Deze handleiding kan door de software Screen Reader
‘text-to-speech’ worden gelezen.
U dient eerst alle hardware in te stellen en de driver te installeren, pas dan kunt u de printer gebruiken.
Installeer de printer aan de hand van de informatie in de installatiehandleiding. Er zit een afgedrukt
exemplaar in de doos, maar u kunt de handleiding ook bekijken op de meegeleverde cd-rom.
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig door voordat u de printer gaat gebruiken.
Bewaar de cd-rom op een veilige plaats, zodat u deze wanneer nodig snel kunt raadplegen.
Kijk op onze website op http://solutions.brother.com voor antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ’s),
productondersteuning en technische vragen, en de meest recente driver-updates en hulpprogramma’s.
INDEX ........................................................................................................................................................ I-1
v
BELANGRIJK: voor technische hulp dient u het land waar u de printer hebt gekocht te bellen. Er dient
vanuit dat land te worden gebeld.
Registreer dit product
Door dit product bij Brother te registreren, wordt vastgelegd dat u de oorspronkelijke eigenaar van dit product bent.
Uw registratie bij Brother:
■ kan worden gebruikt als bevestiging van de datum van aankoop van dit product wanneer u de bon kwijt bent;
■ kan helpen bij claims die door de verzekering worden gedekt; en
■ helpt ons u op de hoogte te houden van enige verbeteringen aan het product en speciale aanbiedingen.
Vul de Brother Warranty Registration in of, voor een snellere en efficiëntere manier om uw nieuwe
product te registreren, ga on line naar
http://www.brother.com/registration/
FAQ’s (Veelgestelde vragen)
Op het Brother Solutions Center vindt u alle benodigde informatie over deze printer. Download de meest recente
drivers, software en hulpprogramma's, lees de veelgestelde vragen en de tips voor het oplossen van problemen
om te leren hoe u het meeste uit dit product van Brother kunt halen.
http://solutions.brother.com
Hier vindt u de updates voor de drivers van Brother.
Klantendienst
In de VS1-877-284-3238
In Canada1-877-BROTHER
In Europa:Ga naar www.brother.com
Brother-kantoor.
om uit te vinden hoe u contact kunt opnemen met uw plaatselijke
Hebt u opmerkingen of suggesties, laat het ons dan weten op een van de volgende adressen:
In de VSPrinter Customer Support
Brother International Corporation
15 Musick
Irvine, CA 92618
In CanadaBrother International Corporation (Canada), Ltd.
- Marketing Dept.
1, rue Hotel de Ville
Dollard-des-Ormeaux, PQ, Canada H9B 3H6
Service center locator (alleen voor de VS)
For the location of a Brother authorized service center, call 1-800-284-4357.
Service center locations (alleen voor Canada)
For the location of a Brother authorized service center, call 1-877-BROTHER
Onderhoudscentra in Europa
Neem contact op met uw plaatselijke Brother-kantoor voor informatie over onderhoudscentra in Europa. Adressen
en telefoonnummers van Europese kantoren zijn te vinden op www.brother.com
land moet selecteren.
, waar u in de keuzelijst uw eigen
vi
Brother fax back system (alleen voor de VS)
Brother has installed an easy to use fax back system so you can get instant answers to common technical
questions and product information. This is available 24 hours a day, 7 days a week. You can use the system to
send the information to any fax machine.
Call the number below and follow the recorded instructions to receive a fax about how to use the system and an
index of fax back subjects.
In de VS
1-800-521-2846
Internetadressen
Brother's wereldwijde website: http://www.brother.com
Voor veelgehoorde vragen, productondersteuning en technische vragen, en updates voor drivers en
hulpprogramma’s: http://solutions.brother.com
(Alleen in de VS) For Brother Accessories & Supplies: http://www.brothermall.com
vii
Handelsmerken
Brother is een gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd.
Apple en LaserWriter zijn gedeponeerde handelsmerken, en TrueType is een handelsmerk van Apple
Computer, Inc.
Centronics is een handelsmerk van Genicom Corporation.
Hewlett-Packard, HP, PCL 5e, PCL 6 en PCL zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van Hewlett-Packard
Company.
Adobe, Adobe logo, Acrobat en PostScript zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems
Incorporated.
Deze printer is uitgerust met UFST en Micro Type van Agfa Division.
