Casio WK-8000 Owner's Manual [nl]

Page 1
GEBRUIKSAANWIJZING
D
WK3300/8000D1B
Page 2
Belangrijk!
Merk a.u.b. de volgende belangrijke informatie op alvorens dit product te gebruiken.
• Voordat u de los verkrijgbare AD-12 netadapter in gebruik neemt dient u eerst te controleren dat hij niet beschadigd is. Check het netsnoer zorgvuldig op breuken, barsten, ontblootte bedrading en andere ernstige beschadigingen. Laat kinderen nooit een netadapter gebruiken die ernstig beschadigd is.
• Probeer nooit de batterijen op te laden.
• Gebruik geen oplaadbare batterijen.
• Gebruik nooit oude en nieuw batterijen door elkaar.
• Gebruik altijd de aanbevolen batterijen of een gelijkwaardig type.
• Zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve (–) kant van de batterijen in de juiste richting wijzen zoals aangegeven bij het batterijvak.
• Vervang batterijen zo snel mogelijk als ze tekenen geven dat ze uitgeput zijn.
• Laat de batterij-aansluitingen nooit kortsluiting maken.
• Dit product is niet bedoeld voor kinderen onder drie jaar.
• Gebruik enkel de CASIO AD-12 netadapter.
• De netadapter is geen stuk speelgoed.
• Haal de netadapter altijd uit het stopcontact voordat u dit product schoon maakt.
Dit merkteken is alleen van toepassing in de landen binnen de EU.
CASIO Europe GmbH Bornbarch 10, 22848 Norderstedt, Germany
Page 3
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid
Gefeliciteerd met uw selectie van dit CASIO elektronische muziekinstrument.
Lees de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door voordat u dit instrument gebruikt.
Bewaar alle documentatie op een veilige plaats voor latere naslag.
Symbolen
Er zijn verschillende symbolen gebruikt in deze gebruiksaanwijzing en op het product zelf om er zeker van te zijn dat het product veilig en op de juiste wijze gebruikt wordt en om zowel letsel bij de gebruiker en andere personen alswel schade aan eigendommen te voorkomen. Deze symbolen met hun betekenis worden hieronder getoond.
GEVAAR
Dit symbool duidt informatie aan die indien zij genegeerd of onjuist toegepast wordt, het gevaar op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen.
WAARSCHUWING
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen als het toestel onjuist bediend wordt en deze aanduiding genegeerd.
Voorbeelden van symbolen
Deze driehoek ( ) wijst erop dat de gebruiker voorzichtigheid dient te betrachten. (Het voorbeeld links duidt op een waarschuwing t.a.v. elektrische schokken.)
Deze cirkel met een lijn erdoor ( erop dat de aangegeven handeling niet uitgevoerd dient te worden. Deze handelingen zijn in het bijzonder verboden binnen deze aanduiding of in de buurt van het symbool. (Het voorbeeld links geeft aan dat demonteren verboden is.)
De zwarte stip ( aangegeven handeling uitgevoerd dient te worden. Aanduidingen binnen dit symbool zijn handelingen die specifiek uitgevoerd dienen te worden. (Het voorbeeld links geeft aan dat de netstekker uit het stopcontact getrokken dient te worden.)
) geeft aan dat de
) wijst
VOORZICHTIG
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op letsel of de kans op schade met zich mee brengen als het toestel onjuist bediend wordt en deze aanduiding genegeerd.
D-1
Page 4
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
GEVAAR
Alkaline batterijen
Voer de volgende stappen onmiddellijk uit als vloeistof uit de alkaline batterij ooit in uw ogen mocht komen.
1. WRIJF NIET IN UW OGEN ! Spoel ze met water. Neem onmiddellijk contact op met een arts.
2.
U kunt uw gezichtsvermogen verliezen mocht de vloeistof van de alkaline batterij in uw ogen blijven zitten.
WAARSCHUWING
Rook, vreemde geur, oververhitting
Als u het product blijft gebruiken terwijl het rook, een vreemde geur of hitte afgeeft, kan dit het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan
het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Let erop dat u alleen de netadapter gebruikt
die voor dit product gespecificeerd is.
Gebruik enkel een voedingsbron waarvan de spanning (het voltage) overeenkomt met de op de netadapter aangegeven waarde.
Belast stopcontacten en verlengsnoeren niet te veel.
Onjuist gebruik van het netsnoer van de netadapter kan het beschadigen of breken met het risico op brand en elektrische schok. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Plaats nooit zware voorwerpen op het
snoer en stel het niet bloot aan hitte.
Knutsel nooit aan het snoer en stel het
niet bloot aan overmatig buigen.
Draai het snoer niet en trek er nooit aan.
Mocht het netsnoer of de netstekker
beschadigd raken, neem dan contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Raak de netadapter nooit aan terwijl uw handen nat zijn. Hierdoor kunt u een elektrische schok oplopen.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop de netadapter. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de batterijen gaan lekken hetgeen schade kan toebrengen aan voorwerpen in de buurt of een explosie veroorzaken, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen
en laat ze nooit kortsluiting maken.
Stel batterijen nooit bloot aan hitte en
doe ze nooit van de hand door ze te verbranden.
Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit
door elkaar.
Gebruik verschillende types batterijen
nooit door elkaar.
Laad de batterijen nooit op.
Zorg ervoor dat de positieve (+) en
negatieve (–) kant van de batterijen in de juiste richting wijzen.
Verbrand het product nooit.
Gooi het product nooit in vuur. Hierdoor kunnen ze ontploffen, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Water en vreemde voorwerpen
Mocht water, andere vloeistoffen of vreemde voorwerpen (zoals metalen voorwerpen) het toestel binnendringen dan brengt dat het risico op brand en elektrische schok met zich mee. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de
netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke
verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
D-2
Page 5
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Demonteren en knutselen
Haal dit product nooit uit elkaar en knutsel er niet aan. Dit brengt het risico op elektrische schok, brandwonden en ander lichamelijk letsel met zich mee. Laat alle interne controles, bijstellingen en onderhoud over aan de oorspronkelijke winkelier of aan een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Laten vallen en stoten
Gebruikt u het product nadat het beschadigd werd doordat u het heeft laten vallen of doordat er tegen werd gestoten dan brengt dat het risico op brand en elektrische schok met zich mee. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal deze uit het stopcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Plastic zakken
Plaats de plastic zak waarin het product geleverd wordt nooit over uw hoofd of in uw mond. Dit brengt het risico op verstikking met zich mee. Deze voorzorgsmaatregel verdient natuurlijk speciale aandacht bij de aanwezigheid van kinderen.
Klim niet bovenop het product zelf of op de standaard.
Door op het product of de standaard te klimmen kan het omvallen of beschadigd raken. Deze voorzorgsmaatregel verdient natuurlijk speciale aandacht bij de aanwezigheid van kinderen.
Plaatsing
Vermijd plaatsing van het product op een instabiele standaard, op een oneffen ondergrond of op een andere instabiele plaats. Een instabiele plaats kan er toe leiden dat het product omvalt, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
VOORZICHTIG
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Leg het netsnoer nooit in de buurt van een kachel of andere hittebron.
Trek nooit aan het snoer om het product los te koppelen van het stopcontact. Pak altijd de netadapter zelf beet om deze uit het stopcontact te trekken.
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Steek de netadapter zover mogelijk in het stopcontact.
Trek de netadapter uit het stopcontact tijdens onweersbuien of voordat u op vakantie gaat of bij langdurige afwezigheid.
Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het stopcontact en veeg eventueel stof weg dat zich rond de stekers van het apparaat heeft opgehoopt.
Verhuizen van het product
Voordat u het product verhuist of ergens anders neerzet, dient u altijd eerst de netadapter uit het stopcontact te halen en alle andere kabels en aansluitsnoeren los te
*
maken. Als snoeren toch aangesloten gehouden worden, dan brengt dit het risico op schade aan de snoeren, brand en elektrische schok met zich mee.
Reinigen
Voordat u het product reinigt, dient u altijd eerst de netadapter uit het stopcontact te halen. Als de netadapter aangesloten blijft, dan brengt dit het risico op schade aan de snoeren, brand en elektrische schok met zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de batterijen gaan lekken hetgeen schade kan toebrengen aan voorwerpen in de buurt of een explosie veroorzaken, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Gebruik enkel batterijen die gespecificeerd zijn voor gebruik met dit product.
Verwijder de batterijen als u het product voor langere tijd niet gaat gebruiken.
D-3
Page 6
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Aansluitingen
Sluit enkel de gespecificeerde toestellen en apparatuur aan op de aansluitingen van dit product. Het aansluiten van een niet­gespecificeerd toestel brengt het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Plaatsing
Vermijd de volgende plekken om dit product te plaatsen. Dergelijke plaatsen brengen het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Plaatsen die blootstaan aan overmatige vochtigheid en grote hoeveelheden stof
Op plaatsen waar voedsel wordt bereid of op andere plekken die blootstaan aan vettige rook
In de buurt van een airconditioner, op een verwarmd tapijt, op plaatsen in het directe zonlicht, in een voertuig dat in de zon geparkeerd staat of op een andere plaats die het product aan hoge temperaturen blootstelt.
Displayscherm
Druk of stoot nooit sterk tegen het LCD paneel van het scherm. Hierdoor kan het glas van het LCD paneel breken, hetgeen de kans op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Mocht het LCD paneel toch onverhoeds breken of barsten, raak dan in geen geval de vloeistof binnenin het paneel aan. Deze LCD paneel vloeistof kan namelijk huidirritatie veroorzaken.
Mocht vloeistof van het LCD paneel onverhoeds in uw mond komen, spoel dan onmiddellijk met water en neem contact op met een arts.
Mocht vloeistof van het LCD paneel onverhoeds in ogen of op uw huid komen, spoel dan onmiddellijk voor minstens 15 minuten met water af en neem contact op met een arts.
Juist monteren van de standaard*.
Als de standaard niet juist gemonteerd is, kan hij overhellen en omvallen, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u de standaard op de juiste wijze monteert door de meegeleverde aanwijzingen zorgvuldig op te volgen. Let er ook op dat het product goed op de standaard gezet is.
* De standaard is los verkrijgbaar als optie.
BELANGRIJK!
Vervang de batterijen of gebruik de AC adapter wanneer de volgende symptomen optreden.
• Zwak brandende stroomindicator
• Het instrument kan niet worden ingeschakeld
Wanneer de display knippert, donker of moeilijk af te lezen is
• Abnormaal laag luidspreker-/hoofdtelefoonvolume
• Vervorming van het geluid
• Af en toe onderbreken van geluid tijdens weergave bij een hoog volume
• Plotseling uitvallen van de stroom tijdens weergave bij een hoog volume
• Knipperen of donker worden van de display tijdens weergave bij een hoog volume
• Geluid blijft klinken zelfs na loslaten van de toetsen
• Een toon die totaal verschilt van de toon die u instelde
• Abnormale weergave van het ritmepatroon en demonstratiemelodieën
• Uitvallen van stroom, geluidsvervorming of laag volume bij spelen via een aangesloten computer of een extern toestel
• Plotseling uitvallen van de spanning tijdens het lezen van of schrijven naar een extern opslagmedium
Geluidsniveau
Luister niet voor langere tijd bij een hoog volume. Deze voorzorgsmaatregel dient bijzondere aandacht bij het gebruik van een hoofdtelefoon. Een hoog geluidsniveau kan uw gehoor beschadigen.
Zware voorwerpen
Plaats nooit zware voorwerpen bovenop dit product. Hierdoor kan het product topzwaar worden waardoor het overhelt of omvalt, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
D-4
Page 7
Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van dit CASIO muziekinstrument. Dit keyboard geeft u de volgende kenmerken en functies.
620 tonen bevatten rijke, geavanceerde tonen
Er is een totaal van 400 geadvanceerde tonen die geprogrammeerd zijn met DSP tonen om ze rijker en krachtiger te maken. Geadvanceerde tonen zoals Stereo Piano en Tremolo Electric Piano versterken de Piano en Electric Piano tonen om een totaal nieuw geluid te creëren.
50 Trekstaaforgeltonen
Naast de 620 standaard tonen, bevat het keyboard tevens 50 realistische trekstaaforgeltonen. Trekstaaforgeltonen kunnen m.b.v. negen digitale trekstaven worden gestuurd. U kunt ook percussie of toetsklikken selecteren en daarbij zelfs de parameters van voorkeuzetonen bewerken en maximaal 100 originele tonen opslaan in het gebruikerstoongeheugen.
Flash-geheugen
Het ingebouwde flash-geheugen laat u om uw selectie van tonen en ritmes uit breiden door data te downloaden vanaf de CASIO MUSIC SITE of via de CD-ROM die meegeleverd wordt met het keyboard. U kunt ook maximaal 200 muziekbestanden in het SMF format opslaan voor weergave.
PIANO SETTING toets
Door indrukken van deze toets worden de instellingen van het keyboard geoptimaliseerd voor spelen op de piano.
166 voorkeuzeritmes + 16 gebruikersritmes
De selectie van 166 ritmes bevat begeleidingen voor alles van rock tot pops en jazz. U kunt begeleidingsdata ook oversturen vanaf uw computer en daarvan maximaal 16 opslaan als gebruikersritmes in het keyboardgeheugen.
Automatische begeleiding
Speel eenvoudigweg een akkoord en de corresponderende ritme-, bas- en akkoorddelen worden automatisch gespeeld. Een-toets voorkeuze roept onmiddellijk de meest geschikte toon en tempo-instellingen op die passen bij het ritme dat u gebruikt.
Grote display vol met informatie
Een grote ingebouwde display toont akkoordnamen, tempo-instellingen, toetsenbordinformatie, noten die gespeeld zijn volgens de notenbalk en nog meer om alle aspecten van spelen op het keyboard volledig te ondersteunen. Een ingebouwd achtergrondlicht houd de display goed leesbaar zelfs in het totale duister.
Melodiegeheugen
Neem maximaal 6 delen op in het geheugen samen met toon, volume, linker/rechter weergave en andere parameters bij weergave worden verkregen. Realistische weergave van een ensemble kan worden gecreëerd m.b.v. de automatische begeleidingsfunctie.
Synthesizerfunctie
Bewerk ingebouwde klanken om uw eigen originele creaties te produceren. Maximaal 120 van uw eigen klanken kunnen opgeslagen worden in het geheugen om te worden opgeroepen, op precies dezelfde wijze als bij ingebouwde tonen.
Standaard MIDI compatibiliteit
De standaard MIDI functie staat aansluiting op een persoonlijke computer toe om desktop muziek mogelijkheden volledig uit te buiten. Dit keyboard kan gebruikt worden als een desktop muziekinvoertoestel of klankbron en het is bijzonder geschikt voor weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde standaard MIDI muziek software.
D-5
Page 8
Inleiding
Krachtige effecten
Een collectie krachtige effecten, zoals DSP, nagalm, zweving en andere effecten geven u controle over het type geluid dat u wenst. U kunt zelfs de parameters van een effect veranderen om uw eigen originele effecten te creëren. Er is tevens een 4-banden equalizer ingebouwd.
USB poort
Een USB poort voorziet in een snelle en gemakkelijke aansluiting op een computer.* * Merk op dat u een los verkrijgbare USB kabel (A-B type) nodig heeft voor aansluiting op een computer via de USB poort.
Mixer
U kunt toon, volume, stereo-positie en andere parameters instellen voor elk ingebouwd automatisch begeleidingsgedeelte. U kunt ook dezelfde parameters sturen voor elk kanaal tijdens het invoeren van MIDI signalen.
Registratiegeheugen
Keyboard instellingen kunnen in het geheugen worden opgeslagen voor latere oproep en onmiddellijke instelling op het moment dat u ze nodig heeft. Maximaal 32 instellingen (4 instellingen × 8 banken) kunnen in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
Software om data te downloaden van uw computer (Internet Data Expansion System)
U kunt uw computer gebruiken voor het dowloaden van data van de CASIO MUSIC SITE.
SD geheugenkaartgleuf
Er is een SD geheugenkaartgleuf om het overdragen te vereenvoudigen van data vanaf een computer en om grote hoeveelheden data op te slaan die u kunt oproepen wanneer u deze nodig heeft. U kunt ook een kaart laden met een standaard MIDI bestand (SMF) en deze via het keyboard weergeven.
Ingebouwde floppy disk-drive (alleen bij model WK-3800)
Sla originele tonen of melodieën op die u creëerde met het melodiegeheugen op naar een diskette voor langdurig opslaan. U kunt tevens een diskette laden met een standaard MIDI bestand (SMF) en deze via het keyboard weergeven.
Gebruiken van de afzonderlijke appendix
Telkens wanneer u het symbool betekent dit dat u dient te verwijzen naar de afzonderlijke Appendix. De letters A tot en met H geven het gedeelte van de Appendix aan naar waar u dient te verwijzen.
Appendix
in deze gebruiksaanwijzing ziet,
D-6
Page 9
Inhoudsopgave
Voorzorgsmaatregelen ten
behoeve van de veiligheid.... D-1
Inleiding ................................. D-5
Algemene gids..................... D-10
Bevestigen van de partlituurstandaard ...
Spelen van een demonstratiemelodie .... D-12
D-11
Stroomvoorziening ............. D-14
Werking op batterijen ............................. D-14
Gebruik van de netadapter .................... D-15
Automatische stroomonderbreking ........ D-15
Uitschakelen van het keyboard .............. D-15
Geheugeninhoud ................................... D-16
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ) ................... D-22
Een trekstaaforgeltoon selecteren ......... D-24
Een trekstaaforgeltoon bewerken .......... D-24
Parameter details ................................... D-25
Het opslaan van een bewerkte
trekstaaforgeltoon .................................. D-26
Toepassen van effecten op
tonen .................................... D-27
Effectblokken.......................................... D-27
Instellen van een DSP type .................... D-28
DSP toets ............................................... D-29
REVERB selecteren ............................... D-29
Aansluitingen ...................... D-17
Basisbediening.................... D-19
Spelen op het keyboard ......................... D-19
Instellen van een toon ............................ D-19
PIANO SETTING toets .......................... D-20
Gebruik van de PITCH BEND
draairegelaar .......................................... D-21
Gebruik van de MODULATION
draairegelaar .......................................... D-21
Selecteren van CHORUS ...................... D-30
De equalizer gebruiken .......................... D-31
D-7
Page 10
Inhoudsopgave
Automatisch begeleiding ... D-32
Aangaande de MODE toets ................... D-32
Instellen van een ritme ........................... D-32
Spelen van een ritme ............................. D-33
Het tempo instellen ................................ D-33
Automatische begeleiding gebruiken ..... D-33
Gebruik van een intro patroon ............... D-36
Gebruik van een fill-in patroon ............... D-36
Gebruik van een ritmevariatie ................ D-37
Begeleiding en ritmeweergave
tegelijk starten ........................................ D-37
Afsluiten met een eindpatroon ............... D-37
Gebruik van één-toets voorkeuzes ........ D-38
Gebruik van automatische
harmonisatie .......................................... D-38
Instellen van het begeleidingsvolume .... D-39
Mixerfunctie ......................... D-40
Wat kunt u met de Mixer doen? ............. D-40
Registratiegeheugen........... D-51
Karakteristieken van het
registratiegeheugen ............................... D-51
Vastleggen van een opstelling in het
registratiegeheugen ............................... D-52
Oproepen van een opstelling van het
registratiegeheugen ............................... D-52
Melodiegeheugenfunctie .... D-53
Sporen ................................................... D-53
Basis melodiegeheugenbediening ......... D-53
Gebruik van real-time opname ............... D-54
Weergeven van het melodiegeheugen .. D-56
Opnemen van de melodie en
akkoorden met stapopname .................. D-56
Opnemen van meerdere sporen ............ D-59
Corrigeren van fouten tijdens
stapopname ........................................... D-61
Bewerken van de geheugeninhoud ....... D-62
Bewerken van een melodie .................... D-64
In- en uitschakelen van kanalen ............ D-40
Gebruik van de
parameterbewerkingsfunctie .................. D-41
Hoe parameters werken ......................... D-42
Synthesizerfunctie .............. D-44
Synthesizerfuncties ................................ D-44
Creëren van een gebruikerstoon ........... D-47
In het geheugen opslaan van een
gebruikerstoon ....................................... D-50
D-8
Instellingen van het
keyboard .............................. D-66
Gebruik van lagen .................................. D-66
Gebruik van splitsen .............................. D-67
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd ............................................ D-68
Transpositie van het keyboard ............... D-69
Gebruik van aanslagvolume .................. D-69
Stemmen van het keyboard ................... D-70
Veranderen van andere instellingen ...... D-71
Page 11
Inhoudsopgave
Gebruik van de SMF
speler.................................... D-75
Weergave van een SMF ........................ D-77
Configureren van andere instellingen .... D-78
Aansluiting op een
computer .............................. D-80
Algemene MIDI ...................................... D-81
MIDI instellingen .................................... D-81
Internet Data Expansion System ........... D-82
Terugzetten van het keyboard op de
oorspronkelijke instellingen die in de
fabriek ingesteld zijn .............................. D-82
Opslaan van Data ................ D-83
Oplossen van
moeilijkheden ..................... D-97
Technische gegevens ...... D-100
Bedieningsvoorzorgsmaatre-
gelen .....................................
D-103
MIDI boodschappen die verzonden en ontvangen worden via de USB poort.
Een SD geheugenkaart gebruiken ......... D-84
Het gebruik van de floppy disk-drive
(alleen bij model WK-3800) .................... D-85
Het gebruik van externe opslagmedia ... D-87
Opslaan van bestanden ......................... D-88
Laden van een Bestand ......................... D-90
Hernoemen van een Bestand ................ D-91
Wissen van een bestand ........................ D-92
Formatteren van een extern
opslagmedium ........................................ D-93
Invoeren van Karakters .......................... D-94
Foutlezingen bij SD geheugenkaarten ... D-95
Foutlezingen bij de disk-drive
(alleen bij model WK-3800) .................... D-96
Merk- en productnamen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
kunnen geregistreerde handelsmerken van
anderen zijn.
B
D-9
Page 12
Algemene gids
1 2 73 654
8 C0
M M
9
A B
*1
I
J
FD G HE
K L
QN O P
*2
*3
D-10
SR U
Y Z [ \ ]
T
V W X
a b
_
c
Page 13
OPMERKING
In de afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing wordt de WK-3800 gebruikt.
Algemene gids
1 Spanningstoets (POWER)
2 Spanningsindicator
3 Functietoets (MODE)
4 Effecttoets (EFFECT)
5 Synthesizertoets (SYNTH)
6 Mixertoets (MIXER)
7 Transpositie-/functietoets (TRANSPOSE/FUNCTION)
8 Hoofdvolumeregelaar (MAIN VOLUME)
9 Eéntoetsvoorkeuzetoets (ONE TOUCH PRESET)
0 Begeleidingsvoluemetoets (ACCOMP VOLUME)
A Melodiegeheugentoets (SONG MEMORY)
B WK-3800
Disk-/kaarttoets (DISK/CARD)
WK-3300/WK-8000
Kaarttoets (CARD)
C Datatoegangindicator (DATA ACCESS)
D Ritmetoets (RHYTHM)
E Toontoets (TONE)
F DSP toets
G Piano-insteltoets (PIANO SETTING)
H Cursortoetsen (
I Verlaattoets (EXIT)
J Automatische harmonisatietoets (AUTO HARMONIZE)
K Splitstoets (SPLIT)
L Laagtoets (LAYER)
M Luidspreker
[]/[]/[]/[]
CURSOR)
N Ritmelijst
O Toonlijst
P Display
Q Demonstratiemelodietoets (DEMO)*
R WK-3800/WK-8000
Hoofdtelefoonaansluiting (PHONES)
WK-3300
Hoofdtelefoon-/uitgangsaansluiting (PHONES/
OUTPUT)
S Akkoordgrondtoonnamen (CHORD)
T Percussie-instrumentenlijst
U Akkoordtypenamen
V SMF spelertoets (SMF PLAYER)
W Kanaaltoets (CHANNEL, 116, DSP)/trekstaaftoetsen
X Trekstaaforgeltoets (DRAWBAR ORGAN)
Y Intropatroon/eindpatroon 1/2 toetsen
(INTRO/ENDING 1/2)
Z Variatie/fill-in 1/2 toetsen (VARIATION/FILL-IN 1/2)
[ Synchroon/fill-in volgende toets
(SYNCHRO/FILL-IN NEXT)
\ Start/stoptoets (START/STOP)
] Tempotoetsen (TEMPO)
_ Melodiegeheugenspoortoetsen
(SONG MEMORY TRACK)
a) Banktoets (BANK)
b) Registratietoetsen (REGISTRATION)
c) Opslagtoets (STORE)
4
Bevestigen van de partituurstandaard*1
Steek de partlituurstandaard in de gleuf aan de bovenkant van het keyboard zoals aangegeven in de illustratie.
D-11
Page 14
Algemene gids
c d
c
g
*
2
*
3
• WK-3800/WK-8000
c
Toonhoogtedraairegelaar
(PITCH BEND)
d
Modulatiedraairegelaar
(MODULATION)
a
Cijfertoetsen
b
[+]/[–] toetsen
(JA/NEE)
(YES/NO)
• WK-3300
e f
Voor het invoeren van nummers om aangegeven instellingen te veranderen.
Negatieve waarden kunnen enkel veranderd worden m.b.v. [+] en [–] om de aangegeven waarde te vergroten of te verkleinen.
c
Toonhoogtedraairegelaar
(PITCH BEND)
e
Modulatietoets
(MODULATION)
f
Modulatietoetsindicator
(MODULATION)
Spelen van een demonstratiemelodie*4
Door het indrukken van de DEMO toets wordt de weergave van de demonstratiemelodieën gestart. Er zijn 3 demonstratiemelodieën die onafgebroken in volgorde worden weergegeven. Druk op de DEMO toets of op de START/STOP toets om de weergave van de demonstratiemelodieën te stoppen.
OPMERKING
Door op de [+]/[] toetsen te drukken wordt doorgegaan naar de volgende demonstratiemelodie.
De functies voor lagen en splitsen en de PIANO SETTING toets werken niet tijdens de weergave van een demonstratiemelodie.
Voorpaneel
• Alleen bij model WK-3800
g
Toegangsindicator
h
Uitwerptoets
h
D-12
Page 15
Achterpaneel
• WK-3800
Algemene gids
• WK-3300
i ki j k
i
Aanhoud/toewijsbare aansluiting
(SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK)
j
Lijnuitgang R/lijnuitgangs L/mono aansluiting
(LINE OUT R, LINE OUT L/MONO)
k
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
• WK-3300/WK-3800
l m
l
SD geheugenkaartgleuf
m
USB poort
i
Aanhoud/toewijsbare aansluiting (SUSTAIN/
ASSIGNABLE JACK)
k
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
• WK-8000
i j k
i
Aanhoud/toewijsbare aansluiting
(SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK)
j
Lijnuitgang R/lijnuitgangs L/mono aansluiting
(LINE OUT R, LINE OUT L/MONO)
k
12V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
m
m
USB poort
Voorpaneel
• WK-8000
l
l
SD geheugenkaartgleuf
OPMERKING
Displayvoorbeelden aangegeven in deze gebruiksaanwijzing dienen enkel ter illustratie. De werkelijke tekst en waarden die in de display verschijnen kunnen verschillen van de voorbeelden die hier in de gebruiksaanwijzing worden gegeven.
Door de karakteristieken van het LCD element, verandert het displaycontrast afhankelijk van de hoek van waar uit u er naar kijkt. De oorspronkelijke contrastinstelling maakt het voor een musicus die recht voor de display zit, mogelijk om alles makkelijk te zien. U kunt het contrast ook bijregelen tot het niveau dat uw persoonlijke omstandigheden beter schikt. Voor meer informatie zie pagina D-74.
D-13
Page 16
Stroomvoorziening
Dit keyboard kan werken op het standaard lichtnet (m.b.v. de voorgeschreven netadapter) of op batterijen. Let er altijd op het keyboard uit te schakelen wanneer u hem niet gebruikt.
Werking op batterijen
Let er altijd op het keyboard uit te schakelen voordat u batterijen inlegt of ze vervangt.
Inleggen van de batterijen
1
Verwijder het deksel van het batterijenvak.
2
Leg zes batterijen maat D in het batterijenvak.
Zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve (–) polen in de juiste richting wijzen.
3
Steek de nokjes aan het deksel van het batterijenvak in de daarvoor bedoelde gaatjes en sluit het deksel.
Nokjes
OPMERKING
Dit keyboard kan mogelijk niet goed functioneren als u batterijen inlegt of vervangt met de spanning ingeschakeld. Mocht dit gebeuren dan zal het keyboard weer normaal functioneren door de spanning uit en daarna weer in te schakelen.
Belangrijke informatie aangaande de batterijen
Hieronder volgt de geschatte levensduur van de batterijen.
Alkaline batterijen ............................... 4 uur
De bovenstaande waarde is de standaard levensduur van de batterijen bij normale temperatuur met de volumestand van het keyboard ingesteld op een middelmatige stand. Bij heel hoge of lage temperaturen of weergave bij een hoog volume kan deze levensduur korter worden.
WAARSCHUWING
Misbruik van batterijen kan er de oorzaak van zijn dat ze gaan lekken, hetgeen leidt tot schade aan zich in de buurt bevindende voorwerpen, of ze kunnen exploderen, hetgeen het risico op brand of persoonlijk letsel met zich mee brengt. Let er altijd op dat u de volgende voorzorgsmaatregelen naleeft.
Haal batterijen nooit uit elkaar en laat ze nooit kortsluiting maken.
Stel batterijen nooit bloot aan hitte en gooi ze niet weg door ze te verbranden.
Gebruik oude batterijen niet samen met nieuwe.
Gebruik nooit batterijen van verschillende door elkaar.
Laad de batterijen nooit op.
Let er op dat de positieve (+) en negatieve (–)
uiteinden van de batterijen in de juiste richting wijzen.
VOORZICHTIG
Verkeerd gebruik van batterijen kunnen er de oorzaak van zijn dat ze gaan lekken hetgeen leidt tot schade aan zich in de buurt bevindende voorwerpen, of ze kunnen gaan exploderen, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt. Let er altijd op de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven.
Gebruik enkel batterijen dat voor gebruik met dit product gespecificeerd zijn.
Verwijder batterijen uit het product als u van plan bent deze voor langere tijd niet te gebruiken.
D-14
Page 17
Stroomvoorziening
Gebruik van de netadapter
Zorg ervoor enkel de voor dit keyboard voorgeschreven netadapter te gebruiken.
Voorgeschreven netadapter: AD-12
Voorbeeld: WK-3800
Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen op om schade aan het netsnoer te voorkomen.
Tijdens het gebruik
Trek nooit hard aan het snoer.
Trek nooit herhaaldelijk aan het snoer.
Verdraai het snoer nooit aan het uiteinde in de buurt van
de stekker of de aansluiting.
Tijdens het gebruik mag het netsnoer niet strak uitgetrokken
zijn.
Tijdens het vervoer
Zorg ervoor altijd de stekker van de netadapter uit het
stopcontact te trekken voordat u het keyboard verplaatst.
Tijdens het opbergen
Maak lussen in het netsnoer wanneer u het keyboard
opbergt maar windt het netsnoer niet om de netadapter.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat het keyboard uitgeschakeld is alvorens de netadapter in het stopcontact te steken of hem er uit te trekken.
Bij langdurig gebruik van de netadapter kan deze warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Netadapter AD-12
Stopcontact
Automatische stroomonderbreking
De spanning van het keyboard wordt bij werking op batterijen automatisch na ca. 6 minuten na het indrukken van de laatste toets uitgeschakeld. Druk op de POWER toets om de spanning opnieuw in te schakelen wanneer dit gebeurt.
OPMERKING
De automatische stroomonderbreking werkt niet wanneer het keyboard op stroom van het lichtnet werkt.
Uitzetten van de automatische stroomonderbreking
Houd de TONE toets ingedrukt terwijl u het keyboard inschakelt om de automatische stroomonderbreker uit te zetten.
Bij uitzetten van de automatische stroomonderbreker zal het keyboard niet meer zichzelf uitschakelen ongeacht hoe lang hij blijft staan zonder te worden aangeraakt.
Automatische stroomonderbreking wordt automatisch ingeschakeld bij inschakelen van de spanning.
Uitschakelen van het keyboard
Vergeet niet op de POWER toets om de spanning uit te schakelen en let er ook op dat de LCD verlichting uit is voordat u de verbinding met de netadapter verbreekt of iets anders doet.
Probeer de verbinding met de netadapter nooit te verbreken terwijl het keyboard nog ingeschakeld is en probeer de spanning nooit uit te schakelen door andere technieken te gebruiken dan op de POWER toets te drukken. Hierdoor kan de inhoud van het Flash-geheugen van het keyboard beschadigd raken. Vreemde werking en abnormaal opstarten van het keyboard zijn symptomen van een beschadigdeinhoud van het flash-geheugen. Zie Oplossen van moeilijkheden op pagina D-97 voor meer informatie.
BELANGRIJK!
Terwijl de volgende boodschap op het display te zien is, mag u nooit het keyboard uitschakelen door op de spanningstoets (POWER) te drukken of door de stekker van de netadapter uit het stopcontact halen, enz.
