CANON EOS 50D User Manual [nl]

INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS 50D is een hoogwaardige, digitale spiegelreflexcamera met een CMOS-sensor met 15,10 effectieve megapixels voor superscherpe details, DIGIC 4, negen uiterst nauwkeurige AF-punten met hoge snelheid (alle kruissensorpunten), 6,3 frames per seconde (continu­opnamen) en Live View-opnamen. De camera reageert zeer snel bij alle opnamesituaties, bevat tal van functies voor veeleisende opnamen, en biedt nog meer opnamemogelijkheden wanneer u accessoires aansluit.
Maak een aantal testopnamen om vertrouwd te raken met de camera
Met een digitale camera kunt u de opname die u hebt gemaakt direct bekijken. Maak een aantal doorneemt en bekijk het resultaat. U zult de camera dan beter begrijpen. Lees de Veiligheidsmaatregelen (pag. 212 en 213) en Tips en waarschuwingen voor het gebruik (pag. 12 en 13) om slechte foto's en ongelukken te voorkomen.
De camera testen voor gebruik en aansprakelijkheid
Bekijk de opname nadat u deze hebt gemaakt en controleer of deze goed is opgeslagen. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gedownload naar een computer, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privégebruik. Ook kan het maken van opnamen van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke zelfs voor privégebruik verboden zijn.
testopnamen
terwijl u deze handleiding
CF-kaart
In deze handleiding wordt met 'kaart' verwezen naar de CF-kaart. Er wordt geen CF-kaart (voor het opslaan van opnamen) meegeleverd met de camera. Deze dient u apart aan te schaffen.
2
Controlelijst onderdelen
Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
Camera
(met oogschelp en
cameradop)
Brede draagriem
EW-EOS50D
EOS DIGITAL Solution Disk
(software)
* Batterijoplader CG-580 of CB-5L is meegeleverd. (Bij de CB-5L is geen
netsnoer meegeleverd.)
Batterij BP-511A
(met beschermdeksel)
Interfacekabel
IFC-200U
EOS DIGITAL
Software Instruction
Manuals Disk
(1) Instructiehandleiding (dit document) (2) Beknopte gebruikershandleiding
Verkorte handleiding voor het maken van opnamen.
(3) Cd-romgids
Handleiding bij de meegeleverde software (EOS DIGITAL Solution Disk) en de EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk.
Batterijoplader CG-580/CB-5L*
Videokabel
VC-100
Als u een objectievenset hebt gekocht, controleer dan of het
objectief is meegeleverd.
Mogelijk is er een instructiehandleiding meegeleverd, afhankelijk
van het type objectievenset.
Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig.
3
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Staat voor het instelwiel. <5> : staat voor het snelkeuzewiel. <9> : staat voor de multifunctionele knop. <0> : Staat voor de instelknop. 0, 9, 8 : Geeft aan dat de desbetreffende functie respectievelijk
4, 6 of 16 seconden actief blijft nadat u de knop loslaat.
* De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen naar
knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, komen overeen met de pictogrammen en markeringen op de camera en het LCD-scherm.
3 : Wijst op een functie die kan worden gewijzigd door op de
knop <M> te drukken en de instelling te wijzigen.
M : Indien het sterretje rechtsboven op de pagina wordt
(pag. **) : Referentiepaginanummers voor meer informatie.
Basisveronderstellingen
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven,
Bij alle handelingen met <5> die in deze handleiding worden
Er wordt aangenomen dat alle menu-instellingen en persoonlijke
Ter verduidelijking is er in de instructies een EF-S 17-85 mm f/4-5.6
weergegeven, is de functie alleen beschikbaar is in de creatieve modi (pag. 20).
: Tip of advies voor betere opnamen. : Advies voor het oplossen van problemen. : Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen. : Aanvullende informatie.
wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is ingesteld op <1> of <J> (pag. 27).
beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is ingesteld op <J>.
voorkeuzen staan ingesteld op de standaardinstellingen.
IS USM-lens op de camera bevestigd.
4
Hoofdstukken
1
3
4
Voor nieuwe gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inleiding
Algemene informatie over de camera
Aan de slag
Foto's maken met basisfuncties
2
5
6 7
8 9
10
11
Volautomatisch opnamen maken van verschillende onderwerpen
Afbeeldingsinstellingen
De AF- en transportmodi instellen
Geavanceerde functies
Functies voor opname van bepaalde soorten onderwerpen
Live View-opnamen
Opnamen maken terwijl u op het LCD-scherm kijkt.
