Eindpunt naaien opgeven met de sensorpen
(versie 1.05 of later)
De procedures om het naai-eindpunt op te geven met de sensorpen verschillen
van de procedures in de Bedieningshandleiding. Raadpleeg onderstaande
procedures.
We adviseren u deze handleiding te bewaren bij de Bedieningshandleiding.
• Om de locatie nauwkeurig op te geven raakt u met de sensorpen het eindpunt tweemaal aan. Zorg dat
u hetzelfde punt aanraakt.
• Markeer het eindpunt voordat u begint te naaien.
Voordat u begint te naaien test u eerst het patroon
vanaf stap
a t/m e om te zien of u de steek kunt
gebruiken met deze functie. Markeer het eindpunt
voordat u begint te naaien.
Zet de machine aan.
a
Druk op de tab Naaisteken of
b
Letter-/decoratieve steken in het scherm
Naaisteken.
Begin te naaien en stop de machine
c
wanneer het gewenste naai-eindpunt
binnen het aanraakbereik van de sensorpen
komt.
• Als u met de sensorpen de naaldstopstand
opgeeft op minder dan 70 mm (ca. 2-3/4 inch)
van het naai-eindpunt, is een tweede keer
aanraken niet nodig. Nadat u stap
voltooid, gaat u verder met stap
werkelijke naai-eindpunt wijkt mogelijk iets af
van de opgegeven locatie.
Om de plek nauwkeurig op te geven stopt u
de machine meer dan 70 mm (ca. 2-3/4 inch)
vanaf het naai-eindpunt voordat u dit de
eerste maal opgeeft.
j
f
. Het
hebt
Druk op .
d
→ Het scherm Sensorfuncties verschijnt.
Druk op .
e
• Als de naaldstopstand meer dan 100 mm
(ca. 4 inch) verwijderd is van het eindpunt
dat is geselecteerd met de sensorpen, kunt
u de tweede maal dat u het punt aanraakt
een nauwkeuriger positie kiezen.
→ Het scherm Naai-eindpunt instellen verschijnt.
• Als niet beschikbaar is, kunt u het
naai-eindpunt niet opgeven in het
geselecteerde steekpatroon. Selecteer een
ander steekpatroon.
1
Raak met de sensorpen de locatie aan die u
f
wilt opgeven als naai-eindpunt.
→ De afstand van de huidige naaldstand tot de locatie
die u hebt aangeraakt verschijnt.
a Laat zien hoe vaak u het naai-eindpunt moet
aanraken: eenmaal of tweemaal.
Eenmaal aanraken Tweemaal aanraken
b Druk op deze knop om het naai-eindpunt dat u
hebt opgegeven, te wissen.
c Druk op deze knop om te selecteren of het naaien
wordt beëindigd met een compleet patroon of
niet.
→ Zie “Toets Steekeindemodus” op pagina 3.
d Druk op deze knop om te beginnen met naaien
aan het begin van het patroon.
e Druk op deze knop om te stoppen met het
opgeven van een instelling met de sensorpen.
f Druk op deze knop wanneer u dezelfde afstand
naait als de vorige keer, om de vorige instelling op
te roepen.
→ Zie “Vorige instelling opnieuw gebruiken” op
pagina 4.
• De afstand die wordt weergegeven, is niet
de lengte van een rechte lijn die de huidige
naaldpositie verbindt met de locatie die u
hebt aangeraakt met de sensorpen. Het is
de lengte tot de lijn loodrecht op de naailijn
vanuit de locatie die u hebt aangeraakt met
de sensorpen.
a Weergegeven afstand
• Onderstaande foutmelding verschijnt als u
het gebied buiten het aanraakbereik van de
sensorpen aanraakt. Druk op en druk
vervolgens binnen het aanraakbereik van de
sensorpen.
• Wanneer u naait met deze instelling moet u
de stof losjes vasthouden en recht
doorvoeren.
• Wanneer u met de sensorpen het
naai-eindpunt opgeeft, moet u de
pensensor net zo vasthouden als toen deze
werd gekalibreerd. Anders verschilt het
werkelijke eindpunt mogelijk van het
eindpunt dat u hebt opgegeven.
• Voor een optimaal resultaat naait u eerst
een proefstukje met dezelfde stof en
hetzelfde steekpatroon als uw project.
2