De PANTONE kleuren die door de HL-4200CN worden gegenereerd, zijn kleursimulaties met vier en/of drie
kleuren en komen wellicht niet precies overeen met de door PANTONE geïdentificeerde vaste kleurnormen.
Gebruik recente PANTONE kleurengidsen als u nauwkeurige kleuren wenst.
De PANTONE kleursimulaties zijn op dit product uitsluitend mogelijk indien gegenereerd met door Pantone
gelicentieerde softwarepakketten. Neem contact op met Pantone Inc. voor een recente lijst van bevoegde
licentiehouders.
Alle handelsmerken hierin vermeld zijn het eigendom van Brother Industries, Ltd. PANTONE
Pantone, Inc. handelsmerken zijn het eigendom van Pantone, Inc.
Alle andere merknamen en productnamen die in deze handleiding worden gebruikt, zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van de desbetreffende bedrijven.
®
is een merk dat in de VS geregistreerd is.
Samenstelling en publicatie
Deze handleiding is samengesteld en gepubliceerd onder supervisie van Brother Industries, Ltd. De nieuwste
productgegevens en specificaties zijn in deze handleiding verwerkt.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van het product kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Brother behoudt zich het recht voor om de specificaties en de inhoud van deze handleiding zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen. Brother is niet verantwoordelijk voor enige schade, met inbegrip van
gevolgschade, voortvloeiend uit het gebruik van deze handleiding of de daarin beschreven producten, inclusief
maar niet beperkt tot zetfouten en andere fouten in deze publicatie.
Als u de printer moet vervoeren, is het raadzaam om hem zorgvuldig te verpakken; dit om eventuele
beschadiging van het apparaat te voorkomen. Wij adviseren u om het originele verpakkingsmateriaal te bewaren.
Zorg er bovendien voor dat de printer tijdens vervoer voldoende verzekerd is.
viii
REGULERINGEN
Opmerkingen inzake elektronische emissie
Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS)
Responsible Party:Brother International Corporation
Product Name: Brother Laser Printer HL-4200CN
Model Number: HL-4200CN
Product Options : ALL
complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1)This device may
not cause harmful interference, and (2)this device must accept any interference received, including interference
that may cause undesired operation.
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pursuant
to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection against harmful
interference in a residential installation. This equipment generates, uses, and can radiate radio frequency
energy and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful interference
to radio communications. However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular
installation. If this equipment does cause harmful interference to radio or television reception, which can
be determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the
interference by one or more of the following measures:
■ Adjust relocate the receiving antenna.
■ Increase the distance between the equipment and the receiver.
■ Connect the equipment to an AC power outlet/socket on a circuit different from that which the receiver is
already connected.
■ Call the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
Important
A shielded interface cable should be used in order to ensure compliance with the limits for a Class B digital device.
Changes or modifications not expressly approved by Brother Industries, Ltd. could void the user's authority to
operate the equipment.
Industry Canada Compliance Statement (alleen voor Canada)
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Cet appareil numérique de la classe B est conforme à la norme NMB-003 du Canada.
ix
Naleving van de bepalingen van het ENERGY STAR®-programma
Het doel van het internationale ENERGY STAR®-programma is het wereldwijd bevorderen van de ontwikkeling en
het gebruik van energiebesparende kantoorapparatuur.
Brother Industries, Ltd. is een partner in het E
de richtlijnen van E
NERGY STAR
®
inzake energiebesparing.
NERGY STAR
®
-programma en verklaart dat dit product voldoet aan
Opmerkingen over laserstraling
Laser Safety (alleen voor modellen van 120 volt)
This printer is certified as a Class I laser product under the U.S. Department of Health and Human Services (DHHS)
Radiation Performance Standard according to the Radiation Control for Health and Safety Act of 1968. This means
that the printer does not produce hazardous laser radiation.
Since radiation emitted inside the printer is completely confined within protective housings and external covers, the
laser beam cannot escape from the machine during any phase of user operation.
FDA Regulations (alleen voor modellen van 120 volt)
U.S. Food and Drug Administration (FDA) has implemented regulations for laser products manufactured on and
after August 2, 1976. Compliance is mandatory for products marketed in the United States. The label shown on
the back of the printer indicates compliance with the FDA regulations and must be attached to laser products
marketed in the United States.
MANUFACTURED:
BROTHER INDUSTRIES, LTD.
