CANON EOS 5D User Manual [nl]

INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS 5D is een hoogwaardige digitale AF-spiegelreflexcamera met een grote CMOS-sensor van 35,8 x 23,9 mm met een effectieve resolutie van 12,8 megapixel. De camera heeft negen uiterst nauwkeurige AF­punten en is compatibel met alle EF-lenzen van Canon (met uitzondering van de EF-S-lens). De camera is ontworpen voor het maken van snelle opnamen op ieder moment en is uitgerust met diverse functies voor alle vormen van fotografie, van volautomatische kiekjes tot creatief werk.
Lees de Instructiehandleiding zodat u vertrouwd raakt met de functies voordat u de camera gaat gebruiken. Lees de Veiligheidsmaatregelen (p. 8, 9) en Tips en waarschuwingen voor het gebruik (p. 10, 11) om eventuele ongelukken en schade te voorkomen.
Camera testen voor gebruik
Maak - voordat u de camera gaat gebruiken - een aantal proefopnamen en controleer of deze goed worden opgeslagen op de geheugenkaart. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gelezen door een pc, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privé-gebruik. Het maken van opnamen van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke kan zelfs voor privé-gebruik verboden zijn.
Canon en EOS zijn handelsmerken van Canon Inc. Adobe en Photoshop zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Windows is een gedeponeerd handelsmerk of handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en overige landen.
Macintosh is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Corporation in de
Verenigde Staten en overige landen.
Alle overige bedrijfsnamen en handelsmerken die in deze handleiding worden
genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren.
* Deze digitale camera ondersteunt Design rule for Camera File System 2.0 en
Exif 2.21 (ook wel “Exif Print” genoemd). Exif Print is een standaard voor een verbeterde compatibiliteit tussen digitale camera's en printers. Wanneer de camera wordt aangesloten op een printer die voldoet aan Exif Print, wordt informatie over de opnamen opgenomen om de afdrukkwaliteit te optimaliseren.
2

Controlelijst onderdelen

Controleer of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
EOS 5D / Camerabehuizing (met oculairdop, cameradop en lithiumbatterij als
back-up voor datum en tijd)
Batterij BP-511A (inclusief beschermdeksel)Batterijoplader CG-580/CB-5L * CG-580 of CB-5L wordt meegeleverd.Netsnoer voor batterijoplader * Voor CB-5L.Interfacekabel IFC-400PCUVideokabel VC-100Brede draagriem EW-100DGR (met oculairdop)
EOS DIGITAL Solution Disk (cd-rom)Software-instructies (cd-rom, PDF)
Beknopte gebruikershandleiding
Beknopte gebruikershandleiding voor het maken van opnamen.
EOS 5D INSTRUCTIEHANDLEIDING (dit boekje)Softwarehandleiding
Geeft een overzicht van de meegeleverde software en uitleg over het installeren hiervan.
Garantiekaart van camera
* Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. * Geen CF-kaart (voor het maken van opnamen) meegeleverd. U moet deze
apart aanschaffen. CF-kaarten van Canon worden aanbevolen.
3