(boodschap) Pls Wait (wachten a.u.b.) of
Bulk In (invoeren grote heveelheid gegevens) Als het keyboard tijdens het tonen van de bovenstaande boodschappen uitgeschakeld wordt, kan dit gebruikersdata (gebruikerstonen, melodiegeheugendata, enz.) beschadigen die zich op dat moment in het geheugen van het keyboard of op de externe media bevinden. Het is mogelijk dat de data niert meer te verkijgen is als de data eenmaal beschadigd is.
D-15
Page 18
Stroomvoorziening
Geheugeninhoud
Instellingen
De toon, het ritme en andere belangrijkste instellingen van het keyboard die van kracht waren toen u het keyboard met de hand uitschakelde door op de POWER toets te drukken of wanneer de automatische stroomonderbreker de spanning uitschakelt, zijn nog steeds in werking wanneer u de spanning daarna weer inschakelt.
Belangrijkste keyboardinstellingen
Toonnummer, lagen, splitsen, splitspunt, trekstaaforgel tooninstellingen, transponeren, stemmen, contrastinstellingen, aanslaggevoeligheid, nagalm, zweving, DSP, equalizer, ritmenummer, tempo, keyboardkanaal, MIDI In akkoordbeoordeling aan/uit, begeleiding MIDI uitgangssignaal aan/uit, toewijsbare aansluitingsinstelling, begeleidingsvolume, gebruikergebied tonen (Synthesizer functie), gebruikergebied begeleidingen, gebruikers DSP gebied, toonhoogtebuigbereik automatisch harmoniseren aan/uit, type van automatisch harmoniseren, mixer aanhouden, DSP aanhouden, Automatische begeleidingsfunctie, alle mixerparameters, alle synthesizerfunctie parameters, melodiegeheugenmelodienummers, SMF spelerinstellingen (weergavefunctie, handmatig weergavedeel, SMF weergavevolume)
SD geheugenkaart Zie Een SD geheugenkaart gebruiken op pagina D-84.
Floppy diskette (alleen bij model WK-3800) Zie Het gebruik van de floppy disk-drive (alleen bij model WK-3800) op pagina D-85.
Harde schijf van de computer Zie Aansluiting op een computer op pagina D-80.
BELANGRIJK!
Wanneer het keyboard op de batterijen werkt, dient u deze zo snel mogelijk te vervangen nadat de eerste tekenen van zwakke batterijen (donkere spanningsindicator, donkere letters in de display, enz.) zich melden. Hoewel het Flash-geheugen van het keyboard niet vluchtig is (hetgeen betekent dat data niet verloren gaat wanneer de spanning wordt onderbroken), kan data verloren gaan als de spanning plotseling uitvalt wanneer data overgeschreven wordt naar het Flash­geheugen*.
* Tijdens het opslaan of wissen van gebruikersdata,
tijdens het opnemen met de synthesizer, tijdens het oversturen van data vanaf een computer, enz.
Resetten van het keyboard
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het keyboard terug te stellen naar de oorspronkelijke default instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment in het geheugen van het keyboard bevinden. Zie pagina D­74 voor nadere informatie m.b.t. resetten (terugstellen).
Geheugeninhoud
Naast de bovenstaande instellingen, kunnen in de registratiefunctie en de melodiegeheugenfunctie opgeslagen data ook bewaard worden wanneer de spanning van het keyboard uitgeschakeld is.
Opslaan van instellingen en van de geheugeninhoud
Betreffende het Flash-geheugen
Uw keyboard wordt geleverd met een ingebouwd Flash­geheugen, hetgeen data kan blijven behouden zelfs wanneer de stroom volledig is uitgeschakeld. Dit betekent dat zelfs als de batterijen geheel uitgeput zijn, dan kunt u daarna de netadapter aansluiten en de data die in het geheugen opgeslagen zitten, opnieuw oproepen. U kunt een backup maken van de inhoud van het keyboardgeheugen en andere data door gebruik te maken van de hieronder beschreven media.
Terugstellen van het keyboard tot de oorspronkelijke default instellingen
U kunt de met het keyboard meegeleverde CD-ROM en uw computer gebruiken om het flash-geheugen van het keyboard en alle parameters terug te stellen naar de oorspronkelijke default instellingen. Zie Gebundelde CD-ROM data op pagina D-82 voor nadere details.
D-16
Page 19
Aansluitingen
• WK-3800/WK-8000
Hoofdtelefoon- (PHONES) en lijnuitgangsaansluitingen (LINE OUT)
Vergeet niet eerst het volume van het keyboard en andere aangesloten apparatuur zacht te zetten alvorens de hoofdtelefoon of andere uitwendige apparatuur aan te sluiten. Nadat u klaar bent met het maken van de aansluitingen kunt u dan het volume op het gewenste niveau instellen.
[Voorpaneel]
PHONES aansluiting
1
Stereo standaardstekker
Aansluiten van een hoofdtelefoon
Bij aansluiten van de hoofdtelefoon wordt tegelijkertijd het geluid van de ingebouwde luidsprekers afgesneden, zodat u s nachts kunt spelen zonder de buren wakker te houden.
[Achterpaneel]
AUX IN aansluiting, enz. van audioversterker
Standaardaansluitingen
Gitaarversterker, keyboardversterker, enz.
INPUT 1
INPUT 2
LEFT (Wit)
RIGHT (Rood)
Standaardstekkers
Aansluiten op de audio apparatuur
Gebruik in de handel verkrijgbare snoeren om aan te sluiten op de twee aansluitingen zoals aangegeven in Afbeelding 2. Het wordt aan u overgelaten om aansluitsnoeren aan te schaffen voor de aansluiting zoals die aangegeven zijn in de afbeelding. Tijdens deze configuratie dient u gewoonlijk de ingangskeuzeschakelaar van de geluidsapparatuur in te stellen die de aansluiting (zoals AUX IN) specificeert waarop het keyboard aangesloten is. Gebruik de MAIN VOLUME regelaar van het keyboard om het volumeniveau bij te stellen.
1
PIN stekker
2
Aansluiten op een muziekinstrumentversterker
3
Gebruik in de handel verkrijgbare snoeren om aan te sluiten op de twee aansluitingen zoals aangegeven in Afbeelding 3. Het wordt aan u overgelaten om aansluitsnoeren aan te schaffen voor de aansluiting zoals die aangegeven zijn in de afbeelding. Gebruik de MAIN VOLUME regelaar van het keyboard om het volumeniveau bij te stellen.
Sluit enkel een snoer aan op de L/MONO aansluiting als de versterker slechts één ingangsaansluiting heeft.
OPMERKING
U kunt de USB poort van het keyboard ook aansluiten op een computer of een sequencer. Zie Aansluiting op een computer op pagina D-80 voor details.
• WK-3300
Hoofdtelefoon/uitgangsaansluiting
Vergeet niet eerst het volume van het keyboard en andere aangesloten apparatuur zacht te zetten alvorens de hoofdtelefoon of andere uitwendige apparatuur aan te sluiten. Nadat u klaar bent met het maken van de aansluitingen kunt u dan het volume op het gewenste niveau instellen.
[Voorpaneel]
PHONES/OUTPUT aansluiting
Audio aansluiting
1
Stereo standaardstekker
Rood
RECHTS
Pinstekker
Keyboardversterker, gitaarversterker, enz.
23
Aansluiten van een hoofdtelefoon
Wit
LINKS
AUX IN of overeenkomstige
aansluiting van de
geluidsversterker
1
Bij aansluiten van de hoofdtelefoon wordt tegelijkertijd het geluid van de ingebouwde luidsprekers afgesneden, zodat u s nachts kunt spelen zonder de buren wakker te houden.
Geluidsapparatuur
2
Sluit het keyboard aan op geluidsapparatuur m.b.v. een los verkrijgbaar aansluitsnoer met een standaardstekker aan de ene kant en twee pinstekkers aan het andere uiteinde, Merk op dat de op het keyboard aangesloten standaardstekker een stereostekker dient te zijn anders kunt u slechts via één van de twee stereo kanalen geluid verkrijgen. Bij deze opstelling zet u de ingangskeuzeschakelaar van de aangesloten geluidsapparatuur gewoonlijk in de daarvoor bedoelde stand (normaliter aangeduid als AUX IN of iets in die geest) die dus overeenkomt met waar het snoer van het keyboard op aangesloten is. Zie de gebruiksaanwijzing van de geluidsapparatuur voor volledige details.
D-17
Page 20
Aansluitingen
Versterker voor muziekinstrumenten
3
Sluit het keyboard m.b.v. een los verkrijgbaar aansluitsnoer aan op de versterker voor muziekinstrumenten.
OPMERKING
Gebruik een aansluitsnoer met een stereo standaardstekker aan het uiteinde dat u op het keyboard aansluit en een stekker, die voorziet in een dubbele signaalingang (links en rechts), op de versterker waarop u de aansluiting tot stand brengt. Bij gebruik van een verkeerde stekker aan een van beide uiteinden kan het stereo-effect verloren gaan.
Bij aansluiting op een versterker voor muziekinstrumenten kunt u het volume van het keyboard relatief laag zetten en veranderingen in het volume maken met de bedieningsorganen van de versterker.
Aansluitvoorbeeld
Naar de PHONES/OUTPUT aansluiting
Standaard stereostekker
Pinstekker (rood)
Pinstekker (wit)
Pinstekker
Standaardstekker
INPUT 1
INPUT 2
Keyboard- of gitaarversterker
OPMERKING
U kunt het keyboard ook aansluiten op een computer of sequencer. Zie Aansluiting op een computer op pagina D-80 voor details.
Aanhoudpedaal
Bij pianotonen zal het geluid aangehouden worden als het pedaal wordt ingetrapt, net zoals bij het demppedaal van een piano.
Bij orgeltonen wordt het geluid doorlopend aangehouden totdat het pedaal wordt losgelaten.
Sostenutopedaal
Zoals bij het aanhoudpedaal hierboven zal het geluid aangehouden worden bij intrappen van het sostenutopedaal.
Het verschil tussen een sostenuto pedaal en een aanhoudpedaal is de timing. Bij een sostenutopedaal, kunt u op de klaviertoetsen drukken en vervolgens het pedaal intrappen voordat u de klaviertoetsen loslaat. Dan worden enkel die noten aangehouden die klonken wanneer het pedaal werd ingetrapt.
Zacht pedaal
Bij intrappen van het pedaal worden de weergegeven noten zachter gemaakt.
Ritme start/stoppedaal
In dit geval vervult het pedaal dezelfde functies als de START/STOP toets.
Accessoires en opties
Gebruik enkel de accessoires en opties die genoemd worden voor dit keyboard. Bij gebruik van niet-erkende items bestaat er gevaar op brand, elektrische schok en persoonlijk letsel.
Aanhoudpedaal/toewijsbare aansluiting
U kunt een los verkrijgbaar aanhoudpedaal (SP-3 of SP-20) aansluiten op de SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting om daaraan de hieronder beschreven mogelijkheden te verlenen.
Zie Veranderen van andere instellingen op pagina D-71 voor details aangaande de pedaalfunctie.
Voorbeeld: WK-3800
SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
SP-20
D-18
Page 21
Basisbediening
POWER
WK-3800/ WK-8000
WK-3300
MODULATION
MODULATION wheel
draairegelaar
PITCH BEND wheel
PITCH BEND draairegelaar
MODULATION toets
MODULATION button
PITCH BEND draairegelaar
PITCH BEND wheel
MAIN VOLUME
Dit hoofdstuk geeft informatie betreffende het uitvoeren van basis keyboardbediening.
Spelen op het keyboard
1
Druk op de POWER toets om het keyboard in te schakelen.
Hierdoor gaat de spanningsindicator branden.
2
Gebruik de MAIN VOLUME regelaar om het volume in te stellen op een relatief laag niveau.
3
Speel iets op het keyboard.
Instellen van een toon
Dit keyboard wordt afgeleverd met ingebouwde tonen zoals hieronder aangegeven.
Een gedeeltelijke lijst van de verkrijgbare toonnamen is afgebeeld op het console van het keyboard. Zie de afzonderlijke
Appendix
zijn variaties op standaard tonen, die gecreëerd worden door het programmeren van effecten (DSP) en andere instellingen.
Voor details aangaande de tonen van het trekstaaf orgel,verwijs naar Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ) op pagina D-22.
Toontypes
Standaardtonen: 620 voorkeuzetonen + 124 gebruikerstonen
Nummer
000 - 399
400 - 599
600 - 619
700 - 799
800 - 819
900 - 903
A voor een volledige lijst. Geavanceerde tonen
4
*
DSP lijn aan/uit
Aan
Uit
Uit
Aan/uit*
Aan/uit*
Aan/uit*
1
*
3
3
5
Aantal
tonen
400
200
20
100
20
4
Toontype
Geavanceerde tonen
Voorkeuzetonen
Drumsets
Gebruikerstonen*
Gebruikerstonen met golven
Gebruikersdrumsets met
4
golven*
2
PIANO SETTING
TONE
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Trekstaaforgeltonen: 50 voorkeuzetonen + 100 gebruikerstonen
Nummer
000 - 049
100 - 199
Aantal
tonen
50
100
Toontype
Voorkeuzetonen
Gebruikerstoon*
6
DSP lijn aan/uit
Aan/uit*
Aan/uit*
1
*
5
3
*1: Zie “Het veranderen van tonen en het configureren van
DSP effectinstellingen op pagina D-20.
*2: Geheugengebied voor tonen die u gecreëerd heeft. Zie
Synthesizerfunctie op pagina D-44. De
gebruikerstoongebieden 700 tot en met 799 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de geavanceerde tonen 000 tot en met 099.
*3: Dit hangt af van de brontoon of de tooninstelling. Zie
Synthesizerfunctie op pagina D-44 voor meer informatie.
*4: Gebied voor data die vanaf een computer werd gestuurd.
Zie Internet Data Expansion System op pagina D-82 voor meer informatie. Voor informatie aangaande golfvormen, zie Creëren van een gebruikerstoon op pagina D-47.
*5: Dit hangt af van de toon. De status ervan kan worden
bekeken door naar de DSP toets te kijken. Zie DSP toets op pagina D-29 voor meer informatie.
*6: Geheugengebied voor tonen die door gecreëerd worden.
Zie Een trekstaaforgeltoon bewerken op pagina D-24. Gebruikers trefstaaforgeltoon gebieden bevatten aanvankelijk twee setten met dezelfde data als de trefstaaforgeltoon types 000 tot en met 049.
OPMERKING
U kunt toonnummers die niet in de bovenstaande bereiken (standaardtonen 620 tot en met 699 en 820 tot en met 899, en trekstaaf orgeltonen 050 tot en met 099) vallen niet selecteren. U kunt bladeren en de ongebruikte nummers overslaan wanneer u de [+] en [–] toetsen gebruikt om door de toonnummers te bladeren. Wanneer u bijvoorbeeld op [+] drukt terwijl 619 geselecteerd is, springt het nummer door naar 700.
D-19
Page 22
Basisbediening
Instellen van een toon
1
Vind de te gebruiken toon op de toonlijst in de afzonderlijke
Appendix
A en maak een notitie van
het toonnummer.
2
Druk op de TONE toets.
3
Voer het drie-cijferige toonnummer in van de bewuste toon m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Om 432 GM ACOUSTIC BASS te
selecteren, voer 4, 3 en daarna 2 in.
BsGsuAco
OPMERKING
Voer altijd alle drie cijfers in van het toonnummer inclusief eventuele voorafgaande nullen.
U kunt het aangegeven toonnummer tevens vergroten met de [+] toets en verkleinen met de [–] toets.
Wanneer één van de drumklanken geselecteerd is (toonnummers 600 tot en met 619), dan wordt aan elke klaviertoets een ander percussiegeluid toegewezen. Zie de afzonderlijke
Polyfonie
De term polyfonie refereert aan het maximal aantal noten dat u op hetzelfde moment kunt spelen. Het keyboard heeft 32­noten polyfonie, hetgeen zowel de noten die u speelt omvat als de ritmes en automatisch begeleidingspatronen die door het keyboard worden gespeeld. Dit betekent dus dat wanneer een ritme of een automatisch begeleidingspatroon gespeeld wordt door dit keyboard, het aantal noten (de polyfonie dus) gereduceerd wordt dat open staat voor spelen op het toetsenbord. Merk tevens op dat sommige van de tonen slechts 10-noten polyfonie geven.
Appendix
B voor details.
Het veranderen van tonen en het configureren van DSP effectinstellingen
Dit keyboard heeft slechts een enkele DSP klankbron. Hierdoor kunnen bij tonen waarbij DSP ingesteld is voor meerdere onderdelen bij het het maken van meerdere lagen en splitsen van tonen (paginas D-66, 67) conflicten optreden. Om conflicten te vermijden, wordt DSP toegewezen aan de laatste toon waarbij DSP ingesteld is terwijl DSP voor alle andere onderdelen uitgeschakeld (DSP lijn uit (OFF)) is. DSP lijn is een parameter die regelt of het op dat moment ingestelde DSP effect van toepassing is op een onderdeel.* Elke toon heeft een DSP lijnparameter. Door het selecteren van een toon wordt de DSP lijnparameter van die toon uitgeoefend op alle onderdelen. * De DSP lijnparameter is ingeschakeld (het DSP effect wordt
uitgeoefend) bij de 400 geavanceerde tonen die genummerd zijn van 000 tot en met 399, en uitgeschakeld (het DSP effect wordt niet uitgeoefend) bij de 200 voorkeuzetonen genummerd van 400 tot en met 599. Voor informatie over andere tonen, raadpleeg “Toontypes op pagina D-19.
PIANO SETTING toets
Het indrukken van deze toets verandert de instelling van het keyboard om het te optimaliseren voor spelen op de piano.
Instellingen
Toonnummer: 000 Ritmenummer: 140 Begeleidingsfunctie: Normaal Gelaagd: Uit Splitsing: Uit Automatisch harmoniseren: Uit Transponeren: 0 Aanslaggevoeligheid:
Uit: Keert terug naar de oorspronkelijke instelling
Aan: Geen verandering Toewijsbare aansluiting: SUS Lokale controle: Aan Instelling van de mixerkanaal 1 parameter: Hangt af van de toon
De keyboard instellingen optimaliseren voor spelen op de piano
D-20
1
Druk op de PIANO SETTING toets.
2
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
De noten die u speelt klinken als bij een piano.
Druk op de START/STOP toets als u met
ritmebegeleiding wilt spelen. Hierdoor gaat een ritme spelen dat geoptimaliseerd is voor de piano.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om het spelen van het ritme te stoppen.
Page 23
Basisbediening
OPMERKING
Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl een ritme aan het spelen is, wordt het ritme gestopt waarna de instelling van het keyboard vervolgens verandert.
Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl de synthesizerfunctie of een andere functie van het keyboard ingeschakeld is, wordt de huidige functie verlaten waarna de instelling van het keyboard vervolgens verandert.
De instelling van het keyboard verandert niet als u op de PIANO SETTING toets drukt onder één van de volgende omstandigheden. * Tijdens realtime opname, tijdens stapopname of
tijdens het gebruik van de montagefunctie van het melodiegeheugen.
* Terwijl de melding voor het opslaan van data of het
overschrijven van data op de display aangegeven wordt
* Tijdens de weergave van demonstratiemelodieën
Gebruik van de PITCH BEND
draairegelaar
PITCH BEND betekent letterlijk toonhoogtebuiging en deze draairegelaar laat u de toonhoogte inderdaad buigen”. Hierdoor kunt u extra vleugje realisme toevoegen aan de saxofoon en aan andere tonen.
Gebruiken van de PITCH BEND regelaar
1
Gebruik terwijl u een klaviertoets ingedrukt houdt met uw rechterhand, uw linkerhand om de PITCH BEND draairegelaar omhoog en omlaag te draaien.
De noot keert terug naar de oorspronkelijke toonhoogte wanneer u de PITCH BEND draairegelaar loslaat.
OPMERKINGEN
Bij saxofoon- en elektrische gitaartonen kunnen de meest realistische geluidseffecten worden geproduceerd als u de noten speelt en tegelijkertijd de PITCH BEND draairegelaar bediend.
Zie Toonhoogtebuigbereik (oorspronkelijke default: 12) op pagina D-74 voor het veranderen van het buigbereik van de PITCH BEND draairegelaar.
Schakel het keyboard nooit in terwijl aan de PITCH BEND draairegelaar gedraaid wordt.
Gebruik van de MODULATION draairegelaar
Modulatie past vibrato toe die de toonhoogte van een noot moduleert. Het werkt het beste bij noten die aangehouden worden door een klaviertoets ingedrukt te houden, in het bijzonder wanneer u de melodie speelt met een viool of soortgelijke toon. U kunt het modulatie effect aanpassen m.b.v. de DSP parameters 0 – 7. Zie DSP parameters op pagina D-28 voor meer informatie.
WK-3800/WK-8000
De MODULATION draairegelaar gebruiken
1
Terwijl u melodienoten speelt met uw rechter hand, draai met uw linkerhand aan de MODULATION draairegelaar om vibrato toe te passen op de noten.
De mate waarmee vibrato wordt toegepast hangt af van hoever u de MODULATION draairegelaar naar boven draait. Door de draairegelaar in de neutrale stand te zetten (zover mogelijk naar beneden draaien) wordt het vibrato effect uitgeschakeld.
WK-3300
De MODULATION toets gebruiken
1
Terwijl u een klaviertoets ingedrukt houdt met uw rechter hand, gebruik uw linkerhand om op de MODULATION toets te drukken.
Vibrato wordt toegepast zolang de MODULATION toets ingedrukt gehouden wordt.
OPMERKING
Modulatie kan worden gebruikt om meer expressie toe te voegen aan aangehouden melodienoten die gespeeld worden met een viool, synthetisch reedorgel of een soortgelijke toon.
De modulatie beïnvloed de verschillende tonen op andere manieren.
D-21
Page 24
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Uw keyboard heeft ingebouwde trekstaaforgeltonen die gewijzigd kunnen worden m.b.v. negen digitale trekstaven waarvan de bediening eender is aan die van de regelaars bij een trekstaaforgel. U kunt ook percussie selecteren of toetsklikken. Er is genoeg ruimte in het geheugen voor het opslaan van maximaal 100 door de gebruiker gecreëerde trekstaaftoon variaties.
Trekstaaforgel bedieningsvolgorde
Toon/ritme selectiescherm*
DRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon selectiescherm
[] CURSOR toets DRAWBAR ORGAN toets
Trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm
[왗] / [왘] CURSOR toetsen
More? (meer?) scherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
Synthesizer bewerkingsscherm
[] CURSOR toets [] CURSOR toets
DSP effect bewerkingsscherm
[] CURSOR toets
Naam/opslaan instelscherm
EXIT toets
[왗] / [왘] CURSOR toetsen
[] CURSOR toets
* U kunt het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon ook verkrijgen van het functiescherm voor de melodiegeheugenfunctie of
de SMF weergave. In dit geval verschijnt echter het bewerkingsscherm voor de trekstaaforgeltoon niet.
D-22
Page 25
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Kanaaltoetsen wanneer het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon getoond wordt
De 18 toetsen langs de onderkant van de display functioneren als trekstaaftoetsen terwijl het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon zich in de display bevindt (nadat u op de DRAWBAR ORGAN toets gedrukt heeft). Elk paar toetsen (boven en onder) stellen een trekstaaf voor hetgeen dus betekent dat de 18 aanwezige toetsen u de functionaliteit geven van 9 trekstaven.
: Voet
Waarde Parameternaam
Ft16
Momenteel geselecteerde parameter
51/3' 8' 4' 22/3' 2' 13/5' 11/3' 1'16'
Verminderen
Op het moment geselecteerde trekstaaf
Vermeerderen
Trekstaaftoetsen
CLICK SECOND THIRD
PERCUSSION
DECAY
Elk van de negen toetsparen wordt een waarde toegekend van 16 voet tot 1 voet. Elk toetsenpaar heeft een vermindertoets (voor verminderen met 16 voet, 5-1/3 voet, enz.) en een vermeerdertoets (voor vermeerderen met 16 voet, 5-1/3 voet, enz.).
D-23
Page 26
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
DRAWBAR ORGAN
CURSOR
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Een trekstaaforgeltoon selecteren
1
Vind de te gebruiken trefstaaforgeltoon op de toonlijst in de afzonderlijke een notitie van het toonnummer.
2
Druk op de DRAWBAR ORGAN toets.
Hierdoor verschijnt het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon.
Toonnummer Toonnaam
Appendix
A en maak
Drawbar1
3
Gebruik de cijfertoetsen om het drie-cijferige toonnummer in te voeren voor de toon die u wilt selecteren.
OPMERKING
Voer altijd alle drie cijfers in voor het toonnummer, inclusief eventuele voorafgaande nullen.
U kunt ook het aangegeven toonnummer met telkens één vergroten of verkleinen door op de [+] en op de []
toetsen te drukken.
Als u tijdens het gebruik van een trekstaaforgeltoon een noot speelt die buiten het bereik valt van de toon die u gebruikt, zal het keyboard automatisch dezelfde noot spelen in de dichtstbijzijnde octaaf die wel in het speelbare bereik valt.
Een trekstaaforgeltoon bewerken
1
Selecteer de trekstaaforgeltoon (000 tot en met 049, 100 tot en met 199) die u wilt bewerken.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon te verkrijgen. Selecteer de parameter waarvan u de instelling wilt veranderen.
Voorbeeld: Selecteren van de Ft16 parameter
Parameterinstelling Parameternaam
Ft16
In het totaal zijn er 13 parameters. U kunt de [왗] en [] CURSOR toetsen gebruiken om door de instellingen heen te gaan. Zie Parameter details op pagina D-25 voor nadere informatie.
Terwijl het More? (meer?) scherm zich op de display bevindt, kunt u doorgaan naar de synthesizer en DSP effect bewerkingsschermen door te drukken op de [왔] CURSOR toets of op de [+] toets.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of de [+] en [–] toetsen om de instelling van de momenteel aangegeven parameter te veranderen.
U kunt een parameterinstelling ook veranderen door een waarde in te voeren m.b.v. de cijfertoetsen.
U kunt de veranderingen in een toon bemerken door noten op het keyboard te spelen terwijl u de parameterinstellingen aan het instellen bent.
OPMERKING
Wanneer een andere toon geselecteerd wordt nadat u de parameters bewerkt heeft, zullen de parameterinstellingen vervangen worden door die van de nieuw geselecteerde toon.
Als u trefstaaforgeltonen toegewezen heeft aan meer dan één kanaal, dan zal bij wijzigen van de instelling van de trefstaaforgeltoon instelling van één van de kanalen, diezelfde instelling ook worden toegepast op alle andere kanalen.
Zie Het opslaan van een bewerkte trekstaaforgeltoon op pagina D-26 voor informatie over het opslaan van uw bewerkingen.
D-24
Page 27
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Het bewerken van synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de trekstaaftonen
Precies zoals bij standaard (niet-trekstaaf) tonen, kunt u de synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de trekstaaforgel tonen bewerken Zie Trekstaaforgel bedieningsvolgorde op pagina D-22.
1
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de More? (meer?) display te verkrijgen en druk vervolgens op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt de synthesizerfunctie ingeschakeld, hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast SYNTH in het displayscherm.
Voer voor de rest van deze procedure de stappen uit te beginnen met stap 3 onder Creëren van een gebruikerstoon op pagina D-47.
Parameter details
Het volgende geeft details over de parameters die u kunt configureren m.b.v. het trekstaaforgeltoon bewerkingsscherm.
Trekstaaf positie
Deze parameter definiëert de positie van elke trekstaaf en het volume van elke overtoon. Hoe groter de waarde, des te groter het volume van de corresponderende overtoon.
Percussie
Deze parameter laat u percussiegeluid toevoegen, hetgeen in modulatie voorziet bij aangehouden tonen die u aan het creëren bent. Wanneer u een klaviertoets op het toetsenbord ingedrukt houdt, zal het geproduceerde geluid langzaam wegsterven tot het niet langer te horen is. Door de klaviertoets nogmaals aan te slaan zal de noot weer luider weergegeven worden. Percussie heeft de 2nd Percussion (2de overtoon toonhoogte) en de 3rd Percussion (3de overtoon toonhoogte) instellingen, die elk in- of uitgeschakeld kunnen worden. U kunt de percussie wegsterftijd ook specificeren, hetgeen regelt hoe lang het duurt voor het percussiegeluid om weg te sterven.
Parameternaam
2nd Percussion (tweede percussie)
3rd Percussion (derde percussie)
Percussie wegsterftijd
Parameterdisplay
indicatie
Second (tweede)
Third (derde)
Decay (wegsterven)
Instellingen
oFF : uit on : aan
000 tot en met 127
Parameternaam
Trekstaaf 16
Trekstaaf 5 1/3
Trekstaaf 8
Trekstaaf 4
Trekstaaf 2 2/3
Trekstaaf 2
Trekstaaf 1 3/5
Trekstaaf 1 1/3
Trekstaaf 1
(Ft: voet)
Parameterdisplay
indicatie
Ft 16
Ft 5 1/3
Ft 8
Ft 4
Ft 2 2/3
Ft 2
Ft 1 3/5
Ft 1 1/3
Ft 1
Instellingen
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
0 tot en met 3
Klik
De parameter bepaalt of een toetsklik al dan niet toegevoegd wordt wanneer een aangehouden toon wordt gespeeld die geconfigureerd is m.b.v. de trekstaven.
Parameternaam
Klik
Parameterdisplay
indicatie
Click
Instellingen
oFF : Click Off
(klik uit)
on : Click On
(klik aan)
D-25
Page 28
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Inhoud van de display tijdens de trekstaaforgelfunctie
Tijdens de trekstaaforgelfunctie worden de huidige status van de trekstaafposities, toetsklikken, en percussieparameters aangegeven op de staafaanduidingen van de display zoals aangegeven in de onderstaande afbeeldingen. Er is één lijn voor elke parameter en het onderste segment van de geselecteerde parameterlijn knippert. Het onderste segment van de staafgrafiekkolom die de huidige geselecteerde parameter voorstelt, gaat knipperen om aan te geven dat deze geselecteerd is.
Geen van de kanaalnummers (1 tot en met 16) is aangegeven tijdens de trekstaaforgel selectiefunctie en de bewerkingsfunctie.
Trekstaafpositiegrafiek
Instelwaarde 0 1 2 3
Display
Uit Aan Knippert
Klik en percussie aan/uit grafiek
Instelwaarde Uit Aan
Display
Percussie vertragingstijdgrafiek
Instelwaarde 0-31 32-63 64-95 96-127
Display
Het opslaan van een bewerkte trekstaaforgeltoon
1
Gebruik na het bewerken van parameters de [왗] en [] CURSOR toetsen om de More? (meer?) display te verkrijgen.
2
Druk driemaal op de [] CURSOR toets om het scherm te verkrijgen voor het invoeren van een toonnaam en het toewijzen van een toonnummer.
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om een toonnummer te selecteren.
U kunt een toonnummer selecteren binnen het bereik lopend van 100 tot en met 199.
4
Druk nadat de toonnaam naar wens ingesteld is op de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters bij de huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en naar rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-94 voor informatie over het invoeren van tekst.
5
Druk nadat alles naar wens is op de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
Nadat het opslaan is voltooid verschijnt de boodschapComplete (klaar) waarna de display opnieuw het
toonselectiescherm aangeeft.
Druk op de EXIT toets om het opslaan te annuleren.
D-26
Page 29
Toepassen van effecten op tonen
Dit keyboard geeft u een selectie van effecten die u kunt toepassen op tonen. De ingebouwde effecten omvatten een grote rijkheid aan variaties u toegang geven tot een selectie van algemene digitale effecten.
Effectblokken
Het volgende toont hoe de effecten van dit keyboard georganiseerd zijn.
DSP
REVERB
CHORUS
EQUALIZER
uitgangssignaal
Klankbron
16 kanalen
DSP toets
aan
uit
lijn DSP
DSP
DSP effecten worden uitgeoefend op de aansluiting tussen de klankbron en het uitgangssignaal. U kunt vervorming en modulatie effecten selecteren. U kunt DSP effectinstellingen creëren en tevens gedownloade DSP data van uw computer oversturen. Het keyboard heeft geheugen voor het opslaan van maximaal 100 DSP effectinstellingen. Zie Internet Data Expansion System op pagina D-82 en Opslaan van de instellingen van de DSP parameters op pagina D-29 voor nadere informatie.
REVERB (Nagalm)
Nagalm bootst de akoestieken na van specifieke omgevingstypes. U kunt kiezen uit 16 verschillende nagalmeffecten, inclusief Room (kamer) en Hall (zaal).
CHORUS (Zweving)
Het zwevingseffect geeft het geluid meer diepte door het te laten vibreren. U kunt kiezen uit 16 verschillende zwevingseffecten, inclusief Chorus (zweving) en Flanger”.
EQUALIZER
De equalizer is een ander type effect dat u kunt gebruiken om bijstellingen te maken in de toonkwaliteit. De frequenties zijn verdeeld over een aantal frequentiebanden en het verhogen of verlagen van het niveau van één of meerdere frequentiebanden heeft een wijziging in het geluid tot gevolg. U kunt de optimale akoestieken reproduceren voor het type muziek dat u aan het spelen bent (bijvoorbeeld klassiek) door de van toepassing zijnde equalizerinstelling te selecteren.
Kanaaltoetsen terwijl het effectfunctiescherm getoond wordt
Tijdens de effectfunctie regelen de 18 toetsen langs de onderkant van de display het type en de parameters van elk effect zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding.