15-1 Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya, 467-8561 Japan
This product complies with FDA radiation performance standards, 21 CFR Subchapter J.
Caution: Use of controls, adjustments or the performance of procedures other than those specified in this manual
may result in hazardous radiation exposure.
IEC 60825 specificatie (alleen voor modellen van 220-240 volt)
Deze printer is een laserproduct van klasse 1, zoals uiteengezet in de specificaties van IEC 60825. De printer is in
de landen waar dit vereist is, voorzien van het onderstaande etiket.
CLASS 1 LASER PRODUCT
APPAREIL À LASER DE CLASSE 1
LASER KLASSE 1 PRODUKT
Deze printer is uitgerust met een Klasse 3B laserdiode die onzichtbare laserstraling afgeeft in de scanner. De
scanner mag onder geen beding worden geopend.
Let op:Het uitvoeren van handelingen en/of aanpassingen of het volgen van procedures anders dan die welke
in deze handleiding worden beschreven, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
x
Voor Finland en Zweden
LUOKAN 1 LASERLAITE
KLASS 1 LASER APPARAT
Varoitus! Laitteen käyttäminen muulla kuin tässä käyttöohjeessa mainitulla tavalla saattaa altistaa käyttäjän
turvallisuusluokan 1 ylittävälle näkymättömälle lasersäteilylle.
Varning - Om apparaten används på annat sätt än i denna Bruksanvisning specificerats, kan användaren utsättas
för osynlig laserstrålning, som överskrider gränsen för laserklass 1.
Interne laserstraling
Maximale stralingsvermogen: 10 mW
Golflengte:770 - 808 nm
Laserklasse:Klasse IIIb (in overeenstemming met 21 CFR Part 1040.10)
Klasse 3B (in overeenstemming met IEC60825)
Veiligheidsinformatie
BELANGRIJK - Voor uw eigen veiligheid
Voor een veilige werking moet de meegeleverde geaarde stekker in een normaal geaard stopcontact worden
gestoken dat via het huishoudelijk net geaard is.
Gebruik met dit apparaat nooit een verlengsnoer. Als het gebruik van een verlengsnoer onvermijdelijk is, mag u
alleen een daarvoor geschikt verlengsnoer met de juiste bedrading en een geschikte stekker gebruiken, zodat een
goede aarding verzekerd is. Verlengsnoeren met de verkeerde bedrading kunnen persoonlijke ongelukken
veroorzaken en de apparatuur beschadigen.
Het feit dat dit apparaat naar tevredenheid werkt, betekent niet altijd dat de voeding is geaard en dat de installatie
volkomen veilig is. Voor uw eigen veiligheid raden wij u aan om in twijfelgevallen altijd een bevoegd elektricien te
raadplegen.
Dit product moet worden aangesloten op een wisselstroombron met een spanningsbereik zoals op het etiket staat
aangegeven. Het apparaat NIET op een gelijkstroombron aansluiten. Vraag in twijfelgevallen een gediplomeerd
elektricien om advies.
De voeding van het apparaat afsluiten
Deze printer moet in de buurt van een makkelijk toegankelijk stopcontact worden geïnstalleerd. In noodgevallen
moet het netsnoer uit het stopcontact worden gehaald, zodat de netvoeding van de printer volledig is afgesloten.
Geräuschemission / Acoustic Noise Emission (alleen voor Duitsland)
Lpa < 70 dB (A) DIN 45635-19-01-KL2
IT-voedingssysteem (alleen voor Noorwegen)
Dit product is tevens ontworpen voor IT-voedingssytemen met fase naar fase spanning van 230 volt.
Aansluiting op een LAN
Let op:Dit product moet worden aangesloten op een LAN-aansluiting die niet aan overspanning onderhevig is.
xi
Wiring Information (alleen voor het UK)
Important
If you need to replace the plug fuse, fit a fuse that is approved by ASTA to BS1362 with the same rating as the
original fuse.
Always replace the fuse cover. Never use a plug that does not have a cover.
Warning - This printer must be earthed.
The wires in the mains lead are coloured in line with the following code :
Green and Yellow: Earth
Blue: Neutral
Brown: Live
If in any doubt, call a qualified electrician.
xii
EG Conformiteitsverklaring onder de richtlijn R & TTE
Producent
Brother Industries, Ltd.,
15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku,
Nagoya 467-8561, Japan
Verklaren hierbij dat:
Omschrijving van product: Laserprinter
Productnaam: HL-4200CN
voldoet aan de bepalingen van de richtlijn R & TTE (1999/5/EEG 2002) en wij verklaren dat het voldoet aan de
volgende normen:
Jaar waarin CE-certificatie voor het eerst was toegekend: 2003
Uitgegeven door: Brother Industries, Ltd.