Inhoudsopgave

Inleiding
Controlelijst onderdelen..................................................................................... 3
Inhoudsoverzicht ............................................................................................... 6
Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...................................................... 10
Beknopte gebruikershandleiding ..................................................................... 12
Namen van onderdelen ................................................................................... 14
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .................. 20
Aan de slag 21
1
Opladen van de batterij ................................................................................... 22
Installeren en verwijderen van de batterij ........................................................ 24
Het gebruik van een gewone wandcontactdoos.............................................. 26
Bevestigen en verwijderen van een lens ......................................................... 27
Installeren en verwijderen van de CF-kaart..................................................... 28
Basisgebruik.................................................................................................... 30
Menugebruik.................................................................................................... 33
Taal instellen ................................................................................................... 38
Uitschakeltijd/Uitschakelen instellen................................................................ 39
Datum en tijd instellen ..................................................................................... 40
Batterij voor datum/tijd vervangen ................................................................... 41
Reinigen van de CMOS-sensor....................................................................... 42
Dioptrische aanpassing ................................................................................... 44
Vasthouden van de camera ............................................................................ 44
Volautomatische opnamen 45
2
Volautomatisch gebruiken ............................................................................... 46
Bediening met de zelfontspanner .................................................................... 48
Opname-instellingen 49
3
Opnamekwaliteit instellen................................................................................ 50
Beeldstijl selecteren......................................................................................... 53
Beeldstijl aanpassen ....................................................................................... 55
Beeldstijl vastleggen........................................................................................ 58
Instellen van de ISO-waarde ........................................................................... 60
Witbalans instellen........................................................................................... 61
Aangepaste witbalans ..................................................................................... 62
Kleurtemperatuur instellen............................................................................... 63
Witbalans corrigeren........................................................................................ 64
Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans................................ 65
Kleurruimte instellen ........................................................................................ 67
Map maken en selecteren ............................................................................... 68
Methoden voor bestandsnummering ............................................................... 70
Camera-instellingen controleren...................................................................... 72
AF-, lichtmeet- en transportmodi instellen 73
4
AF-modus selecteren ...................................................................................... 74
4
AF-punt selecteren...........................................................................................77
Niet-gecentreerd onderwerp scherpstellen ......................................................79
Als autofocus niet werkt (handmatige focus) ...................................................80
Meetmodus selecteren.....................................................................................81
Transportmodus selecteren .............................................................................82
Geavanceerde functies 83
5
AE-programma.................................................................................................84
AE-sluiterprioriteit.............................................................................................86
AE-diafragmaprioriteit ......................................................................................88
Preview scherptediepte....................................................................................89
Handmatige belichting......................................................................................90
Belichtingscompensatie instellen .....................................................................92
Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)........................................93
AE-vergrendeling .............................................................................................95
Bulb-opnamen..................................................................................................96
Spiegel opklappen............................................................................................97
LCD-paneelverlichting......................................................................................98
Het gebruik van de oculairdop .........................................................................98
Pieptoon uitzetten ............................................................................................99
Herinnering CF-kaart........................................................................................99
Flitsfotografie..................................................................................................100
Flitsers gebruiken van een ander merk..........................................................102
Opnameweergave 103
6
De kijktijd instellen..........................................................................................104
Opnamen automatisch roteren.......................................................................105
De LCD-helderheid instellen ..........................................................................106
Opnameweergave..........................................................................................107
Weergave enkele opname, Indexweergave, Vergrote weergave ...... 107 - 111
Automatische weergave, Opname roteren ........................................ 112 - 113
Opnamesprong ..............................................................................................114
Opnamen op een tv bekijken .........................................................................116
Opnamen beveiligen ......................................................................................117
Opnamen wissen ...........................................................................................118
CF-kaart formatteren......................................................................................120
Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera 121
7
Voorbereiding voor afdrukken ........................................................................123
PictBridge/CP Direct/Bubble Jet Direct ................................................ 126 - 135
Gemakkelijk afdrukken...................................................................................138
DPOF: Digital Print Order Format 139
8
Camera aanpassen aan uw eigen voorkeuren 147
9
Referentie 159
10
Inhoudsopgave
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
5

