Merk a.u.b. de volgende belangrijke informatie op alvorens dit product te gebruiken.
• Voordat u de los verkrijgbare AD-12 netadapter in gebruik neemt dient u eerst te controleren dat
hij niet beschadigd is. Check het netsnoer zorgvuldig op breuken, barsten, ontblootte bedrading en
andere ernstige beschadigingen. Laat kinderen nooit een netadapter gebruiken die ernstig
beschadigd is.
• Probeer nooit de batterijen op te laden.
• Gebruik geen oplaadbare batterijen.
• Gebruik nooit oude en nieuw batterijen door elkaar.
• Gebruik altijd de aanbevolen batterijen of een gelijkwaardig type.
• Zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve (–) kant van de batterijen in de juiste richting wijzen
zoals aangegeven bij het batterijvak.
• Vervang batterijen zo snel mogelijk als ze tekenen geven dat ze uitgeput zijn.
• Laat de batterij-aansluitingen nooit kortsluiting maken.
• Dit product is niet bedoeld voor kinderen onder drie jaar.
• Gebruik enkel de CASIO AD-12 netadapter.
• De netadapter is geen stuk speelgoed.
• Haal de netadapter altijd uit het stopcontact voordat u dit product schoon maakt.
Dit merkteken is alleen van toepassing in de landen binnen de EU.
CASIO Europe GmbH
Bornbarch 10, 22848 Norderstedt, Germany
Page 3
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid
Gefeliciteerd met uw selectie van dit CASIO
elektronische muziekinstrument.
• Lees de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing
aandachtig door voordat u dit instrument gebruikt.
• Bewaar alle documentatie op een veilige plaats voor
latere naslag.
Symbolen
Er zijn verschillende symbolen gebruikt in deze
gebruiksaanwijzing en op het product zelf om er zeker
van te zijn dat het product veilig en op de juiste wijze
gebruikt wordt en om zowel letsel bij de gebruiker en
andere personen alswel schade aan eigendommen te
voorkomen. Deze symbolen met hun betekenis
worden hieronder getoond.
GEVAAR
Dit symbool duidt informatie aan die indien zij
genegeerd of onjuist toegepast wordt, het gevaar
op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee
brengen.
WAARSCHUWING
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op
ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen
als het toestel onjuist bediend wordt en deze
aanduiding genegeerd.
Voorbeelden van symbolen
Deze driehoek () wijst erop dat de
gebruiker voorzichtigheid dient te
betrachten. (Het voorbeeld links duidt op
een waarschuwing t.a.v. elektrische
schokken.)
Deze cirkel met een lijn erdoor (
erop dat de aangegeven handeling niet
uitgevoerd dient te worden. Deze
handelingen zijn in het bijzonder
verboden binnen deze aanduiding of in
de buurt van het symbool. (Het voorbeeld
links geeft aan dat demonteren verboden
is.)
De zwarte stip (
aangegeven handeling uitgevoerd dient
te worden. Aanduidingen binnen dit
symbool zijn handelingen die specifiek
uitgevoerd dienen te worden. (Het
voorbeeld links geeft aan dat de netstekker
uit het stopcontact getrokken dient te
worden.)
) geeft aan dat de
) wijst
VOORZICHTIG
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op
letsel of de kans op schade met zich mee brengen
als het toestel onjuist bediend wordt en deze
aanduiding genegeerd.
D-1
Page 4
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
GEVAAR
Alkaline batterijen
Voer de volgende stappen onmiddellijk uit
als vloeistof uit de alkaline batterij ooit in
uw ogen mocht komen.
1. WRIJF NIET IN UW OGEN ! Spoel ze
met water.
Neem onmiddellijk contact op met een arts.
2.
U kunt uw gezichtsvermogen verliezen
mocht de vloeistof van de alkaline batterij
in uw ogen blijven zitten.
WAARSCHUWING
Rook, vreemde geur, oververhitting
Als u het product blijft gebruiken terwijl
het rook, een vreemde geur of hitte afgeeft,
kan dit het risico op brand en elektrische
schok met zich meebrengen. Volg
onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor
stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Netadapter
● Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok
met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht neemt.
Let erop dat u alleen de netadapter gebruikt
•
die voor dit product gespecificeerd is.
• Gebruik enkel een voedingsbron
waarvan de spanning (het voltage)
overeenkomt met de op de netadapter
aangegeven waarde.
• Belast stopcontacten en verlengsnoeren
niet te veel.
● Onjuist gebruik van het netsnoer van de
netadapter kan het beschadigen of breken
met het risico op brand en elektrische
schok. Zorg ervoor dat u altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
• Plaats nooit zware voorwerpen op het
snoer en stel het niet bloot aan hitte.
• Knutsel nooit aan het snoer en stel het
niet bloot aan overmatig buigen.
• Draai het snoer niet en trek er nooit aan.
• Mocht het netsnoer of de netstekker
beschadigd raken, neem dan contact
op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
● Raak de netadapter nooit aan terwijl uw
handen nat zijn.
Hierdoor kunt u een elektrische schok
oplopen.
● Gebruik de netadapter waar deze niet
nat kan worden. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich
mee.
● Plaats geen vaas of andere bak met
vloeistof bovenop de netadapter. Water
breng het risico op brand en elektrische
schok met zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de
batterijen gaan lekken hetgeen schade kan
toebrengen aan voorwerpen in de buurt of
een explosie veroorzaken, hetgeen het risico
op brand en persoonlijk letsel met zich
meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
neemt.
• Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen
en laat ze nooit kortsluiting maken.
• Stel batterijen nooit bloot aan hitte en
doe ze nooit van de hand door ze te
verbranden.
• Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit
door elkaar.
• Gebruik verschillende types batterijen
nooit door elkaar.
• Laad de batterijen nooit op.
• Zorg ervoor dat de positieve (+) en
negatieve (–) kant van de batterijen in de
juiste richting wijzen.
Verbrand het product nooit.
Gooi het product nooit in vuur.
Hierdoor kunnen ze ontploffen, hetgeen het
risico op brand en persoonlijk letsel met
zich meebrengt.
Water en vreemde voorwerpen
Mocht water, andere vloeistoffen of
vreemde voorwerpen (zoals metalen
voorwerpen) het toestel binnendringen dan
brengt dat het risico op brand en elektrische
schok met zich mee. Volg onmiddellijk de
volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor
stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
D-2
Page 5
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Demonteren en knutselen
Haal dit product nooit uit elkaar en knutsel
er niet aan. Dit brengt het risico op
elektrische schok, brandwonden en ander
lichamelijk letsel met zich mee. Laat alle
interne controles, bijstellingen en
onderhoud over aan de oorspronkelijke
winkelier of aan een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Laten vallen en stoten
Gebruikt u het product nadat het
beschadigd werd doordat u het heeft laten
vallen of doordat er tegen werd gestoten
dan brengt dat het risico op brand en
elektrische schok met zich mee. Volg
onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor
stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO
onderhoudsleverancier.
Plastic zakken
Plaats de plastic zak waarin het product
geleverd wordt nooit over uw hoofd of in
uw mond. Dit brengt het risico op
verstikking met zich mee.
Deze voorzorgsmaatregel verdient
natuurlijk speciale aandacht bij de
aanwezigheid van kinderen.
Klim niet bovenop het product zelf of op de standaard.
Door op het product of de standaard te
klimmen kan het omvallen of beschadigd
raken. Deze voorzorgsmaatregel verdient
natuurlijk speciale aandacht bij de
aanwezigheid van kinderen.
Plaatsing
Vermijd plaatsing van het product op een
instabiele standaard, op een oneffen
ondergrond of op een andere instabiele
plaats. Een instabiele plaats kan er toe leiden
dat het product omvalt, hetgeen het risico
op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
VOORZICHTIG
Netadapter
● Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok
met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht neemt.
• Leg het netsnoer nooit in de buurt van een
kachel of andere hittebron.
• Trek nooit aan het snoer om het product los
te koppelen van het stopcontact. Pak altijd
de netadapter zelf beet om deze uit het
stopcontact te trekken.
● Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok
met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht neemt.
• Steek de netadapter zover mogelijk in het
stopcontact.
• Trek de netadapter uit het stopcontact
tijdens onweersbuien of voordat u op
vakantie gaat of bij langdurige afwezigheid.
• Trek de netadapter minstens eens per jaar
uit het stopcontact en veeg eventueel stof
weg dat zich rond de stekers van het
apparaat heeft opgehoopt.
Verhuizen van het product
Voordat u het product verhuist of ergens
anders neerzet, dient u altijd eerst de
netadapter uit het stopcontact te halen en
alle andere kabels en aansluitsnoeren los te
*
maken. Als snoeren toch aangesloten
gehouden worden, dan brengt dit het risico
op schade aan de snoeren, brand en
elektrische schok met zich mee.
Reinigen
Voordat u het product reinigt, dient u altijd
eerst de netadapter uit het stopcontact te
halen. Als de netadapter aangesloten blijft,
dan brengt dit het risico op schade aan de
snoeren, brand en elektrische schok met
zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de
batterijen gaan lekken hetgeen schade kan
toebrengen aan voorwerpen in de buurt of
een explosie veroorzaken, hetgeen het risico
op brand en persoonlijk letsel met zich
meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
neemt.
• Gebruik enkel batterijen die gespecificeerd zijn
voor gebruik met dit product.
• Verwijder de batterijen als u het product voor
langere tijd niet gaat gebruiken.
D-3
Page 6
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Aansluitingen
Sluit enkel de gespecificeerde toestellen en
apparatuur aan op de aansluitingen van
dit product. Het aansluiten van een nietgespecificeerd toestel brengt het risico op
brand en elektrische schok met zich mee.
Plaatsing
Vermijd de volgende plekken om dit
product te plaatsen. Dergelijke plaatsen
brengen het risico op brand en elektrische
schok met zich mee.
• Plaatsen die blootstaan aan overmatige
vochtigheid en grote hoeveelheden stof
• Op plaatsen waar voedsel wordt bereid of op
andere plekken die blootstaan aan vettige rook
• In de buurt van een airconditioner, op een
verwarmd tapijt, op plaatsen in het directe
zonlicht, in een voertuig dat in de zon
geparkeerd staat of op een andere plaats die
het product aan hoge temperaturen blootstelt.
Displayscherm
• Druk of stoot nooit sterk tegen het LCD paneel
van het scherm. Hierdoor kan het glas van het
LCD paneel breken, hetgeen de kans op
persoonlijk letsel met zich meebrengt.
• Mocht het LCD paneel toch onverhoeds breken
of barsten, raak dan in geen geval de vloeistof
binnenin het paneel aan. Deze LCD paneel
vloeistof kan namelijk huidirritatie
veroorzaken.
• Mocht vloeistof van het LCD paneel
onverhoeds in uw mond komen, spoel dan
onmiddellijk met water en neem contact op
met een arts.
• Mocht vloeistof van het LCD paneel
onverhoeds in ogen of op uw huid komen,
spoel dan onmiddellijk voor minstens 15
minuten met water af en neem contact op met
een arts.
Juist monteren van de standaard*.
Als de standaard niet juist gemonteerd is,
kan hij overhellen en omvallen, hetgeen het
risico op persoonlijk letsel met zich
meebrengt.
Zorg ervoor dat u de standaard op de juiste
wijze monteert door de meegeleverde
aanwijzingen zorgvuldig op te volgen. Let
er ook op dat het product goed op de
standaard gezet is.
* De standaard is los verkrijgbaar als optie.
BELANGRIJK!
Vervang de batterijen of gebruik de AC adapter wanneer
de volgende symptomen optreden.
• Zwak brandende stroomindicator
• Het instrument kan niet worden ingeschakeld
•
Wanneer de display knippert, donker of moeilijk af te lezen is
• Abnormaal laag luidspreker-/hoofdtelefoonvolume
• Vervorming van het geluid
• Af en toe onderbreken van geluid tijdens weergave bij
een hoog volume
• Plotseling uitvallen van de stroom tijdens weergave bij
een hoog volume
• Knipperen of donker worden van de display tijdens
weergave bij een hoog volume
• Geluid blijft klinken zelfs na loslaten van de toetsen
• Een toon die totaal verschilt van de toon die u instelde
• Abnormale weergave van het ritmepatroon en
demonstratiemelodieën
• Uitvallen van stroom, geluidsvervorming of laag volume
bij spelen via een aangesloten computer of een extern
toestel
• Plotseling uitvallen van de spanning tijdens het lezen van
of schrijven naar een extern opslagmedium
Geluidsniveau
Luister niet voor langere tijd bij een hoog
volume. Deze voorzorgsmaatregel dient
bijzondere aandacht bij het gebruik van een
hoofdtelefoon. Een hoog geluidsniveau kan
uw gehoor beschadigen.
Zware voorwerpen
Plaats nooit zware voorwerpen bovenop
dit product.
Hierdoor kan het product topzwaar worden
waardoor het overhelt of omvalt, hetgeen
het risico op persoonlijk letsel met zich
meebrengt.
D-4
Page 7
Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van dit CASIO muziekinstrument. Dit keyboard geeft u de volgende kenmerken en functies.
❐ 620 tonen bevatten rijke, geavanceerde tonen
Er is een totaal van 400 geadvanceerde tonen die geprogrammeerd zijn met DSP tonen om ze rijker en krachtiger te maken.
Geadvanceerde tonen zoals Stereo Piano en Tremolo Electric Piano versterken de Piano en Electric Piano tonen om een totaal
nieuw geluid te creëren.
❐ 50 Trekstaaforgeltonen
Naast de 620 standaard tonen, bevat het keyboard tevens 50 realistische trekstaaforgeltonen. Trekstaaforgeltonen kunnen m.b.v.
negen digitale trekstaven worden gestuurd. U kunt ook percussie of toetsklikken selecteren en daarbij zelfs de parameters van
voorkeuzetonen bewerken en maximaal 100 originele tonen opslaan in het gebruikerstoongeheugen.
❐ Flash-geheugen
Het ingebouwde flash-geheugen laat u om uw selectie van tonen en ritmes uit breiden door data te downloaden vanaf de CASIO
MUSIC SITE of via de CD-ROM die meegeleverd wordt met het keyboard. U kunt ook maximaal 200 muziekbestanden in het
SMF format opslaan voor weergave.
❐ PIANO SETTING toets
Door indrukken van deze toets worden de instellingen van het keyboard geoptimaliseerd voor spelen op de piano.
❐ 166 voorkeuzeritmes + 16 gebruikersritmes
De selectie van 166 ritmes bevat begeleidingen voor alles van rock tot pops en jazz.
U kunt begeleidingsdata ook oversturen vanaf uw computer en daarvan maximaal 16 opslaan als gebruikersritmes in het
keyboardgeheugen.
❐ Automatische begeleiding
Speel eenvoudigweg een akkoord en de corresponderende ritme-, bas- en akkoorddelen worden automatisch gespeeld. Een-toets
voorkeuze roept onmiddellijk de meest geschikte toon en tempo-instellingen op die passen bij het ritme dat u gebruikt.
❐ Grote display vol met informatie
Een grote ingebouwde display toont akkoordnamen, tempo-instellingen, toetsenbordinformatie, noten die gespeeld zijn volgens
de notenbalk en nog meer om alle aspecten van spelen op het keyboard volledig te ondersteunen. Een ingebouwd achtergrondlicht
houd de display goed leesbaar zelfs in het totale duister.
❐ Melodiegeheugen
Neem maximaal 6 delen op in het geheugen samen met toon, volume, linker/rechter weergave en andere parameters bij weergave
worden verkregen. Realistische weergave van een ensemble kan worden gecreëerd m.b.v. de automatische begeleidingsfunctie.
❐ Synthesizerfunctie
Bewerk ingebouwde klanken om uw eigen originele creaties te produceren. Maximaal 120 van uw eigen klanken kunnen opgeslagen
worden in het geheugen om te worden opgeroepen, op precies dezelfde wijze als bij ingebouwde tonen.
❐ Standaard MIDI compatibiliteit
De standaard MIDI functie staat aansluiting op een persoonlijke computer toe om “desktop muziek” mogelijkheden volledig uit
te buiten. Dit keyboard kan gebruikt worden als een desktop muziekinvoertoestel of klankbron en het is bijzonder geschikt voor
weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde standaard MIDI muziek software.
D-5
Page 8
Inleiding
❐ Krachtige effecten
Een collectie krachtige effecten, zoals DSP, nagalm, zweving en andere effecten geven u controle over het type geluid dat u wenst.
U kunt zelfs de parameters van een effect veranderen om uw eigen originele effecten te creëren. Er is tevens een 4-banden equalizer
ingebouwd.
❐ USB poort
Een USB poort voorziet in een snelle en gemakkelijke aansluiting op een computer.*
* Merk op dat u een los verkrijgbare USB kabel (A-B type) nodig heeft voor aansluiting op een computer via de USB poort.
❐ Mixer
U kunt toon, volume, stereo-positie en andere parameters instellen voor elk ingebouwd automatisch begeleidingsgedeelte. U
kunt ook dezelfde parameters sturen voor elk kanaal tijdens het invoeren van MIDI signalen.
❐ Registratiegeheugen
Keyboard instellingen kunnen in het geheugen worden opgeslagen voor latere oproep en onmiddellijke instelling op het moment
dat u ze nodig heeft. Maximaal 32 instellingen (4 instellingen × 8 banken) kunnen in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
❐ Software om data te downloaden van uw computer (Internet Data Expansion System)
U kunt uw computer gebruiken voor het dowloaden van data van de CASIO MUSIC SITE.
❐ SD geheugenkaartgleuf
Er is een SD geheugenkaartgleuf om het overdragen te vereenvoudigen van data vanaf een computer en om grote hoeveelheden
data op te slaan die u kunt oproepen wanneer u deze nodig heeft. U kunt ook een kaart laden met een standaard MIDI bestand
(SMF) en deze via het keyboard weergeven.
❐ Ingebouwde floppy disk-drive (alleen bij model WK-3800)
Sla originele tonen of melodieën op die u creëerde met het melodiegeheugen op naar een diskette voor langdurig opslaan. U kunt
tevens een diskette laden met een standaard MIDI bestand (SMF) en deze via het keyboard weergeven.
Gebruiken van de afzonderlijke appendix
Telkens wanneer u het symbool
betekent dit dat u dient te verwijzen naar de afzonderlijke Appendix.
De letters A tot en met H geven het gedeelte van de Appendix aan naar waar u
dient te verwijzen.
Appendix
in deze gebruiksaanwijzing ziet,
D-6
Page 9
Inhoudsopgave
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid.... D-1
Inleiding ................................. D-5
Algemene gids..................... D-10
Bevestigen van de partlituurstandaard ...
Spelen van een demonstratiemelodie .... D-12
D-11
Stroomvoorziening ............. D-14
Werking op batterijen ............................. D-14
Gebruik van de netadapter .................... D-15
Invoeren van Karakters .......................... D-94
Foutlezingen bij SD geheugenkaarten ... D-95
Foutlezingen bij de disk-drive
(alleen bij model WK-3800) .................... D-96
Merk- en productnamen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
kunnen geregistreerde handelsmerken van
anderen zijn.
B
D-9
Page 12
Algemene gids
1273654
8C0
MM
9
AB
*1
I
J
FDGHE
KL
QNOP
*2
*3
D-10
SRU
YZ[\]
T
VWX
ab
_
c
Page 13
OPMERKING
• In de afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing wordt de WK-3800 gebruikt.
Algemene gids
1 Spanningstoets (POWER)
2 Spanningsindicator
3 Functietoets (MODE)
4 Effecttoets (EFFECT)
5 Synthesizertoets (SYNTH)
6 Mixertoets (MIXER)
7 Transpositie-/functietoets (TRANSPOSE/FUNCTION)
8 Hoofdvolumeregelaar (MAIN VOLUME)
9 Eéntoetsvoorkeuzetoets (ONE TOUCH PRESET)
0 Begeleidingsvoluemetoets (ACCOMP VOLUME)
A Melodiegeheugentoets (SONG MEMORY)
B 쎲WK-3800
Disk-/kaarttoets (DISK/CARD)
쎲WK-3300/WK-8000
Kaarttoets (CARD)
C Datatoegangindicator (DATA ACCESS)
D Ritmetoets (RHYTHM)
E Toontoets (TONE)
F DSP toets
G Piano-insteltoets (PIANO SETTING)
H Cursortoetsen (
I Verlaattoets (EXIT)
J Automatische harmonisatietoets (AUTO HARMONIZE)
K Splitstoets (SPLIT)
L Laagtoets (LAYER)
M Luidspreker
[왖]/[왔]/[왗]/[왘]
CURSOR)
N Ritmelijst
O Toonlijst
P Display
Q Demonstratiemelodietoets (DEMO)*
R 쎲WK-3800/WK-8000
Hoofdtelefoonaansluiting (PHONES)
쎲WK-3300
Hoofdtelefoon-/uitgangsaansluiting (PHONES/
OUTPUT)
S Akkoordgrondtoonnamen (CHORD)
T Percussie-instrumentenlijst
U Akkoordtypenamen
V SMF spelertoets (SMF PLAYER)
W Kanaaltoets (CHANNEL, 1–16, DSP)/trekstaaftoetsen
X Trekstaaforgeltoets (DRAWBAR ORGAN)
Y Intropatroon/eindpatroon 1/2 toetsen
(INTRO/ENDING 1/2)
Z Variatie/fill-in 1/2 toetsen (VARIATION/FILL-IN 1/2)
[ Synchroon/fill-in volgende toets
(SYNCHRO/FILL-IN NEXT)
\ Start/stoptoets (START/STOP)
] Tempotoetsen (TEMPO)
_ Melodiegeheugenspoortoetsen
(SONG MEMORY TRACK)
a) Banktoets (BANK)
b) Registratietoetsen (REGISTRATION)
c) Opslagtoets (STORE)
4
Bevestigen van de partituurstandaard*1
Steek de partlituurstandaard in de gleuf aan de
bovenkant van het keyboard zoals aangegeven
in de illustratie.
D-11
Page 14
Algemene gids
cd
c
g
*
2
*
3
• WK-3800/WK-8000
c
Toonhoogtedraairegelaar
(PITCH BEND)
d
Modulatiedraairegelaar
(MODULATION)
a
Cijfertoetsen
b
[+]/[–] toetsen
(JA/NEE)
(YES/NO)
• WK-3300
ef
• Voor het invoeren van
nummers om aangegeven
instellingen te veranderen.
• Negatieve waarden kunnen
enkel veranderd worden
m.b.v. [+] en [–] om de
aangegeven waarde te
vergroten of te verkleinen.
c
Toonhoogtedraairegelaar
(PITCH BEND)
e
Modulatietoets
(MODULATION)
f
Modulatietoetsindicator
(MODULATION)
Spelen van een demonstratiemelodie*4
Door het indrukken van de DEMO toets wordt de weergave van de demonstratiemelodieën gestart. Er zijn 3 demonstratiemelodieën
die onafgebroken in volgorde worden weergegeven. Druk op de DEMO toets of op de START/STOP toets om de weergave van
de demonstratiemelodieën te stoppen.
OPMERKING
• Door op de [+]/[–] toetsen te drukken wordt doorgegaan naar de volgende demonstratiemelodie.
• De functies voor lagen en splitsen en de PIANO SETTING toets werken niet tijdens de weergave van een demonstratiemelodie.
Voorpaneel
• Alleen bij model WK-3800
g
Toegangsindicator
h
Uitwerptoets
h
D-12
Page 15
Achterpaneel
• WK-3800
Algemene gids
• WK-3300
ikijk
i
Aanhoud/toewijsbare aansluiting
(SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK)
j
Lijnuitgang R/lijnuitgangs L/mono aansluiting
(LINE OUT R, LINE OUT L/MONO)
k
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
• WK-3300/WK-3800
lm
l
SD geheugenkaartgleuf
m
USB poort
i
Aanhoud/toewijsbare aansluiting (SUSTAIN/
ASSIGNABLE JACK)
k
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
• WK-8000
ijk
i
Aanhoud/toewijsbare aansluiting
(SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK)
j
Lijnuitgang R/lijnuitgangs L/mono aansluiting
(LINE OUT R, LINE OUT L/MONO)
k
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
m
m
USB poort
Voorpaneel
• WK-8000
l
l
SD geheugenkaartgleuf
OPMERKING
• Displayvoorbeelden aangegeven in deze gebruiksaanwijzing dienen enkel ter illustratie. De werkelijke tekst en waarden die
in de display verschijnen kunnen verschillen van de voorbeelden die hier in de gebruiksaanwijzing worden gegeven.
• Door de karakteristieken van het LCD element, verandert het displaycontrast afhankelijk van de hoek van waar uit u er naar
kijkt. De oorspronkelijke contrastinstelling maakt het voor een musicus die recht voor de display zit, mogelijk om alles
makkelijk te zien. U kunt het contrast ook bijregelen tot het niveau dat uw persoonlijke omstandigheden beter schikt. Voor
meer informatie zie pagina D-74.
D-13
Page 16
Stroomvoorziening
Dit keyboard kan werken op het standaard lichtnet (m.b.v.
de voorgeschreven netadapter) of op batterijen. Let er altijd
op het keyboard uit te schakelen wanneer u hem niet gebruikt.
Werking op batterijen
Let er altijd op het keyboard uit te schakelen voordat u
batterijen inlegt of ze vervangt.
Inleggen van de batterijen
1
Verwijder het deksel van het batterijenvak.
2
Leg zes batterijen maat D in het batterijenvak.
• Zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve (–) polen
in de juiste richting wijzen.
3
Steek de nokjes aan het deksel van het batterijenvak
in de daarvoor bedoelde gaatjes en sluit het deksel.
Nokjes
OPMERKING
• Dit keyboard kan mogelijk niet goed functioneren als u
batterijen inlegt of vervangt met de spanning
ingeschakeld. Mocht dit gebeuren dan zal het keyboard
weer normaal functioneren door de spanning uit en
daarna weer in te schakelen.
Belangrijke informatie aangaande de
batterijen
■
Hieronder volgt de geschatte levensduur van de batterijen.
De bovenstaande waarde is de standaard levensduur van
de batterijen bij normale temperatuur met de
volumestand van het keyboard ingesteld op een
middelmatige stand. Bij heel hoge of lage temperaturen
of weergave bij een hoog volume kan deze levensduur
korter worden.
WAARSCHUWING
Misbruik van batterijen kan er de oorzaak van zijn dat ze gaan
lekken, hetgeen leidt tot schade aan zich in de buurt bevindende
voorwerpen, of ze kunnen exploderen, hetgeen het risico op
brand of persoonlijk letsel met zich mee brengt. Let er altijd op
dat u de volgende voorzorgsmaatregelen naleeft.
• Haal batterijen nooit uit elkaar en laat ze nooit
kortsluiting maken.
• Stel batterijen nooit bloot aan hitte en gooi ze niet
weg door ze te verbranden.
• Gebruik oude batterijen niet samen met nieuwe.
• Gebruik nooit batterijen van verschillende door elkaar.
• Laad de batterijen nooit op.
• Let er op dat de positieve (+) en negatieve (–)
uiteinden van de batterijen in de juiste richting wijzen.
VOORZICHTIG
Verkeerd gebruik van batterijen kunnen er de oorzaak van
zijn dat ze gaan lekken hetgeen leidt tot schade aan zich in
de buurt bevindende voorwerpen, of ze kunnen gaan
exploderen, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel
met zich meebrengt. Let er altijd op de volgende
voorzorgsmaatregelen na te leven.
• Gebruik enkel batterijen dat voor gebruik met dit
product gespecificeerd zijn.
• Verwijder batterijen uit het product als u van plan bent
deze voor langere tijd niet te gebruiken.
D-14
Page 17
Stroomvoorziening
Gebruik van de netadapter
Zorg ervoor enkel de voor dit keyboard voorgeschreven
netadapter te gebruiken.
Voorgeschreven netadapter: AD-12
Voorbeeld: WK-3800
Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen op om
schade aan het netsnoer te voorkomen.
● Tijdens het gebruik
• Trek nooit hard aan het snoer.
• Trek nooit herhaaldelijk aan het snoer.
• Verdraai het snoer nooit aan het uiteinde in de buurt van
de stekker of de aansluiting.
• Tijdens het gebruik mag het netsnoer niet strak uitgetrokken
zijn.
● Tijdens het vervoer
• Zorg ervoor altijd de stekker van de netadapter uit het
stopcontact te trekken voordat u het keyboard verplaatst.
● Tijdens het opbergen
• Maak lussen in het netsnoer wanneer u het keyboard
opbergt maar windt het netsnoer niet om de netadapter.
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor dat het keyboard uitgeschakeld is alvorens
de netadapter in het stopcontact te steken of hem er uit
te trekken.
• Bij langdurig gebruik van de netadapter kan deze warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Netadapter AD-12
Stopcontact
Automatische
stroomonderbreking
De spanning van het keyboard wordt bij werking op batterijen
automatisch na ca. 6 minuten na het indrukken van de laatste
toets uitgeschakeld. Druk op de POWER toets om de
spanning opnieuw in te schakelen wanneer dit gebeurt.
OPMERKING
• De automatische stroomonderbreking werkt niet
wanneer het keyboard op stroom van het lichtnet werkt.
Uitzetten van de automatische
stroomonderbreking
Houd de TONE toets ingedrukt terwijl u het keyboard
inschakelt om de automatische stroomonderbreker uit te
zetten.
• Bij uitzetten van de automatische stroomonderbreker zal
het keyboard niet meer zichzelf uitschakelen ongeacht hoe
lang hij blijft staan zonder te worden aangeraakt.
• Automatische stroomonderbreking wordt automatisch
ingeschakeld bij inschakelen van de spanning.
Uitschakelen van het keyboard
• Vergeet niet op de POWER toets om de spanning uit te
schakelen en let er ook op dat de LCD verlichting uit is
voordat u de verbinding met de netadapter verbreekt of
iets anders doet.
• Probeer de verbinding met de netadapter nooit te verbreken
terwijl het keyboard nog ingeschakeld is en probeer de
spanning nooit uit te schakelen door andere technieken te
gebruiken dan op de POWER toets te drukken. Hierdoor
kan de inhoud van het Flash-geheugen van het keyboard
beschadigd raken. Vreemde werking en abnormaal
opstarten van het keyboard zijn symptomen van een
beschadigdeinhoud van het flash-geheugen. Zie “Oplossen
van moeilijkheden” op pagina D-97 voor meer informatie.
BELANGRIJK!
• Terwijl de volgende boodschap op het display te zien is,
mag u nooit het keyboard uitschakelen door op de
spanningstoets (POWER) te drukken of door de stekker
van de netadapter uit het stopcontact halen, enz.
(boodschap) “Pls Wait” (wachten a.u.b.) of
“Bulk In” (invoeren grote heveelheid gegevens)
Als het keyboard tijdens het tonen van de bovenstaande
boodschappen uitgeschakeld wordt, kan dit
gebruikersdata (gebruikerstonen,
melodiegeheugendata, enz.) beschadigen die zich op
dat moment in het geheugen van het keyboard of op de
externe media bevinden. Het is mogelijk dat de data niert
meer te verkijgen is als de data eenmaal beschadigd is.
D-15
Page 18
Stroomvoorziening
Geheugeninhoud
Instellingen
De toon, het ritme en andere “belangrijkste instellingen van
het keyboard” die van kracht waren toen u het keyboard met
de hand uitschakelde door op de POWER toets te drukken
of wanneer de automatische stroomonderbreker de spanning
uitschakelt, zijn nog steeds in werking wanneer u de spanning
daarna weer inschakelt.
• SD geheugenkaart
Zie “Een SD geheugenkaart gebruiken” op pagina D-84.
• Floppy diskette (alleen bij model WK-3800)
Zie “Het gebruik van de floppy disk-drive (alleen bij model
WK-3800) ” op pagina D-85.
• Harde schijf van de computer
Zie “Aansluiting op een computer” op pagina D-80.
BELANGRIJK!
• Wanneer het keyboard op de batterijen werkt, dient u
deze zo snel mogelijk te vervangen nadat de eerste
tekenen van zwakke batterijen (donkere
spanningsindicator, donkere letters in de display, enz.)
zich melden. Hoewel het Flash-geheugen van het
keyboard niet vluchtig is (hetgeen betekent dat data niet
verloren gaat wanneer de spanning wordt onderbroken),
kan data verloren gaan als de spanning plotseling uitvalt
wanneer data overgeschreven wordt naar het Flashgeheugen*.
* Tijdens het opslaan of wissen van gebruikersdata,
tijdens het opnemen met de synthesizer, tijdens het
oversturen van data vanaf een computer, enz.
Resetten van het keyboard
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het
keyboard terug te stellen naar de oorspronkelijke default
instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment
in het geheugen van het keyboard bevinden. Zie pagina D74 voor nadere informatie m.b.t. resetten (terugstellen).
Geheugeninhoud
Naast de bovenstaande instellingen, kunnen in de
registratiefunctie en de melodiegeheugenfunctie opgeslagen
data ook bewaard worden wanneer de spanning van het
keyboard uitgeschakeld is.
Opslaan van instellingen en van de
geheugeninhoud
Betreffende het Flash-geheugen
Uw keyboard wordt geleverd met een ingebouwd Flashgeheugen, hetgeen data kan blijven behouden zelfs wanneer
de stroom volledig is uitgeschakeld. Dit betekent dat zelfs
als de batterijen geheel uitgeput zijn, dan kunt u daarna de
netadapter aansluiten en de data die in het geheugen
opgeslagen zitten, opnieuw oproepen.