Datum: 1 juli 2003
Plaats: Nagoya, Japan
Handtekening:
Takashi Maeda
Manager
Quality Management Group
Quality Management Dept.
Information & Document Company
xiii
Inleiding
Dank u voor de aanschaf van de HL-4200CN. Deze handleiding bevat belangrijke informatie over de werking van
de printer en de voorzorgsmaatregelen die getroffen moeten worden. Voor een efficiënt gebruik van de printer
raden wij u aan om deze handleiding te lezen alvorens de printer in gebruik te nemen.
Bewaar deze handleiding nadat u haar hebt gelezen op een veilige plaats. Bij problemen of als u bent vergeten
hoe u bepaalde handelingen moet uitvoeren of, kunt u de handleiding naslaan.
Deze handleiding is geschreven voor mensen die vertrouwd zijn met het gebruik van personal computers,
besturingssystemen en software die compatibel zijn met deze printer. Voor nadere informatie en instructies over
het gebruik daarvan, verwijzen wij u naar de documentatie van de door u gebruikte software en hardware.
Brother Industries Ltd.
xiv
Gebruik van deze handleiding
Terminologie en symbolen in deze handleiding
In deze handleiding zult u de onderstaande aanduidingen tegenkomen die uw aandacht op bepaalde
punten vestigen:
Aanduidingen die in deze handleiding gebruikt worden
VoorbeeldBetekenis
Vestigt uw aandacht op een belangrijke bedieningsprocedure die met zorg moet
worden uitgevoerd. Lees deze informatie aandachtig door.
Geeft nuttige informatie.
Raadpleeg Lijst van menuopties op pagina 4-6
ToetsVerwijst naar een toets op het toetsenbord van uw computer.
vetVerwijst naar een scherm, dialoogvenster, element van een tabblad of knop op het
Lettertype van
meldingen op
LCD-scherm
Druk eenmaal op de toets
Form Feed/Set of .
Een verwijzing naar een ander hoofdstuk in deze handleiding. Als u het Adobe
Acrobat PDF-bestand op uw scherm leest, kunt u op de cursieve tekst klikken om
naar het betreffende onderdeel te gaan.
Geeft aan dat het item waarnaar verwezen wordt in een andere handleiding te
vinden is (bijvoorbeeld de installatiehandleiding).
Bijvoorbeeld: Druk op de Entertoets.
computerscherm.
Verwijst tevens naar een menu of een waarde op het bedieningspaneel van de
printer.
Bijvoorbeeld: Klik op OK in het dialoogvenster Eigenschappen.
Kies de instelling Ingeschakeld op het bedieningspaneel.
Verwijst naar een melding op het bedieningspaneel van de printer.
Dit kan tevens bedoeld zijn om de naam van een onderdeel te benadrukken, of
belangrijke informatie die moet worden ingevoerd.
Bijvoorbeeld: Klaar v. afdruk wordt weergegeven.
Toets “0.0.0.0” in.
Verwijst naar een toets op het bedieningspaneel.
Bijvoorbeeld: Druk op de toets .
Druk op toets Form Feed/Set.
+Geeft aan dat u op het bedieningspaneel twee toetsen tegelijk moet indrukken.
Bijvoorbeeld: Druk op de toetsen + .
xv
Veiligheidsmaatregelen
Om zeker te zijn van een veilige werking van de printer, is het zaak dat u dit gedeelte aandachtig
doorleest alvorens de printer in gebruik te nemen.
Dit hoofdstuk beschrijft de aanduidingen die in deze handleiding worden gebruikt om uw aandacht op
bepaalde punten te vestigen.
WAARSCHUWING
LET OP
Een “Waarschuwing” attendeert u op situaties die tot ernstig letsel of
dodelijke ongelukken kunnen leiden.
“Let op” attendeert u op situaties die verwonding of materiële schade
kunnen veroorzaken.
Dit symbool attendeert u op procedures die
uw aandacht vereisen. Lees deze instructies
aandachtig en volg ze nauwkeurig.