Effecttype Parameter 1 Parameter 3 Parameter 5 Parameter 7
Parameter 0 Parameter 2 Parameter 4 Parameter 6
Vermeerderen
Op het moment geselecteerde parameter
Verminderen
CHANNEL toetsen
OPMERKING
Door tegelijkertijd op de [왖] en [] CURSOR toetsen te drukken wordt te oorspronkelijke voorkeuzewaarde opnieuw verkregen bij het op dat moment geselecteerde effect.
D-27
Page 30
Toepassen van effecten op tonen
EXIT
CURSOREFFECT
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Instellen van een DSP type
Naast de 100 ingebouwde effecttypes kunt u ook effecttypes bewerken om uw eigen types te creëren en ze op te slaan in het gebruikersgeheugen. U kunt maximaal 100 effecttypes tegelijkertijd in het gebruikersgeheugen hebben. U kunt ook het DSP type selecteren of de laatste toon die gebruikt is waarbij DSP mogelijk is. Dit betekent dat u altijd toegang heeft tot het DSP type van gavanceerde tonen en tonen die u kunt downloaden van het Internet. Om het DSP type van de laatst gebruikte toon waarbij DSP ingeschakeld is te selecteren, dient u ton in stap 3 van de onderstaande procedure te selecteren. Voer de volgende stappen uit om een DSP type te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
Bij gebruik van een DSP effect dient u de mixer te gebruiken om te bevestigen dat de DSP lijnen van de vereiste onderdelen ingeschakeld is. Zie Mixerfunctie op pagina D-40 voor meer informatie.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
2
Druk op de [] CURSOR toets.
Het DSP type instelscherm (stap 3) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Selecteer het gewenste type DSP m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
Zie de afzonderlijke aangaande de DSP types die beschikbaar zijn.
Hier kunt u ook de parameters veranderen van de effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie Veranderen van de instellingen van de DSP parameters voor meer informatie.
OPMERKING
Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000 tot en met 199) of ton (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v. DSP).
Appendix
E voor informatie
Veranderen van de instellingen van de DSP parameters
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld DSP parameters voor meer informatie.
1
Gebruik na het selecteren van het gewenste DSP type de [] en [] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2
Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
Door de [+] en [–] toetsen tegelijkertijd in te drukken wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter opnieuw verkregen.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm verlaten.
DSP parameters
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP.
DSP
Parameter 0 tot en met 7
Deze parameters verschillen afhankelijk van het algoritme* van het geselecteerde DSP type. Voor details zie de afzonderlijke algorhythmlist_d.pdf bestand in de Dutch map op de CD-ROM die met het keyboard meegeleverd wordt. * Effectorstructuur en –bedieningstype.
DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send) (Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar nagalm dient te worden gezonden.
DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send) (Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar zweving dient te worden gezonden.
Appendix
E en het
D-28
Page 31
Toepassen van effecten op tonen
OPMERKING
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie
Mixerfunctie op pagina D-40 voor meer informatie.
Bij weergeven van een demonstratiemelodie (pagina D-
12) verandert het effect automatisch naar het effect dat toegewezen is aan die melodie. U kunt het effect van een demonstratiemelodie niet veranderen.
Door de effectinstelling te veranderen terwijl het geluid weergegeven wordt door het keyboard, zal een korte onderbreking in het geluid plaatsvinden op het moment dat van effect wordt veranderd.
Een aantal tonen, die de Advanced Tones, (geavanceerde tonen) worden genoemd, schakelen automatisch de DSP lijn in voor een rijker geluid met een hogere kwaliteit. Als u een geavanceerde toon toewijst aan een toetsenborddeel (kanalen 1 tot en met 4), wordt de DSP lijn automatisch ingeschakeld en de DSP selectie verandert in overeenkomst met de instellingen van de Advanced Tone (geavanceerde toon). Daarnaast wordt de aan/uit instelling van de mixerfunctie DSP lijn ingeschakeld voor het toetsenborddeel waaraan de Advanced Tone (geavanceerde toon) is toegewezen.* * De mixer DSP lijn instelling wordt automatisch
uitgeschakeld voor elk deel waaraan geen geavanceerde toon is toegewezen. Hierdoor worden eerdere op deze delen uitgeoefende DSP effecten uitgeschakeld waardoor de klank van hun tonen anders kan klinken. Verkrijg in dit geval het mixerscherm en schakel de DSP weer in.
Opslaan van de instellingen van de DSP parameters
U kunt maximaal 100 aangepaste DSP instellingen in het gebruikersgebied opslaan voor later oproepen op het moment dat u ze nodig heeft.
OPMERKING
De DSP gebruikersgebieden 100 tot en met 199 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de DSP types 000 tot en met 099.
4
Druk nadat alles naar wens is op de [] CURSOR toets om het effect op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
De boodschap Complete (voltooid) verschijnt kortstondig op de display gevolgd door het toonselectiescherm of het ritmeselectiescherm.
DSP toets
Door de DSP toets te checken kunt u er achter komen of DSP al dan niet mogelijk is voor de toon die op het moment als een deel is geselecteerd. De DSP toets gaat branden bij een toon waarbij DSP mogelijk is (DSP lijn ON (aan)) en gaat uit voor een toon waarbij DSP niet mogelijk is (DSP lijn OFF (uit)). Wanneer u bijvoorbeeld elk deel verplaatst tijdens de splits/ lagen functie gaat de DSP toets branden of juist uit overeenkomstig de instellingen van dat deel.
Door op de DSP toets te drukken wordt overgeschakeld tussen mogelijk (DSP lijn ON (aan)) en onmogelijk (DSP lijn OFF (uit)) voor de toon en het deel dat u op dat moment op het toetsenbord aan het spelen bent.
In- en uitschakelen van de DSP lijn
1
Druk op de DSP toets om de DSP lijn voor het op dat moment geselecteerde deel in en uit te schakelen.
REVERB selecteren
Voer de volgende stappen uit om REVERB te selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
1
Druk na uitvoeren van de gewenste instellingen voor de DSP parameters op de [] CURSOR toets.
Hierdoor gaat het DSP nummer van het gebruikersgebied waar de DSP opgeslagen gaat worden, knipperen in de display.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om het DSP gebruikersgebiednummer te selecteren waar u de nieuwe DSP wilt opslaan.
U kunt uitsluitend een DSP gebruikersgebiednummer selecteren dat valt binnen het bereik lopend van 100 tot en met 199.
3
Druk nadat het gewenste DSP gebruikersgebiednummer geselecteerd is op de [] CURSOR toets.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters bij de huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-94 voor informatie over het invoeren van tekst.
Indicator
2
Druk de [] CURSOR toets eenmaal in.
Hierdoor wordt het nagalm bewerkingsscherm verkregen.
Het nagalmtype instelscherm (stap 4) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
D-29
Page 32
Toepassen van effecten op tonen
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om door de nagalmtypes heen te bladeren totdat de gewenste aangegeven wordt of gebruik de cijfertoetsen om het gewenste nagalmnummer in te voeren.
Zie de afzonderlijke aangaande de nagalmtypes die beschikbaar zijn.
Hier kunt u ook de parameters van het effect veranderen dat u heeft geselecteerd, indien dit gewenst is. Zie Veranderen van de instellingen van de REVERB parameters voor nadere informatie.
Appendix
F voor informatie
Veranderen van de instellingen van de REVERB parameters
U kunt de relatieve sterkte van een nagalmtype regelen en hoe deze wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld REVERB parameters voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste nagalmtype gebruikt u de [] en [] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor wordt het parameterinstelscherm aangegeven.
Voorbeeld: Om de nagalmtijdparameter in te stellen
SRv T i me
Hoge demping (High Damp) (Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de demping bij van de hoogfrequentienagalm (hoog geluid). Een kleinere waarde dempt hoge geluiden waardoor een donkere nagalm ontstaat. Een grotere waarde dempt de hoge geluiden niet waardoor de nagalm helderder wordt.
Nagalmtype (Nr. 6, 7, 14, 15)
Vertragingsniveau (Delay Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het vertragingsgeluid. Een hogere waarde produceert een luider vertragingsgeluid.
Vertragingsterugkoppeling (Delay Feedback) (Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de vertragingsherhaling bij. Een hogere waarde produceert een groter aantal herhalingen.
ER niveau (ER Level)
Hetzelfde als het nagalmtype
Hoge demping (high Damp)
Hetzelfde als het nagalmtype
OPMERKING
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie Mixerfunctie op pagina D-40 voor meer informatie.
2
Voer m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen de gewenste parameterinstelling.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of ritmeselectiescherm.
REVERB parameters
Nagalmeffecten worden geassocieerd met ofwel een nagalmeffect of een vertragingseffect. Parameterinstellingen hangen af van het geassocieerde type.
Nagalmtype (Nr. 0 tot en met 5, 8 tot en met 13)
Nagalmniveau (Reverb Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de mate van nagalm. Een groter nummer produceert meer nagalm.
Nagalmtijd (Reverb Time) (Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de duur van nagalm. Een groter nummer produceert langere nagalm.
ER niveau (ER Level) (Aanvankelijk echogeluid) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het aanvankelijke nagalmvolume. Het aanvankelijke echogeluid is het eerste geluid dat via de muren en het plafond gereflecteerd wordt wanneer geluid weergegeven wordt door dit keyboard. Een grotere waarde stelt een groter echogeluid voor.
Selecteren van CHORUS
Voer de volgende stappen uit om CHORUS (zweving) te selecteren.
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
2
Druk tweemaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het zweving bewerkingsscherm verkregen.
Het zwevingtype instelscherm (stap 4) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om door de zwevingtypes heen te bladeren totdat de gewenste wordt getoond of gebruik de cijfertoetsen om het gewenste zwevingnummer in te voeren.
Zie de afzonderlijke aangaande de zwevingtypes (chorus) die beschikbaar zijn.
Hier kunt u eventueel de parameters veranderen van de effecten die u selecteerde. Zie Veranderen van de instellingen van de CHORUS (zweving) parameters voor nadere informatie.
Appendix
G voor informatie
D-30
Page 33
Toepassen van effecten op tonen
Veranderen van de instellingen van de CHORUS (zweving) parameters
U kunt de relatieve sterkte van een effect regelen en hoe dit wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld CHORUS parameters voor nadere informatie.
1
Na het selecteren van het gewenste zwevingtype gebruikt u de [] en [] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor wordt het parameterinstelscherm verkregen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om de gewenste parameterinstelling in te voeren.
3
Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of ritmeselectiescherm.
CHORUS parameters
Zwevingniveau (Chorus Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het zwevingsgeluid.
Zwevingsterkte (Chorus Rate) (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation snelheid van het zwevingsgeluid. Een hogere waarde produceert een snellere undulation.
Zwevingdiepte (Chorus Depth) (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation diepte van het zwevingsgeluid. Een hogere waarde produceert een diepere undulation.
Instellen van het equalizertype
1
Druk op de EFFECT toets zodat de EFFECT indicator in het display verschijnt.
2
Druk driemaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het equalizer bewerkingsscherm verkregen.
Het equalizertype instelscherm (stap 4) verschijnt automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3
Druk op de [] CURSOR toets.
4
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om het gewenste equalizertype in te stellen.
Zie de afzonderlijke aangaande de equalizertypes die beschikbaar zijn.
Voorbeeld: Instellen van Jazz
Appendix
H voor informatie
Jazz
Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken wordt het equalizertype instelscherm verlaten.
Afregelen van de versterking (het volume) van een band
1
Na het selecteren van het gewenste equalizertype gebruikt u de [] and [] CURSOR toetsen om de band te selecteren waarvan u de versterking wilt bijstellen.
Voorbeeld: Om de HIGH band bij te regelen.
OPMERKING
Of een effect al dan niet uitgeoefend wordt op de delen die worden weergegeven, hangt tevens af van de mixerfunctie nagalmzend, de zwevingzend en de DSP aan/uit instellingen. Zie Mixerfunctie op pagina D-40 voor nadere informatie.
De equalizer gebruiken
Dit keyboard heeft een ingebouwde vier-banden equalizer en 10 verschillende instellingen waaruit u kunt kiezen. U kunt de versterking (volume) bijstellen van alle vier equalizerbanden binnen het bereik van –12 tot en met 0 tot en met +12.
ME H i h
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om de bandversterking in te stellen.
Voorbeeld: Bijregelen van de versterking tot 10
ME H i h
Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken wordt het equalizer instelscherm verlaten.
OPMERKING
Wanneer overgestapt wordt naar een andere type equalizer, veranderen de bandversterkingsinstellingen automatisch naar de oorspronkelijke instellingen voor het nieuw ingestelde type equalizer.
qg
qg
D-31
Page 34
Automatisch begeleiding
MODE
ACCOMP VOLUME
INTRO/ENDING 1/2
SYNCHRO/FILL-IN NEXT AUTO HARMONIZE
Dit keyboard speelt automatisch de bas- en akkoordgedeelten overeenkomstig de akkoorden die u speelt. De bas- en akkoordgedeelten worden m.b.v. automatisch ingestelde klanken en tonen gespeeld voor instelling van het door u gebruikte ritme. Dit betekent dat u volledige, realistische begeleiding krijgt voor de melodienoten die u met de rechterhand speelt waardoor u een één-mans ensemble creëert.
ONE TOUCH PRESET
TEMPOVARIATION/FILL-IN 1/2
START/STOP
RHYTHM
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Instellen van een ritme
Dit keyboard voorziet u in 166 opwindende ritmes dit u met de volgende procedure kunt selecteren. U kunt ook begeleidingsdata oversturen van uw computer en er maximaal 16 van als gebruikersritmes opslaan in het keyboardgeheugen. Zie Internet Data Expansion System op pagina D-82 voor nadere informatie.
Instellen van een ritme
1
Zoek het te gebruiken ritme op in de ritmelijst van het keyboard en schrijf het ritmenummer op.
Aangaande de MODE toets
Gebruik de MODE toets om de te gebruiken begeleidingsfunctie te selecteren. Telkens bij indrukken van de MODE toets wordt naar de volgende instelling van de beschikbare begeleidingsfuncties gegaan zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding.
Normaal (Automatische begeleiding uit)
FULL RANGE CHORD
FINGERED
CASIO CHORD
Alleen ritmeklanken worden geproduceerd wanneer alle begeleidingsfunctie indicators uitgeschakeld zijn.
De op het moment geselecteerde begeleidingsfunctie wordt aangegeven door de functie indicators boven de MODE toets. Informatie aangaande het gebruik van elk van deze functies begint vanaf pagina D-34.
2
Druk op de RHYTHM toets.
Niet alle beschikbare ritmes worden getoond op de ritmelijst die op het keyboard console afgebeeld is. Zie de afzonderlijke lijst.
Nummer en naam van het ingestelde ritme
Appendix
C voor een volledige
Md r n 8B t t
Verschijnt bij indrukken van de RHYTHM toets.
3
Voer het drie-cijferige ritmenummer in van het bewuste ritme m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld: Voer 0, 5 en vervolgens 2 in om 052 POP
2, te selecteren.
Pop 2
OPMERKING
U kunt het ingevoerde nummer tevens vergroten met de [+] toets en verkleinen met de [–] toets.
D-32
Page 35
Automatisch begeleiding
Spelen van een ritme
Spelen van een ritme
1
Druk op VARIATION/FILL-IN toets 1 of 2.
Hierdoor begint weergave van het ingestelde ritme.
Druk op de START/STOP toets om het ritme te
stoppen.
OPMERKING
Akkoorden zullen samen met het ritme klinken als één van de drie begeleidingsfunctie indicators boven de MODE toets brandt. Druk op de MODE toets totdat alle indicators uit zijn als u de ritmepatronen wilt spelen zonder akkoorden.
Sommige ritmes bestaan enkel uit akkoordbegeleidingen zonder drums of andere percussie instrumenten. Dergelijke ritmes klinken niet tenzij CASIO CHORD, FINGERED of FULL RANGE CHORD geselecteerd is als de begeleidingsfunctie.
Begeleidingsklanken (akkoorden, bas, enz.) klinken niet terwijl een metronoomritme (Nr. 160 tot en met 165: 0, 2, 3, 4, 5, 6 Beat) gebruikt wordt zelfs als de instelling van de MODE toets CASIO CHORD, FINGERED of FULL RANGE CHORD is. Daarom dient u op de MODE toets te drukken totdat alle indicators uit zijn.
Het tempo instellen
U kunt de weergave van het ritmetempo instellen binnen een bereik van 30 tot 255 maatslagen per minuut. De tempo instelling wordt gebruikt voor de automatische begeleidingsakkoord weergave en melodiegeheugenfuncties.
Automatische begeleiding gebruiken
De onderstaande procedure beschrijft hoe u de automatische begeleidingsfunctie van het keyboard kunt gebruiken. Voor u begint dient u eerst het ritme dat u wilt gebruiken in te stellen en het ritmetempo in te stellen op de gewenste waarde.
Gebruik van automatische begeleiding
1
Gebruik de MODE toets om CASIO CHORD FINGERED of FULL RANGE CHORD te selecteren als begeleidingsfunctie.
De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie is de functie waarvan de indicator brandt. Zie Aangaande de MODE toets op pagina D-32 voor details.
2
Druk op de START/STOP toets om weergave van het momenteel ingestelde ritme te beginnen.
3
Speel een akkoord.
De feitelijke procedure die u dient te volgen om een akkoord te spelen hangt af van de op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie. Verwijs naar de volgende paginas voor details aangaande de weergave van akkoorden.
CASIO CHORD ......................... Pagina D-34
FINGERED ................................. Pagina D-35
FULL RANGE CHORD ........... Pagina D-35
Huidige maatnummer en maatslagnummer
Akkoordnaam
Instellen van het tempo
1
Druk op een van de TEMPO toetsen ( of 왔).
왖 :
Verhoogt de aangegeven waarde (verhoogt het tempo)
: Verlaagt de aangegeven waarde (verlaagt het tempo)
OPMERKING
Bij tegelijkertijd indrukken van beide TEMPO toetsen ( en ) wordt het tempo teruggesteld op de oorspronkelijke waarde van het momenteel ingestelde ritme.
Pop 2
Basisvingerzetting van het huidige akkoord (kan verschillen van het akkoord dat in werkelijkheid op het keyboard gespeeld wordt.)
4
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de automatische begeleiding te stoppen.
D-33
Page 36
Automatisch begeleiding
OPMERKING
Als u op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets drukt en vervolgens op de INTRO/ENDING 1/2 toetsen i.p.v. op de START/STOP toets in stap 2, dan zal de begeleiding starten met een intropatroon wanneer u de bediening uitvoert in stap 3. Zie pagina D-36 en D-37 voor nadere details betreffende deze toetsen.
Als u op de INTRO/ENDING 1/2 toetsen drukt i.p.v. op de START/STOP toets in stap 4, dan zal een eindpatroon worden weergegeven voordat de weergave van de begeleiding is afgelopen. Zie pagina D-37 voor nadere details betreffende deze toets.
U kunt het volumeniveau van het begeleidingsgedeelte afzonderlijk instellen van het hoofdvolume. ZieInstellen van het begeleidingsvolume op pagina D-39 voor details.
CASIO CHORD
Met deze methode kan iedereen gemakkelijk akkoorden spelen ongeacht zijn of haar muzikale kennis en ervaring. Hieronder volgt een beschrijving van het CASIO CHORD Begeleidingstoetsenbord en Melodietoetsenbord en er wordt verteld hoe u CASIO CHORDs speelt.
CASIO CHORD begeleidingstoetsenbord en melodietoetsenbord
WK-3300/WK-3800
Begeleidingstoetsen
WK-8000
Begeleidingstoetsen
OPMERKING
Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid geproduceerd als u probeert losstaande melodienoten op dit toetsenbord te spelen.
Melodietoetsen
Melodietoetsen
Akkoordtypes
Met CASIO CHORD begeleiding kunt u vier types akkoorden spelen met minimale vingerzettingen.
Akkoordtypes
Voorbeeld
Majeur akkoorden
De namen van majeur akkoorden worden aangegeven boven de klaviertoetsen van het
C Majeur (C)
#
E#G
A
DE FF
C
B
C
AB
#
E
DE F
C
C
begeleidingstoetsenbord. Merk op dat het geproduceerde akkoord bij indrukken van een begeleidings-toetsenbord toets niet van octaaf verandert ongeacht welke klaviertoets gebruikt wordt om hem te spelen.
Mineur akkoorden (m)
Om een mineur akkoord te spelen, drukt u op de klaviertoets van het majeur
C mineur(Cm)
#
E#G
A
C
C
DE FF
B
AB
C
C
#
DE F
E
akkoord en willekeurig welke andere klaviertoets op het begeleidingstoetsenbord rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord.
Septiem akkoorden (7)
Om een septiem akkoord te spelen, drukt u op de klaviertoets van het majeur
C septiem (C7)
C
#
C
E#G
DE FF
#
A
C
C
B
AB
DE F
E
akkoord en willekeurig welke andere twee klaviertoetsen op het begeleidingstoetsenbord rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord.
Mineur septiem akkoorden (m7)
Om een mineur septiem akkoord te spelen, drukt u op de klaviertoets van het majeur
C mineur septiem (Cm7)
C
#
C
E#G
DE FF
#
E
DE F
A
C
C
B
AB
akkoord en willekeurig welke andere drie klaviertoetsen op het begeleidingstoetsenbord rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord.
OPMERKING
Het maakt geen verschil of u zwarte of witte klaviertoetsen rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord indrukt bij het spelen van mineuren en septiemen.
D-34
Page 37
Automatisch begeleiding
FINGERED
De FINGERED functie geeft u in het totaal de beschikking over 15 verschillende akkoordtypes. Hieronder volgt een beschrijving van het FINGERED Begeleidingstoetsenbord en Melodietoetsenbord en er wordt verteld hoe u de grondtoon C kunt spelen met FINGERED.
FINGERED begeleidingstoetsenbord en melodietoetsenbord
WK-3300/WK-3800
Begeleidingstoetsen
WK-8000
Begeleidingstoetsen
OPMERKING
Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid geproduceerd als u probeert melodienoten op dit toetsenbord te spelen.
C
Cm
Melodietoetsen
Melodietoetsen
Cdim
Zie de afzonderlijke het spelen van akkoorden met andere grondtonen.
*1: Omgekeerde vingerzettingen kunnen niet worden
gebruikt. De laagste noot is de grondtoon.
*2: Hetzelfde akkoord kan gespeeld worden zonder op de
5de G klaviertoets te drukken.
Appendix
D voor details aangaande
OPMERKING
Behalve bij de akkoorden aangegeven in opmerking* hierboven zullen omgekeerde vingerzettingen (d.w.z. E­G-C of G-C-E i.p.v. C-E-G) dezelfde akkoorden produceren als de standaard vingerzetting.
Behalve bij de uitzondering aangegeven in opmerking* hierboven dienen alle toetsen te worden ingedrukt die in combinatie een akkoord vormen. Wanneer zelfs een enkele klaviertoets niet wordt ingedrukt zal het gewenste FINGERED akkoord niet worden gespeeld.
1
2
FULL RANGE CHORD
Deze begeleidingsmethode geeft u in totaal de beschikking over 38 verschillende akkoordtypes: de 15 akkoordtypes van FINGERED plus 23 andere types. Het keyboard interpreteert elke combinatie van drie of meer klaviertoetsen die klopt als een FULL RANGE CHORD patroon als een akkoord. Andere combinaties (die dus geen FULL RANGE CHORD patroon vormen) worden als melodiespel geïnterpreteerd. Daarom is er geen reden om een apart begeleidingstoetsenbord te hebben, zodat dus het gehele toetsenbord van begin tot einde als een melodietoetsenbord functioneert die gebruikt kan worden voor zowel melodieën als akkoorden.
*1
Caug
*2
Cm7
5 *1
C7
Cmadd9
FULL RANGE CHORD begeleidingstoetsenbord en melodietoetsenbord
Csus4
Cmaj7
*2
C7
Cm7
*2
5
WK-3300/WK-3800
Begeleidingstoetsen/Melodietoetsen
WK-8000
Begeleidingstoetsen/Melodietoetsen
C7sus4
*2
CmM7
*2
Cadd9
Cdim7
*2
*1
D-35
Page 38
Automatisch begeleiding
Akkoorden die dit keyboard kan herkennen
De volgende tabel identificeert patronen die door FULL RANGE CHORD kunnen worden herkend als akkoorden.
Patroontype
Aantal akkoordvariaties
De 15 akkoordpatronen die worden
FINGERED
aangegeven bij FINGERED op pagina D-35.
23 standaard vingerzettingen. Hier volgen voorbeelden van de 23 akkoorden die beschikbaar zijn met C als basnoot.
C6 Cm6 C69
Standaard
vingerzetting
D
C
C
C
BCCmCDm
5
Dm7
7
A
C
CF7C
FCGC
E
C
FmCGmCAmCBm
C
Fm7CGm7C A
A
B
C
C
C
add9
C
Voorbeeld: Om het akkoord C majeur te spelen.
Beide vingerzettingen die in de afbeelding getoond worden, zullen een C majeur produceren.
WK-3300/WK-3800
1
EG C
Gebruik van een intro patroon
Met dit keyboard kunt u een korte intro toevoegen aan een ritmepatroon om het begin soepeler en natuurlijker te laten zijn.
De volgende procedure beschrijft hoe u de Intro functie kunt gebruiken. Voordat u begint dient u eerst het ritme dat u wilt gebruiken te selecteren, het tempo te selecteren en de MODE toets te gebruiken om de akkoordweergavemethode te selecteren die u wilt gebruiken (Normaal, CASIO CHORD, FINGERED, FULL RANGE CHORD).
Tussenvoegen van een intro
1
Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2.
Bij de opzet hierboven wordt het intro patroon gespeeld en de automatische begeleiding met intropatroon begint zodra u akkoorden op het begeleidingstoetsenbord begint te spelen.
OPMERKING
Het standaard ritmepatroon begint te spelen nadat het intro patroon voltooid is.
Gebruik van een fill-in patroon
Met fill-in patronen kunt u het ritmepatroon kortstondig veranderen om een interessante variatie toe te voegen aan uw spel.
E
G C
2
1 ...... akkoord C
2 ...... akkoord
WK-8000
1
EG C
E
G C
2
1 ...... akkoord C
2 ...... akkoord
OPMERKING
Zoals bij de FINGERED functie (pagina D-35), kunt u de noten die een akkoord vormen in elke combinatie spelen (1).
Wanneer de laagste noot van een akkoord zes of meer halftonen weg is van de volgende noot wordt de laagste noot de basnoot (2).
D-36
De volgende procedure beschrijft hoe de fill-in functie wordt gebruikt.
C E
C E
Page 39
Automatisch begeleiding
Tussenvoegen van een fill-in
1
Druk op de START/STOP toets om weergave van het ritme te starten.
2
Stel de gewenste fill-in variatie in.
Druk om Fill-in 1 in te voegen drukt u op de VARIATION/FILL-IN 1 toets terwijl Variatie 1 van het ritme aan het spelen is.
Druk om Fill-in 2 in te voegen drukt u op de VARIATION/FILL-IN 2 toets terwijl Variatie 2 van het ritme aan het spelen is.
OPMERKING
De SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen werken niet terwijl een intro patroon weergegeven wordt.
Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets of de VARIATION/FILL-IN 1/2 toets ingedrukt te houden wordt een fill-in patroon herhaald.
Gebruik van een ritmevariatie
Naast het standaard ritmepatroon kunt u ook overstappen op een secundair ritmepatroon voor de nodige afwisseling.
Tussenvoegen van een variatieritmepatroon
1
Druk op de START/STOP toets om weergave van het ritme te starten.
2
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Als een Variatie 1 ritme op het moment aan het spelen is, speelt dit Fill-in 1 gevolgd door Fill-in 2 en schakelt dan over op het Variatie 2 ritme.
Als een Variatie 2 ritme op het moment aan het spelen is, speelt dit Fill-in 2 gevolgd door Fill-in 1 en schakelt dan over op het Variatie 1 ritme.
Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets ingedrukt te houden zal het fill-in patroon zich gaan herhalen.
Begeleiding en ritmeweergave tegelijk starten
U kunt het keyboard zo instellen dat ritmeweergave op hetzelfde moment begint als wanneer u begint met spelen van de begeleiding op het keyboard.
De volgende procedure beschrijft hoe u synchronisch start kunt gebruiken. Voor het starten dient u eerst het te gebruiken ritme te selecteren, het tempo in te stellen en de MODE toets gebruiken om de akkoordweergavemethode te selecteren die u wilt gebruiken (Normaal, CASIO CHORD, FINGERED, FULL RANGE CHORD).
Gebruik van synchronische start
1
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets om de gesynchroniseerde startfunctie van het keyboard in standby te zetten.
2
Speel een akkoord en het ritmepatroon begint automatisch met spelen.
OPMERKING
Alleen het ritme speelt (zonder akkoord) bij spelen op het begeleidingstoetsenbord, als de MODE toets in de normaal stand staat.
Als u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 drukt zonder daarvoor iets op het keyboard te spelen, begint het ritme automatisch met een intro patroon wanneer u daarna iets op het begeleidingskeyboard speelt.
Druk nogmaals op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets om standby van synchro–start ongedaan te maken.
Afsluiten met een eindpatroon
U kunt uw spel met een eindpatroon beëindigen waardoor het gebruikte ritmepatroon tot een natuurlijk klinkend einde wordt afgerond.
De volgende procedure beschrijft hoe u een eindpatroon kunt tussenvoegen. Merk op dat het uiteindelijk weergegeven eindpatroon afhangt van het gebruikte ritmepatroon.
Afsluiten met een eindpatroon
1
Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 terwijl het ritme aan het spelen is.
De timing van het begin van het eindpatroon hangt af van wanneer u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 drukt. Drukt u voor de tweede maatslag van de huidige maat op de toets, dan begint het eindpatroon ogenblikkelijk te spelen.
OPMERKING
Door indrukken van de INTRO/ENDING toets voor de eerste halve maatslag aan het begin van een maat wordt het einde onmiddellijk gespeeld. Wordt de toets ingedrukt na de eerste halve maatslag van een maat, dan zal het einde gespeeld worden vanaf het begin van de volgende maat.
D-37
Page 40
Automatisch begeleiding
Gebruik van één-toets voorkeuzes
Eén-toets voorkeuzes stellen automatisch de hieronder vermelde hoofdinstellingen in overeenkomstig het ritmepatroon dat u aan het gebruiken bent.
Keyboardtoon
Laag aan/uit
Splitsen aan/uit
Automatische harmonisatie on/off
Automatisch harmonisatietype
Begeleidingsvolumeniveau
Tempo
Effectinstellingen
Eén-toets voorkeuzes gebruiken
1
Stel het te gebruiken ritme in.
2
Gebruik de MODE toets om de begeleidingsfunctie te selecteren die u wilt gebruiken.
3
Druk op de ONE TOUCH PRESET toets.
Hierdoor worden de één-toets voorkeuzes automatisch ingesteld overeenkomstig het ingestelde ritme.
De synchrone standbyfunctie wordt op dit moment automatisch ingeschakeld bij het keyboard.
Gebruik van automatische harmonisatie
Wanneer u de automatiche begeleiding aan het gebruiken bent, voegt de automatiche harmonisatie automatisch extra noten toe aan uw melodie in overeenkomst met het akkoord dat gespeeld wordt. Het resultaat is een harmonisch effect dat uw melodielijn rijker en voller maakt.
Gebruiken van automatische harmonisatie
1
Gebruik de MODE toets om FINGERED of CASIO CHORD als de begeleidingfunctie te selecteren.
De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie is die functie waarvan de indicator brandt. Zie Aangaande de MODE toets op pagina D-32 voor details.
Normaal (Automatische begeleiding uit)
FULL RANGE CHORD
FINGERED
CASIO CHORD
4
Start ritme en automatische begeleiding en speel iets op het toetsenbord.
De begeleiding wordt gespeeld m.b.v. de instellingen van de één-toets voorkeuzes.
2
Druk op AUTO HARMONIZE om automatische harmonisatie in te schakelen.
Hierdoor verschijnt de AUTO HARMONIZE indicator op de display.
3
Start automatische begeleidingsweergave en speel iets op het toetsenbord.
4
Druk op AUTO HARMONIZE om automatische harmonisatie uit te schakelen.
Hierdoor verdwijnt de AUTO HARMONIZE indicator van de display.
OPMERKING
Automatische harmonisatie wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer u weergave van demonstratiemelodieën start. De functie wordt opnieuw ingeschakeld zodra de functie of bewerking die het uitschakelde voltooid is.
Automatische harmonisatie is enkel mogelijk wanneer de automatische begeleidingsfunctie FINGERED of CASIO CHORD is.
D-38
Page 41
Automatisch begeleiding
Automatisch harmonisatietype
Bij automatische harmonisatie kunt u kiezen uit de 10 volgende automatisch harmonisatietypes. U verandert van type met het instel item d.m.v. de TRANSPOSE/FUNCTION toets. Zie Veranderen van andere instellingen op pagina D-71 voor nadere informatie.
Aangaande automatische harmonisatienoten en –tonen
De op het toetsenbord gespeelde noten worden melodienoten genoemd terwijl de noten die toegevoegd worden aan de melodie door de automatische harmonisatie harmonisatienoten worden genoemd. Automatische harmonisatie gebruikt gewoonlijk de door u ingestelde toon voor de melodienoten als de toon voor de harmonisatienoten, maar u kunt de mixer (pagina D-40) gebruiken om een andere toon in te stellen voor de harmonisatienoten. De harmonisatienoottoon wordt toegewezen aan mixerkanaal 5 zodat u dus kanaal 5 dient te veranderen naar de toon die u wilt gebruiken voor de harmonisatienoten. Naast de toon kunt u ook de mixer gebruiken om een aantal parameters te gebruiken zoals de volumebalans. Zie Gebruik van de parameterbewerkingsfunctie op pagina D-41 voor details aangaande deze procedures.