U kunt een backup maken van de inhoud van het
keyboardgeheugen en andere data door gebruik te maken
van de hieronder beschreven media.
Terugstellen van het keyboard tot de oorspronkelijke
default instellingen
U kunt de met het keyboard meegeleverde CD-ROM en uw
computer gebruiken om het flash-geheugen van het keyboard
en alle parameters terug te stellen naar de oorspronkelijke
default instellingen. Zie “Gebundelde CD-ROM data” op
pagina D-82 voor nadere details.
D-16
Page 19
Aansluitingen
• WK-3800/WK-8000
Hoofdtelefoon- (PHONES) en
lijnuitgangsaansluitingen (LINE OUT)
Vergeet niet eerst het volume van het keyboard en andere
aangesloten apparatuur zacht te zetten alvorens de
hoofdtelefoon of andere uitwendige apparatuur aan te
sluiten. Nadat u klaar bent met het maken van de
aansluitingen kunt u dan het volume op het gewenste niveau
instellen.
[Voorpaneel]
PHONES aansluiting
1
Stereo standaardstekker
Aansluiten van een hoofdtelefoon
Bij aansluiten van de hoofdtelefoon wordt tegelijkertijd het
geluid van de ingebouwde luidsprekers afgesneden, zodat
u ‘s nachts kunt spelen zonder de buren wakker te houden.
[Achterpaneel]
AUX IN aansluiting,
enz. van audioversterker
Standaardaansluitingen
Gitaarversterker,
keyboardversterker, enz.
INPUT 1
INPUT 2
LEFT
(Wit)
RIGHT
(Rood)
Standaardstekkers
Aansluiten op de audio apparatuur
Gebruik in de handel verkrijgbare snoeren om aan te sluiten
op de twee aansluitingen zoals aangegeven in Afbeelding 2.
Het wordt aan u overgelaten om aansluitsnoeren aan te
schaffen voor de aansluiting zoals die aangegeven zijn in de
afbeelding. Tijdens deze configuratie dient u gewoonlijk de
ingangskeuzeschakelaar van de geluidsapparatuur in te
stellen die de aansluiting (zoals AUX IN) specificeert waarop
het keyboard aangesloten is. Gebruik de MAIN VOLUME
regelaar van het keyboard om het volumeniveau bij te stellen.
1
PIN stekker
2
Aansluiten op een muziekinstrumentversterker
3
Gebruik in de handel verkrijgbare snoeren om aan te sluiten
op de twee aansluitingen zoals aangegeven in Afbeelding 3.
Het wordt aan u overgelaten om aansluitsnoeren aan te
schaffen voor de aansluiting zoals die aangegeven zijn in de
afbeelding. Gebruik de MAIN VOLUME regelaar van het
keyboard om het volumeniveau bij te stellen.
• Sluit enkel een snoer aan op de L/MONO aansluiting als
de versterker slechts één ingangsaansluiting heeft.
OPMERKING
• U kunt de USB poort van het keyboard ook aansluiten
op een computer of een sequencer. Zie “Aansluiting op
een computer” op pagina D-80 voor details.
• WK-3300
Hoofdtelefoon/uitgangsaansluiting
Vergeet niet eerst het volume van het keyboard en andere
aangesloten apparatuur zacht te zetten alvorens de
hoofdtelefoon of andere uitwendige apparatuur aan te sluiten.
Nadat u klaar bent met het maken van de aansluitingen kunt
u dan het volume op het gewenste niveau instellen.
[Voorpaneel]
PHONES/OUTPUT aansluiting
Audio aansluiting
1
Stereo
standaardstekker
Rood
RECHTS
Pinstekker
Keyboardversterker,
gitaarversterker, enz.
23
Aansluiten van een hoofdtelefoon
Wit
LINKS
AUX IN of overeenkomstige
aansluiting van de
geluidsversterker
1
Bij aansluiten van de hoofdtelefoon wordt tegelijkertijd het
geluid van de ingebouwde luidsprekers afgesneden, zodat u
‘s nachts kunt spelen zonder de buren wakker te houden.
Geluidsapparatuur
2
Sluit het keyboard aan op geluidsapparatuur m.b.v. een los
verkrijgbaar aansluitsnoer met een standaardstekker aan de
ene kant en twee pinstekkers aan het andere uiteinde, Merk
op dat de op het keyboard aangesloten standaardstekker een
stereostekker dient te zijn anders kunt u slechts via één van
de twee stereo kanalen geluid verkrijgen. Bij deze opstelling
zet u de ingangskeuzeschakelaar van de aangesloten
geluidsapparatuur gewoonlijk in de daarvoor bedoelde stand
(normaliter aangeduid als AUX IN of iets in die geest) die
dus overeenkomt met waar het snoer van het keyboard op
aangesloten is. Zie de gebruiksaanwijzing van de
geluidsapparatuur voor volledige details.
D-17
Page 20
Aansluitingen
Versterker voor muziekinstrumenten
3
Sluit het keyboard m.b.v. een los verkrijgbaar aansluitsnoer
aan op de versterker voor muziekinstrumenten.
OPMERKING
• Gebruik een aansluitsnoer met een stereo
standaardstekker aan het uiteinde dat u op het keyboard
aansluit en een stekker, die voorziet in een dubbele
signaalingang (links en rechts), op de versterker waarop
u de aansluiting tot stand brengt. Bij gebruik van een
verkeerde stekker aan een van beide uiteinden kan het
stereo-effect verloren gaan.
• Bij aansluiting op een versterker voor muziekinstrumenten
kunt u het volume van het keyboard relatief laag zetten en
veranderingen in het volume maken met de
bedieningsorganen van de versterker.
Aansluitvoorbeeld
Naar de
PHONES/OUTPUT
aansluiting
Standaard
stereostekker
Pinstekker (rood)
Pinstekker (wit)
Pinstekker
Standaardstekker
INPUT 1
INPUT 2
Keyboard- of
gitaarversterker
OPMERKING
• U kunt het keyboard ook aansluiten op een computer of
sequencer. Zie “Aansluiting op een computer” op pagina
D-80 voor details.
Aanhoudpedaal
• Bij pianotonen zal het geluid aangehouden worden als het
pedaal wordt ingetrapt, net zoals bij het demppedaal van
een piano.
• Bij orgeltonen wordt het geluid doorlopend aangehouden
totdat het pedaal wordt losgelaten.
Sostenutopedaal
• Zoals bij het aanhoudpedaal hierboven zal het geluid
aangehouden worden bij intrappen van het sostenutopedaal.
• Het verschil tussen een sostenuto pedaal en een
aanhoudpedaal is de timing. Bij een sostenutopedaal, kunt
u op de klaviertoetsen drukken en vervolgens het pedaal
intrappen voordat u de klaviertoetsen loslaat. Dan worden
enkel die noten aangehouden die klonken wanneer het
pedaal werd ingetrapt.
Zacht pedaal
Bij intrappen van het pedaal worden de weergegeven noten
zachter gemaakt.
Ritme start/stoppedaal
In dit geval vervult het pedaal dezelfde functies als de
START/STOP toets.
Accessoires en opties
Gebruik enkel de accessoires en opties die genoemd worden
voor dit keyboard. Bij gebruik van niet-erkende items bestaat
er gevaar op brand, elektrische schok en persoonlijk letsel.
Aanhoudpedaal/toewijsbare
aansluiting
U kunt een los verkrijgbaar aanhoudpedaal (SP-3 of SP-20)
aansluiten op de SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting om
daaraan de hieronder beschreven mogelijkheden te verlenen.
Zie “Veranderen van andere instellingen” op pagina D-71
voor details aangaande de pedaalfunctie.
Voorbeeld: WK-3800
SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
SP-20
D-18
Page 21
Basisbediening
POWER
●WK-3800/
WK-8000
●WK-3300
MODULATION
MODULATION wheel
draairegelaar
PITCH BEND wheel
PITCH BEND draairegelaar
MODULATION toets
MODULATION button
PITCH BEND draairegelaar
PITCH BEND wheel
MAIN VOLUME
Dit hoofdstuk geeft informatie betreffende het uitvoeren van
basis keyboardbediening.
Spelen op het keyboard
1
Druk op de POWER toets om het keyboard in te
schakelen.
• Hierdoor gaat de spanningsindicator branden.
2
Gebruik de MAIN VOLUME regelaar om het
volume in te stellen op een relatief laag niveau.
3
Speel iets op het keyboard.
Instellen van een toon
Dit keyboard wordt afgeleverd met ingebouwde tonen zoals
hieronder aangegeven.
Een gedeeltelijke lijst van de verkrijgbare toonnamen is
afgebeeld op het console van het keyboard. Zie de afzonderlijke
Appendix
zijn variaties op standaard tonen, die gecreëerd worden door
het programmeren van effecten (DSP) en andere instellingen.
Voor details aangaande de tonen van het trekstaaf
orgel,verwijs naar “Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ)” op pagina D-22.
*1: Zie “Het veranderen van tonen en het configureren van
DSP effectinstellingen” op pagina D-20.
*2: Geheugengebied voor tonen die u gecreëerd heeft. Zie
“Synthesizerfunctie” op pagina D-44. De
gebruikerstoongebieden 700 tot en met 799 bevatten
aanvankelijk dezelfde data als de geavanceerde tonen 000
tot en met 099.
*3: Dit hangt af van de brontoon of de tooninstelling. Zie
“Synthesizerfunctie” op pagina D-44 voor meer
informatie.
*4: Gebied voor data die vanaf een computer werd gestuurd.
Zie “Internet Data Expansion System” op pagina
D-82 voor meer informatie. Voor informatie aangaande
golfvormen, zie “Creëren van een gebruikerstoon” op
pagina D-47.
*5: Dit hangt af van de toon. De status ervan kan worden
bekeken door naar de DSP toets te kijken. Zie “DSP toets”
op pagina D-29 voor meer informatie.
*6: Geheugengebied voor tonen die door gecreëerd worden.
Zie “Een trekstaaforgeltoon bewerken” op pagina D-24.
Gebruikers trefstaaforgeltoon gebieden bevatten
aanvankelijk twee setten met dezelfde data als de
trefstaaforgeltoon types 000 tot en met 049.
OPMERKING
• U kunt toonnummers die niet in de bovenstaande bereiken
(standaardtonen 620 tot en met 699 en 820 tot en met
899, en trekstaaf orgeltonen 050 tot en met 099) vallen
niet selecteren. U kunt bladeren en de ongebruikte
nummers overslaan wanneer u de [+] en [–] toetsen
gebruikt om door de toonnummers te bladeren. Wanneer
u bijvoorbeeld op [+] drukt terwijl 619 geselecteerd is,
springt het nummer door naar 700.
D-19
Page 22
Basisbediening
Instellen van een toon
1
Vind de te gebruiken toon op de toonlijst in de
afzonderlijke
Appendix
A en maak een notitie van
het toonnummer.
2
Druk op de TONE toets.
3
Voer het drie-cijferige toonnummer in van de
bewuste toon m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Om “432 GM ACOUSTIC BASS” te
selecteren, voer 4, 3 en daarna 2 in.
BsGsuAco
OPMERKING
• Voer altijd alle drie cijfers in van het toonnummer inclusief
eventuele voorafgaande nullen.
• U kunt het aangegeven toonnummer tevens vergroten
met de [+] toets en verkleinen met de [–] toets.
• Wanneer één van de drumklanken geselecteerd is
(toonnummers 600 tot en met 619), dan wordt aan elke
klaviertoets een ander percussiegeluid toegewezen. Zie
de afzonderlijke
Polyfonie
De term polyfonie refereert aan het maximal aantal noten dat
u op hetzelfde moment kunt spelen. Het keyboard heeft 32noten polyfonie, hetgeen zowel de noten die u speelt omvat
als de ritmes en automatisch begeleidingspatronen die door
het keyboard worden gespeeld. Dit betekent dus dat wanneer
een ritme of een automatisch begeleidingspatroon gespeeld
wordt door dit keyboard, het aantal noten (de polyfonie dus)
gereduceerd wordt dat open staat voor spelen op het
toetsenbord. Merk tevens op dat sommige van de tonen
slechts 10-noten polyfonie geven.
Appendix
B voor details.
Het veranderen van tonen en het
configureren van DSP effectinstellingen
Dit keyboard heeft slechts een enkele DSP klankbron.
Hierdoor kunnen bij tonen waarbij DSP ingesteld is voor
meerdere onderdelen bij het het maken van meerdere lagen
en splitsen van tonen (pagina’s D-66, 67) conflicten optreden.
Om conflicten te vermijden, wordt DSP toegewezen aan de
laatste toon waarbij DSP ingesteld is terwijl DSP voor alle
andere onderdelen uitgeschakeld (DSP lijn uit (OFF)) is.
DSP lijn is een parameter die regelt of het op dat moment
ingestelde DSP effect van toepassing is op een onderdeel.*
Elke toon heeft een DSP lijnparameter. Door het selecteren
van een toon wordt de DSP lijnparameter van die toon
uitgeoefend op alle onderdelen.
* De DSP lijnparameter is ingeschakeld (het DSP effect wordt
uitgeoefend) bij de 400 geavanceerde tonen die genummerd
zijn van 000 tot en met 399, en uitgeschakeld (het DSP effect
wordt niet uitgeoefend) bij de 200 voorkeuzetonen
genummerd van 400 tot en met 599. Voor informatie over
andere tonen, raadpleeg “Toontypes” op pagina D-19.
PIANO SETTING toets
Het indrukken van deze toets verandert de instelling van het
keyboard om het te optimaliseren voor spelen op de piano.
Instellingen
Toonnummer: “000”
Ritmenummer: “140”
Begeleidingsfunctie: Normaal
Gelaagd: Uit
Splitsing: Uit
Automatisch harmoniseren: Uit
Transponeren: 0
Aanslaggevoeligheid:
Uit: Keert terug naar de oorspronkelijke instelling
Aan: Geen verandering
Toewijsbare aansluiting: SUS
Lokale controle: Aan
Instelling van de
mixerkanaal 1 parameter: Hangt af van de toon
De keyboard instellingen optimaliseren
voor spelen op de piano
D-20
1
Druk op de PIANO SETTING toets.
2
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
• De noten die u speelt klinken als bij een piano.
• Druk op de START/STOP toets als u met
ritmebegeleiding wilt spelen. Hierdoor gaat een ritme
spelen dat geoptimaliseerd is voor de piano.
• Druk nogmaals op de START/STOP toets om het
spelen van het ritme te stoppen.
Page 23
Basisbediening
OPMERKING
• Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl
een ritme aan het spelen is, wordt het ritme gestopt
waarna de instelling van het keyboard vervolgens
verandert.
• Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl de
synthesizerfunctie of een andere functie van het
keyboard ingeschakeld is, wordt de huidige functie
verlaten waarna de instelling van het keyboard
vervolgens verandert.
• De instelling van het keyboard verandert niet als u op
de PIANO SETTING toets drukt onder één van de
volgende omstandigheden.
* Tijdens realtime opname, tijdens stapopname of
tijdens het gebruik van de montagefunctie van het
melodiegeheugen.
* Terwijl de melding voor het opslaan van data of het
overschrijven van data op de display aangegeven
wordt
* Tijdens de weergave van demonstratiemelodieën
Gebruik van de PITCH BEND
draairegelaar
PITCH BEND betekent letterlijk “toonhoogtebuiging” en
deze draairegelaar laat u de toonhoogte inderdaad “buigen”.
Hierdoor kunt u extra vleugje realisme toevoegen aan de
saxofoon en aan andere tonen.
Gebruiken van de PITCH BEND regelaar
1
Gebruik terwijl u een klaviertoets ingedrukt houdt
met uw rechterhand, uw linkerhand om de PITCH
BEND draairegelaar omhoog en omlaag te draaien.
• De noot keert terug naar de oorspronkelijke
toonhoogte wanneer u de PITCH BEND draairegelaar
loslaat.
OPMERKINGEN
• Bij saxofoon- en elektrische gitaartonen kunnen de
meest realistische geluidseffecten worden geproduceerd
als u de noten speelt en tegelijkertijd de PITCH BEND
draairegelaar bediend.
• Zie “Toonhoogtebuigbereik (oorspronkelijke default: 12)”
op pagina D-74 voor het veranderen van het buigbereik
van de PITCH BEND draairegelaar.
• Schakel het keyboard nooit in terwijl aan de PITCH
BEND draairegelaar gedraaid wordt.
Gebruik van de MODULATION
draairegelaar
Modulatie past vibrato toe die de toonhoogte van een noot
moduleert. Het werkt het beste bij noten die aangehouden
worden door een klaviertoets ingedrukt te houden, in het
bijzonder wanneer u de melodie speelt met een viool of
soortgelijke toon.
U kunt het modulatie effect aanpassen m.b.v. de DSP
parameters 0 – 7. Zie “DSP parameters” op pagina D-28 voor
meer informatie.
• WK-3800/WK-8000
De MODULATION draairegelaar
gebruiken
1
Terwijl u melodienoten speelt met uw rechter hand,
draai met uw linkerhand aan de MODULATION
draairegelaar om vibrato toe te passen op de noten.
• De mate waarmee vibrato wordt toegepast hangt af
van hoever u de MODULATION draairegelaar naar
boven draait. Door de draairegelaar in de neutrale
stand te zetten (zover mogelijk naar beneden draaien)
wordt het vibrato effect uitgeschakeld.
• WK-3300
De MODULATION toets gebruiken
1
Terwijl u een klaviertoets ingedrukt houdt met uw
rechter hand, gebruik uw linkerhand om op de
MODULATION toets te drukken.
• Vibrato wordt toegepast zolang de MODULATION
toets ingedrukt gehouden wordt.
OPMERKING
• Modulatie kan worden gebruikt om meer expressie toe
te voegen aan aangehouden melodienoten die gespeeld
worden met een viool, synthetisch reedorgel of een
soortgelijke toon.
• De modulatie beïnvloed de verschillende tonen op
andere manieren.
D-21
Page 24
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ)
Uw keyboard heeft ingebouwde “trekstaaforgeltonen” die gewijzigd kunnen worden m.b.v. negen digitale trekstaven waarvan
de bediening eender is aan die van de regelaars bij een trekstaaforgel. U kunt ook percussie selecteren of toetsklikken. Er is
genoeg ruimte in het geheugen voor het opslaan van maximaal 100 door de gebruiker gecreëerde trekstaaftoon variaties.
Trekstaaforgel bedieningsvolgorde
Toon/ritme selectiescherm*
DRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon selectiescherm
[왘] CURSOR toetsDRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm
[왗] / [왘] CURSOR toetsen
“More?” (meer?) scherm
[왔] CURSOR toets[왖] CURSOR toets
Synthesizer bewerkingsscherm
[왔] CURSOR toets[왖] CURSOR toets
DSP effect bewerkingsscherm
[왔] CURSOR toets
Naam/opslaan instelscherm
EXIT toets
[왗] / [왘] CURSOR toetsen
[왖] CURSOR toets
* U kunt het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon ook verkrijgen van het functiescherm voor de melodiegeheugenfunctie of
de SMF weergave. In dit geval verschijnt echter het bewerkingsscherm voor de trekstaaforgeltoon niet.
D-22
Page 25
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Kanaaltoetsen wanneer het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon getoond wordt
De 18 toetsen langs de onderkant van de display functioneren als trekstaaftoetsen terwijl het selectiescherm voor de
trekstaaforgeltoon zich in de display bevindt (nadat u op de DRAWBAR ORGAN toets gedrukt heeft). Elk paar toetsen (boven en
onder) stellen een trekstaaf voor hetgeen dus betekent dat de 18 aanwezige toetsen u de functionaliteit geven van 9 trekstaven.
“’ ”: Voet
WaardeParameternaam
Ft16’
Momenteel
geselecteerde
parameter
51/3' 8'4' 22/3' 2' 13/5' 11/3' 1'16'
Verminderen
Op het moment geselecteerde trekstaaf
Vermeerderen
Trekstaaftoetsen
CLICK SECOND THIRD
PERCUSSION
DECAY
Elk van de negen toetsparen wordt een waarde toegekend van 16 voet tot 1 voet. Elk toetsenpaar heeft een vermindertoets (voor
verminderen met 16 voet, 5-1/3 voet, enz.) en een vermeerdertoets (voor vermeerderen met 16 voet, 5-1/3 voet, enz.).
D-23
Page 26
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
DRAWBAR ORGAN
CURSOR
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Een trekstaaforgeltoon selecteren
1
Vind de te gebruiken trefstaaforgeltoon op de
toonlijst in de afzonderlijke
een notitie van het toonnummer.
2
Druk op de DRAWBAR ORGAN toets.
• Hierdoor verschijnt het selectiescherm voor de
trekstaaforgeltoon.
ToonnummerToonnaam
Appendix
A en maak
Drawbar1
3
Gebruik de cijfertoetsen om het drie-cijferige
toonnummer in te voeren voor de toon die u wilt
selecteren.
OPMERKING
• Voer altijd alle drie cijfers in voor het toonnummer,
inclusief eventuele voorafgaande nullen.
• U kunt ook het aangegeven toonnummer met telkens
één vergroten of verkleinen door op de [+] en op de [–]
toetsen te drukken.
• Als u tijdens het gebruik van een trekstaaforgeltoon een
noot speelt die buiten het bereik valt van de toon die u
gebruikt, zal het keyboard automatisch dezelfde noot
spelen in de dichtstbijzijnde octaaf die wel in het
speelbare bereik valt.
Een trekstaaforgeltoon bewerken
1
Selecteer de trekstaaforgeltoon (000 tot en met 049,
100 tot en met 199) die u wilt bewerken.
2
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon te
verkrijgen. Selecteer de parameter waarvan u de
instelling wilt veranderen.
Voorbeeld: Selecteren van de “Ft16’” parameter
Parameterinstelling Parameternaam
Ft16’
• In het totaal zijn er 13 parameters. U kunt de [왗] en
[왘 ] CURSOR toetsen gebruiken om door de
instellingen heen te gaan. Zie “Parameter details” op
pagina D-25 voor nadere informatie.
• Terwijl het “More?” (meer?) scherm zich op de display
bevindt, kunt u doorgaan naar de synthesizer en DSP
effect bewerkingsschermen door te drukken op de [왔]
CURSOR toets of op de [+] toets.
3
Gebruik de [왖] en [왔] CURSOR toetsen of de [+]
en [–] toetsen om de instelling van de momenteel
aangegeven parameter te veranderen.
• U kunt een parameterinstelling ook veranderen door
een waarde in te voeren m.b.v. de cijfertoetsen.
• U kunt de veranderingen in een toon bemerken door
noten op het keyboard te spelen terwijl u de
parameterinstellingen aan het instellen bent.
OPMERKING
• Wanneer een andere toon geselecteerd wordt nadat u
de parameters bewerkt heeft, zullen de
parameterinstellingen vervangen worden door die van
de nieuw geselecteerde toon.
• Als u trefstaaforgeltonen toegewezen heeft aan meer
dan één kanaal, dan zal bij wijzigen van de instelling
van de trefstaaforgeltoon instelling van één van de
kanalen, diezelfde instelling ook worden toegepast op
alle andere kanalen.
• Zie “Het opslaan van een bewerkte trekstaaforgeltoon”
op pagina D-26 voor informatie over het opslaan van
uw bewerkingen.
D-24
Page 27
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Het bewerken van synthesizerfunctie
parameters en DSP parameters van
de trekstaaftonen
Precies zoals bij standaard (niet-trekstaaf) tonen, kunt u de
synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de
trekstaaforgel tonen bewerken Zie “Trekstaaforgel
bedieningsvolgorde” op pagina D-22.
1
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de
“More?” (meer?) display te verkrijgen en druk
vervolgens op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor wordt de synthesizerfunctie ingeschakeld,
hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast
SYNTH in het displayscherm.
• Voer voor de rest van deze procedure de stappen uit
te beginnen met stap 3 onder “Creëren van een
gebruikerstoon” op pagina D-47.
Parameter details
Het volgende geeft details over de parameters die u kunt
configureren m.b.v. het trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm.
Trekstaaf positie
Deze parameter definiëert de positie van elke trekstaaf en
het volume van elke overtoon. Hoe groter de waarde, des te
groter het volume van de corresponderende overtoon.
Percussie
Deze parameter laat u percussiegeluid toevoegen, hetgeen
in modulatie voorziet bij aangehouden tonen die u aan het
creëren bent. Wanneer u een klaviertoets op het toetsenbord
ingedrukt houdt, zal het geproduceerde geluid langzaam
wegsterven tot het niet langer te horen is. Door de klaviertoets
nogmaals aan te slaan zal de noot weer luider weergegeven
worden. Percussie heeft de “2nd Percussion” (2de overtoon
toonhoogte) en de “3rd Percussion” (3de overtoon
toonhoogte) instellingen, die elk in- of uitgeschakeld kunnen
worden.
U kunt de percussie wegsterftijd ook specificeren, hetgeen
regelt hoe lang het duurt voor het percussiegeluid om weg
te sterven.
Parameternaam
2nd Percussion
(tweede
percussie)
3rd Percussion
(derde
percussie)
Percussie
wegsterftijd
Parameterdisplay
indicatie
Second (tweede)
Third (derde)
Decay
(wegsterven)
Instellingen
oFF : uit
on : aan
000 tot en met 127
Parameternaam
Trekstaaf 16’
Trekstaaf 5 1/3’
Trekstaaf 8’
Trekstaaf 4’
Trekstaaf 2 2/3’
Trekstaaf 2’
Trekstaaf 1 3/5’
Trekstaaf 1 1/3’
Trekstaaf 1’
(Ft: voet)
Parameterdisplay
indicatie
Ft 16’
Ft 5 1/3’
Ft 8’
Ft 4’
Ft 2 2/3’
Ft 2’
Ft 1 3/5’
Ft 1 1/3’
Ft 1’
Instellingen
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
Klik
De parameter bepaalt of een toetsklik al dan niet toegevoegd
wordt wanneer een aangehouden toon wordt gespeeld die
geconfigureerd is m.b.v. de trekstaven.
Parameternaam
Klik
Parameterdisplay
indicatie
Click
Instellingen
oFF : Click Off
(klik uit)
on : Click On
(klik aan)
D-25
Page 28
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Inhoud van de display tijdens de trekstaaforgelfunctie
Tijdens de trekstaaforgelfunctie worden de huidige status van
de trekstaafposities, toetsklikken, en percussieparameters
aangegeven op de staafaanduidingen van de display zoals
aangegeven in de onderstaande afbeeldingen. Er is één lijn
voor elke parameter en het onderste segment van de
geselecteerde parameterlijn knippert.
Het onderste segment van de staafgrafiekkolom die de
huidige geselecteerde parameter voorstelt, gaat knipperen om
aan te geven dat deze geselecteerd is.
Geen van de kanaalnummers (1 tot en met 16) is aangegeven
tijdens de trekstaaforgel selectiefunctie en de
bewerkingsfunctie.
Trekstaafpositiegrafiek
Instelwaarde0123
Display
Uit
Aan
Knippert
Klik en percussie aan/uit grafiek
InstelwaardeUitAan
Display
Percussie vertragingstijdgrafiek
Instelwaarde0-3132-6364-9596-127
Display
Het opslaan van een bewerkte
trekstaaforgeltoon
1
Gebruik na het bewerken van parameters de [왗]
en [왘] CURSOR toetsen om de “More?” (meer?)
display te verkrijgen.
2
Druk driemaal op de [왔] CURSOR toets om het
scherm te verkrijgen voor het invoeren van een
toonnaam en het toewijzen van een toonnummer.
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
om een toonnummer te selecteren.
• U kunt een toonnummer selecteren binnen het bereik
lopend van 100 tot en met 199.
4
Druk nadat de toonnaam naar wens ingesteld is op
de [왘] CURSOR toets om de toon op te slaan.
• Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters bij de
huidige cursorlocatie heen te bladeren.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en naar rechts te verplaatsen.
• Zie pagina D-94 voor informatie over het invoeren
van tekst.
5
Druk nadat alles naar wens is op de [왔] CURSOR
toets om de toon op te slaan.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die
u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op
de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
• Nadat het opslaan is voltooid verschijnt de boodschap
“Complete” (klaar) waarna de display opnieuw het
toonselectiescherm aangeeft.
• Druk op de EXIT toets om het opslaan te annuleren.
D-26
Page 29
Toepassen van effecten op tonen
Dit keyboard geeft u een selectie van effecten die u kunt
toepassen op tonen.
De ingebouwde effecten omvatten een grote rijkheid aan
variaties u toegang geven tot een selectie van algemene
digitale effecten.
Effectblokken
Het volgende toont hoe de effecten van dit keyboard
georganiseerd zijn.
DSP
REVERB
CHORUS
EQUALIZER
uitgangssignaal
Klankbron
16 kanalen
DSP toets
aan
uit
lijn DSP
DSP
DSP effecten worden uitgeoefend op de aansluiting tussen
de klankbron en het uitgangssignaal. U kunt vervorming en
modulatie effecten selecteren. U kunt DSP effectinstellingen
creëren en tevens gedownloade DSP data van uw computer
oversturen. Het keyboard heeft geheugen voor het opslaan
van maximaal 100 DSP effectinstellingen. Zie “Internet Data
Expansion System” op pagina D-82 en “Opslaan van de
instellingen van de DSP parameters” op pagina D-29 voor
nadere informatie.
REVERB (Nagalm)
Nagalm bootst de akoestieken na van specifieke
omgevingstypes. U kunt kiezen uit 16 verschillende
nagalmeffecten, inclusief “Room” (kamer) en “Hall” (zaal).
CHORUS (Zweving)
Het zwevingseffect geeft het geluid meer diepte door het te
laten vibreren. U kunt kiezen uit 16 verschillende
zwevingseffecten, inclusief “Chorus” (zweving) en “Flanger”.
EQUALIZER
De equalizer is een ander type effect dat u kunt gebruiken
om bijstellingen te maken in de toonkwaliteit. De frequenties
zijn verdeeld over een aantal frequentiebanden en het
verhogen of verlagen van het niveau van één of meerdere
frequentiebanden heeft een wijziging in het geluid tot gevolg.
U kunt de optimale akoestieken reproduceren voor het type
muziek dat u aan het spelen bent (bijvoorbeeld klassiek) door
de van toepassing zijnde equalizerinstelling te selecteren.
Kanaaltoetsen terwijl het effectfunctiescherm getoond wordt
Tijdens de effectfunctie regelen de 18 toetsen langs de onderkant van de display het type en de parameters van elk effect zoals
aangegeven in de onderstaande afbeelding.
• Door tegelijkertijd op de [왖] en [왔] CURSOR toetsen te drukken wordt te oorspronkelijke voorkeuzewaarde opnieuw verkregen
bij het op dat moment geselecteerde effect.
D-27
Page 30
Toepassen van effecten op tonen
EXIT
CURSOREFFECT
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Instellen van een DSP type
Naast de 100 ingebouwde effecttypes kunt u ook effecttypes
bewerken om uw eigen types te creëren en ze op te slaan in
het gebruikersgeheugen. U kunt maximaal 100 effecttypes
tegelijkertijd in het gebruikersgeheugen hebben. U kunt ook
het DSP type selecteren of de laatste toon die gebruikt is
waarbij DSP mogelijk is. Dit betekent dat u altijd toegang
heeft tot het DSP type van gavanceerde tonen en tonen die u
kunt downloaden van het Internet. Om het DSP type van de
laatst gebruikte toon waarbij DSP ingeschakeld is te
selecteren, dient u “ton” in stap 3 van de onderstaande
procedure te selecteren.
Voer de volgende stappen uit om een DSP type te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
• Bij gebruik van een DSP effect dient u de mixer te
gebruiken om te bevestigen dat de DSP lijnen van de
vereiste onderdelen ingeschakeld is. Zie “Mixerfunctie”
op pagina D-40 voor meer informatie.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator
in het display verschijnt.
2
Druk op de [왘] CURSOR toets.
• Het DSP type instelscherm (stap 3) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Selecteer het gewenste type DSP m.b.v. de [+] en
[–] toetsen of de cijfertoetsen.
• Zie de afzonderlijke
aangaande de DSP types die beschikbaar zijn.
• Hier kunt u ook de parameters veranderen van de
effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie
“Veranderen van de instellingen van de DSP
parameters” voor meer informatie.
OPMERKING
• Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000
tot en met 199) of “ton” (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v.
DSP).
Appendix
E voor informatie
Veranderen van de instellingen van
de DSP parameters
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt
toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld “DSP
parameters” voor meer informatie.
1
Gebruik na het selecteren van het gewenste DSP
type de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
• Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2
Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v. de
[+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
• Door de [+] en [–] toetsen tegelijkertijd in te drukken
wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter
opnieuw verkregen.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
• Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm
verlaten.
DSP parameters
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP.
DSP
■
Parameter 0 tot en met 7
Deze parameters verschillen afhankelijk van het
algoritme* van het geselecteerde DSP type. Voor details
zie de afzonderlijke
“algorhythmlist_d.pdf” bestand in de “Dutch” map op
de CD-ROM die met het keyboard meegeleverd wordt.
* Effectorstructuur en –bedieningstype.
■
DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar nagalm
dient te worden gezonden.
■
DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar
zweving dient te worden gezonden.
Appendix
E en het
D-28
Page 31
Toepassen van effecten op tonen
OPMERKING
• Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die
klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden
en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie
“Mixerfunctie” op pagina D-40 voor meer informatie.
• Bij weergeven van een demonstratiemelodie (pagina D-
12) verandert het effect automatisch naar het effect dat
toegewezen is aan die melodie. U kunt het effect van
een demonstratiemelodie niet veranderen.
