1.1Over dit document..........................................................................................................................................................4
2 Algemene veiligheidsmaatregelen5
2.1Over de documentatie....................................................................................................................................................5
2.1.1Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ..........................................................................................5
2.2Voor de installateur ........................................................................................................................................................6
2.2.2Plaats van installatie .......................................................................................................................................7
2.2.3Koelmiddel — in geval van R410A of R32 ...................................................................................................... 11
5.3Over het draadloos netwerk........................................................................................................................................... 21
5.3.1Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van het draadloos netwerk.............................................................. 21
6.3.1De binnenunit plaatsen .................................................................................................................................. 26
6.3.2Een muuropening boren ................................................................................................................................ 31
6.3.3Ingesneden delen verwijderen....................................................................................................................... 31
7.1.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen ......................................................................................................... 35
7.2.1Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen .......................................................................................... 36
7.2.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen ............................................................. 36
7.2.3Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen ................................................................................. 38
7.2.4Richtlijnen voor het buigen van leidingen ..................................................................................................... 38
7.2.5Het uiteinde van een buis verbreden ............................................................................................................ 38
7.2.6De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........................................................................................ 39
8 Elektrische installatie41
8.1Over het aansluiten van de elektrische bedrading ........................................................................................................ 41
8.1.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading........................................................... 41
8.1.2Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading ...................................................................... 42
8.1.3Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading .................................................................. 43
8.2Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit ...................................................................................................... 43
8.3Optionele accessoires aansluiten (gebruikersinterface met kabel, centrale gebruikersinterface, draadloze
9.1Installatie van de binnenunit voltooien.......................................................................................................................... 46
9.2.1Elektrische bedradingskast en klemmenblok sluiten .................................................................................... 46
9.2.2Voorrooster weer aanbrengen....................................................................................................................... 46
9.2.3Voorpaneel weer aanbrengen ....................................................................................................................... 46
10 Configuratie48
10.1Een ander adres instellen ............................................................................................................................................... 48
11.2Checklist voor de inbedrijfstelling .................................................................................................................................. 50
Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar deze
bij te houden om deze later te kunnen raadplegen.
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld om in werkplaatsen, in de lichte industrie en in boerderijen
door deskundige of geschoolde gebruikers gebruikt te worden of, in de handel en in
huishoudens, door niet gespecialiseerde personen.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud, reparaties en gebruikte materialen moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en daarnaast ook met de geldende
wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd. In Europa
en gebieden waar de IEC-normen gelden, is EN/IEC 60335-2-40 de toepasselijke
norm.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid:
- Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
- Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Montagehandleiding binnenunit:
- Installatie-instructies
- Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
- Voorbereiding van de installatie, goede praktijken, referentiegegevens,…
- Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale
Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn
vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale
Daikin-website (publiek toegankelijk).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen
berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbolen gebruikt op de unit:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
SymboolVerklaring
Symbolen gebruikt in de documentatie:
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het
instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de
installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds- en
servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
De unit bevat draaiende onderdelen. Wees voorzichtig bij
servicewerkzaamheden of inspectie van de unit.
Geeft de titel van een afbeelding of een verwijzing ernaar
aan.
Voorbeeld: " 1–3 Titel afbeelding" betekent "Afbeelding 3
in hoofdstuk 1".
Geeft de titel van een tabel of een verwijzing ernaar aan.
2.2 Voor de installateur
2.2.1 Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
Voorbeeld: " 1–3 Titel tabel" betekent "Tabel 3 in
hoofdstuk 1".
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN koelmiddelleidingen, waterleidingen of
interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om
terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken,
draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan
elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en
uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden,
voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikindocumentatie).
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende
handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of
onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen
in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als
schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
VOORZICHTIG
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek
te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van
tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het
product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts om onderhoud
te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
2.2.2 Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is tegen het
gewicht en de trillingen van de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om
waterinsijpeling te voorkomen.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische golven uitzenden.
Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de
apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare gassen (zoals
verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas) geproduceerd wordt.
Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn
dat koelmiddel gaat lekken.
▪ In badkamers.
Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel
WAARSCHUWING: MATIG ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of manieren om het ontdooien te
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan
oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een
werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de
instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Als één of meerdere ruimten via een kanaalsysteem verbonden zijn met de unit,
moet u ervoor zorgen dat:
▪ er geen werkende ontstekingsbronnen zjin (bijvoorbeeld open vuur, een werkend
gastoestel of een werkende elektrische verwarming) als de vloerruimte kleiner is
dan de minimum vloeroppervlakte A (m²);
▪ er geen hulptoestellen, die een potentiële ontstekingsbron kunnen vormen, in
het leidingwerk zijn geïnstalleerd (bijvoorbeeld hete oppervlakken met een
temperatuur van meer dan 700°C en elektrische schakeltoestellen);
▪ in het leidingwerk uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde hulptoestellen
worden gebruikt;
▪ de luchtinlaat EN -uitlaat rechtstreeks op dezelfde kamer zijn aangesloten door
kanaalwerk. Gebruik GEEN ruimten zoals een vals plafond als leiding voor de
luchtinlaat of -uitlaat.
▪ Neem de nodige voorzorgsmaatregelen om overmatig trillen of pulseren op
koelmiddelleidingen te voorkomen.
▪ Beschermende apparatuur, leidingen en fittingen moeten zo goed mogelijke
tegen slechte omgevingseffecten worden beschermd.
▪ Denk eraan dat lange leidingen kunnen uitzetten of krimpen.
▪ Bij het ontwerp en de installatie van leidingen in koelsystemen moet de kans op
hydraulische schokken zo veel mogelijk te beperken.
▪ Binnentoestellen en leidingen moeten stevig gemonteerd en bewaakt worden
zodat zij niet per ongeluk kunnen breken door meubels die worden verplaatst of
door verbouwingen.
VOORZICHTIG
Gebruik GEEN potentiële ontstekingsbronnen bij het zoeken naar of detecteren van
koelmiddellekken.
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen van het koelmiddelsysteem
worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
Vereisten voor de installatieruimte
WAARSCHUWING
Als toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet de vloeroppervlakte van de ruimte
waarin de toestellen worden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijn dan de
minimum vloeroppervlakte zoals bepaald in de tabel onder A (m2). Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het geval van binnenunits met
koelmiddelleksensor, zie de montagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits (bijvoorbeeld: oranjerie,
garage, machineruimte)
▪ Leidingen in ruimtes zonder ventilatie
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade.
▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
Minimum vloeroppervlakte bepalen
1Bepaal de totale koelmiddelvulling in het systeem (= fabrieksvulling
koelmiddel + extra bijgevulde hoeveelheid koelmiddel).
(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage)
(b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
(c) Floor-standing unit (= Vloerunit)
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende
wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal
toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Verlucht de ruimte
onmiddellijk als er koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een
zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ Giftige gassen kunnen vrijkomen wanneer het koelgas in contact komt met vuur.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil afpompen en er zit een lek in
het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de unit die al het koelmiddel
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de compressor van de unit NIET
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik
een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik
stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om te voorkomen dat de
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden geopend, MOET het koelmiddel
uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding
en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor
terechtkomt.
moet draaien.
compressor defect geraakt.
worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas
koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een
vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en ontploffing van de compressor omdat er
zuurstof in de compressor terechtkomt terwijl deze aan het werken is.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden. Daarop staan
het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige systemen moeten,
afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel
worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort koelmiddel
bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te
beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
Vul bij met rechtopstaande fles.
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten
staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven staande
fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in gasvormige fase
toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet
u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET
onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de
resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
2.2.5 Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt,
ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer,
bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheidsen milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU-richtlijn 98/83EC.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
2.2.6 Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel de elektrische voeding volledig UIT vooraleer u het deksel van de
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 10 minuten uit en meet de spanning
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te
schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze
schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact
van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen
aanraakt.
aan de aansluitklemmen van de condensatoren van de hoofdkring of elektrische
onderdelen vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET minder dan
50 VDC zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het
bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het product meegeleverd
bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze NIET met leidingen of
scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik NOOIT een elektrische
voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat het gevaar dat iemand een
elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of deze met de inverter
compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
▪ Bij het aansluiten van de voeding: sluit eerst de aardingskabel aan vóór de
stroomvoerende draden worden aangesloten.
▪ Bij het losmaken van de voeding: maak eerst de stroomvoerende draden los vóór
de aarding wordt losgemaakt.
▪ De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de
klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten
vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken
van de trekontlasting.
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op de klemmenstrook voor de
voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte, volgt u de aanwijzingen in de
bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze stevig aan, borg ze
vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het vastdraaien van de schroeven
van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van televisietoestellen en
radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat
een afstand van 1m soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle elektrische onderdelen en
aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een
AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat
aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een
beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te
laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
3 | Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de
installateur
Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na.