Opnamen weergeven
Sensorreiniging
Opnamen afdrukken en overbrengen naar een computer
De camera aanpassen aan uw voorkeuren
Referentie
2
23
47
59
83
91
115
131
147
153
171
187
5
Inhoud
Inleiding
Controlelijst onderdelen..................................................................................... 3
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .................... 4
Hoofdstukken .................................................................................................... 5
Index van functies ........................................................................................... 10
Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...................................................... 12
Verkorte handleiding ....................................................................................... 14
Namen van onderdelen ................................................................................... 16
Aan de slag 23
1
De batterij opladen .......................................................................................... 24
De batterij plaatsen en verwijderen ................................................................. 26
De camera inschakelen ................................................................................... 27
De CF-kaart plaatsen en verwijderen .............................................................. 29
Een objectief bevestigen en verwijderen ......................................................... 31
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie)....................................... 33
Basisbewerkingen ........................................................................................... 34
Het scherm Snelkeuze gebruiken.................................................................... 38
Menugebruik.................................................................................................... 40
Voordat u begint .............................................................................................. 42
De interfacetaal instellen .............................................................................. 42
De datum en tijd instellen ............................................................................. 42
De kaart formatteren .................................................................................... 43
De uitschakeltijd/automatisch uitschakelen instellen.................................... 44
De standaardinstellingen van de camera herstellen .................................... 45
Basisopnamen maken 47
2
1 Volautomatisch opnamen maken.............................................................. 48
Volautomatische technieken............................................................................ 50
2 Portretfoto's maken .................................................................................... 51
3 Landschapsfoto's maken .......................................................................... 52
4 Close-ups maken ....................................................................................... 53
5 Foto's maken van bewegende onderwerpen ............................................. 54
6 's Avonds portretfoto's maken .................................................................... 55
7 De flitser uitschakelen............................................................................... 56
C Creatieve automatische opnamen ............................................................ 57
6
Afbeeldingsinstellingen 59
3
De opnamekwaliteit instellen............................................................................60
i: De ISO-waarde instellen...........................................................................63
A Een Picture Style selecteren....................................................................65
A Een Picture Style aanpassen...................................................................67
A Een Picture Style registreren ...................................................................69
B: De witbalans instellen..............................................................................71
Handmatige witbalans................................................................................... 72
De kleurtemperatuur instellen ....................................................................... 73
Witbalanscorrectie............................................................................................74
Correctie voor belichting in het buitengebied ...................................................76
Een map maken en selecteren ........................................................................78
Methoden voor bestandsnummering................................................................80
De kleurruimte instellen....................................................................................82
De AF- en transportmodi instellen 83
4
f: De AF-modus selecteren ..........................................................................84
S Het AF-punt selecteren ..............................................................................86
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld ....................................88
Handmatig scherpstellen...............................................................................88
i De transportmodus selecteren ...................................................................89
j De zelfontspanner.......................................................................................90
Geavanceerde bewerkingen 91
5
d: AE-programma ........................................................................................... 92
s: Automatische belichting met sluiterprioriteit.............................................94
f: Automatische belichting met diafragmaprioriteit ......................................96
Voorbeeld scherptediepte .............................................................................97
a: Handmatige belichting ...............................................................................98
8: Automatische scherptediepte AE...........................................................99
q Lichtmeetmethode selecteren .................................................................. 100
Belichtingscompensatie instellen ...................................................................101
h Reeksopnamen met automatische belichting (AEB) ...............................102
A AE-vergrendeling......................................................................................103
Bulbbelichting.................................................................................................104
Spiegelopklapfunctie ......................................................................................106
Inhoud
7
Inhoud
D De ingebouwde flitser gebruiken ............................................................... 107
Bediening van de flitser ................................................................................. 111
Externe Speedlites ........................................................................................ 113
Live View-opnamen maken 115
6
A Live View-opnamen - voorbereiding........................................................ 116
Opnamen maken ........................................................................................... 118
Automatisch scherpstellen............................................................................. 121
Handmatig scherpstellen ............................................................................... 127