• Door de effectinstelling te veranderen terwijl het geluid
weergegeven wordt door het keyboard, zal een korte
onderbreking in het geluid plaatsvinden op het moment
dat van effect wordt veranderd.
•
Een aantal tonen, die de “Advanced Tones”, (geavanceerde
tonen) worden genoemd, schakelen automatisch de DSP lijn
in voor een rijker geluid met een hogere kwaliteit. Als u een
geavanceerde toon toewijst aan een toetsenborddeel (kanalen
1 tot en met 4), wordt de DSP lijn automatisch ingeschakeld
en de DSP selectie verandert in overeenkomst met de
instellingen van de Advanced Tone (geavanceerde toon).
Daarnaast wordt de aan/uit instelling van de mixerfunctie DSP
lijn ingeschakeld voor het toetsenborddeel waaraan de
Advanced Tone (geavanceerde toon) is toegewezen.** De mixer DSP lijn instelling wordt automatisch
uitgeschakeld voor elk deel waaraan geen
geavanceerde toon is toegewezen.
Hierdoor worden eerdere op deze delen uitgeoefende
DSP effecten uitgeschakeld waardoor de klank van hun
tonen anders kan klinken. Verkrijg in dit geval het
mixerscherm en schakel de DSP weer in.
Opslaan van de instellingen van de
DSP parameters
U kunt maximaal 100 aangepaste DSP instellingen in het
gebruikersgebied opslaan voor later oproepen op het moment
dat u ze nodig heeft.
OPMERKING
• De DSP gebruikersgebieden 100 tot en met 199 bevatten
aanvankelijk dezelfde data als de DSP types 000 tot en
met 099.
4
Druk nadat alles naar wens is op de [왔] CURSOR
toets om het effect op te slaan.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die
u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op
de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
• De boodschap “Complete” (voltooid) verschijnt
kortstondig op de display gevolgd door het
toonselectiescherm of het ritmeselectiescherm.
DSP toets
Door de DSP toets te checken kunt u er achter komen of DSP
al dan niet mogelijk is voor de toon die op het moment als een
deel is geselecteerd. De DSP toets gaat branden bij een toon
waarbij DSP mogelijk is (DSP lijn ON (aan)) en gaat uit voor
een toon waarbij DSP niet mogelijk is (DSP lijn OFF (uit)).
Wanneer u bijvoorbeeld elk deel verplaatst tijdens de splits/
lagen functie gaat de DSP toets branden of juist uit
overeenkomstig de instellingen van dat deel.
Door op de DSP toets te drukken wordt overgeschakeld
tussen mogelijk (DSP lijn ON (aan)) en onmogelijk (DSP lijn
OFF (uit)) voor de toon en het deel dat u op dat moment op
het toetsenbord aan het spelen bent.
In- en uitschakelen van de DSP lijn
1
Druk op de DSP toets om de DSP lijn voor het op
dat moment geselecteerde deel in en uit te
schakelen.
REVERB selecteren
Voer de volgende stappen uit om REVERB te selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator
in het display verschijnt.
1
Druk na uitvoeren van de gewenste instellingen
voor de DSP parameters op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor gaat het DSP nummer van het
gebruikersgebied waar de DSP opgeslagen gaat
worden, knipperen in de display.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
om het DSP gebruikersgebiednummer te selecteren
waar u de nieuwe DSP wilt opslaan.
• U kunt uitsluitend een DSP gebruikersgebiednummer
selecteren dat valt binnen het bereik lopend van 100
tot en met 199.
3
Druk nadat het gewenste DSP gebruikersgebiednummer
geselecteerd is op de [왘] CURSOR toets.
• Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters bij de
huidige cursorlocatie heen te bladeren.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en rechts te verplaatsen.
• Zie pagina D-94 voor informatie over het invoeren
van tekst.
Indicator
2
Druk de [왔] CURSOR toets eenmaal in.
• Hierdoor wordt het nagalm bewerkingsscherm
verkregen.
• Het nagalmtype instelscherm (stap 4) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Druk op de [왘] CURSOR toets.
D-29
Page 32
Toepassen van effecten op tonen
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om
door de nagalmtypes heen te bladeren totdat de
gewenste aangegeven wordt of gebruik de cijfertoetsen
om het gewenste nagalmnummer in te voeren.
• Zie de afzonderlijke
aangaande de nagalmtypes die beschikbaar zijn.
• Hier kunt u ook de parameters van het effect
veranderen dat u heeft geselecteerd, indien dit
gewenst is. Zie “Veranderen van de instellingen van
de REVERB parameters” voor nadere informatie.
Appendix
F voor informatie
Veranderen van de instellingen van
de REVERB parameters
U kunt de relatieve sterkte van een nagalmtype regelen en
hoe deze wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf
getiteld “REVERB parameters” voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste nagalmtype
gebruikt u de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
• Hierdoor wordt het parameterinstelscherm
aangegeven.
Voorbeeld: Om de nagalmtijdparameter in te stellen
SRv T i me
■
Hoge demping (High Damp)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de demping bij van de hoogfrequentienagalm (hoog
geluid). Een kleinere waarde dempt hoge geluiden waardoor
een donkere nagalm ontstaat. Een grotere waarde dempt
de hoge geluiden niet waardoor de nagalm helderder wordt.
Nagalmtype (Nr. 6, 7, 14, 15)
■
Vertragingsniveau (Delay Level)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het vertragingsgeluid. Een
hogere waarde produceert een luider vertragingsgeluid.
■
Vertragingsterugkoppeling (Delay Feedback)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de vertragingsherhaling bij. Een hogere waarde
produceert een groter aantal herhalingen.
■
ER niveau (ER Level)
Hetzelfde als het nagalmtype
■
Hoge demping (high Damp)
Hetzelfde als het nagalmtype
OPMERKING
• Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die
klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden
en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie
“Mixerfunctie” op pagina D-40 voor meer informatie.
2
Voer m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
de gewenste parameterinstelling.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
• Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of
ritmeselectiescherm.
REVERB parameters
Nagalmeffecten worden geassocieerd met ofwel een
nagalmeffect of een vertragingseffect. Parameterinstellingen
hangen af van het geassocieerde type.
Nagalmtype (Nr. 0 tot en met 5, 8 tot en met 13)
■
Nagalmniveau (Reverb Level)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de mate van nagalm. Een groter nummer
produceert meer nagalm.
■
Nagalmtijd (Reverb Time) (Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de duur van nagalm. Een groter nummer
produceert langere nagalm.
■
ER niveau (ER Level) (Aanvankelijk echogeluid)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het aanvankelijke nagalmvolume.
Het aanvankelijke echogeluid is het eerste geluid dat via
de muren en het plafond gereflecteerd wordt wanneer
geluid weergegeven wordt door dit keyboard. Een grotere
waarde stelt een groter echogeluid voor.
Selecteren van CHORUS
Voer de volgende stappen uit om CHORUS (zweving) te
selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator
in het display verschijnt.
2
Druk tweemaal op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor wordt het zweving bewerkingsscherm
verkregen.
• Het zwevingtype instelscherm (stap 4) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Druk op de [왘] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
om door de zwevingtypes heen te bladeren totdat
de gewenste wordt getoond of gebruik de
cijfertoetsen om het gewenste zwevingnummer in
te voeren.
• Zie de afzonderlijke
aangaande de zwevingtypes (chorus) die beschikbaar
zijn.
• Hier kunt u eventueel de parameters veranderen van
de effecten die u selecteerde. Zie “Veranderen van de
instellingen van de CHORUS (zweving) parameters”
voor nadere informatie.
Appendix
G voor informatie
D-30
Page 33
Toepassen van effecten op tonen
Veranderen van de instellingen van
de CHORUS (zweving) parameters
U kunt de relatieve sterkte van een effect regelen en hoe dit
wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld
“CHORUS parameters” voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste zwevingtype
gebruikt u de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
• Hierdoor wordt het parameterinstelscherm verkregen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
om de gewenste parameterinstelling in te voeren.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
• Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of
ritmeselectiescherm.
CHORUS parameters
■
Zwevingniveau (Chorus Level)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het zwevingsgeluid.
■
Zwevingsterkte (Chorus Rate)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation snelheid van het
zwevingsgeluid. Een hogere waarde produceert een
snellere undulation.
■
Zwevingdiepte (Chorus Depth)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation diepte van het zwevingsgeluid.
Een hogere waarde produceert een diepere undulation.
Instellen van het equalizertype
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator
in het display verschijnt.
2
Druk driemaal op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor wordt het equalizer bewerkingsscherm
verkregen.
• Het equalizertype instelscherm (stap 4) verschijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van
de toets.
3
Druk op de [왘] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
om het gewenste equalizertype in te stellen.
• Zie de afzonderlijke
aangaande de equalizertypes die beschikbaar zijn.
Voorbeeld: Instellen van Jazz
Appendix
H voor informatie
Jazz
• Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken wordt
het equalizertype instelscherm verlaten.
Afregelen van de versterking (het
volume) van een band
1
Na het selecteren van het gewenste equalizertype
gebruikt u de [왗] and [왘] CURSOR toetsen om de
band te selecteren waarvan u de versterking wilt
bijstellen.
Voorbeeld: Om de HIGH band bij te regelen.
OPMERKING
• Of een effect al dan niet uitgeoefend wordt op de delen
die worden weergegeven, hangt tevens af van de
mixerfunctie nagalmzend, de zwevingzend en de DSP
aan/uit instellingen. Zie “Mixerfunctie” op pagina D-40
voor nadere informatie.
De equalizer gebruiken
Dit keyboard heeft een ingebouwde vier-banden equalizer
en 10 verschillende instellingen waaruit u kunt kiezen. U kunt
de versterking (volume) bijstellen van alle vier
equalizerbanden binnen het bereik van –12 tot en met 0 tot
en met +12.
ME H i h
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen
om de bandversterking in te stellen.
Voorbeeld: Bijregelen van de versterking tot 10
ME H i h
• Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken wordt
het equalizer instelscherm verlaten.
OPMERKING
• Wanneer overgestapt wordt naar een andere type
equalizer, veranderen de bandversterkingsinstellingen
automatisch naar de oorspronkelijke instellingen voor
het nieuw ingestelde type equalizer.
qg
qg
D-31
Page 34
Automatisch begeleiding
MODE
ACCOMP VOLUME
INTRO/ENDING 1/2
SYNCHRO/FILL-IN NEXTAUTO HARMONIZE
Dit keyboard speelt automatisch de bas- en akkoordgedeelten
overeenkomstig de akkoorden die u speelt. De bas- en
akkoordgedeelten worden m.b.v. automatisch ingestelde
klanken en tonen gespeeld voor instelling van het door u
gebruikte ritme. Dit betekent dat u volledige, realistische
begeleiding krijgt voor de melodienoten die u met de
rechterhand speelt waardoor u een één-mans ensemble
creëert.
ONE TOUCH PRESET
TEMPOVARIATION/FILL-IN 1/2
START/STOP
RHYTHM
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Instellen van een ritme
Dit keyboard voorziet u in 166 opwindende ritmes dit u met
de volgende procedure kunt selecteren.
U kunt ook begeleidingsdata oversturen van uw computer
en er maximaal 16 van als gebruikersritmes opslaan in het
keyboardgeheugen. Zie “Internet Data Expansion System”
op pagina D-82 voor nadere informatie.
Instellen van een ritme
1
Zoek het te gebruiken ritme op in de ritmelijst van
het keyboard en schrijf het ritmenummer op.
Aangaande de MODE toets
Gebruik de MODE toets om de te gebruiken
begeleidingsfunctie te selecteren. Telkens bij indrukken van
de MODE toets wordt naar de volgende instelling van de
beschikbare begeleidingsfuncties gegaan zoals aangegeven
in de onderstaande afbeelding.
Normaal (Automatische begeleiding uit)
FULL RANGE CHORD
FINGERED
CASIO CHORD
• Alleen ritmeklanken worden geproduceerd wanneer alle
begeleidingsfunctie indicators uitgeschakeld zijn.
• De op het moment geselecteerde begeleidingsfunctie wordt
aangegeven door de functie indicators boven de MODE
toets. Informatie aangaande het gebruik van elk van deze
functies begint vanaf pagina D-34.
2
Druk op de RHYTHM toets.
• Niet alle beschikbare ritmes worden getoond op de
ritmelijst die op het keyboard console afgebeeld is.
Zie de afzonderlijke
lijst.
Nummer en naam van het ingestelde ritme
Appendix
C voor een volledige
Md r n 8B tt
Verschijnt bij indrukken van de RHYTHM toets.
3
Voer het drie-cijferige ritmenummer in van het
bewuste ritme m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Voer 0, 5 en vervolgens 2 in om “052 POP
2”, te selecteren.
Pop 2
OPMERKING
• U kunt het ingevoerde nummer tevens vergroten met
de [+] toets en verkleinen met de [–] toets.
D-32
Page 35
Automatisch begeleiding
Spelen van een ritme
Spelen van een ritme
1
Druk op VARIATION/FILL-IN toets 1 of 2.
• Hierdoor begint weergave van het ingestelde ritme.
• Druk op de START/STOP toets om het ritme te
stoppen.
OPMERKING
• Akkoorden zullen samen met het ritme klinken als één
van de drie begeleidingsfunctie indicators boven de
MODE toets brandt. Druk op de MODE toets totdat alle
indicators uit zijn als u de ritmepatronen wilt spelen
zonder akkoorden.
• Sommige ritmes bestaan enkel uit akkoordbegeleidingen
zonder drums of andere percussie instrumenten.
Dergelijke ritmes klinken niet tenzij CASIO CHORD,
FINGERED of FULL RANGE CHORD geselecteerd is
als de begeleidingsfunctie.
• Begeleidingsklanken (akkoorden, bas, enz.) klinken niet
terwijl een metronoomritme (Nr. 160 tot en met 165: 0,
2, 3, 4, 5, 6 Beat) gebruikt wordt zelfs als de instelling
van de MODE toets CASIO CHORD, FINGERED of
FULL RANGE CHORD is. Daarom dient u op de MODE
toets te drukken totdat alle indicators uit zijn.
Het tempo instellen
U kunt de weergave van het ritmetempo instellen binnen een
bereik van 30 tot 255 maatslagen per minuut. De tempo
instelling wordt gebruikt voor de automatische
begeleidingsakkoord weergave en melodiegeheugenfuncties.
Automatische begeleiding
gebruiken
De onderstaande procedure beschrijft hoe u de automatische
begeleidingsfunctie van het keyboard kunt gebruiken. Voor
u begint dient u eerst het ritme dat u wilt gebruiken in te
stellen en het ritmetempo in te stellen op de gewenste waarde.
Gebruik van automatische begeleiding
1
Gebruik de MODE toets om CASIO CHORD
FINGERED of FULL RANGE CHORD te selecteren
als begeleidingsfunctie.
• De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie is
de functie waarvan de indicator brandt. Zie “Aangaande
de MODE toets” op pagina D-32 voor details.
2
Druk op de START/STOP toets om weergave van
het momenteel ingestelde ritme te beginnen.
3
Speel een akkoord.
• De feitelijke procedure die u dient te volgen om een
akkoord te spelen hangt af van de op dat moment
geselecteerde begeleidingsfunctie. Verwijs naar de
volgende pagina’s voor details aangaande de
weergave van akkoorden.
CASIO CHORD ......................... Pagina D-34
FINGERED ................................. Pagina D-35
FULL RANGE CHORD ........... Pagina D-35
Huidige maatnummer en
maatslagnummer
Akkoordnaam
Instellen van het tempo
1
Druk op een van de TEMPO toetsen (왖 of 왔).
왖 :
Verhoogt de aangegeven waarde (verhoogt het tempo)
왔 : Verlaagt de aangegeven waarde (verlaagt het tempo)
OPMERKING
• Bij tegelijkertijd indrukken van beide TEMPO toetsen (왖
en 왔 ) wordt het tempo teruggesteld op de
oorspronkelijke waarde van het momenteel ingestelde
ritme.
Pop 2
Basisvingerzetting van het huidige akkoord
(kan verschillen van het akkoord dat in
werkelijkheid op het keyboard gespeeld
wordt.)
4
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de
automatische begeleiding te stoppen.
D-33
Page 36
Automatisch begeleiding
OPMERKING
• Als u op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets drukt en
vervolgens op de INTRO/ENDING 1/2 toetsen i.p.v. op
de START/STOP toets in stap 2, dan zal de begeleiding
starten met een intropatroon wanneer u de bediening
uitvoert in stap 3. Zie pagina D-36 en D-37 voor nadere
details betreffende deze toetsen.
• Als u op de INTRO/ENDING 1/2 toetsen drukt i.p.v. op
de START/STOP toets in stap 4, dan zal een eindpatroon
worden weergegeven voordat de weergave van de
begeleiding is afgelopen. Zie pagina D-37 voor nadere
details betreffende deze toets.
• U kunt het volumeniveau van het begeleidingsgedeelte
afzonderlijk instellen van het hoofdvolume. Zie“Instellen
van het begeleidingsvolume” op pagina D-39 voor
details.
CASIO CHORD
Met deze methode kan iedereen gemakkelijk akkoorden
spelen ongeacht zijn of haar muzikale kennis en ervaring.
Hieronder volgt een beschrijving van het CASIO CHORD
“Begeleidingstoetsenbord” en “Melodietoetsenbord” en er
wordt verteld hoe u CASIO CHORDs speelt.
CASIO CHORD begeleidingstoetsenbord en
melodietoetsenbord
• WK-3300/WK-3800
Begeleidingstoetsen
• WK-8000
Begeleidingstoetsen
OPMERKING
• Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden
voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid
geproduceerd als u probeert losstaande melodienoten
op dit toetsenbord te spelen.
Melodietoetsen
Melodietoetsen
Akkoordtypes
Met CASIO CHORD begeleiding kunt u vier types akkoorden
spelen met minimale vingerzettingen.
Akkoordtypes
Voorbeeld
Majeur akkoorden
De namen van majeur
akkoorden worden aangegeven
boven de klaviertoetsen van het
C Majeur (C)
#
E#G
A
DE FF
C
B
C
AB
#
E
DE F
C
C
begeleidingstoetsenbord. Merk
op dat het geproduceerde
akkoord bij indrukken van een
begeleidings-toetsenbord toets
niet van octaaf verandert
ongeacht welke klaviertoets
gebruikt wordt om hem te
spelen.
Mineur akkoorden (m)
Om een mineur akkoord te
spelen, drukt u op de
klaviertoets van het majeur
C mineur(Cm)
#
E#G
A
C
C
DE FF
B
AB
C
C
#
DE F
E
akkoord en willekeurig welke
andere klaviertoets op het
begeleidingstoetsenbord rechts
van de klaviertoets van het
majeur akkoord.
Septiem akkoorden (7)
Om een septiem akkoord te
spelen, drukt u op de
klaviertoets van het majeur
C septiem (C7)
C
#
C
E#G
DE FF
#
A
C
C
B
AB
DE F
E
akkoord en willekeurig welke
andere twee klaviertoetsen op
het begeleidingstoetsenbord
rechts van de klaviertoets van
het majeur akkoord.
Mineur septiem akkoorden
(m7)
Om een mineur septiem
akkoord te spelen, drukt u op
de klaviertoets van het majeur
C mineur septiem
(Cm7)
C
#
C
E#G
DE FF
#
E
DE F
A
C
C
B
AB
akkoord en willekeurig welke
andere drie klaviertoetsen op
het begeleidingstoetsenbord
rechts van de klaviertoets van
het majeur akkoord.
OPMERKING
• Het maakt geen verschil of u zwarte of witte
klaviertoetsen rechts van de klaviertoets van het majeur
akkoord indrukt bij het spelen van mineuren en
septiemen.
D-34
Page 37
Automatisch begeleiding
FINGERED
De FINGERED functie geeft u in het totaal de beschikking
over 15 verschillende akkoordtypes. Hieronder volgt een
beschrijving van het FINGERED “Begeleidingstoetsenbord”
en “Melodietoetsenbord” en er wordt verteld hoe u de
grondtoon C kunt spelen met FINGERED.
FINGERED begeleidingstoetsenbord en
melodietoetsenbord
• WK-3300/WK-3800
Begeleidingstoetsen
• WK-8000
Begeleidingstoetsen
OPMERKING
• Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden
voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid
geproduceerd als u probeert melodienoten op dit
toetsenbord te spelen.
C
Cm
Melodietoetsen
Melodietoetsen
Cdim
Zie de afzonderlijke
het spelen van akkoorden met andere grondtonen.
*1: Omgekeerde vingerzettingen kunnen niet worden
gebruikt. De laagste noot is de grondtoon.
*2: Hetzelfde akkoord kan gespeeld worden zonder op de
5de G klaviertoets te drukken.
Appendix
D voor details aangaande
OPMERKING
• Behalve bij de akkoorden aangegeven in opmerking*
hierboven zullen omgekeerde vingerzettingen (d.w.z. EG-C of G-C-E i.p.v. C-E-G) dezelfde akkoorden
produceren als de standaard vingerzetting.
• Behalve bij de uitzondering aangegeven in opmerking*
hierboven dienen alle toetsen te worden ingedrukt die
in combinatie een akkoord vormen. Wanneer zelfs een
enkele klaviertoets niet wordt ingedrukt zal het gewenste
FINGERED akkoord niet worden gespeeld.
1
2
FULL RANGE CHORD
Deze begeleidingsmethode geeft u in totaal de beschikking
over 38 verschillende akkoordtypes: de 15 akkoordtypes van
FINGERED plus 23 andere types. Het keyboard interpreteert
elke combinatie van drie of meer klaviertoetsen die klopt als
een FULL RANGE CHORD patroon als een akkoord. Andere
combinaties (die dus geen FULL RANGE CHORD patroon
vormen) worden als melodiespel geïnterpreteerd.
Daarom is er geen reden om een apart
begeleidingstoetsenbord te hebben, zodat dus het gehele
toetsenbord van begin tot einde als een melodietoetsenbord
functioneert die gebruikt kan worden voor zowel melodieën
als akkoorden.
*1
Caug
*2
Cm7
5 *1
C7
Cmadd9
FULL RANGE CHORD begeleidingstoetsenbord en
melodietoetsenbord
Csus4
Cmaj7
*2
C7
Cm7
*2
5
• WK-3300/WK-3800
Begeleidingstoetsen/Melodietoetsen
• WK-8000
Begeleidingstoetsen/Melodietoetsen
C7sus4
*2
CmM7
*2
Cadd9
Cdim7
*2
*1
D-35
Page 38
Automatisch begeleiding
Akkoorden die dit keyboard kan herkennen
De volgende tabel identificeert patronen die door FULL
RANGE CHORD kunnen worden herkend als akkoorden.
Patroontype
Aantal akkoordvariaties
De 15 akkoordpatronen die worden
FINGERED
aangegeven bij FINGERED op
pagina D-35.
23 standaard vingerzettingen. Hier
volgen voorbeelden van de 23
akkoorden die beschikbaar zijn met
C als basnoot.
C6 Cm6 C69
Standaard
vingerzetting
••
D
C
•
•
C
C
BCCmCDm
••
5
Dm7
7
A
••••
C
CF7C
FCGC
E
••••
C
FmCGmCAmCBm
•
••
C
Fm7CGm7C A
A
B
C
C
•
C
add9
•
C
Voorbeeld: Om het akkoord C majeur te spelen.
Beide vingerzettingen die in de afbeelding getoond worden,
zullen een C majeur produceren.
• WK-3300/WK-3800
1
EG C
Gebruik van een intro patroon
Met dit keyboard kunt u een korte intro toevoegen aan een
ritmepatroon om het begin soepeler en natuurlijker te laten
zijn.
De volgende procedure beschrijft hoe u de Intro functie kunt
gebruiken. Voordat u begint dient u eerst het ritme dat u wilt
gebruiken te selecteren, het tempo te selecteren en de MODE
toets te gebruiken om de akkoordweergavemethode te
selecteren die u wilt gebruiken (Normaal, CASIO CHORD,
FINGERED, FULL RANGE CHORD).
Tussenvoegen van een intro
1
Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2.
• Bij de opzet hierboven wordt het intro patroon
gespeeld en de automatische begeleiding met
intropatroon begint zodra u akkoorden op het
begeleidingstoetsenbord begint te spelen.
OPMERKING
• Het standaard ritmepatroon begint te spelen nadat het
intro patroon voltooid is.
Gebruik van een fill-in patroon
Met fill-in patronen kunt u het ritmepatroon kortstondig
veranderen om een interessante variatie toe te voegen aan
uw spel.
E
GC
2
1 ...... akkoord C
2 ...... akkoord
• WK-8000
1
EG C
E
G C
2
1 ...... akkoord C
2 ...... akkoord
OPMERKING
• Zoals bij de FINGERED functie (pagina D-35), kunt u
de noten die een akkoord vormen in elke combinatie
spelen (1).
• Wanneer de laagste noot van een akkoord zes of meer
halftonen weg is van de volgende noot wordt de laagste
noot de basnoot (2).
D-36
De volgende procedure beschrijft hoe de fill-in functie wordt
gebruikt.
C
E
C
E
Page 39
Automatisch begeleiding
Tussenvoegen van een fill-in
1
Druk op de START/STOP toets om weergave van
het ritme te starten.
2
Stel de gewenste fill-in variatie in.
• Druk om Fill-in 1 in te voegen drukt u op de
VARIATION/FILL-IN 1 toets terwijl Variatie 1 van
het ritme aan het spelen is.
• Druk om Fill-in 2 in te voegen drukt u op de
VARIATION/FILL-IN 2 toets terwijl Variatie 2 van
het ritme aan het spelen is.
OPMERKING
• De SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen werken niet terwijl
een intro patroon weergegeven wordt.
• Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets of de
VARIATION/FILL-IN 1/2 toets ingedrukt te houden wordt
een fill-in patroon herhaald.
Gebruik van een ritmevariatie
Naast het standaard ritmepatroon kunt u ook overstappen
op een secundair ritmepatroon voor de nodige afwisseling.
Tussenvoegen van een
variatieritmepatroon
1
Druk op de START/STOP toets om weergave van
het ritme te starten.
2
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
• Als een Variatie 1 ritme op het moment aan het spelen
is, speelt dit Fill-in 1 gevolgd door Fill-in 2 en schakelt
dan over op het Variatie 2 ritme.
• Als een Variatie 2 ritme op het moment aan het spelen
is, speelt dit Fill-in 2 gevolgd door Fill-in 1 en schakelt
dan over op het Variatie 1 ritme.
• Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets ingedrukt
te houden zal het fill-in patroon zich gaan herhalen.
Begeleiding en ritmeweergave
tegelijk starten
U kunt het keyboard zo instellen dat ritmeweergave op
hetzelfde moment begint als wanneer u begint met spelen
van de begeleiding op het keyboard.
De volgende procedure beschrijft hoe u synchronisch start
kunt gebruiken. Voor het starten dient u eerst het te gebruiken
ritme te selecteren, het tempo in te stellen en de MODE toets
gebruiken om de akkoordweergavemethode te selecteren die
u wilt gebruiken (Normaal, CASIO CHORD, FINGERED,
FULL RANGE CHORD).
Gebruik van synchronische start
1
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets om de
gesynchroniseerde startfunctie van het keyboard in
standby te zetten.
2
Speel een akkoord en het ritmepatroon begint
automatisch met spelen.
OPMERKING
• Alleen het ritme speelt (zonder akkoord) bij spelen op
het begeleidingstoetsenbord, als de MODE toets in de
normaal stand staat.
• Als u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 drukt zonder
daarvoor iets op het keyboard te spelen, begint het ritme
automatisch met een intro patroon wanneer u daarna
iets op het begeleidingskeyboard speelt.
• Druk nogmaals op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets
om standby van synchro–start ongedaan te maken.
Afsluiten met een eindpatroon
U kunt uw spel met een eindpatroon beëindigen waardoor
het gebruikte ritmepatroon tot een natuurlijk klinkend einde
wordt afgerond.
De volgende procedure beschrijft hoe u een eindpatroon kunt
tussenvoegen. Merk op dat het uiteindelijk weergegeven
eindpatroon afhangt van het gebruikte ritmepatroon.
Afsluiten met een eindpatroon
1
Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 terwijl
het ritme aan het spelen is.
• De timing van het begin van het eindpatroon hangt
af van wanneer u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2
drukt. Drukt u voor de tweede maatslag van de
huidige maat op de toets, dan begint het eindpatroon
ogenblikkelijk te spelen.
OPMERKING
• Door indrukken van de INTRO/ENDING toets voor de
eerste halve maatslag aan het begin van een maat wordt
het einde onmiddellijk gespeeld. Wordt de toets
ingedrukt na de eerste halve maatslag van een maat,
dan zal het einde gespeeld worden vanaf het begin van
de volgende maat.
D-37
Page 40
Automatisch begeleiding
Gebruik van één-toets voorkeuzes
Eén-toets voorkeuzes stellen automatisch de hieronder
vermelde hoofdinstellingen in overeenkomstig het
ritmepatroon dat u aan het gebruiken bent.
• Keyboardtoon
• Laag aan/uit
• Splitsen aan/uit
• Automatische harmonisatie on/off
• Automatisch harmonisatietype
• Begeleidingsvolumeniveau
• Tempo
• Effectinstellingen
Eén-toets voorkeuzes gebruiken
1
Stel het te gebruiken ritme in.
2
Gebruik de MODE toets om de begeleidingsfunctie
te selecteren die u wilt gebruiken.
3
Druk op de ONE TOUCH PRESET toets.
• Hierdoor worden de één-toets voorkeuzes
automatisch ingesteld overeenkomstig het ingestelde
ritme.
• De synchrone standbyfunctie wordt op dit moment
automatisch ingeschakeld bij het keyboard.
Gebruik van automatische
harmonisatie
Wanneer u de automatiche begeleiding aan het gebruiken
bent, voegt de automatiche harmonisatie automatisch extra
noten toe aan uw melodie in overeenkomst met het akkoord
dat gespeeld wordt. Het resultaat is een harmonisch effect
dat uw melodielijn rijker en voller maakt.
Gebruiken van automatische
harmonisatie
1
Gebruik de MODE toets om FINGERED of CASIO
CHORD als de begeleidingfunctie te selecteren.
• De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie
is die functie waarvan de indicator brandt. Zie
“Aangaande de MODE toets” op pagina D-32 voor
details.
Normaal (Automatische begeleiding uit)
FULL RANGE CHORD
FINGERED
CASIO CHORD
4
Start ritme en automatische begeleiding en speel
iets op het toetsenbord.
• De begeleiding wordt gespeeld m.b.v. de instellingen
van de één-toets voorkeuzes.
2
Druk op AUTO HARMONIZE om automatische
harmonisatie in te schakelen.
• Hierdoor verschijnt de AUTO HARMONIZE
indicator op de display.
3
Start automatische begeleidingsweergave en speel
iets op het toetsenbord.
4
Druk op AUTO HARMONIZE om automatische
harmonisatie uit te schakelen.
• Hierdoor verdwijnt de AUTO HARMONIZE
indicator van de display.
OPMERKING
• Automatische harmonisatie wordt tijdelijk uitgeschakeld
wanneer u weergave van demonstratiemelodieën start.
De functie wordt opnieuw ingeschakeld zodra de functie
of bewerking die het uitschakelde voltooid is.
• Automatische harmonisatie is enkel mogelijk wanneer
de automatische begeleidingsfunctie FINGERED of
CASIO CHORD is.
D-38
Page 41
Automatisch begeleiding
Automatisch harmonisatietype
Bij automatische harmonisatie kunt u kiezen uit de 10
volgende automatisch harmonisatietypes. U verandert van
type met het instel item d.m.v. de TRANSPOSE/FUNCTION
toets.
Zie “Veranderen van andere instellingen” op pagina D-71
voor nadere informatie.
Aangaande automatische
harmonisatienoten en –tonen
De op het toetsenbord gespeelde noten worden
“melodienoten” genoemd terwijl de noten die toegevoegd
worden aan de melodie door de automatische harmonisatie
“harmonisatienoten” worden genoemd. Automatische
harmonisatie gebruikt gewoonlijk de door u ingestelde toon
voor de melodienoten als de toon voor de harmonisatienoten,
maar u kunt de mixer (pagina D-40) gebruiken om een andere
toon in te stellen voor de harmonisatienoten. De
harmonisatienoottoon wordt toegewezen aan mixerkanaal 5
zodat u dus kanaal 5 dient te veranderen naar de toon die u
wilt gebruiken voor de harmonisatienoten.
Naast de toon kunt u ook de mixer gebruiken om een aantal
parameters te gebruiken zoals de volumebalans. Zie “Gebruik
van de parameterbewerkingsfunctie” op pagina
D-41 voor details aangaande deze procedures.
OPMERKING
• De default harmonisatienoottoon bij inschakelen van de
automatische harmonisatie is dezelfde toon als de
melodienoottoon.
• Door de melodietooninstelling te veranderen verandert
ook automatisch de harmonisatienoottoon naar dezelfde
instelling.
Instellen van het
begeleidingsvolume
U kunt het volume van de begeleidingsonderdelen instellen
als een waarde tussen 000 (min.) en 127 (max.).
1
Druk op de ACCOMP VOLUME toets.
Huidige instelling van het begeleidingsvolume
AcompVo l
2
Verander de momenteel ingestelde waarde van het
volume m.b.v. de cijfertoetsen of m.b.v. de [+]/[–]
toetsen.
