Canon EOS 1D MARK II Digital User Manual [nl]

INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS-1D Mark II is een hoogwaardige digitale AF-spiegelreflexcamera met een grote CMOS-sensor met 8,20 megapixels voor superscherpe details. De camera s compatibel met alle EF-lenzen van Canon (behalve de EF-S-lens) en is ontworpen voor het maken van snelle opnamen precies zoals u ze wilt hebben. De camera beschikt over uiterst nauwkeurige AF-gebieden en is verder uitgerust met diverse functies voor alle vormen van fotografie, van volautomatische opnamen tot professioneel en creatief werk.
In deze instructiehandleiding leest u alles over de juiste bediening van deze camera.
Camera testen voor gebruik
Maak voordat u de camera gaat gebruiken een aantal proefopnamen en controleer of deze goed op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gelezen door een pc, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privé-gebruik. Ook het maken van opnamen van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke kan verboden zijn.
¡ Canon en EOS zijn handelsmerken van Canon Inc.
¡ Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. ¡ CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. ¡ Windows is een geregistreerd handelsmerk of handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en overige landen.
¡ Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation in de
Verenigde Staten en overige landen.
¡ SD is een handelsmerk. ¡ Alle overige bedrijfsnamen en handelsmerken die in deze handleiding worden
genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren.
* Deze digitale camera ondersteunt DCF 2.0 en Exif 2.21 (ook wel “Exif Print”
genoemd). Exif Print is een standaard voor een verbeterde compatibiliteit tussen digitale camera's en printers. Wanneer de camera wordt aangesloten op een printer die voldoet aan Exif Print, wordt informatie over de camera-instellingen opgenomen en geoptimaliseerd. Hierdoor wordt een betere afdrukkwaliteit verkregen.
2

Controlelijst uitrusting

Controleer of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. U kunt de bijbehorende accessoires ook controleren aan de hand van het systeemoverzicht (p. 170 ).
¢ EOS-1D Mark II / Camerabehuizing (
batterijcompartiment. Ingebouwde lithiumbatterij voor de datum en de tijd.
¢ Ni-MH-batterij NP-E3 (met beschermdeksel en instructies) ¢ Ni-MH-batterijoplader NC-E2 (met instructies) ¢ Gelijkstroomkoppelingsset DCK-E1 (met instructies) ¢ Brede draagriem L5 ¢ Interfacekabel IFC-200D4 ¢ Interfacekabel IFC-400PCU ¢ Videokabel VC-100
¢ EOS DIGITAL Solution Disk ¢ Digital Photo Professional Disk
¢ Beknopte gebruikershandleiding
Beknopte gebruikershandleiding voor het maken van opnamen.
¢ EOS-1D Mark II Instructiehandleiding (het document dat u nu leest) ¢ EOS-1D Mark II Software-instructies
Hierin vindt u uitleg over het overzetten van afbeeldingen naar een pc en het bewerken van RAW-afbeeldingen.
¢ Garantiebewijs
*Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. * Het gebruik van geheugenkaarten van Canon wordt aanbevolen.
inclusief oculairdop, cameradop en deksel
)
3