OPMERKING
De default harmonisatienoottoon bij inschakelen van de automatische harmonisatie is dezelfde toon als de melodienoottoon.
Door de melodietooninstelling te veranderen verandert ook automatisch de harmonisatienoottoon naar dezelfde instelling.
Instellen van het begeleidingsvolume
U kunt het volume van de begeleidingsonderdelen instellen als een waarde tussen 000 (min.) en 127 (max.).
1
Druk op de ACCOMP VOLUME toets.
Huidige instelling van het begeleidingsvolume
AcompVo l
2
Verander de momenteel ingestelde waarde van het volume m.b.v. de cijfertoetsen of m.b.v. de [+]/[–] toetsen.
Voorbeeld: 110
AcompVo l
OPMERKING
Door op de ACCOMP VOLUME toets of de EXIT toets te drukken wordt teruggegaan naar het toon of ritme­instelscherm.
Eventuele met de mixer gemaakte kanaalbalansinstellingen blijven behouden wanneer u de instelling van het begeleidingsvolume verandert.
Door tegelijkertijd op de [+] en [–] toetsen te drukken wordt het begeleidingsvolume op 100 ingesteld.
D-39
Page 42
Mixerfunctie
Wat kunt u met de Mixer doen?
Met dit keyboard kunt u meerdere stukken van verschillende muziekinstrumenten op hetzelfde moment spelen tijdens weergave van de auto-begeleiding, melodiegeheugenweergave, bij ontvangst van data via de USB poort, enz. De mixer wijst elk onderdeel toe aan een afzonderlijk kanaal (1 - 16) dat u apart kunt in-/uitschakelen en waarvan u het volume en de parameters van de stereopositie afzonderlijk kunt instellen. Naast de kanalen 1 tot en met 16 heeft de mixer ook een DSP kanaal dat u kunt gebruiken om het DSP niveau, de DSP stereopositie en andere parameters bij te stellen.
Kanaaltoewijzingen
Hieronder wordt aangegeven welke onderdelen toegewezen worden aan de 16 kanalen.
Kanaal-
nummer
Kanaal 1 Hoofdtoon (UP1)
Kanaal 2 Gelaagde toon (UP2)
Kanaal 3 Splitstoon (LOW1)
Kanaal 4 Gelaagde/splitstoon (LOW2)
Kanaal 5 Harmonisatietoon (HARM)
Kanaal 6 Automatisch begeleidingsakkoord deel 1
(CHD1)
Kanaal 7 Automatisch begeleidingsakkoord deel 2
(CHD2)
Kanaal 8 Automatisch begeleidingsakkoord deel 3
(CHD3)
Kanaal 9 Automatische begeleiding basdeel (BASS)
Kanaal 10 Automatische begeleiding ritmedeel
(DRUM)
Kanaal 11 Melodiegeheugenspoor 1 (TR1)
Kanaal 12 Melodiegeheugenspoor 2 (TR2)
Kanaal 13 Melodiegeheugenspoor 3 (TR3)
Kanaal 14 Melodiegeheugenspoor 4 (TR4)
Kanaal 15 Melodiegeheugenspoor 5 (TR5)
Kanaal 16 Melodiegeheugenspoor 6 (TR6)
Onderdeel
Zie pagina D-66 tot en met D-68 voor informatie aangaande gelaagde, splits- en gelaagde/splitstonen. Zie pagina D-53 voor informatie aangaande het melodiegeheugen.
OPMERKING
Gewoonlijk wordt toetsenbordspel toegewezen aan kanaal 1. Wanneer automatische begeleiding wordt gebruikt, wordt elk deel van de begeleiding toegewezen aan de kanalen 6 – 10.
Aan alle 16 kanalen wordt een muziekinstrumentdeel toegewezen wanneer dit keyboard gebruikt wordt als de klankbron voor een uitwendig aangesloten computer of een ander MIDI toestel. De noten die worden weergegeven via het kanaal dat geselecteerd was door bewerkingen onder In- en uitschakelen van kanalen hieronder, worden aangegeven op het aangegeven toetsenbord en in de notenbalk.
In- en uitschakelen van kanalen
Druk op de CHANNEL toetsen om kanalen afzonderlijk in en uit te schakelen. De indicators op de display tonen de huidige status van elk kanaal.
Kanaal aan Kanaal uit
Elke maal dat een CHANNEL toets ingedrukt wordt, schakelt het betreffende kanaal aan en uit.
De aan/uit status van elk kanaal bepaalt de aan/uit status van het corresponderende onderdeel voor het spelen op het toetsenbord en de weergave van de automatisch begeleiding en het melodiegeheugen.
Door van ritme te veranderen zullen de mixerinstellingen voor de kanalen 6 – 11 veranderen naar de default (= oorspronkelijke waarde) instellingen die toegekend zijn aan het nieuwe ritme. Deze instellingen veranderen ook naar de default voor het op dat moment geselecteerde ritmepatroon telkens wanneer u overschakelt tussen de intro-, normale, variatie-, fill-in, en eindpatronen.
OPMERKING
In deze gebruiksaanwijzing komt kanaalnummer overeen met de kanaalnummers die op het toetsenbord boven de CHANNEL toetsen aangegeven zijn.
De CHANNEL toetsnaam in de bovenstaande tabel correspondeert aan de tekst die aangegeven is op het toetsenbord onder de CHANNEL toetsen.
D-40
Page 43
Mixerfunctie
Gebruik van de parameterbewerkingsfunctie
Bewerken van de parameters voor de kanalen 1 tot en met 16
Met de parameterbewerkingsfunctie kunt u de instelling van tien verschillende parameters (inclusief toon, volume en balanspunt) veranderen bij het kanaal dat u instelde in het mixerscherm.
Veranderen van de parameters
1
Druk op de MIXER toets.
Hierdoor verschijnt de MIXER indicator in het display.
2
Druk op een CHANNEL toets (1 – 16) om een kanaal te selecteren.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om tussen
kanalen om te schakelen.
CHANNELMIXER
4
Verander de instelling van de parameter m.b.v. de cijfertoetsen of m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld: Verander de instelling naar 060”.
CURSOR
Cijfertoetsen
Number buttons
[+]/[–]
Vo l ume
Door indrukken van de MIXER of EXIT toets wordt de parameterbewerkingsfunctie verlaten.
Bewerken van DSP kanaalparameters
1
Druk op de CHANNEL (DSP) toets.
Hierdoor wordt het DSP kanaal geselecteerd.
Door op de [] CURSOR toets te drukken terwijl het
DSP kanaal is geselecteerd, wordt teruggegaan naar kanaal 16.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de parameter te selecteren waarvan u de instelling wilt veranderen.
Voorbeeld: Kies de volume-instelling door Volume in
Telkens bij indrukken van de [] of [] CURSOR toets
wordt naar de volgende van de parameters gegaan.
U kunt de [왗] en [] CURSOR toetsen gebruiken om
op elk moment van deze procedure naar een ander kanaal te veranderen.
Geeft een kanaalvolume-instelling aan van 127
de display te verkrijgen.
Vo l ume
D-41
Page 44
Mixerfunctie
Hoe parameters werken
Hieronder volgen de parameters waarvan de instellingen veranderd kunnen worden tijdens de parameterbewerkingsfunctie.
Toonparameters
Toon (Tone) (Bereik: 000 tot en met 903, trekstaaforgel tonen 000 tot en met 199)
Deze parameter stuurt de tonen die toegewezen zijn aan elk onderdeel. Telkens wanneer de toon zich op de display bevindt, kunt u de TONE toets indrukken of de DRAWBAR ORGAN toets en een andere toon selecteren, indien u dit wilt.
St .GrPno
Deel aan/uit (Part On/Off) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter kan gebruikt worden om elk deel in te schakelen (klinkt) en uit te schakelen (klinkt niet). De huidige aan/uit status van elk deel wordt aangegeven in de display zoals hieronder beschreven.
Channe l
Octaafverschuiving (Octave Shift) (Bereik: –2 tot en met 0 tot en met +2)
U kunt de octaafverschuiving gebruiken om het bereik van de toon omhoog of omlaag te verschuiven. Bij gebruik van de piccolo toon kan het voorkomen dat bijzonder hoge noten die u wilt spelen niet binnen het bereik van het toetsenbord vallen. In dit geval kunt u de octaafverschuiving gebruiken om het bereik van het toetsenbord één octaaf hoger te verschuiven.
Oc t Sh i f t
2 : Bereik twee octaven lager verschoven.1 : Bereik één octaaf lager verschoven.
0 : Geen verschuiving +1 : Bereik één octaaf hoger verschoven. +2 : Bereik twee octaven hoger verschoven.
Toonschaalparameters (Tuning)
U kunt deze parameters gebruiken om elk van de delen afzonderlijk te stemmen.
Grofweg stemmen (Coarse Tune) (Bereik: –24 tot en met 00 tot en met +24)
Deze parameter regelt de ruwe stemming van de toonhoogte van het ingestelde kanaal in eenheden van een halve toon.
Volume (Bereik: 000 tot en met 127)
Dit is de parameter die het volume regelt van het ingestelde kanaal.
Vo l ume
Stereopositie (Pan Pot) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze paramater regelt de panpot wat het middelpunt is tussen de linker- en rechterkanalen. Door 00 in te stellen wordt het midden gespecificeerd terwijl een waarde kleiner dan 00 het punt naar links beweegt en een waarde groter dan 00 het middelpunt naar rechts verplaatst.
Pan
C.Tune
Fijnstemmen (Fine Tune) (Bereik: –99 tot en met 00 tot en met +99)
Deze parameter regelt de fijnstemming van de toonhoogte van het ingestelde kanaal in eenheden van een cent.
F i neTune
D-42
Page 45
Effectparameters
De mixer laat u de effecten bedienen die uitgeoefend worden op elk apart deel waarin het verschilt van de effectfunctie waarvan de instellingen enkel toegepast worden op alle delen in het algemeen.
Nagalmzenden (Reverb Send) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel nagalm op een deel wordt uitgeoefend. Een instelling van 000 schakelt de nagalm uit terwijl een instelling van 127 maximale nagalm uitoefent.
•“Nagalmzenden werkt niet bij bepaalde drumklanken.
Mixerfunctie
DSP systeem nagalm zenden (DSP System Reverb Send) (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt hoeveel nagalm er op het DSP onderdeel wordt uitgeoefend.
D.RvbSnd
DSP system zweving zenden (DSP System Chorus Send) (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt hoeveel zweving er op het DSP onderdeel wordt uitgeoefend.
Rvb Send
Zwevingzenden (Chorus Send) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel zweving op een deel wordt uitgeoefend. Een instelling van 000 schakelt de zweving uit terwijl een instelling van 127 maximale zweving uitoefent.
Zwevingzenden (Chorus Send) werkt niet bij drumklanken.
Cho Send
DSP lijn (DSP Line) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
U kunt deze parameter gebruiken om de DSP lijn uit te schakelen voor een bepaald kanaal of om deze juist in te schakelen.
DSP L i n e
DSP deelparameters
DSP niveau (DSP Level) (bereik: 0 tot en met 127)
Stelt het post-DSP volume in.
D.ChoSnd
OPMERKING
Door veranderen van de instelling van toon, volume, stereopositie, ruwweg stemmen, fijnstemmen, nagalmzenden of zwevingzenden wordt de corresponderende MIDI boodschap afgegeven via de USB poort.
Veranderen van de tooninstellingen verandert de instellingen voor de toon, octaafverschuiving nagalmzenden, zwevingzenden en de DSP lijnparameter*. * Wanneer DSP uitgeschakeld is (zie de
op pagina D-29).
Door de DSP lijnparameter van de mixer (op deze pagina) in te schakelen worden de instellingen van het DSP stereo-positie effect, DSP systeem nagalm zenden, en DSP systeem zweving parameters gebruikt in plaats van de instellingen van de stereo-positieregeling, nagalm zenden en zweven zenden parameters.
OPMERKING
DSPL e v e l
DSP Pan (bereik: –64 tot en met 0 tot en met 63)
Stelt het post-DSP stereo pan effect in.
DSP Pa n
D-43
Page 46
Synthesizerfunctie
j
j
De synthesizerfunctie van dit keyboard voorziet in de gereedschappen voor het creëren van uw eigen originele tonen. Kies gewoonweg één van de ingebouwde tonen en verander de parameters ervan om uw eigen orginele geluid te creëren. U kunt de geluiden zelfs in het geheugen opslaan m.b.v dezelfde procedure die gebruikt wordt voor het instellen van een voorkeuzetoon.
Synthesizerfuncties
Het volgende beschrijft hoe elk van de functie gebruikt worden die verkrijgbaar zijn tijdens de synthesizerfunctie.
Synthesizerfunctie parameters
De voorkeuzetonen die bij dit keyboard ingebouwd zijn, bestaan uit een aantal parameters. Om een gebruikerstoon te creëren, dient u eerst een geavanceerde toon (000 tot en met
399) of een voorkeuzetoon (400 tot en met 599) op te roepen en vervolgens de bijbehorende parameters veranderen naar uw eigen toon. Merk op dat de drumsettonen (600 tot en met
619) niet gebruikt kunnen worden als de basis van een gebruikerstoon. De afbeelding op deze pagina toont de parameters die de voorkeuzetonen vormen en wat elke parameter doet. Zoals in de afbeelding te zien is, kunnen parameters in vier groepen worden verdeeld die hieronder elk in detail worden beschreven.
(1) Toon karakteristieke golfvorm
Tooninstelling
Specificeert welk van de voorkeuzetonen gebruikt dient te worden als de originele toon.
(2) Volume karakteristieke parameters
Deze parameters sturen hoe de toon verandert tegen de tijd vanaf het punt dat de klaviertoets aangeslagen werd tot het moment dat de toon wegsterft. U kunt de veranderingen in volume- en geluidskarakteristieken specificeren.
Aanslagtijd
Dit is de snelheid of de tijd die nodig is voor de toon om het hoogste volumeniveau te bereiken. U kunt een hoge snelheid specificeren waarbij de toon het maximale volumeniveau onmiddellijk bereikt of een langzame snelheid waarbij het volume langzaam stijgt of iets er tussen in.
Loslaattijd
Dit is de mate van of tijd die nodig is voor het toonvolume om terug te vallen naar nul. U kunt een loslaattijd specificeren voor een plotselinge daling in het volume naar nul of een tijd zodat het volume geleidelijk naar nul daalt.
Volumekarakteristieke parameters
Aanslagtijd
LoslaattijdAfsnijfrequentieResonantie
Toonhoogteparameters van de toon
Toonkarakteristieke golfvormparameter
Tooninstelling
Vibratotype
VibratovertragingVibratosnelheidVibratodiepteOctaafverschuiving
Toonkarakteristieke instelparameters
Niveau
ToetsgevoeligheidNagalmzendenZwevingzendenDSP lijnDSP TypeDSP parameter
Weergave
OPMERKING
Merk op dat de toon waarvan u de parameter kunt bewerken toegewezen is aan het kanaal (1 tot en met
4) dat op het moment geselecteerd is met de Synthesizerfunctie.
Curve
Noot eindigt
Tijd
A R
Toets ingedrukt
A: Aanslagtijd R: Loslaatti
Afsnijfrequentie
d
Toets losgelaten
De afsnijfrequentie is een parameter voor het bijstellen van de klankkleur door alle frequenties af te snijden die hoger zijn dan een bepaalde frequentie. Een hogere afsnijfrequentie produceert een helderder (hardere) klankkleur terwijl een lagere frequentie een donkerder (zachtere) klankkleur produceert.
Niveau
Frequentie
Afsni
frequentie
D-44
Page 47
Resonantie
De resonantie versterkt de harmonische componenten in de buurt van de afsnijfrequentie hetgeen een apart geluid teweegbrengt. Een grotere resonantiewaarde versterkt het geluid zoals aangegeven in de afbeelding.
Niveau
Synthesizerfunctie
Afsnijfrequentie
Kleine waarde
Resonantie
Frequentie
Grote waarde
OPMERKING
Bij bepaalde tonen kan een grote resonantiewaarde vervorming of ruis veroorzaken tijdens het aanslaggedeelte van de toon.
(3) Toonhoogteparameters voor de toon
Vibratotype, vibratovertraging, vibratosnelheid, vibratodiepte
Deze parameters stellen het vibrato effect bij hetgeen periodieke veranderingen te veroorzaken bij de toon.
Octaafverschuiving
Deze parameter stuurt de octaaf van alle tonen.
(4) Toon karakteristieke instelparameters
Niveau
Deze parameter stuurt het algehele volume van de toon.
Aanslaggevoeligheid
Deze parameter regelt veranderingen in het volume en de klankkleur naar gelang de relatieve hoeveelheid druk die wordt uitgeoefend op de klaviertoetsen. U kunt meer volume specificeren voor een sterkere druk en minder volume voor een lichtere druk of u kunt hetzelfde volume specificeren ongeacht hoeveel druk wordt uitgeoefend op de toetsen.
Nagalmzenden, zwevingszenden, DSP lijn, DSP Type, DSP parameter
Deze parameters sturen de effecten die uitgeoefend worden op de tonen.
D-45
Page 48
Synthesizerfunctie
Opslaan van eigen tonen
De groep toonnummers van 700 tot en met 799 (gebruikerstoonnummers 001 tot en met gebruikerstoonnummers 100) wordt het gebruikersgebied genoemd omdat ze gereserveerd zijn voor het opslaan van gebruikerstonen. Nadat u een voorkeuzetoon opgeroepen heeft en de bijbehorende parameters vervangen heeft om uw eigen gebruikerstoon te creëren kunt u deze opslaan in het gebruikersgebied voor later oproepen. U kunt uw tonen oproepen op precies dezelfde wijze als via de procedure die u gebruikt voor het selecteren van een voorkeuzetoon.
Nummer Toontype
Standaardtonen
000-399 Geavanceerde tonen
400-599 Voorkeuzetonen
600-619 Drumsets Selecteren brontoon Bewerken parameter
700-799 Gebruikerstonen*1
700-799 Gebruikersgebied
800-819 Gebruikerstonen met golven*2
900-903 Gebruikers drumsets met golven*3
Trekstaaforgeltonen
000-049 Voorkeuzetonen
100-199 Gebruikerstonen*4
Opslaan als origineel
*1: U kunt elke gewenste geavanceerde toon, voorkeuzetoon of gebruikerstoon selecteren. De gebruikerstoongebieden 700 tot en
met 799 bevatten aanvankelijk dezelfde data als de geavanceerde tonen 000 tot en met 099.
*2: Gebied waar data wordt opgeslagen die vanaf een computer gestuurd is (Zie “Internet Data Expansion System op pagina D-
82). Na het oversturen kunt u het keyboard gebruiken om parameters te bewerken maar u kunt bestaande parameters ook wissen en vervangen. U kunt de data niet opslaan bij een ander toonnummer.
*3: Gebied waar vanaf een computer gestuurde data opgeslagen wordt (zie “Internet Data Expansion System op pagina D-82).
Het is enkel toegestaan om data te sturen terwijl het bewerken van parameters niet is toegestaan.
*4: Gebruikerstonen die gecreëerd worden door het aanpassen van parameters van één van de voorkeuzetonen (000 tot en met
049). De gebruikers trekstaaforgelgebieden bevatten aanvankelijk twee setten van dezelfde data als de trekstaaforgeltonen van de types 000 tot en met 049.
OPMERKING
U kunt een originele toon creëren m.b.v. een gebruikerstoon die een golfvorm (toonnummer 800 tot en met 819) bevat. In dit geval is het opslaggebied hetzelfde als het brontoongebied. Als bijvoorbeeld een originele toon gecreëerd wordt m.b.v. toonnummer 800 als een brontoon, wordt deze opgeslagen in gebruikersgebiednummer 800.
D-46
Page 49
Synthesizerfunctie
WK-3300
MODULATION toetsindicator
MODULATION button lamp
SYNTH
Creëren van een gebruikerstoon
Gebruik de volgende procedure om een voorkeuzetoon te selecteren en de parameters te veranderen om een gebruikerstoon te creëren.
1
Kies eerst de voorkeuzetoon die als basis gaat dienen voor de eigen toon.
2
Druk op de SYNTH toets.
Hierdoor verschijnt de SYNTH indicator in het display.
Parameterinstelwaarde
Huidige ingestelde parameter
Atk Time
CURSOR
Number
Cijfertoetsen
buttons
[+]/[–]
OPMERKING
Zie In het geheugen opslaan van een gebruikerstoon op pagina D-50 voor details aangaande het opslaan van gebruikerstoondata in het geheugen zodat deze niet wordt uitgewist.
Parameters en hun instellingen
Het volgende omschrijft de functie van elke parameter en geeft het bijbehorende instelbereik.
Aanslagtijd (Attack Time) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd die het kost voordat de toon klinkt nadat een klaviertoets wordt aangeslagen.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
V i bDe l a
Telkens bij indrukken van de [] of [] CURSOR toets
wordt doorgegaan naar de volgende parameter. Zie Parameters en hun instellingen op deze pagina voor informatie over het instelbereik van elke parameter.
4
De instelling van de momenteel ingestelde parameter kan m.b.v. de [+] en [–] toetsen veranderd worden.
U kunt ook de cijfertoetsen gebruiken om een waarde in te voeren om zo de instelling van een parameter te veranderen. Zie Parameters en hun instellingen op deze pagina voor informatie over het instelbereik van elke parameter.
5
Druk nadat u klaar bent met het bewerken van het geluid op de SYNTH toets om de synthesizerfunctie te verlaten.
y
Atk Time
Loslaattijd (Release Time) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd dat de toon blijft aanhouden nadat een klaviertoets wordt losgelaten.
Re l . T i me
Afsnijfrequentie (Cutoff Frequency) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Hoogfrequentieband afsnijpunt voor de harmonische componenten van de toon
C-o f fFr
Resonantie (Resonance) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Resonantie van de toon
Resonan
q
.
D-47
Page 50
Synthesizerfunctie
Modulatietoewijzing (Molulation Assign) (bereik: *)
De modulatietoewijzingsparamater specificeert welke parameters beïnvloed moeten worden wanneer u de modulatiefunctie van het keyboard gebruikt. Selecteer oFF (uit) voor parameters die u niet wilt laten beïnvloeden door de modulatiefunctie.
Modulatiediepte (Modulation Depth) (bereik: 0 – 127) (alleen bij model WK-3300)
Bij model WK-3300 stuurt deze parameter de modulatiewaarde wanneer de MODULATION toets wordt ingedrukt. Hoe de MODULATION toets functioneert hangt af van de modulatietoewijzingsinstelling zoals hieronder beschreven.
Modulat.
*
Waarde Betekenis
oFF
dp0
dp1
dp2
dp3
dp4
dp5
dp6
dp7
OPMERKING
De betreffende instelling wordt genegeerd wanneer de
Uit
vib
Controleverandering 01h (modulatie)
Controleverandering 16 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 0.)
Controleverandering 17 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 1.)
Controleverandering 18 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 2.)
Controleverandering 19 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 3.)
Controleverandering 80 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 4.)
Controleverandering 81 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 5.)
Controleverandering 82 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 6.)
Controleverandering 83 (Gewoonlijk toegewezen aan DSP parameter 7.)
toon als een gelaagde toon of een splitstoon gebruikt wordt, indien de modulatietoewijzingsinstelling van een toon een instelling heeft van dp0 – dp7. DSP parametereffecten worden enkel op de hoofdtoon uitgeoefend.
Als deze instelling geselecteerd is voor modulatietoewijzing:
vib
dp0 - dp7
MODULATION toetsindicator
De MODULATION toetsindicator gaat branden wanneer de huidige modulatiediepte op de grootst mogelijke stand staat. Dit kan gebeuren op het moment dat de MODULATION toets ingedrukt wordt of juist wanneer de toets losgelaten wordt afhankelijk van de huidige instelling van de modulatiediepteparameter en de oorspronkelijke default modulatiedieptewaarde van de toon die u op het moment gebruikt.
Modulatie wordt uitgeoefend op deze wijze:
Modulatie wordt uitgeoefend op de diepte die gespecificeerd is door de waarde toegewezen aan de modulatiediepteparameter zolang de MODULATION toets ingedrukt gehouden wordt. Door de MODULATION toets los te laten keert de modulatiewaarde terug naar de oorspronkelijke default waarde voor de gebruikte toon.
Telkens bij indrukken van de MODULATION toets wordt de modulatie heen en weer geschakeld tussen de waarde die toegewezen is aan de modulatiediepteparameter en de modulatiewaarde terug naar de oorspronkelijke default waarde voor de gebruikte toon.
ModDe t h
p
D-48
Page 51
Vibrato golfvorm (Vibrato Waveform) (Bereik: Zie hieronder.)
Specificeert de vibrato golfvorm.
y
Vib.T
Waarde Betekenis Golfvorm
Sin Sinusgolf
tri Driehoekgolf
SAU Zaagtandgolf
Sqr Blokgolf
Vibratovertraging (Vibrato Delay) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Specificeert de hoeveelheid tijd voordat vibrato begint.
V i bDe l a
p
e
y
Synthesizerfunctie
Toetsgevoeligheid (Touch Sensitivity) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze parameter regelt het volume van de toonin overeenkomst met de druk die wordt uitgeoefend op de klaviertoetsen. Een grotere positieve waarde verhoogt het volume van het afgegeven signaal als de druk verhoogd wordt terwijl een negatieve waarde het volume verlaagd bij meer druk op de klaviertoetsen. Nul als instelling betekent dat er geen verandering in het afgegeven volume plaatsvindt terwijl de druk op de klaviertoetsen wel degelijk anders kan zijn.
TchSe ens
Nagalmzenden (Reverb Send) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de nagalm bij.
Rvb Send
Zwevingzenden (Chorus Send) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de zweving bij.
Vibratosnelheid (Vibrato Rate) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Snelheid van het vibrato effect
Vib.R eat
Vibratodiepte (Vibrato Depth) (Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Diepte van het vibrato effect
VibD te
Octaafverschuiving (Octave Shift) (Bereik: –2 tot en met 0 tot en met +2)
Omhoog/omlaag octaafverschuiving
p
h
Oc t Sh i f t
Niveau (Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het algehele volume van de toon. Hoe groter de waarde, des te luider het volume. Het instellen van nul als het niveau houdt in dat de toon in het geheel niet te horen zal zijn.
Cho Send
DSP lijn (DSP Line) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter regelt of het DSP effect gebruikt wordt of niet.
DSP L i n e
Leve l
D-49
Page 52
Synthesizerfunctie
DSP instellingen
Gebruik het DSP bewerkingsscherm om het DSP type te selecteren en parameters te bewerken.
1
Selecteer een toon, druk op de SYNTH toets en configureer vervolgens de parameterinstellingen.
2
Druk nadat u alles naar wens heeft eenmaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt doorgegaan naar het DSP parameter bewerkingsscherm.
Door op de [왖] CURSOR toets te drukken wordt teruggekeerd naar het synthesizerfunctie parameterscherm.
Deze instelling specificeert DSP parameters. Zie DSP parameters op pagina D-28, zie de afzonderlijke E en het “algorythmlist_d.pdf bestand in de Dutch map op de CD-ROM die met het keyboard meegeleverd wordt.
OPMERKING
Slaat u een originele toon op met de DSP lijn ingeschakeld (pagina D-50), dan zal bij gewoonweg oproepen de toon automatisch de DSP lijn, het DSP type en de DSP parameterinstellingen veranderen. Dit vereenvoudigt het oproepen van de originele tonen die een DSP effect bevatten.
Appendix
Gebruikerstoon benoemen en in het geheugen opslaan
1
Stel een voorkeuzetoon in voor gebruik als basis van de gebruikerstoon, druk op de SYNTH toets om de synthesizerfunctie in te schakelen en maak de gewenste parameterinstelling.
2
Druk na het maken van de parameterinstellingen om de gebruikerstoon te creëren tweemaal op de [] CURSOR toets.
3
Verander het toonnummer voor het gebruikersgebied in het display m.b.v. de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen totdat dat nummer aangegeven wordt waaronder u de getoonde toon wilt opslaan.
U kunt elk gewenst toonnummer van 700 tot en met 799 selecteren.
• WK-3300/WK-3800
Knippert Brandt
• WK-8000
Hints voor het aanmaken van een eigen toon
De volgende hints zijn handig advies om het aanmaken van eigen tonen een stukje sneller en makkelijker onder de knie te krijgen. Gebruik een voorkeuzetoon die lijkt op de toon die u wilt maken. Wanneer u al een idee heeft van wat voor soort toon u wilt proberen te maken is het altijd handig om te beginnen met een erop lijkende voorkeuzetoon.
Experimenteer met verschillende instellingen.
Er zijn geen echte regels hoe een toon er uit moet zien. Laat uw verbeelding de vrije loop en experimenteer een beetje met de verschillende combinaties. U zult verbaasd zijn over wat u kunt bereiken.
In het geheugen opslaan van een gebruikerstoon
De volgende procedure toont hoe een gebruikerstoon opgeslagen wordt in het geheugen. Als een toon eenmaal opgeslagen is, kunt u hem oproepen precies zoals u dat doet met een voorkeuzetoon.
4
Nadat de toonnaam naar wens ingesteld is drukt u op de [] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door letters te bladeren bij de huidige cursorlocatie.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-94 voor informatie aangaande het invoeren van tekst.
5
Druk op de [] CURSOR toets om de gebruikerstoon op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
De boodschap Complete (voltooid) verschijnt kortstondig in de display, gevolgd door het toon- of ritmeselectiescherm.
Druk om het opslaan op elk gewenst moment te onderbreken op de SYNTH toets of op de EXIT toets om de synthesizerfunctie te verlaten. Door nogmaals op de SYNTH toets te drukken (voordat een andere toon wordt geselecteerd) wordt teruggekeerd naar de synthesizerfunctie terwijl al uw parameterinstellingen nog steeds op hun plaats staan.
D-50
Page 53
Registratiegeheugen
Karakteristieken van het registratiegeheugen
Het registratiegeheugen laat u maximaal 32 keyboard instellingen opslaan (4 instellingen × 8 banken) voor onmiddellijk oproepen wanneer u ze nodig heeft. Hierdoor volgt een lijst van instellingen die in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
Instellingen van het registratiegeheugen
To on
Ritme
Tempo
Laag aan/uit
Splitsen aan/uit
Splitspunt
Automatische harmonisatie aan/uit
Mixerinstellingen (kanaal 1 tot en met 10)
Effectinstellingen
Aanslagvolume-instellingen
Toewijsbare aansluitinginstelling
Transponeren
Stemmen
Begeleidingsvolume instelling
Toonhoogtebereik
Automatisch harmonisatietype
Instelling van de MODE toets
Synchronische standby toestand
Mixer Hold (mixer aanhouden)
DSP Hold (DSP aanhouden)
Synthesizerfunctie parameters (alleen modulatietoewijzing,
modulatiediepte, vibratogolfvorm, vibratovertraging, vibratosnelheid, verbratodiepte)
OPMERKING
Elke bank van het registratiegeheugen bevat aanvankelijk data wanneer u het keyboard voor de eerste maal in gebruik neemt. Vervang de bestaande data gewoonweg door uw eigen data.
Registratiegeheugenfuncties kunnen niet worden gebruikt terwijl u de SMF speler-, de melodiegeheugen­of de demonstratiemelodiefunctie gebruikt.
Registratiegeheugenfuncties worden ook uitgeschakeld wanneer u de floppy diskdrive (alleen bij model WK-3800) of de kaartgleuf (pagina D-83) gebruikt.
Namen voor opstellingen
U kunt instellingen toewijzen aan één van 32 gebieden, die u kunt selecteren m.b.v. de BANK toetsen 1 tot en met 4 en de vier REGISTRATION toetsen. De gebiedsnamen lopen van 1-1 tot en met 8-4 zoals hieronder getoond.
21
123
1-1BANK 1 1-2 1-3 1-4
2-1BANK 2 2-2 2-3
3-1BANK 3 3-2
4-1BANK 4 4-2 4-3 4-4
5-1BANK 5 5-2
6-1BANK 6 6-2 6-3 6-4
7-1BANK 7 7-2 7-3
8-1BANK 8 8-2 8-3 8-4
1 Gebruik de BANK toets om de bank te selecteren. Telkens
bij indrukken van de BANK toets wordt naar het volgende banknummer in de cyclus van 1 tot en met 8 gegaan.
2 Door indrukken van één van de REGISTRATION toetsen
(1 tot en met 4) wordt het corresponderende gebied geselecteerd bij de op het moment geselecteerde bank.
3-3
5-3
OPMERKING
Telkens wanneer u een opstelling opslaat en een opstelnaam toewijst, wordt eventueel eerdere aan die naam toegewezen data vervangen door de nieuwe data.
U kunt de USB mogelijkheden van het keyboard gebruiken om uw insteldata op te slaan bij een computer of naar een ander extern opslagmedium. Zie Internet Data Expansion System op pagina D-82 voor details.
U kunt insteldata opslaan naar externe media indien u dat wenst. Zie Opslaan van Data op pagina D-83 voor nadere informatie.