Voorbeeld: 110
AcompVo l
OPMERKING
• Door op de ACCOMP VOLUME toets of de EXIT toets
te drukken wordt teruggegaan naar het toon of ritmeinstelscherm.
• Eventuele met de mixer gemaakte
kanaalbalansinstellingen blijven behouden wanneer u
de instelling van het begeleidingsvolume verandert.
• Door tegelijkertijd op de [+] en [–] toetsen te drukken
wordt het begeleidingsvolume op 100 ingesteld.
D-39
Page 42
Mixerfunctie
Wat kunt u met de Mixer doen?
Met dit keyboard kunt u meerdere stukken van verschillende
muziekinstrumenten op hetzelfde moment spelen tijdens
weergave van de auto-begeleiding, melodiegeheugenweergave,
bij ontvangst van data via de USB poort, enz. De mixer wijst elk
onderdeel toe aan een afzonderlijk kanaal (1 - 16) dat u apart
kunt in-/uitschakelen en waarvan u het volume en de
parameters van de stereopositie afzonderlijk kunt instellen.
Naast de kanalen 1 tot en met 16 heeft de mixer ook een DSP
kanaal dat u kunt gebruiken om het DSP niveau, de DSP
stereopositie en andere parameters bij te stellen.
Kanaaltoewijzingen
Hieronder wordt aangegeven welke onderdelen toegewezen
worden aan de 16 kanalen.
Kanaal-
nummer
Kanaal 1Hoofdtoon (UP1)
Kanaal 2Gelaagde toon (UP2)
Kanaal 3Splitstoon (LOW1)
Kanaal 4Gelaagde/splitstoon (LOW2)
Kanaal 5Harmonisatietoon (HARM)
Kanaal 6Automatisch begeleidingsakkoord deel 1
(CHD1)
Kanaal 7Automatisch begeleidingsakkoord deel 2
(CHD2)
Kanaal 8Automatisch begeleidingsakkoord deel 3
(CHD3)
Kanaal 9Automatische begeleiding basdeel (BASS)
Kanaal 10Automatische begeleiding ritmedeel
(DRUM)
Kanaal 11Melodiegeheugenspoor 1 (TR1)
Kanaal 12Melodiegeheugenspoor 2 (TR2)
Kanaal 13Melodiegeheugenspoor 3 (TR3)
Kanaal 14Melodiegeheugenspoor 4 (TR4)
Kanaal 15Melodiegeheugenspoor 5 (TR5)
Kanaal 16Melodiegeheugenspoor 6 (TR6)
Onderdeel
Zie pagina D-66 tot en met D-68 voor informatie aangaande
gelaagde, splits- en gelaagde/splitstonen.
Zie pagina D-53 voor informatie aangaande het
melodiegeheugen.
OPMERKING
• Gewoonlijk wordt toetsenbordspel toegewezen aan
kanaal 1. Wanneer automatische begeleiding wordt
gebruikt, wordt elk deel van de begeleiding toegewezen
aan de kanalen 6 – 10.
• Aan alle 16 kanalen wordt een muziekinstrumentdeel
toegewezen wanneer dit keyboard gebruikt wordt als
de klankbron voor een uitwendig aangesloten computer
of een ander MIDI toestel. De noten die worden
weergegeven via het kanaal dat geselecteerd was door
bewerkingen onder “In- en uitschakelen van kanalen”
hieronder, worden aangegeven op het aangegeven
toetsenbord en in de notenbalk.
In- en uitschakelen van kanalen
Druk op de CHANNEL toetsen om kanalen afzonderlijk in
en uit te schakelen. De indicators op de display tonen de
huidige status van elk kanaal.
Kanaal aanKanaal uit
• Elke maal dat een CHANNEL toets ingedrukt wordt,
schakelt het betreffende kanaal aan en uit.
• De aan/uit status van elk kanaal bepaalt de aan/uit status
van het corresponderende onderdeel voor het spelen op
het toetsenbord en de weergave van de automatisch
begeleiding en het melodiegeheugen.
• Door van ritme te veranderen zullen de mixerinstellingen
voor de kanalen 6 – 11 veranderen naar de default (=
oorspronkelijke waarde) instellingen die toegekend zijn aan
het nieuwe ritme. Deze instellingen veranderen ook naar
de default voor het op dat moment geselecteerde
ritmepatroon telkens wanneer u overschakelt tussen de
intro-, normale, variatie-, fill-in, en eindpatronen.
OPMERKING
• In deze gebruiksaanwijzing komt “kanaalnummer”
overeen met de kanaalnummers die op het toetsenbord
boven de CHANNEL toetsen aangegeven zijn.
• De CHANNEL toetsnaam in de bovenstaande tabel
correspondeert aan de tekst die aangegeven is op het
toetsenbord onder de CHANNEL toetsen.
D-40
Page 43
Mixerfunctie
Gebruik van de
parameterbewerkingsfunctie
Bewerken van de parameters voor de
kanalen 1 tot en met 16
Met de parameterbewerkingsfunctie kunt u de instelling van
tien verschillende parameters (inclusief toon, volume en
balanspunt) veranderen bij het kanaal dat u instelde in het
mixerscherm.
Veranderen van de parameters
1
Druk op de MIXER toets.
• Hierdoor verschijnt de MIXER indicator in het display.
2
Druk op een CHANNEL toets (1 – 16) om een
kanaal te selecteren.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om tussen
kanalen om te schakelen.
CHANNELMIXER
4
Verander de instelling van de parameter m.b.v. de
cijfertoetsen of m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld: Verander de instelling naar “060”.
CURSOR
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Vo l ume
• Door indrukken van de MIXER of EXIT toets wordt
de parameterbewerkingsfunctie verlaten.
Bewerken van DSP kanaalparameters
1
Druk op de CHANNEL (DSP) toets.
• Hierdoor wordt het DSP kanaal geselecteerd.
• Door op de [왗] CURSOR toets te drukken terwijl het
DSP kanaal is geselecteerd, wordt teruggegaan naar
kanaal 16.
3
Gebruik de [왖] en [왔] CURSOR toetsen om de
parameter te selecteren waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Voorbeeld: Kies de volume-instelling door “Volume” in
• Telkens bij indrukken van de [왖] of [왔] CURSOR toets
wordt naar de volgende van de parameters gegaan.
• U kunt de [왗] en [왘] CURSOR toetsen gebruiken om
op elk moment van deze procedure naar een ander
kanaal te veranderen.
Geeft een kanaalvolume-instelling aan van 127
de display te verkrijgen.
Vo l ume
D-41
Page 44
Mixerfunctie
Hoe parameters werken
Hieronder volgen de parameters waarvan de instellingen
veranderd kunnen worden tijdens de
parameterbewerkingsfunctie.
Toonparameters
■
Toon (Tone)
(Bereik: 000 tot en met 903, trekstaaforgel tonen 000
tot en met 199)
Deze parameter stuurt de tonen die toegewezen zijn aan elk
onderdeel.
Telkens wanneer de toon zich op de display bevindt, kunt u
de TONE toets indrukken of de DRAWBAR ORGAN toets
en een andere toon selecteren, indien u dit wilt.
St .GrPno
■
Deel aan/uit (Part On/Off)
(Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter kan gebruikt worden om elk deel in te
schakelen (klinkt) en uit te schakelen (klinkt niet). De huidige
aan/uit status van elk deel wordt aangegeven in de display
zoals hieronder beschreven.
Channe l
■
Octaafverschuiving (Octave Shift)
(Bereik: –2 tot en met 0 tot en met +2)
U kunt de octaafverschuiving gebruiken om het bereik van
de toon omhoog of omlaag te verschuiven. Bij gebruik van
de piccolo toon kan het voorkomen dat bijzonder hoge noten
die u wilt spelen niet binnen het bereik van het toetsenbord
vallen. In dit geval kunt u de octaafverschuiving gebruiken
om het bereik van het toetsenbord één octaaf hoger te
verschuiven.
Oc t Sh i f t
–2 : Bereik twee octaven lager verschoven.
–1 : Bereik één octaaf lager verschoven.
0 : Geen verschuiving
+1 : Bereik één octaaf hoger verschoven.
+2 : Bereik twee octaven hoger verschoven.
Toonschaalparameters (Tuning)
U kunt deze parameters gebruiken om elk van de delen
afzonderlijk te stemmen.
■
Grofweg stemmen (Coarse Tune)
(Bereik: –24 tot en met 00 tot en met +24)
Deze parameter regelt de ruwe stemming van de toonhoogte
van het ingestelde kanaal in eenheden van een halve toon.
■
Volume (Bereik: 000 tot en met 127)
Dit is de parameter die het volume regelt van het ingestelde
kanaal.
Vo l ume
■
Stereopositie (Pan Pot)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze paramater regelt de panpot wat het middelpunt is
tussen de linker- en rechterkanalen. Door “00” in te stellen
wordt het midden gespecificeerd terwijl een waarde kleiner
dan “00” het punt naar links beweegt en een waarde groter
dan “00” het middelpunt naar rechts verplaatst.
Pan
C.Tune
■
Fijnstemmen (Fine Tune)
(Bereik: –99 tot en met 00 tot en met +99)
Deze parameter regelt de fijnstemming van de toonhoogte
van het ingestelde kanaal in eenheden van een cent.
F i neTune
D-42
Page 45
Effectparameters
De mixer laat u de effecten bedienen die uitgeoefend worden
op elk apart deel waarin het verschilt van de effectfunctie
waarvan de instellingen enkel toegepast worden op alle delen
in het algemeen.
■
Nagalmzenden (Reverb Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel nagalm op een deel wordt
uitgeoefend. Een instelling van “000” schakelt de nagalm uit
terwijl een instelling van 127 maximale nagalm uitoefent.
•“Nagalmzenden” werkt niet bij bepaalde drumklanken.
Mixerfunctie
■
DSP systeem nagalm zenden (DSP System Reverb
Send) (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt hoeveel nagalm er op het DSP
onderdeel wordt uitgeoefend.
D.RvbSnd
■
DSP system zweving zenden (DSP System Chorus
Send) (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt hoeveel zweving er op het DSP
onderdeel wordt uitgeoefend.
Rvb Send
■
Zwevingzenden (Chorus Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel zweving op een deel wordt
uitgeoefend. Een instelling van “000” schakelt de zweving
uit terwijl een instelling van 127 maximale zweving uitoefent.
• Zwevingzenden (Chorus Send) werkt niet bij drumklanken.
Cho Send
■
DSP lijn (DSP Line) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
U kunt deze parameter gebruiken om de DSP lijn uit te
schakelen voor een bepaald kanaal of om deze juist in te
schakelen.
DSP L i n e
DSP deelparameters
■
DSP niveau (DSP Level) (bereik: 0 tot en met 127)
Stelt het post-DSP volume in.
D.ChoSnd
OPMERKING
• Door veranderen van de instelling van toon, volume,
stereopositie, ruwweg stemmen, fijnstemmen,
nagalmzenden of zwevingzenden wordt de
corresponderende MIDI boodschap afgegeven via de
USB poort.
• Veranderen van de tooninstellingen verandert de
instellingen voor de toon, octaafverschuiving
nagalmzenden, zwevingzenden en de DSP
lijnparameter*.* Wanneer DSP uitgeschakeld is (zie de
op pagina D-29).
• Door de DSP lijnparameter van de mixer (op deze
pagina) in te schakelen worden de instellingen van het
DSP stereo-positie effect, DSP systeem nagalm zenden,
en DSP systeem zweving parameters gebruikt in plaats
van de instellingen van de stereo-positieregeling, nagalm
zenden en zweven zenden parameters.
OPMERKING
DSPL e v e l
■
DSP Pan (bereik: –64 tot en met 0 tot en met 63)
Stelt het post-DSP stereo pan effect in.
DSP Pa n
D-43
Page 46
Synthesizerfunctie
j
j
De synthesizerfunctie van dit keyboard voorziet in de
gereedschappen voor het creëren van uw eigen originele
tonen. Kies gewoonweg één van de ingebouwde tonen en
verander de parameters ervan om uw eigen orginele geluid
te creëren. U kunt de geluiden zelfs in het geheugen opslaan
m.b.v dezelfde procedure die gebruikt wordt voor het
instellen van een voorkeuzetoon.
Synthesizerfuncties
Het volgende beschrijft hoe elk van de functie gebruikt
worden die verkrijgbaar zijn tijdens de synthesizerfunctie.
Synthesizerfunctie parameters
De voorkeuzetonen die bij dit keyboard ingebouwd zijn,
bestaan uit een aantal parameters. Om een gebruikerstoon te
creëren, dient u eerst een geavanceerde toon (000 tot en met
399) of een voorkeuzetoon (400 tot en met 599) op te roepen
en vervolgens de bijbehorende parameters veranderen naar
uw eigen toon. Merk op dat de drumsettonen (600 tot en met
619) niet gebruikt kunnen worden als de basis van een
gebruikerstoon.
De afbeelding op deze pagina toont de parameters die de
voorkeuzetonen vormen en wat elke parameter doet. Zoals
in de afbeelding te zien is, kunnen parameters in vier groepen
worden verdeeld die hieronder elk in detail worden
beschreven.
(1) Toon karakteristieke golfvorm
■
Tooninstelling
Specificeert welk van de voorkeuzetonen gebruikt dient te
worden als de originele toon.
(2) Volume karakteristieke parameters
Deze parameters sturen hoe de toon verandert tegen de tijd
vanaf het punt dat de klaviertoets aangeslagen werd tot het
moment dat de toon wegsterft. U kunt de veranderingen in
volume- en geluidskarakteristieken specificeren.
■
Aanslagtijd
Dit is de snelheid of de tijd die nodig is voor de toon om het
hoogste volumeniveau te bereiken. U kunt een hoge snelheid
specificeren waarbij de toon het maximale volumeniveau
onmiddellijk bereikt of een langzame snelheid waarbij het
volume langzaam stijgt of iets er tussen in.
■
Loslaattijd
Dit is de mate van of tijd die nodig is voor het toonvolume
om terug te vallen naar nul. U kunt een loslaattijd specificeren
voor een plotselinge daling in het volume naar nul of een tijd
zodat het volume geleidelijk naar nul daalt.
쎲Toetsgevoeligheid
쎲Nagalmzenden
쎲Zwevingzenden
쎲DSP lijn
쎲DSP Type
쎲DSP parameter
Weergave
OPMERKING
• Merk op dat de toon waarvan u de parameter kunt
bewerken toegewezen is aan het kanaal (1 tot en met
4) dat op het moment geselecteerd is met de
Synthesizerfunctie.
Curve
Noot eindigt
Tijd
AR
Toets ingedrukt
A: Aanslagtijd
R: Loslaatti
■
Afsnijfrequentie
d
Toets losgelaten
De afsnijfrequentie is een parameter voor het bijstellen van
de klankkleur door alle frequenties af te snijden die hoger
zijn dan een bepaalde frequentie. Een hogere afsnijfrequentie
produceert een helderder (hardere) klankkleur terwijl een
lagere frequentie een donkerder (zachtere) klankkleur
produceert.
Niveau
Frequentie
Afsni
frequentie
D-44
Page 47
■
Resonantie
De resonantie versterkt de harmonische componenten in de
buurt van de afsnijfrequentie hetgeen een apart geluid
teweegbrengt. Een grotere resonantiewaarde versterkt het
geluid zoals aangegeven in de afbeelding.
Niveau
Synthesizerfunctie
Afsnijfrequentie
Kleine waarde
Resonantie
Frequentie
Grote waarde
OPMERKING
• Bij bepaalde tonen kan een grote resonantiewaarde
vervorming of ruis veroorzaken tijdens het
aanslaggedeelte van de toon.
Deze parameters stellen het vibrato effect bij hetgeen
periodieke veranderingen te veroorzaken bij de toon.
■
Octaafverschuiving
Deze parameter stuurt de octaaf van alle tonen.
(4) Toon karakteristieke instelparameters
■
Niveau
Deze parameter stuurt het algehele volume van de toon.
■
Aanslaggevoeligheid
Deze parameter regelt veranderingen in het volume en de
klankkleur naar gelang de relatieve hoeveelheid druk die
wordt uitgeoefend op de klaviertoetsen. U kunt meer volume
specificeren voor een sterkere druk en minder volume voor
een lichtere druk of u kunt hetzelfde volume specificeren
ongeacht hoeveel druk wordt uitgeoefend op de toetsen.
Deze parameters sturen de effecten die uitgeoefend worden
op de tonen.
D-45
Page 48
Synthesizerfunctie
Opslaan van eigen tonen
De groep toonnummers van 700 tot en met 799 (gebruikerstoonnummers 001 tot en met gebruikerstoonnummers 100) wordt het
“gebruikersgebied ” genoemd omdat ze gereserveerd zijn voor het opslaan van gebruikerstonen. Nadat u een voorkeuzetoon
opgeroepen heeft en de bijbehorende parameters vervangen heeft om uw eigen gebruikerstoon te creëren kunt u deze opslaan in
het gebruikersgebied voor later oproepen. U kunt uw tonen oproepen op precies dezelfde wijze als via de procedure die u
gebruikt voor het selecteren van een voorkeuzetoon.
*1: U kunt elke gewenste geavanceerde toon, voorkeuzetoon of gebruikerstoon selecteren. De gebruikerstoongebieden 700 tot en
met 799 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de geavanceerde tonen 000 tot en met 099.
*2: Gebied waar data wordt opgeslagen die vanaf een computer gestuurd is (Zie “Internet Data Expansion System” op pagina D-
82). Na het oversturen kunt u het keyboard gebruiken om parameters te bewerken maar u kunt bestaande parameters ook
wissen en vervangen. U kunt de data niet opslaan bij een ander toonnummer.
*3: Gebied waar vanaf een computer gestuurde data opgeslagen wordt (zie “Internet Data Expansion System” op pagina D-82).
Het is enkel toegestaan om data te sturen terwijl het bewerken van parameters niet is toegestaan.
*4: Gebruikerstonen die gecreëerd worden door het aanpassen van parameters van één van de voorkeuzetonen (000 tot en met
049). De gebruiker’s trekstaaforgelgebieden bevatten aanvankelijk twee setten van dezelfde data als de trekstaaforgeltonen
van de types 000 tot en met 049.
OPMERKING
• U kunt een originele toon creëren m.b.v. een gebruikerstoon die een golfvorm (toonnummer 800 tot en met 819) bevat. In dit
geval is het opslaggebied hetzelfde als het brontoongebied. Als bijvoorbeeld een originele toon gecreëerd wordt m.b.v.
toonnummer 800 als een brontoon, wordt deze opgeslagen in gebruikersgebiednummer 800.
D-46
Page 49
Synthesizerfunctie
●WK-3300
MODULATION toetsindicator
MODULATION button lamp
SYNTH
Creëren van een gebruikerstoon
Gebruik de volgende procedure om een voorkeuzetoon te
selecteren en de parameters te veranderen om een
gebruikerstoon te creëren.
1
Kies eerst de voorkeuzetoon die als basis gaat
dienen voor de eigen toon.
2
Druk op de SYNTH toets.
• Hierdoor verschijnt de SYNTH indicator in het
display.
Parameterinstelwaarde
Huidige ingestelde parameter
Atk Time
CURSOR
Number
Cijfertoetsen
buttons
[+]/[–]
OPMERKING
• Zie “In het geheugen opslaan van een gebruikerstoon”
op pagina D-50 voor details aangaande het opslaan van
gebruikerstoondata in het geheugen zodat deze niet
wordt uitgewist.
Parameters en hun instellingen
Het volgende omschrijft de functie van elke parameter en
geeft het bijbehorende instelbereik.
■
Aanslagtijd (Attack Time)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd die het kost voordat de toon klinkt nadat een
klaviertoets wordt aangeslagen.
3
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
V i bDe l a
• Telkens bij indrukken van de [왗] of [왘] CURSOR toets
wordt doorgegaan naar de volgende parameter. Zie
“Parameters en hun instellingen” op deze pagina voor
informatie over het instelbereik van elke parameter.
4
De instelling van de momenteel ingestelde
parameter kan m.b.v. de [+] en [–] toetsen
veranderd worden.
• U kunt ook de cijfertoetsen gebruiken om een waarde
in te voeren om zo de instelling van een parameter te
veranderen. Zie “Parameters en hun instellingen” op
deze pagina voor informatie over het instelbereik van
elke parameter.
5
Druk nadat u klaar bent met het bewerken van het
geluid op de SYNTH toets om de synthesizerfunctie
te verlaten.
y
Atk Time
■
Loslaattijd (Release Time)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd dat de toon blijft aanhouden nadat een klaviertoets
wordt losgelaten.
Re l . T i me
■
Afsnijfrequentie (Cutoff Frequency)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Hoogfrequentieband afsnijpunt voor de harmonische
componenten van de toon
C-o f fFr
■
Resonantie (Resonance)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De modulatietoewijzingsparamater specificeert welke
parameters beïnvloed moeten worden wanneer u de
modulatiefunctie van het keyboard gebruikt. Selecteer “oFF”
(uit) voor parameters die u niet wilt laten beïnvloeden door
de modulatiefunctie.
■
Modulatiediepte (Modulation Depth) (bereik: 0 – 127)
(alleen bij model WK-3300)
Bij model WK-3300 stuurt deze parameter de
modulatiewaarde wanneer de MODULATION toets wordt
ingedrukt. Hoe de MODULATION toets functioneert hangt
af van de modulatietoewijzingsinstelling zoals hieronder
beschreven.
Modulat.
*
WaardeBetekenis
oFF
dp0
dp1
dp2
dp3
dp4
dp5
dp6
dp7
OPMERKING
• De betreffende instelling wordt genegeerd wanneer de
Uit
vib
Controleverandering 01h (modulatie)
Controleverandering 16
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 0.)
Controleverandering 17
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 1.)
Controleverandering 18
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 2.)
Controleverandering 19
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 3.)
Controleverandering 80
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 4.)
Controleverandering 81
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 5.)
Controleverandering 82
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 6.)
Controleverandering 83
(Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 7.)
toon als een gelaagde toon of een splitstoon gebruikt
wordt, indien de modulatietoewijzingsinstelling van een
toon een instelling heeft van dp0 – dp7. DSP
parametereffecten worden enkel op de hoofdtoon
uitgeoefend.
Als deze instelling
geselecteerd is voor
modulatietoewijzing:
vib
dp0 - dp7
MODULATION toetsindicator
De MODULATION toetsindicator gaat branden wanneer de
huidige modulatiediepte op de grootst mogelijke stand staat.
Dit kan gebeuren op het moment dat de MODULATION toets
ingedrukt wordt of juist wanneer de toets losgelaten wordt
afhankelijk van de huidige instelling van de
modulatiediepteparameter en de oorspronkelijke default
modulatiedieptewaarde van de toon die u op het moment
gebruikt.
Modulatie wordt uitgeoefend
op deze wijze:
Modulatie wordt uitgeoefend op
de diepte die gespecificeerd is door
de waarde toegewezen aan de
modulatiediepteparameter zolang
de MODULATION toets ingedrukt
gehouden wordt. Door de
MODULATION toets los te laten
keert de modulatiewaarde terug
naar de oorspronkelijke default
waarde voor de gebruikte toon.
Telkens bij indrukken van de
MODULATION toets wordt de
modulatie heen en weer
geschakeld tussen de waarde die
toegewezen is aan de
modulatiediepteparameter en de
modulatiewaarde terug naar de
oorspronkelijke default waarde
voor de gebruikte toon.
Vibratovertraging (Vibrato Delay)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Specificeert de hoeveelheid tijd voordat vibrato begint.
V i bDe l a
p
e
y
Synthesizerfunctie
■
Toetsgevoeligheid (Touch Sensitivity)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze parameter regelt het volume van de toonin
overeenkomst met de druk die wordt uitgeoefend op de
klaviertoetsen. Een grotere positieve waarde verhoogt het
volume van het afgegeven signaal als de druk verhoogd
wordt terwijl een negatieve waarde het volume verlaagd bij
meer druk op de klaviertoetsen. Nul als instelling betekent
dat er geen verandering in het afgegeven volume plaatsvindt
terwijl de druk op de klaviertoetsen wel degelijk anders kan
zijn.
TchSeens
■
Nagalmzenden (Reverb Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de nagalm bij.
Rvb Send
■
Zwevingzenden (Chorus Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de zweving bij.
■
Vibratosnelheid (Vibrato Rate)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Snelheid van het vibrato effect
Vib.Reat
■
Vibratodiepte (Vibrato Depth)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Diepte van het vibrato effect
VibDte
■
Octaafverschuiving (Octave Shift)
(Bereik: –2 tot en met 0 tot en met +2)
Omhoog/omlaag octaafverschuiving
p
h
Oc t Sh i f t
■
Niveau (Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het algehele volume van de toon. Hoe
groter de waarde, des te luider het volume. Het instellen van
nul als het niveau houdt in dat de toon in het geheel niet te
horen zal zijn.
Cho Send
■
DSP lijn (DSP Line) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter regelt of het DSP effect gebruikt wordt of
niet.
DSP L i n e
Leve l
D-49
Page 52
Synthesizerfunctie
DSP instellingen
Gebruik het DSP bewerkingsscherm om het DSP type te
selecteren en parameters te bewerken.
1
Selecteer een toon, druk op de SYNTH toets en
configureer vervolgens de parameterinstellingen.
2
Druk nadat u alles naar wens heeft eenmaal op de
[왔] CURSOR toets.
• Hierdoor wordt doorgegaan naar het DSP parameter
bewerkingsscherm.
• Door op de [왖] CURSOR toets te drukken wordt
teruggekeerd naar het synthesizerfunctie
parameterscherm.
Deze instelling specificeert DSP parameters. Zie “DSP
parameters” op pagina D-28, zie de afzonderlijke
E en het “algorythmlist_d.pdf” bestand in de “Dutch” map
op de CD-ROM die met het keyboard meegeleverd wordt.
OPMERKING
• Slaat u een originele toon op met de DSP lijn
ingeschakeld (pagina D-50), dan zal bij gewoonweg
oproepen de toon automatisch de DSP lijn, het DSP type
en de DSP parameterinstellingen veranderen. Dit
vereenvoudigt het oproepen van de originele tonen die
een DSP effect bevatten.
Appendix
Gebruikerstoon benoemen en in het
geheugen opslaan
1
Stel een voorkeuzetoon in voor gebruik als basis
van de gebruikerstoon, druk op de SYNTH toets
om de synthesizerfunctie in te schakelen en maak
de gewenste parameterinstelling.
2
Druk na het maken van de parameterinstellingen
om de gebruikerstoon te creëren tweemaal op de
[왔] CURSOR toets.
3
Verander het toonnummer voor het gebruikersgebied
in het display m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de
cijfertoetsen totdat dat nummer aangegeven wordt
waaronder u de getoonde toon wilt opslaan.
• U kunt elk gewenst toonnummer van 700 tot en met
799 selecteren.
• WK-3300/WK-3800
KnippertBrandt
• WK-8000
Hints voor het aanmaken van een
eigen toon
De volgende hints zijn handig advies om het aanmaken van
eigen tonen een stukje sneller en makkelijker onder de knie
te krijgen.
Gebruik een voorkeuzetoon die lijkt op de toon die u wilt
maken. Wanneer u al een idee heeft van wat voor soort toon
u wilt proberen te maken is het altijd handig om te beginnen
met een erop lijkende voorkeuzetoon.
■
Experimenteer met verschillende instellingen.
Er zijn geen echte regels hoe een toon er uit moet zien. Laat
uw verbeelding de vrije loop en experimenteer een beetje met
de verschillende combinaties. U zult verbaasd zijn over wat
u kunt bereiken.
In het geheugen opslaan van een
gebruikerstoon
De volgende procedure toont hoe een gebruikerstoon
opgeslagen wordt in het geheugen. Als een toon eenmaal
opgeslagen is, kunt u hem oproepen precies zoals u dat doet
met een voorkeuzetoon.
4
Nadat de toonnaam naar wens ingesteld is drukt u
op de [왘] CURSOR toets om de toon op te slaan.
• Gebruik de [+] en [–] toetsen om door letters te
bladeren bij de huidige cursorlocatie.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en rechts te verplaatsen.
• Zie pagina D-94 voor informatie aangaande het
invoeren van tekst.
5
Druk op de [왔] CURSOR toets om de gebruikerstoon
op te slaan.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die
u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op
de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
• De boodschap “Complete” (voltooid) verschijnt
kortstondig in de display, gevolgd door het toon- of
ritmeselectiescherm.
• Druk om het opslaan op elk gewenst moment te
onderbreken op de SYNTH toets of op de EXIT toets
om de synthesizerfunctie te verlaten. Door nogmaals
op de SYNTH toets te drukken (voordat een andere
toon wordt geselecteerd) wordt teruggekeerd naar de
synthesizerfunctie terwijl al uw parameterinstellingen
nog steeds op hun plaats staan.
D-50
Page 53
Registratiegeheugen
Karakteristieken van het
registratiegeheugen
Het registratiegeheugen laat u maximaal 32 keyboard
instellingen opslaan (4 instellingen × 8 banken) voor
onmiddellijk oproepen wanneer u ze nodig heeft. Hierdoor
volgt een lijst van instellingen die in het registratiegeheugen
worden opgeslagen.
• Elke bank van het registratiegeheugen bevat
aanvankelijk data wanneer u het keyboard voor de eerste
maal in gebruik neemt. Vervang de bestaande data
gewoonweg door uw eigen data.
• Registratiegeheugenfuncties kunnen niet worden
gebruikt terwijl u de SMF speler-, de melodiegeheugenof de demonstratiemelodiefunctie gebruikt.
• Registratiegeheugenfuncties worden ook uitgeschakeld
wanneer u de floppy diskdrive (alleen bij model WK-3800)
of de kaartgleuf (pagina D-83) gebruikt.
Namen voor opstellingen
U kunt instellingen toewijzen aan één van 32 gebieden, die u
kunt selecteren m.b.v. de BANK toetsen 1 tot en met 4 en de
vier REGISTRATION toetsen. De gebiedsnamen lopen van
1-1 tot en met 8-4 zoals hieronder getoond.
21
123
1-1BANK 11-21-31-4
2-1BANK 22-22-3
3-1BANK 33-2
4-1BANK 44-24-34-4
5-1BANK 55-2
6-1BANK 66-26-36-4
7-1BANK 77-27-3
8-1BANK 88-28-38-4
1 Gebruik de BANK toets om de bank te selecteren. Telkens
bij indrukken van de BANK toets wordt naar het volgende
banknummer in de cyclus van 1 tot en met 8 gegaan.
2 Door indrukken van één van de REGISTRATION toetsen
(1 tot en met 4) wordt het corresponderende gebied
geselecteerd bij de op het moment geselecteerde bank.
3-3
5-3
OPMERKING
• Telkens wanneer u een opstelling opslaat en een
opstelnaam toewijst, wordt eventueel eerdere aan die
naam toegewezen data vervangen door de nieuwe data.
• U kunt de USB mogelijkheden van het keyboard
gebruiken om uw insteldata op te slaan bij een computer
of naar een ander extern opslagmedium. Zie “Internet
Data Expansion System” op pagina D-82 voor details.
• U kunt insteldata opslaan naar externe media indien u
dat wenst. Zie “Opslaan van Data” op pagina D-83 voor
nadere informatie.
4
2-4
3-4
5-4
7-4
D-51
Page 54
Registratiegeheugen
BANK
Number buttons
Cijfertoetsen
STOREREGISTRATION
Vastleggen van een opstelling in
het registratiegeheugen
1
Stel een toon en ritme in en maak de opstelling
van het keyboard precies zoals u dat wilt.
• Zie “Instellingen van het registratiegeheugen” op
pagina D-51 voor details over welke data in het
registratiegeheugen wordt opgeslagen.
2
Gebruik de BANK toets of de cijfertoetsen om de
gewenste bank te selecteren.
• De display keert terug naar de inhoud in stap 1
hierboven als u binnen ongeveer 5 seconden na
indrukken van de BANK toets geen verdere bediening
uitvoert.
• Bank 1 is ingesteld.
Bank
3
Druk op een REGISTRATION toets (1 tot en met 4)
terwijl u de STORE toets ingedrukt houdt.
• De volgende aanduiding verschijnt als u op de 2 toets
drukt.
Store
Oproepen van een opstelling van
het registratiegeheugen
1
Gebruik de BANK toets of de cijfertoetsen om de
bank te selecteren.
• De display wist het oproepscherm van het
registratiegeheugen automatisch als u binnen
ongeveer vijf seconden na indrukken van de BANK
toets geen verdere bediening uitvoert.
Bank
2
Druk op de REGISTRATION toets (1 tot en met 4) of
cijfertoetsen voor het gebied waarvan u de instelling
wilt oproepen.
Reca l l
• De naam van de opstelling verschijnt samen met de
boodschap “Recall” (oproepen) in de display.
OPMERKING
• Wanneer u op een REGISTRATION toets drukt zonder
de BANK toets te gebruiken om eerst een bank in te
stellen, wordt het laatst ingestelde banknummer
gebruikt.
4
Laat de STORE en REGISTRATION toetsen los.
OPMERKING
• De opstelling wordt opgeslagen zodra u een
REGISTRATION toets indrukt in stap 3 hierboven.
D-52
Page 55
Melodiegeheugenfunctie
Dit keyboard staat u toe om vijf verschillende melodieën op
te nemen in het melodiegeheugen voor latere weergave. Er
zijn twee methoden die u kunt gebruiken voor het opnemen
van een melodie: real-time opnemen waarbij u de noten
opneemt zoals u ze op het toetsenbord aanslaat en
stapopname waarbij u akkoorden en noten stuk voor stuk
invoert.