Stille opname................................................................................................. 128
Opnamen weergeven 131
7
x Opnamen weergeven.............................................................................. 132
B Weergave met opname-informatie..................................................... 133
H I Snel opnamen zoeken ....................................................................... 135
u Vergrote weergave .................................................................................. 137
b De opname draaien.................................................................................. 138
Automatische weergave (Diapresentatie)...................................................... 139
Opnamen op de tv bekijken........................................................................... 141
K Opnamen beveiligen................................................................................ 143
L Opnamen wissen...................................................................................... 144
De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen.......................... 145
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen ........................................ 145
De kijktijd instellen...................................................................................... 145
Verticale opnamen automatisch roteren..................................................... 146
Sensorreiniging 147
8
f Automatische sensorreiniging................................................................ 148
Stofwisdata toevoegen .................................................................................. 149
Handmatige sensorreiniging.......................................................................... 151
8
Inhoud
Opnamen afdrukken en overbrengen naar een computer
9
Het afdrukken voorbereiden...........................................................................154
w Afdrukken.................................................................................................156
De opname bijsnijden .................................................................................161
Digital Print Order Format (DPOF).................................................................163
Rechtstreeks afdrukken met DPOF ...............................................................166
d Opnamen overbrengen naar een computer.............................................167
De camera aanpassen aan uw voorkeuren 171
10
Persoonlijke voorkeuzen instellen..................................................................172
Persoonlijke voorkeuzen ................................................................................173
Persoonlijke voorkeuze-instellingen...............................................................174
C.FnI : Belichting......................................................................................174
C.FnII : Opname .......................................................................................176
C.FnIII : Autofocus/Drive ............................................................................178
C.FnIV : Bediening/Overig..........................................................................181
My Menu vastleggen ......................................................................................185
Gebruikersinstellingen voor de camera vastleggen .......................................186
Referentie 187
11
B Camera-instellingen controleren ............................................................188
Een gewoon stopcontact gebruiken ...............................................................190
De batterij voor datum/tijd vervangen ............................................................191
De batterijgreep gebruiken.............................................................................192
Menu-instellingen ...........................................................................................193
Tabel met beschikbare functies .....................................................................196
Problemen oplossen ......................................................................................198
Foutcodes ......................................................................................................201
Systeemoverzicht...........................................................................................202
Specificaties ...................................................................................................204
Index ..............................................................................................................216
153
9
Functie-index
Voe ding
Batterij
• Opladen Î pag. 24
• Batterijcontrole Î pag. 28
Stopcontact Î pag. 190 Automatisch
uitschakelen Î pag. 44
Lens
Bevestigen/
verwijderen Î pag. 31
In- en uitzoomen Î pag. 32 Image Stabilizer
(Beeldstabilisatie) Î pag. 33
Basisinstellingen (Menufuncties)
Taal Î pag. 42 Datum/tijd Î pag. 42 De helderheid van het LCD-
scherm aanpassen Î pag. 14 5
Pieptoon Î pag. 193 Opnamen maken
zonder kaart Î pag. 29
Opnamen opslaan
Formatteren Î pag. 43 Een map maken/
selecteren Î pag . 78
File No. Î pag. 80
Beeldkwaliteit
Opnamekwaliteit Î pag. 60 ISO-waarde Î pag. 63 Picture Style Î pag. 65 Kleurruimte Î pag. 82
Functies voor
kwaliteitsverbetering
• Correctie voor belichting in het buitengebied Î pag. 76
• Auto Lighting Optimizer
(Auto Helderheid Optimalisatie) Î pag. 177
• Ruisreductie voor lange belichtingstijden Î pag. 176
• Ruisreductie voor hoge ISO-waarden Î pag. 176
• LichtetonenprioriteitÎ pag. 177
Witbalans
Witbalansselectie Î pag. 71 Handmatige
witbalans Î pag. 72 Kleurtemperatuurinstelling
Witbalanscorrectie Î pag. 7 4
Reeksopnamen met automatische witbalans
Î pag. 73
Î pag. 75
AF
AF-modus Î pag. 84 AF-puntselectie Î pag. 86
Handmatig scherpstellen
Î pag. 88
Lichtmeting
Lichtmeetmethode Î pag. 100
Transport
Transportmodi Î pag. 89 Maximale
opnamereeks Î pag. 62
10
Functie-index
Opname
Automatisch/creatiefÎ pag.57 Scherm Snelkeuze Î pag. 38 Zelfontspanner Î pag. 90 AE-programma Î pag. 92
utomatische belichting
A
met sluiterprioriteit Automatische belichting
met diafragmaprioriteit Handmatige belichting
Bulb Î pag. 104 Spiegel opklappen Î pag. 106
Î pag. 94
Î pag. 96 Î pag. 98
Aanpassing van de belichting
Belichtingscompensatie Reeksopnamen met auto
matische belichting
AE-vergrendeling Î pag. 10 3 Verhoging
belichtingsniveau Î pag. 174
Î pag. 101
Î pag. 102
Flitser
Ingebouwde flitser Î pag. 107
• Belichtings-
compensatie Î pag. 109 Flitsbelichtingsvergrendeling
Externe flitser Î pag. 113 Bediening van
de flitser Î pag . 111
Î pag. 110
Live View-opnamen
Live View-opnamen maken
• AF Î pag. 121
Belichtingssimulatie
• Raster Î pag. 119
• Stille opnamen
maken Î pag. 12 8
Î pag. 116
Î pag. 117
Beeldweergave
Weergaveduur opnamen Weergave van één opname
• Weergave met
opname-informatie Î pag. 133
Indexweergave Î pag. 135 Door beelden navigeren
(opnamesprong) Î pag. 136
Vergrote weergave Î pag. 137 Handmatig opnamen
roteren Î pag. 138
Automatisch opnamen
roteren Î pag. 146
Automatisch opnamen
weergeven Î pag. 139
Opnamen op de tv
bekijken Î pag. 141
Beveiligen Î pag. 143 Wissen Î pag. 144
Î pag. 145 Î pag. 132
Aanpassen
Persoonlijke functie
(C.Fn) Î pag. 171
My Menu Î pag. 185
Gebruikersinstelling voor de camera vastleggen
Î pag. 186
Sensorreiniging/ stof verwijderen
Sensorreiniging Î pag. 147 Stofwisdata
toevoegen Î pag. 149
Zoeker
Dioptrische aanpassing Matglas verwisselen
Î pag. 34 Î pag. 183
11
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
Omgaan met de camera
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht.
Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische
velden, zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen. Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken. De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer nooit de camera te demonteren of zelf reparaties of onderhoud uit te voeren. Gebruik een blaaskwastje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel of het matglas te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers aan. Als u dat wel doet, kunnen deze gaan roesten. Roest op de contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet goed meer functioneert.
Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving
terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten plastic tas te plaatsen. Laat de camera zich aanpassen aan de hogere temperatuur voordat u hem uit deze tas haalt.
Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt
u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u het objectief, de kaart en de batterij uit de camera en wacht u tot de condens is verdampt voordat u de camera gaat gebruiken. Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen moet u de sluiter zo nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
Vermijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de
camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
12
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
LCD-paneel en LCD-scherm
Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en
meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de opgeslagen opnamen.
Als het LCD-scherm lange tijd aan blijft staan, kan het gaan inbranden en
zijn overblijfselen van de eerdere weergave te zien. Dit is echter een tijdelijk effect dat verdwijnt als de camera enkele dagen niet wordt gebruikt.
Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of
er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal.
Kaarten
Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen:
U moet de kaart niet laten vallen, buigen of natmaken. Stel de kaart niet
bloot aan grote krachten, fysieke schokken en trillingen.
Gebruik of bewaar kaarten niet in de buurt van voorwerpen met sterke
magnetische velden zoals tv's, luidsprekers en magneten. Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit.
Plaats de kaart niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen. Bewaar de kaart in een houder. Bewaar de kaart niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Elektrische contactpunten van het objectief
Nadat u het objectief hebt losgedraaid van de camera, bevestigt u de lensdoppen of plaatst u het objectief met de achterkant naar boven om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contactpunten te voorkomen.
Contactpunten
Waarschuwingen bij langdurig gebruik
Wanneer u langdurig continu-opnamen of Live View-opnamen maakt, kan de camera heet worden. Dit is geen defect. Het langdurig vasthouden van een hete camera kan echter wel een lichte verbranding van de huid veroorzaken.
13
Verkorte Handleiding
Voor EF-objectief
Voor EF-S-objectief
1
2
3
4
5
Plaats de batterij. (pag. 26)
Ga voor meer informatie over het opladen van de batterij naar pagina 24.
Bevestig het objectief. (pag. 31)
Als u een EF-S-objectief gebruikt, plaatst u dit zo dat de markering op het objectief op gelijke hoogte is met de witte markering op de camera. Bij andere objectieven dient de markering op gelijke hoogte te zijn met de rode markering.
Stel de modusschakelaar op het objectief in op <AF>.
(pag. 31)
Open het afdekkapje en plaats een kaart.
Houd de etiketzijde naar u toe en schuif de kant met de kleine openingen in de camera.
Zet de aan-uitschakelaar op <1>.
(pag. 27)
(pag. 29)
14
Verkorte Handleiding
6
7
8
9
Stel het programmakeuzewiel in op <1> (Automatisch).
(pag. 48) Alle camera-instellingen worden
automatisch ingesteld.
Stel scherp op het onderwerp.
(pag. 35) Kijk door de zoeker en richt het midden
van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Indien noodzakelijk komt de ingebouwde flitser automatisch te voorschijn.
Maak de opname. (pag. 35)
Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Bekijk de opname. (pag. 145)
De opname wordt ongeveer 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop < nogmaals weer te geven. (pag. 132).
x
> om de opname
Zie "Opnamen weergeven" (pag. 132) voor het bekijken van de
opnamen die u tot nu toe hebt gemaakt.
Ga voor meer informatie over het verwijderen van een opname
naar "Opnamen wissen" (pag. 144).
15
Namen van onderdelen
Voor gedetailleerde informatie worden tussen haakjes referentiepaginanummers gegeven (pag. **).