Inhoudsopgave

Inleiding
Controlelijst uitrusting ........................................................................... 3
Tips en waarschuwingen voor het gebruik .......................................... 8
Namen van de onderdelen ................................................................ 10
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .... 16
1 Aan de slag ............................................................................... 17
Opladen van de batterij ...................................................................... 18
Installeren en verwijderen van de batterij........................................... 20
Het gebruik van een gewone wandcontactdoos ................................ 22
Bevestigen en verwijderen van een lens ........................................... 23
Installeren en verwijderen van de geheugenkaart ............................. 24
Basisgebruik ...................................................................................... 27
Menugebruik ...................................................................................... 32
De standaardinstellingen herstellen................................................ 36
Dioptrische aanpassing ..................................................................... 37
Datum en tijd instellen ....................................................................... 38
Batterij voor datum/tijd vervangen ..................................................... 39
Reinigen van de CMOS-sensor ......................................................... 40
De riem bevestigen ............................................................................ 42
2 Opname-instellingen ................................................................. 43
Opnamekwaliteit instellen .................................................................. 44
ISO-waarde instellen ......................................................................... 47
Witbalans selecteren ......................................................................... 48
Aangepaste witbalans ....................................................................... 49
Kleurtemperatuur instellen ................................................................. 51
Witbalans corrigeren........................................................................... 52
Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans................... 53
Kleurmatrix selecteren ....................................................................... 55
Aangepaste instellingen voor kleurmatrix aanmaken ........................ 56
Bewerkingsparameters instellen......................................................... 58
Instellen van de map en de geheugenkaart ...................................... 60
Een nieuwe map maken.................................................................. 60
Een map selecteren ........................................................................ 61
Een geheugenkaart selecteren ....................................................... 61
Beide geheugenkaarten gebruiken voor opslag (back-up) ............. 62
Methoden voor bestandsnummering ................................................. 63
3 Autofocusmodi en transportmodi .......................................... 65
De AF-modus selecteren ................................................................... 66
AF-punten selecteren ........................................................................ 68
4
Het AF-punt registreren en inschakelen ............................................70
Activeringsgebied AF-punt
AF-gevoeligheid en maximaal diafragma van de lens .......................73
Als autofocus niet werkt (handmatige focus) .....................................75
Transportmodus selecteren ...............................................................77
Bediening met de zelfontspanner ......................................................78
................................................................72
4 Belichting .................................................................................. 79
Een lichtmeetmodus selecteren .........................................................80
AE-programma ...................................................................................84
AE-sluiterprioriteit ...............................................................................86
AE-diafragmaprioriteit ........................................................................88
Preview scherptediepte ...................................................................89
Handmatige belichting .......................................................................90
Belichtingscompensatie instellen .......................................................92
Reeksopnamen met automatische belichting ....................................93
AE-vergrendeling ...............................................................................95
Bulb-opnamen ....................................................................................96
LCD-paneelverlichting .....................................................................96
Spiegel opklappen .............................................................................97
Oculairafsluiter.................................................................................97
Flitsfotografie .....................................................................................98
5 Opnameweergave ................................................................... 101
Opnamen bekijken ...........................................................................102
Opnamen automatisch roteren ........................................................104
Opnameweergave ............................................................................105
Weergaveformaat wijzigen.............................................................106
Beeldvergroting .............................................................................109
Een opname roteren .....................................................................110
Opnamen op de tv bekijken .............................................................111
Wispreventie ....................................................................................112
Geluid toevoegen aan een opname .................................................114
Opnamen wissen .............................................................................115
Een geheugenkaart formatteren ......................................................118
6 Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera .......................... 121
7 DPOF: Digital Print Order Format ......................................... 137
8De camera aanpassen aan uw persoonlijke voorkeuren .... 145
9 Referentiemateriaal ................................................................ 161
1
2
3
4
5
6
7
8
9
5
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken.
Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen
•Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen:
- Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze handleiding
worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste batterijen.
- Sluit de batterij en de back-upbatterij niet kort en probeer ze niet te demonteren of te
wijzigen. Verhit de batterij of de back-upbatterij niet en probeer deze niet te solderen. Stel de batterij of de back-upbatterij niet bloot aan vuur of water. Stel de batterij of de back-upbatterij ook niet bloot aan grote fysieke schokken.
- Installeer de batterij en de back-upbatterij op de juiste manier (+ –). Plaats nooit oude en
nieuwe of verschillende soorten batterijen bij elkaar.
- Laad de batterij niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane bereik ligt van
0°C - 40°C (32°F - 104°F). Overschrijdt de oplaadtijd niet.
- Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contacten van de camera,
de accessoires, de verbindingskabels en dergelijke.
• Houd de back-upbatterij buiten het bereik van kinderen. Waarschuw direct een arts als een kind een batterij heeft doorgeslikt. (De chemicaliën in de batterij kunnen de maag en de ingewanden beschadigen.)
• Dek de elektrische contacten van de batterij of de back-upbatterij af voordat u deze wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen voorwerpen of batterijen. Zo voorkomt u brand of explosies.
•Voorkom brand door de oplader direct uit de wandcontactdoos te halen en te stoppen met opladen, als er bij het opladen van de batterij grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt.
•Verwijder de batterij of de back-upbatterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur of van vorm verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen brandwonden oploopt.
•Voorkom dat de inhoud van de batterij in aanraking komt met ogen, huid en kleding. Dit kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de batterij in contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een huisarts.
• Houd de apparatuur tijdens het opladen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen stikken als zij het snoer rond hun nek krijgen of een elektrische schok krijgen.
• Houd snoeren altijd uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen en het isolatiemateriaal kan smelten wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
• Flits niet in het gezicht van automobilisten. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken.
• Flits niet in de buurt van de ogen van een persoon. Het gezichtsvermogen kan hierdoor beschadigd raken. Houd altijd minimaal 1 meter afstand bij het met flits fotograferen van kinderen.
•Verwijder de batterij en haal de stekker uit de wandcontactdoos als u de camera of een accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling en brand.
• Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand.
6
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raakt u deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom.
• Demonteer of wijzig de apparatuur niet. Er staat een hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
• Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
• Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen. De nekdraagriem kan bij kinderen tot verstikking leiden.
• Berg de apparatuur niet op in een vochtige of stoffige ruimte. Hiermee voorkomt u brand en elektrische schokken.
•Vraag toestemming voordat u de camera gebruikt in een vliegtuig of ziekenhuis. De elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunnen storingen veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
•Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen:
- Steek de stekker altijd helemaal in de wandcontactdoos.
-Pak het netsnoer nooit met natte handen vast.
-Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit de wandcontactdoos haalt.
-Voorkom beschadigingen van het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden, en deze
niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet.
- Sluit niet teveel stekkers aan op één contactpunt.
- Gebruik geen snoeren waarvan het isolatiemateriaal is beschadigd.
• Haal zo nu en dan de stekker uit de wandcontactdoos en haal met een droge doek het stof rond de contactdoos weg. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op de wandcontactdoos vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat weer kan leiden tot brand.
Voorkomen van letsel en schade aan apparatuur
• Laat de apparatuur niet achter in een auto die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken. Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en de lens te dragen.
• Laat de lens of een camera met een lens niet zonder lensdop in de zon staan. De zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken.
• Bedek de batterijoplader niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdoor kan de warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen.
•Verwijder de batterij en de back-upbatterij direct als u de camera in het water laat vallen of als er water in de camera komt. Verwijder de batterijen ook als er metaaldeeltjes in de camera komen. Hiermee voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Gebruik en plaats de batterij en de back-upbatterij niet in een hete omgeving. Hierdoor kan de batterij gaan lekken en kan de levensduur van de batterij afnemen. De batterij of de back­upbatterij kan ook te heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de apparatuur schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center als het product niet naar behoren functioneert of moet worden gerepareerd.
7