OPMERKING
• Lagen en splitsing kunnen niet worden gebruikt tijdens
standby voor opname of tijdens het opnemen met de
melodiegeheugenfunctie. Daarnaast worden lagen en
splitsing automatisch uitgeschakeld wanneer de
opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld of de
opname wordt gestart.
Sporen
Het melodiegeheugen van het keyboard neemt op en speelt
af op ongeveer dezelfde wijze als een gewone bandrecorder.
Er zijn in het totaal zes sporen die elk onafhankelijk kunnen
worden opgenomen. Naast noten heeft elk spoor ook een
eigen toonnummer. Dan wanneer u de sporen tegelijkertijd
afspeelt, klinkt het alsof een volledige band met zes leden
aan het spelen is. Tijdens het spelen kunt u het tempo
bijstellen om de snelheid van de weergave te veranderen.
Instellen van een spoor
Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen die gemarkeerd
zijn als CHORD/TR1 tot en met TR6 om het gewenste spoor
in te stellen.
Melodiegeheugen spoortoetsen
Spoor 4
Spoor 2
Spoor 1Spoor 5
Spoor 3
Spoor 6
Basis melodiegeheugenbediening
De status van het melodiegeheugen verandert telkens
wanneer u op de SONG MEMORY toets drukt.
Weergave
Play
BeginEinde
Spoor 1
Spoor 2
Spoor 3
Spoor 4
Spoor 5
Spoor 6
Automatische begeleiding (ritme,
bas, akkoord 1/2/3), toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Melodiedata opgenomen op het spoor.
OPMERKING
• Bij dit keyboard is spoor 1 het basisspoor dat gebruikt
kan worden om spelen op het toetsenbord op te nemen
samen met de automatische begeleiding. De sporen 2
– 6 kunnen worden gebruikt voor toetsenbordspel zodat
ze melodiesporen worden genoemd. De sporen 2 - 6
worden gebruikt om andere delen toe te voegen aan
wat er opgenomen wordt bij spoor 1.
• Merk op dat elk spoor onafhankelijk is van de andere.
Dit betekent dat zelfs als u een vergissing maakt bij het
opnemen, u alleen dat spoor opnieuw hoeft op te nemen
waar de vergissing werd begaan.
• U kunt verschillende mixerinstellingen gebruiken voor
elk spoor (pagina D-40).
Real-time opname
Rec o r d
Stapopname
Step Rec
Normaal
Knippert
Brandt
D-53
Page 56
Melodiegeheugenfunctie
SONG MEMORY
INTRO/ENDING 1/2
VARIATION/FILL-IN 1/2
START/STOP
SYNCHRO/FILL-IN NEXT
Gebruik van real-time opname
Bij real-time opname worden de noten opgenomen zoals en
op het moment dat u ze speelt op het toetsenbord.
Opnemen m.b.v. real-time opname
1
Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om
real-time opnamestandby in te schakelen.
• Voer stap 2 hieronder uit binnen vijf seconden nadat
de opnamestandby is ingeschakeld.
• De niveaumeters voor de sporen 11 tot en met 16
worden in de display getoond terwijl de
opnamestandbyfunctie ingeschakeld is bij het
keyboard, zodat u makkelijk kunt checken welke
sporen reeds opgenomen zijn. Zie
“Niveaumeterinhoud tijdens opname-/
bewerkingsstandby” op pagina D-61 voor details.
2
Gebruik de cijfertoetsen om een melodienummer
(0 tot en met 4) te selecteren.
Melodienummer
Record
CURSOR
Number buttons
Cijfertoetsen
[+]/[–]
SONG MEMORY TRACK
4
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
YES/NO
starten.
• Bj het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele
ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft
dan non-stop branden in de display.
• Real-time opname begint zonder ritme. Druk op de
INTRO/ENDING 1/2 toets of op de VARIATION/
FILL-IN 1/2 toets als u wilt opnemen met een ritme.
5
Speel iets op het toetsenbord.
•
U kunt ook automatische begeleidingsakkoorden
opnemen door de van toepassing zijnde functie te
selecteren met de MODE toets
• Optionele bediening van de pedalen, toonhoogte en
modulatie worden ook opgenomen. Zie “Spoor 1
inhoud na real-time opname” op de volgende pagina.
6
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
.
beëindigen als u klaar bent spelen.
• Mocht u tijdens het opnemen een foutje maken, kunt
u het opnemen weer opnieuw beginnen vanaf stap 1
of u kunt de montagefunctie (pagina D-62) gebruiken
om correcties aan te brengen.
OPMERKING
• Door met real-time opname een spoor op te nemen
waarop reeds opgenomen was wordt de vorige opname
door de nieuwe vervangen.
• Het bovenstaande melodienummerscherm blijft in de
display voor ca. vijf seconden. Als het scherm
verdwijnt voordat u de kans had om een
melodienummer te selecteren, gebruik dan de [왔]
CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen.
3
Voer de volgende instellingen uit.
• Toonnummer
• Ritmenummer
• Tempo
• MODE toets
D-54
Page 57
Melodiegeheugenfunctie
Spoor 1 inhoud na real-time opname
Naast keyboardnoten en begeleidingsakkoorden worden
tevens de volgende data opgenomen op Spoor 1 tijdens realtime opname. Deze data worden toegepast wanneer Spoor 1
weergegeven wordt.
De volgende data wordt opgenomen als kopdata telkens
wanneer u de opname van een spoor start.
• Mixerinstellingen van andere sporen
• Effecttype
• Begeleidingsvolume
• Nagalmniveau
• Akkoordniveau
• DSP aanhouden aan/uit
• Mixer aanhouden aan/uit
• Bediening van de toonhoogtedraairegelaar
• Bediening van de modulatietoets
(model WK-3800/WK-8000)
• Bediening van de modulatietoets (model WK-3300)
• Toonhoogtebuigbereik
Instellingen bij de mixerfunctie
De mixerparameters op kanaal 1 (pagina D-40) worden
automatisch opgenomen op spoor 1. U kunt elke parameter
m.b.v. de mixer veranderen.
Geheugencapaciteit
Het keyboard heeft geheugen voor ongeveer 10.000 noten.
• Het maatnummer en het nootnummer knipperen in de
display telkens wanneer het geheugen plaats heeft voor
minder dan 100 noten.
• Het opnemen stopt automatisch (en automatische
begeleiding en ritme stoppen met weergave als ze niet
worden gebruikt) wanneer het geheugen vol raakt.
• Aanvankelijk is er niets opgeslagen in het melodiegeheugen.
Opslag van geheugendata
• Bij het maken van een nieuwe opname wordt eventueel
eerdere opgenomen data uit het geheugen gewist.
• Tijdens het maken van een opname gaat de inhoud van het
op te nemen spoor verloren als het keyboard op dat moment
wordt uitgeschakeld.
• U kunt geheugendata opslaan naar externe media indien u
dat wenst. Zie “Opslaan van Data” op pagina D-83 voor
nadere informatie.
• Vergeet niet dat u de geheugeninhoud van dit keyboard
ook in massa kunt overladen naar een computer met de
procedure “Internet Data Expansion System” op pagina D-
82.
Spoor 1 real-time opnamevariaties
Hieronder wordt een aantal variaties beschreven die u kunt
gebruiken bij opnemen naar Spoor 1 m.b.v. real-time opname.
Al deze variaties zijn gebaseerd op de procedure “Opnemen
m.b.v. real-time opname” op pagina D-54.
Beginnen met opnemen met synchrostart
Druk in plaats van stap 4 op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets. De automatische-begeleiding en de opname zullen
beide starten wanneer u een akkoord speelt op het
begeleidingstoetsenbord.
Opnemen m.b.v. intro, eindigen en fill-in
Tijdens het opnemen kunnen de INTRO/ENDING 1/2,
SYNCHRO/FILL-IN NEXT en VARIATION/FILL-IN 1/2
toetsen (pagina D-36 en D-37) alle gebruikt worden zoals
gewoonlijk.
Om automatische begeleiding tegelijkertijd (synchro) te
laten beginnen met een intropatroon
Druk in plaats van stap 4 op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets en vervolgens op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/
ENDING 2 toets. De automatische begeleiding start samen
met het introductiepatroon wanneer u een akkoord speelt op
het begeleidingstoetsenbord.
Om automatische weergave te beginnen halverwege een
opname
Druk in plaats van stap 4 op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets en speel dan iets op het melodietoetsenbord om het
opnemen te starten zonder automatische begeleiding. Speel
een akkoord op het begeleidingstoetsenbord wanneer u het
punt bereikt waarop u de begeleiding wilt laten starten om
op die manier de automatische begeleiding te starten.
D-55
Page 58
Melodiegeheugenfunctie
Weergeven van het melodiegeheugen
Nadat u sporen opgenomen heeft bij het geheugen kunt u ze
weergegeven om te horen hoe ze klinken.
Van het melodiegeheugen weergeven
1
Gebruik de SONG MEMORY toets om de
weergavestandbyfunctie in te schakelen en gebruik
dan de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot
en met 4) te selecteren.
WeergavestandbyMelodienummer
Pla
• Het bovenstaande melodienummerscherm blijft
gedurende ongeveer vijf seconden in de display. Als
het scherm verdwijnt voordat u de kans had om een
melodienummer te selecteren, gebruik dan de [왔]
CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen.
2
Druk op de START/STOP toets om de melodie weer
te geven die u ingesteld heeft.
• U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het
weergavetempo bij te regelen.
• Druk nogmaals op de START/STOP toets om de
weergave te stoppen.
y
Opnemen van de melodie en
akkoorden met stapopname
Met stapopname kunt u automatische begeleidings
akkoorden en -noten opnemen en zelfs noten stuk voor stuk
instellen. Zelfs diegenen die het moeilijk vinden mee te spelen
met automatische begeleiding kunnen automatische
begeleidingen zelf creëren, gebaseerd op hun eigen originele
akkoordprogressies. Hieronder volgt het type data dat op de
sporen 1 - 6 kan worden opgenomen.
Neem bij stapopname eerst de akkoorden en automatische
begeleiding op in spoor 1. Neem vervolgens de melodie op
de sporen 2 - 6 op.
OPMERKING
• Gebruik de procedure onder “Om de sporen 2 en 6 op
te nemen m.b.v. stapopname” op pagina D-60 voor
details hoe u op de sporen 2 – 6 kunt opnemen.
OPMERKING
• U kunt meespelen op het toetsenbord en lagen (pagina
D-66) en splitsing (pagina D-67) gebruiken tijdens de
weergave.
• Als de START/STOP toets wordt ingedrukt om weergave
te starten van het melodiegeheugen, dan begint de
weergave altijd vanaf het begin van de melodie.
• Het gehele toetsenbord fungeert als een
melodietoetsenbord, ongeacht de instelling van de
MODE toets.
Uitschakelen van een bepaald spoor
Druk op de SONG MEMORY TRACK toetsen van het spoor
dat u wilt uitschakelen of gebruik de mixer (pagina D-40)
om het kanaal van het spoor uit te schakelen.
D-56
Page 59
Opnemen van akkoorden met
stapopname
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
opnamestandbyfunctie in te schakelen, en gebruik
dan de cijfertoetsen om het melodienummer (0 tot
en met 4) te selecteren.
Step Rec
2
Voer de volgende instellingen uit.
• Ritmenummer
• MODE toets
3
Om spoor 1 in te stellen, druk op de CHORD/TR1
toets die één van de SONG MEMORY TRACK
toetsen is.
• Bij het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele
ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft
dan non-stop branden in de display.
4
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
5
Speel een akkoord.
• Gebruik de akkoordspeelmethode die gespecificeerd
wordt door de huidige MODE instelling (FINGERED,
CASIO CHORD, etc.).
•
Wanneer de MODE toets ingesteld staat op normaal
(Normal) specificeer dan het grondtooninvoertoetsenbord
en het akkoordtype invoertoetsenbord. Zie “Instellen van
akkoorden tijdens de normale functie” op pagina D-58
voor details
.
Cho r d
Akkoordnaam
* 96 klokken = 1 maat
Huidige maat, maatslag en
klok op huidige plaats*
Knippert
Melodiegeheugenfunctie
7
Druk na voltooien van de opname op de START/
STOP toets.
• Hierdoor wordt weergavestandby ingevoerd voor de
melodie die u zojuist heeft opgenomen.
• Druk op de START/STOP toets om de melodie op dat
moment weer te geven.
OPMERKING
• Volg de procedure bij “Corrigeren van fouten tijdens
stapopname” op pagina D-61 voor het corrigeren van
invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
• U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 3 in de
bovenstaande procedure. Dit plaatst het startpunt voor
stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste
maatslag onmiddellijk volgend op de eerder opgenomen
data.
• Invoeren van “0” als akkoordlengte in stappen 5 en 6
van de bovenstaande procedure geeft een rustpauze
aan maar deze rustpauze komt verder niet naar voren
in de begeleidingsinhoud wanneer de begeleiding
gespeeld wordt.
Inhoud van spoor 1 na stapopname
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen
op spoor 1 tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast
telkens bij weergave van spoor 1.
• U kunt ook de cijfertoetsen 1 tot en met 7, en toets 9
gebruiken om de toetsloslaattiming te specificeren voor
de VARIATION/FILL-IN 1, VARIATION/FILL-IN 2 en
SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen. Zie “Instellen van de
nootlengte” op pagina D-59 voor nadere informatie. Door
de loslaattiming te specificeren wordt gespecificeerd dat
de betreffende toets ingedrukt blijft voor een bepaalde
tijdsduur. Als u geen loslaattiming specificeert, wordt het
aangenomen dat de toets aangeslagen en meteen weer
losgelaten wordt.
6
Voer de lengte van het akkoord in (hoe lang hij
gespeeld dient te worden totdat het volgende
akkoord wordt gespeeld).
• Stel de lengte van het akkoord in met de cijfertoetsen.
Zie “Instellen van de nootlengte” op pagina D-59 voor
details.
• Het ingestelde akkoord en de lengte worden in het
geheugen opgeslagen en het keyboard staat klaar voor
invoer van het volgende akkoord.
• Herhaal de stappen 5 en 6 voor het invoeren van meer
akkoorden.
D-57
Page 60
Melodiegeheugenfunctie
Instellen van akkoorden tijdens de
normale functie
Wanneer de MODE toets ingesteld staat op normaal (Normal)
tijdens stapopname kunt u akkoorden specificeren m.b.v. een
methode die verschilt van CASIO CHORD en Fingered
vingerzettingen. Deze akkoordspecificatiemethode kan
gebruikt worden om 18 verschillende akkoordtypes in te
voeren terwijl toch maar twee klaviertoetsen worden
gebruikt, zodat u dus akkoorden kunt specificeren ook als u
niet weet hoe ze eigenlijk gespeeld moeten worden.
• WK-3300/WK-3800
Invoertoetsen voor
grondtonen
• WK-8000
Invoertoetsen voor
grondtonen
11
1
11
Majeur
22
2
22
Mineur
33
3
33
Vermeerderd
44
4
44
Verminderd
55
5
55
Aangehouden vier
66
6
66
Septiem
77
7
77
Mineur septiem
88
8
88
Majeur septiem
99
9
99
Mineur majeur septiem
Akkoordtype
toetsenbord
Akkoordtype
toetsenbord
00
0
00
Septiem mol vijf
AA
A
AA
Mineur septiem mol vijf
BB
B
BB
Septiem aangehouden vier
CC
C
CC
Verminderd septiem
DD
D
DD
Mineur toegevoegde none
EE
E
EE
Toegevoegde none
FF
F
FF
Mineur sext
GG
G
GG
Sext
HH
H
HH
Sext none
Voorbeeld 1: Om Gm7 in te voeren, houdt u G op het
grondtoon toetsenbord ingedrukt en drukt u op
de m7 klaviertoets van het akkoordtype
toetsenbord.
• WK-3300/WK-3800
(G)
Houd de toets ingedrukt om
akkoordgrondtoon in te stellen.
(m7)
Druk op de toets om het
akkoordtype in te stellen.
• WK-8000
Houd de toets ingedrukt om
akkoordgrondtoon in te stellen.
(G)
Voorbeeld 2: Om Gm/C in te voeren, houdt u C en G op het
grondtoon toetsenbord ingedrukt en drukt u op
de m klaviertoets van het akkoordtype
toetsenbord.
(m7)
Druk op de toets om het
akkoordtype in te stellen.
• WK-3300/WK-3800
(G)(C)
Houd de toets ingedrukt om bas
en akkoordgrondtoon in te stellen.
(m)
Druk op de toets om het
akkoordtype in te stellen.
• WK-8000
Om het akkoord in te stellen houdt u de betreffende
klaviertoets van het toetsenbord voor invoeren van de
grondtoon ingedrukt en drukt u dan op de klaviertoets van
het toetsenbord voor het akkoordtype om dit in te stellen. Bij
invoeren van een akkoord met een speciale basnoot wordt
bij indrukken van twee toetsen van het toetsenbord voor de
grondtoon de ingestelde lagere noot ingesteld als bastoon.
D-58
Houd de toets ingedrukt om bas
en akkoordgrondtoon in te stellen.
(G)(C)
(m)
Druk op de toets om het
akkoordtype in te stellen.
Page 61
Melodiegeheugenfunctie
Instellen van de nootlengte
Tijdens stapopname worden de cijfertoetsen gebruikt voor
het instellen van de lengte van elke noot.
Nootlengte
Stel met de cijfertoetsen [1] tot en met [6] hele noten ( ), halve
noten ( ), kwartnoten ( ), achtste noten ( ), 16de noten ( )
en 32ste noten ( ) in.
Voorbeeld: Druk op cijfertoets [3] om een kwartnoot ( ) in te
Stippen ( ) en drievouden ( )
Gebruik terwijl u de [7] (stip) of [9] (drievoud) toetsen
ingedrukt houdt, de toetsen [1] - [6] om de lengte van de noten
in te voeren.
Voorbeeld: Om een gepunte 8ste noot ( ) in te stellen houdt u
Dwarsbalk
Voer eerst de eerste en vervolgens de tweede noot in.
Voorbeeld: Om in te voeren, druk op [4] en daarna op
Rustpauze
Houd cijfertoets [0] ingedrukt en druk vervolgens op de
cijfertoetsen [1] – [9] om de lengte van de rustpauze in te stellen.
Voorbeeld: Houd om een rustpauze van een 8ste noot
•
Door op de [왘] CURSOR toets te drukken worden rustpauzes
tot aan het begin van de volgende maat ingevoerd.
stellen.
cijfertoets [7] ingedrukt en drukt u op cijfertoets [4].
[8]. Druk vervolgens op [5]. Deze noot wordt dan
verbonden aan de volgende ingevoerde noot (16de
noot in dit voorbeeld).
cijfertoets [0] ingedrukt en druk op cijfertoets [4].
BELANGRIJK!
• De lengte van het slotpatroon hangt af van het ritme dat
u gebruikt. Controleer de lengte van het slotpatroon dat
u gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af
in stap 6. Als het akkoord te kort is in stap 6 kan het
slotpatroon afgekapt worden.
Om stapopname van akkoorden uit te voeren zonder ritme
Sla stap 4 over. Het ingestelde akkoord met de lengte
gespecificeerd met de cijfertoetsen wordt opgenomen. Hier
kan een rustpauze worden opgenomen zodat een origineel
akkoordpatroon kan worden aangemaakt.
Toevoegen van akkoordbegeleiding halverwege
ritmeweergave
Druk in plaats van stap 4 op de VARIATION/FILL-IN 1 of
VARIATION/FILL-IN 2 toets en voer rustpauzes in. Voer dan
bij stap 5 de akkoorden in. Waar u de rustpauzes plaatste
wordt alleen het ritme gespeeld terwijl de akkoordweergave
na de rustpauzes start.
Opnemen van meerdere sporen
Spoor 1 van het melodiegeheugen van het keyboard neemt
de automatische begeleiding en spelen op het toetsenbord
op. Daarnaast zijn er vijf andere sporen die u kunt gebruiken
om enkel melodiedelen op te nemen. U kunt verschillende
tonen opnemen naar de melodiesporen en een volledig
ensemble van muziekinstrumenten opbouwen voor uw
opnamen. De procedure die u gebruikt voor het opnemen
van de sporen 2 tot en met 6 is identiek aan de methode die u
gebruikte voor het opnemen naar spoor 1.
Spoor 1 stapopname variaties
Hieronder volgt een beschrijving van verschillende variaties
die u kunt gebruiken bij opnemen op spoor 1 m.b.v.
stapopname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de procedure
beschreven onder “Opnemen van akkoorden met
stapopname” op pagina D-57.
Starten van de begeleiding met een een intropatroon
Druk in stap 4 na de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets op de
INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING 2 toets.
Overschakelen naar een ritmevariatie
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/
FILL-IN 2 toets onmiddellijk voor invoeren van het akkoord.
Tussenvoegen van een fill-in
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/
FILL-IN 2 toets op de maat of maatslag onmiddellijk voor de
maatslag of het akkoord waar u de fill-in wilt tussenvoegen.
Tussenvoegen van een slotpatroon
Druk in stap 5 op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING
2 toets tijdens de maat of maatslag juist voor het akkoord
waar u het slotpatroon wilt tussenvoegen.
Opnemen van spoor 2 tot en met 6
met real-time opname
U kunt op spoor 2 tot en met 6 opnemen terwijl u tegelijkertijd
afspeelt wat u van te voren op spoor 1 en eventuele andere
sporen eerder had opgenomen.
1
Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om
de opnamestandbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
• Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
2
Stel het op te nemen spoor (2 tot en met 6) in m.b.v.
de SONG MEMORY TRACK toetsen.
• Terwijl de opnamestandbyfunctie van het keyboard
ingeschakeld is, toont de display de niveaumeters
voor de kanalen 11 tot en met 16 zodat u kunt
controleren welke sporen reeds opgenomen zijn. Zie
“Niveaumeterinhoud tijdens opname-/
bewerkingsstandby” op pagina D-61 voor details.
D-59
Page 62
Melodiegeheugenfunctie
3
Voer de volgende instellingen uit.
• Toonnummer
• Tempo
4
Druk op de START/STOP toets om met opnemen te
beginnen.
• Op dit moment wordt de inhoud van reeds
opgenomen sporen afgespeeld.
• Optionele bediening van de pedalen, toonhoogte en
modulatie worden ook opgenomen.
5
Speel op het toetsenbord wat u op het ingestelde
spoor wilt opnemen.
6
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
stoppen wanneer u klaar bent.
Om de sporen 2 en 6 op te nemen
m.b.v. stapopname
Deze procedure beschrijft hoe noten stuk voor stuk kunnen
worden ingevoerd waarbij de toonhoogte en lengte van elke
noot ingesteld kan worden.
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
real-time opnamestandbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
• Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
Step Rec
Spoorinhoud na real-time opname
Naast noten van het toetsenbord kunnen de volgende data
ook opgenomen worden op het ingestelde spoor tijdens realtime opname. Deze data worden later toegepast bij weergave
van het spoor.
• Toonnummer
• Pedaalbediening
De volgende data worden in de kopregel opgenomen
wanneer u de opname van een spoor start.
• Mixerinstellingen van andere sporen
• Effecttype
• Begeleidingsvolume
• Nagalmniveau
• Zwevingniveau
• DSP aanhouden aan/uit
• Mixer aanhouden aan/uit
• Bediening van de toonhoogtedraairegelaar
• Bediening van de modulatietoets
(model WK-3800/WK-8000)
• Bediening van de modulatietoets (model WK-3300)
• Toonhoogtebuigbereik
2
Kies het spoor (2 – 6) waarop moet worden
opgenomen met de SONG MEMORY TRACK
toetsen.
Voorbeeld: Selecteer Spoor 2.
Knippert
3
Stel een toonnummer in.
• Door indrukken van een TONE toets of de DRAWBAR
ORGAN toets worden het toonnummer en de
toonnaam op de display verkregen. U kunt dan de
cijfertoetsen, of de [+] (verhogen) en [–] (verlagen)
toetsen om de toon te veranderen.
• Druk na veranderen van het toonnummer op een
klaviertoets om het naamscherm en het toonnummer
te wissen en terug te gaan naar het nootinvoerscherm.
4
Voer m.b.v. de klaviertoetsen noten in of rustpauzes
met cijfertoets [0].
• Op dit moment, toont de display de druk op de
klaviertoetsen (snelheid). Gebruik de [+] (verhogen)
en [–] (verlagen) toetsen om de snelheid te
veranderen.
• U kunt ook een akkoord invoeren.
D-60
5
Gebruik de cijfertoetsen om de lengte van de noten
of rustpauzes in te voeren (pagina D-59).
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om meer noten in te
voeren.
7
Druk op de START/STOP toets om de opname te
beëindigen wanneer u klaar bent.
Page 63
Melodiegeheugenfunctie
g
OPMERKING
• Volg de procedure bij “Corrigeren van fouten tijdens
stapopname” op deze pagina voor het corrigeren van
invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
• U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 2 in de
bovenstaande procedure. Dit plaatst het startpunt voor
stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste
maatslag onmiddellijk volgend op de eerder opgenomen
data.
• Telkens wanneer u naar de sporen 2 tot en met 6
opneemt, fungeert het gehele toetsenbord als een
melodietoetsenbord ongeacht de huidige instelling van
de MODE toets.
• Bij het weergeven van data die opgenomen zijn met de
geavanceerde tonen aan het begin van de meervoudige
sporen, gebruikt het keyboard het DSP type van de
geavanceerde toon die opgenomen is bij het spoor van
de grootste spoornummer.
• Bij het weergeven van een spoor dat opgenomen was
met een geselecteerde geavanceerde toon, kan er een
lichte vertraging plaatsvinden voordat de eerste noot van
het spoor te horen is. Mocht dit het geval zijn, probeer
dan om een korte pauze aan het begin van het spoor
toe te voegen.
Spoorinhoud na stapopname
Naast noten en rustpauzes worden de volgende data ook
opgenomen op spoor tijdens stapopname. Deze data wordt
toegepast telkens bij weergave van het spoor.
• Toonnummer
Niveaumeterinhoud tijdens opname-/
bewerkingsstandby
De kanalen 11 – 16 komen overeen met de sporen 1 - 6. Tijdens
opname-/bewerkingsstandby (pagina D-62) geeft de
niveaumeterdisplay aan welke sporen reeds opgenomen en
welke nog steeds leeg zijn. Sporen met 4 verlichte segmenten
bevatten reeds data terwijl sporen zonder verlichte segmenten
geen data bevatten.
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname
Geheugendata kan worden beschouwd als bladmuziek die
gespeeld wordt van links naar rechts met het invoerpunt
gewoonlijk ver rechts van de opgenomen data.
De hier beschreven procedure laat u dit invoerpunt naar links
bewegen zodat u veranderingen in reeds ingevoerde data
kunt aanbrengen. Merk echter op dat bij bewegen van het
invoerpunt naar links en het veranderen van data
automatisch tot gevolg heeft dat alle data rechts van dit punt
meteen geheel gewist wordt.
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname
1
Gebruik zonder de stapopname te verlaten de [왗]
CURSOR toets om de invoeraanwijzer naar links
te verplaatsen.
• De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP
indicator gaat knipperen.
No t eC#4
Maat 126/maatslag 3/klok 48
(Normaal invoerpunt)
••••••••••••••
Drukken [왗] CURSOR toets.
C 4
Maat 126/maatslag 3/klok 0
en.
(Eerdere data)
C 4
DatastroomDatastroom
••••••••••••••
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen om naar links en rechts te
bewe
Spoor waarop
wordt opgenomen
Spoor waarop niet
wordt opgenomen
D-61
Page 64
Melodiegeheugenfunctie
2
Gebruik terwijl u de data op de display bekijkt, de
[왗] en [왘] CURSOR toetsen om het invoerpunt te
verplaatsen naar de data die u wilt veranderen.
Voorbeeld: Om alle nootdata volgend op noot A3 bij
Maat 120, maatslag 1, klok 0 te veranderen.
Wissen van specifieke nootdata
1
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Corrigeren van
fouten tijdens stapopname” op de vorige pagina
om de noot aan te geven die u wilt uitwissen.
No t eA3
(Invoerpunt worden verkregen met de [왗] en [왘] CURSOR toetsen)
3
Druk op de [왔] CURSOR toets.
Maat 120/maatslag 1/klok 0
Datastroom
••••••••••••••
C 4A3
Rewr i t e?
4
Druk op de YES toets.
• Dit wist alle data van de plaats die u specificeerde
waarna de opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld.
• Door op de [왖] CURSOR toets of de NO toets te
drukken wordt het wissen van de data geannuleerd.
Maat 120/maatslag 1/klok 0
(Stapopname begint vanaf hier.)
Datastroom
Alle data
rechts wordt
uitgewist.
•••••••
OPMERKING
• Wanneer u het einde van de opname bereikt door op de
[왘] CURSOR toets te drukken, verschijnt de REC
indicator en gaat de STEP indicator knipperen in de
display om aan te geven dat u meer data kunt toevoegen
tijdens stapopname.
2
Druk tweemaal op de [왔] CURSOR toets.
3
Druk in antwoord op de “Delete?” (wissen?)
boodschap die op het scherm verschijnt op de YES
toets om de aangegeven noot te wissen.
Bewerken van de geheugeninhoud
Na opnemen naar het keyboardgeheugen kunt u nog steeds
afzonderlijke noten en parameterinstellingen (zoals
bijvoorbeeld toonnummer) oproepen en naar wens
veranderingen aanbrengen. Dit betekent dat u verkeerd
gespeelde noten kunt corrigeren, tooninstellingen kunt
veranderen, enz.
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
stapopname standbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de [+] en [–] toetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Knippert
Step Rec
D-62
2
Stel m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen het
reeds opgenomen spoor in dat u wilt bewerken.
3
Druk op de [왗] CURSOR toets om de
bewerkingsfunctie in te schakelen.
• De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP
indicator gaat knipperen.
Page 65
4
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om naar
de locatie op het spoor te gaan waar de noot of de
parameter zich bevindt die u wilt veranderen.
Voorbeeld van nootbewerking
ToonhoogteSnelheid
No t e C4
Melodiegeheugenfunctie
Bewerkingstechnieken en
display-inhoud
Hieronder worden bewerkingstechnieken beschreven die u
kunt gebruiken om de verschillende in het geheugen
opgeslagen parameters te veranderen.
Veranderen van de toetsdruk (aanslagsnelheid) van een
noot
Verander de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen.
No t e G4
5
Breng gewenste veranderingen aan in de waarde.
• De procedures die u in feite gebruikt voor het
veranderen van een parameter hangen af van het type
data dat deze bevat. Zie “Bewerkingstechnieken en
display-inhoud” op pagina D-63 voor details.
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om andere parameters
te bewerken.
7
Druk op de START/STOP toets om het bewerken te
stoppen wanneer u klaar bent.
OPMERKING
• De enige parameters die kunnen worden bewerkt bij de
sporen 2 tot en met 6 zijn noten en toonnummers.
• Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de
Sporen 1 – 6 aan de gang was.
• U kunt enkel de toonnummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de sporen 2 tot en
met 6 m.b.v. stap-voor-stap opname.
• Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor
1 aan de gang was.
• U kunt enkel de ritmenummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v.
stap-voor-stap opname.
• De bewerkingsprocedure kan niet worden gebruikt om
meer data toe te voegen aan de opname.
• Gedeelten van een opname kunnen niet naar een
andere plaats worden overgebracht binnen een opname.
• De nootlengte kan niet worden veranderd.
Veranderen van de toonhoogte van een noot
Voer een nieuwe noot in via het toetsenbord of gebruik de
[+] en [–] toetsen om de toonhoogte van een noot te
veranderen. De toonhoogte die u hier specificeert wordt
aangegeven via het toetsenbord en de noten die aangegeven
in de notenbalk op de display.
No t e G4
BELANGRIJK!
• Tijdens het bewerken van de geheugeninhoud mag u
nooit een noot veranderen zodat hij identiek is aan de
voorafgaande of de erop volgende noot. Hierdoor
verandert nl. de lengte van de veranderde noot en de
voorafgaande of de erop volgende noot. Mocht dit
plaatsvinden dan dient u het gehele spoor opnieuw op
te nemen.
Veranderen van een akkoord
Gebruik de akkoord vingerzettingmethode die geselecteerd
werd met de MODE toets (FINGERED, CASIO CHORD, enz.)
om een akkoord in te voeren.
Cho r d
Veranderen van een toonnummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen om een
toonnummer te veranderen.
St .GrPno
D-63
Page 66
Melodiegeheugenfunctie
OPMERKING
• Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de
Sporen 1 tot en met 6 aan de gang was.
• U kunt enkel de toonnummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de sporen 2 tot en
met 6 m.b.v. stap-voor-stap opname.
Veranderen van een ritmenummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen om een
ritmenummer te veranderen.
16tBBld2
OPMERKING
• Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor
1 aan de gang was.
• U kunt enkel de ritmenummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v.
stap-voor-stap opname.
Druk op de ritmeregeltoets waarnaar u wilt veranderen.
*
Bewerken van een melodie
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren tijdens de
melodiebewerkingsfunctie.
• Wis een melodie
• Wis een spoor
• Melodiekopregeldata herschrijven (paneelopname)
Wissen van een melodie
1
Druk eenmaal op de SONG MEMORY toets om de
weergavestandby in te schakelen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het nummer in te
stellen van de melodie die u wilt wissen.
3
Druk op de [왔] CURSOR toets. Druk tweemaal op de
[
왔
] CURSOR toets als er zich geen melodienummer
in de display bevindt
• Hierdoor wordt het melodiewisscherm verkregen.