Installatie van de unit (zie "6Installatie van de unit"[423])
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
VOORZICHTIG
Gebruik bij muren met een metalen frame of een metalen plaat een in de muur
ingebedde leiding en een muurafdekplaat in de doorvoeropening om schade door
hitte, elektrische schokken of brand te voorkomen.
Installatie van de leidingen (zie "7Installatie van de leidingen"[435])
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik de flaremoer die op de unit is bevestigd.
▪ Om gaslekken te voorkomen, brengt u koelmachine-olie aan op alleen de
binnenkant van de verbreding. Gebruik koelmachine-olie voor R32.
▪ Hergebruik GEEN verbindingen.
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde van de koelmiddelleiding.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn levensduur te kunnen
garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik nieuwe getrompte buizen om
ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden meegeleverd. Andere
getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
3 | Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien uitgevoerd worden en MOET
voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle elektrische constructies MOETEN
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de
apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat deze NIET in contact
kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels
en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter
bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan
ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding van minstens 3 mm om
het contact volledig te verbreken onder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn
servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen
om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
WAARSCHUWING
Sluit de elektrische voeding NIET aan op de binnenunit. Dit kan een elektrische schok
of brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik GEEN lokaal aangekochte elektrische onderdelen binnenin het product.
▪ Tak de elektrische voeding niet af voor de afvoerpomp, etc. van het
klemmenblok. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Houd de bedrading tussen de units uit de buurt van koperen leidingen die niet
thermisch geïsoleerd zijn aangezien dergelijke leidingen heel warm worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
4 | Over de doos
2×1×
1×2×1×1×1×
2×
1×
1×
1×2×
jkli
edbcaf
h
g
4 Over de doos
4.1 Binnenunit
4.1.1 De binnenunit uitpakken
4.1.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
1Verwijder de accessoires op de bodem van de verpakking. Een extra SSID-
klever is voorzien op de unit.
a Montagehandleiding
b Gebruiksaanwijzing
c Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
d Montageplaat (bevestigd op de unit)
e Titaniumapatiet luchtzuiveringsfilter
f Afvoerslang
g Isolatiedeel
h Gebruikersinterface
k Extra SSID-klever (op de unit)
i Houder gebruikersinterface
j Droge AAA.LR03-batterij (alkaline) voor gebruikersinterface
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
De volgende symbolen kunnen voorkomen op de binnenunit:
SymboolVerklaring
Meet de spanning aan de aansluitklemmen van de condensatoren
van de hoofdkring of elektrische onderdelen vooraleer u een
onderhoud uitvoert.
5.2 Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden
om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Buitentemperatuur–10~46°Cdroge bol–15~24°Cdroge bol
Binnentemperatuur18~32°Cdroge bol
Binnenvochtigheid≤80%
(a)
(b)
a Binnenunit
b Afvoerleidingen
c Koelmiddelleiding (gas en vloeistof)
d Buitenunit
In combinatie met buitenunit RXM25~50, 2MXM40+50, 3MXM40+52
Koelen en drogen
(a)(b)
Verwarmen
(a)
–15~18°Cnatte bol
10~30°Cdroge bol
14~23°Cnatte bol
(b)
Een beveiliging kan het systeem stilleggen als de unit buiten het bedrijfsbereik wordt
gebruikt.
Condensatie en druppelend water kunnen voorkomen als de unit buiten het bedrijfsbereik
wordt gebruikt.
—
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
In combinatie met buitenunit RXTP25+35
Koelen en drogen
(a)(b)
Verwarmen
(a)
Buitentemperatuur–10~46°Cdroge bol–25~24°Cdroge bol
6.3.1De binnenunit plaatsen .......................................................................................................................................... 26
6.3.2Een muuropening boren ........................................................................................................................................ 31
6.3.3Ingesneden delen verwijderen .............................................................................................................................. 31
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt.
Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt
geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
6 | Installatie van de unit
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te
kunnen dragen.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
6.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken in de
"2Algemene veiligheidsmaatregelen"[45].