Tips en waarschuwingen voor het gebruik

Behandelen van de camera
¡ Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel
deze niet bloot aan fysieke schokken.
¡ De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt.
Verwijder de batterij en breng de camera direct naar uw Canon-dealer als de camera nat is geworden. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht.
¡ Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische
velden zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden en radiogolven kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen.
¡ Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die
in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken.
¡ De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer nooit de
camera te demonteren of zelf reparaties of onderhoud uit te voeren.
¡ Gebruik een blower om stof van lens, zoeker, spiegel of focusscherm te
blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met uw Canon-dealer.
¡ Raak de elektrische contacten van de camera nooit met uw vingers aan. Als
u dat wel doet, kunnen de contacten gaan roesten. Roest op de contacten kan leiden tot een foutieve werking van de camera.
¡ Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving
terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten plastic tas te plaatsen. Laat de camera zich aanpassen aan de hogere temperatuur voordat u hem uit deze tas haalt.
¡ Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt
u beschadiging van de camera. Verwijder de lens, de geheugenkaart en de batterij en wacht tot de condens is verdampt.
¡ Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed
geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen moet u de sluiter zo nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
¡ Ver mijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
¡ Test alle functies voordat u de camera weer gaat gebruiken nadat de camera
langere tijd niet is gebruikt. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en u opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
8
LCD-paneel en LCD-scherm
C
¡ Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en
meer dan 99,99% actieve pixels heeft, kunnen er onder de maximaal 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de opgeslagen opnamen.
¡ Bij lage temperaturen kunnen het LCD-scherm en het LCD-paneel trager
reageren. Bij hoge temperaturen kan het scherm zwart worden. In beide gevallen zullen het scherm en het paneel bij kamertemperatuur weer normaal functioneren.
Geheugenkaarten
¡ Geheugenkaarten zijn precisie-instrumenten. Laat de geheugenkaart niet
vallen en stel deze niet bloot aan trillingen. Door fysieke schokken en trillingen kunnen de op de kaart opgeslagen opnamen verloren gaan.
¡ Gebruik of bewaar geheugenkaarten niet in de buurt van objecten met
sterke magnetische velden zoals tv's, luidsprekers of magneten of op plaatsen met statische elektriciteit. In dergelijke omgevingen kunnen de op de CF-kaart opgeslagen opnamen verloren gaan.
¡ Plaats geheugenkaarten niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen. Door
de warmte kunnen de kaarten vervormen, waardoor ze onbruikbaar worden.
¡ Mors geen vloeistoffen op geheugenkaarten. ¡ Bewaar geheugenkaarten altijd in een doosje ter bescherming van de
opgeslagen opnamegegevens.
¡ Met sommige geheugenkaarten van een ander merk dan Canon kunt u
mogelijk geen opnamen opslaan en afspelen. Gebruik in een dergelijk geval een geheugenkaart van Canon.
¡ Buig de kaarten niet en stel ze niet bloot aan grote krachten of fysieke schokken. ¡ Bewaar geheugenkaarten niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Elektrische contacten van de lens
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, bevestigt u de lensdoppen of plaatst u de lens met de achterkant naar boven om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contacten te voorkomen.
ontacten
Waarschuwing bij langdurig gebruik
De camera kan heet worden als de schakelaar <4> lange tijd is ingesteld op
1>. Dit is geen defect. Het langdurig vasthouden van een hete camera kan
< echter wel een lichte verbranding van de huid veroorzaken.
9