4
2-4
3-4
5-4
7-4
D-51
Page 54
Registratiegeheugen
BANK
Number buttons
Cijfertoetsen
STOREREGISTRATION
Vastleggen van een opstelling in het registratiegeheugen
1
Stel een toon en ritme in en maak de opstelling van het keyboard precies zoals u dat wilt.
Zie Instellingen van het registratiegeheugen op pagina D-51 voor details over welke data in het registratiegeheugen wordt opgeslagen.
2
Gebruik de BANK toets of de cijfertoetsen om de gewenste bank te selecteren.
De display keert terug naar de inhoud in stap 1 hierboven als u binnen ongeveer 5 seconden na indrukken van de BANK toets geen verdere bediening uitvoert.
Bank 1 is ingesteld.
Bank
3
Druk op een REGISTRATION toets (1 tot en met 4) terwijl u de STORE toets ingedrukt houdt.
De volgende aanduiding verschijnt als u op de 2 toets drukt.
Store
Oproepen van een opstelling van het registratiegeheugen
1
Gebruik de BANK toets of de cijfertoetsen om de bank te selecteren.
De display wist het oproepscherm van het registratiegeheugen automatisch als u binnen ongeveer vijf seconden na indrukken van de BANK toets geen verdere bediening uitvoert.
Bank
2
Druk op de REGISTRATION toets (1 tot en met 4) of cijfertoetsen voor het gebied waarvan u de instelling wilt oproepen.
Reca l l
De naam van de opstelling verschijnt samen met de boodschap Recall (oproepen) in de display.
OPMERKING
Wanneer u op een REGISTRATION toets drukt zonder de BANK toets te gebruiken om eerst een bank in te stellen, wordt het laatst ingestelde banknummer gebruikt.
4
Laat de STORE en REGISTRATION toetsen los.
OPMERKING
De opstelling wordt opgeslagen zodra u een REGISTRATION toets indrukt in stap 3 hierboven.
D-52
Page 55
Melodiegeheugenfunctie
Dit keyboard staat u toe om vijf verschillende melodieën op te nemen in het melodiegeheugen voor latere weergave. Er zijn twee methoden die u kunt gebruiken voor het opnemen van een melodie: real-time opnemen waarbij u de noten opneemt zoals u ze op het toetsenbord aanslaat en stapopname waarbij u akkoorden en noten stuk voor stuk invoert.
OPMERKING
Lagen en splitsing kunnen niet worden gebruikt tijdens standby voor opname of tijdens het opnemen met de melodiegeheugenfunctie. Daarnaast worden lagen en splitsing automatisch uitgeschakeld wanneer de opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld of de opname wordt gestart.
Sporen
Het melodiegeheugen van het keyboard neemt op en speelt af op ongeveer dezelfde wijze als een gewone bandrecorder. Er zijn in het totaal zes sporen die elk onafhankelijk kunnen worden opgenomen. Naast noten heeft elk spoor ook een eigen toonnummer. Dan wanneer u de sporen tegelijkertijd afspeelt, klinkt het alsof een volledige band met zes leden aan het spelen is. Tijdens het spelen kunt u het tempo bijstellen om de snelheid van de weergave te veranderen.
Instellen van een spoor
Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen die gemarkeerd zijn als CHORD/TR1 tot en met TR6 om het gewenste spoor in te stellen.
Melodiegeheugen spoortoetsen
Spoor 4
Spoor 2
Spoor 1 Spoor 5
Spoor 3
Spoor 6
Basis melodiegeheugenbediening
De status van het melodiegeheugen verandert telkens wanneer u op de SONG MEMORY toets drukt.
Weergave
Play
Begin Einde
Spoor 1
Spoor 2
Spoor 3
Spoor 4
Spoor 5
Spoor 6
Automatische begeleiding (ritme,
bas, akkoord 1/2/3), toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Toetsenbordspel
Melodiedata opgenomen op het spoor.
OPMERKING
Bij dit keyboard is spoor 1 het basisspoor dat gebruikt kan worden om spelen op het toetsenbord op te nemen samen met de automatische begeleiding. De sporen 2 – 6 kunnen worden gebruikt voor toetsenbordspel zodat ze melodiesporen worden genoemd. De sporen 2 - 6 worden gebruikt om andere delen toe te voegen aan wat er opgenomen wordt bij spoor 1.
Merk op dat elk spoor onafhankelijk is van de andere. Dit betekent dat zelfs als u een vergissing maakt bij het opnemen, u alleen dat spoor opnieuw hoeft op te nemen waar de vergissing werd begaan.
U kunt verschillende mixerinstellingen gebruiken voor elk spoor (pagina D-40).
Real-time opname
Rec o r d
Stapopname
Step Rec
Normaal
Knippert
Brandt
D-53
Page 56
Melodiegeheugenfunctie
SONG MEMORY
INTRO/ENDING 1/2
VARIATION/FILL-IN 1/2
START/STOP
SYNCHRO/FILL-IN NEXT
Gebruik van real-time opname
Bij real-time opname worden de noten opgenomen zoals en op het moment dat u ze speelt op het toetsenbord.
Opnemen m.b.v. real-time opname
1
Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om real-time opnamestandby in te schakelen.
Voer stap 2 hieronder uit binnen vijf seconden nadat de opnamestandby is ingeschakeld.
De niveaumeters voor de sporen 11 tot en met 16 worden in de display getoond terwijl de opnamestandbyfunctie ingeschakeld is bij het keyboard, zodat u makkelijk kunt checken welke sporen reeds opgenomen zijn. Zie Niveaumeterinhoud tijdens opname-/ bewerkingsstandby op pagina D-61 voor details.
2
Gebruik de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Melodienummer
Record
CURSOR
Number buttons
Cijfertoetsen
[+]/[–]
SONG MEMORY TRACK
4
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
YES/NO
starten.
Bj het aanvangen van de opname gaat de REC indicator knipperen in de display. Na enkele ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft dan non-stop branden in de display.
Real-time opname begint zonder ritme. Druk op de INTRO/ENDING 1/2 toets of op de VARIATION/ FILL-IN 1/2 toets als u wilt opnemen met een ritme.
5
Speel iets op het toetsenbord.
U kunt ook automatische begeleidingsakkoorden
opnemen door de van toepassing zijnde functie te selecteren met de MODE toets
Optionele bediening van de pedalen, toonhoogte en modulatie worden ook opgenomen. Zie Spoor 1 inhoud na real-time opname op de volgende pagina.
6
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te
.
beëindigen als u klaar bent spelen.
Mocht u tijdens het opnemen een foutje maken, kunt u het opnemen weer opnieuw beginnen vanaf stap 1 of u kunt de montagefunctie (pagina D-62) gebruiken om correcties aan te brengen.
OPMERKING
Door met real-time opname een spoor op te nemen waarop reeds opgenomen was wordt de vorige opname door de nieuwe vervangen.
Het bovenstaande melodienummerscherm blijft in de display voor ca. vijf seconden. Als het scherm verdwijnt voordat u de kans had om een melodienummer te selecteren, gebruik dan de [왔] CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen.
3
Voer de volgende instellingen uit.
Toonnummer
Ritmenummer
Tempo
MODE toets
D-54
Page 57
Melodiegeheugenfunctie
Spoor 1 inhoud na real-time opname
Naast keyboardnoten en begeleidingsakkoorden worden tevens de volgende data opgenomen op Spoor 1 tijdens real­time opname. Deze data worden toegepast wanneer Spoor 1 weergegeven wordt.
Toonnummer
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets
Pedaalbediening (optie)
De volgende data wordt opgenomen als kopdata telkens wanneer u de opname van een spoor start.
Mixerinstellingen van andere sporen
Effecttype
Begeleidingsvolume
Nagalmniveau
Akkoordniveau
DSP aanhouden aan/uit
Mixer aanhouden aan/uit
Bediening van de toonhoogtedraairegelaar
Bediening van de modulatietoets
(model WK-3800/WK-8000)
Bediening van de modulatietoets (model WK-3300)
Toonhoogtebuigbereik
Instellingen bij de mixerfunctie
De mixerparameters op kanaal 1 (pagina D-40) worden automatisch opgenomen op spoor 1. U kunt elke parameter m.b.v. de mixer veranderen.
Geheugencapaciteit
Het keyboard heeft geheugen voor ongeveer 10.000 noten.
Het maatnummer en het nootnummer knipperen in de display telkens wanneer het geheugen plaats heeft voor minder dan 100 noten.
Het opnemen stopt automatisch (en automatische begeleiding en ritme stoppen met weergave als ze niet worden gebruikt) wanneer het geheugen vol raakt.
Aanvankelijk is er niets opgeslagen in het melodiegeheugen.
Opslag van geheugendata
Bij het maken van een nieuwe opname wordt eventueel eerdere opgenomen data uit het geheugen gewist.
Tijdens het maken van een opname gaat de inhoud van het op te nemen spoor verloren als het keyboard op dat moment wordt uitgeschakeld.
U kunt geheugendata opslaan naar externe media indien u dat wenst. Zie Opslaan van Data op pagina D-83 voor nadere informatie.
Vergeet niet dat u de geheugeninhoud van dit keyboard ook in massa kunt overladen naar een computer met de procedure “Internet Data Expansion System” op pagina D-
82.
Spoor 1 real-time opnamevariaties
Hieronder wordt een aantal variaties beschreven die u kunt gebruiken bij opnemen naar Spoor 1 m.b.v. real-time opname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de procedure Opnemen m.b.v. real-time opname op pagina D-54.
Beginnen met opnemen met synchrostart
Druk in plaats van stap 4 op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets. De automatische-begeleiding en de opname zullen beide starten wanneer u een akkoord speelt op het begeleidingstoetsenbord.
Opnemen m.b.v. intro, eindigen en fill-in
Tijdens het opnemen kunnen de INTRO/ENDING 1/2, SYNCHRO/FILL-IN NEXT en VARIATION/FILL-IN 1/2 toetsen (pagina D-36 en D-37) alle gebruikt worden zoals gewoonlijk.
Om automatische begeleiding tegelijkertijd (synchro) te laten beginnen met een intropatroon
Druk in plaats van stap 4 op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets en vervolgens op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ ENDING 2 toets. De automatische begeleiding start samen met het introductiepatroon wanneer u een akkoord speelt op het begeleidingstoetsenbord.
Om automatische weergave te beginnen halverwege een opname
Druk in plaats van stap 4 op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets en speel dan iets op het melodietoetsenbord om het opnemen te starten zonder automatische begeleiding. Speel een akkoord op het begeleidingstoetsenbord wanneer u het punt bereikt waarop u de begeleiding wilt laten starten om op die manier de automatische begeleiding te starten.
D-55
Page 58
Melodiegeheugenfunctie
Weergeven van het melodiegeheugen
Nadat u sporen opgenomen heeft bij het geheugen kunt u ze weergegeven om te horen hoe ze klinken.
Van het melodiegeheugen weergeven
1
Gebruik de SONG MEMORY toets om de weergavestandbyfunctie in te schakelen en gebruik dan de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
WeergavestandbyMelodienummer
Pla
Het bovenstaande melodienummerscherm blijft gedurende ongeveer vijf seconden in de display. Als het scherm verdwijnt voordat u de kans had om een melodienummer te selecteren, gebruik dan de [왔] CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen.
2
Druk op de START/STOP toets om de melodie weer te geven die u ingesteld heeft.
U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het weergavetempo bij te regelen.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de weergave te stoppen.
y
Opnemen van de melodie en akkoorden met stapopname
Met stapopname kunt u automatische begeleidings akkoorden en -noten opnemen en zelfs noten stuk voor stuk instellen. Zelfs diegenen die het moeilijk vinden mee te spelen met automatische begeleiding kunnen automatische begeleidingen zelf creëren, gebaseerd op hun eigen originele akkoordprogressies. Hieronder volgt het type data dat op de sporen 1 - 6 kan worden opgenomen.
Spoor 1: Akkoorden en automatische begeleiding Sporen 2 – 6: Drummen
Neem bij stapopname eerst de akkoorden en automatische begeleiding op in spoor 1. Neem vervolgens de melodie op de sporen 2 - 6 op.
OPMERKING
Gebruik de procedure onder Om de sporen 2 en 6 op te nemen m.b.v. stapopname op pagina D-60 voor details hoe u op de sporen 2 – 6 kunt opnemen.
OPMERKING
U kunt meespelen op het toetsenbord en lagen (pagina D-66) en splitsing (pagina D-67) gebruiken tijdens de weergave.
Als de START/STOP toets wordt ingedrukt om weergave te starten van het melodiegeheugen, dan begint de weergave altijd vanaf het begin van de melodie.
Het gehele toetsenbord fungeert als een melodietoetsenbord, ongeacht de instelling van de MODE toets.
Uitschakelen van een bepaald spoor
Druk op de SONG MEMORY TRACK toetsen van het spoor dat u wilt uitschakelen of gebruik de mixer (pagina D-40) om het kanaal van het spoor uit te schakelen.
D-56
Page 59
Opnemen van akkoorden met stapopname
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de opnamestandbyfunctie in te schakelen, en gebruik dan de cijfertoetsen om het melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Step Rec
2
Voer de volgende instellingen uit.
Ritmenummer
MODE toets
3
Om spoor 1 in te stellen, druk op de CHORD/TR1 toets die één van de SONG MEMORY TRACK toetsen is.
Bij het aanvangen van de opname gaat de REC indicator knipperen in de display. Na enkele ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft dan non-stop branden in de display.
4
Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
5
Speel een akkoord.
Gebruik de akkoordspeelmethode die gespecificeerd wordt door de huidige MODE instelling (FINGERED, CASIO CHORD, etc.).
Wanneer de MODE toets ingesteld staat op normaal (Normal) specificeer dan het grondtooninvoertoetsenbord en het akkoordtype invoertoetsenbord. Zie Instellen van akkoorden tijdens de normale functie op pagina D-58 voor details
.
Cho r d
Akkoordnaam
* 96 klokken = 1 maat
Huidige maat, maatslag en klok op huidige plaats*
Knippert
Melodiegeheugenfunctie
7
Druk na voltooien van de opname op de START/ STOP toets.
Hierdoor wordt weergavestandby ingevoerd voor de melodie die u zojuist heeft opgenomen.
Druk op de START/STOP toets om de melodie op dat moment weer te geven.
OPMERKING
Volg de procedure bij Corrigeren van fouten tijdens stapopname op pagina D-61 voor het corrigeren van invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 3 in de bovenstaande procedure. Dit plaatst het startpunt voor stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste maatslag onmiddellijk volgend op de eerder opgenomen data.
Invoeren van 0 als akkoordlengte in stappen 5 en 6 van de bovenstaande procedure geeft een rustpauze aan maar deze rustpauze komt verder niet naar voren in de begeleidingsinhoud wanneer de begeleiding gespeeld wordt.
Inhoud van spoor 1 na stapopname
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen op spoor 1 tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast telkens bij weergave van spoor 1.
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
OPMERKING
U kunt ook de cijfertoetsen 1 tot en met 7, en toets 9 gebruiken om de toetsloslaattiming te specificeren voor de VARIATION/FILL-IN 1, VARIATION/FILL-IN 2 en SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen. Zie Instellen van de nootlengte op pagina D-59 voor nadere informatie. Door de loslaattiming te specificeren wordt gespecificeerd dat de betreffende toets ingedrukt blijft voor een bepaalde tijdsduur. Als u geen loslaattiming specificeert, wordt het aangenomen dat de toets aangeslagen en meteen weer losgelaten wordt.
6
Voer de lengte van het akkoord in (hoe lang hij gespeeld dient te worden totdat het volgende akkoord wordt gespeeld).
Stel de lengte van het akkoord in met de cijfertoetsen. Zie Instellen van de nootlengte op pagina D-59 voor details.
Het ingestelde akkoord en de lengte worden in het geheugen opgeslagen en het keyboard staat klaar voor invoer van het volgende akkoord.
Herhaal de stappen 5 en 6 voor het invoeren van meer akkoorden.
D-57
Page 60
Melodiegeheugenfunctie
Instellen van akkoorden tijdens de normale functie
Wanneer de MODE toets ingesteld staat op normaal (Normal) tijdens stapopname kunt u akkoorden specificeren m.b.v. een methode die verschilt van CASIO CHORD en Fingered vingerzettingen. Deze akkoordspecificatiemethode kan gebruikt worden om 18 verschillende akkoordtypes in te voeren terwijl toch maar twee klaviertoetsen worden gebruikt, zodat u dus akkoorden kunt specificeren ook als u niet weet hoe ze eigenlijk gespeeld moeten worden.
WK-3300/WK-3800
Invoertoetsen voor
grondtonen
WK-8000
Invoertoetsen voor
grondtonen
11
1
11
Majeur
22
2
22
Mineur
33
3
33
Vermeerderd
44
4
44
Verminderd
55
5
55
Aangehouden vier
66
6
66
Septiem
77
7
77
Mineur septiem
88
8
88
Majeur septiem
99
9
99
Mineur majeur septiem
Akkoordtype toetsenbord
Akkoordtype
toetsenbord
00
0
00
Septiem mol vijf
AA
A
AA
Mineur septiem mol vijf
BB
B
BB
Septiem aangehouden vier
CC
C
CC
Verminderd septiem
DD
D
DD
Mineur toegevoegde none
EE
E
EE
Toegevoegde none
FF
F
FF
Mineur sext
GG
G
GG
Sext
HH
H
HH
Sext none
Voorbeeld 1: Om Gm7 in te voeren, houdt u G op het
grondtoon toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m7 klaviertoets van het akkoordtype toetsenbord.
WK-3300/WK-3800
(G) Houd de toets ingedrukt om akkoordgrondtoon in te stellen.
(m7) Druk op de toets om het akkoordtype in te stellen.
WK-8000
Houd de toets ingedrukt om akkoordgrondtoon in te stellen.
(G)
Voorbeeld 2: Om Gm/C in te voeren, houdt u C en G op het
grondtoon toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m klaviertoets van het akkoordtype toetsenbord.
(m7) Druk op de toets om het akkoordtype in te stellen.
WK-3300/WK-3800
(G)(C) Houd de toets ingedrukt om bas en akkoordgrondtoon in te stellen.
(m)
Druk op de toets om het akkoordtype in te stellen.
WK-8000
Om het akkoord in te stellen houdt u de betreffende klaviertoets van het toetsenbord voor invoeren van de grondtoon ingedrukt en drukt u dan op de klaviertoets van het toetsenbord voor het akkoordtype om dit in te stellen. Bij invoeren van een akkoord met een speciale basnoot wordt bij indrukken van twee toetsen van het toetsenbord voor de grondtoon de ingestelde lagere noot ingesteld als bastoon.
D-58
Houd de toets ingedrukt om bas en akkoordgrondtoon in te stellen.
(G)(C)
(m)
Druk op de toets om het akkoordtype in te stellen.
Page 61
Melodiegeheugenfunctie
Instellen van de nootlengte
Tijdens stapopname worden de cijfertoetsen gebruikt voor het instellen van de lengte van elke noot.
Nootlengte
Stel met de cijfertoetsen [1] tot en met [6] hele noten ( ), halve noten ( ), kwartnoten ( ), achtste noten ( ), 16de noten ( ) en 32ste noten ( ) in. Voorbeeld: Druk op cijfertoets [3] om een kwartnoot ( ) in te
Stippen ( ) en drievouden ( )
Gebruik terwijl u de [7] (stip) of [9] (drievoud) toetsen ingedrukt houdt, de toetsen [1] - [6] om de lengte van de noten in te voeren. Voorbeeld: Om een gepunte 8ste noot ( ) in te stellen houdt u
Dwarsbalk
Voer eerst de eerste en vervolgens de tweede noot in. Voorbeeld: Om in te voeren, druk op [4] en daarna op
Rustpauze
Houd cijfertoets [0] ingedrukt en druk vervolgens op de cijfertoetsen [1] – [9] om de lengte van de rustpauze in te stellen. Voorbeeld: Houd om een rustpauze van een 8ste noot
Door op de [] CURSOR toets te drukken worden rustpauzes tot aan het begin van de volgende maat ingevoerd.
stellen.
cijfertoets [7] ingedrukt en drukt u op cijfertoets [4].
[8]. Druk vervolgens op [5]. Deze noot wordt dan verbonden aan de volgende ingevoerde noot (16de noot in dit voorbeeld).
cijfertoets [0] ingedrukt en druk op cijfertoets [4].
BELANGRIJK!
De lengte van het slotpatroon hangt af van het ritme dat u gebruikt. Controleer de lengte van het slotpatroon dat u gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af in stap 6. Als het akkoord te kort is in stap 6 kan het slotpatroon afgekapt worden.
Om stapopname van akkoorden uit te voeren zonder ritme
Sla stap 4 over. Het ingestelde akkoord met de lengte gespecificeerd met de cijfertoetsen wordt opgenomen. Hier kan een rustpauze worden opgenomen zodat een origineel akkoordpatroon kan worden aangemaakt.
Toevoegen van akkoordbegeleiding halverwege ritmeweergave
Druk in plaats van stap 4 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/FILL-IN 2 toets en voer rustpauzes in. Voer dan bij stap 5 de akkoorden in. Waar u de rustpauzes plaatste wordt alleen het ritme gespeeld terwijl de akkoordweergave na de rustpauzes start.
Opnemen van meerdere sporen
Spoor 1 van het melodiegeheugen van het keyboard neemt de automatische begeleiding en spelen op het toetsenbord op. Daarnaast zijn er vijf andere sporen die u kunt gebruiken om enkel melodiedelen op te nemen. U kunt verschillende tonen opnemen naar de melodiesporen en een volledig ensemble van muziekinstrumenten opbouwen voor uw opnamen. De procedure die u gebruikt voor het opnemen van de sporen 2 tot en met 6 is identiek aan de methode die u gebruikte voor het opnemen naar spoor 1.
Spoor 1 stapopname variaties
Hieronder volgt een beschrijving van verschillende variaties die u kunt gebruiken bij opnemen op spoor 1 m.b.v. stapopname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de procedure beschreven onder Opnemen van akkoorden met stapopname op pagina D-57.
Starten van de begeleiding met een een intropatroon
Druk in stap 4 na de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING 2 toets.
Overschakelen naar een ritmevariatie
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/ FILL-IN 2 toets onmiddellijk voor invoeren van het akkoord.
Tussenvoegen van een fill-in
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/ FILL-IN 2 toets op de maat of maatslag onmiddellijk voor de maatslag of het akkoord waar u de fill-in wilt tussenvoegen.
Tussenvoegen van een slotpatroon
Druk in stap 5 op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING 2 toets tijdens de maat of maatslag juist voor het akkoord waar u het slotpatroon wilt tussenvoegen.
Opnemen van spoor 2 tot en met 6 met real-time opname
U kunt op spoor 2 tot en met 6 opnemen terwijl u tegelijkertijd afspeelt wat u van te voren op spoor 1 en eventuele andere sporen eerder had opgenomen.
1
Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om de opnamestandbyfunctie in te schakelen en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
2
Stel het op te nemen spoor (2 tot en met 6) in m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen.
Terwijl de opnamestandbyfunctie van het keyboard ingeschakeld is, toont de display de niveaumeters voor de kanalen 11 tot en met 16 zodat u kunt controleren welke sporen reeds opgenomen zijn. Zie Niveaumeterinhoud tijdens opname-/ bewerkingsstandby op pagina D-61 voor details.
D-59
Page 62
Melodiegeheugenfunctie
3
Voer de volgende instellingen uit.
Toonnummer
Tempo
4
Druk op de START/STOP toets om met opnemen te beginnen.
Op dit moment wordt de inhoud van reeds opgenomen sporen afgespeeld.
Optionele bediening van de pedalen, toonhoogte en modulatie worden ook opgenomen.
5
Speel op het toetsenbord wat u op het ingestelde spoor wilt opnemen.
6
Druk op de START/STOP toets om het opnemen te stoppen wanneer u klaar bent.
Om de sporen 2 en 6 op te nemen m.b.v. stapopname
Deze procedure beschrijft hoe noten stuk voor stuk kunnen worden ingevoerd waarbij de toonhoogte en lengte van elke noot ingesteld kan worden.
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de real-time opnamestandbyfunctie in te schakelen en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
Step Rec
Spoorinhoud na real-time opname
Naast noten van het toetsenbord kunnen de volgende data ook opgenomen worden op het ingestelde spoor tijdens real­time opname. Deze data worden later toegepast bij weergave van het spoor.
Toonnummer
Pedaalbediening
De volgende data worden in de kopregel opgenomen wanneer u de opname van een spoor start.
Mixerinstellingen van andere sporen
Effecttype
Begeleidingsvolume
Nagalmniveau
Zwevingniveau
DSP aanhouden aan/uit
Mixer aanhouden aan/uit
Bediening van de toonhoogtedraairegelaar
Bediening van de modulatietoets
(model WK-3800/WK-8000)
Bediening van de modulatietoets (model WK-3300)
Toonhoogtebuigbereik
2
Kies het spoor (2 – 6) waarop moet worden opgenomen met de SONG MEMORY TRACK toetsen.
Voorbeeld: Selecteer Spoor 2.
Knippert
3
Stel een toonnummer in.
Door indrukken van een TONE toets of de DRAWBAR ORGAN toets worden het toonnummer en de toonnaam op de display verkregen. U kunt dan de cijfertoetsen, of de [+] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de toon te veranderen.
Druk na veranderen van het toonnummer op een klaviertoets om het naamscherm en het toonnummer te wissen en terug te gaan naar het nootinvoerscherm.
4
Voer m.b.v. de klaviertoetsen noten in of rustpauzes met cijfertoets [0].
Op dit moment, toont de display de druk op de klaviertoetsen (snelheid). Gebruik de [+] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de snelheid te veranderen.
U kunt ook een akkoord invoeren.
D-60
5
Gebruik de cijfertoetsen om de lengte van de noten of rustpauzes in te voeren (pagina D-59).
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om meer noten in te voeren.
7
Druk op de START/STOP toets om de opname te beëindigen wanneer u klaar bent.
Page 63
Melodiegeheugenfunctie
g
OPMERKING
Volg de procedure bij Corrigeren van fouten tijdens stapopname op deze pagina voor het corrigeren van invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 2 in de bovenstaande procedure. Dit plaatst het startpunt voor stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste maatslag onmiddellijk volgend op de eerder opgenomen data.
Telkens wanneer u naar de sporen 2 tot en met 6 opneemt, fungeert het gehele toetsenbord als een melodietoetsenbord ongeacht de huidige instelling van de MODE toets.
Bij het weergeven van data die opgenomen zijn met de geavanceerde tonen aan het begin van de meervoudige sporen, gebruikt het keyboard het DSP type van de geavanceerde toon die opgenomen is bij het spoor van de grootste spoornummer.
Bij het weergeven van een spoor dat opgenomen was met een geselecteerde geavanceerde toon, kan er een lichte vertraging plaatsvinden voordat de eerste noot van het spoor te horen is. Mocht dit het geval zijn, probeer dan om een korte pauze aan het begin van het spoor toe te voegen.
Spoorinhoud na stapopname
Naast noten en rustpauzes worden de volgende data ook opgenomen op spoor tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast telkens bij weergave van het spoor.
Toonnummer
Niveaumeterinhoud tijdens opname-/ bewerkingsstandby
De kanalen 11 – 16 komen overeen met de sporen 1 - 6. Tijdens opname-/bewerkingsstandby (pagina D-62) geeft de niveaumeterdisplay aan welke sporen reeds opgenomen en welke nog steeds leeg zijn. Sporen met 4 verlichte segmenten bevatten reeds data terwijl sporen zonder verlichte segmenten geen data bevatten.
Corrigeren van fouten tijdens stapopname
Geheugendata kan worden beschouwd als bladmuziek die gespeeld wordt van links naar rechts met het invoerpunt gewoonlijk ver rechts van de opgenomen data. De hier beschreven procedure laat u dit invoerpunt naar links bewegen zodat u veranderingen in reeds ingevoerde data kunt aanbrengen. Merk echter op dat bij bewegen van het invoerpunt naar links en het veranderen van data automatisch tot gevolg heeft dat alle data rechts van dit punt meteen geheel gewist wordt.
Corrigeren van fouten tijdens stapopname
1
Gebruik zonder de stapopname te verlaten de [왗] CURSOR toets om de invoeraanwijzer naar links te verplaatsen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP indicator gaat knipperen.
No t e C#4
Maat 126/maatslag 3/klok 48
(Normaal invoerpunt)
••••••• •••••••
Drukken [] CURSOR toets.
C 4

Maat 126/maatslag 3/klok 0
en.
(Eerdere data)

C 4
DatastroomDatastroom
••••••• •••••••
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om naar links en rechts te bewe
Spoor waarop wordt opgenomen
Spoor waarop niet wordt opgenomen
D-61
Page 64
Melodiegeheugenfunctie
2
Gebruik terwijl u de data op de display bekijkt, de [] en [] CURSOR toetsen om het invoerpunt te verplaatsen naar de data die u wilt veranderen.
Voorbeeld: Om alle nootdata volgend op noot A3 bij
Maat 120, maatslag 1, klok 0 te veranderen.
Wissen van specifieke nootdata
1
Voer de stappen 1 en 2 uit onder Corrigeren van fouten tijdens stapopname op de vorige pagina om de noot aan te geven die u wilt uitwissen.
No t e A3
(Invoerpunt worden verkregen met de [] en [] CURSOR toetsen)
3
Druk op de [] CURSOR toets.
Maat 120/maatslag 1/klok 0
Datastroom
••••••• •••••••

C 4A3
Rewr i t e?
4
Druk op de YES toets.
Dit wist alle data van de plaats die u specificeerde waarna de opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld.
Door op de [왖] CURSOR toets of de NO toets te drukken wordt het wissen van de data geannuleerd.
Maat 120/maatslag 1/klok 0
(Stapopname begint vanaf hier.)
Datastroom
Alle data
rechts wordt
uitgewist.
•••••••
OPMERKING
Wanneer u het einde van de opname bereikt door op de [] CURSOR toets te drukken, verschijnt de REC indicator en gaat de STEP indicator knipperen in de display om aan te geven dat u meer data kunt toevoegen tijdens stapopname.
2
Druk tweemaal op de [] CURSOR toets.
3
Druk in antwoord op de Delete? (wissen?) boodschap die op het scherm verschijnt op de YES toets om de aangegeven noot te wissen.
Bewerken van de geheugeninhoud
Na opnemen naar het keyboardgeheugen kunt u nog steeds afzonderlijke noten en parameterinstellingen (zoals bijvoorbeeld toonnummer) oproepen en naar wens veranderingen aanbrengen. Dit betekent dat u verkeerd gespeelde noten kunt corrigeren, tooninstellingen kunt veranderen, enz.
De volgende types data kunnen worden bewerkt.
Nootintensiteit
Noten
Akkoorden
Toonnummers
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Bewerken van de geheugeninhoud
1
Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de stapopname standbyfunctie in te schakelen en gebruik vervolgens de [+] en [–] toetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Knippert
Step Rec
D-62
2
Stel m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen het reeds opgenomen spoor in dat u wilt bewerken.
3
Druk op de [] CURSOR toets om de bewerkingsfunctie in te schakelen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP indicator gaat knipperen.
Page 65
4
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om naar de locatie op het spoor te gaan waar de noot of de parameter zich bevindt die u wilt veranderen.
Voorbeeld van nootbewerking
ToonhoogteSnelheid
No t e C4
Melodiegeheugenfunctie
Bewerkingstechnieken en display-inhoud
Hieronder worden bewerkingstechnieken beschreven die u kunt gebruiken om de verschillende in het geheugen opgeslagen parameters te veranderen.
Veranderen van de toetsdruk (aanslagsnelheid) van een noot
Verander de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen.
No t e G4
5
Breng gewenste veranderingen aan in de waarde.
De procedures die u in feite gebruikt voor het veranderen van een parameter hangen af van het type data dat deze bevat. Zie Bewerkingstechnieken en display-inhoud op pagina D-63 voor details.
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om andere parameters te bewerken.
7
Druk op de START/STOP toets om het bewerken te stoppen wanneer u klaar bent.
OPMERKING
De enige parameters die kunnen worden bewerkt bij de sporen 2 tot en met 6 zijn noten en toonnummers.
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de Sporen 1 – 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die oorspronkelijk ingesteld waren voor de sporen 2 tot en met 6 m.b.v. stap-voor-stap opname.
Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor 1 aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers veranderen die oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v. stap-voor-stap opname.
De bewerkingsprocedure kan niet worden gebruikt om meer data toe te voegen aan de opname.
Gedeelten van een opname kunnen niet naar een andere plaats worden overgebracht binnen een opname.
De nootlengte kan niet worden veranderd.
Veranderen van de toonhoogte van een noot
Voer een nieuwe noot in via het toetsenbord of gebruik de [+] en [–] toetsen om de toonhoogte van een noot te veranderen. De toonhoogte die u hier specificeert wordt aangegeven via het toetsenbord en de noten die aangegeven in de notenbalk op de display.
No t e G4
BELANGRIJK!
Tijdens het bewerken van de geheugeninhoud mag u nooit een noot veranderen zodat hij identiek is aan de voorafgaande of de erop volgende noot. Hierdoor verandert nl. de lengte van de veranderde noot en de voorafgaande of de erop volgende noot. Mocht dit plaatsvinden dan dient u het gehele spoor opnieuw op te nemen.