Dit symbool attendeert u op verboden
procedures. Lees deze instructies aandachtig.
Dit symbool attendeert u op procedures die
uitgevoerd moeten worden. Lees deze
instructies aandachtig alvorens de procedure
uit te voeren.
De printer installeren en verplaatsen
Hoge
temperatuur
VerbodenNiet
Hint
OntvlambaarElektrische
Geen
open vlam
stopcontact halen
schok
Niet
demonteren
demonteren
AardeStekker uit
Bezeerde
vingers
Niet
aanraken
LET OP
Zet de printer niet in een hete, vochtige, stoffige of slecht geventileerde omgeving.
Langdurige blootstelling aan dergelijke slechte omstandigheden kan brand of elektrische
schokken veroorzaken.
Zet de printer niet in de buurt van verwarmingstoestellen of vluchtig, ontvlambaar of
ontbrandbaar materiaal, zoals gordijnen.
Zet de printer op een waterpas, stevig oppervlak dat het gewicht van de printer kan dragen.
Doet u dit niet, dan kan de printer vallen, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
Om letsel te voorkomen, moet de printer altijd door ten minste twee personen worden
opgetild.
xvi
Om de printer op te tillen, gaat u voor de printer staan en pakt u hem met beide handen bij
de uitsparingen links- en rechtsonder vast. Probeer nooit om de printer aan andere delen
op te tillen. Als u de printer aan andere delen optilt, kan hij vallen, hetgeen persoonlijk letsel
kan veroorzaken.
Als u de printer aan de
voorklep of de linker- of
rechterkant vasthoudt, kan
hij vallen.
Uitsparing
Zorg bij het optillen van de printer dat u stevig staat en buig uw knieën om letsel aan uw rug
te voorkomen.
De printer is aan de zijkant en de achterkant voorzien van ventilatieroosters. De rechterkant
van de printer moet ten minste 150 mm van de muur staan, de linkerkant ten minste100
mm en de achterkant ten minste 200 mm. In een slecht geventileerde printer kan te veel
hitte worden gevormd, hetgeen brand kan veroorzaken.
Het hier afgebeelde schema toont de minimale vrije ruimte die bij normale werking, bij het
vervangen van verbruiksartikelen en voor onderhoudswerkzaamheden vereist is, zodat uw
printer optimaal kan werken.
600 mm
100 mm
150 mm
200 mm
350 mm
Als u de printer moet verplaatsen, dient u de stekker uit het stopcontact te halen. Als u de
printer verplaatst met de stekker nog in het stopcontact, kan het netsnoer worden
beschadigd, hetgeen brand of een elektrische schok kan veroorzaken.
Als u de printer verplaatst, mag hij niet verder worden gekanteld dan hier staat afgebeeld.
Als u de printer te ver kantelt, kan hij vallen en persoonlijk letsel veroorzaken.
Nadat u de apart verkrijgbare papierbak hebt geïnstalleerd, dient u de remmen van de
zwenkwieltjes aan de voorkant van deze bak vast te zetten. Als u de remmen niet vastzet,
kan de printer onverwachts bewegen, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
xvii
Werkomgeving
■ Gebruik de printer in een ruimte die aan de volgende vereisten voldoet:
Bereik omgevingstemperatuur van 10 tot 32 °C, relatieve vochtigheid van 15 tot 85% (zonder
condensvorming)
Wanneer de printer bij een omgevingstemperatuur van 32 °C wordt gebruikt, mag de relatieve
vochtigheid niet hoger zijn dan 65%. Als de relatieve vochtigheid 85% bereikt, mag de
omgevingstemperatuur niet hoger zijn dan 28°C.
■ Zet de printer niet in een ruimte waar plotselinge temperatuurschommelingen kunnen
optreden en verplaats de printer niet van een koude naar een warme, vochtige plaats.
Doet u dit toch, dan kan er condensatie in de printer worden gevormd, hetgeen de
afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
■ Plaats de printer niet in direct zonlicht, daar dit schade kan veroorzaken.
■ Als de printer verplaatst moet worden, mogen de tonercartridges niet worden
verwijderd. Laat deze vergrendeld op hun plaats. Er kan anders namelijk losse toner in
de printer worden geknoeid, hetgeen de afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
■ Zet de printer niet vlak naast een airconditioner of verwarming, daar dit de temperatuur
binnen in de printer beïnvloedt en schade kan veroorzaken.