Namen van de onderdelen

Voor gedetailleerde informatie worden tussen haakjes referentiepaginanummers gegeven (p.**).
Lensbevestigingsgaatje (p.23) Spiegel (p. 97)
Lampje zelfontspanner (p.78)
Ontspanknop (p.28)
Oog voor draagriem (p.42)
Handgreep
Previewknop scherptediepte (p.89)
Aan-/uitschakelaar bij verticaal gebruik (p.31)
I
Knop voor flitsbelichtingsvergrendeling/ multi-spotmeting bij verticaal gebruik (p.31, 151/82)
Hoofdinstelwiel bij verticaal gebruik (p.31, 29)
Ontspanknop bij verticaal gebruik (p.31, 28)
Oog voor handriem
Lensvergrendelingspin
Cameranummer
Cameradop (p.23)
Lensontgrendelings­knop (p.23)
Lensbevestiging
Contacten (p.9)
Statiefhouder
10
Flitssynchronisatiecontacten Cameraschoen
k
Beeldvlakmarkering
Q
Lichtmeetmodusselectie­/Flitsbelichtingscompensatieknop (p. 80/81)
WSelectieknop opnamestand (p. 84)
EAF-modusknop (p. 66)
RTransport­modusknop (p.77)
iISO­waardeknop (p.47)
YAEB-knop (p.93)
Oog voor draagriem (p.42)
D
PC-aansluitbus (p.100)
F
Aansluitbus afstands­bediening (N3 type)
Ontgren­delknop batterijvak (p.21)
Hendel voor openen batterijvak (p.21)
Batterij (p.18)
Knop dioptrische aanpassing (p.37)
Zoekeroculair
UKnop LCD-paneelverlichting (p.96)
IKnop voor flitsbelich­tingsvergrendeling/multi­spotmeting bij verticaal gebrui (p.151/82)
Belichtingscompensatie-
O
/diafragmaknop (p.92/90)
S/u puntselectie/vergroten bij verticaal gebruik (p.31, 68/109)
P/a correctieknop (gelijktijdig indrukken) bij verticaal gebruik (p.31, 70/52)
4Aan-/uitschakelaar (p.27)
6Hoofdinstelwiel
(p.29)
LCD-paneel (p.13)
P/a
Hulp-/Witbalans-
correctieknop (gelijktijdig indrukken) (p.70/52)
A/yAE-vergren­deling/verkleinen (p.95/109)
S/u puntselectie/ vergroten (p.68/109)
Oculairaf­sluithendel (p.97)
7
Snelkeuze-
wielknop (p.16)
5
Snelkeuzewiel
(p.30)
A/y
Knop voor AE-vergrendeling/ verkleinen bij verticale gebruik (p.31, 95/109)
Knop voor AF-
Hulp-/witbalans-
AF-
11
H
/
Beveiligings-
geluidopnameknop
(p.112/114)
M
Menuknop (p.33)
X
Selectieknop (p.33)
q
Digital OUT­aansluitbus (p.111)
C
DIGITAL­aansluitbus
Aansluitbus voor rechtstreeks afdrukken
V
Weergaveknop (p.60, 105)
eKnop voor geheugenkaartselectie vergroten (p.61, 109)
LWisknop (p.115)
LCD-paneel achterzijde (p.14)
NSelectieknop beeldgrootte (p.44)
LCD-scherm (p.32, 36)
Oculairdop (p.37)
SD-kaartsleuf* (p.24)
Deksel geheugen­kaartsleuf (p.24)
Uitwerpknop CF-kaart (p.25)
Lees-/ schrijfindicator (p.25)
Hendel voor geheugenkaartsleufdeksel (p.24)
Opnamemicrofoon (p.114)
Knop voor reeksopnamen op basis van witbalans (p.53)
GWisknop (p.36)
BWitbalansselectieknop (p.48)
CF-kaart­sleuf (p.24)
Deksel batterijcompartiment (p.20)
* In deze handleiding wordt met “SD-kaart” de SD-geheugenkaart bedoeld.
12
LCD-paneel aan de bovenzijde
Diafragma Aantal reeksopnamen (AEB) AF-puntselectiemodus (AF, [ ], HP) Nummer geheugenkaart
Opnamestand
d : AE-programma a : Handmatige belichting s : AE-sluiterprioriteit f : AE-diafragmaprioriteit
Lichtmeetmodus
qEvaluatieve meting wDeelmeting rSpotmeting eGemiddelde meting
met nadruk op het midden
Pictogram batterijstatus
zx
mPictogram Persoonlijke
functies
(1, 2)
bn
yFlits-
belichtingscompensatie
hAEB
Sluitertijden Bulbbelichting Belichtingstijd bulbbelichting (min:sec) AF-puntselectiemodus ([ ], SEL) Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL) Bezig (buSY, PC) Foutcodes (Err)
ISO-waarde
Resterende opnamen ISO-waarde Timer zelfontspanner Belichtingstijd bulbbelichting (uren) Foutcode Opnamen die nog moeten worden opgeslagen
AF-modus X: One-Shot AF Z: AI Servo AF
Stappen belichtingsniveau
Transportmodi
u Enkele opname p Continu-opname met lage
snelheid o Continu-opname met hoge snelheid
k Zelfontspanner (10 sec.) l Zelfontspanner (2 sec.)
Waarde belichtingscompensatie AEB-bereik Waarde flitsbelichtingscompensatie
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
13
LCD-scherm aan de achterzijde
Witbalans Q Automatisch W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Bulbbelichting U TL-verlichting I Flits O Aangepast P Kleurtemperatuur
Beeldgrootte 3 Groot
4 Medium1 5 Medium2 6 Klein 1 RAW 123 RAW+groot 124 RAW+Medium1 125 RAW+Medium2 126 RAW+klein
Pictogram gegevensoverdracht
Pictogram CF-kaartselectie
Pictogram SD-kaartselectie
Geheugenkaartindicator
Niveau reeksopnamen op basis van witbalans
Mapnummer
Bestandnr. Kleurtemperatuur Persoonlijke witbalans
Blauw/amber Witbalanscorrectie
Groen/magenta Witbalanscorrectie
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
14
Zoekerinformatie
Zone spotmeting
Laser-mat scherm
q Handmatige belichting
w AE-vergrendeling
AEB in werking Multi-spotmeting
r Flits gereed Flitsbelichtingsvergrendeling onjuist
e High-speed flitssync (p. FP-flits)
Sluitertijden Bulbbelichting AF-puntselectiemodus ([ ], SEL) Flitsbelichtingsvergrendeling Bezig (buSY)
Diafragma AF-puntselectiemodus (AF, [ ], HP) Nummer geheugenkaart (1, 2)
y Belichtingscompensatie Flitsbelichtingscompensatie
uWitbalanscorrectie
ISO-waarde
AF-gebied
AF-punt
oFocusbevestigingslampje
Resterende opnamen ISO-waarde Timer zelfontspanner
Standaardbelichtingsindex
Stappen belichtingsniveau : 1 stap : 1/3 stap
Belichtingsniveau­indicator
Maximumaantal opnamen bij continu-opname
p
JPEG-pictogram
Overbelichting
Overbelichting bij flits
Belichtingsniveau Flits-
belichtingsniveau
Onderbelichting bij flits
Onderbelichting
15

Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt

¡In de tekst staat het pictogram <4>voor de
hoofdschakelaar. Bij alle handelingen die in deze handleiding worden
beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de schakelaar <4> is ingesteld op <1> of <d>.
¡Het pictogram <6> staat voor het hoofdinstelwiel.
¡Het pictogram <
¡Het pictogram <7> staat voor de snelkeuzewielknop.
Bij alle handelingen met het instelwiel <5> wordt aangenomen dat de schakelaar <7>al is ingesteld is op <1>. Controleer of deze werkelijk is ingesteld op <1>.
¡
De pictogrammen en markeringen die in deze handleiding verwijzen naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera corresponderen met de pictogrammen en markeringen op de camera zelf.
¡
Voor meer informatie worden tussen haakjes referentiepaginanummers gegeven (p.**).
¡In deze instructiehandleiding wordt de camera gedemonstreerd met
een Canon EF50mm f/1,4 USM-lens.
¡I
n de procedurebeschrijvingen wordt er van uitgegaan dat de menufuncties
en persoonlijke voorkeuren staan ingesteld op de standaardinstellingen.
¡Het pictogram 3geeft aan dat de instelling in het menu kan
worden gewijzigd.
¡(9) en (8) geven aan dat de beschreven functie gedurende 6 of
16 seconden actief blijft nadat u de knop loslaat.
¡In deze handleiding worden de volgende waarschuwingssymbolen
gebruikt:
: Dit waarschuwingssymbool duidt op een waarschuwing ter
voorkoming van opnameproblemen.
: Bij dit opmerkingssymbool wordt aanvullende informatie
gegeven.
5> staat voor het snelkeuzewiel.
16
1