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken
afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die
een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie
dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet
worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste
afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van televisietoestellen en
radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat
een afstand van 1m soms niet.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 | Installatie van de unit
≤60
(65)
≤27°
(mm)
≥467
≥50≥50
AB
(105)
≤60
▪ Fluorescentielampen. Let op de volgende punten voor de installatie van een
draadloze gebruikersinterface in een kamer met fluorescentielampen:
- Installeer de draadloze gebruikersinterface zo dicht mogelijk bij de binnenunit.
- Installeer de binnenunit zo ver mogelijk van de fluorescerentielampen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade kan
veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar het werkingsgeluid of de warme/koude lucht van de unit
geen overlast veroorzaakt.
▪ Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd wordt.
▪ Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Muurisolatie. Wanneer de temperatuur in de muur hoger is dan 30°C en er een
relatieve vochtigheid van meer dan 80% heerst, of wanneer er verse lucht in de
muur wordt geleid, is er extra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een dikte
van minstens 10mm).
▪ Sterkte van de muur of de vloer. Controleer of de muur of de vloer sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te dragen. Als er een risico is, verstevig de muur of
de vloer dan alvorens de unit te installeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de lucht. Plastic
onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken
veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze
plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de lucht. Plastic
onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken
veroorzaken.
▪ Op een plaats waar de unit aan rechtstreeks zonlicht wordt blootgesteld.
▪ In badkamers.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het geproduceerd
geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Afstand. Let op de volgende vereisten:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
A Vooraanzicht
B Zijaanzicht
▪ Installeer de unit niet meer dan 60mm boven de vloer.
C Bovenaanzicht
a Schroefgat 6×
b Plaats opening leidingen links achter
c Plaats opening leidingen rechts achter
d Plaats opening leidingen links/rechts
e Plaats opening leidingen links onder
f Plaats opening leidingen rechts onder
1Boor een gat in de muur, afhankelijk van waar de leidingen naar buiten
worden geleid. Zie "6.3.2Een muuropening boren"[431].
f Plaats opening leidingen links/rechts
g Plaats opening leidingen links onder
h Plaats opening leidingen rechts onder
6Maak de montageplaat tijdelijk vast op de muur.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
7Controleer of de montageplaat waterpas is.
8Markeer het middelpunt van de boorpunten op de muur.
9Maak de montageplaat met 5 schroeven M4×25L (lokaal te voorzien) vast op
de muur.
10 Boor een gat in de muur, afhankelijk van waar de leidingen naar buiten
worden geleid. Zie "6.3.2Een muuropening boren"[431].
11 Open het voorpaneel en verwijder het voorrooster (zie "6.2 Binnenunit
openen"[425]).
12 Verwijder de ingesneden delen met een kniptang. Zie "6.3.3Ingesneden delen
verwijderen"[431].
13 Verwijder het ingesneden deel in het onderframe indien nodig voor de
23 Wanneer de installatie beëindigd is, breng het voorpaneel en het voorrooster
Ø65
a
b
c
a
c
d
d
b
weer aan.
6.3.2 Een muuropening boren
1Boor een naar buiten aflopende doorvoeropening van 65mm in de muur.
2Breng een ingebedde muurbuis aan in de opening.
3Breng in de muurbuis een muurafdekplaat aan.
6 | Installatie van de unit
VOORZICHTIG
Gebruik bij muren met een metalen frame of een metalen plaat een in de muur
ingebedde leiding en een muurafdekplaat in de doorvoeropening om schade door
hitte, elektrische schokken of brand te voorkomen.
OPMERKING
Dicht de openingen rond de leidingen af met afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien)
om waterlekken te voorkomen.
a In de muur ingebedde buis
b Stopverf
c Deksel muuropening
4Vergeet niet om de spleet af te dichten met stopverf na het voltooien van de
bedrading, koelmiddel- en afvoerleidingen.
6.3.3 Ingesneden delen verwijderen
Voor leidingen langs de zijkant (links/rechts) en de onderkant (links/rechts) moeten
de ingesneden delen worden verwijderd. Verwijder de ingesneden delen waar de
leidingen naar buiten worden geleid.
a Onderste frame
b Ingesneden deel voor leidingen aan de zijkant op het voorrooster (idem aan de andere kant)
c Ingesneden deel voor leidingen aan de zijkant op het onderframe (idem aan de andere kant)
d Ingesneden deel voor leiding langs onderkant
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de volledige
d
1×
c
a
b
100
a
≥50
220
150
100
(mm)
c
d
b
a
afvoerleiding in het gebouw.