Inhoudsoverzicht

Opnamekwaliteit
Effecten instellen Î p. 53 (Beeldstijl selecteren)
Aangepaste effecten instellen Î p. 55 (Beeldstijl aanpassen)
Opname op groot formaat
afdrukken Î p. 50 (73, 83, 1)
Veel foto's maken Î p. 50 (76, 86)
Kleurtoon aanpassen Î p. 64 (Witbalans corrigeren)
Zwart/wit- of sepia-kleurige foto's
Scherpstelling
AF-punt wijzigen Î p. 77 (S AF-punt selecteren)
AF-punt snel selecteren Î p. 154 (C.Fn-13-1, 2)
Niet-bewegend onderwerp
fotograferen Î p. 75 (One-Shot AF)
Bewegend onderwerp
fotograferen Î p. 75 (AI Servo AF)
Stand
Continu-opnamen maken
Î p. 53 (Monochroom)
Î
p. 82 (i Continu-opnamen maken)
Foto van uzelf maken Î p. 48 (j Zelfontspanner)
Opnamen maken
Volautomatische opnamen
Î p. 46 (Volautomatisch gebruiken)
6
Inhoudsoverzicht
Actie stilzetten of vervagen Î p. 86 (s AE-sluiterprioriteit)
Achtergrond vervagen om onderwerp scherp te laten lijken
Helderheid van opnamen
aanpassen (belichting) Î p. 92 (Belichtingscompensatie)
Vuurwerk fotograferen Î p. 96 (Bulb-opnamen)
In het donker fotograferen Î p. 100 (Flitsfotografie)
Î p. 88 (f AE-diafragmaprioriteit)
Opnameweergave en afdrukken
Opnamen bekijken op de camera
Opname wissen Î p. 118 (L Wissen)
Voorkomen dat een opname
per ongeluk wordt gewist
Opnamen op tv bekijken Î p. 116 (video-uitgang)
Gemakkelijk afdrukken Î p. 121 (rechtstreeks afdrukken)
Helderheid van het LCD-scherm
aanpassen
Î p. 107 (x Weergave)
Î
p. 117 (K Beveiligen)
Î
p. 106 (
LCD Helderheid
)
Stroombron
Een gewone wandcontactdoos
gebruiken
De automatische uitschakeltijd wijzigenÎ p. 39 (Automatisch uitschakelen)
Î
p. 26 (Wisselstroomadapterset)
7
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken.
Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen
• Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen:
- Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze
handleiding worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste batterijen.
- Sluit de batterij en de back-upbatterij niet kort en probeer ze niet te demonteren of
aan te passen. Verhit de batterij of de back-upbatterij niet en probeer deze niet te solderen. Stel de batterij of de back-upbatterij niet bloot aan vuur of water. Stel de batterij of de back-upbatterij ook niet bloot aan grote fysieke schokken.
- Installeer de batterij en de back-upbatterij op de juiste manier (+ –). Plaats nooit
oude en nieuwe of verschillende soorten batterijen bij elkaar.
- Laad de batterij niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane bereik ligt van
0 °C - 40 °C. Overschrijd de oplaadtijd niet.
- Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contacten van de
camera, de accessoires, de verbindingskabels en dergelijke.
• Houd de back-upbatterij buiten het bereik van kinderen. Waarschuw direct een arts als een kind een batterij heeft doorgeslikt. (De chemicaliën in de batterij kunnen de maag en de ingewanden beschadigen.)
• Dek de elektrische contacten van de batterij of de back-upbatterij af voordat u deze wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen voorwerpen of batterijen. Zo voorkomt u brand of explosies.
• Voorkom brand door de oplader direct uit de wandcontactdoos te halen en te stoppen met opladen, als er bij het opladen van de batterij grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt.
• Verwijder de batterij of de back-upbatterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur of van vorm verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen brandwonden oploopt.
• Voorkom dat de inhoud van de batterij in aanraking komt met ogen, huid en kleding. Dit kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de batterij in contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een huisarts.
• Houd de apparatuur tijdens het opladen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen sterven als zij een elektrische schok krijgen of als zij het snoer rond hun nek krijgen.
• Houd snoeren altijd uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen en het isolatiemateriaal kan smelten wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
• Flits niet in het gezicht van automobilisten. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken.
• Flits niet in de buurt van de ogen van een persoon. Het gezichtsvermogen kan hierdoor beschadigd raken. Houd altijd minimaal 1 meter afstand als u met de flitser een kind fotografeert.
• Verwijder de batterij en haal de stekker uit de wandcontactdoos als u de camera of een accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling en brand.
• Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand.
8
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom.
• Demonteer of wijzig de apparatuur niet. Er staat een hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
• Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
• Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen. De nekdraagriem kan bij kinderen tot verstikking leiden.
• Berg de apparatuur niet op in een vochtige of stoffige ruimte. Hiermee voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Vraag toestemming voordat u de camera gebruikt in een vliegtuig of ziekenhuis. De elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunnen storingen veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
• Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen:
- Steek de stekker altijd helemaal in de wandcontactdoos.
- Pak het netsnoer nooit met natte handen vast.
- Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit de wandcontactdoos haalt.
- Voorkom beschadigingen van het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden, en het
niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet.
- Sluit niet teveel stekkers aan op één contactpunt.
- Gebruik geen snoeren waarvan het isolatiemateriaal is beschadigd.
• Haal zo nu en dan de stekker uit de wandcontactdoos en haal met een droge doek het stof rond de wandcontactdoos weg. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op de wandcontactdoos vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat weer kan leiden tot brand.
Letsel en schade aan apparatuur voorkomen
• Laat de apparatuur niet in een auto achter die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken. Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en de lens te dragen.
• Laat de lens of een camera met een lens niet zonder lensdop in de zon staan. De zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken.
• Bedek de batterijoplader niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdoor kan de warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen.
• Verwijder de batterij en de back-upbatterij direct als u de camera in het water laat vallen of als er water in de camera komt. Verwijder de batterijen ook als er metaaldeeltjes in de camera komen. Hiermee voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Gebruik en plaats de batterij en de back-upbatterij niet in een hete omgeving. Hierdoor kan de batterij gaan lekken en kan de levensduur van de batterij afnemen. De batterij of de back-upbatterij kan ook te heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de apparatuur schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center als het product niet naar behoren functioneert of moet worden gerepareerd.
9