Knop voor lichtmeetmethode/
<n> witbalansselectie (pag. 100/71)
<o> transportmodusselectie (pag. 84/89)
<m> flitsbelichtingscompensatie (pag. 63/109)
Lampje rode-ogenreductie/ zelfontspanner (pag. 108/90)
Greep (batterij­compartiment)
Knop voor AF-modusselectie/
Knop voor ISO snelheid/
<6> Instelwiel (pag. 36)
Ontspanknop (pag. 35)
Aansluitpunt voor DC-koppelingskabel (pag. 190)
Spiegel (pag. 106,151)
Contactpunten (pag. 13)
Aansluiting digitale apparaten (pag. 154/167)
Aansluiting afstandsbediening (pag. 105) (type N3)
<U> Knop LCD-paneelverlichting (pag. 104)
LCD-paneel (pag. 18)
EF-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 31)
Ingebouwde flitser/AF-hulplicht (pag. 107/87)
EF-S-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 31)
Contactpunten voor flitssynchronisatie
Flitserschoen (pag. 113)
Objectiefvergrendelingsstift
Lensvatting
Pc-aansluiting (pag. 114)
Video OUT-aansluiting (pag. 141)
HDMI mini OUT-aansluiting (pag. 142)
Programmakeuzewiel(pag. 20)
Draagriemhouder (pag. 23)
<D> Flitsknop (pag. 107)
Aansluitingenklepje
Objectiefontgrendelingsknop (pag. 32)
Knop voorbeeld scherptediepte (pag. 97)
Cameradop (pag. 31)
16
Namen van onderdelen
r
/
<V> Scherpstelvlakmarkering
<9> Subinstelwiel (pag. 36)
Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 34)
Oogschelp (pag. 97)
Zoekeroculair
<A/l> Knop Live View
-opnamen/afdrukken/delen (pag. 117/159,168)
<M> Menuknop (pag. 40)
LCD-scherm (pag. 40, 145)
<B> Knop Info/ Bijsnijdrichting (pag. 120,132,188/
161)
<x>
Opnameweergaveknop
(pag. 132)
Wisknop (pag. 144)
<L>
Aansluiting uitbreidingssysteem
<A> Knop voor Picture Style-selectie (pag. 65)
<B> Functieknop (pag. 184)
Statiefbevestigingspunt
Aan-uitschakelaar/ Snelkeuzewiel (pag. 27)
<0> Instelknop (pag. 40)
<p> AF-startknop (pag. 35,84,118)
<A/I> AE-vergrendeling/flitsbelichtingsvergrendeling index/verkleinen (pag. 103/110/135/137,161)
Lees-/schrijfindicator (pag. 30)
<5> Snelkeuzewiel (pag. 37)
Knop voor
<S/u> Knop voor AF-puntselectie/ vergroten (pag. 86/137,161)
Klepje batterijcompartiment (pag. 26)
Draagriemhoude (pag. 23)
Klepje van kaartsleuf (pag. 29)
Ontgrendelknop batterijcompartiment (pag. 26)
Kaartsleuf (pag. 29)
Knop voor kaart uitwerpen (pag. 30)
17
Namen van onderdelen
n
LCD
Sluitertijd
Bezig (buSY)
Ingebouwde flitser opladen (buSY)
Opnamekwaliteit (pag. 60)
37 Groot/Fijn 38 Groot/Normaal 47 Middelgroot/Fijn 48 Middelgroot/Normaal 67 Klein/Fijn 68 Klein/Normaal 1 RAW D Klein RAW
Witbalans (pag. 71)
Q Automatisch W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht I Flitser O Custom P
Kleurtemperatuur
Flitsbelichtings­compensatie (pag. 109)
Batterijniveau (pag. 28)
zx
Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie (pag. 101)
AEB-bereik (pag. 102)
Waarde flitsbelichtingscompensatie
Schrijfstatus van kaart
bn
(pag. 109)
<g> ISO-waarde (pag. 63)
<A> Lichtetonenprioriteit (pag. 177)
<M> Pieptoon (pag. 193)
AF-puntselectie ([ - - - ])
Waarschuwing CF-kaart vol (FuLL CF)
Waarschuwing CF-kaartfout (Err CF)
Waarschuwing geen CF-kaart (no CF)
Foutcode (Err)
Beeldsensor reinigen (CLEA n)
Diafragma
<h> AEB (pag. 102)
Lichtmeetmethode (pag. 100)
q Meervlaksmeting w Deelmeting r Spotmeting e
ISO-waarde (pag. 63)
<0> Zwart-witopnamen (pag. 66)
Er worden alleen instellingen weergegeven die momenteel zijn toegepast.