Aan de slag

Dit hoofdstuk legt een aantal voorbereidende stappen en de basisbediening uit voor de EOS-1D Mark II.
17

Opladen van de batterij

Raadpleeg de instructies voor het Ni-MH-batterijpakket NP-E3 of de Ni-MH-batterijlader NC-E2 voor meer informatie over het gebruik van de batterij.
Sluit het netsnoer aan.
1
s Het <POWER>-lampje licht op.
Verwijder het beschermdeksel en
2
plaats de batterij.
¡Bevestig het deksel aan het kapje van
het batterijcompartiment en berg deze op.
¡Als de camera geen batterijen bevat,
dient u het beschermdeksel te plaatsen om kortsluiting te vermijden.
18
Laad de batterij op.
3
s Wanneer u de batterij plaatst, begint
deze automatisch op te laden en licht het <CHARGE>-lampje op.
s Wanneer de batterij volledig is
opgeladen, knippert het lampje snel (tweemaal per seconde).
s Het duurt ongeveer 120 minuten om
een lege batterij volledig op te laden.
¡Verwijder de batterij na het opladen en
haal het netsnoer uit de wandcontactdoos.
19

Installeren en verwijderen van de batterij

De batterij installeren
Verwijder het kapje van het
1
batterijcompartiment.
¡Houd het kapje aan beide zijden vast
en trek het los.
Installeer de batterij.
2
¡Terwijl u de batterij naar binnen duwt,
draait u de ontgrendelknop in de richting van de pijl.
Als de rubberen ring van de batterij (om water buiten te houden) niet schoon is, reinigt u deze met een vochtige, katoenen doek.
Rubberen ring
Het batterijniveau controleren
Wanneer de schakelaar <4> op <1> (p.27) staat, wordt het batterijniveau als volgt aangegeven:
z : Batterijniveau OK. x : Batterijniveau is laag.
b : Batterij is bijna leeg. n : Batterij moet worden
opgeladen.
20
Batterijduur
¡ Het feitelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is
aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
¡ Het aantal mogelijke opnamen neemt af naarmate het LCD-scherm vaker
wordt gebruikt.
¡ Het aantal mogelijke opnamen neemt ook af als u de ontspanknop
langere tijd half ingedrukt houdt of de autofocus activeert zonder een foto te maken.
¡ Als u de Ni-MH-batterij herhaaldelijk oplaadt zonder dat deze helemaal
leeg is, neemt de capaciteit van de batterij af. Raadpleeg de instructies voor de Ni-MH-batterijlader NC-E2 als u wilt vermijden dat de capaciteit van de batterij afneemt.
Temperatuur Resterende opnamen
Bij 20 ˚C Ongeveer 1200 Bij 0 ˚C Ongeveer 800
De bovenstaande afbeeldingen zijn gebaseerd op de testnormen van Canon.
De batterij verwijderen
Klap de ontgrendelknop van de
1
batterij naar buiten, en draai deze in de richting van de pijl.
Druk op de ontgrendelknop van
2
de batterij en verwijder de batterij.
21

Het gebruik van een gewone wandcontactdoos

Met de gelijkstroomkoppelingsset DCK-E1 kunt u de camera aansluiten op een gewone wandcontactdoos en hoeft u niet bang te zijn dat de batterij leegraakt.
Plaats de gelijkstroomkoppeling.
1
¡Terwijl u de koppeling naar binnen
duwt, draait u de ontgrendelknop in de richting van de pijl.
Sluit de netsnoerstekker aan.
2
Sluit het netsnoer aan.
3
¡Als u de camera niet meer gebruikt,
zet u de schakelaar <4> op <2> en verwijdert u de stekker uit de wandcontactdoos.
¡ De gelijkstroomkoppeling is niet waterbestendig; zorg dus dat deze niet
nat wordt wanneer u buiten werkt.
¡ Wanneer de schakelaar <
gelijkstroomkoppeling of wisselstroomadapter niet uit de wandcontactdoos verwijderen. Anders schakelt de camera uit. Als de camera uitschakelt, verwijdert u de gelijkstroomkoppeling uit de camera en plaatst u deze opnieuw.
22
4> op <1> staat, mag u de stekker van de