Tips en waarschuwingen voor het gebruik

Omgaan met de camera
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel
deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht. Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen. Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken.
De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer nooit de
camera te demonteren of zelf reparaties of onderhoud uit te voeren.
Gebruik een blower om stof van lens, zoeker, spiegel of focusscherm te
blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met een Canon Service Center.
Raak de elektrische contacten van de camera nooit met uw vingers aan. Als
u dat wel doet, kunnen de contacten gaan roesten. Roest op de contacten kan leiden tot een foutieve werking van de camera.
Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving
terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten plastic tas te plaatsen. Laat de camera zich aanpassen aan de hogere temperatuur voordat u hem uit deze tas haalt. Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de CF-kaart en de batterij uit de camera en wacht u tot de condens is verdampt. Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen moet u de sluiter zo nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
Vermijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
Test alle functies voordat u de camera weer gaat gebruiken nadat de camera
langere tijd niet is gebruikt. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en u opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
10
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
LCD-paneel en LCD-scherm
Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en
meer dan 99,99% actieve pixels heeft, kunnen er onder de maximaal 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de opgeslagen opnamen.
Bij lage temperaturen kunnen het LCD-scherm en het LCD-paneel trager
reageren. Bij hoge temperaturen kan het scherm zwart worden. In beide gevallen zullen het scherm en het paneel bij kamertemperatuur weer normaal functioneren.
CF-kaart
De CF-kaart is een precisie-instrument. Laat de geheugenkaart niet vallen
en stel deze niet bloot aan trillingen. De op de kaart opgeslagen opnamen kunnen hierdoor namelijk worden beschadigd.
Gebruik of bewaar geheugenkaarten niet in de buurt van objecten met
sterke magnetische velden zoals tv's, luidsprekers of magneten. Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit. Anders kunnen de afbeeldingen op de CF-kaart verloren gaan.
Plaats geheugenkaarten niet in direct zonlicht of in de buurt van
hittebronnen. De kaarten kunnen hierdoor vervormen, waardoor ze onbruikbaar worden.
Mors geen vloeistoffen op de CF-kaart. Bewaar uw CF-kaarten altijd in een houder ter bescherming van de
opgeslagen gegevens.
Met CF-kaarten van een ander merk dan Canon kunt u mogelijk geen
opnamen opslaan en afspelen. Het gebruik van CF-kaarten van Canon wordt aanbevolen.
Buig de kaarten niet en stel ze niet bloot aan grote krachten of fysieke
schokken.
Bewaar CF-kaarten niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Elektrische contactpunten van de lens
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, bevestigt u de lensdoppen of plaatst u de lens met de achterkant naar boven om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contacten te voorkomen.
Contacten
11

Beknopte gebruikershandleiding

Plaats de batterij. (p. 24)
1
2
3
4
Ga voor meer informatie over het opladen van batterijen naar pagina 22.
Plaats de lens. (p. 27)
Zorg ervoor dat de rode punten zich op één lijn bevinden.
Stel op de lens de knop voor de focusinstelling in op <AF>.
(p. 27)
Open het afdekkapje en plaats een CF-kaart.
Houd de etiketzijde naar u toe en schuif de kant met de kleine openingen in de camera.
(p. 28)
12
5
Zet de aan-/uitschakelaar op <
1>. (p. 30)
6
7
8
9
Beknopte gebruikershandleiding
Stel het programmakeuzewiel in op <1> (volautomatisch).
(p. 46) Alle camera-instellingen worden
automatisch ingesteld.
Stel scherp op het onderwerp.
(p. 30) Richt het AF-punt op het onderwerp
en druk de ontspanknop half in.
Maak de opname. (p. 30)
Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Bekijk de foto op het LCD­scherm. (p. 104)
De opname wordt ongeveer 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven.
Zie “Opnameweergave” (p. 107) voor het bekijken van opnamen
die u tot nu toe gemaakt hebt.
Ga voor meer informatie over het verwijderen van een afbeelding
naar “Afbeeldingen wissen” (p. 118).
13