Afvoerleiding aansluiten op de binnenunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken veroorzaken en schade
berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
1Duw de afvoerslang (accessoire) zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding en maak ze vast met 1 schroef (accessoire).
6 | Installatie van de unit
a Lekbak
b Afvoeraansluiting
c Afvoerslang (accessoire)
d Schroef (accessoire)
2Controleer op waterlekken (zie "Controle op waterlekken"[433]).
3Isoleer de aansluiting van de afvoerleiding binnen en de afvoerleiding met
≥10mm isolatiemateriaal om condensatie te voorkomen.
4Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang. Steek de afvoerslang ≥50mm in
de afvoerleiding zodat zij er niet uit kan worden getrokken.
a Afvoerslang (accessoire)
b Vinylchloride afvoerleiding (VP-30) (lokaal te voorzien)
c Verloopstuk (lokaal te voorzien)
d Vinylchloride afvoerleiding (VP-20) (lokaal te voorzien)
7.1.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen ................................................................................................................. 35
7.2.1Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen .................................................................................................. 36
7.2.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen..................................................................... 36
7.2.3Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen......................................................................................... 38
7.2.4Richtlijnen voor het buigen van leidingen ............................................................................................................. 38
7.2.5Het uiteinde van een buis verbreden .................................................................................................................... 38
7.2.6De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten................................................................................................ 39
7.1 De koelmiddelleidingen voorbereiden
7.1.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken in de
"2Algemene veiligheidsmaatregelen"[45].
7 | Installatie van de leidingen
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel.
Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
INFORMATIE
Extra koelmiddel is NIET toegelaten bij een combinatie van een 3MXM40N8- of
3MXM52N8-buitenunit met - en/of -binnenunits. De totale leidinglengte MOET
≤30m zijn.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de fabricage
worden gebruikt, mogen niet meer dan 30mg/10m bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de buitenunits:
KlasseBuitendiameter leiding (mm)
25+35Ø6,4Ø9,5
50Ø6,4Ø12,7
Materiaal koelmiddelleidingen
VloeistofleidingGasleiding
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
- met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en 0,052 W/mK
(0,035 en 0,045kcal/mh°C)
- bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie
"PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
Buitendiameter leiding
Binnendiameter isolatie
(Øp)
6,4mm (1/4")8~10mm≥10mm
9,5mm (3/8")12~15mm≥13mm
12,7mm (1/2")14~16mm≥13mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt,
moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik zijn om condensatie aan de
oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
7.2 De koelmiddelleiding aansluiten
7.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Isolatiedikte (t)
(Øi)
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
- Buigen van leidingen
- Leidinguiteinden optrompen
- Gebruik van de afsluiters
7.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
▪ Voorbereiding
▪ Gebruik de flaremoer die op de unit is bevestigd.
▪ Om gaslekken te voorkomen, brengt u koelmachine-olie aan op alleen de
binnenkant van de verbreding. Gebruik koelmachine-olie voor R32.
▪ Hergebruik GEEN verbindingen.
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde van de koelmiddelleiding.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn levensduur te kunnen
garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het aangewezen koelmiddel in de
koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv. manometers voor het
verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R32-installaties bedoeld is, zodat het de
druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in
het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar verbreed uiteinde NIET aan
mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende tabel om te vermijden dat
vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding
gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd
de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
37
7 | Installatie van de leidingen
a
b
c
d
R=
0.4~0.8
±2
45°
90°
±2
ØA
ab
7.2.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie wanneer u
een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer
stevig vast te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel om deze moer aan
te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren
en lekken.
a Momentsleutel
b Moersleutel
c Leidingverbinding
d Flaremoer
Leidingmaat (mm)Aanhaalmoment
Ø6,415~178,7~9,1
Ø9,533~3912,8~13,2
Ø12,750~6016,2~16,6
7.2.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht
mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40mm bedragen of meer zelfs).
7.2.5 Het uiteinde van een buis verbreden
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik nieuwe getrompte buizen om
ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden meegeleverd. Andere
getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
(N•m)
Flareafmetingen
(A) (mm)
Flarevorm (mm)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
38
1Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder.
2Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar beneden
3Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op de leiding.
4Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond op de
volgende afbeelding.
Flaregereedschap voor
R32 (koppelingstype)
A0~0,5mm1,0~1,5mm1,5~2,0mm
5Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken vertonen.
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.
7.2.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten
WAARSCHUWING: MATIG ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk. Minimum is 3m.