4
Druk op de YES toets.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Sure?” (bent u er
zeker van?) om te bevestigen dat u de melodie
inderdaad wilt wissen.
5
Druk op de YES toets om de melodie te wissen en
terug te keren naar weergavestandby.
Om een specifiek spoor uit te wissen
.
D-64
Int /End1
1
Druk eenmaal op de SONG MEMORY toets om de
weergavestandby in te schakelen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het nummer in te
stellen van de melodie die het spoor bevat dat u
wilt wissen.
3
Druk tweemaal op de [왔] CURSOR toets. Druk drie
maal op de [왔] CURSOR toets als er zich geen
melodienummer in de display bevindt.
• Hierdoor wordt het melodiewisscherm verkregen.
Nummer van de melodie die het spoor
bevat (kan niet worden veranderd)
Spoorwissen standby
Tr .Del .?
Page 67
4
Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen om
het opgenomen spoor of sporen in te stellen
waarvan u de data wilt uitwissen.
Spoorwissen standby
Opgenomen spoor
Spoor dat wordt gewist
(meerdere sporen kunnen
worden gespecificeerd.)
• U kunt meer dan één spoor specificeren om uit te
wissen door meer dan één spoorkeuzetoets in te
drukken.
• Om selectie van een spoor ongedaan te maken drukt
u gewoonweg nogmaals op de spoorkeuzetoets.
5
Druk op de YES toets.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Sure?” (bent u er
zeker van?) om te bevestigen dat u het spoor
inderdaad wilt wissen.
Melodiegeheugenfunctie
6
Druk op de YES toets om het spoor te wissen.
OPMERKING
• U kunt het melodienummer niet veranderen tijdens
spoorwissen standby.
• Als op de SONG MEMORY toets gedrukt wordt tijdens
spoorwissen standby wordt teruggegaan naar
opnamstandby.
Herschrijven van melodiekopregeldata
(paneelopname)
U kunt een procedure gebruiken die “Paneelopname” wordt
genoemd om instellingen zoals o.a. oorspronkelijke mixer,
tempo enzovoort te veranderen die in de melodiekopregels
opgeslagen zijn.
1
Druk eenmaal op de SONG MEMORY toets om de
weergavestandby in te schakelen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om de melodie in te
stellen die de kopregeldata bevat die u wilt
herschrijven.
3
Maak de gewenste veranderingen in de
kopregeldata.
4
Druk driemaal op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor wordt het melodiewisscherm verkregen.
5
Druk op de YES toets om de kopdata te herschrijven.
D-65
Page 68
Instellingen van het keyboard
TRANSPOSE/FUNCTION
Onderdelen
Er kunnen tijdens spelen op het toetsenbord maximaal vier
delen (genummerd 1 tot en met 4) tegelijkertijd worden
gebruikt. Deze delen kunnen gebruikt worden door de lagenen splitsfuncties zoals hieronder beschreven.
Deel 1: Hoofdtoondeel
Deel 2: Gelaagd toondeel
Deel 3: Splitstoondeel
Deel 4: Gelaagd en splitstoondeel
Gebruik van lagen
Met de lagenfunctie kunt u twee verschillende tonen (een
hoofdtoon en een gelaagde toon) toewijzen aan het toetsenbord die beide weergegeven worden telkens wanneer u een
klaviertoets aanslaat. U kunt bijvoorbeeld de GM FRENCH
HORN toon als laag aanbrengen over de GM BRASS toon
om een rijk en koperachtige geluid te produceren.
TONE
2
Druk op de LAYER toets.
Ingestelde gelaagde toonBrandt
EXIT
CURSOR
LAYERSPLIT
Number buttons
Cijfertoetsen
[+]/[–]
YES/NO
St r ing1G
3
Stel de gelaagde toon in.
Voorbeeld: Gebruik om “460 GM FRENCH HORN” als
de gelaagdetoon te selecteren de cijfertoetsen
om 4, 6 en daarna 0 in te voeren.
FrHorn G
4
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
• Beide tonen klinken nu op hetzelfde moment.
LAGEN
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Hoofdtoon (GM BRASS) + Gelaagde toon (GM FRENCH HORN)
Lagen aanbrengen bij tonen
1
Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Druk om “461 GM BRASS” als de hoofdtoon
te selecteren op de TONE toets en gebruik
dan de cijfertoetsen om 4, 6 en daarna 1 in te
voeren.
BrassG
D-66
5
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen te
“ontlagen” en het keyboard terug te brengen in de
normale staat.
OPMERKING
• Door lagen in te schakelen schakelt het op dat moment
geselecteerde deel van Deel 1 naar Deel 2, en toont de
gelaagde toon. Op dat moment kunt u de [왗] en [왘]
CURSOR toetsen gebruiken om over te schakelen
tussen de delen. Door het maken van lagen uit te
schakelen, wordt teruggegaan naar Deel 1.
• De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon
via kanaal 2 weergegeven wordt. De mixer kan tevens
gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume
van deze kanalen te veranderen.
• Merk op dat het maken van lagen niet mogelijk is tijdens
de opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de
melodiegeheugenfunctie of terwijl u de SMF spelerfunctie
aan het gebruiken bent.
Page 69
Gebruik van splitsen
Met splitsing wijst u twee verschillende tonen (een hoofdtoon
en een splitstoon) toe aan het linker en het rechter gedeelte
van het toetsenbord, zodat u dus één toon met de linkerhand
en één toon met de rechterhand kunt spelen. U kunt
bijvoorbeeld GM STRINGS 1 als de hoofdtoon (hoog bereik)
selecteren en GM PIZZICATO als de splittoon (laag bereik)
zodat u op die manier de beschikking over een heel
strijkensemble in uw vingers heeft.
Met splitsing kunt u tevens het splitspunt specificeren wat
de plaats op het toetsenbord is waar er verandering optreedt
tussen de twee tonen.
OPMERKING
• Laat de MODE toets in de normale of FULL RANGE
CHORD positie.
SPLITSEN
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Splitstoon
(GM PIZZICATO)
Splitspunt
Splitsen van het toetsenbord
1
Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Om “448 GM STRINGS 1” als de hoofdtoon
te specificeren drukt u op de TONE toets en
gebruikt u vervolgens de cijfertoetsen om 4,
4 en vervolgens 8 in te voeren.
St r in1G
Hoofdtoon (GM STRINGS 1)
g
Instellingen van het keyboard
4
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets die de meest linkertoets van het hoge
bereik dient te worden.
Voorbeeld: Druk op de G3 klaviertoets om G3 als
splitspunt in te stellen.
G3
5
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
• Aan elke klaviertoets vanaf F3 en lager is de GM
PIZZICATO toon toegewezen, terwijl aan elke
klaviertoets vanaf G3 en hoger de GM STRINGS 1
toon is toegewezen.
6
Druk nogmaals op de SPLIT toets om het
toetsenbord te “ontsplitsen” en hem terug in de
normale staat te brengen.
OPMERKING
• Door splitsing in te schakelen wordt het op dat moment
geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel 3 en wordt
de splitstoon aangegeven. Op dat moment kunt u de
[왗] en [왘] CURSOR toetsen gebruiken om over te
schakelen tussen de verschillende delen. Door de
splitsfunctie uit te schakelen wordt teruggegaan naar
Deel 1.
• De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon
via kanaal 3 weergegeven wordt. De mixer kan tevens
gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume
van deze kanalen te veranderen.
• Merk op dat het splitsen niet mogelijk is tijdens de
opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de
melodiegeheugenfunctie of wanneer u de SMF
spelerfunctie aan het gebruiken bent.
• Wanneer de MODE schakelaar ingesteld is op CASIO
CHORD of FINGERED, is het bereik van het
begeleidingstoetsenbord ingesteld in overeenkomst met
het splitspunt dat u met de bovenstaande procedure
specificeerde.
2
Druk op de SPLIT toets.
Ingestelde splitstoonBrandt
AcoussBG
3
Stel de splitstoon in.
Voorbeeld: Om “445 GM PIZZICATO” als de splittoon
te selecteren gebruikt u de cijfertoetsen om
4, 4 en vervolgens 5 in te voeren.
Pi zzcatG
D-67
Page 70
Instellingen van het keyboard
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd
Lagen en splitsen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden om
een gelaagd splitstoetsenbord te verkrijgen. Er is geen verschil
tussen eerst gelaagde tonen creëren en vervolgens het
toetsenbord splitsen en deze handelingen in omgekeerde
volgorde doen. Als lagen en splitsen tegelijkertijd gebruikt
worden, zullen twee tonen (hoofdtoon + gelaagde toon) aan
het hoge bereik van het toetsenbord en twee aan het lage
bereik (splitstoon en gelaagde splitstoon) toegewezen
worden.
GELAAGD EN GESPLITST
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Splitstone (GM PIZZICATO)
+
Gallagde splitstoon
GM
STRINGS 1)
(
Splitspunt
Hoofdtoon (
Gelaagde toon
GM
FRENCH HORN)
(
GM
+
BRASS)
Splitsen van het toetsenbord en
daarna het lagen van tonen
1
Druk op de TONE toets en voer daarna het
toonnummer van de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Om “461 GM BRASS” als de hoofdtoon in te
stellen.
Brass G
2
Druk op de SPLIT toets en voer daarna het nummer
van de splitstoon in.
Voorbeeld: Om “445 GM PIZZICATO” als de splitstoon
in te stellen.
4
Druk op de SPLIT toets of de LAYER toets zodat
zowel de splits- (SPLIT) als de laagindicator (LAYER)
op de display staan.
5
Voer het nummer van de gelaagde splitstoon in.
Voorbeeld: Om de “448 GM STRINGS 1” toon in te
6
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets waar u de laagste noot (de meest
linker toets) wilt hebben van het hoge bereik (bereik
aan de rechter kant).
7
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
• Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen te
“ontlagen” en druk nogmaals op de SPLIT toets omhet toetsenbord te “ontsplitsen”.
OPMERKING
• Door lagen + splitsen in te schakelen wordt het op dat
moment geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel
4 en wordt de gelaagde toon aangegeven. Op dat
moment kunt u de [왗] en [왘] CURSOR toetsen
gebruiken om tussen de verschillende delen over te
schakelen. Door lagen uit te schakelen wordt
teruggegaan naar deel 3, terwijl door uitschakelen van
splitsing terug wordt gegaan naar deel 2. Door zowel
lagen als splitsing uit te schakelen wordt teruggekeerd
naar Deel 1.
• De hoofdtoon klinkt via kanaal 1, de gelaagde toon via
kanaal 2, de spitstoon via kanaal 3 en de gelaagde
splitstoon via kanaal 4. De mixer kan tevens gebruikt
worden om de instellingen voor toon en volume van deze
kanalen te veranderen.
stellen, voert u 4, 4 en 8 in.
St r in1G
g
Pi zzca tG
• Druk na instellen van de splitstoon op de SPLIT toets
om het toetsenbord te ontsplitsen.
3
Druk op de LAYER toets en voer daarna het nummer
van de laagtoon in.
Voorbeeld: Om “ 460 GM FRENCH HORN” als de
gelaagde toon in te stellen.
FrHornG
D-68
Page 71
Instellingen van het keyboard
Transpositie van het keyboard
Transpositie laat u de sleutel van het gehele toetsenbord
verhogen en verlagen in semitoon (halve toon) eenheden. Als
u een begeleiding wilt spelen voor een zanger die in een
andere sleutel zingt dan het keyboard bijvoorbeeld, kunt u
eenvoudigweg de sleutel van het keyboard veranderen met
de transponeerfunctie.
Transponeren van het keyboard
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
• Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION
indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000)
op het display.
Trans.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om de
transponeerinstelling van het toetsenbord te
veranderen.
Voorbeeld: Met vijf halve tonen omhoog transponeren
van het toetsenbord.
Trans.
• Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te
drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
OPMERKING
• Het toetsenbord kan binnen een bereik van –24 (twee
octaven lager) tot +24 (twee octaven hoger) worden
getransponeerd.
• De transponeerinstelling heeft ook invloed op de
weergave van het melodiegeheugen en de automatische
begeleiding.
• Het toegestane toonhoogtebereuik waarbinnen u kunt
transponeren hangt af van de toon die u gebruikt.
Wanneer het transponeren tot resultaat heeft dat die noot
hoger is dan het toegestane toonhoogtebereik, vervangt
het keyboard de noot door één van de volgende.
• De noot die zich het dichtst bij het toegestane
toonhoogtebereik bevindt (ongacht de toonhoogte van
de oorspronkelijke noot)
• Dezelfde noot in de dichtstbijzijnde octaaf van het
toegestane toonhoogtebereuik
Wanneer het een noot betreft die lager is dan het
toegestane toonhoogtebereuik, wordt de noot vervangen
door de noot die zich het dichtst bij het toegestane
toonhoogtebereuik bevindt (ongacht de toonhoogte van
de oorspronkelijke noot).
• Nadat het transponeren gebruikt wordt om het
toetsenbord tot een hogere sleutel te verhogen kan het
bij bepaalde tonen voorkomen dat noten in het hoogste
bereik van het toetsenbord niet juist worden weergegeven.
Gebruik van aanslagvolume
Bij inschakelen van aanslagvolume hangt het relatieve
volume van het geluid van het keyboard af van de kracht die
er op de klaviertoetsen uitgeoefend wordt, precies zoals bij
een akoestische piano.
In- en uitschakelen van aanslagvolume
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
• Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION
indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000)
op het display.
2
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
aanslagvolume instelscherm te verkrijgen.
Touch
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het gevoeligheidsniveau
van aanslagvolume in te stellen
•“1” geeft een krachtig geluid weer zelfs bij een lichte
aanraking van de klaviertoetsen terwijl bij “3” een
harde aanslag nodig is om een krachtig geluid voort
te brengen.
• Door op hetzelfde moment op [+] en [–] te drukken
wordt de gevoeligheid teruggesteld op de “2”
instelling.
• Bij selectie van “oFF” (uit), verandert de toon niet
ongeacht de druk die uitgeoefend wordt op de
klaviertoetsen.
OPMERKING
• Aanslagvolume heeft niet enkel invloed op de interne
klankbron van het keyboard maar wordt tevens als MIDI
data afgegeven.
• Melodiegeheugenweergave, begeleiding en externe
MIDI nootdata hebben geen invloed op de
aanslagvolume-instelling.
.
D-69
Page 72
Instellingen van het keyboard
Stemmen van het keyboard
Met deze functie kunt u het keyboard fijnstemmen zodat hij
overeenkomt met hoe andere muziekinstrumenten gestemd
zijn.
Stemmen van het keyboard
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
• Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION
indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000)
op het display.
2
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
stemscherm te verkrijgen.
Tune
3
Verander de steminstelling van het keyboard m.b.v.
de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld: Om de steminstelling met 20 te verlagen.
Tune
• Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te
drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
OPMERKING
• Het keyboard kan binnen een bereik van –99 tot +99
cent gestemd worden.
*100 cent komt overeen met een halftoon.
• De steminstelling heeft ook invloed op de weergave van
het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
D-70
Page 73
Instellingen van het keyboard
Veranderen van andere instellingen
Insteltypes
De tabel hieronder toont de parameters waarvan u de instellingen kunt veranderen.
Instelmenu
Transponeren
(Trans.)
Automatisch harmonisatie
(AutoHarm)
Aanslagvolume
(Touch)
Toonschaal/stemmen
(Tune)
Contrast
(Contrast)
Toewijsbare aansluiting
(Jack)
Mixer vasthouden
(MixHold)
DSP vasthouden
(DSP Hold)
MIDI
(MIDI)
Wissen/Terugstellen
(Del/Init)
Omschrijving
Bijregelen van de algehele toonschaal van het keyboard in stappen van een halve toon.
Selecteert het automatisch harmonisatietype.
Specificatie hoe geluid moet veranderen met de aanslagdruk op de klaviertoetsen.
Fijninstelling van de algehele toonschaal van het keyboard.
Stelt de helderheid van de display in.
Wijst effecten toe aan pedalen.
Schakelt het aanhouden van de mixer aan of uit.
Schakelt het aanhouden DSP aan of uit.
MIDI instellingen
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het keyboard terug te stellen
naar de oorspronkelijke default instellingen en om alle data te wissen die zich op dat
moment in het geheugen van het keyboard bevinden.
Pagina
D-69
D-73
D-69
D-70
D-74
D-74
D-74
D-74
D-74
D-74
OPMERKING
• De bovenstaande instellingen worden alle opgeslagen wanneer u het keyboard uitschakelt. Zie “Geheugeninhoud” op pagina
D-16 voor details.
• MIDI instellingen en wis/terugstel instellingen worden uitgeschakeld terwijl u de SMF speler- of de melodiegeheugenfunctie
aan het gebruiken bent.
D-71
Page 74
Instellingen van het keyboard
Gebruiken van het toetsenbordinstelmenu
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
• Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000) op het display.
2
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen en de [왖] en [왔] CURSOR toetsen om de items op te roepen waarvan u
de instellingen wilt veranderen.
Toonselectiescherm
TRANSPOSE/FUNCTION
toets
EXIT toets
MIDI
instelling
Instelling
wissen
TRANSPOSE/FUNCTION toets
*
[왘]
[왗]
[왘]
[왗]
[왔]
[왘]
[왗]
[왔]
[왘]
[왘]
[왗]
[왖]
[왘]
[왗]
[왘]
[왗]
[왘]
[왘]
[왗]
[왖]
[왘]
[왗]
[왘]
[왗]
[왘]
[왗]
[왘]
[왗]
D-72
Terugstellen
instelling
[왔]
[왖]
[왗]
[왘]
[왗]
[왗]
[왘]
[왗]
*
[왖] : [왖] CURSOR toets
[왔] : [왔] CURSOR toets
[왗] : [왗] CURSOR toets
[왘] : [왘] CURSOR toets
Page 75
Instellingen van het keyboard
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om de waarden te veranderen.
• Instellingen die u maakt worden uitgeoefend zelfs als u niet op de EXIT toets drukt.
• Zie het volgende hoofdstuk met als titel “Instelmenu items” voor details aangaande elke instelling.
• Druk na het maken van de gewenste instellingen op de TRANSPOSE/FUNCTION toets of op de EXIT toets om terug te
keren naar het toon- of het ritmekeuzescherm.
■
Bij uitvoeren van een wis- of terugstelprocedure
4
Druk op de YES toets.
• Hierdoor worden het gebruikersgebiednummer en de datanaam van de data uitgewist.
• De waarde van de datagrootte stellen eenheden in kilobytes voor.
5
Gebruik nu de cijfertoetsen, of de [+] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de gewenste data te selecteren.
6
Druk op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Sure?” (bent u er zeker van?) om te bevestigen dat u terugstel- of wisbewerking
inderdaad wilt uitvoeren.
7
Druk op de YES toets om de bewerking te voltooien.
• Hierdoor wordt een wis- of terugstelprocedure uitgevoerd en teruggekeerd naar het scherm in stap 5.
8
Druk na het maken van de gewenste instellingen op de TRANSPOSE/FUNCTION toets of de EXIT toets om terug
te gaan naar het toon- of ritme selectiescherm.
BELANGRIJK!
• Het kan één of twee minuten duren om de procedure voor het wissen of terugstellen uit te voeren nadat u op de YES toets
drukte in stap 7 hierboven. De boodschap “Pls Wait” (wachten a.u.b.) blijft in het display om aan te geven dat de betreffende
procedure wordt uitgevoerd. Probeer nooit een bedieningshandeling uit te voeren terwijl “Pls Wait” wordt aangegeven. Het
uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment kan schade toebrengen aan het geheugen van het keyboard waardoor
dit mogelijk niet meer goed kan werken.
Instelmenu items
쏋
Automatische harmonisatietypes
U kunt selecteren uit 10 verschillende types automatische harmonisatie zoals hieronder beschreven.
Nr
(Parameternaam)
Duet1
0
Duet2
1
Country
2
Octaaf
3
5th (kwint)
4
3-Way Open
5
(3-weg geopend)
3-Way Close
6
(3-weg gesloten)
Strings
7
(snaarinstrumenten)
Block (blok)
8
Big Band
9
Type
Voegt een 1-deel harmonie toe aan spelen op het toetsenbord.
Voegt een 1-deel harmonie toe aan spelen op het toetsenbord. Duet2 harmonie is opener dan Duet1.
Voegt een country & western harmonie toe aan spelen op het toetsenbord.
Voegt noten toe die één octaaf lager zijn dan de op het toetsenbord gespeelde noten.
Voegt kwints toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten.
Voegt twee open harmoniedelen toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten (waardoor dus
een drie-delen harmonie worden gecreëerd).
Voegt twee gesloten harmoniedelen toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten (waardoor dus
een drie-delen harmonie worden gecreëerd).
Voegt een harmonie toe die geschikt is voor snaarinstrumenten
Voegt blokakkoordnoten toe.
Voegt een harmonie toe die geschikt is voor big band weergave
Wijst het sostenutopedaaleffect toe aan een pedaal.
Wijst het zachte pedaaleffect toe aan een pedaal.
Wijst de START/STOP toetsfunctie toe aan een pedaal.
Wanneer de mixer aanhoudfunctie ingeschakeld is kunnen de
parameters van de begeleidingsdelen (Deel 6 tot en met Deel 10)
niet veranderd worden door de begeleideidingsdata.
Aan (on): De huidige instelling van de DSP lijn wordt aangehouden
zelfs wanneer de toon verandert.
Uit (oFF): Door van toon te veranderen wordt de DSP lijninstelling
overgeschakeld naar de nieuwe toon.
Omschrijving
Specificeer het zendkanaal voor weergave van de hoofdtoon.
Specificeert of MIDI noot aan boodschappen binnen het
begeleidingsbereik ontvangen vanaf een extern toestel geïnterpreteerd
moeten worden als automatische begeleidingsakkoorden.
Specificeert of de automatisch begeleiding of het melodiegeheugen
van dit keyboard als MIDI boodschappen worden verzonden.
Specificeert of het keyboard de delen dient weer te geven die er op
worden gespeeld.
Specifeert de maximale verandering in een toon die uitgeoefend
kan worden m.b.v. de PITCH BEND toonhoogtedraairegelaar. Het
instelbereik loopt van 00 (geen verandering) tot en met 12 (12
halftonen).
쏋
Wis/terugstel instellingen
Instelmenu
SMF wissen
Wissen van gebruikersritmes
Wissen van gebruikerstonen
Mixer terugstellen
(InitMix?)
Parameter terugstellen
(InitPar?)
Systeem terugstellen
(InitSys?)
D-74
Bereik
—
—
—
—
—
—
Default
—
—
—
—
—
—
Omschrijving
Wist de geselecteerde SMF data.
Wist de geselecteerde gebruikersritmedata.
Wist de geselecteerde gebruikerstoondata.
Stelt de parameters terug die toegewezen zijn door de mixer of
door invoer van een externe sequencer.
Stelt alle parameters terug behalve die voor de
displaycontrastinstelling.
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het
keyboard terug te stellen naar de oorspronkelijke default
instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment in
het geheugen van het keyboard bevinden.
Page 77
Gebruik van de SMF speler
De letters “SMF” vormen de afkorting van Standard MIDI File (standaard MIDI bestand), hetgeen een bestandformaat is dat het
delen van MIDI data tussen de verschillende software en sequencers mogelijk maakt. Er zijn in feite drie SMF formaten, genaamd
SMF 0, SMF 1, en SMF 2. Dit keyboard ondersteunt het SMF 0 formaat, welk op het moment het meest gebruikte formaat is en dus
verwijzen alle uitspraken over “SMF data” in deze gebruiksaanwijzing naar SMF 0 formaat data.
U kunt m.b.v. uw computer SMF’s van de gebundelde CD-ROM of SMF’s die u eerst gedownload heeft van de CASIO MUSIC
SITE oversturen naar het flash-geheugen van het keyboard. Muzikale data van het SMF formaat kunnen worden opgeslagen in
het ingbeouwde flash-geheugen van het keyboard. Data die opgeslagen liggen in het flash-geheugen kunnen worden weergegeven
m.b.v. de SMF spelerfunctie. U kunt SMF data ook vanaf een SD geheugenkaart of een floppy diskette laden naar het
gebruikersgebied van het keyboard en vervolgens weergeven via de SMF spelerfunctie. Zie “Opslaan van Data” op pagina D-83
voor details.
Hieronder wordt vermeld hoeveel bestanden er maximaal kunnen worden opgeslagen op elk type medium.
Flash-geheugen*1: 200 bestanden*
SD geheugenkaart: 255 bestanden*
Floppy diskette (alleen model WK-3800): 112 (2DD diskette)*2 of 224 (2HD diskette) bestanden*
*1Oorspronkelijk wordt uw keyboard geleverd met drie SMF voorbeeldmelodieën in het geheugen.
001
SERENDIPITY WALTZ
002
THE ENTERTAINER
003
JESUS BLEIBET MEINE FREUDE
*2Merk op dat het aantal bestanden dat u in het geheugen kunt opslaan ook afhangt van de grootte van elk bestand. Zijn uw
bestanden erg groot dan kan het voorkomen dat u er minder kunt opslaan dan wat er hier boven wordt vermeld.
2
2
2
BELANGRIJK!
• Merk op dat CASIO COMPUTER CO., LTD. niet aansprakelijk gesteld kan worden voor het verlies van data die opgeslagen
ligt in het flash-geheugen, op de SD geheugenkaart of op de floppy diskette (alleen bij model WK-3800).
D-75
Page 78
Gebruik van de SMF speler
SMF spelerfunctie bedieningsstroomdiagram
Toon/ritme selectiescherm
SMF PLAYER
toets
SMF PLAYER toets
Selecteer het medium.
SMF spelerindicator gaat branden.
EXIT
toets
[왖]
[왔]*
*
Selecteer de bestand.
Bestandnummer
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
Bestandnaam
000
001
008
ABC1
[왘]*, [+]
ABC2
ABC3
[왘], [+][왗], [–]
Selecteer het meespeeldeel.
Deelnummer
01
EXIT toets
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
04
[왘], [+]
16
[왘], [+]
Selecteer de weergavefunctie.
Weergavefunctie
S1
EXIT toets
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
SL
A1
AL
[왘], [+]
[왘], [+]
[왘], [+]
Selecteer de uitgangsfunctie.
EXIT toets
Uitgangsfunctie
int
out
[왘], [+]
*
[왖] : [왖] CURSOR toets
[왔] : [왔] CURSOR toets
[왗] : [왗] CURSOR toets
[왘] : [왘] CURSOR toets
[왗]*, [–]
[왗], [–][왘], [+]
Key Ch
Key Ch
Key Ch
PlayMode
PlayMode
PlayMode
PlayMode
Output
Output
[왖][왔]
[왗], [–][왘], [+]
[왗], [
[왗], [
[왖][왔]
[왗], [–][왘], [+]
[왗], [
[왗], [
[왗], [–]
[왖][왔]
[왗], [
[왗], [
START/STOP toets
–
]
–
]
–
]
–
]
–
][왘], [+]
–
]
Displayscherm
TekstgedeelteNummergedeelte
START/STOP toets
START/STOP toets
START/STOP toets
Tijdens SMF weergave
Bestandnummer
001ABC 2
U kunt van SMF veranderen m.b.v. de [왗] en [왘]
CURSOR toetsen of de [+] en [
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
Foutlezing
(andere foutlezingen kunnen ook plaatsvinden.)
Data is SMF maar niet SMF0
ErrNot SMF0
Data is niet van het juiste SMF formaat
ErrWrongDat
Bestandnaam
–
] toetsen.
Weergave gestopt.
START/STOP toets,
weergave voltooid
EXIT toets
D-76
Page 79
Gebruik van de SMF speler
SMF PLAYER
ACCOMP VOLUME
START/STOP
Weergave van een SMF
Merk op dat de eerste stap die u moet uitvoeren in de
onderstaande procedure afhangt van of u weergeeft van het
flash-geheugen, vanaf een SD geheugenkaart of vanaf een
floppy diskette (alleen bij model WK-3800).
VOORBEREIDINGEN
• SD geheugenkaart
• Steek de SD geheugenkaart die de data bevat die u
wilt weergeven in de kaartgleuf van het keyboard.
• Floppy diskette (alleen bij model WK-3800)
• Steek de floppy diskette die de data bevat die u wilt
weergeven in de floppy diskdrive van het keyboard.
CURSORCHANNEL
Number buttons
Cijfertoetsen
[+]/[–]
EXIT
Flash-geheugen
2
Gebruik de SMF PLAYER toets om de “Internal”
indicator op het tekstgedeelte van het scherm te
verkrijgen.
• Hierdoor verschijnt de “SMF PLAYER” indicator
in de display.
Internal
• Na indrukken van de SMF PLAYER toets kunt u
het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗]
en [왘] CURSOR toetsen.
BELANGRIJK!
• Verwijder de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf en
schakel het keyboard nooit uit terwijl er toegang wordt
verkregen naar de kaartdata door de opslag-, lees- of
wisfunctie. Dit kan namelijk de data op de geheugenkaart
en zelfs de kaartgleuf zelf beschadigen.
• Voordat u een diskette uitwerpt dient u altijd eerst te
controleren dat de toegangsindicator niet brandt of
knippert. Als de toegangsindicator brandt of knippert
betekent dit dat het keyboard bezig is data te lezen of te
schrijven. Wanneer een diskette wordt uitgeworpen
terwijl er toegang verschaft wordt tot de data erop, kan
deze data beschadigen en onbruikbaar maken.
Een SMF weergeven
1
Merk op dat wat u eerst moet doen afhangt van of
u weergeeft van het flash-geheugen, vanaf een SD
geheugenkaart of vanaf een floppy diskette.
SD geheugenkaart
2
Steek de SD geheugenkaart die de data bevat die
u wilt weergeven in de kaartgleuf van het
keyboard. Gebruik de SMF PLAYER toets om de
“Card” (kaart) indicator in het tekstgedeelte van
het scherm te verkrijgen.
• Hierdoor verschijnt de “SMF PLAYER” indicator in
de display.
• Na indrukken van de SMF PLAYER toets kunt u
het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗]
en [왘] CURSOR toetsen.
Floppy diskette (alleen model WK-3800)
2
Steek de floppy diskette die de data bevat die u
wilt weergeven in de floppy diskdrive van het
keyboard. Gebruik de SMF PLAYER toets om de
“Disk” (diskette) indicator in het tekstgedeelte van
het scherm te verkrijgen.
• Hierdoor verschijnt de “SMF PLAYER” indicator in
de display.
• Na indrukken van de SMF PLAYER toets kunt u
het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗]
en [왘] CURSOR toetsen.
D-77
Page 80
Gebruik van de SMF speler
3
Druk op de [왔] CURSOR toets om het
bestandselectiescherm te verkrijgen.
• SMF bestanden zijn die bestanden die eindigen met
de extensie “MID”. Er verschijnt een foutmelding
wanneer er zich op dat moment geen SMF bestanden
in het flash-geheugen bevinden.
4
Voer d.m.v. de cijfertoetsen het drie-cijferige
bestandnummer in van het bestand dat u wilt
spelen.
• De naam van het op dat moment geselecteerd bestand
verschijnt in het tekstgedeelte van het display. Het
bestandnummer wordt getoond in het
nummergedeelte van het display. Het tempo/maat
gedeelte van het display toont de grootte van het
bestand in kilobytes.
• U kunt ook van bestand veranderen d.m.v. de [왗] en
[왘] CURSOR toetsen of de [+] en [–] toetsen.
5
Druk op de START/STOP toets
• Hierdoor wordt de weergave van het geselecteerde
bestand gestart.
• U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het tempo
bij te stellen binnen het bereik van 30 tot en met 255.
• U kunt de kanalen 1 tot en met 16 m.b.v. de
CHANNEL toetsen in- en uitschakelen ongeacht of
de bestandweergave plaatsvindt of gestopt is. Zie “Inen uitschakelen van kanalen” op pagina D-40 voor
nadere informatie.
6
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de
bestandweergave te stoppen.
Configureren van andere instellingen
Andere instellingen configureren
1
Terwijl de weergave van het bestand stopt is, kunt
u het bestand selecteren dat u wilt weergeven.
• Voer de stappen 1 en 3 uit onder “Een SMF weer
geven” om een bestand te selecteren.
2
Druk op de [왔] CURSOR toets om een scherm te
tonen voor het selecteren van het deel dat u wilt
spelen op het toetsenbord (meespeeldeel).
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen de [+] en [–]
toetsen of de cijfertoetsen om het meespeeldeel te
selecteren.
• U kunt het deel (het meespeeldeel) dat u op het
toetsenbord wilt spelen specificeren als een waarde
binnen het bereik lopende van 1 tot en met 16.
• Schakel na het specificeren van het deel het kanaal
uit dat correspondeert met het meespeeldeel dat u
selecteerde. Zie “In- en uitschakelen van kanalen” op
pagina D-40 voor nadere informatie. Door deze stap
uit te voeren wordt het betreffende deel uitgeschakeld
zodat u dat deel op het toetsenbord kunt meespelen
met de rest van de SMF weergave.
OPMERKING
• Door de SMF spelerfunctie in te schakelen worden alle
delen teruggesteld doordat alle mixerfunctie kanalen
ingeschakeld worden.
Bijstellen van het SMF weergavevolume
De volgende procedure beschrijft hoe u het algehele volume
van de SMF dataweergave kunt regelen. U kunt het volume
bijstellen terwijl de weergave gestopt is of terwijl deze aan
de gang is.