-
-----
Resterende opnamen
Resterende opnamen tijdens reeksopname met automatische witbalans
Timer zelfontspanner
Bulb-belichtingstijd
Witbalans­correctie (pag. 74)
AF-modus (pag. 84)
X 1-beeld AF
9 AI Focus AF
Z AI Servo AF
Transportmodus (pag. 89)
u Enkelbeeld o Hoge snelh. i Lage snelh. j
Zelfontspanner (10 sec.)
l Zelfontspanner (2 sec.)
Gemiddelde meting met nadruk op het midden
18
Zoekerinformatie
Matglas
<A> AE-vergrendeling/ AEB actief
<D>
Flits gereed Waarschuwing voor onjuiste flitsbelichtingsvergrendeling
<e> High-speed synchronisatie (FP-flits) <d>
Flitsbelichtingsvergrendeling/
FEB actief
<y> Flitsbelicht.compensatie
Sluitertijd Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Ingebouwde flitser opladen (D buSY)
Namen van onderdelen
AF-punten (ingespiegeld display)
Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie AEB-bereik Indicator rode-ogenreductielampje
Waarschuwing CF-kaart vol (FuLL CF) Waarschuwing CF-kaartfout (Err CF) Waarschuwing geen CF-kaart (no CF)
Spotmetingscirkel
<g> ISO-waarde
Witbalanscorrectie
Focusbevestigings-
<o> lampje
Maximale opnamereeks
Zwart-witopnamen
<0>
ISO-waarde
<A> Lichte tonen prioriteit
Diafragma
Er worden alleen instellingen weergegeven die momenteel zijn toegepast.
19
Namen van onderdelen
Programmakeuzewiel
Het programmakeuzewiel bevat de basismodi en creatieve modi.
Gebruikersinstellingen voor de camera
De meeste camera-instellingen kunnen worden vastgelegd onder w of x (pag. 186).
Creatief gebruik
Deze modi geven u controle over het resultaat.
d : AE-programma (pag. 92) s : AE-sluiterprioriteit (pag. 94) f :
AE-diafragmaprioriteit (pag. 96)
a: Handmatige belichting (pag. 98)
8 : Automatische scherptediepte
AE (pag. 99)
Basisgebruik
U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. In deze modi kunt u volautomatisch opnamen maken van specifieke soorten onderwerpen.
1: Automatisch (pag. 48) C: Automatisch/creatief (pag. 57)
Standaardgebruik
2 : Portret (pag. 51) 3: Landschap (pag. 52) 4 : Close-up (pag. 53) 5 : Sport (pag. 54) 6 : Nacht portret (pag. 55) 7: Flitser uit (pag. 56)
20
Namen van onderdelen voor objectievenset
EF-S 18-200mm f/3.5-5.6 IS en EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS
Namen van onderdelen
Focusring (pag. 88, 127)
Bevestiging lenskap (pag. 209, 210)
Filteraansluiting (voorkant objectief) (pag. 209, 210)
Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 33)
Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 31)
Modusschakelaar (pag. 31)
Zoomring (pag. 32)
Zoompositie-index (pag. 32)
Contactpunten (pag. 13)
EF-S 17-85mm f/4-5.6 IS USM en EF 28-135mm f/3.5-5.6 IS USM
Modusschakelaar (pag. 31)
Bevestiging lenskap (pag. 209, 210)
Filteraansluiting (voorkant objectief) (pag. 209, 210)
Zoomring (pag. 32)
Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 33)
Zoompositie-index (pag. 32)
Focusring (pag. 88, 127)
Focusafstandsschaal
Contactpunten (pag. 13)
Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 31)
21
Namen van onderdelen
Batterijoplader CG-580
Lader voor batterij BP-511A (pag. 24).
Batterijcompartiment
Oplaadlampje
Stekker
Deze voedingseenheid kan verticaal of horizontaal worden gebruikt.
Batterijoplader CB-5L
Lader voor batterij BP-511A (pag. 24).
Batterijcompartiment
Netsnoer
Oplaadlampje
Netsnoeraansluiting
22
1
Aan de slag
In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd.
De riem bevestigen
Haal het einde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal deze daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat hij goed vastzit in de gesp.
De oculairdop is ook aan de riem
bevestigd (pag. 105).
Oculairdop
23
De batterij opladen
1
2
Markering batterijcompartiment
CG-580
3
CB-5L
OplaadniveauOplaadlampje
0 - 50%
50 - 75%
75 - 90%
90% of hoger
* De nummers en markeringen op de batterijoplader
komen overeen met de bovenstaande tabel.
24
Knippert eenmaal per seconde
Knippert tweemaal per
seconde
Knippert driemaal per seconde
Lamp brandt
Verwijder het beschermdeksel.
Plaats het deksel terug wanneer u de
batterij uit de camera verwijdert om kortsluiting te voorkomen.
Plaats de batterij.