Veranderen van een akkoord
Gebruik de akkoord vingerzettingmethode die geselecteerd werd met de MODE toets (FINGERED, CASIO CHORD, enz.) om een akkoord in te voeren.
Cho r d
Veranderen van een toonnummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen om een toonnummer te veranderen.
St .GrPno
D-63
Page 66
Melodiegeheugenfunctie
OPMERKING
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de Sporen 1 tot en met 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die oorspronkelijk ingesteld waren voor de sporen 2 tot en met 6 m.b.v. stap-voor-stap opname.
Veranderen van een ritmenummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen om een ritmenummer te veranderen.
16 tBBld2
OPMERKING
Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor 1 aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers veranderen die oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v. stap-voor-stap opname.
Veranderen van een ritmeregelbediening
* Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Druk op de ritmeregeltoets waarnaar u wilt veranderen.
*
Bewerken van een melodie
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren tijdens de melodiebewerkingsfunctie.
Wis een melodie
Wis een spoor
Melodiekopregeldata herschrijven (paneelopname)
Wissen van een melodie
1
Druk eenmaal op de SONG MEMORY toets om de weergavestandby in te schakelen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het nummer in te stellen van de melodie die u wilt wissen.
3
Druk op de [왔] CURSOR toets. Druk tweemaal op de [
] CURSOR toets als er zich geen melodienummer
in de display bevindt
Hierdoor wordt het melodiewisscherm verkregen.
4
Druk op de YES toets.
Hierdoor verschijnt de boodschap Sure? (bent u er zeker van?) om te bevestigen dat u de melodie inderdaad wilt wissen.
5
Druk op de YES toets om de melodie te wissen en terug te keren naar weergavestandby.
Om een specifiek spoor uit te wissen
.
D-64
Int /End1
1
Druk eenmaal op de SONG MEMORY toets om de weergavestandby in te schakelen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het nummer in te stellen van de melodie die het spoor bevat dat u wilt wissen.
3
Druk tweemaal op de [] CURSOR toets. Druk drie maal op de [] CURSOR toets als er zich geen melodienummer in de display bevindt.
Hierdoor wordt het melodiewisscherm verkregen.
Nummer van de melodie die het spoor bevat (kan niet worden veranderd)
Spoorwissen standby
Tr .Del .?
Page 67
4
Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen om het opgenomen spoor of sporen in te stellen waarvan u de data wilt uitwissen.
Spoorwissen standby
Opgenomen spoor
Spoor dat wordt gewist (meerdere sporen kunnen worden gespecificeerd.)
U kunt meer dan één spoor specificeren om uit te wissen door meer dan één spoorkeuzetoets in te drukken.
Om selectie van een spoor ongedaan te maken drukt u gewoonweg nogmaals op de spoorkeuzetoets.
5
Druk op de YES toets.
Hierdoor verschijnt de boodschap Sure? (bent u er zeker van?) om te bevestigen dat u het spoor inderdaad wilt wissen.
Melodiegeheugenfunctie
6
Druk op de YES toets om het spoor te wissen.
OPMERKING
U kunt het melodienummer niet veranderen tijdens spoorwissen standby.
Als op de SONG MEMORY toets gedrukt wordt tijdens spoorwissen standby wordt teruggegaan naar opnamstandby.
Herschrijven van melodiekopregeldata (paneelopname)
U kunt een procedure gebruiken die Paneelopname wordt genoemd om instellingen zoals o.a. oorspronkelijke mixer, tempo enzovoort te veranderen die in de melodiekopregels opgeslagen zijn.
1
Druk eenmaal op de SONG MEMORY toets om de weergavestandby in te schakelen.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om de melodie in te stellen die de kopregeldata bevat die u wilt herschrijven.
3
Maak de gewenste veranderingen in de kopregeldata.
4
Druk driemaal op de [] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het melodiewisscherm verkregen.
5
Druk op de YES toets om de kopdata te herschrijven.
D-65
Page 68
Instellingen van het keyboard
TRANSPOSE/FUNCTION
Onderdelen
Er kunnen tijdens spelen op het toetsenbord maximaal vier delen (genummerd 1 tot en met 4) tegelijkertijd worden gebruikt. Deze delen kunnen gebruikt worden door de lagen­en splitsfuncties zoals hieronder beschreven.
Deel 1: Hoofdtoondeel Deel 2: Gelaagd toondeel Deel 3: Splitstoondeel Deel 4: Gelaagd en splitstoondeel
Gebruik van lagen
Met de lagenfunctie kunt u twee verschillende tonen (een hoofdtoon en een gelaagde toon) toewijzen aan het toetsen­bord die beide weergegeven worden telkens wanneer u een klaviertoets aanslaat. U kunt bijvoorbeeld de GM FRENCH HORN toon als laag aanbrengen over de GM BRASS toon om een rijk en koperachtige geluid te produceren.
TONE
2
Druk op de LAYER toets.
Ingestelde gelaagde toon Brandt
EXIT
CURSOR
LAYERSPLIT
Number buttons
Cijfertoetsen
[+]/[–] YES/NO
St r ing1G
3
Stel de gelaagde toon in.
Voorbeeld: Gebruik om “460 GM FRENCH HORN als
de gelaagdetoon te selecteren de cijfertoetsen om 4, 6 en daarna 0 in te voeren.
FrHorn G
4
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Beide tonen klinken nu op hetzelfde moment.
LAGEN
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Hoofdtoon (GM BRASS) + Gelaagde toon (GM FRENCH HORN)
Lagen aanbrengen bij tonen
1
Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Druk om “461 GM BRASS als de hoofdtoon
te selecteren op de TONE toets en gebruik dan de cijfertoetsen om 4, 6 en daarna 1 in te voeren.
Brass G
D-66
5
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen te ontlagen en het keyboard terug te brengen in de normale staat.
OPMERKING
Door lagen in te schakelen schakelt het op dat moment geselecteerde deel van Deel 1 naar Deel 2, en toont de gelaagde toon. Op dat moment kunt u de [] en [왘] CURSOR toetsen gebruiken om over te schakelen tussen de delen. Door het maken van lagen uit te schakelen, wordt teruggegaan naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon via kanaal 2 weergegeven wordt. De mixer kan tevens gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume van deze kanalen te veranderen.
Merk op dat het maken van lagen niet mogelijk is tijdens de opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de melodiegeheugenfunctie of terwijl u de SMF spelerfunctie aan het gebruiken bent.
Page 69
Gebruik van splitsen
Met splitsing wijst u twee verschillende tonen (een hoofdtoon en een splitstoon) toe aan het linker en het rechter gedeelte van het toetsenbord, zodat u dus één toon met de linkerhand en één toon met de rechterhand kunt spelen. U kunt bijvoorbeeld GM STRINGS 1 als de hoofdtoon (hoog bereik) selecteren en GM PIZZICATO als de splittoon (laag bereik) zodat u op die manier de beschikking over een heel strijkensemble in uw vingers heeft. Met splitsing kunt u tevens het splitspunt specificeren wat de plaats op het toetsenbord is waar er verandering optreedt tussen de twee tonen.
OPMERKING
Laat de MODE toets in de normale of FULL RANGE CHORD positie.
SPLITSEN
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Splitstoon
(GM PIZZICATO)
Splitspunt
Splitsen van het toetsenbord
1
Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Om 448 GM STRINGS 1 als de hoofdtoon
te specificeren drukt u op de TONE toets en gebruikt u vervolgens de cijfertoetsen om 4, 4 en vervolgens 8 in te voeren.
St r in 1G
Hoofdtoon (GM STRINGS 1)
g
Instellingen van het keyboard
4
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op de klaviertoets die de meest linkertoets van het hoge bereik dient te worden.
Voorbeeld: Druk op de G3 klaviertoets om G3 als
splitspunt in te stellen.
G3
5
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Aan elke klaviertoets vanaf F3 en lager is de GM PIZZICATO toon toegewezen, terwijl aan elke klaviertoets vanaf G3 en hoger de GM STRINGS 1 toon is toegewezen.
6
Druk nogmaals op de SPLIT toets om het toetsenbord te ontsplitsen en hem terug in de normale staat te brengen.
OPMERKING
Door splitsing in te schakelen wordt het op dat moment geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel 3 en wordt de splitstoon aangegeven. Op dat moment kunt u de [] en [] CURSOR toetsen gebruiken om over te schakelen tussen de verschillende delen. Door de splitsfunctie uit te schakelen wordt teruggegaan naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon via kanaal 3 weergegeven wordt. De mixer kan tevens gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume van deze kanalen te veranderen.
Merk op dat het splitsen niet mogelijk is tijdens de opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de melodiegeheugenfunctie of wanneer u de SMF spelerfunctie aan het gebruiken bent.
Wanneer de MODE schakelaar ingesteld is op CASIO CHORD of FINGERED, is het bereik van het begeleidingstoetsenbord ingesteld in overeenkomst met het splitspunt dat u met de bovenstaande procedure specificeerde.
2
Druk op de SPLIT toets.
Ingestelde splitstoon Brandt
Acous sBG
3
Stel de splitstoon in.
Voorbeeld: Om 445 GM PIZZICATO als de splittoon
te selecteren gebruikt u de cijfertoetsen om 4, 4 en vervolgens 5 in te voeren.
Pi zzcatG
D-67
Page 70
Instellingen van het keyboard
Gebruik van lagen en splitsen tegelijkertijd
Lagen en splitsen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden om een gelaagd splitstoetsenbord te verkrijgen. Er is geen verschil tussen eerst gelaagde tonen creëren en vervolgens het toetsenbord splitsen en deze handelingen in omgekeerde volgorde doen. Als lagen en splitsen tegelijkertijd gebruikt worden, zullen twee tonen (hoofdtoon + gelaagde toon) aan het hoge bereik van het toetsenbord en twee aan het lage bereik (splitstoon en gelaagde splitstoon) toegewezen worden.
GELAAGD EN GESPLITST
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Splitstone (GM PIZZICATO)
+
Gallagde splitstoon
GM
STRINGS 1)
(
Splitspunt
Hoofdtoon (
Gelaagde toon
GM
FRENCH HORN)
(
GM
+
BRASS)
Splitsen van het toetsenbord en daarna het lagen van tonen
1
Druk op de TONE toets en voer daarna het toonnummer van de hoofdtoon in.
Voorbeeld: Om 461 GM BRASS als de hoofdtoon in te
stellen.
Brass G
2
Druk op de SPLIT toets en voer daarna het nummer van de splitstoon in.
Voorbeeld: Om 445 GM PIZZICATO als de splitstoon
in te stellen.
4
Druk op de SPLIT toets of de LAYER toets zodat zowel de splits- (SPLIT) als de laagindicator (LAYER) op de display staan.
5
Voer het nummer van de gelaagde splitstoon in.
Voorbeeld: Om de 448 GM STRINGS 1 toon in te
6
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op de klaviertoets waar u de laagste noot (de meest linker toets) wilt hebben van het hoge bereik (bereik aan de rechter kant).
7
Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen teontlagen en druk nogmaals op de SPLIT toets om het toetsenbord te ontsplitsen”.
OPMERKING
Door lagen + splitsen in te schakelen wordt het op dat moment geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel 4 en wordt de gelaagde toon aangegeven. Op dat moment kunt u de [] en [] CURSOR toetsen gebruiken om tussen de verschillende delen over te schakelen. Door lagen uit te schakelen wordt teruggegaan naar deel 3, terwijl door uitschakelen van splitsing terug wordt gegaan naar deel 2. Door zowel lagen als splitsing uit te schakelen wordt teruggekeerd naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1, de gelaagde toon via kanaal 2, de spitstoon via kanaal 3 en de gelaagde splitstoon via kanaal 4. De mixer kan tevens gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume van deze kanalen te veranderen.
stellen, voert u 4, 4 en 8 in.
St r in 1G
g
Pi zzca tG
Druk na instellen van de splitstoon op de SPLIT toets om het toetsenbord te ontsplitsen.
3
Druk op de LAYER toets en voer daarna het nummer van de laagtoon in.
Voorbeeld: Om 460 GM FRENCH HORN als de
gelaagde toon in te stellen.
FrHorn G
D-68
Page 71
Instellingen van het keyboard
Transpositie van het keyboard
Transpositie laat u de sleutel van het gehele toetsenbord verhogen en verlagen in semitoon (halve toon) eenheden. Als u een begeleiding wilt spelen voor een zanger die in een andere sleutel zingt dan het keyboard bijvoorbeeld, kunt u eenvoudigweg de sleutel van het keyboard veranderen met de transponeerfunctie.
Transponeren van het keyboard
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000) op het display.
Trans.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om de transponeerinstelling van het toetsenbord te veranderen.
Voorbeeld: Met vijf halve tonen omhoog transponeren
van het toetsenbord.
Trans.
Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
OPMERKING
Het toetsenbord kan binnen een bereik van –24 (twee octaven lager) tot +24 (twee octaven hoger) worden getransponeerd.
De transponeerinstelling heeft ook invloed op de weergave van het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
Het toegestane toonhoogtebereuik waarbinnen u kunt transponeren hangt af van de toon die u gebruikt. Wanneer het transponeren tot resultaat heeft dat die noot hoger is dan het toegestane toonhoogtebereik, vervangt het keyboard de noot door één van de volgende.
De noot die zich het dichtst bij het toegestane
toonhoogtebereik bevindt (ongacht de toonhoogte van de oorspronkelijke noot)
Dezelfde noot in de dichtstbijzijnde octaaf van het
toegestane toonhoogtebereuik Wanneer het een noot betreft die lager is dan het toegestane toonhoogtebereuik, wordt de noot vervangen door de noot die zich het dichtst bij het toegestane toonhoogtebereuik bevindt (ongacht de toonhoogte van de oorspronkelijke noot).
Nadat het transponeren gebruikt wordt om het toetsenbord tot een hogere sleutel te verhogen kan het bij bepaalde tonen voorkomen dat noten in het hoogste bereik van het toetsenbord niet juist worden weergegeven.
Gebruik van aanslagvolume
Bij inschakelen van aanslagvolume hangt het relatieve volume van het geluid van het keyboard af van de kracht die er op de klaviertoetsen uitgeoefend wordt, precies zoals bij een akoestische piano.
In- en uitschakelen van aanslagvolume
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000) op het display.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het aanslagvolume instelscherm te verkrijgen.
Touch
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het gevoeligheidsniveau van aanslagvolume in te stellen
•“1 geeft een krachtig geluid weer zelfs bij een lichte aanraking van de klaviertoetsen terwijl bij “3” een harde aanslag nodig is om een krachtig geluid voort te brengen.
Door op hetzelfde moment op [+] en [–] te drukken wordt de gevoeligheid teruggesteld op de “2” instelling.
Bij selectie van oFF (uit), verandert de toon niet ongeacht de druk die uitgeoefend wordt op de klaviertoetsen.
OPMERKING
Aanslagvolume heeft niet enkel invloed op de interne klankbron van het keyboard maar wordt tevens als MIDI data afgegeven.
Melodiegeheugenweergave, begeleiding en externe MIDI nootdata hebben geen invloed op de aanslagvolume-instelling.
.
D-69
Page 72
Instellingen van het keyboard
Stemmen van het keyboard
Met deze functie kunt u het keyboard fijnstemmen zodat hij overeenkomt met hoe andere muziekinstrumenten gestemd zijn.
Stemmen van het keyboard
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000) op het display.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het stemscherm te verkrijgen.
Tune
3
Verander de steminstelling van het keyboard m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld: Om de steminstelling met 20 te verlagen.
Tune
Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
OPMERKING
Het keyboard kan binnen een bereik van –99 tot +99 cent gestemd worden. *100 cent komt overeen met een halftoon.
De steminstelling heeft ook invloed op de weergave van het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
D-70
Page 73
Instellingen van het keyboard
Veranderen van andere instellingen
Insteltypes
De tabel hieronder toont de parameters waarvan u de instellingen kunt veranderen.
Instelmenu
Transponeren (Trans.)
Automatisch harmonisatie (AutoHarm)
Aanslagvolume (Touch)
Toonschaal/stemmen (Tune)
Contrast (Contrast)
Toewijsbare aansluiting (Jack)
Mixer vasthouden (MixHold)
DSP vasthouden (DSP Hold)
MIDI (MIDI)
Wissen/Terugstellen (Del/Init)
Omschrijving
Bijregelen van de algehele toonschaal van het keyboard in stappen van een halve toon.
Selecteert het automatisch harmonisatietype.
Specificatie hoe geluid moet veranderen met de aanslagdruk op de klaviertoetsen.
Fijninstelling van de algehele toonschaal van het keyboard.
Stelt de helderheid van de display in.
Wijst effecten toe aan pedalen.
Schakelt het aanhouden van de mixer aan of uit.
Schakelt het aanhouden DSP aan of uit.
MIDI instellingen
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het keyboard terug te stellen naar de oorspronkelijke default instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment in het geheugen van het keyboard bevinden.
Pagina
D-69
D-73
D-69
D-70
D-74
D-74
D-74
D-74
D-74
D-74
OPMERKING
De bovenstaande instellingen worden alle opgeslagen wanneer u het keyboard uitschakelt. Zie Geheugeninhoud op pagina D-16 voor details.
MIDI instellingen en wis/terugstel instellingen worden uitgeschakeld terwijl u de SMF speler- of de melodiegeheugenfunctie aan het gebruiken bent.
D-71
Page 74
Instellingen van het keyboard
Gebruiken van het toetsenbordinstelmenu
1
Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt de TRANSPOSE/FUNCTION indicator (de FUNCTION indicator op de WK-8000) op het display.
2
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen en de [] en [] CURSOR toetsen om de items op te roepen waarvan u de instellingen wilt veranderen.
Toonselectiescherm
TRANSPOSE/FUNCTION
toets
EXIT toets
MIDI instelling
Instelling wissen
TRANSPOSE/FUNCTION toets
*
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
D-72
Terugstellen instelling
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
*
[] : [] CURSOR toets [] : [] CURSOR toets
[] : [] CURSOR toets [] : [] CURSOR toets
Page 75
Instellingen van het keyboard
3
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om de waarden te veranderen.
Instellingen die u maakt worden uitgeoefend zelfs als u niet op de EXIT toets drukt.
Zie het volgende hoofdstuk met als titel Instelmenu items voor details aangaande elke instelling.
Druk na het maken van de gewenste instellingen op de TRANSPOSE/FUNCTION toets of op de EXIT toets om terug te
keren naar het toon- of het ritmekeuzescherm.
Bij uitvoeren van een wis- of terugstelprocedure
4
Druk op de YES toets.
Hierdoor worden het gebruikersgebiednummer en de datanaam van de data uitgewist.
De waarde van de datagrootte stellen eenheden in kilobytes voor.
5
Gebruik nu de cijfertoetsen, of de [+] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de gewenste data te selecteren.
6
Druk op de [] CURSOR toets.
Hierdoor verschijnt de boodschap Sure? (bent u er zeker van?) om te bevestigen dat u terugstel- of wisbewerking inderdaad wilt uitvoeren.
7
Druk op de YES toets om de bewerking te voltooien.
Hierdoor wordt een wis- of terugstelprocedure uitgevoerd en teruggekeerd naar het scherm in stap 5.
8
Druk na het maken van de gewenste instellingen op de TRANSPOSE/FUNCTION toets of de EXIT toets om terug te gaan naar het toon- of ritme selectiescherm.
BELANGRIJK!
Het kan één of twee minuten duren om de procedure voor het wissen of terugstellen uit te voeren nadat u op de YES toets drukte in stap 7 hierboven. De boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) blijft in het display om aan te geven dat de betreffende procedure wordt uitgevoerd. Probeer nooit een bedieningshandeling uit te voeren terwijl Pls Wait wordt aangegeven. Het uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment kan schade toebrengen aan het geheugen van het keyboard waardoor dit mogelijk niet meer goed kan werken.
Instelmenu items
Automatische harmonisatietypes
U kunt selecteren uit 10 verschillende types automatische harmonisatie zoals hieronder beschreven.
Nr
(Parameternaam)
Duet1
0
Duet2
1
Country
2
Octaaf
3
5th (kwint)
4
3-Way Open
5
(3-weg geopend)
3-Way Close
6
(3-weg gesloten)
Strings
7
(snaarinstrumenten)
Block (blok)
8
Big Band
9
Type
Voegt een 1-deel harmonie toe aan spelen op het toetsenbord.
Voegt een 1-deel harmonie toe aan spelen op het toetsenbord. Duet2 harmonie is opener dan Duet1.
Voegt een country & western harmonie toe aan spelen op het toetsenbord.
Voegt noten toe die één octaaf lager zijn dan de op het toetsenbord gespeelde noten.
Voegt kwints toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten.
Voegt twee open harmoniedelen toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten (waardoor dus een drie-delen harmonie worden gecreëerd).
Voegt twee gesloten harmoniedelen toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten (waardoor dus een drie-delen harmonie worden gecreëerd).
Voegt een harmonie toe die geschikt is voor snaarinstrumenten
Voegt blokakkoordnoten toe.
Voegt een harmonie toe die geschikt is voor big band weergave
Beschrijving
.
.
D-73
Page 76
Instellingen van het keyboard
Andere instellingen
Instelmenu
Contrast (Contrast)
Toewijsbare aansluiting
(Jack)
Mixer aanhouden (MixHold)
DSP
aanhouden
(DSP Hold)
MIDI instellingen
Instelmenu
Toetsenbordkanaal (Keybd Ch)
MIDI ingangssignaal akkoord- beoordeling (Chord)
Begeleiding/melodie MIDI uitgangssignaal (Ac/SgOut)
Lokale bediening instelling (Local)
Toonhoogtebuigbereik (Bend)
Bereik
00 tot en met 15
SUS
SoS
SFt
rhy
Aan/uit
(on/oFF)
Aan/uit
(on/oFF)
Bereik
01 tot en met 16
Aan/uit
(on/oFF)
Aan/uit
(on/oFF)
Aan/uit
(on/oFF)
00 tot en met 12
Default
07
SUS
Uit
(oFF)
Uit
(oFF)
Default
01
Uit
(oFF)
Uit
(oFF)
Aan (on)
12
Omschrijving
Regelt het display contrast.
Wijst het aanhoudpedaaleffect toe aan een pedaal.
Wijst het sostenutopedaaleffect toe aan een pedaal.
Wijst het zachte pedaaleffect toe aan een pedaal.
Wijst de START/STOP toetsfunctie toe aan een pedaal.
Wanneer de mixer aanhoudfunctie ingeschakeld is kunnen de parameters van de begeleidingsdelen (Deel 6 tot en met Deel 10) niet veranderd worden door de begeleideidingsdata.
Aan (on): De huidige instelling van de DSP lijn wordt aangehouden
zelfs wanneer de toon verandert.
Uit (oFF): Door van toon te veranderen wordt de DSP lijninstelling
overgeschakeld naar de nieuwe toon.
Omschrijving
Specificeer het zendkanaal voor weergave van de hoofdtoon.
Specificeert of MIDI noot aan boodschappen binnen het begeleidingsbereik ontvangen vanaf een extern toestel geïnterpreteerd moeten worden als automatische begeleidingsakkoorden.
Specificeert of de automatisch begeleiding of het melodiegeheugen van dit keyboard als MIDI boodschappen worden verzonden.
Specificeert of het keyboard de delen dient weer te geven die er op worden gespeeld.
Specifeert de maximale verandering in een toon die uitgeoefend kan worden m.b.v. de PITCH BEND toonhoogtedraairegelaar. Het instelbereik loopt van 00 (geen verandering) tot en met 12 (12 halftonen).
Wis/terugstel instellingen
Instelmenu
SMF wissen
Wissen van gebruikersritmes
Wissen van gebruikerstonen
Mixer terugstellen (InitMix?)
Parameter terugstellen (InitPar?)
Systeem terugstellen (InitSys?)
D-74
Bereik
Default
Omschrijving
Wist de geselecteerde SMF data.
Wist de geselecteerde gebruikersritmedata.
Wist de geselecteerde gebruikerstoondata.
Stelt de parameters terug die toegewezen zijn door de mixer of door invoer van een externe sequencer.
Stelt alle parameters terug behalve die voor de displaycontrastinstelling.
Het resetten kan worden gebruikt om de parameters van het keyboard terug te stellen naar de oorspronkelijke default instellingen en om alle data te wissen die zich op dat moment in het geheugen van het keyboard bevinden.
Page 77
Gebruik van de SMF speler
De letters SMF vormen de afkorting van Standard MIDI File (standaard MIDI bestand), hetgeen een bestandformaat is dat het delen van MIDI data tussen de verschillende software en sequencers mogelijk maakt. Er zijn in feite drie SMF formaten, genaamd SMF 0, SMF 1, en SMF 2. Dit keyboard ondersteunt het SMF 0 formaat, welk op het moment het meest gebruikte formaat is en dus verwijzen alle uitspraken over SMF data in deze gebruiksaanwijzing naar SMF 0 formaat data. U kunt m.b.v. uw computer SMFs van de gebundelde CD-ROM of SMFs die u eerst gedownload heeft van de CASIO MUSIC SITE oversturen naar het flash-geheugen van het keyboard. Muzikale data van het SMF formaat kunnen worden opgeslagen in het ingbeouwde flash-geheugen van het keyboard. Data die opgeslagen liggen in het flash-geheugen kunnen worden weergegeven m.b.v. de SMF spelerfunctie. U kunt SMF data ook vanaf een SD geheugenkaart of een floppy diskette laden naar het gebruikersgebied van het keyboard en vervolgens weergeven via de SMF spelerfunctie. Zie Opslaan van Data op pagina D-83 voor details.
Hieronder wordt vermeld hoeveel bestanden er maximaal kunnen worden opgeslagen op elk type medium.
Flash-geheugen*1: 200 bestanden* SD geheugenkaart: 255 bestanden* Floppy diskette (alleen model WK-3800): 112 (2DD diskette)*2 of 224 (2HD diskette) bestanden*
*1Oorspronkelijk wordt uw keyboard geleverd met drie SMF voorbeeldmelodieën in het geheugen.
001
SERENDIPITY WALTZ
002
THE ENTERTAINER
003
JESUS BLEIBET MEINE FREUDE
*2Merk op dat het aantal bestanden dat u in het geheugen kunt opslaan ook afhangt van de grootte van elk bestand. Zijn uw
bestanden erg groot dan kan het voorkomen dat u er minder kunt opslaan dan wat er hier boven wordt vermeld.
2
2
2
BELANGRIJK!
Merk op dat CASIO COMPUTER CO., LTD. niet aansprakelijk gesteld kan worden voor het verlies van data die opgeslagen ligt in het flash-geheugen, op de SD geheugenkaart of op de floppy diskette (alleen bij model WK-3800).
D-75
Page 78
Gebruik van de SMF speler
SMF spelerfunctie bedieningsstroomdiagram
Toon/ritme selectiescherm
SMF PLAYER
toets
SMF PLAYER toets
Selecteer het medium.
SMF spelerindicator gaat branden.
EXIT
toets [왖]
[왔]*
*
Selecteer de bestand.
Bestandnummer
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
Bestandnaam
000
001
008
ABC1
[왘]*, [+]
ABC2
ABC3
[왘], [+] [왗], [–]
Selecteer het meespeeldeel.
Deelnummer
01
EXIT toets
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
04
[왘], [+]
16
[왘], [+]
Selecteer de weergavefunctie.
Weergavefunctie
S1
EXIT toets
Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
SL
A1
AL
[왘], [+]
[왘], [+]
[왘], [+]
Selecteer de uitgangsfunctie.
EXIT toets
Uitgangsfunctie
int
out
[왘], [+]
*
[왖] : [왖] CURSOR toets
[왔] : [왔] CURSOR toets
[왗] : [왗] CURSOR toets
[왘] : [왘] CURSOR toets
[왗]*, [–]
[왗], [–][왘], [+]
Key Ch
Key Ch
Key Ch
PlayMode
PlayMode
PlayMode
PlayMode
Output
Output
[왖][왔]
[왗], [–][왘], [+]
[왗], [
[왗], [
[왖][왔]
[왗], [–][왘], [+]
[왗], [
[왗], [
[왗], [–]
[왖][왔]
[왗], [
[왗], [
START/STOP toets
]
]
]
]
][왘], [+]
]
Displayscherm
TekstgedeelteNummergedeelte
START/STOP toets
START/STOP toets
START/STOP toets
Tijdens SMF weergave
Bestandnummer
001 ABC 2
U kunt van SMF veranderen m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of de [+] en [ Directe invoer d.m.v. cijfertoetsen is ook mogelijk.
Foutlezing (andere foutlezingen kunnen ook plaatsvinden.)
Data is SMF maar niet SMF0
Err Not SMF0
Data is niet van het juiste SMF formaat
Err WrongDat
Bestandnaam
] toetsen.
Weergave gestopt.
START/STOP toets, weergave voltooid
EXIT toets
D-76
Page 79
Gebruik van de SMF speler
SMF PLAYER
ACCOMP VOLUME
START/STOP
Weergave van een SMF
Merk op dat de eerste stap die u moet uitvoeren in de onderstaande procedure afhangt van of u weergeeft van het flash-geheugen, vanaf een SD geheugenkaart of vanaf een floppy diskette (alleen bij model WK-3800).
VOORBEREIDINGEN
SD geheugenkaart
Steek de SD geheugenkaart die de data bevat die u
wilt weergeven in de kaartgleuf van het keyboard.
Floppy diskette (alleen bij model WK-3800)
Steek de floppy diskette die de data bevat die u wilt
weergeven in de floppy diskdrive van het keyboard.
CURSORCHANNEL
Number buttons
Cijfertoetsen
[+]/[–]
EXIT
Flash-geheugen
2
Gebruik de SMF PLAYER toets om de Internal indicator op het tekstgedeelte van het scherm te verkrijgen.
Hierdoor verschijnt de SMF PLAYER indicator in de display.
Internal
Na indrukken van de SMF PLAYER toets kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [] CURSOR toetsen.
BELANGRIJK!
Verwijder de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf en schakel het keyboard nooit uit terwijl er toegang wordt verkregen naar de kaartdata door de opslag-, lees- of wisfunctie. Dit kan namelijk de data op de geheugenkaart en zelfs de kaartgleuf zelf beschadigen.
Voordat u een diskette uitwerpt dient u altijd eerst te controleren dat de toegangsindicator niet brandt of knippert. Als de toegangsindicator brandt of knippert betekent dit dat het keyboard bezig is data te lezen of te schrijven. Wanneer een diskette wordt uitgeworpen terwijl er toegang verschaft wordt tot de data erop, kan deze data beschadigen en onbruikbaar maken.
Een SMF weergeven
1
Merk op dat wat u eerst moet doen afhangt van of u weergeeft van het flash-geheugen, vanaf een SD geheugenkaart of vanaf een floppy diskette.
SD geheugenkaart
2
Steek de SD geheugenkaart die de data bevat die u wilt weergeven in de kaartgleuf van het keyboard. Gebruik de SMF PLAYER toets om de Card (kaart) indicator in het tekstgedeelte van het scherm te verkrijgen.
Hierdoor verschijnt de SMF PLAYER indicator in de display.
Na indrukken van de SMF PLAYER toets kunt u
het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [] CURSOR toetsen.
Floppy diskette (alleen model WK-3800)
2
Steek de floppy diskette die de data bevat die u
wilt weergeven in de floppy diskdrive van het keyboard. Gebruik de SMF PLAYER toets om de Disk (diskette) indicator in het tekstgedeelte van het scherm te verkrijgen.
Hierdoor verschijnt de SMF PLAYER indicator in de display.
Na indrukken van de SMF PLAYER toets kunt u
het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [] CURSOR toetsen.
D-77
Page 80
Gebruik van de SMF speler
3
Druk op de [] CURSOR toets om het bestandselectiescherm te verkrijgen.
SMF bestanden zijn die bestanden die eindigen met de extensie MID. Er verschijnt een foutmelding wanneer er zich op dat moment geen SMF bestanden in het flash-geheugen bevinden.
4
Voer d.m.v. de cijfertoetsen het drie-cijferige bestandnummer in van het bestand dat u wilt spelen.
De naam van het op dat moment geselecteerd bestand verschijnt in het tekstgedeelte van het display. Het bestandnummer wordt getoond in het nummergedeelte van het display. Het tempo/maat gedeelte van het display toont de grootte van het bestand in kilobytes.
U kunt ook van bestand veranderen d.m.v. de [] en [] CURSOR toetsen of de [+] en [–] toetsen.
5
Druk op de START/STOP toets
Hierdoor wordt de weergave van het geselecteerde bestand gestart.
U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het tempo bij te stellen binnen het bereik van 30 tot en met 255.
U kunt de kanalen 1 tot en met 16 m.b.v. de CHANNEL toetsen in- en uitschakelen ongeacht of de bestandweergave plaatsvindt of gestopt is. Zie In­en uitschakelen van kanalen op pagina D-40 voor nadere informatie.
6
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de bestandweergave te stoppen.
Configureren van andere instellingen
Andere instellingen configureren
1
Terwijl de weergave van het bestand stopt is, kunt u het bestand selecteren dat u wilt weergeven.
Voer de stappen 1 en 3 uit onder Een SMF weer geven om een bestand te selecteren.
2
Druk op de [] CURSOR toets om een scherm te tonen voor het selecteren van het deel dat u wilt spelen op het toetsenbord (meespeeldeel).
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om het meespeeldeel te selecteren.
U kunt het deel (het meespeeldeel) dat u op het toetsenbord wilt spelen specificeren als een waarde binnen het bereik lopende van 1 tot en met 16.