1
Druk op de ACCOMP VOLUME toets.
• Hierdoor verschijnt de “SMF Vol.” indicator in de
display samen met een waarde die de huidige SMF
volume instelling aangeeft.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het SMF volume
bij te stellen.
• U kunt een instelling specificeren binnen het bereik
lopend van 000 (minimum) tot en met 127
(maximum).
• Door [+] en [–] tegelijkertijd in te drukken keert de
SMF volume instelling terug naar 100.
• Merk op dat deze instelling geen invloed heeft op het
volume van de noten die u op het keyboard speelt.
D-78
3
Druk op de [왔] CURSOR toets om het
weergavefunctie selectiescherm te verkrijgen.
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of de [+]
en [–]toetsen om de weergavefunctie te selecteren.
U kunt selecteren uit de volgende vier weergavefuncties.
S1 : Eén bestand, éénmalig
SL : Eén bestand, herhaaldelijk
A1 : Alle bestanden, éénmalig
AL : Alle bestanden, herhaaldelijk
4
Druk op de [왔] CURSOR toets om het
uitgangsfunctie selectiescherm te verkrijgen.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of de [+] en
[–] toetsen om de uitgangsfunctie te selecteren.
• U kunt selecteren uit de volgende twee uitgangstypes.
int (intern) : Ingebouwde luidsprekers van het keyboard
out (extern) : USB poort
OPMERKING
• Lagen, splitsen, en automatisch harmonisatie worden
automatisch uitgeschakeld tijdens de SMF spelerfunctie.
Page 81
Gebruik van de SMF speler
SMF speler foutlezingen
Het volgende beschrijft wat u moet doen wanneer een foutlezing verschijnt tijdens de SMF spelerfunctie.
FoutlezingOorzaak
Err Not SMF0
Err WrongDat
U probeert SMF data te spelen die niet volgens
Format 0 zijn.
Er is een probleem met de SMF data die u
probeert af te spelen of de data is beschadigd.
Maatregel
Gebruik uitsluitend Format 0 SMF data.
Gebruik andere data.
D-79
Page 82
Aansluiting op een computer
Met de USB poort kunt u het keyboard snel en eenvoudig
aansluiten op een computer. Bij een computer met een USB
poort kunt u een USB MIDI driver installeren van de CDROM die meegeleverd wordt met dit keyboard. Daarna kunt
u het keyboard op de computer aansluiten en in de handel
verkrijgbare MIDI software gebruiken om MIDI data uit te
wisselen tussen het keyboard en uw computer. U kunt ook
data die u van de CASIO MUSIC SITE downloadde
oversturen naar het keyboard en keyboarddata zelfs opslaan
op de harddisk van uw computer.
Installeren van de USB MIDI driver
1
U dient nu op uw computer de USB MIDI driver te
installeren die zich bevindt op de CD-ROM die
meegeleverd was met het keyboard.
• Voor informatie aangaande het installeren van het
USB MIDI stuurprogramma/driver dient u de inhoud
te lezen van het “CASIO USB MIDI stuurprogramma”
bestand (USBmanual_d.pdf) in de “Dutch” map van
de CD-ROM”.
OPMERKING
• Voordat u begint met het daadwerkelijk installeren van
het USB MIDI stuurprogramma dient u eerst de inhoud
te lezen van het “USBreadme.txt” bestand in de
Nederlandse (“Dutch”) map, op de CD-ROM.
• Gebruik Adobe Reader of Acrobat Reader voor toegang tot
de gebruiksaanwijzing voor het USB MIDI
stuurprogramma.*
* U dient Adobe Reader of Acrobat Reader reeds op uw computer
geïnstalleerd te hebben om de inhoud van de “Gebruiksaanwijzing
voor het USB MIDI stuurprogramma” (USBmanual_d.pdf) te
kunnen bekijken. Mocht uw computer niet reeds Adobe Reader
of Acrobat Reader geïnstalleerd hebben, gebruik dan de
onderstaande procedure om het programma te installeren.
Installeren van Adobe Reader (Acrobat Reader**)
• Plaats de CD-ROM die meegeleverd wordt met dit
keyboard in de CD-ROM drive van uw computer.
• Op de CD-ROM navigeer naar map die “Adobe” heet, open
de Nederlandse (“Dutch” ) map en dubbelklik
“ar601nld.exe” (“ar505nld.exe”**). Volg de aanwijzingen
die op het computerscherm verschijnen om de Adobe
Reader te installeren.
** Adobe Reader kan niet worden geïnstalleerd op een computer
die onder Windows 98 draait. Dubbelklik op “ar505nld.exe”
om Acrobat Reader te installeren op een computer die onder
Windows 98 draait.
Minimale systeemvereisten voor de computer
Ondersteunde besturingssystemen
De werking wordt ondersteund onder Windows® XP, Windows
2000, Windows® Me, Windows® 98SE en Windows® 98.
● In het algemeen
• IBM AT of compatibele computer
• USB poort die normaal werkt onder Windows
• CD-ROM drive (voor de installatie)
• Minstens 2MB vrije ruimte op de harde schijf (exclusief
ruimte die benodigd is voor Adobe Reader)
● Windows XP
• 300MHz of snellere Pentium processor
• Minstens 128MB geheugen
● Windows 2000
• 166MHz of snellere Pentium processor
• Minstens 64MB geheugen
● Windows Me, Windows 98SE, Windows 98
• 166MHz of snellere Pentium processor
• Minstens 32MB geheugen
Stuurprogramma handtekening
● Windows XP
1
Log in bij Windows XP via een computer
Administrators account. Zie de documentatie die met
Windows XP meegeleverd wordt voor informatie
aangaande computer Administrators accounts.
2
Klik in het Windows [Start] menu op
[Configuratiescherm].
• Klik op [Overschakelen op klassieke weergave] als u
de [Systeem] icoon niet in het configuratiescherm
kunt vinden.
3
Klik op de [Systeem] icoon. Klik in het
dialooogvenster dat verschijnt op het [Hardware]
tabblad en klik vervolgens op de [Stuurprogramma
Handtekening] toets.
4
Selecteer [Negeren] in het dialoogvenster dat
verschijnt en klik vervolgens op [OK].
● Windows 2000
1
Log in via de Administrators groepsaccount. Zie
de documentatie die met Windows 2000
meegeleverd wordt voor informatie aangaande de
Administrators groep.
®
D-80
2
Wijs in het Windows [Start] menu op [Instellingen]
en klik vervolgens op [Configuratiescherm].
Page 83
3
Klik op de [systeem] icoon. Klik in het
dialooogvenster dat verschijnt op het [Hardware]
tabblad en klik vervolgens op de [Stuurprogramma
Handtekening] toets.
4
Selecteer [Negeren] in het dialoogvenster dat
verschijnt en klik vervolgens op [OK].
OPMERKING
• Namen van bedrijven en producten zijn handelsmerken
van de respectievelijke eigenaren.
Gebruik van de USB poort
Merk op dat u een los verkrijgbare USB kabel dient aan te
schaffen om het keyboard aan te sluiten op een computer via
de USB poort. Pas nadat u een USB aansluiting tot stand heeft
gebracht tussen het keyboard en een computer kunt u data
tussen deze apparaten uitwisselen.
Aansluiten van een computer m.b.v.
de USB poort
1
Gebruik voor de aansluiting van het keyboard op
de computer een los verkrijgbare USB kabel.
USB poort van
de computer
USB kabel
Aansluiting op een computer
Algemene MIDI
Dit keyboard ondersteunt algemene MIDI zodat het gebruikt
kan worden voor de weergave van in de handel verkrijgbare
voorbespeelde algemene MIDI data en algemene MIDI data
die ernaar gezonden wordt met een persoonlijke computer.
Zie de afzonderlijke
tonen die beschikbaar zijn met GM tonen die van 000 tot en
met 127 genummerd zijn.
Appendix
A voor details aangaande de
MIDI instellingen
U kunt de parameterinstelprocedure (pagina D-72) gebruiken
om de instellingen te veranderen van de MIDI parameters
die hieronder worden beschreven. Zie pagina’s D-73 tot en
met D-74 voor details aangaande het instelmenu en de
instelprocedure.
■ MIDI ingangssignaal akkoordbeoordeling
(MIDI In Chord Judge)
Deze parameter bepaalt of via een extern toestel ontvangen
nootdata geinterpreteerd dienen te worden als een
akkoordvingerzetting van de automatische begeleiding.
Schakel deze parameter in als u automatische
begeleidingsakkoorden vanaf een computer of ander extern
toestel wilt regelen.
Aan (on): Hierdoor worden via de USB poort
Uit (oFF): Schakelt de MIDI ingangssignaal
binnenkomende nootdata geïnterpreteerd als
akkoordvingerzettingen voor de automatische
begeleiding. Het door het keyboardkanaal
gespecificeerde kanaal wordt gebruikt voor het
specificeren van akkoorden.
akkoordbeoordeling (MIDI In Chord Judge) uit.
USB aansluiting
USB poort van het keyboard
DATA ACCESS indicator
• De DATA ACCESS indicator gaat branden wanneer het
keyboard data aan het uitwisselen is met een computer
aangesloten via een USB kabelaansluiting. Verbreek de
aansluiting met de USB kabel nooit terwijl de DATA
ACCESS indicator brandt.
Schakel deze parameter uit wanneer u de automatisch begeleiding of het melodiegeheugen wilt weergeven via de klankbron van een extern toestel.
Aan (on): Geeft de automatisch begeleiding of het
melodiegeheugen weer als MIDI boodschappen
via de USB poort van het keyboard.
Uit (oFF): Geeft de automatisch begeleiding of het
melodiegeheugen niet weer.
OPMERKING
• Bezoek de CASIO website op http://world.casio.com/
voor gedetailleerde informatie betreffende MIDI
implementatie.
D-81
Page 84
Aansluiting op een computer
Internet Data Expansion System
De Music Data Management Software applicatie op de CDROM die meegeleverd wordt met het keyboard laat u data
die u met uw computer gedownload heeft van de CASIO
MUSIC SITE oversturen naar het geheugen van het keyboard.
U kunt deze applicatie ook gebruiken om keyboarddata op
te slaan op de harde schijf van uw computer. Het Music Data
Management Software ondersteunt het oversturen van de
volgende types data.
• SMF bestand
• Ritmepatronen
• Registraties
• Gebruikersmelodieën die gecreëerd waren met de
melodiegeheugenfunctie
• Tonen met golfvormen
• Drawbar orgeltonen (trekorgel)
• To on
• Tonen met golfvormen
• DSP
• Pakketbestanden
• Alle gebruikersdata
CASIO MUSIC SITE
http://music.casio.com/
Music Data Management Software
Music Data Management Software maakt het mogelijk voor
u om data die u met uw computer gedownload heeft van de
CASIO MUSIC SITE over te sturen naar het geheugen van
het keyboard en om data van het keyboardgeheugen over te
sturen voor opslag op de harde schijf van uw computer. Na
het starten van het Music Data Management Software kunt u
toegang krijgen tot de volgende drie converter applicaties.
■ Wave Converter (golfconversie)
Wave Converter creëert keyboard toon met golf data van de
toondatabestanden (.wav) die opgeslagen zijn op de harde
schijf van uw computer.
■ Rhythm Converter (ritmeconversie)
Rhythm Converter creëert keyboard ritmedata van ritmedata
die in het SMF formaat opgeslagen zijn op de harde schijf
van uw computer.
■ Parameter Editor
Met Parameter Editor kunt u uw keyboardparameters
bewerken via uw computer.
■ Installeren van Music Data Management Software
• Vergeet niet de inhoud van het betreffende leesmij.txt
bestand te lezen voordat u het Music Data Management
Software installeert. U kunt het leesmij.txt bestand vinden
binnenin dezelfde taalmap waar het Music Data Software
dat u gaat installeren zich bevindt.
1.Navigeer om het Music Data Management Software te
installeren naar de CD-ROM op uw computer en dubbelklik
op “ides40.exe”. Volg daarna de aanwijzingen die
verschijnen op uw computerscherm.
* De documentatie van applicatiesoftware is in verschillende
talen verschikbaar op de CD-ROM die meegeleverd wordt
met dit keyboard. Zie de map voor de gewenste taal. U
kunt toegang verkrijgen door de handleiding door de
betreffende HTML versie te openen die “index.html” heet
door één van de volgende types web browser applicaties
te gebruiken.
Internet Explorer 4 of hoger
Netscape Navigator 4.04 of hoger
* Ondersteunde computer besturingssystemen
Het Music Data Management Software draait onder de
volgende besturingssystemen.
Windows 98SE
Windows Me
Windows 2000
Windows XP
BELANGRIJK!
• Hoewel Music Data Management Software ontworpen
is om te draaien onder de standaard configuraties van
de bovenvermelde besturingssystemen dient u op te
merken dat u het software mogelijk niet correct kunt laten
draaien bij bepaalde software en hardware omgevingen.
• Music Data Management Software ondersteunt de
werking op een Macintosh niet.
Downloaden van data
Bezoek de CASIO MUSIC SITE voor informatie aangaande
het downloaden van data.
Wanneer u aankomt bij de CASIO MUSIC SITE, selecteer dat
het geografische gebied of het land van toepassing. Selecteer
daarna een Internet Data Expansion System data download
service, d.w.z. een dienst voor het downloaden van data via
een data uitbreidingssysteem.
Merk op dat de diensten die beschikbaar zijn op de CASIO
MUSIC SITE afhangen van het gebied of het land dat u
selecteert.
Gebundelde CD-ROM data
De CD-ROM die gebundeld is met het keyboard heeft een
map die “DATAforWK” heet die op zijn beurt verschillende
datamappen bevat. Zie het “list.txt” bestand binnenin elke
map voor details betreffende de data die zich in de
datamappen bevinden.
■ Terugzetten van het keyboard op de oorspronkelijke
instellingen die in de fabriek ingesteld zijn
De “DATAforWK” map op de CD-ROM die meegeleverd
wordt met dit keyboard bevat een bestand met de naam
“alldata.ckf” die de oorspronkelijke in de fabriek
vooringestelde basisinstellingdata bevat. Door de
“alldata.ckf” data over te sturen naar het flash-geheugen
worden alle instellingen teruggesteld op de oorspronkelijke
instellingen die in de fabriek ingesteld zijn.
• Zie de handleiding van het applicatiesoftware voor
informatie betreffende het oversturen van data naar het
flash-geheugen van het keyboard.
D-82
Page 85
Opslaan van Data
U kunt data opslaan die u gecreëerd heeft en data die u vanaf een computer naar het ingebouwde flash-geheugen, naar de SD
geheugenkaart of naar de floppy-diskette (WK-3800). In deze gebruiksaanwijzing worden SD geheugenkaarten en floppy-diskettes
aangeduid als “externe opslagmedia”.
De types bestanden die opgeslagen kunnen worden op externe opslagmedia worden inde onderstaande tabel gegeven. Merk op
dat de tabel tevens onder “Bestandtypes die kunnen worden opgeslagen” aangeeft hoe elk type bestand opgeslagen kan worden
naar een voorbeschreven gebruikersgebied.
Nadat u SMF data van het externe opslagmedium heeft geladen en opgeslagen heeft in het gebruikersgebied, kunt u deze via de
SMF spelerfunctie weergeven. Zie “Gebruiken van de SMF speler” op pagina D-75 voor nadere informatie.
Bestandtypes die kunnen worden opgeslagen
Type
SMF
Ritmepatroon
Registratie
In de melodiegeheugenfunctie gecreëerde
gebruikersmelodie
Drumgeluid met golven
Trekstaaforgel toon
Toon
Toom met golven
DSP
Pakketbestand*1
Alle gebruikersdata*2
*1: Pakketbestand
Een pakketbestand combineert tooninstellingen, DSP effectinstellingen en andere insteldata in een enkel bestand die u kunt
beheren en downloaden als een eenheid (pakket). Nadat u eenmaal een pakketbestand gecreëerd heeft, kunt u de complete
instelling van het keyboard veranderen door het laden van een enkel pakketbestand.
*2: Alle gebruikersdata (SMF bestand tot pakketbestand) in de bovenstaande tabel kan als een enkel bestand worden gehanteerd.
Merk echter op dat het bestand door haar grootte niet op een floppy diskette kan worden opgeslagen.
Pakketbestanddata inhoud
Display
Indicator
Smf
Pattern
Regist
Song
Dr wave
Drawbar
Tone
Tn wave
Dsp
Package
All Data
Opgeslagen
Data
1 Melodie
1 Patroon
1 Bank
1 Melodie
1 Set
1 Toon
1 Toon
1 Toon
1 Type
1 Pakket
1 Set
Gebruikersge-
biednummer
000 – 199
166 – 181
1 – 8
0 – 4
900 – 903
100 – 199
700 – 799
800 – 819
100 – 199
—
—
Gebruikersgeheugencapaciteit
200
16
8
5
4
100
100
20
100
1
1
Bestandnaam
Extensie
MID
Z00
Z01
Z02
Z03
Z04
Z05
Z06
Z07
Z08
Z09
Datatype
SMF
Ritmepatronen
Registraties
Drumklank met golven
Trekstaaforgel tonen
Tonen
Tonen met golven
DSP
Gebruikersgebied
190 – 199 (10 melodieën)
174 – 181 (8 ritmes)
7 – 8 (2 banken)
903 (1 set)
190 – 199 (10 tonen)
790 – 799 (10 tonen)
810 – 819 (10 tonen)
190 – 199 (10 effecten)
BELANGRIJK!
• Het downloaden van een een pakketbestand laadt de insteldata die gegeven worden in de tabel onder “Pakketbestanddata
inhoud” in het gebruikersgebied en vervangt alle huidige data door de data die zich in het pakketbestand bevindt.
• Bij het laden van een pakketbestand of All Data (alle data) van of bij het schrijven van dergelijke data naar een SD
geheugenkaart of een floppy diskette (alleen bij model WK-3800) toont de niveaumeter van het display de voortgang van de
laad/schrijf bewerking zoals hieronder wordt aangegeven.
[Starten][Stoppen]
D-83
Page 86
Opslaan van Data
Een SD geheugenkaart gebruiken
Uw keyboard is uitgevoerd met een SD
kaartgleuf die het gebruik van SD
geheugenenkaarten ondersteunt die u
kunt gebruiken voor het opslaan van melodieën die u vanaf
uw computer overstuurt, voor melodiegeheugendata die
opgeslagen is in het flash-geheugen van het keyboard en
andere data. Dit geeft u toegang tot een vrijwel onbeperkte
hoeveelheid data die u onmiddellijk kunt downloaden
wanneer u ze nodig heeft.
● Ondersteunde SD geheugenkaarten:
1 GB of minder (kaarten met een capaciteit groter dan 1
GB worden niet ondersteund.)
BELANGRIJK!
• Gebruik alleen een SD geheugenkaart met dit keyboard.
Een juiste werking wordt niet gegarandeerd bij het
gebruik van een ander type kaart.
Voorzorgsmaatregelen aangaande
geheugenkaarten en de kaartgleuf
BELANGRIJK!
• Lees zorgvuldig alle documentatie die die meegeleverd
wordt met de geheugenkaart voor belangrijke informatie
over het hanteren van de kaarten.
• SD geheugenkaarten zijn voorzien van een
schrijfbeveiligingsschakelaar die gebruikt kan worden
om te beveiligen tegen het onverhoeds uitwissen van
data. Nadat u belangrijke data op een geheugenkaart
opgeslagen heeft, is het verstandig om de
schrijfbeveiligingsschakelaar te gebruiken om de data
te beveiligen tegen onverhoedse veranderingen en
onverhoeds wissen.
• Vermijd de volgende plaatsen bij het opslaan van data
en het gebruik van geheugenkaarten. Dergelijke
omstandigheden kunnen namelijk leiden tot
beschadiging van de data die op de kaart opgeslagen
zijn.
• Plaatsen die een hoge temperatuur, hoge
vochtigheidsgraad hebben of waar zich roest
veroorzakende chemicaliën bevinden
• Plaatsen die onderhevig zijn aan een sterke
elektrostatische lading of elektrische storing
• Wanneer u een geheugenkaart aanraakt let er dan op
dan u de contactpunten nooit met uw vingers aanraakt.
• Als de datatoegangsindicator brandt en de boodschap
“Pls Wait” (wachten a.u.b.) zich in de display bevindt,
betekent dit dat toegang verschaft is tot de data op de
geheugenkaart door de opslag-, schrijf- of wisfunctie.
Haal de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf en schakel
het keyboad nooit uit terwijl er toegang wordt verschaft
naar de kaart. Hierdoor kan de data op de
geheugenkaart en zelfs de kaartgleuf beschadigd raken.
• Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van dit
keyboard te steken dat geen SD geheugenkaart is. Dit
kan nl. defecten veroorzaken bij het keyboard.
• Wordt een geheugenkaart in de kaartgleuf gestoken
terwijl hij geladen is met statische elektriciteit dan kan
dit er de oorzaak van zijn dat het keyboard niet meer
goed werkt. Mocht dit gebeuren schakel dan het
keyboard eenmaal uit en vervolgens weer aan.
• Een geheugenkaart die langere tijd in de kaartgleuf heeft
gezeten kan nogal heet aanvoelen wanneer u hem er
uithaalt. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
• Merk op dat geheugenkaarten een beperkte levensduur
hebben. Na langdurig gebruik kan het gebeuren dat u
er geen data meer op kunt opslaan of dat u er geen
data van kan lezen of dat de data niet meer uitgewist
kan worden. Mocht dit het geval zijn dan dient u een
nieuwe geheugenkaart aan te schaffen.
CASIO COMPUTER CO., LTD. neemt geen
verantwoordelijkheid voor enig verlies of schade aan u of
aan een derde voor het verlies of de beschadiging van data.
Gebruik van een SD geheugenkaart
bij het keyboard
Wanneer u een geheugenkaart gebruikt bij het keyboard, zorg
er dan voor deze kaart eerst te formatteren m.b.v. het
keyboard. Zie “Formatteren van een extern opslagmedium”
op pagina D-93 voor details aangaande het formatteren.
BELANGRIJK!
• Dit keyboard ondersteunt enkel SD geheugenkaarten
met het FAT16 formaat. Merk op dat dit keyboard geen
data kan lezen van of data kan schrijven naar SD
geheugenkaarten met het FAT32 formaat. Formatteer
daarom met een computer de SD geheugenkaart met
het FAT16 formaat voordat u de kaart met dit keyboard
gebruikt.
Een geheugenkaart insteken en
uitnemen
BELANGRIJK!
• Denk er aan dat u de geheugenkaart in de juiste richting
houdt wanneer u hem insteekt. Gebruik nooit geweld
wanneer u de geheugenkaart in de kaartgleuf steekt en
weerstand voelt.
• Verwijder de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf en
schakel het keyboard niet uit terwijl er toegang verschaft
wordt tot de data op de kaart door de opslag-, lees, of
wisfunctie. Hierdoor kan de data op de geheugenkaart
en de kaartgleuf zelfs beschadigd raken.
D-84
B
Page 87
Opslaan van Data
Een geheugenkaart in de kaartgleuf steken
1
Schuif de geheugenkaart met de voorkant naar
boven voorzichtig in de kaartgleuf. Steek de kaart
volledig in totdat hij op zijn plaats vastklikt.
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Voorkant
Een geheugenkaart uit de kaartgleuf nemen
1
Druk de geheugenkaart in de kaartgleuf en laat hem
dan los.
• Hierdoor zal de kaart halverwege naar buiten komen.
2
Trek de geheugenkaart vervolgens uit de kaartgleuf.
• Nadat u heeft gecontroleerd dat de
datatoegangsindicator niet meer brandt, kunt u de
geheugenkaart voorzichtig uit de kaartgleuf trekken.** Verwijder de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf
en schakel het keyboard nooit uit tijdens één van
de volgende omstandigheden.
• Terwijl de SMF spelerfunctie van het keyboard
ingeschakeld is en de CARD indicator zich in het
display bevindt.
• Terwijl de kaarttoegangsindicator brandt en de
“Pls Wait” (wachten a.u.b.) boodschap zich in de
display bevindt om aan te geven dat er toegang
verschaft wordt tot de data op de kaart
Het gebruik van de floppy disk-drive
(alleen bij model WK-3800)
De WK-3800 komt met een ingebouwde disk-drive die u
voorziet in de volgende mogelijkheden.
• U kunt melodiegeheugen- en synthesizerdata op een floppy
diskette opslaan voor langdurige opslag. Mocht u de data
opnieuw willen gebruiken, steek dan eenvoudigweg een
diskette in de disk-drive en laad de data.
• U kunt SMF (standaard MIDI bestand) data weergeven die
u gecreëerd heeft met een persoonlijke computer en die op
diskette opslaan.
Voorzorgsmaatregelen voor floppy
diskettes
BELANGRIJK!
• Zorg er voor dat u alle documentatie leest die met de
floppy disk meegeleverd wordt voor belangrijke
informatie betreffende het hanteren van deze disks.
• Vermijd de volgende plaatsen bij het opslaan en gebruik
van diskettes. Dergelijke omstandigheden kunnen
namelijk leiden tot beschadiging van de data die op de
diskette opgeslagen zijn.
• Bij televisietoestellen, bovenop audio-apparatuur of op
plaatsen die blootstaan aan magnetisme. Wees in het
bijzonder voorzichtig om diskettes uit de buurt te
houden van elke bron van magnetisme.
• Plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht of
onderworpen zijn aan vochtigheid en extreme
temperaturen.
• Als één van de volgende voorzorgsmaatregelen in de
wind wordt geslagen kan de data beschadigd worden
die op de diskette opgeslagen is.
• Probeer nooit aan een diskette te knutselen.
• Probeer de sluiter van de diskette nooit te openen en
raak de film er binnenin niet aan.
• Buig een diskette nooit en onderwerp hem nooit op
andere wijze aan een ruwe behandeling.
• Breng stickers alleen op de daarvoor bedoelde
plaatsen aan en breng geen stickers aan bovenop
andere.
• Werp de diskette nooit uit de disk-drive terwijl de
datatoegangsindicator brandt of aan het knipperen is
en schakel de spanning van het keyboard nooit uit terwijl
er zich een diskette in de disk-drive bevindt. Hierdoor
kan de data op de diskette en zelfs de disk-drive
beschadigd raken.
• Steek nooit een vreemd voorwerp in de disk-drive. Dit
kan tot defecten leiden.
D-85
Page 88
Opslaan van Data
• De disk-drive maakt gebruik van een manetische kop.
Een vuile kop kan data van de diskette niet nauwkeurig
lezen en de bestaande data op de diskette mogelijk
beschadigen. Om dit te vermijden kunt u het beste een
in de handel verkrijgbare koppenreinigingsdiskette
gebruiken om de kop geregeld schoon te maken.
• Gebruik geen computer, een ander elektronisch
instrument of een ander apparaat om een bestandnaam
of de inhoud van een bestand te wijzigen die met dit
keyboard gecreëerd was. Hierdoor kan de data voor dit
keyboard onbruikbaar worden en zelfs beschadigingen
veroorzaken bij dit keyboard.
Merk op dat CASIO COMPUTER CO.,LTD. geen
verantwoordelijkheid neemt voor enig verlies of schade
aan u of aan derden voor het verlies of de beschadiging
van data op diskettes.
Betreffende floppy diskettes
Types diskette
Model WK-3800 ondersteunt zowel 3,5 inch 2HD (1,44MB
geformateerde) als 2DD (720KB geformatteerde) diskettes.
Het gebruik van diskettes van een andere maat of capaciteit
worden niet ondersteund.
Indicators voor het type diskette
2HD ...... Een 2HD diskette heeft de aanduiding “HD” in de
rechter bovenhoek aan de voorkant. Tevens bevindt
er zich een vierkant gat in de rechter onderhoek.
2DD ....... Dit type diskette heeft geen gat in de rechter
onderhoek.
Schrijfbeveiliging
BELANGRIJK!
• U kunt de data op een diskette beveiligen zodat de data
niet uitgewist kan worden en geen nieuwe data op de
diskette kan worden opgeslagen. Een beveiligde diskette
kan ook niet worden geformatteerd. U kunt data vanaf
een diskette lezen ongeacht of de diskette al dan niet
beveiligd is.
Beveiligd tegen schrijven
(gat staat open)
Gat staat
open
Schrijfbeveiligingsnok
• Wanneer het schrijfbeveiligingsgat open staat zoals
aangegeven in de afbeelding kunt u de inhoud van de
diskette lezen maar u kunt data naar de diskette
schrijven of de data er van wissen. Telkens wanneer u
belangrijke data op de diskette heeft opgeslagen, moet
u er op letten dat u het schrijfbeveiligingsgat in
openstaande toestand zet om de data te beveiligen
tegen onderhoeds veranderen of wissen.
• De diskette die met het keyboard wordt meegeleverd
bevat voorbeelddata. De diskette is beveiligd tegen
schrijven om onderhoeds wissen of formatteren te
voorkomen. Let erop dat u de diskette voorzichtig
behandelt om schade aan of wissen van de data te
vermijden.
Beschrijven is mogelijk
(gat wordt geblokkeerd
door een nok)
Mogelijk om data op te
slaan en te wissen en de
diskette te formatteren.
D-86
HD
Page 89
Opslaan van Data
Uitwerptoets
Eject button
●WK-3300/WK-3800●WK-8000
SD geheugenkaartgleuf
Een diskette insteken en uitwerpen
In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe de diskette
in de disk-drive wordt gestoken en hoe hij er weer wordt
uitgehaald.
Om een diskette in de floppy disk-drive te steken
1
Steek de diskette met de sticker naar boven en de
sluiter naar voren in de disk-drive zoals aangegeven
in de afbeelding.
●WK-3800
DISK/CARD
●WK-3300/WK-8000
CARDSD memory card slot
CURSOR
[+]/[–]
YES/NO
Het gebruik van externe opslagmedia
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe SD geheugenkaarten
en floppy diskettes (alleen bij model WK-3800) gebruikt
kunnen worden voor het opslaan van data. In deze
gebruiksaanwijzing worden SD geheugenkaarten en floppy
diskettes gezamelijk aangeduid als “externe opslagmedia”.
OPMERKING
• De functies voor lagen en splitsen en de automatische
harmonisatie worden automatisch uitgeschakeld terwijl
de externe opslag gebruikt wordt. De functies voor de
toon- en ritmekeuze en de ritmeweergave werken ook
niet.
2
Schuif de diskette zover mogelijk in de disk-drive
totdat hij op zijn plaats vastklikt.
Om een diskette uit de floppy disk-drive te werpen
BELANGRIJK!
• Voordat u een diskette uitwerpt moet u er altijd op letten
dat de datatoegangsindicator niet brandt of knippert.
Mocht de indicator wel branden of knipperen dan
betekent dit dat het keyboard data aan het lezen of
schrijven is. Wordt een diskette uitgeworpen terwijl
toegang wordt verschaft op de data op de diskette dan
kan die data beschadigd raken.
1
Druk op de Eject toets.
• Hierdoor wordt de diskette gedeeltelijk uit de diskdrive geworpen.
2
Verwijder de diskette met de hand uit de disk-drive.
Basale bediening van
geheugenkaarten
1
Steek de geheugenkaart in de kaartgleuf.
2
Schakel de kaartfunctie in.
* WK-3800
Druk tweemaal op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het
display en wordt de aanduiding “Card” (kaart) in het
tekstgedeelte van het display weergegeven.
* WK-3300/WK-8000
Druk op de CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de CARD indicator in het display
en wordt de aanduiding “Card” (kaart) in het
tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
• Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model
WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe
opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen.
3
Druk op de [왔] CURSOR toets om het kaartfunctiemenu
te tonen.
D-87
Page 90
Opslaan van Data
4
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
scherm te tonen voor het type bewerking die u wilt
uitvoeren.
Load
[왘]
[왗]
Opslaan van bestanden
U kunt de procedures in dit hoofdstuk gebruiken om
melodiegeheugen, synthesizer en andere data die u creëert
op te slaan in het externe opslagmedium om de data later te
laden wanneer u deze weer nodig heeft. Zie “Bestandtypes
die kunnen worden opgeslagen” op pagina D-83 voor
informatie aangaande de types data die u wilt opslaan.
Save
[왘]
[왗]
Rename
[왘]
[왗]
Delete
[왘]
[왗]
Forma t
• Zie de pagina’s hieronder om aan te refereren voor
details aangaande het gebruik van elk van de
bovenstaande menubewerkingen.
Laden van een bestand (Crd Load): Pagina D-90
Opslaan van een bestand (Crd Save): Pagina D-88
Hernoemen van een bestand
(Crd Rename): Pagina D-91
Wissen van een bestand (Crd Delete): Pagina D-92
Formatteren van een SD
geheugenkaart (Crd Format): Pagina D-93
5
Ga door naar het volgende bewerkingsscherm van
elk menu door op de [왔] CURSOR toets te drukken.
Basale floppy diskbewerkingen
(alleen bij model WK-3800)
1
Steek een floppy disk in de disk-drive van het
keyboard.
2
Druk op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de aanwijzer naast DISK/CARD
in de display en verschijnt tevens de aanduiding
“Disk” als tekst in de display.
3
Voer dezelfde bewerkingen uit zoals die beginnen
onder stap 3 van “Basale bediening van
geheugenkaarten” op pagina D-87.
• Merk op dat de diskfunctie bewerkingen aangegeven
worden in de display door het voorvoegsel “Fd” in
plaats van het “Crd” voorvoegsel van de kaartfunctie
bewerkingen.