Plaats de voorkant van de batterij
precies op de markeringslijn van de oplader. Terwijl u de batterij naar beneden duwt, schuift u deze in de richting van de pijl.
Om de batterij te verwijderen,
herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde.
Laad de batterij op. Voor CG-5 8 0
Klap de contactpunten van de
batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl en steek ze in het stopcontact.
Voor CB-5 L
Sluit het netsnoer aan op de oplader en steek de stekker in het stopcontact.
X Het opladen begint automatisch en
het oplaadlampje knippert rood.
Het duurt ongeveer 100 minuten
om een lege batterij volledig op te laden. De oplaadtijd van de batterij is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het laadniveau van de batterij.
De batterij opladen
Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader.
Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag
dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor.
Zelfs wanneer de camera niet wordt gebruikt of is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg.
Verwijder de batterij na het opladen en haal het netsnoer of de
contactpunten uit het stopcontact.
U kunt het deksel in een andere richting
plaatsen om aan te geven of de batterij al dan niet is opgeladen.
Als de batterij is opgeladen, bevestigt u het deksel zodanig dat de opening, die de vorm heeft van een batterij < >, overeenkomt met het blauwe zegel op de batterij. Als de batterij leeg is, plaatst u het deksel in de omgekeerde richting.
Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van een kleine lekstroom, waardoor de batterij verder wordt ontladen en minder lang meegaat. Bewaar de batterij met het beschermdeksel bevestigd. Bewaren van de batterij nadat deze geheel is opgeladen, kan de prestaties van de batterij verminderen.
De batterijoplader kan ook worden gebruikt in het buitenland.
De batterijoplader is compatibel met een stroombron van 100 VAC t/m 240 V AC 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel verkrijgbare stekkeradapter voor het betreffende land of de betreffende regio gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de batterijoplader. Dit kan de batterijoplader beschadigen.
Als de batterij snel leeg raakt, zelfs nadat deze volledig is
opgeladen, is de batterij uitgeput.
Koop een nieuwe batterij.
Laad uitsluitend batterijen op van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512.
Batterij BP-511A is uitsluitend geschikt voor producten van Canon.
Wanneer u deze oplaadt met een batterijoplader of een ander product dat niet compatibel is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt.
25
De batterij plaatsen en verwijderen
De batterij plaatsen
Plaats een volledig opgeladen BP-511A-batterij in de camera.
Open het klepje van het
1
batterijcompartiment.
Schuif het schuifje in de richting van
de pijl en open het klepje.
Plaats de batterij.
2
Steek het uiteinde met de
batterijcontacten in de camera.
Schuif de batterij in de camera totdat
deze vastzit.
Sluit het klepje.
3
Druk op het klepje totdat dit dichtklikt.
Batterijen BP-514, BP-511 of BP-512 kunnen ook worden gebruikt.
De batterij verwijderen
Open het klepje en verwijder de batterij.
Druk het batterijvergrendelingsschuifje in de richting van de pijl en verwijder de batterij. Plaats het beschermdeksel op de batterij om kortsluiting te voorkomen.
Pas op dat u bij het openen van het batterijcompartiment het klepje niet te ver naar achter drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken.
26
De camera inschakelen
<2> : De camera is uitgeschakeld
en werkt niet. Zet de aan­uitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet
<1> : De camera is ingeschakeld. <J> : De camera en <5> werken
De zelfreinigende sensor
Wanneer u de aan-uitschakelaar instelt op <1/J> of <2>,
wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd. Tijdens het reinigen van de sensor wordt <f> op het LCD-scherm weergeven. Zelfs tijdens het reinigen van de sensor kunt u opnamen maken. Door de ontspanknop half in te drukken (pag. 35), stopt u het reinigen van de sensor en kunt u een opname maken.
Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar wisselt tussen
<1/J>/<2> wordt het pictogram <f> mogelijk niet weergegeven. Dit is normaal en is geen defect.
Automatisch uitschakelen
Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch
uitgeschakeld nadat deze ongeveer 1 minuut niet is gebruikt. Om de camera weer in te schakelen, drukt u gewoon de ontspanknop in (pag. 35).
U kunt de automatische uitschakeltijd wijzigen door middel van de
menu-instelling [5 Uitschakelen] (pag. 44).
gebruikt.
(pag. 37).
Als u de aan-uitschakelaar op <2> zet terwijl een opname op de kaart wordt opgeslagen, wordt [Opslaan...] weergegeven en wordt de camera uitgeschakeld nadat de opname op de kaart is opgeslagen.
27
De camera inschakelen
Het batterijniveau controleren
Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> of op <J> staat, wordt een van vier batterijniveaus weergegeven.
z : Batterij is vol.
x : Batterijniveau is iets gezakt,
maar er is nog genoeg stroom over.