Namen van onderdelen

Voor gedetailleerde informatie worden tussen haakjes referentiepaginanummers gegeven (p. **).
<R> Selectie transportmodus/ Knop ISO-waarde (p. 82/60)
Selectie
<Q> lichtmeetmodus-/Knop flitsbelichtingscompensatie (p. 81/100)
<6> Hoofdinstelwiel (p. 31)
Ontspanknop (p. 30)
Lampje zelfontspanner (p. 48)
Greep (batterijcompartiment)
Gat gelijkstroomkoppelingssnoer (p. 26)
Spiegel (p. 42,97)
Contacten (p. 11)
<E> Selectie AF-modus/ Knop witbalansselectie (p. 74/61)
<U> Knop LCD-paneelverlichting (p. 98)
LCD-paneel (p. 16)
Markering EF-lensbevestiging (p. 27)
Flitssynchronisatiecontacten
Lensontgrendelingsknop (p. 27)
LensvergrendelingspinLensbevestiging
Digitale aansluitbus (p. 124)
Cameraschoen
Programmakeuzewiel (p. 18)
Draagriemhouder (p. 21)
Klepje camera­aansluitingen
Previewknop scherptediepte (p. 89)
Cameradop (p. 27)
14
Pc-aansluitbus (p. 102)
Aansluitbus afstandsbediening (type N3)
Video OUT-aansluitbus (p. 116)
Namen van onderdelen
/
Knop dioptrische aanpassing (p. 44)
Oculairdop (p. 98)
Zoekeroculair
<l> Knop voor rechtstreeks afdrukken (p.138)
<M> Menuknop (p. 33)
<B> Knop info/ bijsnijdrichting (p. 72,107/136)
<C> Knop opnamesprong (p. 114)
<x> Opnameweergaveknop (p. 107)
<L> Wisknop (p. 118)
LCD-scherm (p. 36)
Statiefhouder
<4> Aan-/uitschakelaar / Snelkeuzewiel (p. 30)
<0> Instelknop (p. 33)
<9> Multifunctionele knop (p. 32)
<A/I> vergrendeling/ flitsbelichtingsvergrendeling / Knop Index/Verkleinen (p. 95/100/110/111, 136)
Lees-/schrijfindicator (p. 29)
<5> Snelkeuzewiel (p. 32)
Knop AE-
<S/u> Knop AF-puntselectie Vergroten (p. 77/111,136)
Draagriemhouder (p. 21)
Afdekkapje CF-kaartsleuf (p. 28)
Ontgrendelknop batterijcompartiment (p. 24)
Afdekkapje batterijcompartiment (p. 24)
CF-kaartsleuf (p. 28)
Uitwerpknop CF-kaart (p. 28)
15
Namen van onderdelen
s
g
r
LCD-paneel
Sluitertijd
Bezig (buSY)
ISO-waarde
gISO-waarde
Witbalans
Q Automatisch W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Gloeilamp U TL I Flits O Aangepast P Kleurtemperatuur
2
Witbalanscorrectie
batterijcontrole
zx
bn
Mpieptoon
KPersoonlijke voorkeuze
yFlitsbelichtingscompensatie
Opnamekwaliteit
37 Groot/Fijn 38 Groot/Normaal 47 Middel/Fijn 48 Middel/Normaal 67 Klein/Fijn 68 Klein/Normaal 1 RAW
AF-puntselectie ([ - - - ])
CF-kaart vol (FuLL CF)
CF-kaartfout (Err CF)
Geen CF-kaart (no CF)
Foutcode (Err)
Beeldsensor reinigen (CLn)
Diafragma
Lichtmeetmodus
qEvaluatieve meting wDeelmeting rSpotmeting e
Gemiddelde meting nadruk op midden
Belichtingsniveau-indicator
Waarde belichtingscompensatie
AEB-bereik
Waarde flitsbelichtingscompensatie
Schrijfstatus CF-kaart
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
-
-----
Resterende opnamen
Resterende opnamen bij reeksopnamen op basis van witbalan
Timer zelfontspanner
Belichtingstijd gloeilampverlichtin
0
Zwartwitopnamen
Transportmodus
u
Enkele opname
i
Continu-opname
j
Zelfontspanne
hAEB
AF-modus
X One-Shot AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF
16
Zoekerinformatie
e
Cirkel van spotmeting
Focusscherm
Namen van onderdelen
AF-punten (ingespiegeld display)
<A> AE-vergrendeling/
AEB in werking
<D> Flits gereed
Flitsbelichtingsvergrendeling
onjuist
<e>
High-speed
flitssynchronisatie (FP-flits)
Flitsbelichtingsvergrendeling/
<d> FEB in werking
<y>
Flitsbelichtingscompensatie
Sluitertijd Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL) Bezig (buSY)
Diafragma
Waarschuwing CF-kaart vol (FuLL CF) CF-kaartfout (Err CF) Geen CF-kaart (no CF)
<o> Focusbevestigingslampj
Maximumaantal opnamereeks
Witbalanscorrectie
Belichtingsniveau-indicator Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie AEB-bereik
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
17
Namen van onderdelen
Programmakeuzewiel
Batterijoplader CG-580
Dit is een batterijoplader (p. 22)
l : Camera-instelling (p. 148)
k : Bulb (p. 96)
a : Handmatige belichting (p. 90)
f : AE-diafragmaprioriteit (p. 88)
s : AE-sluiterprioriteit (p. 86)
d : AE-programma (p. 84)
1 : Volautomatisch (p. 46)
Batterijcompartiment
18
Stekker
Rode lamp
Batterijoplader CB-5L
Dit is een batterijoplader (p. 22)
Netsnoer
Netsnoeraansluiting
Namen van onderdelen
Batterijcompartiment
Rode lamp
Gebruik geen andere netspanningsadapters of compacte voedingsadapters dan de types (nominaal ingangsvermogen: wisselstroom 100-240 V, 50/60 Hz, nominaal uitgangsvermogen: gelijkstroom 7,8-8,1 V) die worden vermeld op de systeemkaart (p. 168). Het gebruik van incompatibele adapters kan tot brand, oververhitting of een elektrische schok leiden.
19

Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt

In de tekst staat het pictogram <4> voor de aan-/uitschakelaar.
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden
beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de schakelaar <
4> is ingesteld op <1> of <J>.
6
5
9
0
De pictogrammen en markeringen die in deze handleiding verwijzen naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera corresponderen met de pictogrammen en markeringen op de camera zelf.
Voor meer informatie worden tussen haakjes
referentiepaginanummers gegeven (p. **). De asterisk M rechts van de paginatitel geeft aan dat de betreffende functie niet kan worden gewijzigd in de volautomatische modus < In de procedurebeschrijvingen wordt ervan uitgegaan dat de menufuncties en persoonlijke voorkeuren staan ingesteld op de standaardinstellingen. Het pictogram 3 geeft aan dat de instelling in het menu kan worden gewijzigd. (0), (9) of (8) geeft aan dat de betreffende functie respectievelijk 4 sec., 6 sec. of 16 sec. actief blijft nadat u de knop loslaat. In deze handleiding worden de volgende waarschuwingssymbolen gebruikt:
:
Bij het waarschuwingssymbool wordt een waarschuwing gegeven om
te voorkomen dat er opnameproblemen ontstaan.
: Bij dit opmerkingssymbool wordt aanvullende informatie gegeven.
Het pictogram <
Het pictogram <
Bij alle handelingen met het instelwiel <5> wordt aangenomen dat de schakelaar < <
J
>. Controleer of deze werkelijk is ingesteld op <J>.
In de tekst staat het pictogram <9> voor de
multifunctionele knop.
In de tekst staat het pictogram <0> voor de SET-
knop. Deze knop wordt gebruikt voor menufuncties en aangepaste functies.
6> staat voor het hoofdinstelwiel.
5> staat voor het snelkeuzewiel.
4
> al ingesteld is op
1
>.
20
1

Aan de slag

In dit hoofdstuk worden een aantal voorafgaande stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd.
De riem bevestigen
Haal het einde van de riem van onderaf door de draagriemhouder. Haal deze daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat hij goed vastzit in de gesp.
De oculairdop is ook bevestigd
aan de riem. (p. 98)
Oculairdop
21

De batterij opladen

1
2
<–> markering
CG-580
CB-5L
22
3
Verwijder het deksel.
Plaats het deksel terug wanneer u de
batterij uit de camera verwijdert om kortsluiting te voorkomen.
Plaats de batterij.
Plaats de voorkant van de batterij precies op het teken <–> op de oplader. Terwijl u de batterij naar beneden duwt, schuift u deze in de richting van de pijl.
Om de batterij te verwijderen,
herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde.
Voor CG-58 0 Klap de uitsteeksels naar buiten
en laad de batterij op.
Klap de uitsteeksels van de batterij
naar buiten, in de richting van de pijl.
Steek de uitsteeksels in de
wandcontactdoos.
Voor CB-5L Sluit het netsnoer aan en laad de
batterij op.
Sluit het netsnoer aan op de oplader
en steek de stekker in de wandcontactdoos.
X Het opladen begint automatisch en
de rode lamp knippert.
X
De oplaadtijd voor een volledig lege batterij is als volgt: BP-511A en BP-514: Ongeveer 100 min. BP-511 en BP-512: Ongeveer 90 min.
De batterij opladen
OplaadniveauRode lamp
0-50%
50-75%
75-90%
90% of hoger
Knippert eenmaal per seconde
Knippert tweemaal per seconde
Knippert driemaal
per seconde
Lamp brandt
Laad uitsluitend batterijen op van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512. Als de batterij langere tijd in de camera zit zonder dat de camera wordt gebruikt, kan een lage elektrische stroom zich ontladen en de levensduur van de batterij verkorten. Verwijder de batterij als u de camera niet gebruikt en plaats het deksel om kortsluiting te voorkomen. Laad de batterij op voordat u de camera weer gebruikt.
Wanneer de batterij volledig opgeladen wordt opgeborgen, kan dat ten
koste gaan van de levensduur of prestaties van de batterij. De batterijen BP-511A, BP-514, BP-511 en BP-512 zijn speciaal bedoeld voor Canon-producten. Wanneer u deze oplaadt met een batterijlader of een ander product dat niet van Canon is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt.
Nadat de rode lamp is gaan branden, laat u de batterij nog een uur in de oplader om deze volledig op te laden.
Zelfs een opgeladen batterij die niet wordt
gebruikt, zal geleidelijk spanning verliezen. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op dezelfde dag of een dag voordat u deze denkt te gaan gebruiken.
Aan de hand van de markering kunt u het deksel op de batterij
bevestigen, zodat u kunt zien wanneer de batterij is opgeladen. Verwijder de batterij na het opladen en haal het netsnoer uit de wandcontactdoos.
De vereiste oplaadtijd van de batterij is afhankelijk van de
omgevingstemperatuur en het oplaadniveau. De batterij werkt bij temperaturen tussen 0 °C en 40 °C. Voor een optimale werking wordt echter een temperatuurbereik tussen de 10 °C en 30 °C aanbevolen. In een koude omgeving zoals skigebieden, nemen de prestaties van de batterij tijdelijk af en kan de gebruiksduur zijn verkort. Als de gebruiksduur zelfs na het opladen sterk is verminderd, is de batterij wellicht versleten. Vervang de batterij door een nieuwe.
De nummers en markeringen op de
batterijoplader komen overeen met de tabel links.
23