Schakel na het specificeren van het deel het kanaal uit dat correspondeert met het meespeeldeel dat u selecteerde. Zie In- en uitschakelen van kanalen op pagina D-40 voor nadere informatie. Door deze stap uit te voeren wordt het betreffende deel uitgeschakeld zodat u dat deel op het toetsenbord kunt meespelen met de rest van de SMF weergave.
OPMERKING
Door de SMF spelerfunctie in te schakelen worden alle delen teruggesteld doordat alle mixerfunctie kanalen ingeschakeld worden.
Bijstellen van het SMF weergavevolume
De volgende procedure beschrijft hoe u het algehele volume van de SMF dataweergave kunt regelen. U kunt het volume bijstellen terwijl de weergave gestopt is of terwijl deze aan de gang is.
1
Druk op de ACCOMP VOLUME toets.
Hierdoor verschijnt de SMF Vol. indicator in de display samen met een waarde die de huidige SMF volume instelling aangeeft.
2
Gebruik de [+] en [–] toetsen om het SMF volume bij te stellen.
U kunt een instelling specificeren binnen het bereik lopend van 000 (minimum) tot en met 127 (maximum).
Door [+] en [–] tegelijkertijd in te drukken keert de SMF volume instelling terug naar 100.
Merk op dat deze instelling geen invloed heeft op het volume van de noten die u op het keyboard speelt.
D-78
3
Druk op de [] CURSOR toets om het weergavefunctie selectiescherm te verkrijgen. Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of de [+] en [–]toetsen om de weergavefunctie te selecteren.
U kunt selecteren uit de volgende vier weergavefuncties.
S1 : Eén bestand, éénmalig SL : Eén bestand, herhaaldelijk A1 : Alle bestanden, éénmalig AL : Alle bestanden, herhaaldelijk
4
Druk op de [] CURSOR toets om het uitgangsfunctie selectiescherm te verkrijgen.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen of de [+] en
[–] toetsen om de uitgangsfunctie te selecteren.
U kunt selecteren uit de volgende twee uitgangstypes.
int (intern) : Ingebouwde luidsprekers van het keyboard out (extern) : USB poort
OPMERKING
Lagen, splitsen, en automatisch harmonisatie worden automatisch uitgeschakeld tijdens de SMF spelerfunctie.
Page 81
Gebruik van de SMF speler
SMF speler foutlezingen
Het volgende beschrijft wat u moet doen wanneer een foutlezing verschijnt tijdens de SMF spelerfunctie.
Foutlezing Oorzaak
Err Not SMF0
Err WrongDat
U probeert SMF data te spelen die niet volgens Format 0 zijn.
Er is een probleem met de SMF data die u probeert af te spelen of de data is beschadigd.
Maatregel
Gebruik uitsluitend Format 0 SMF data.
Gebruik andere data.
D-79
Page 82
Aansluiting op een computer
Met de USB poort kunt u het keyboard snel en eenvoudig aansluiten op een computer. Bij een computer met een USB poort kunt u een USB MIDI driver installeren van de CD­ROM die meegeleverd wordt met dit keyboard. Daarna kunt u het keyboard op de computer aansluiten en in de handel verkrijgbare MIDI software gebruiken om MIDI data uit te wisselen tussen het keyboard en uw computer. U kunt ook data die u van de CASIO MUSIC SITE downloadde oversturen naar het keyboard en keyboarddata zelfs opslaan op de harddisk van uw computer.
Installeren van de USB MIDI driver
1
U dient nu op uw computer de USB MIDI driver te installeren die zich bevindt op de CD-ROM die meegeleverd was met het keyboard.
Voor informatie aangaande het installeren van het USB MIDI stuurprogramma/driver dient u de inhoud te lezen van het CASIO USB MIDI stuurprogramma bestand (USBmanual_d.pdf) in de Dutch map van de CD-ROM”.
OPMERKING
Voordat u begint met het daadwerkelijk installeren van het USB MIDI stuurprogramma dient u eerst de inhoud te lezen van het USBreadme.txt bestand in de Nederlandse (Dutch) map, op de CD-ROM.
Gebruik Adobe Reader of Acrobat Reader voor toegang tot de gebruiksaanwijzing voor het USB MIDI stuurprogramma.*
* U dient Adobe Reader of Acrobat Reader reeds op uw computer
geïnstalleerd te hebben om de inhoud van de “Gebruiksaanwijzing voor het USB MIDI stuurprogramma” (USBmanual_d.pdf) te kunnen bekijken. Mocht uw computer niet reeds Adobe Reader of Acrobat Reader geïnstalleerd hebben, gebruik dan de onderstaande procedure om het programma te installeren.
Installeren van Adobe Reader (Acrobat Reader**)
Plaats de CD-ROM die meegeleverd wordt met dit keyboard in de CD-ROM drive van uw computer.
Op de CD-ROM navigeer naar map die Adobe heet, open de Nederlandse (Dutch) map en dubbelklik ar601nld.exe (ar505nld.exe**). Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen om de Adobe Reader te installeren.
** Adobe Reader kan niet worden geïnstalleerd op een computer
die onder Windows 98 draait. Dubbelklik op “ar505nld.exe” om Acrobat Reader te installeren op een computer die onder Windows 98 draait.
Minimale systeemvereisten voor de computer
Ondersteunde besturingssystemen
De werking wordt ondersteund onder Windows® XP, Windows 2000, Windows® Me, Windows® 98SE en Windows® 98.
● In het algemeen
IBM AT of compatibele computer
USB poort die normaal werkt onder Windows
CD-ROM drive (voor de installatie)
Minstens 2MB vrije ruimte op de harde schijf (exclusief
ruimte die benodigd is voor Adobe Reader)
Windows XP
300MHz of snellere Pentium processor
Minstens 128MB geheugen
Windows 2000
166MHz of snellere Pentium processor
Minstens 64MB geheugen
Windows Me, Windows 98SE, Windows 98
166MHz of snellere Pentium processor
Minstens 32MB geheugen
Stuurprogramma handtekening
Windows XP
1
Log in bij Windows XP via een computer Administrators account. Zie de documentatie die met Windows XP meegeleverd wordt voor informatie aangaande computer Administrators accounts.
2
Klik in het Windows [Start] menu op [Configuratiescherm].
Klik op [Overschakelen op klassieke weergave] als u de [Systeem] icoon niet in het configuratiescherm kunt vinden.
3
Klik op de [Systeem] icoon. Klik in het dialooogvenster dat verschijnt op het [Hardware] tabblad en klik vervolgens op de [Stuurprogramma Handtekening] toets.
4
Selecteer [Negeren] in het dialoogvenster dat verschijnt en klik vervolgens op [OK].
Windows 2000
1
Log in via de Administrators groepsaccount. Zie de documentatie die met Windows 2000 meegeleverd wordt voor informatie aangaande de Administrators groep.
®
D-80
2
Wijs in het Windows [Start] menu op [Instellingen] en klik vervolgens op [Configuratiescherm].
Page 83
3
Klik op de [systeem] icoon. Klik in het dialooogvenster dat verschijnt op het [Hardware] tabblad en klik vervolgens op de [Stuurprogramma Handtekening] toets.
4
Selecteer [Negeren] in het dialoogvenster dat verschijnt en klik vervolgens op [OK].
OPMERKING
Namen van bedrijven en producten zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren.
Gebruik van de USB poort
Merk op dat u een los verkrijgbare USB kabel dient aan te schaffen om het keyboard aan te sluiten op een computer via de USB poort. Pas nadat u een USB aansluiting tot stand heeft gebracht tussen het keyboard en een computer kunt u data tussen deze apparaten uitwisselen.
Aansluiten van een computer m.b.v. de USB poort
1
Gebruik voor de aansluiting van het keyboard op de computer een los verkrijgbare USB kabel.
USB poort van
de computer
USB kabel
Aansluiting op een computer
Algemene MIDI
Dit keyboard ondersteunt algemene MIDI zodat het gebruikt kan worden voor de weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde algemene MIDI data en algemene MIDI data die ernaar gezonden wordt met een persoonlijke computer. Zie de afzonderlijke tonen die beschikbaar zijn met GM tonen die van 000 tot en met 127 genummerd zijn.
Appendix
A voor details aangaande de
MIDI instellingen
U kunt de parameterinstelprocedure (pagina D-72) gebruiken om de instellingen te veranderen van de MIDI parameters die hieronder worden beschreven. Zie paginas D-73 tot en met D-74 voor details aangaande het instelmenu en de instelprocedure.
MIDI ingangssignaal akkoordbeoordeling (MIDI In Chord Judge)
Deze parameter bepaalt of via een extern toestel ontvangen nootdata geinterpreteerd dienen te worden als een akkoordvingerzetting van de automatische begeleiding. Schakel deze parameter in als u automatische begeleidingsakkoorden vanaf een computer of ander extern toestel wilt regelen.
Aan (on): Hierdoor worden via de USB poort
Uit (oFF): Schakelt de MIDI ingangssignaal
binnenkomende nootdata geïnterpreteerd als akkoordvingerzettingen voor de automatische begeleiding. Het door het keyboardkanaal gespecificeerde kanaal wordt gebruikt voor het specificeren van akkoorden.
akkoordbeoordeling (MIDI In Chord Judge) uit.
USB aansluiting
USB poort van het keyboard
DATA ACCESS indicator
De DATA ACCESS indicator gaat branden wanneer het keyboard data aan het uitwisselen is met een computer aangesloten via een USB kabelaansluiting. Verbreek de aansluiting met de USB kabel nooit terwijl de DATA ACCESS indicator brandt.
Begeleiding/melodie MIDI uitgang (Accompaniment/Song MIDI Out)
Schakel deze parameter uit wanneer u de automatisch bege­leiding of het melodiegeheugen wilt weergeven via de klank­bron van een extern toestel.
Aan (on): Geeft de automatisch begeleiding of het
melodiegeheugen weer als MIDI boodschappen via de USB poort van het keyboard.
Uit (oFF): Geeft de automatisch begeleiding of het
melodiegeheugen niet weer.
OPMERKING
Bezoek de CASIO website op http://world.casio.com/ voor gedetailleerde informatie betreffende MIDI implementatie.
D-81
Page 84
Aansluiting op een computer
Internet Data Expansion System
De Music Data Management Software applicatie op de CD­ROM die meegeleverd wordt met het keyboard laat u data die u met uw computer gedownload heeft van de CASIO MUSIC SITE oversturen naar het geheugen van het keyboard. U kunt deze applicatie ook gebruiken om keyboarddata op te slaan op de harde schijf van uw computer. Het Music Data Management Software ondersteunt het oversturen van de volgende types data.
SMF bestand
Ritmepatronen
Registraties
Gebruikersmelodieën die gecreëerd waren met de
melodiegeheugenfunctie
Tonen met golfvormen
Drawbar orgeltonen (trekorgel)
To on
Tonen met golfvormen
DSP
Pakketbestanden
Alle gebruikersdata
CASIO MUSIC SITE
http://music.casio.com/
Music Data Management Software
Music Data Management Software maakt het mogelijk voor u om data die u met uw computer gedownload heeft van de CASIO MUSIC SITE over te sturen naar het geheugen van het keyboard en om data van het keyboardgeheugen over te sturen voor opslag op de harde schijf van uw computer. Na het starten van het Music Data Management Software kunt u toegang krijgen tot de volgende drie converter applicaties.
Wave Converter (golfconversie)
Wave Converter creëert keyboard toon met golf data van de toondatabestanden (.wav) die opgeslagen zijn op de harde schijf van uw computer.
Rhythm Converter (ritmeconversie)
Rhythm Converter creëert keyboard ritmedata van ritmedata die in het SMF formaat opgeslagen zijn op de harde schijf van uw computer.
Parameter Editor
Met Parameter Editor kunt u uw keyboardparameters bewerken via uw computer.
Installeren van Music Data Management Software
Vergeet niet de inhoud van het betreffende leesmij.txt bestand te lezen voordat u het Music Data Management Software installeert. U kunt het leesmij.txt bestand vinden binnenin dezelfde taalmap waar het Music Data Software dat u gaat installeren zich bevindt.
1.Navigeer om het Music Data Management Software te installeren naar de CD-ROM op uw computer en dubbelklik op ides40.exe. Volg daarna de aanwijzingen die verschijnen op uw computerscherm.
* De documentatie van applicatiesoftware is in verschillende
talen verschikbaar op de CD-ROM die meegeleverd wordt met dit keyboard. Zie de map voor de gewenste taal. U kunt toegang verkrijgen door de handleiding door de betreffende HTML versie te openen die index.html heet door één van de volgende types web browser applicaties te gebruiken.
Internet Explorer 4 of hoger Netscape Navigator 4.04 of hoger
* Ondersteunde computer besturingssystemen Het Music Data Management Software draait onder de volgende besturingssystemen.
Windows 98SE Windows Me Windows 2000 Windows XP
BELANGRIJK!
Hoewel Music Data Management Software ontworpen is om te draaien onder de standaard configuraties van de bovenvermelde besturingssystemen dient u op te merken dat u het software mogelijk niet correct kunt laten draaien bij bepaalde software en hardware omgevingen.
Music Data Management Software ondersteunt de werking op een Macintosh niet.
Downloaden van data
Bezoek de CASIO MUSIC SITE voor informatie aangaande het downloaden van data.
Wanneer u aankomt bij de CASIO MUSIC SITE, selecteer dat het geografische gebied of het land van toepassing. Selecteer daarna een Internet Data Expansion System data download service, d.w.z. een dienst voor het downloaden van data via een data uitbreidingssysteem. Merk op dat de diensten die beschikbaar zijn op de CASIO MUSIC SITE afhangen van het gebied of het land dat u selecteert.
Gebundelde CD-ROM data
De CD-ROM die gebundeld is met het keyboard heeft een map die DATAforWK heet die op zijn beurt verschillende datamappen bevat. Zie het list.txt bestand binnenin elke map voor details betreffende de data die zich in de datamappen bevinden.
Terugzetten van het keyboard op de oorspronkelijke instellingen die in de fabriek ingesteld zijn
De DATAforWK map op de CD-ROM die meegeleverd wordt met dit keyboard bevat een bestand met de naam alldata.ckf die de oorspronkelijke in de fabriek vooringestelde basisinstellingdata bevat. Door de alldata.ckf data over te sturen naar het flash-geheugen worden alle instellingen teruggesteld op de oorspronkelijke instellingen die in de fabriek ingesteld zijn.
Zie de handleiding van het applicatiesoftware voor
informatie betreffende het oversturen van data naar het flash-geheugen van het keyboard.
D-82
Page 85
Opslaan van Data
U kunt data opslaan die u gecreëerd heeft en data die u vanaf een computer naar het ingebouwde flash-geheugen, naar de SD geheugenkaart of naar de floppy-diskette (WK-3800). In deze gebruiksaanwijzing worden SD geheugenkaarten en floppy-diskettes aangeduid als externe opslagmedia”. De types bestanden die opgeslagen kunnen worden op externe opslagmedia worden inde onderstaande tabel gegeven. Merk op dat de tabel tevens onder Bestandtypes die kunnen worden opgeslagen aangeeft hoe elk type bestand opgeslagen kan worden naar een voorbeschreven gebruikersgebied. Nadat u SMF data van het externe opslagmedium heeft geladen en opgeslagen heeft in het gebruikersgebied, kunt u deze via de SMF spelerfunctie weergeven. Zie Gebruiken van de SMF speler op pagina D-75 voor nadere informatie.
Bestandtypes die kunnen worden opgeslagen
Type
SMF
Ritmepatroon
Registratie
In de melodiegeheugenfunctie gecreëerde gebruikersmelodie
Drumgeluid met golven
Trekstaaforgel toon
Toon
Toom met golven
DSP
Pakketbestand*1
Alle gebruikersdata*2
*1: Pakketbestand Een pakketbestand combineert tooninstellingen, DSP effectinstellingen en andere insteldata in een enkel bestand die u kunt beheren en downloaden als een eenheid (pakket). Nadat u eenmaal een pakketbestand gecreëerd heeft, kunt u de complete instelling van het keyboard veranderen door het laden van een enkel pakketbestand. *2: Alle gebruikersdata (SMF bestand tot pakketbestand) in de bovenstaande tabel kan als een enkel bestand worden gehanteerd.
Merk echter op dat het bestand door haar grootte niet op een floppy diskette kan worden opgeslagen.
Pakketbestanddata inhoud
Display
Indicator
Smf
Pattern
Regist
Song
Dr wave
Drawbar
Tone
Tn wave
Dsp
Package
All Data
Opgeslagen
Data
1 Melodie
1 Patroon
1 Bank
1 Melodie
1 Set
1 Toon
1 Toon
1 Toon
1 Type
1 Pakket
1 Set
Gebruikersge-
biednummer
000 – 199
166 – 181
1 – 8
0 – 4
900 – 903
100 – 199
700 – 799
800 – 819
100 – 199
Gebruikersge­heugencapaciteit
200
16
8
5
4
100
100
20
100
1
1
Bestandnaam
Extensie
MID
Z00
Z01
Z02
Z03
Z04
Z05
Z06
Z07
Z08
Z09
Datatype
SMF
Ritmepatronen
Registraties
Drumklank met golven
Trekstaaforgel tonen
Tonen
Tonen met golven
DSP
Gebruikersgebied
190 – 199 (10 melodieën)
174 – 181 (8 ritmes)
7 – 8 (2 banken)
903 (1 set)
190 – 199 (10 tonen)
790 – 799 (10 tonen)
810 – 819 (10 tonen)
190 – 199 (10 effecten)
BELANGRIJK!
Het downloaden van een een pakketbestand laadt de insteldata die gegeven worden in de tabel onder Pakketbestanddata inhoud in het gebruikersgebied en vervangt alle huidige data door de data die zich in het pakketbestand bevindt.
Bij het laden van een pakketbestand of All Data (alle data) van of bij het schrijven van dergelijke data naar een SD geheugenkaart of een floppy diskette (alleen bij model WK-3800) toont de niveaumeter van het display de voortgang van de laad/schrijf bewerking zoals hieronder wordt aangegeven.
[Starten] [Stoppen]
D-83
Page 86
Opslaan van Data
Een SD geheugenkaart gebruiken
Uw keyboard is uitgevoerd met een SD kaartgleuf die het gebruik van SD geheugenenkaarten ondersteunt die u kunt gebruiken voor het opslaan van melodieën die u vanaf uw computer overstuurt, voor melodiegeheugendata die opgeslagen is in het flash-geheugen van het keyboard en andere data. Dit geeft u toegang tot een vrijwel onbeperkte hoeveelheid data die u onmiddellijk kunt downloaden wanneer u ze nodig heeft.
Ondersteunde SD geheugenkaarten:
1 GB of minder (kaarten met een capaciteit groter dan 1 GB worden niet ondersteund.)
BELANGRIJK!
Gebruik alleen een SD geheugenkaart met dit keyboard. Een juiste werking wordt niet gegarandeerd bij het gebruik van een ander type kaart.
Voorzorgsmaatregelen aangaande geheugenkaarten en de kaartgleuf
BELANGRIJK!
Lees zorgvuldig alle documentatie die die meegeleverd wordt met de geheugenkaart voor belangrijke informatie over het hanteren van de kaarten.
SD geheugenkaarten zijn voorzien van een schrijfbeveiligingsschakelaar die gebruikt kan worden om te beveiligen tegen het onverhoeds uitwissen van data. Nadat u belangrijke data op een geheugenkaart opgeslagen heeft, is het verstandig om de schrijfbeveiligingsschakelaar te gebruiken om de data te beveiligen tegen onverhoedse veranderingen en onverhoeds wissen.
Vermijd de volgende plaatsen bij het opslaan van data en het gebruik van geheugenkaarten. Dergelijke omstandigheden kunnen namelijk leiden tot beschadiging van de data die op de kaart opgeslagen zijn.
Plaatsen die een hoge temperatuur, hoge vochtigheidsgraad hebben of waar zich roest veroorzakende chemicaliën bevinden
Plaatsen die onderhevig zijn aan een sterke elektrostatische lading of elektrische storing
Wanneer u een geheugenkaart aanraakt let er dan op dan u de contactpunten nooit met uw vingers aanraakt.
Als de datatoegangsindicator brandt en de boodschapPls Wait (wachten a.u.b.) zich in de display bevindt,
betekent dit dat toegang verschaft is tot de data op de geheugenkaart door de opslag-, schrijf- of wisfunctie. Haal de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf en schakel het keyboad nooit uit terwijl er toegang wordt verschaft naar de kaart. Hierdoor kan de data op de geheugenkaart en zelfs de kaartgleuf beschadigd raken.
Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van dit keyboard te steken dat geen SD geheugenkaart is. Dit kan nl. defecten veroorzaken bij het keyboard.
Wordt een geheugenkaart in de kaartgleuf gestoken terwijl hij geladen is met statische elektriciteit dan kan dit er de oorzaak van zijn dat het keyboard niet meer goed werkt. Mocht dit gebeuren schakel dan het keyboard eenmaal uit en vervolgens weer aan.
Een geheugenkaart die langere tijd in de kaartgleuf heeft gezeten kan nogal heet aanvoelen wanneer u hem er uithaalt. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Merk op dat geheugenkaarten een beperkte levensduur hebben. Na langdurig gebruik kan het gebeuren dat u er geen data meer op kunt opslaan of dat u er geen data van kan lezen of dat de data niet meer uitgewist kan worden. Mocht dit het geval zijn dan dient u een nieuwe geheugenkaart aan te schaffen.
CASIO COMPUTER CO., LTD. neemt geen verantwoordelijkheid voor enig verlies of schade aan u of aan een derde voor het verlies of de beschadiging van data.
Gebruik van een SD geheugenkaart bij het keyboard
Wanneer u een geheugenkaart gebruikt bij het keyboard, zorg er dan voor deze kaart eerst te formatteren m.b.v. het keyboard. Zie Formatteren van een extern opslagmedium op pagina D-93 voor details aangaande het formatteren.
BELANGRIJK!
Dit keyboard ondersteunt enkel SD geheugenkaarten met het FAT16 formaat. Merk op dat dit keyboard geen data kan lezen van of data kan schrijven naar SD geheugenkaarten met het FAT32 formaat. Formatteer daarom met een computer de SD geheugenkaart met het FAT16 formaat voordat u de kaart met dit keyboard gebruikt.
Een geheugenkaart insteken en uitnemen
BELANGRIJK!
Denk er aan dat u de geheugenkaart in de juiste richting houdt wanneer u hem insteekt. Gebruik nooit geweld wanneer u de geheugenkaart in de kaartgleuf steekt en weerstand voelt.
Verwijder de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf en schakel het keyboard niet uit terwijl er toegang verschaft wordt tot de data op de kaart door de opslag-, lees, of wisfunctie. Hierdoor kan de data op de geheugenkaart en de kaartgleuf zelfs beschadigd raken.
D-84
B
Page 87
Opslaan van Data
Een geheugenkaart in de kaartgleuf steken
1
Schuif de geheugenkaart met de voorkant naar boven voorzichtig in de kaartgleuf. Steek de kaart volledig in totdat hij op zijn plaats vastklikt.
Voorbeeld: WK-3300/WK-3800
Voorkant
Een geheugenkaart uit de kaartgleuf nemen
1
Druk de geheugenkaart in de kaartgleuf en laat hem dan los.
Hierdoor zal de kaart halverwege naar buiten komen.
2
Trek de geheugenkaart vervolgens uit de kaartgleuf.
Nadat u heeft gecontroleerd dat de datatoegangsindicator niet meer brandt, kunt u de geheugenkaart voorzichtig uit de kaartgleuf trekken.* * Verwijder de geheugenkaart nooit uit de kaartgleuf
en schakel het keyboard nooit uit tijdens één van de volgende omstandigheden.
Terwijl de SMF spelerfunctie van het keyboard ingeschakeld is en de CARD indicator zich in het display bevindt.
Terwijl de kaarttoegangsindicator brandt en dePls Wait (wachten a.u.b.) boodschap zich in de
display bevindt om aan te geven dat er toegang verschaft wordt tot de data op de kaart
Het gebruik van de floppy disk-drive (alleen bij model WK-3800)
De WK-3800 komt met een ingebouwde disk-drive die u voorziet in de volgende mogelijkheden.
U kunt melodiegeheugen- en synthesizerdata op een floppy diskette opslaan voor langdurige opslag. Mocht u de data opnieuw willen gebruiken, steek dan eenvoudigweg een diskette in de disk-drive en laad de data.
U kunt SMF (standaard MIDI bestand) data weergeven die u gecreëerd heeft met een persoonlijke computer en die op diskette opslaan.
Voorzorgsmaatregelen voor floppy diskettes
BELANGRIJK!
Zorg er voor dat u alle documentatie leest die met de floppy disk meegeleverd wordt voor belangrijke informatie betreffende het hanteren van deze disks.
Vermijd de volgende plaatsen bij het opslaan en gebruik van diskettes. Dergelijke omstandigheden kunnen namelijk leiden tot beschadiging van de data die op de diskette opgeslagen zijn.
Bij televisietoestellen, bovenop audio-apparatuur of op plaatsen die blootstaan aan magnetisme. Wees in het bijzonder voorzichtig om diskettes uit de buurt te houden van elke bron van magnetisme.
Plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht of onderworpen zijn aan vochtigheid en extreme temperaturen.
Als één van de volgende voorzorgsmaatregelen in de wind wordt geslagen kan de data beschadigd worden die op de diskette opgeslagen is.
Probeer nooit aan een diskette te knutselen.
Probeer de sluiter van de diskette nooit te openen en
raak de film er binnenin niet aan.
Buig een diskette nooit en onderwerp hem nooit op andere wijze aan een ruwe behandeling.
Breng stickers alleen op de daarvoor bedoelde plaatsen aan en breng geen stickers aan bovenop andere.
Werp de diskette nooit uit de disk-drive terwijl de datatoegangsindicator brandt of aan het knipperen is en schakel de spanning van het keyboard nooit uit terwijl er zich een diskette in de disk-drive bevindt. Hierdoor kan de data op de diskette en zelfs de disk-drive beschadigd raken.
Steek nooit een vreemd voorwerp in de disk-drive. Dit kan tot defecten leiden.
D-85
Page 88
Opslaan van Data
De disk-drive maakt gebruik van een manetische kop. Een vuile kop kan data van de diskette niet nauwkeurig lezen en de bestaande data op de diskette mogelijk beschadigen. Om dit te vermijden kunt u het beste een in de handel verkrijgbare koppenreinigingsdiskette gebruiken om de kop geregeld schoon te maken.
Gebruik geen computer, een ander elektronisch instrument of een ander apparaat om een bestandnaam of de inhoud van een bestand te wijzigen die met dit keyboard gecreëerd was. Hierdoor kan de data voor dit keyboard onbruikbaar worden en zelfs beschadigingen veroorzaken bij dit keyboard.
Merk op dat CASIO COMPUTER CO.,LTD. geen verantwoordelijkheid neemt voor enig verlies of schade aan u of aan derden voor het verlies of de beschadiging van data op diskettes.
Betreffende floppy diskettes
Types diskette
Model WK-3800 ondersteunt zowel 3,5 inch 2HD (1,44MB geformateerde) als 2DD (720KB geformatteerde) diskettes. Het gebruik van diskettes van een andere maat of capaciteit worden niet ondersteund.
Indicators voor het type diskette
2HD ...... Een 2HD diskette heeft de aanduiding “HD” in de
rechter bovenhoek aan de voorkant. Tevens bevindt er zich een vierkant gat in de rechter onderhoek.
2DD ....... Dit type diskette heeft geen gat in de rechter
onderhoek.
Schrijfbeveiliging
BELANGRIJK!
U kunt de data op een diskette beveiligen zodat de data niet uitgewist kan worden en geen nieuwe data op de diskette kan worden opgeslagen. Een beveiligde diskette kan ook niet worden geformatteerd. U kunt data vanaf een diskette lezen ongeacht of de diskette al dan niet beveiligd is.
Beveiligd tegen schrijven (gat staat open)
Gat staat open
Schrijfbeveiligingsnok
Wanneer het schrijfbeveiligingsgat open staat zoals aangegeven in de afbeelding kunt u de inhoud van de diskette lezen maar u kunt data naar de diskette schrijven of de data er van wissen. Telkens wanneer u belangrijke data op de diskette heeft opgeslagen, moet u er op letten dat u het schrijfbeveiligingsgat in openstaande toestand zet om de data te beveiligen tegen onderhoeds veranderen of wissen.
De diskette die met het keyboard wordt meegeleverd bevat voorbeelddata. De diskette is beveiligd tegen schrijven om onderhoeds wissen of formatteren te voorkomen. Let erop dat u de diskette voorzichtig behandelt om schade aan of wissen van de data te vermijden.
Beschrijven is mogelijk (gat wordt geblokkeerd door een nok)
Mogelijk om data op te slaan en te wissen en de diskette te formatteren.
D-86
HD
Page 89
Opslaan van Data
Uitwerptoets
Eject button
WK-3300/WK-3800 WK-8000
SD geheugenkaartgleuf
Een diskette insteken en uitwerpen
In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe de diskette in de disk-drive wordt gestoken en hoe hij er weer wordt uitgehaald.
Om een diskette in de floppy disk-drive te steken
1
Steek de diskette met de sticker naar boven en de sluiter naar voren in de disk-drive zoals aangegeven in de afbeelding.
WK-3800
DISK/CARD
WK-3300/WK-8000
CARDSD memory card slot
CURSOR
[+]/[–]
YES/NO
Het gebruik van externe opslagmedia
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe SD geheugenkaarten en floppy diskettes (alleen bij model WK-3800) gebruikt kunnen worden voor het opslaan van data. In deze gebruiksaanwijzing worden SD geheugenkaarten en floppy diskettes gezamelijk aangeduid als externe opslagmedia”.
OPMERKING
De functies voor lagen en splitsen en de automatische harmonisatie worden automatisch uitgeschakeld terwijl de externe opslag gebruikt wordt. De functies voor de toon- en ritmekeuze en de ritmeweergave werken ook niet.
2
Schuif de diskette zover mogelijk in de disk-drive totdat hij op zijn plaats vastklikt.
Om een diskette uit de floppy disk-drive te werpen
BELANGRIJK!
Voordat u een diskette uitwerpt moet u er altijd op letten dat de datatoegangsindicator niet brandt of knippert. Mocht de indicator wel branden of knipperen dan betekent dit dat het keyboard data aan het lezen of schrijven is. Wordt een diskette uitgeworpen terwijl toegang wordt verschaft op de data op de diskette dan kan die data beschadigd raken.
1
Druk op de Eject toets.
Hierdoor wordt de diskette gedeeltelijk uit de disk­drive geworpen.
2
Verwijder de diskette met de hand uit de disk-drive.
Basale bediening van geheugenkaarten
1
Steek de geheugenkaart in de kaartgleuf.
2
Schakel de kaartfunctie in.
* WK-3800 Druk tweemaal op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Card (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
* WK-3300/WK-8000 Druk op de CARD toets.
Hierdoor verschijnt de CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Card (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen.
3
Druk op de [] CURSOR toets om het kaartfunctiemenu te tonen.
D-87
Page 90
Opslaan van Data
4
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het
scherm te tonen voor het type bewerking die u wilt uitvoeren.
Load
[]
[]
Opslaan van bestanden
U kunt de procedures in dit hoofdstuk gebruiken om melodiegeheugen, synthesizer en andere data die u creëert op te slaan in het externe opslagmedium om de data later te laden wanneer u deze weer nodig heeft. Zie Bestandtypes die kunnen worden opgeslagen op pagina D-83 voor informatie aangaande de types data die u wilt opslaan.
Save
[]
[]
Rename
[]
[]
Delete
[]
[]
Forma t
Zie de paginas hieronder om aan te refereren voor details aangaande het gebruik van elk van de bovenstaande menubewerkingen.
Laden van een bestand (Crd Load) : Pagina D-90 Opslaan van een bestand (Crd Save) : Pagina D-88 Hernoemen van een bestand (Crd Rename) : Pagina D-91 Wissen van een bestand (Crd Delete) : Pagina D-92 Formatteren van een SD geheugenkaart (Crd Format) : Pagina D-93
5
Ga door naar het volgende bewerkingsscherm van elk menu door op de [] CURSOR toets te drukken.
Basale floppy diskbewerkingen (alleen bij model WK-3800)
1
Steek een floppy disk in de disk-drive van het keyboard.
2
Druk op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de aanwijzer naast DISK/CARD in de display en verschijnt tevens de aanduiding Disk als tekst in de display.
3
Voer dezelfde bewerkingen uit zoals die beginnen onder stap 3 van Basale bediening van geheugenkaarten op pagina D-87.
Merk op dat de diskfunctie bewerkingen aangegeven worden in de display door het voorvoegsel Fd in plaats van het Crd voorvoegsel van de kaartfunctie bewerkingen.
VOORBEREIDINGEN
SD geheugenkaart
Steek de geheugenkaart die m.b.v. het keyboard
geformatteerd is in de kaartgleuf van het keyboard. Let er op dat de schrijfbeveligingsschakelaar van de geheugenkaart zich niet in de schrijfbeveiligingsstand bevindt.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Steek een op de juiste manier geformatteerde floppy
diskette in de floppy disk-drive van het keyboard. Let er op dat het schrijfbeveiligingsgat van de diskette gesloten is, waardoor schrijven mogelijk wordt.