Bevestigen en verwijderen van een lens

Wanneer u de lens plaatst of verwijdert, dient u ervoor te zorgen dat er geen stof in de camera komt via de lensbevestiging.
Een lens bevestigen
Verwijder de doppen.
1
¡Verwijder de achterste lensdop en de
cameradop door ze los te draaien in de richting van de pijl.
Plaats de lens.
2
¡Plaats de lens op de camera zodat de
rode punten precies boven elkaar staan en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze op zijn plaats klikt.
Op de lens stelt u de
3
focusinstellingsknop in op <
¡Als deze is ingesteld op <g>, is
autofocus niet mogelijk.
Verwijder de voorste lensdop.
4
De lens verwijderen
Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl.
¡Draai de lens totdat de rode punt
bovenaan staat en verwijder de lens.
f>.
23

Installeren en verwijderen van de geheugenkaart

De camera is geschikt voor zowel een CF-kaart als een SD-kaart. Er moet ten minste één kaart zijn geïnstalleerd om opnamen mogelijk te maken. Als beide kaarten zijn geïnstalleerd, kunt u selecteren op welke kaart de afbeeldingen moeten worden opgeslagen. (p. 61)
Als u een SD-kaart gebruikt, moet de schakelaar voor schrijfbeveiliging omhoog staan om schrijven/wissen in te schakelen.
De kaart plaatsen
Open het deksel.
1
¡Klap de ontgrendelknop van het
deksel omhoog en draai deze in de richting van de pijl.
Plaats de geheugenkaart in de
2
camera.
¡De linkersleuf is voor de CF-kaart en
de rechtersleuf is voor de SD-kaart.
¡Schuif de kaart naar binnen in de
richting van de pijl <q>, met de labelkant aan de linkerkant.
Sluit het deksel.
3
¡Duw het deksel naar binnen totdat de
ontgrendelknop van het deksel zich weer op zijn oorspronkelijke plaats bevindt.
24
De kaart verwijderen
De camera is compatibel met Type I en Type II CF-kaarten.
Zet de knop <4> op <1>.
4
s Het aantal mogelijke opnamen
wordt weergegeven op het bovenste LCD-paneel en in de zoeker.
s Mapnummer en bestandsnummer
worden weergegeven op het LCD-scherm op de achterzijde. Het pictogram voor de gebruikte geheugenkaart wordt ook weergegeven.
Voordat u het deksel opent.
1
¡Zet de knop <4> op <2>. ¡Zorg dat de lees-/schrijfindicator uit
is en “buSY” (bezig) niet wordt weergegeven op het bovenste LCD­paneel. Open vervolgens het deksel.
Verwijder de geheugenkaart.
2
¡Druk op de uitwerpknop om de
CF-kaart te verwijderen.
¡Als u de SD-kaart wilt verwijderen,
drukt u deze in en laat u deze los.
25
¡ De lees-/schrijfindicator brandt of knippert als de opname wordt
gemaakt, als er gegevens worden overgebracht naar de geheugenkaart en als er gegevens worden opgeslagen, gelezen of gewist op de geheugenkaart. Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, mag u de volgende handelingen niet uitvoeren. Anders kunt u de opnamegegevens beschadigen. U kunt ook de geheugenkaart of de camera beschadigen.
· De camera schudden of ergens tegenaan stoten.
· De geheugenkaartsleuf openen.
· De batterij verwijderen.
¡ Wanneer een opname wordt verwerkt en opgeslagen op de
geheugenkaart (lees-/schrijfindicator brandt of knippert), kunt u het menu niet gebruiken.
¡ Wanneer de geheugenkaart vol is, wordt de waarschuwing “Card Full
(Kaart vol) weergegeven op het LCD-paneel en in de zoeker. U kunt nu geen opnamen meer maken. Vervang de geheugenkaart door een exemplaar dat niet vol is.
¡ Zie pagina 119 als “
LCD-paneel.
Weergave Kaart vol
Geheugenkaartnr.
¡ Als u een geheugenkaart met een lage capaciteit gebruikt, kunt u
mogelijk geen grote afbeeldingen opslaan.
¡ Microdrivekaarten zijn kwetsbaarder voor trillingen en fysieke schokken.
Indien u een microdrive gebruikt, dient u op te letten dat de camera tijdens het opslaan of afspelen van opnamen niet wordt blootgesteld aan trillingen of fysieke schokken.
¡ Raak de contacten van de SD-kaart niet aan met uw vingers of met
metalen voorwerpen.
Card Err” (Kaartfout) wordt weergegeven op het
Weergave Kaartfout
26