■ Gebruik de printer niet als deze schuin of onder een hoek van meer dan 5 graden staat,
daar dit schade kan veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij aansluiting van netsnoer en aarding
WAARSCHUWING
Gebruik de printer binnen de gespecificeerde netspanning.
Voeding:100-127 volt wisselstroom ± 10% (90-140 volt) of 220-240 volt wisselstroom ±
10% (198-264 volt)
Frequentie: 50 ± 3Hz/60 ± 3Hz
Zorg dat de stekker van het netsnoer en het stopcontact stofvrij zijn. In een vochtige
omgeving kan een vuile stekker na verloop van tijd redelijk grote hoeveelheden stroom
trekken die hitte kunnen opwekken en op den duur brand kunnen veroorzaken.
Voorkom dat aan het netsnoer wordt getrokken en dat het wordt gewijzigd, gebogen,
geschaafd of anderszins wordt beschadigd. Nooit iets op het netsnoer plaatsen. Een
beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Een netsnoer nooit met natte handen aanraken. Dit kan namelijk een elektrische schok
veroorzaken.
xviii
In de volgende situaties dient u het gebruik van de printer onmiddellijk te stoppen, de printer
uit te zetten en het netsnoer uit het stopcontact te halen. Daarna dient u onmiddellijk
contact op te nemen met de klantendienst van Brother. Als u de printer in dergelijke
situaties toch blijft gebruiken, kan dit brand veroorzaken:
■ Als er rook uit de printer komt, of als de buitenkant van de printer te heet is.
■ Als de printer abnormaal lawaai maakt.
■ Als er water in de printer is gekomen.
Om brand of elektrische schokken te voorkomen, moet het netsnoer op een geaard
stopcontact worden aangesloten. Voor uw eigen veiligheid raden wij u aan om in
twijfelgevallen altijd een bevoegd elektricien te raadplegen.
Als het netsnoer is beschadigd of de geïsoleerde draden blootliggen, dient u het gebruik
van de printer onmiddellijk te stoppen, deze uit te zetten en het netsnoer uit het stopcontact
te halen. Daarna dient u contact op te nemen met de klantendienst van Brother. Het gebruik
van een beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
LET OP
De stekker nooit in het stopcontact steken of uit het stopcontact halen als de printer
aanstaat. Als u een spanningvoerende stekker uit het stopcontact haalt, kan de stekker
worden vervormd en brand veroorzaken.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt, altijd de stekker vasthouden. Nooit aan het
netsnoer trekken. Als u het netsnoer met kracht uit het stopcontact trekt, kan het netsnoer
worden beschadigd en brand of een elektrische schok veroorzaken.
Als het inwendige van de printer moet worden gereinigd, er onderhoud moet worden
uitgevoerd of u problemen wilt verhelpen, dient u altijd eerst de printer uit te zetten en de
stekker uit het stopcontact te halen. Als het inwendige van de printer wordt geopend terwijl
er spanning op de printer staat, kan dit een elektrische schok veroorzaken.
Zet de printer eens per maand uit en controleer het netsnoer op het volgende.
■ Zit het netsnoer goed in het stopcontact.
■ Is de stekker niet te heet, verroest of verbogen.
■ Zijn de stekker en het stopcontact stofvrij.
■ Is het netsnoer niet gebarsten of gerafeld.
Neem contact op met uw wederverkoper of de klantendienst van Brother als u iets
ongebruikelijks ziet.
Als de printer gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, is het raadzaam de stekker
uit het stopcontact te halen.
Zet de printer uit alvorens de interfacekabel of toebehoren aan te sluiten. Als de
interfacekabel of toebehoren worden aangesloten terwijl er nog spanning op de printer
staat, kan dit elektrische schokken veroorzaken.
xix
Radiostoring
De printer kan storing veroorzaken op radio’s en televisies, wat flikkeren of vervorming kan veroorzaken.
Of dergelijke storing wordt veroorzaakt door de printer, kan worden vastgesteld door de printer uit en
weer aan te zetten. Volg een of meer van de volgende procedures om de storing te verhelpen:
■ Zet de printer uit de buurt van de tv en/of de radio.
■ Verplaats de printer, de tv en/of de radio.
■ Als de printer, de tv en/of de radio op hetzelfde stopcontact zijn aangesloten, dient u de stekkers uit
het stopcontact te halen en de apparaten op aparte stopcontacten aan te sluiten.