De batterij plaatsen en verwijderen

De batterij plaatsen
Plaats een volledig opgeladen BP-511A-batterij in de camera.
Open het deksel van het
1
batterijcompartiment.
Schuif de hendel in de richting van de
pijl en open het deksel.
Plaats de batterij.
2
De contactpunten van de batterij
wijzen omlaag.
Schuif de batterij in de camera totdat
deze vastzit.
Sluit het deksel.
3
Druk op het deksel totdat dit dichtklikt.
Batterijen BP-514, BP-511 of BP-512 kunnen ook worden gebruikt.
Het batterijniveau controleren
Wanneer de schakelaar <4> op <1> of <J> staat (p. 30), wordt het batterijniveau op een van de vier niveaus weergegeven.
z : Batterijniveau OK.
x : Batterijniveau is laag.
b :
Batterij is bijna leeg.
n : Batterij moet worden
opgeladen.
24
De batterij plaatsen en verwijderen
Levensduur batterij
Temperatuur Resterende opnamen
Bij 20 °C Ongeveer 800
Bij 0 °C Ongeveer 400
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen BP-511A
en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Het feitelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is
aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Het aantal mogelijke opnamen neemt af naarmate het LCD-scherm
vaker wordt gebruikt.
Als u de ontspanknop vaak half indrukt of als u de autofocus gebruikt,
wordt het maximumaantal opnamen kleiner.
Het maximumaantal opnamen met de BP-514 is gelijk aan het aantal dat
in de tabel wordt weergegeven.
Het aantal mogelijke opnamen met de BP-511 of BP-512 bedraagt
ongeveer 75% van de cijfers in de tabel voor 20 °C. Bij 0 °C komen de cijfers ongeveer overeen met de tabel.
De batterij verwijderen
Open het deksel van het
1
batterijcompartiment.
Schuif de hendel in de richting van de
pijl en open het deksel.
Verwijder de batterij.
2
Schuif de batterijvergrendelknop in
de richting van de pijl in de afbeelding en open het deksel.
25

Een gewone wandcontactdoos gebruiken

Met de wisselstroomadapterset ACK-E2 (optioneel) kunt u de camera aansluiten op een gewone wandcontactdoos en hoeft u het batterijniveau niet in de gaten te houden.
Sluit de gelijkstroomkoppeling
1
aan.
Plaats de stekker van de gelijkstroomkoppeling in de aansluitbus van de wisselstroomadapter.
Sluit het netsnoer aan.
2
Sluit het netsnoer aan op de
wisselstroomadapter.
Steek de stekker in de
wandcontactdoos. Haal de stekker uit de wandcontactdoos wanneer u klaar bent.
Plaats het snoer in de groef.
3
Plaats het snoer voorzichtig in de
groef.
Plaats de gelijkstroomkoppeling.
4
Open het batterijcompartimentdeksel
en open het deksel van het gelijkstroomkoppelingsgat.
Plaats de gelijkstroomkoppeling
totdat deze vastzit en plaats het snoer in het snoergat.
Sluit het deksel.
Plaats of verwijder het netsnoer nooit terwijl de schakelaar <4> van de camera is ingesteld op <1> of <J>.
26