Basisgebruik

¡ Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld
nadat deze 1 minuut niet is gebruikt (p.35). Om de camera weer in te schakelen, drukt u de ontspanknop half in.
¡ Als u aan de schakelaar <
4> op <2> draait terwijl de opnamen
worden opgeslagen op de geheugenkaart, wordt het resterende aantal opnamen dat moet worden opgeslagen, weergegeven op het bovenste LCD-paneel. Als alle opnamen zijn opgeslagen, worden het scherm en de camera uitgeschakeld.
Aan-/uitschakelaar
De camera werkt alleen als de schakelaar <4> is ingeschakeld.
<
2>: De camera is uitgeschakeld
en werkt niet.
<1>: Zet de schakelaar in deze
positie om de camera in te schakelen.
<d>: Dit is hetzelfde als <1>,
behalve dat er een pieptoon is te horen wanneer het onderwerp is scherpgesteld in de modus One-Shot AF of met de handmatige focus.
27
De ontspanknop
De ontspanknop heeft twee fasen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken.
Half indrukken (9)
Hiermee activeert u de automatische focus (AF) en het automatische belichtingsmechanisme (AE), waarmee de sluitertijd en het diafragma worden bepaald. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt weergegeven op het LCD-paneel en in de zoeker.
Helemaal indrukken
De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
¡ Als u de ontspanknop half indrukt en (9) zijn verstreken, moet u de
knop nogmaals half indrukken en een moment wachten voordat u volledig indrukt voor een opname. Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te drukken of als u de ontspanknop half indrukt en daarna volledig, zal de opname toch nog een moment worden vertraagd.
¡ Ongeacht hoe de camera is ingesteld (opnameweergave, menugebruik,
opnameopslag, enz.), u kunt meteen weer fotograferen door de ontspanknop half in te drukken.
28
Het instelwiel <6> gebruiken
Het instelwiel <6> wordt vooral gebruikt voor opname-instellingen. U kunt het op drie manieren gebruiken:
(1)
Wanneer u een knop indrukt, draait u aan het instelwiel <
6> totdat de
gewenste instelling wordt weergegeven op het LCD-paneel.
Wanneer u de knop loslaat, wordt de geselecteerde instelling van kracht en is de camera klaar voor een opname.
¡Op deze manier kunt u de
opnamemodus, AF-modus, lichtmeetmodus, transportmodus, enz. instellen.
(2)
Druk op een knop en draai aan het instelwiel <
Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <6>. Wanneer de functie niet meer actief is of wanneer u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar voor een opname.
¡Op die manier kunt u het AF-punt
selecteren of de knop <O> indrukken om de belichtingscompensatie in te stellen.
6>.
(3)
Draai alleen aan het instelwiel <6>.
Terwijl u het LCD-paneel raadpleegt, draait u aan het instelwiel <6>.
¡Op die manier kunt u de sluitertijd, het
diafragma, enz. instellen.
29
Het instelwiel <5> gebruiken
Het instelwiel <5> wordt gebruikt om het AF-punt en het LCD­scherminstelling te selecteren. Dit instelwiel <5> werkt alleen als de schakelaar <7> op <1> staat. U kunt dit instelwiel <5> op drie manieren gebruiken:
(1) Druk op een knop en draai
tegelijkertijd aan het instelwiel <5>.
¡Op deze manier kunt u verschillende
menu-opties selecteren en instellen of de flitsbelichtingscompensatie instellen. Wanneer u de knop loslaat, wordt de geselecteerde instelling van kracht.
¡Met dit instelwiel kunt u ook afbeeldingen
selecteren en bekijken op het LCD­scherm.
(2) Druk op een knop en draai aan het
instelwiel <5>.
Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie ervan zes seconden lang (9) actief. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <
Wanneer de functie niet meer actief is of wanneer u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar voor een opname.
¡Op die manier kunt u het AF-punt
selecteren of de belichtingscompensatie instellen.
5
>.
(3) Draai alleen aan het instelwiel <5>.
Terwijl u draait aan het instelwiel <5>, kijkt u naar de instelling in de zoeker of op het LCD-paneel.
¡Op die manier kunt u het diafragma
instellen in de modus voor handmatige belichting van de camera.
30
Loading...
+ 150 hidden pages