: Batterij is bijna leeg.
b
n
: Batterij moet worden opgeladen.
Levensduur batterij [Maximumaantal aantal opnamen]
Temperatuur
Bij 23 °C 800 640
Bij 0 °C 680 540
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen BP-511A-batterij, zonder Live View-opnamen, en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Het werkelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als u de ontspanknop lang half ingedrukt houdt of als u alleen de automatische scherpstelling gebruikt, wordt het maximumaantal opnamen ook kleiner. Het aantal mogelijke opnamen neemt af naarmate het LCD-scherm vaker wordt gebruikt. Het maximumaantal opnamen met de BP-514 is gelijk aan het aantal dat in de tabel wordt weergegeven. Het aantal mogelijke opnamen met de BP-511 of BP-512 bedraagt ongeveer 75% van de cijfers in de tabel voor 23 °C. Bij 0 °C komen de cijfers ongeveer overeen met de cijfers in de tabel. Voor de bediening van het objectief wordt ook stroom van de batterij gebruikt. Bij het gebruik van bepaalde objectieven is het maximumaantal opnamen daarom mogelijk lager. Wanneer u de Image Stabilizer-functie (beeldstabilisatie) van het objectief gebruikt, wordt het maximumaantal opnamen lager (kortere levensduur van de batterij). Zie pagina 119 voor informatie over de gebruiksduur van de batterij bij het maken
van Live View-opnamen.
Opnameomstandigheden
Geen flits 50% flits
28
De CF-kaart installeren en verwijderen
Hoewel de dikte van de twee CF-kaarten verschillend is, kunt u beide typen in de camera plaatsen. U kunt ook ultra-DMA (UDMA)-kaarten en kaarten van het type harde schijf gebruiken.
De kaart plaatsen
Open het klepje.
1
Schuif het klepje in de richting van de
pijl om het te openen.
Etiketzijde
Knop voor kaart
uitwerpen
Resterende opnamen
Het aantal resterende opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-waarde, etc.
Door de menuoptie [1 Foto z. card] in te stellen op [Uit], voorkomt u
dat u vergeet een kaart te plaatsen (pag. 193).
Plaats de kaart.
2
Plaats de kant met de kleine
openingen in de camera met de etiketzijde naar u toe, zoals aangegeven in de illustratie. Als de CF-kaart verkeerd wordt geplaatst, kan de camera beschadigd raken.
X De knop voor het uitwerpen van de
kaart steekt uit.
Sluit het klepje.
3
Sluit het klepje en schuif het in de
richting van de pijl totdat het dichtklikt.
X Als u de aan-uitschakelaar op <1>
of <J> zet, wordt het aantal resterende opnamen weergegeven op het LCD-scherm.
29
De CF-kaart installeren en verwijderen
De kaart verwijderen
Open het klepje.
1
Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Controleer of de lees-/
schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje.
Lees-/schrijfindicator
Verwijder de kaart.
2
Druk op de knop voor het uitwerpen
van de kaart.
X De CF-kaart komt naar buiten.
Sluit het klepje.
Knop voor kaart uitwerpen
De lees-/schrijfindicator brandt of knippert wanneer een opname wordt gemaakt, wanneer gegevens worden overgebracht naar de kaart en wanneer gegevens worden opgeslagen, gelezen of gewist van de kaart. Wanneer de lees-/ schrijfindicator brandt of knippert, worden de volgende handelingen ten zeerste afgeraden. Als u deze handelingen toch uitvoert, kunnen de opnamegegevens beschadigd raken. Ook kunt u daarmee de kaart of de camera beschadigen. Het betreft de volgende handelingen:
• Het klepje van de kaartsleuf openmaken.
• De batterij verwijderen.
• De camera schudden of ergens tegenaan stoten.
Als er op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het
opnamenummer niet begint bij 0001 (pag. 80). Als er een kaartfout op het LCD-scherm wordt weergegeven, verwijdert u de kaart en plaatst u deze opnieuw. Gebruik een andere kaart als het probleem aanhoudt. Als u alle opnamen op de kaart kunt overbrengen naar een computer, breng deze dan over en formatteer vervolgens de kaart. De kaart functioneert dan wellicht weer normaal. Als u een kaart van het type harde schijf vasthoudt, dient u deze altijd bij de zijden vast te pakken. U kunt de kaart namelijk beschadigen wanneer u de platte oppervlakken vastpakt. CF-kaarten van het type harde schijf zijn gevoeliger voor trillingen en fysieke schokken dan CF-kaarten. Als u een dergelijke kaart gebruikt, dient u er op te letten dat de camera niet wordt blootgesteld aan trillingen of fysieke schokken, vooral tijdens het opslaan of weergeven van opnamen.
30
Loading...
+ 194 hidden pages