Conventioneel flaregereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
1Sluit de koelmiddelleiding met flareverbindingen aan op de unit.
2Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
a Gasleiding
b Isolatie gasleiding
c Vloeistofleiding
d Isolatie vloeistofleiding
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd. Blote leidingen kunnen
condensatie veroorzaken.
3Sluit het ingesneden deel op het koelmiddelleidingaansluiting af met tape
(lokaal te voorzien). Zorg ervoor dat alles goed afgedicht is.
4Draai de isolatie (accessoire) rond het ingesneden deel en het uiteinde van de
isolatie van de aangesloten koelmiddelleiding. Zorg ervoor dat alles goed
afgedicht is.
8.1Over het aansluiten van de elektrische bedrading ................................................................................................................ 41
8.1.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading .................................................................. 41
8.1.2Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading .............................................................................. 42
8.1.3Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading .......................................................................... 43
8.2Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit .............................................................................................................. 43
8.3Optionele accessoires aansluiten (gebruikersinterface met kabel, centrale gebruikersinterface, draadloze adapter,
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de
apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat deze NIET in contact
kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels
en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter
bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan
ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding van minstens 3 mm om
het contact volledig te verbreken onder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn
servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen
om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
WAARSCHUWING
Sluit de elektrische voeding NIET aan op de binnenunit. Dit kan een elektrische schok
of brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik GEEN lokaal aangekochte elektrische onderdelen binnenin het product.
▪ Tak de elektrische voeding niet af voor de afvoerpomp, etc. van het
klemmenblok. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
Houd de bedrading tussen de units uit de buurt van koperen leidingen die niet
thermisch geïsoleerd zijn aangezien dergelijke leidingen heel warm worden.
8.1.2 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading
Uitgebreide handleiding voor de installateur
42
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog op het
uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en
maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
1Nadat de afvoerleiding, koelmiddelleiding en elektrische bedrading klaar zijn.
Draai isolatietape rond de koelmiddelleidingen en de doorverbindingskabel.
Laat de tape bij elke omwikkeling minstens de helft van de breedte
overlappen.
a Verbindingskabel
b Gasleiding
c Isolatie gasleiding
d Isolatietape
e Vloeistofleiding
f Isolatie vloeistofleiding
2Voer de leidingen door de muuropening en dicht de gaten af met stopverf.
3Verwijder de beschermingsfilm van het Daikin-Eye.
INFORMATIE
Verwijder de beschermingsfilm voorzichtig om schade aan de klever eronder te
voorkomen.
9.2 De binnenunit sluiten
9.2.1 Elektrische bedradingskast en klemmenblok sluiten
1Haak de elektrische bedradingskast op de 2 tabs, sluit ze en maak ze vast met
1 schroef.
2Breng het voorste metalen deksel weer aan en maak het vast met de schroef.
3Sluit bevestigingsplaat van de sensor.
9.2.2 Voorrooster weer aanbrengen
1Plaats het voorrooster terug.
2Maak het voorrooster vast met de 4 schroeven en 4 tabs.
9.2.3 Voorpaneel weer aanbrengen
1Breng het voorpaneel in de groeven van de unit (3 plaatsen) en maak het
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het
systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2Het systeem testen.
Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde punten. Sluit de
unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit nadat u ze gesloten hebt.
U leest de volledige installatie-instructies, zoals beschreven in de uitgebreide handleidingvoor de installateur.
De binnenunits zijn goed geïnstalleerd.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET belemmerd is door papier, karton
of iets anders.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch geïsoleerd.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed
aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit document
geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de
unit.
De vermelde kabels worden gebruikt voor de doorverbindingskabel.
De binnenunit ontvangt de signalen van de gebruikersinterface.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in
de schakelkast.
De isolatieweerstand van de compressor is OK.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
50
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of
buitenunit gedrukt worden.
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg
ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar
deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker
dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding
beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te bedienen en wat
er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en
het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor
hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale
Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin
Business Portal (authenticatie vereist).
Voor gebruikte onderdelen en nummering, zie het bedradingsschema op de unit.
De onderdelen zijn genummerd met Arabische cijfers in oplopende volgorde en
wordt in het overzicht hieronder aangegeven door "*" in de onderdeelcode.
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te
installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen,
wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product
of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren
of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en
het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
15 | Verklarende woordenlijst
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing
waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden
gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde
toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing)
dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met
het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met
het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product
volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd
mogen worden.