OPMERKING
Afhankelijk van het type en de hoeveelheid data en het type opslagmedia dat u gebruikt (SD geheugenkaart of floppy diskette*) kan het opslaan of laden van data tussen enkele minuten en meer dan 30 minuten in beslag nemen. De boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) blijft in het display om aan te geven dat de procedure voor het opslaan of laden van data wordt uitgevoerd.
* Alleen bij model WK-3800
BELANGRIJK!
Probeer nooit een andere bedieningshandeling uit te voeren terwijl Pls Wait wordt aangegeven. Het uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment kan er de oorzaak van zijn dat het flash-geheugen of de data op de geheugenkaart of de floppy diskette wordt gewist en er kan schade worden toegebracht aan het geheugen van het keyboard waardoor dit mogelijk niet meer goed kan werken.
Opslaan van een bestand naar externe opslagmedia
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type externe opslagmedium dat u gebruikt.
SD geheugenkaart: Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één maal op de CARD toets.
Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/ CARD indicator bij model WK-3800) in het display en wordt de aanduiding Card in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800): Druk op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Disk (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
D-88
Page 91
Opslaan van Data
OPMERKING
Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [] en [] CURSOR toetsen.
2
Druk op de [] CURSOR toets om de kaartfunctie (of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het Save (opslaan) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [] CURSOR toets om naar het volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
5
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het bestandtype te selecteren.
6
Druk op de [] CURSOR toets om naar het gebruikersgebied selectiescherm te gaan.
7
Selecteer m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen of de [+] en [–] toetsen om het gebruikersgebied te selecteren waar het bestand dat u wilt opslaan zich bevindt.
De numerieke plaats waar cijfers/nummers worden getoond) in de display laten het gebruikersgebiednummer zien terwijl de tekstplaats de gebruikersgebiednaam laten zien*.
* Behalve registraties en gebruikersmelodieën
Als op dit moment op de EXIT of [] CURSOR toets
wordt gedrukt gaat u terug naar het bestandtype selectiescherm.
Het selectiescherm voor het gebruikersgebied zal niet verschijnen als het bestand dat u geselecteerd heeft een pakketbestand of een All Data (alle data) bestand is. Sla in dit geval deze stap over en ga direct naar het scherm.
8
Druk op de [] CURSOR toets om naar het bestandnaam invoerscherm door te gaan.
Oorspronkelijke bestandnaam aangegeven op het scherm
Ritmepatronen
Registraties
Gebruikersmelodieën gecreëerd tijdens de melodiegeheugenfunctie
Drumklanken met golfvorm
Trekstaaforgeltonen (drawbar orgel)
Tonen
Tonen met golfvormen
DSP bestand
Pakketbestand
Alle gebruikersdata
U_PTRN00
U_RGST00
U_SONG00
U_DRUM00
U_ORGN00
U_TONE00
U_TONW00
U_EFCT00
PACKAGE0
ALLDATA0
De oorspronkelijke default bestandnaam van het SMF bestand zal hetzelfde zijn als de naam van het gebruikersgebied dat u in stap 7 selecteerde.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters heen te bladeren op de huidige plaats van de cursor. Zie pagina D-94 voor informatie betreffende het invoeren van tekst.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en rechts te verplaatsen.
9
Druk na het invoeren van de bestandnaam op de [] CURSOR toets.
Als u de melodiedata opslaat dan verschijnt het bestandtype selectiescherm als volgende. Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om SMF of SONG te selecteren. Druk op de [] CURSOR toets na het bestandtype te hebben geselecteerd.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om u te vragen of u de data inderdaad wilt opslaan. Als het opslagmedium reeds een bestand met dezelfde naam bevat, verschijnt een bevestigingsboodschap om te vragen of u het bestaande bestand wilt vervangen door het nieuwe bestand.
0
Druk op de YES toets om de data te laden. Hierdoor verschijnt de boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat toegang wordt verkregen tot de geheugenkaart. Voer geen bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang wordt verkregen bij de geheugenkaart. De boodschap Complete (voltooid) verschijnt op het display nadat het opslaan van de data voltooid is. Na enkele seconden zal de boodschap worden vervangen door het bestandnaam selectiescherm.
Wilt u niet doorgaan met het laden van data druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord op de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor gaat u terug naar het gebruikersgebied selectiescherm in stap 7.
A
Nadat u de gewenste SmartMedia kaartbewerking voltooid heeft, kunt u op de DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/WK-8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
D-89
Page 92
Opslaan van Data
Laden van een Bestand
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk wanneer u de data wilt laden vanaf externe opslagmedia naar het gebruikersgebied van het keyboard.
BELANGRIJK!
Merk de volgende belangrijke punten op wanneer u de SMF spelerfunctie gebruikt om data op te slaan met de volgende procedure. * SD geheugenkaart
Om de onderstaande procedure uit te voeren dient u een SD geheugenkaart te hebben waarnaar SMF data gekopiëerd is vanaf een computer. Steek een SD geheugenkaart die u met het keyboard geformatteerd heeft in de kaartgleuf van uw computer en kopiëer de SMF data die u wilt laden naar de directory met de naam MUSICDAT. Merk op dat u geen data kunt laden als deze zich niet binnen de MUSICDAT directory bevindt. Als u een sub-directory creëert binnen de MUSICDAT directory zal het keyboard niet in staat zijn data te laden die zich in die sub-directory bevindt.
* Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Dit keyboard is in staat om alleen bestanden te zien die zich bevinden in de root-directory (hoogste directory) van de floppy diskette. Het keyboard kan dus geen bestanden zien die zich bevinden in een sub-directory.
VOORBEREIDINGEN
SD geheugenkaart
Steek de SD geheugenkaart die de data bevat die u
wilt laden in de kaartgleuf van het keyboard.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Steek de floppy diskette die de data bevat die u wilt
laden in de floppy disk-drive van het keyboard.
Oproepen van bestanddata vanaf externe opslagmedia
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type externe opslagmedium dat u gebruikt.
SD geheugenkaart: Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één maal op de CARD toets.
Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/ CARD indicator bij model WK-3800) in het display en wordt de aanduiding Card in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) : Druk op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Disk (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen.
2
Druk op de [] CURSOR toets om de kaartfunctie (of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het Load (laden) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [] CURSOR toets om naar het volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
5
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het gewenste bestandtype te selecteren.
OPMERKING
Afhankelijk van het type en de hoeveelheid data en het type opslagmedia dat u gebruikt (SD geheugenkaart of floppy diskette*) kan het opslaan of laden van data tussen enkele minuten en meer dan 30 minuten in beslag nemen. De boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) blijft in het display om aan te geven dat de procedure voor het opslaan of laden van data wordt uitgevoerd. * Alleen bij model WK-3800
BELANGRIJK!
Probeer nooit een andere bedieningshandeling uit te voeren terwijl Pls Wait wordt aangegeven. Het uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment kan er de oorzaak van zijn dat het flash-geheugen of de data op de geheugenkaart of de floppy diskette wordt gewist en er kan schade worden toegebracht aan het geheugen van het keyboard waardoor dit mogelijk niet meer goed kan werken.
D-90
6
Druk op de [] CURSOR toets om het bestandnaam selectiescherm te verkrijgen.
7
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of op de [+] en [–] toetsen om de naam van het te laden bestand te selecteren.
U kunt de cijfertoetsen ook gebruiken om een bestandnummer van drie cijfers in te voeren. Het bestandnummer wordt getoond in het cijfergedeelte van het display.
8
Druk op de [] CURSOR toets om naar het gebruikersgebied selectiescherm door te gaan.
Page 93
9
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of op de [+] en [–] toetsen om het gebruikersgebied te selecteren waarnaar u de geladen bestanddata wilt importeren.
Het numerieke deel van de display geeft het gebruikersgebiednummer aan terwijl het tekstgedeelte de gebruikersgebiednaam laat zien*.
* Behalve registraties en gebruikersmelodieën
Het gebruikersgebied selectiescherm verschijnt niet
als het bestand dat u selecteerde een pakketbestand is of een All Data bestand. Sla in dit geval stap 9 over en ga direct door naar stap 10.
Door op dat moment op de EXIT toets of op de [왖] CURSOR toets te drukken, gaat u terug naar het bestandtype selectiescherm.
0
Druk na het selecteren van het gebruikersgebied op de [] CURSOR toets.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om u te vragen of u de data inderdaad wilt laden. Als er zich reeds data in het gebruikersgebied bevindt, zal de boodschap u vragen of u de geladen data over de bestaande data heen wilt schrijven.
A
Druk op de YES toets om de data op te roepen.
Hierdoor verschijnt de boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang wordt verkregen bij de kaart. De boodschap Complete (voltooid) verschijnt op de display nadat het opslaan van de data voltooid is. Na enkele seconden zal de boodschap worden vervangen door het bestandnaam selectiescherm.
Wilt u niet doorgaan met het laden van data druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord op de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor gaat u terug naar het gebruikersgebied selectiescherm in stap 9.
Opslaan van Data
Hernoemen van een Bestand
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk wanneer u de naam van een bestand wilt veranderen dat u eerder opgeslagen had naar een extern opslagmedium.
VOORBEREIDINGEN
SD geheugenkaart
Steek de SD geheugenkaart die het bestand bevat
waarvan u de naam wilt veranderen in de kaartgleuf van het keyboard. Let er op dat de schrijfbeveligingsschakelaar van de geheugenkaart zich niet in de schrijfbeveiligingsstand bevindt.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Steek de floppy diskette die het bestand bevat waarvan
u de naam wilt veranderen in de floppy disk-drive van het keyboard. Let er op dat het schrijfbeveiligingsgat van de diskette gesloten is, waardoor schrijven mogelijk wordt.
Hernoemen van een bestand dat op externe opslagmedia is opgeslagen
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type externe opslagmedium dat u gebruikt.
SD geheugenkaart: Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één maal op de CARD toets.
Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/ CARD indicator bij model WK-3800) in het display en wordt de aanduiding Card in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) : Druk op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Disk (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
B
Nadat u het voltooid heeft, kunt u op de DISK/ CARD toets (CARD bij model WK-3300/WK-8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
OPMERKING
Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen.
2
Druk op de [] CURSOR toets om de kaartfunctie (of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het Rename (hernoemen) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [] CURSOR toets om naar het volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
D-91
Page 94
Opslaan van Data
5
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het type bestand te selecteren dat u wilt hernoemen.
6
Druk op de [] CURSOR toets om het bestandnaam selectiescherm te verkrijgen.
7
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of op de [+] en [–] toetsen om de naam van het te bestand te selecteren waarvan u de naam wilt veranderen.
U kunt de cijfertoetsen ook gebruiken om een bestandnummer van drie cijfers in te voeren. Het bestandnummer wordt getoond in het cijfergedeelte van het display.
8
Druk op de [] CURSOR toets om naar het bestandnaam invoerscherm door te gaan.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door de letters heen te bladeren op de huidige plaats van de cursor. Zie pagina D-94 voor informatie betreffende het invoeren van tekst.
Gebruik de [왗] en [] CURSOR toetsen om de cursor naar links en rechts te verplaatsen.
9
Druk na het invoeren van de bestandnaam op de [] CURSOR toets.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om u te vragen of u de naam van het bestand inderdaad wilt veranderen.
0
Druk op de YES toets om de naam van het bestand te veranderen.
Hierdoor verschijnt de boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang wordt verkregen bij de kaart. De boodschap Complete (voltooid) verschijnt op de display nadat het hernoemen van het bestand voltooid is. Na enkele seconden zal de boodschap worden vervangen door het bestandnaam selectiescherm.
Wilt u niet doorgaan met het hernoemen van het bestand druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord op de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor gaat u terug naar het bestand selectiescherm.
A
Nadat u het hernoemen voltooid heeft, kunt u op de DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/ WK-8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
Wissen van een bestand
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk wanneer een bestand wilt wissen dat u eerder opgeslagen had naar een extern opslagmedium.
BELANGRIJK!
Merk op dat de bestandwisbewerking niet ongedaan gemaakt kan worden. Controleer dat u de data echt niet langer nodig heeft voordat u deze uitwist.
Door een bestand te wissen worden alle navolgende bestandnummers één kleiner. Als u een ander bestand wilt wissen dient u er op te letten dat u niet het verkeerde bestandnummer specificeert.
VOORBEREIDINGEN
SD geheugenkaart
Steek de SD geheugenkaart die het bestand bevat
dat u wilt wissen in de kaartgleuf van het keyboard. Let er op dat de schrijfbeveligingsschakelaar van de geheugenkaart zich niet in de schrijfbeveiligingsstand bevindt.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Steek de floppy diskette die het bestand bevat dat u
wilt wissen in de floppy disk-drive van het keyboard. Let er op dat het schrijfbeveiligingsgat van de diskette gesloten is, waardoor schrijven mogelijk wordt.
Wissen van een bestand dat op externe opslagmedia is opgeslagen
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type externe opslagmedium dat u gebruikt.
SD geheugenkaart: Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één maal op de CARD toets.
Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/ CARD indicator bij model WK-3800) in het display en wordt de aanduiding Card in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) : Druk op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Disk (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen.
D-92
2
Druk op de [] CURSOR toets om de kaartfunctie (of diskfunctie) te verkrijgen.
Page 95
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het Delete (wissen) scherm te verkrijgen.
4
Druk op de [] CURSOR toets om naar het volgende bestandtype selectiescherm te gaan.
5
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het type bestand te selecteren dat u wilt wissen.
6
Druk op de [] CURSOR toets om het bestandnaam selectiescherm te verkrijgen.
7
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen of op de [+] en [–] toetsen om de naam van het te bestand te selecteren waarvan u de naam wilt wissen.
U kunt de cijfertoetsen ook gebruiken om een bestandnummer van drie cijfers in te voeren. Het bestandnummer wordt getoond in het cijfergedeelte van het display.
8
Druk na het selecteren van de bestandnaam op de [] CURSOR toets.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap om u te vragen of u het bestand inderdaad wilt wissen.
9
Druk op de YES toets om het bestand te wissen.
Hierdoor verschijnt de boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang wordt verkregen bij de kaart. De boodschap Complete (voltooid) verschijnt op de display nadat het wissen van het bestand voltooid is. Na enkele seconden zal de boodschap worden vervangen door het bestandnaam selectiescherm.
Wilt u niet doorgaan met het wissen van het bestand druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord op de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor gaat u terug naar het bestandnaam selectiescherm.
0
Nadat u het wissen voltooid heeft, kunt u op de DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/WK-
8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
Opslaan van Data
Formatteren van een extern opslagmedium
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om externe opslagmedia te formatteren voordat u deze voor de eerste maal in gebruik neemt of wanneer u de volledige inhoud op een SD geheugenkaart of een floppy diskette wilt wissen.
BELANGRIJK!
Controleer dat het medium echt geen data bevat die u nog nodig heeft voordat u de onderstaande procedure uitvoert.
Formatteren van een SD geheugenkaart Het formatteren van de SD geheugenkaart zoals dat uitgevoerd wordt door uw keyboard is een snelle formatteerbewerking. Als u de data op de kaart volledig wilt uitwissen dient u de kaart op uw computer of een ander toestel te formatteren.
VOORBEREIDINGEN
SD geheugenkaart
Steek de SD geheugenkaart die u wilt formatteren in
de kaartgleuf van het keyboard. Let er op dat de schrijfbeveligingsschakelaar van de geheugenkaart zich niet in de schrijfbeveiligingsstand bevindt.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800)
Steek de floppy diskette die u wilt formatteren in de
floppy disk-drive van het keyboard. Let er op dat het schrijfbeveiligingsgat van de diskette gesloten is, waardoor schrijven mogelijk wordt.
Formatteren van uitwendige opslagmedia
1
Wat u eerst dient te doen hangt af van het type externe opslagmedium dat u gebruikt.
SD geheugenkaart: Druk bij model WK-3800 tweemaal op de DISK/
CARD toets. Druk bij model WK-3300/WK-8000 één maal op de CARD toets.
Hierdoor verschijnt de CARD indicator (de DISK/ CARD indicator bij model WK-3800) in het display en wordt de aanduiding Card in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
Floppy Diskette (alleen bij model WK-3800) : Druk op de DISK/CARD toets.
Hierdoor verschijnt de DISK/CARD indicator in het display en wordt de aanduiding Disk (kaart) in het tekstgedeelte van het display weergegeven.
OPMERKING
Na eenmaal indrukken van de DISK/CARD toets (model WK-3300/WK-8000: CARD toets) kunt u het externe opslagmedium selecteren m.b.v. de [왗] en [왘] CURSOR toetsen.
D-93
Page 96
Opslaan van Data
2
Druk op de [] CURSOR toets om de kaartfunctie (of diskfunctie) te verkrijgen.
3
Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om het Format (formatteren) scherm te verkrijgen.
Invoeren van Karakters
Hieronder worden de types karakters beschreven die u kunt invoeren bij het opslaan van data naar het gebruikersgebied en externe opslagmedia.
4
Druk op de [] CURSOR toets.
Voor gebruikers van model WK-3800 Als u een floppy diskette formatteerd zal hier een scherm verschijnen met de specificaties voor de dichtheid van de floppy diskette. Gebruik de [] en [] CURSOR toetsen om ofwel de 2DD of 2HD te selecteren en druk dan op de [] CURSOR toets.
BELANGRIJK!
Bij het formatteren van een floppy diskette dient u er op te letten dat u het formaat selecteert dat overeenkomt met het type diskette (2DD of 2HD) dat u gebruikt.
Dit zal een bevestigingsboodschap tonen om u te vragen of u het medium inderdaad wilt formatteren.
5
Druk op de YES toets om het formatteren te beginnen.
Hierdoor verschijnt de boodschap Pls Wait (wachten a.u.b.) in de display om aan te geven dat toegang wordt verkregen tot de kaart. Voer geen bewerkingen uit op het keyboard terwijl toegang wordt verkregen bij de kaart. De boodschap Complete (voltooid) verschijnt op de display nadat het formatteren van het medium voltooid is. Na enkele seconden zal de boodschap worden vervangen door het scherm voor het type bewerking.
Wilt u niet doorgaan met het formatteren van het medium druk dan op de EXIT toets of op de NO toets in antwoord op de bovenstaande bevestigingsboodschap. Hierdoor gaat u terug naar het scherm voor het type bewerking.
Gebruikersgebieddata
Externe opslagmedia
U kunt dezelfde karakters invoeren als die toegestaan zijn voor de namen van MS-DOS bestanden.
6
Nadat u het formatteren voltooid heeft, kunt u op de DISK/CARD toets (CARD bij model WK-3300/ WK-8000) drukken om de kaartfunctie te verlaten.
D-94
B
Page 97
Foutlezingen bij SD geheugenkaarten
Opslaan van Data
Displaymelding Oorzaak
Err Card R/W
Err CardFull
Err No Card
Err No Data
Err Name
Err ReadOnly
Err Format
Err Mem Full
Err Not SMF0
Err No File
Err Protect
Err Convert
Err WrongDat
Er is iets fout met de geheugenkaart.
De geheugenkaart is vol.
1. De geheugenkaart is niet juist in de kaartgleuf geplaatst.
2. Er bevindt zich geen geheugenkaart in de kaartgleuf of de geheugenkaart was halverwege een kaarttoegangsbewerking verwijderd.
U probeert data op te slaan naar een SD geheugenkaart terwijl er een keyboard­gebruikersgebied geselecteerd is dat geen data bevat.
1. Er bestaat reeds een bestand met dezelfde naam als die u probeert te gebruiken.
2. U probeert een bestandnaam te gebruiken die niet toegestaan wordt door MS-DOS.
Poging om een bestand te creëren met dezelfde naam als een bestaand bestand dat alleen gelezen kan worden (Read Only).
1. Het formaat van de geheugenkaart is niet compatibel met dit keyboard.
2. De geheugenkaart is niet geformatteerd.
3. De geheugenkaart is beschadigd.
Het geheugen van het keyboard raakte vol tijdens het importeren van data van de geheugenkaart.
Het bestand dat u leest is geen SMF 0 formaatbestand.
1. Het keyboard kan geen enkel bestand op de geheugenkaart vinden dat het kan lezen.
2. U probeert een SMF op te slaan naar een SD geheugenkaart terwijl er zich geen SMF in het geheugen van het keyboard bevindt.
De geheugenkaart is beveiligd tegen schrijven.
Er is niet genoeg geheugen beschikbaar om data op te slaan die geproduceerd wordt door het converteren van melodiedata van het SONG formaat naar het SMF formaat.
De data op de geheugenkaart is beschadigd.
Te ondernemen stappen
Gebruik een andere geheugenkaart.
1. Gebruik een andere geheugenkaart.
2. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft van de geheugenkaart (pagina D-92).
1. Verwijder de geheugenkaart en steek hem opnieuw in (pagina D-84).
2. Steek een geheugenkaart in de gleuf. Verwijder nooit een geheugenkaart uit de kaartgleuf terwijl een kaarttoegangsbewerking aan de gang is.
Selecteer een keyboard-gebruikersgebied dat wel data bevat.
1. Gebruik een andere naam (pagina D-91).
2.
Geef een naam aan bestanden en gebruik daarvoor toegestane karakters (pagina D-94).
Sla het bestand op een andere geheugenkaart op of gebruik een andere naam.
1. Verander naar een geheugenkaart die het
juiste formaat heeft. .............................. D-84
2. Formatteer de geheugenkaart. ............ D-93
3. Gebruik een andere geheugenkaart.
1. Wis enige SMF data, golfvormdata of begeleidingsdata die u niet langer nodig heeft uit het geheugen van het keyboard om ruimte
in het flash-geheugen vrij te maken ..... D-74
2. Heeft u melodiedata opgeslagen in het melodiegeheugen (SG0 t/m 4), wis dan de melodiedata uit die u niet langer nodig heeft.
................................................................. D-64
Gebruik enkel SMF 0 formaatbestanden.
1. Gebruik een geheugenkaart die data bevat die met dit keyboard opgeslagen is of compatibele data van een ander toestel.
2.
1. Gebruik een andere geheugenkaart.
2. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar van de SD geheugenkaart in de juiste stand om het opslaan van data mogelijk te maken.
................................................................. D-84
Wis enige SMF data, golfvormdata of begeleidingsdata die u niet langer nodig heeft uit het geheugen van het keyboard om ruimte in het flash-geheugen vrij te maken (pagina D-74).
Gebruik andere data of een andere geheugenkaart.
D-95
Page 98
Opslaan van Data
Foutlezingen bij de disk-drive (alleen bij model WK-3800)
Displaymelding Oorzaak
Err ReadOnly
Err Format
Err Disk R/W
Err DiskFull
Err Mem Full
Err Not SMF0
Err No Disk
Err No Data
Err No File
Err Protect
Err Convert
Err WrongDat
Err Name
Poging om een bestand te creëren met dezelfde naam als een bestaand bestand dat alleen gelezen kan worden (Read Only).
1. Het formaat van de diskette is niet compatibel met dit keyboard.
2. De diskette is niet geformatteerd.
3. De diskette is beschadigd.
De diskette is beschadigd.
De diskette is vol.
Het geheugen van het keyboard raakte vol tijdens het importeren van data van de diskette.
Het bestand dat u leest is geen SMF 0 formaatbestand.
1. De diskette is niet juist in de disk-drive geplaatst.
2. Er bevindt zich geen diskette in de disk-drive.
U probeert data op te slaan naar een disk terwijl er een keyboard-gebruikersgebied geselecteerd is dat geen data bevat.
1. Het keyboard kan geen enkel bestand op de kaart vinden dat het kan lezen.
2. U probeert een SMF op te slaan naar een disk terwijl er zich geen SMF in het geheugen van het keyboard bevindt.
De diskette is beveiligd tegen schrijven.
Er is niet genoeg geheugen beschikbaar om data op te slaan die geproduceerd wordt door het converteren van melodiedata van het SONG formaat naar het SMF formaat.
Het bestand dat u leest is van een verkeerd formaatbestand. De data op de diskette is beschadigd.
Er bestaat reeds een bestand op de diskette met dezelfde naam als die u probeert te gebruiken.
Te ondernemen stappen
Sla het nieuwe bestand op een andere diskette op of gebruik een andere naam.
1. Verander naar een diskette die het juiste
formaat heeft. ......................................... D-86
2. Formatteer de diskette. ......................... D-93
3. Gebruik een andere diskette.
Gebruik een andere diskette.
1. Gebruik een andere diskette.
2. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft van de diskette om ruimte te maken voor de
data die u wilt opslaan. ......................... D-92
1. Wis enige SMF data, golfvormdata of begeleidingsdata die u niet langer nodig heeft uit het geheugen van het keyboard om ruimte
in het flash-geheugen vrij te maken. .... D-74
2. Heeft u melodiedata opgeslagen in het melodiegeheugen (SG0 t/m 4), wis dan de melodiedata uit die u niet langer nodig heeft.
................................................................. D-64
Gebruik enkel SMF 0 formaatbestanden.
1. Werp de diskette uit en steek hem opnieuw
in. ............................................................. D-87
2. Steek een diskette in de disk-drive.
Selecteer een keyboard-gebruikersgebied dat wel data bevat.
1. Gebruik een diskette die data bevat die met dit keyboard opgeslagen is of compatibele data van een ander toestel.
2.
1. Gebruik een andere diskette.
2.
Sluit het schrijfbeveiligingsgat van de diskette om het opslaan van data toe te staan
Wis enige SMF data, golfvormdata of begeleidingsdata die u niet langer nodig heeft uit het geheugen van het keyboard om ruimte in het flash-geheugen vrij te maken (pagina D-74).
Gebruik andere data of een andere diskette.
Gebruik een andere naam (pagina D-91).
. ... D-86
D-96
Page 99
Oplossen van moeilijkheden
Probleem Mogelijke oorzaak Handeling
Geen geluid van het keyboard
Een van de volgende symptomen tijdens werking op batterijen.
Zwak brandende stroomindicator
Het instrument kan niet worden ingeschakeld.
Wanneer de display knippert, donker of moeilijk af te lezen is
Abnormaal laag luidspreker-/hoofdtelefoonvolume
Vervorming van het geluid
Af en toe onderbreken van geluid tijdens weergave bij een hoog volume
Plotseling uitvallen van de stroom tijdens weergave bij een hoog volume
Knipperen of donker worden van de display tijdens weergave met een hoog volume
Geluid blijft klinken zelfs na loslaten van de toetsen
Een toon die totaal verschilt van de toon die u instelde
Abnormale weergave van het ritmepatroon en de demonstratiemelodie
Uitvallen van stroom, geluidsvervorming of laag volume bij spelen via een aangesloten
computer of een extern toestel.
Plotseling uitvallen van de spanning tijdens het lezen van of schrijven naar een opslagmedium
1. Probleem met de stroomvoorziening.
2. De stroom is niet ingeschakeld.
3. Het volume is te laag ingesteld.
4. Spelen in het begeleidingstoetsenbord gebied terwijl de instelling van de MODE toets op CASIO CHORD of FINGERED staat.
5. De functie voor lokale bediening is uitgeschakeld.
6. Mixerkanaal 1 is uitgeschakeld.
7. De instelling van het volume van mixerkanaal 1 is te laag.
8. De DSP volumeparameter is te laag ingesteld.
9. De expressiewaarde van de bestanddata die op de SMF speler weergegeven wordt, is te laag.
Lage batterijspanning
1. Sluit de adapter op de juiste wijze aan, let erop dat de polen (+/–) van de batterijen in de juiste richting wijzen en controleer dat de batterijen niet leeg zijn.
2. Druk op de POWER toets om de spanning in te schakelen. Gebruik de MAIN VOLUME
3. regelaar om het volume te verhogen.
4. Geen van de begeleidingsfunctie indicators brandt, hetgeen betekent dat de automatische begeleiding uitgeschakeld is.
5. Schakel de functie voor lokale bediening in (ON).
6.
Schakel kanaal 1 m.b.v. de mixer in.
7. Verhoog m.b.v. de mixer de instelling van het volume van kanaal 1.
8. Verhoog de DSP parameterwaarde.
9. Verlaat de SMF spelerfunctie en ga er daarna weer in of verander van SMF speler meespeeldeel.
Vervang de oude batterijen door een set nieuwe of gebruik de netadapter.
Zie pagina
D-14, 15
D-19
D-19
D-32
D-74
D-40 D-41
D-28
D-75
D-14, 15
extern
Automatische begeleiding klinkt niet.
Geen verandering in het volume bij verandering in druk op de klaviertoetsen.
Bij spelen van het keyboard klinken twee tonen.
Verschillende tonen klinken bij indrukken van klaviertoetsen in andere bereiken.
1. Volume van automatische begeleiding staat op 000.
2. De kanalen 6-10 voor de onderdelen van de automatische begeleiding zijn uitgeschakeld.
3.
De instelling van het volume of de expressie van de kanalen 6-10 voor de onderdelen van de automatische begeleiding is te laag.
De aanslagvolumefunctie is uitgeschakeld.
De lagenfunctie is ingeschakeld.
De splitsfunctie is ingeschakeld.
1. Verhoog met de ACCOMP VOLUME toets het volume.
2. Schakel de kanalen m.b.v. de mixer weer in.
3. Verhoog de instelling van het volume van het van toepassing zijnde kanaal m.b.v. de mixer.
Druk op de TRANSPOSE/ FUNCTION toets om deze in te schakelen.
Druk op de LAYER toets om de lagenfunctie uit te schakelen.
Druk op de SPLIT toets om de splitsfunctie uit te schakelen.
D-39
D-40
D-41
D-69
D-66
D-67
D-97
Page 100
Oplossen van moeilijkheden
Probleem Mogelijke oorzaak Handeling
De sleutel of de stemming komt niet overeen bij spelen met een ander MIDI toestel.
Delen vallen plotseling weg tijdens weergave van het melodiegeheugen.
Sommige delen worden in het geheel niet weergegeven tijdens weergave van het melodiegeheugen.
Er gebeurt niets bij indrukken van de LAYER of SPLIT toets.
Er wordt geen geluid geproduceerd tijdens weergave van MIDI data via een computer.
Spelen op het toetsenbord produceert een onnatuurlijk geluid bij aansluiting op een computer.
Akkoordbegeleidingsdata kan niet opgenomen worden met een computer.
Het keyboard start niet goed wanneer deze wordt ingeschakeld.
De stem- of transponeerparameter
1. staat ingesteld op een andere waarde dan 00.
2. Instellingen voor ruwweg en fijnstemmen van de mixer en/of octaafverschuiving zijn waarden anders dan 00.
Het aantal melodieën dat tegelijkertijd wordt weergegeven overschrijdt de beperkingen van het keyboard.
1. Kanalen zijn uitgeschakeld.
2. De instelling van het volume is te laag.
1.
Eén of meer van de melodiekanalen (2 – 4) is uitgeschakeld.
2. De instelling van het volume van één of meer van de melodiekanalen (2 – 4) is te laag.
3. De opnamestandbyfunctie is ingeschakeld.
4. De SMF spelerfunctie is op het moment in gebruik.
1. De USB kabel is niet juist aangesloten.
2. Het kanaal is uitgeschakeld of het volume staat te laag ingesteld.
De MIDI Thru functie van de computer is ingeschakeld.
Begeleiding/melodie MIDI uitgangssignaal is uitgeschakeld.
1. Het flash-geheugen is beschadigd. Er is iets fout met de kaart.
2.
Het keyboard signaleerde abnormale data in het flash­geheugen en begint automatisch met resetten van keyboard systeem.
1. Verander de waarde van de stem­of transponeerparameter naar 00.
2. Zet de instellingen voor ruwweg en fijnstemmen en/of octaafverschuiving in op 00.
Schakel onnodige kanalen uit en verminder het aantal delen dat wordt weergegeven m.b.v. de mixer.
1. Schakel de kanalen in m.b.v. de mixer.
2. Controleer de volume-instelling m.b.v. de mixer.
1. Schakel de kanalen 2 – 4 in m.b.v. de mixer.
2. Verhoog het volume van de kanalen 2 t/n 4 m.b.v. de mixer.
3.
De LAYER en SPLIT toetsen kunnen niet worden gebruikt tijdens opnemen en opnamestandby.
4.
Schakel de SMF spelerfunctie uit. LAYER (lagen) en SPLIT (splitsing) zijn niet beschikbaar terwijl de SMF spelerfunctie in gebruik is.
1. Sluit de USB kabel op de juiste wijze aan.
2. Schakel het kanaal in of verhoog het volume m.b.v. de mixer.
Schakel de MIDI Thru functie uit bij de computer of schakel de lokale bediening (Local Control) uit bij het keyboard.
Schakel het begeleiding/melodie MIDI uitgangssignaal in.
1. a. Verwijder de batterijen uit het
keyboard en verbreek de verbinding met de netadapter en druk op de POWER toets.
b. Leg de batterijen in en/of, sluit
de netadapter opnieuw aan en druk nogmaals op de POWER toets om de spanning in te schakelen.
c. Gebruik de TRANSPOSE/
FUNCTION toets om het systeem terug te stellen.
Mocht dit het probleem niet oplossen, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door CASIO erkende onderhoudswerkplaats voor onderhoud.
2. Wacht (ongeveer 40 seconden) totdat de Pls Wait (wachten a.u.b.) melding van het display verdwenen is.
Zie pagina
D-69, 70
D-42
D-40
D-40
D-41
D-40
D-41
D-66, 67
D-75
D-81
D-40, 41
D-74
D-74
D-14, 15
D-74
D-98
Loading...