Een lens bevestigen en verwijderen

Een lens bevestigen
Verwijder de doppen.
1
Verwijder de achterste lensdop en de
cameradop door ze los te draaien in de richting van de pijl.
Plaats de lens.
2
Plaats de lens op de camera zodat de
rode punten precies boven elkaar staan en draai de lens in de richting van de pijl totdat de lens op zijn plaats klikt.
Op de lens stelt u de
3
focusinstellingsknop in op <AF>.
Als deze is ingesteld op <MF> is
autofocus niet mogelijk.
Verwijder de voorste lensdop.
4
De lens verwijderen
Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl.
Draai de lens totdat deze niet meer
verder kan, en koppel deze los.
Wanneer u de lens plaatst of verwijdert, dient u ervoor te zorgen dat er geen stof in de camera komt via de lensbevestiging.
27

De CF-kaart installeren en verwijderen

De opname wordt opgeslagen op de CF-kaart (optioneel). Hoewel de dikte verschillend is, kunt u een CF-kaart type I of type II in de camera plaatsen. De camera is ook compatibel met microdrive- en CF-kaarten met een capaciteit van 2 GB of hoger.
De kaart plaatsen
Open het deksel.
1
Schuif het deksel in de richting van de
pijl om het te openen.
Bovenkant
CF-kaart Uitwerpknop
Resterende opnamen
Het aantal resterende opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de CF-kaart of de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-waarde, etc.
Plaats de CF-kaart.
2
Het gebruik van CF-kaarten van
Canon wordt aanbevolen.
Als de CF-kaart verkeerd wordt
geplaatst, kan deze de camera beschadigen. Plaats de kant met de kleine openingen in de camera met de etiketzijde naar u toe, zoals aangegeven door de pijl.
X De uitwerpknop van de CF-kaart
komt naar buiten.
Sluit het deksel.
3
Sluit het deksel en schuif het in de
richting van de pijl totdat het dicht klikt.
X Wanneer de schakelaar <4> is
ingesteld op <1> of <J>, worden de resterende opnamen weergegeven op het LCD-paneel.
28
De CF-kaart installeren en verwijderen
De CF-kaart verwijderen
Open het deksel.
1
Zet de schakelaar <4> op <2>. Controleer of het bericht “buSY” niet
op het LCD-paneel verschijnt.
Zorg dat de lees-/schrijfindicator uit
Lees-/schrijfindicator
Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit
dat de opnamen op de CF-kaart worden ingelezen, opgeslagen of gewist. Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, worden de volgende handelingen afgeraden. Als u deze handelingen toch uitvoert, kunnen de fotogegevens, de CF-kaart of de camera beschadigd raken.
• De camera schudden of ergens tegenaan stoten.
• Het deksel van de CF-kaartsleuf openen.
• De batterij verwijderen.
Zie pagina 120 als “Err CF” (CF-fout) wordt weergegeven op het LCD-
paneel.
Als u een CF-kaart met een lage capaciteit gebruikt, kan deze mogelijk
geen grote afbeeldingen opnemen.
Een microdrive is kwetsbaar voor trillingen en fysieke schokken. Indien u
een microdrive gebruikt, dient u extra op te letten dat de camera niet wordt blootgesteld aan trillingen of fysieke schokken tijdens het opslaan of weergeven van opnamen.
staat en open vervolgens het deksel.
Verwijder de CF-kaart.
2
Druk op de uitwerpknop.
X De CF-kaart wordt uitgeworpen.
Sluit het deksel.
Stel in het menu [z Foto zonder CF] in op [Uit] om te voorkomen dat u opnamen maakt zonder CF-kaart. (p. 99)
29

Basisgebruik

Aan-/uitschakelaar
De camera werkt alleen als de schakelaar <4> is ingeschakeld.
<2>: De camera is uitgeschakeld en
<1> : De camera werkt. <J> : De camera en <5> werken. (p. 32)
Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze 1 minuut niet is gebruikt Om de camera weer in te schakelen, drukt u op de ontspanknop of een andere knop.
U kunt de automatische uitschakeltijd wijzigen door middel van de menu-
instelling [c Automatisch uitschakelen]. (p. 39) Als u de schakelaar <4> op <2> instelt terwijl de opnamen worden opgeslagen op de CF-kaart, wordt het resterende aantal opnamen dat moet worden opgeslagen, weergegeven op het bovenste LCD-paneel met het nummer < alle opnamen zijn opgeslagen, worden het scherm en de camera uitgeschakeld.
Ontspanknop
De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken.
Half indrukken
Hiermee activeert u de automatische focus (AF) en het automatische belichtingsmechanisme (AE), waarmee de sluitertijd en het diafragma worden bepaald. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt weergegeven op het LCD-paneel en in de zoeker. (0)
Helemaal indrukken
De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
werkt niet.
N
>. Als
30
Loading...
+ 150 hidden pages