■ Verplaats de antennes en snoeren van de tv en/of de radio, totdat de storing is verholpen. Bij gebruik
van buitenantennes dient u een elektricien te raadplegen.
■ Gebruik coaxkabels met de antennes voor uw radio en tv.
Voorzorgsmaatregelen voor de bediening
WAARSCHUWING
Plaats nooit iets met vloeistof erin, zoals een vaas of een kopje koffie, op de printer.
Geknoeide vloeistof kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Plaats nooit iets van metaal, zoals nietjes of paperclips, op de printer. Als er metaal of
ontvlambaar materiaal in de printer terechtkomt, kan dit kortsluiting in inwendige
onderdelen en brand of elektrische schokken veroorzaken.
Als er metaal of vloeistof in de printer komt, dient u hem uit te zetten en de stekker uit het
stopcontact te halen. Daarna dient u onmiddellijk contact op te nemen met de klantendienst
van Brother. Als u de printer onder dergelijke omstandigheden toch gebruikt, kan dit brand
of elektrische schokken veroorzaken.
Kleppen die met schroeven zijn vastgezet, mogen alleen worden geopend of verwijderd als
deze handleiding u nadrukkelijk instrueert dit te doen. Hoogspanning kan elektrische
schokken veroorzaken.
Nooit proberen om de structuur of enige onderdelen van de printer te veranderen.
Onbevoegde wijzigingen kunnen brand veroorzaken.
Deze printer voldoet aan de internationale laserstandaard IEC60825 (Klasse 1). Dit
betekent dat deze printer geen laserstraling uitstraalt die schadelijk kan zijn of persoonlijk
letsel kan veroorzaken. Omdat de diverse kleppen en deksels de laserstraling in het
inwendige van de printer houden, kan de laser onder normale omstandigheden geen letsel
veroorzaken. Tenzij u daartoe in deze handleiding nadrukkelijk wordt geïnstrueerd, kan het
verwijderen van kleppen letsel door laserstraling veroorzaken.
xx
LET OP
Nooit onderdelen aanraken die zijn voorzien van een etiket dat voor hoge temperaturen
waarschuwt (op of nabij de fuser). Als u deze delen aanraakt, kunt u zich verbranden.
Als er een vel papier om de fuser of de rollen vastzit, mag u geen kracht gebruiken om het
te verwijderen; dit om persoonlijk letsel of brandwonden te voorkomen. Zet de printer
onmiddellijk uit en neem contact op met uw wederverkoper of met de klantendienst van
Brother.
Zet nooit zware voorwerpen boven op de printer. Als de printer niet in evenwicht staat, kan
hij vallen of kan het voorwerp ervan afvallen, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
Nooit licht ontvlambare sprays of oplosmiddelen in of nabij de printer gebruiken, daar dit
brand kan veroorzaken.
Zorg er bij het verwijderen van vastgelopen papier voor, dat er geen stukjes papier in de
printer achterblijven, daar dit brand kan veroorzaken.
Als het papier rond de fuser of de rol vastzit, of als u het vastgelopen papier niet kunt zien,
mag u niet proberen om het papier zelf te verwijderen, daar dit persoonlijk letsel of brand
kan veroorzaken. Zet de printer onmiddellijk uit en neem contact op met uw wederverkoper
of met de klantendienst van Brother.
Nooit magnetische voorwerpen in de buurt van de veiligheidsschakelaar van de printer
zetten. Magneten kunnen de printer onverwachts activeren, hetgeen persoonlijk letsel kan
veroorzaken.
Andere problemen
Raadpleeg deze handleiding voor instructies over het verwijderen van vastgelopen papier en om
eventuele andere problemen te verhelpen.
xxi
Omgaan met toebehoren
Een tonercartridge nooit in een open vlam werpen. Hij kan dan namelijk ontploffen en
verwondingen veroorzaken.
Een transferrolcartridge nooit in een open vlam werpen. Hij kan dan namelijk ontploffen en
verwondingen veroorzaken.
Een printkopcartridge nooit in een open vlam werpen. Hij kan dan namelijk ontploffen en
verwondingen veroorzaken.