VOORBEREIDINGEN
• SD geheugenkaart
• Steek de geheugenkaart die m.b.v. het keyboard
geformatteerd is in de kaartgleuf van het keyboard.
Let er op dat de schrijfbeveligingsschakelaar van de
geheugenkaart zich niet in de schrijfbeveiligingsstand
bevindt.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
• Steek een op de juiste manier geformatteerde floppy
diskette in de floppy disk-drive van het keyboard. Let
er op dat het schrijfbeveiligingsgat van de diskette
gesloten is, waardoor schrijven mogelijk wordt.
OPMERKING
• Afhankelijk van het type en de hoeveelheid data en het
type opslagmedia dat u gebruikt (SD geheugenkaart of
floppy diskette*) kan het opslaan of laden van data
tussen enkele minuten en meer dan 30 minuten in beslag
nemen. De boodschap “Pls Wait” (wachten a.u.b.) blijft
in het display om aan te geven dat de procedure voor
het opslaan of laden van data wordt uitgevoerd.
* Alleen bij model WK-3800
BELANGRIJK!
• Probeer nooit een andere bedieningshandeling uit te
voeren terwijl “Pls Wait” wordt aangegeven. Het
uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment
kan er de oorzaak van zijn dat het flash-geheugen of de
data op de geheugenkaart of de floppy diskette wordt
gewist en er kan schade worden toegebracht aan het
geheugen van het keyboard waardoor dit mogelijk niet
meer goed kan werken.
Opslaan van een bestand naar externe opslagmedia
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type
externe opslagmedium dat u gebruikt.
• SD geheugenkaart:
Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één
maal op de CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/
CARD indicator bij model WK-3800) in het display
en wordt de aanduiding “Card” in het tekstgedeelte
van het display weergegeven.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800):
Druk op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het
display en wordt de aanduiding “Disk” (kaart) in
het tekstgedeelte van het display weergegeven.
D-88
Page 91
Opslaan van Data
OPMERKING
• Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model
WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe
opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen.
2
Druk op de [왔] CURSOR toets om de kaartfunctie
(of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
“Save” (opslaan) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
5
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
bestandtype te selecteren.
6
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
gebruikersgebied selectiescherm te gaan.
7
Selecteer m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of de
[+] en [–] toetsen om het gebruikersgebied te selecteren
waar het bestand dat u wilt opslaan zich bevindt.
• De numerieke plaats waar cijfers/nummers worden
getoond) in de display laten het
gebruikersgebiednummer zien terwijl de tekstplaats
de gebruikersgebiednaam laten zien*.
* Behalve registraties en gebruikersmelodieën
• Als op dit moment op de EXIT of [왖] CURSOR toets
wordt gedrukt gaat u terug naar het bestandtype
selectiescherm.
• Het selectiescherm voor het gebruikersgebied zal niet
verschijnen als het bestand dat u geselecteerd heeft
een pakketbestand of een “All Data” (alle data)
bestand is. Sla in dit geval deze stap over en ga direct
naar het scherm.
8
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
bestandnaam invoerscherm door te gaan.
Oorspronkelijke bestandnaam aangegeven op het scherm
Ritmepatronen
Registraties
Gebruikersmelodieën gecreëerd
tijdens de melodiegeheugenfunctie
Drumklanken met golfvorm
Trekstaaforgeltonen (drawbar orgel)
Tonen
Tonen met golfvormen
DSP bestand
Pakketbestand
Alle gebruikersdata
U_PTRN00
U_RGST00
U_SONG00
U_DRUM00
U_ORGN00
U_TONE00
U_TONW00
U_EFCT00
PACKAGE0
ALLDATA0
• De oorspronkelijke default bestandnaam van het SMF
bestand zal hetzelfde zijn als de naam van het
gebruikersgebied dat u in stap 7 selecteerde.
• Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters heen
te bladeren op de huidige plaats van de cursor. Zie
pagina D-94 voor informatie betreffende het invoeren
van tekst.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en rechts te verplaatsen.
9
Druk na het invoeren van de bestandnaam op de
[왔] CURSOR toets.
• Als u de melodiedata opslaat dan verschijnt het
bestandtype selectiescherm als volgende. Gebruik de
[왗] en [왘] CURSOR toetsen om “SMF” of “SONG” te
selecteren. Druk op de [왔] CURSOR toets na het
bestandtype te hebben geselecteerd.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om
u te vragen of u de data inderdaad wilt opslaan. Als
het opslagmedium reeds een bestand met dezelfde
naam bevat, verschijnt een bevestigingsboodschap
om te vragen of u het bestaande bestand wilt
vervangen door het nieuwe bestand.
0
Druk op de YES toets om de data te laden. Hierdoor
verschijnt de boodschap “Pls Wait” (wachten a.u.b.)
in de display om aan te geven dat toegang wordt
verkregen tot de geheugenkaart. Voer geen
bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang
wordt verkregen bij de geheugenkaart. De
boodschap “Complete” (voltooid) verschijnt op het
display nadat het opslaan van de data voltooid is.
Na enkele seconden zal de boodschap worden
vervangen door het bestandnaam selectiescherm.
• Wilt u niet doorgaan met het laden van data druk
dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord
op de bovenstaande bevestigingsboodschap.
Hierdoor gaat u terug naar het gebruikersgebied
selectiescherm in stap 7.
A
Nadat u de gewenste SmartMedia kaartbewerking
voltooid heeft, kunt u op de DISK/CARD toets (CARD
bij model WK-3300/WK-8000) drukken om de
kaartfunctie te verlaten.
D-89
Page 92
Opslaan van Data
Laden van een Bestand
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk wanneer u de data
wilt laden vanaf externe opslagmedia naar het
gebruikersgebied van het keyboard.
BELANGRIJK!
• Merk de volgende belangrijke punten op wanneer u de
SMF spelerfunctie gebruikt om data op te slaan met de
volgende procedure.
* SD geheugenkaart
Om de onderstaande procedure uit te voeren dient u
een SD geheugenkaart te hebben waarnaar SMF data
gekopiëerd is vanaf een computer. Steek een SD
geheugenkaart die u met het keyboard geformatteerd
heeft in de kaartgleuf van uw computer en kopiëer de
SMF data die u wilt laden naar de directory met de
naam “MUSICDAT”. Merk op dat u geen data kunt
laden als deze zich niet binnen de “MUSICDAT”
directory bevindt. Als u een sub-directory creëert
binnen de “MUSICDAT” directory zal het keyboard niet
in staat zijn data te laden die zich in die sub-directory
bevindt.
* Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Dit keyboard is in staat om alleen bestanden te zien
die zich bevinden in de root-directory (hoogste
directory) van de floppy diskette. Het keyboard kan
dus geen bestanden zien die zich bevinden in een
sub-directory.
VOORBEREIDINGEN
• SD geheugenkaart
• Steek de SD geheugenkaart die de data bevat die u
wilt laden in de kaartgleuf van het keyboard.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
• Steek de floppy diskette die de data bevat die u wilt
laden in de floppy disk-drive van het keyboard.
Oproepen van bestanddata vanaf externe opslagmedia
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type
externe opslagmedium dat u gebruikt.
• SD geheugenkaart:
Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één
maal op de CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/
CARD indicator bij model WK-3800) in het display
en wordt de aanduiding “Card” in het tekstgedeelte
van het display weergegeven.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) :
Druk op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het
display en wordt de aanduiding “Disk” (kaart) in
het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
• Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model
WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe
opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen.
2
Druk op de [왔] CURSOR toets om de kaartfunctie
(of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
“Load” (laden) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
5
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
gewenste bestandtype te selecteren.
OPMERKING
• Afhankelijk van het type en de hoeveelheid data en het
type opslagmedia dat u gebruikt (SD geheugenkaart of
floppy diskette*) kan het opslaan of laden van data
tussen enkele minuten en meer dan 30 minuten in beslag
nemen. De boodschap “Pls Wait” (wachten a.u.b.) blijft
in het display om aan te geven dat de procedure voor
het opslaan of laden van data wordt uitgevoerd.
* Alleen bij model WK-3800
BELANGRIJK!
• Probeer nooit een andere bedieningshandeling uit te
voeren terwijl “Pls Wait” wordt aangegeven. Het
uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment
kan er de oorzaak van zijn dat het flash-geheugen of de
data op de geheugenkaart of de floppy diskette wordt
gewist en er kan schade worden toegebracht aan het
geheugen van het keyboard waardoor dit mogelijk niet
meer goed kan werken.
D-90
6
Druk op de [왔] CURSOR toets om het bestandnaam
selectiescherm te verkrijgen.
7
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of op de
[+] en [–] toetsen om de naam van het te laden
bestand te selecteren.
• U kunt de cijfertoetsen ook gebruiken om een
bestandnummer van drie cijfers in te voeren. Het
bestandnummer wordt getoond in het cijfergedeelte
van het display.
8
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
gebruikersgebied selectiescherm door te gaan.
Page 93
9
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of op de
[+] en [–] toetsen om het gebruikersgebied te
selecteren waarnaar u de geladen bestanddata wilt
importeren.
• Het numerieke deel van de display geeft het
gebruikersgebiednummer aan terwijl het
tekstgedeelte de gebruikersgebiednaam laat zien*.
* Behalve registraties en gebruikersmelodieën
• Het gebruikersgebied selectiescherm verschijnt niet
als het bestand dat u selecteerde een pakketbestand
is of een “All Data” bestand. Sla in dit geval stap 9
over en ga direct door naar stap 10.
• Door op dat moment op de EXIT toets of op de [왖]
CURSOR toets te drukken, gaat u terug naar het
bestandtype selectiescherm.
0
Druk na het selecteren van het gebruikersgebied
op de [왔] CURSOR toets.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om
u te vragen of u de data inderdaad wilt laden. Als er
zich reeds data in het gebruikersgebied bevindt, zal
de boodschap u vragen of u de geladen data over de
bestaande data heen wilt schrijven.
A
Druk op de YES toets om de data op te roepen.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Pls Wait”
(wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat
toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen
bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang
wordt verkregen bij de kaart. De boodschap
“Complete” (voltooid) verschijnt op de display nadat
het opslaan van de data voltooid is. Na enkele
seconden zal de boodschap worden vervangen door
het bestandnaam selectiescherm.
• Wilt u niet doorgaan met het laden van data druk dan
op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord op
de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor
gaat u terug naar het gebruikersgebied selectiescherm
in stap 9.
Opslaan van Data
Hernoemen van een Bestand
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk wanneer u de naam
van een bestand wilt veranderen dat u eerder opgeslagen had
naar een extern opslagmedium.
VOORBEREIDINGEN
• SD geheugenkaart
• Steek de SD geheugenkaart die het bestand bevat
waarvan u de naam wilt veranderen in de kaartgleuf
van het keyboard. Let er op dat de
schrijfbeveligingsschakelaar van de geheugenkaart
zich niet in de schrijfbeveiligingsstand bevindt.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
• Steek de floppy diskette die het bestand bevat waarvan
u de naam wilt veranderen in de floppy disk-drive van
het keyboard. Let er op dat het schrijfbeveiligingsgat
van de diskette gesloten is, waardoor schrijven
mogelijk wordt.
Hernoemen van een bestand dat op externe opslagmedia
is opgeslagen
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type
externe opslagmedium dat u gebruikt.
• SD geheugenkaart:
Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één
maal op de CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/
CARD indicator bij model WK-3800) in het display
en wordt de aanduiding “Card” in het tekstgedeelte
van het display weergegeven.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) :
Druk op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het
display en wordt de aanduiding “Disk” (kaart) in
het tekstgedeelte van het display weergegeven.
B
Nadat u het voltooid heeft, kunt u op de DISK/
CARD toets (CARD bij model WK-3300/WK-8000)
drukken om de kaartfunctie te verlaten.
OPMERKING
• Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model
WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe
opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen.
2
Druk op de [왔] CURSOR toets om de kaartfunctie
(of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
“Rename” (hernoemen) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
D-91
Page 94
Opslaan van Data
5
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
type bestand te selecteren dat u wilt hernoemen.
6
Druk op de [왔] CURSOR toets om het bestandnaam
selectiescherm te verkrijgen.
7
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of op de
[+] en [–] toetsen om de naam van het te bestand
te selecteren waarvan u de naam wilt veranderen.
• U kunt de cijfertoetsen ook gebruiken om een
bestandnummer van drie cijfers in te voeren. Het
bestandnummer wordt getoond in het cijfergedeelte
van het display.
8
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
bestandnaam invoerscherm door te gaan.
• Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters heen
te bladeren op de huidige plaats van de cursor. Zie
pagina D-94 voor informatie betreffende het invoeren
van tekst.
• Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om de cursor
naar links en rechts te verplaatsen.
9
Druk na het invoeren van de bestandnaam op de
[왔] CURSOR toets.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om
u te vragen of u de naam van het bestand inderdaad
wilt veranderen.
0
Druk op de YES toets om de naam van het bestand
te veranderen.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Pls Wait”
(wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat
toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen
bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang
wordt verkregen bij de kaart. De boodschap
“Complete” (voltooid) verschijnt op de display nadat
het hernoemen van het bestand voltooid is. Na enkele
seconden zal de boodschap worden vervangen door
het bestandnaam selectiescherm.
• Wilt u niet doorgaan met het hernoemen van het bestand
druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord
op de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor
gaat u terug naar het bestand selectiescherm.
A
Nadat u het hernoemen voltooid heeft, kunt u op
de DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/
WK-8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
Wissen van een bestand
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk wanneer een bestand
wilt wissen dat u eerder opgeslagen had naar een extern
opslagmedium.
BELANGRIJK!
• Merk op dat de bestandwisbewerking niet ongedaan
gemaakt kan worden. Controleer dat u de data echt niet
langer nodig heeft voordat u deze uitwist.
• Door een bestand te wissen worden alle navolgende
bestandnummers één kleiner. Als u een ander bestand
wilt wissen dient u er op te letten dat u niet het verkeerde
bestandnummer specificeert.
VOORBEREIDINGEN
• SD geheugenkaart
• Steek de SD geheugenkaart die het bestand bevat
dat u wilt wissen in de kaartgleuf van het keyboard.
Let er op dat de schrijfbeveligingsschakelaar van de
geheugenkaart zich niet in de schrijfbeveiligingsstand
bevindt.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
• Steek de floppy diskette die het bestand bevat dat u
wilt wissen in de floppy disk-drive van het keyboard.
Let er op dat het schrijfbeveiligingsgat van de diskette
gesloten is, waardoor schrijven mogelijk wordt.
Wissen van een bestand dat op externe opslagmedia is
opgeslagen
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type
externe opslagmedium dat u gebruikt.
• SD geheugenkaart:
Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één
maal op de CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/
CARD indicator bij model WK-3800) in het display
en wordt de aanduiding “Card” in het tekstgedeelte
van het display weergegeven.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) :
Druk op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het
display en wordt de aanduiding “Disk” (kaart) in
het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
• Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model
WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe
opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen.
D-92
2
Druk op de [왔] CURSOR toets om de kaartfunctie
(of diskfunctie) te verkrijgen.
Page 95
3
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
“Delete” (wissen) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [왔] CURSOR toets om naar het
volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
5
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
type bestand te selecteren dat u wilt wissen.
6
Druk op de [왔] CURSOR toets om het bestandnaam
selectiescherm te verkrijgen.
7
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of op de
[+] en [–] toetsen om de naam van het te bestand
te selecteren waarvan u de naam wilt wissen.
• U kunt de cijfertoetsen ook gebruiken om een
bestandnummer van drie cijfers in te voeren. Het
bestandnummer wordt getoond in het cijfergedeelte
van het display.
8
Druk na het selecteren van de bestandnaam op de
[왔] CURSOR toets.
• Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om
u te vragen of u het bestand inderdaad wilt wissen.
9
Druk op de YES toets om het bestand te wissen.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Pls Wait”
(wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat
toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen
bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang
wordt verkregen bij de kaart. De boodschap
“Complete” (voltooid) verschijnt op de display nadat
het wissen van het bestand voltooid is. Na enkele
seconden zal de boodschap worden vervangen door
het bestandnaam selectiescherm.
• Wilt u niet doorgaan met het wissen van het bestand
druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in
antwoord op de bovenstaande bevestigingsboodschap.
Hierdoor gaat u terug naar het bestandnaam
selectiescherm.
0
Nadat u het wissen voltooid heeft, kunt u op de
DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/WK-
8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
Opslaan van Data
Formatteren van een extern
opslagmedium
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om externe
opslagmedia te formatteren voordat u deze voor de eerste
maal in gebruik neemt of wanneer u de volledige inhoud op
een SD geheugenkaart of een floppy diskette wilt wissen.
BELANGRIJK!
• Controleer dat het medium echt geen data bevat die u
nog nodig heeft voordat u de onderstaande procedure
uitvoert.
• Formatteren van een SD geheugenkaart
Het formatteren van de SD geheugenkaart zoals dat
uitgevoerd wordt door uw keyboard is een “snelle
formatteerbewerking”. Als u de data op de kaart volledig
wilt uitwissen dient u de kaart op uw computer of een
ander toestel te formatteren.
VOORBEREIDINGEN
• SD geheugenkaart
• Steek de SD geheugenkaart die u wilt formatteren in
de kaartgleuf van het keyboard. Let er op dat de
schrijfbeveligingsschakelaar van de geheugenkaart
zich niet in de schrijfbeveiligingsstand bevindt.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
• Steek de floppy diskette die u wilt formatteren in de
floppy disk-drive van het keyboard. Let er op dat het
schrijfbeveiligingsgat van de diskette gesloten is,
waardoor schrijven mogelijk wordt.
Formatteren van uitwendige opslagmedia
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type
externe opslagmedium dat u gebruikt.
• SD geheugenkaart:
Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één
maal op de CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/
CARD indicator bij model WK-3800) in het display
en wordt de aanduiding “Card” in het tekstgedeelte
van het display weergegeven.
• Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) :
Druk op de DISK/CARD toets.
• Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het
display en wordt de aanduiding “Disk” (kaart) in
het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
• Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model
WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe
opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR
toetsen.
D-93
Page 96
Opslaan van Data
2
Druk op de [왔] CURSOR toets om de kaartfunctie
(of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [왗] en [왘] CURSOR toetsen om het
“Format” (formatteren) scherm te verkrijgen.
Invoeren van Karakters
Hieronder worden de types karakters beschreven die u kunt
invoeren bij het opslaan van data naar het gebruikersgebied
en externe opslagmedia.
4
Druk op de [왔] CURSOR toets.
• Voor gebruikers van model WK-3800
Als u een floppy diskette formatteerd zal hier een
scherm verschijnen met de specificaties voor de
dichtheid van de floppy diskette. Gebruik de [왗] en
[왘] CURSOR toetsen om ofwel de “2DD” of “2HD”
te selecteren en druk dan op de [왔] CURSOR toets.
BELANGRIJK!
• Bij het formatteren van een floppy diskette dient u er op
te letten dat u het formaat selecteert dat overeenkomt
met het type diskette (2DD of 2HD) dat u gebruikt.
• Dit zal een bevestigingsboodschap tonen om u te
vragen of u het medium inderdaad wilt formatteren.
5
Druk op de YES toets om het formatteren te
beginnen.
• Hierdoor verschijnt de boodschap “Pls Wait”
(wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat
toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen
bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang
wordt verkregen bij de kaart. De boodschap
“Complete” (voltooid) verschijnt op de display nadat
het formatteren van het medium voltooid is. Na
enkele seconden zal de boodschap worden vervangen
door het scherm voor het type bewerking.
• Wilt u niet doorgaan met het formatteren van het
medium druk dan op de EXIT toets of op de NO toets
in antwoord op de bovenstaande
bevestigingsboodschap. Hierdoor gaat u terug naar
het scherm voor het type bewerking.
Gebruikersgebieddata
Externe opslagmedia
U kunt dezelfde karakters invoeren als die toegestaan zijn
voor de namen van MS-DOS bestanden.
6
Nadat u het formatteren voltooid heeft, kunt u op
de DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/
WK-8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
D-94
B
Page 97
Foutlezingen bij SD geheugenkaarten
Opslaan van Data
DisplaymeldingOorzaak
Err Card R/W
Err CardFull
Err No Card
Err No Data
Err Name
Err ReadOnly
Err Format
Err Mem Full
Err Not SMF0
Err No File
Err Protect
Err Convert
Err WrongDat
Er is iets fout met de geheugenkaart.
De geheugenkaart is vol.
1. De geheugenkaart is niet juist in de
kaartgleuf geplaatst.
2. Er bevindt zich geen geheugenkaart in de
kaartgleuf of de geheugenkaart was
halverwege een kaarttoegangsbewerking
verwijderd.
U probeert data op te slaan naar een SD
geheugenkaart terwijl er een keyboardgebruikersgebied geselecteerd is dat geen data
bevat.
1. Er bestaat reeds een bestand met dezelfde
naam als die u probeert te gebruiken.
2. U probeert een bestandnaam te gebruiken
die niet toegestaan wordt door MS-DOS.
Poging om een bestand te creëren met dezelfde
naam als een bestaand bestand dat alleen
gelezen kan worden (Read Only).
1. Het formaat van de geheugenkaart is niet
compatibel met dit keyboard.
2. De geheugenkaart is niet geformatteerd.
3. De geheugenkaart is beschadigd.
Het geheugen van het keyboard raakte vol
tijdens het importeren van data van de
geheugenkaart.
Het bestand dat u leest is geen SMF 0
formaatbestand.
1. Het keyboard kan geen enkel bestand op de
geheugenkaart vinden dat het kan lezen.
2. U probeert een SMF op te slaan naar een SD
geheugenkaart terwijl er zich geen SMF in
het geheugen van het keyboard bevindt.
De geheugenkaart is beveiligd tegen schrijven.
Er is niet genoeg geheugen beschikbaar om
data op te slaan die geproduceerd wordt door
het converteren van melodiedata van het
SONG formaat naar het SMF formaat.
De data op de geheugenkaart is beschadigd.
Te ondernemen stappen
Gebruik een andere geheugenkaart.
1. Gebruik een andere geheugenkaart.
2. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft
van de geheugenkaart (pagina D-92).
1. Verwijder de geheugenkaart en steek hem
opnieuw in (pagina D-84).
2. Steek een geheugenkaart in de gleuf.
Verwijder nooit een geheugenkaart uit de
kaartgleuf terwijl een
kaarttoegangsbewerking aan de gang is.
Selecteer een keyboard-gebruikersgebied dat
wel data bevat.
1. Gebruik een andere naam (pagina D-91).
2.
Geef een naam aan bestanden en gebruik
daarvoor toegestane karakters (pagina D-94).
Sla het bestand op een andere geheugenkaart
op of gebruik een andere naam.
Wis enige SMF data, golfvormdata of
begeleidingsdata die u niet langer nodig heeft
uit het geheugen van het keyboard om ruimte in
het flash-geheugen vrij te maken (pagina D-74).
Gebruik andere data of een andere
geheugenkaart.
D-95
Page 98
Opslaan van Data
Foutlezingen bij de disk-drive (alleen bij model WK-3800)
DisplaymeldingOorzaak
Err ReadOnly
Err Format
Err Disk R/W
Err DiskFull
Err Mem Full
Err Not SMF0
Err No Disk
Err No Data
Err No File
Err Protect
Err Convert
Err WrongDat
Err Name
Poging om een bestand te creëren met dezelfde
naam als een bestaand bestand dat alleen
gelezen kan worden (Read Only).
1. Het formaat van de diskette is niet
compatibel met dit keyboard.
2. De diskette is niet geformatteerd.
3. De diskette is beschadigd.
De diskette is beschadigd.
De diskette is vol.
Het geheugen van het keyboard raakte vol
tijdens het importeren van data van de diskette.
Het bestand dat u leest is geen SMF 0
formaatbestand.
1. De diskette is niet juist in de disk-drive
geplaatst.
2. Er bevindt zich geen diskette in de disk-drive.
U probeert data op te slaan naar een disk terwijl
er een keyboard-gebruikersgebied geselecteerd
is dat geen data bevat.
1. Het keyboard kan geen enkel bestand op de
kaart vinden dat het kan lezen.
2. U probeert een SMF op te slaan naar een
disk terwijl er zich geen SMF in het
geheugen van het keyboard bevindt.
De diskette is beveiligd tegen schrijven.
Er is niet genoeg geheugen beschikbaar om
data op te slaan die geproduceerd wordt door
het converteren van melodiedata van het
SONG formaat naar het SMF formaat.
Het bestand dat u leest is van een verkeerd
formaatbestand.
De data op de diskette is beschadigd.
Er bestaat reeds een bestand op de diskette
met dezelfde naam als die u probeert te
gebruiken.
Te ondernemen stappen
Sla het nieuwe bestand op een andere diskette
op of gebruik een andere naam.
in. ............................................................. D-87
2. Steek een diskette in de disk-drive.
Selecteer een keyboard-gebruikersgebied dat
wel data bevat.
1. Gebruik een diskette die data bevat die met
dit keyboard opgeslagen is of compatibele
data van een ander toestel.
2. —
1. Gebruik een andere diskette.
2.
Sluit het schrijfbeveiligingsgat van de diskette
om het opslaan van data toe te staan
Wis enige SMF data, golfvormdata of
begeleidingsdata die u niet langer nodig heeft
uit het geheugen van het keyboard om ruimte in
het flash-geheugen vrij te maken (pagina D-74).
Gebruik andere data of een andere diskette.
Gebruik een andere naam (pagina D-91).
. ... D-86
D-96
Page 99
Oplossen van moeilijkheden
ProbleemMogelijke oorzaakHandeling
Geen geluid van het keyboard
Een van de volgende symptomen
tijdens werking op batterijen.
• Zwak brandende stroomindicator
• Het instrument kan niet worden ingeschakeld.
•
Wanneer de display knippert, donker of moeilijk af te lezen is
• Abnormaal laag luidspreker-/hoofdtelefoonvolume
• Vervorming van het geluid
• Af en toe onderbreken van geluid tijdens weergave bij een hoog volume
• Plotseling uitvallen van de stroom tijdens weergave bij een hoog volume
•
Knipperen of donker worden van de display tijdens weergave met een hoog volume
• Geluid blijft klinken zelfs na loslaten van de toetsen
• Een toon die totaal verschilt van de toon die u instelde
• Abnormale weergave van het ritmepatroon en de demonstratiemelodie
• Uitvallen van stroom, geluidsvervorming of laag volume bij spelen via een aangesloten
computer of een extern toestel.
•
Plotseling uitvallen van de spanning tijdens het lezen van of schrijven naar een
opslagmedium
1. Probleem met de
stroomvoorziening.
2. De stroom is niet ingeschakeld.
3. Het volume is te laag ingesteld.
4. Spelen in het
begeleidingstoetsenbord gebied
terwijl de instelling van de MODE
toets op CASIO CHORD of
FINGERED staat.
5. De functie voor lokale bediening
is uitgeschakeld.
6. Mixerkanaal 1 is uitgeschakeld.
7. De instelling van het volume van
mixerkanaal 1 is te laag.
8. De DSP volumeparameter is te
laag ingesteld.
9. De expressiewaarde van de
bestanddata die op de SMF speler
weergegeven wordt, is te laag.
Lage batterijspanning
1. Sluit de adapter op de juiste wijze
aan, let erop dat de polen (+/–)
van de batterijen in de juiste
richting wijzen en controleer dat
de batterijen niet leeg zijn.
2. Druk op de POWER toets om de
spanning in te schakelen.
Gebruik de MAIN VOLUME
3.
regelaar om het volume te verhogen.
4. Geen van de begeleidingsfunctie
indicators brandt, hetgeen
betekent dat de automatische
begeleiding uitgeschakeld is.
5. Schakel de functie voor lokale
bediening in (ON).
6.
Schakel kanaal 1 m.b.v. de mixer in.
7. Verhoog m.b.v. de mixer de
instelling van het volume van
kanaal 1.
8. Verhoog de DSP
parameterwaarde.
9. Verlaat de SMF spelerfunctie en
ga er daarna weer in of verander
van SMF speler meespeeldeel.
Vervang de oude batterijen door een
set nieuwe of gebruik de netadapter.
Zie pagina
D-14, 15
D-19
D-19
D-32
D-74
D-40
D-41
D-28
D-75
D-14, 15
extern
Automatische begeleiding
klinkt niet.
Geen verandering in het volume
bij verandering in druk op de
klaviertoetsen.
Bij spelen van het keyboard
klinken twee tonen.
Verschillende tonen klinken bij
indrukken van klaviertoetsen in
andere bereiken.
1. Volume van automatische
begeleiding staat op 000.
2. De kanalen 6-10 voor de
onderdelen van de automatische
begeleiding zijn uitgeschakeld.
3.
De instelling van het volume of de
expressie van de kanalen 6-10 voor
de onderdelen van de automatische
begeleiding is te laag.
De aanslagvolumefunctie is
uitgeschakeld.
De lagenfunctie is ingeschakeld.
De splitsfunctie is ingeschakeld.
1. Verhoog met de ACCOMP
VOLUME toets het volume.
2. Schakel de kanalen m.b.v. de
mixer weer in.
3. Verhoog de instelling van het
volume van het van toepassing
zijnde kanaal m.b.v. de mixer.
Druk op de TRANSPOSE/
FUNCTION toets om deze in te
schakelen.
Druk op de LAYER toets om de
lagenfunctie uit te schakelen.
Druk op de SPLIT toets om de
splitsfunctie uit te schakelen.
D-39
D-40
D-41
D-69
D-66
D-67
D-97
Page 100
Oplossen van moeilijkheden
ProbleemMogelijke oorzaakHandeling
De sleutel of de stemming komt
niet overeen bij spelen met een
ander MIDI toestel.
Delen vallen plotseling weg
tijdens weergave van het
melodiegeheugen.
Sommige delen worden in het
geheel niet weergegeven tijdens
weergave van het
melodiegeheugen.
Er gebeurt niets bij indrukken
van de LAYER of SPLIT toets.
Er wordt geen geluid
geproduceerd tijdens weergave
van MIDI data via een
computer.
Spelen op het toetsenbord
produceert een onnatuurlijk
geluid bij aansluiting op een
computer.
Akkoordbegeleidingsdata kan
niet opgenomen worden met
een computer.
Het keyboard start niet goed
wanneer deze wordt
ingeschakeld.
De stem- of transponeerparameter
1.
staat ingesteld op een andere
waarde dan 00.
2. Instellingen voor ruwweg en
fijnstemmen van de mixer en/of
octaafverschuiving zijn waarden
anders dan 00.
Het aantal melodieën dat tegelijkertijd
wordt weergegeven overschrijdt de
beperkingen van het keyboard.
1. Kanalen zijn uitgeschakeld.
2. De instelling van het volume is te
laag.
1.
Eén of meer van de melodiekanalen
(2 – 4) is uitgeschakeld.
2. De instelling van het volume van
één of meer van de
melodiekanalen (2 – 4) is te laag.
3. De opnamestandbyfunctie is
ingeschakeld.
4. De SMF spelerfunctie is op het
moment in gebruik.
1. De USB kabel is niet juist
aangesloten.
2. Het kanaal is uitgeschakeld of het
volume staat te laag ingesteld.
De MIDI Thru functie van de
computer is ingeschakeld.
Begeleiding/melodie MIDI
uitgangssignaal is uitgeschakeld.
1. Het flash-geheugen is
beschadigd. Er is iets fout met de
kaart.
2.
Het keyboard signaleerde
abnormale data in het flashgeheugen en begint automatisch
met resetten van keyboard systeem.
1. Verander de waarde van de stemof transponeerparameter naar 00.
2. Zet de instellingen voor ruwweg
en fijnstemmen en/of
octaafverschuiving in op 00.
Schakel onnodige kanalen uit en
verminder het aantal delen dat
wordt weergegeven m.b.v. de mixer.
1. Schakel de kanalen in m.b.v. de
mixer.
2. Controleer de volume-instelling
m.b.v. de mixer.
1. Schakel de kanalen 2 – 4 in m.b.v.
de mixer.
2. Verhoog het volume van de
kanalen 2 t/n 4 m.b.v. de mixer.
3.
De LAYER en SPLIT toetsen kunnen
niet worden gebruikt tijdens
opnemen en opnamestandby.
4.
Schakel de SMF spelerfunctie uit.
LAYER (lagen) en SPLIT (splitsing)
zijn niet beschikbaar terwijl de
SMF spelerfunctie in gebruik is.
1. Sluit de USB kabel op de juiste
wijze aan.
2. Schakel het kanaal in of verhoog
het volume m.b.v. de mixer.
Schakel de MIDI Thru functie uit
bij de computer of schakel de lokale
bediening (Local Control) uit bij het
keyboard.
Schakel het begeleiding/melodie
MIDI uitgangssignaal in.
1. a. Verwijder de batterijen uit het
keyboard en verbreek de
verbinding met de netadapter
en druk op de POWER toets.
b. Leg de batterijen in en/of, sluit
de netadapter opnieuw aan en
druk nogmaals op de POWER
toets om de spanning in te
schakelen.
c. Gebruik de TRANSPOSE/
FUNCTION toets om het
systeem terug te stellen.
• Mocht dit het probleem niet
oplossen, neem dan contact
op met de dichtstbijzijnde
door CASIO erkende
onderhoudswerkplaats voor
onderhoud.
2. Wacht (ongeveer 40 seconden)
totdat de “Pls Wait” (wachten
a.u.b.) melding van het display
verdwenen is.
Zie pagina
D-69, 70
D-42
D-40
D-40
D-41
D-40
D-41
D-66, 67
D-75
D-81
D-40, 41
D-74
D-74
D-14, 15
D-74
D-98
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.