WAARSCHUWING
Let op
■ Pak verbruiksartikelen pas uit wanneer u ze nodig heeft. Verbruiksartikelen nooit onder de volgende
omstandigheden opslaan:
■ In natte of vochtige ruimten
■ Nabij een open vlam
■ Blootgesteld aan direct zonlicht
■ In stoffige ruimten
■ Alvorens verbruiksartikelen in gebruik te nemen altijd eerst de meegeleverde
gebruiksaanwijzing en veiligheidsinstructies lezen.
■ Eerste hulp dient als volgt te worden toegepast:
■ Contact met de ogen: gedurende 15 minuten met een ruime hoeveelheid water spoelen en een
arts raadplegen.
■ Contact met de huid: materiaal met een ruime hoeveelheid water en zeep van de huid afwassen.
■ Inademen: persoon in de frisse lucht brengen en een arts raadplegen.
■ Inslikken: wanneer toner is ingeslikt, onmiddellijk een arts waarschuwen of medisch advies
inwinnen.
■ Als u de transferrolcartridge uit de printer haalt omdat de doos met afgewerkte toner vol is, mag u
niet proberen om deze doos te legen en de cartridge opnieuw te gebruiken. Er kan dan namelijk toner
in de printer worden geknoeid, hetgeen schade kan veroorzaken en de afdrukkwaliteit negatief kan
beïnvloeden.
■ Als u de printkopcartridge en de transferrolcartridge tijdelijk verwijdert, mag u ze niet schuin houden
of schudden. Er kan dan namelijk losse toner in de printer worden geknoeid, hetgeen de
afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
xxii
1
Printersysteeminstellingen
Kleurregistratie afstellen
Wanneer u de printer voor de eerste keer installeert of hem verplaatst hebt, moet de kleurregistratie
worden afgesteld, zodat de kleuren tijdens het afdrukken goed worden uitgelijnd.
Raadpleeg Algemene bewerkingen in het menu op pagina 4-4 voor informatie over het gebruik van het
bedieningspaneel.
Het kleurregistratieschema afdrukken
Het kleurregistratieschema wordt als volgt via het bedieningspaneel afgedrukt.
Klaar v. afdruk(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
↓
Menu
1:Systeem
↓
Menu
2:Onderhoud
↓
2:Onderhoud
Init NVM
↓
2:Onderhoud
KleurRegiCorrect
↓
KleurRegiCorrect
Autom.
↓
KleurRegiCorrect
Correctieschema
↓
Correctieschema
Klaar v. afdruk
1
Druk op de toets Menu. Het menuscherm wordt geopend.
(Het menuscherm)
2
Druk eenmaal op de toets .
3
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
4
Druk zes keer op de toets .
5
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
6
Druk eenmaal op de toets .
7
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
8
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set.
Het schema voor correctie van kleurregistratie wordt afgedrukt.
Nadat dit schema is afgedrukt, wordt weer overgeschakeld naar
het afdrukscherm.
1 - 1 PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN
Waarden bepalen
Kijk naar de lijnen rechts van het patroon voor Y (Geel), M (Magenta) en C (Cyaan) en zoek de waarden
voor de rechtste lijnen.
U kunt ook de kleuren met de hoogste dichtheid op het raster gebruiken om te bepalen welke lijnen het
rechtste zijn. De kleuren die met de hoogste dichtheid zijn afgedrukt, zijn de kleuren naast de rechtste lijnen.
Als 0 de waarde is die bij de rechtste lijn staat, hoeft de kleurregistratie niet te worden afgesteld. Als de
waarde niet 0 is, volgt u de stappen die worden beschreven in Waarden invoeren op pagina 1-3.
1. Rechtste lijn
2. Rasterpatroon
PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN 1 - 2
Waarden invoeren
Voer via het bedieningspaneel de waarden in die u in het kleurregistratieschema hebt gevonden om de
kleurregistratie af te stellen.
Klaar v. afdruk
1
↓
KleurRegiCorrect
Correctieschema
↓
KleurRegiCorrect
Nummer invoeren
↓
Nummer invoeren
Y= 0 M= 0 C= 0
↓
Nummer invoeren
Y=+3 M= 0 C= 0
↓
Nummer invoeren
Y=+3 M= 0 C= 0
↓
Volg stap 1 t/m 5 op de vorige pagina om het instelmenu voor het
kleurregistratieschema weer te geven.
2
Druk eenmaal op de toets .
3
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
4
Druk op de toetsen of totdat de waarde uit het schema
wordt weergegeven (bijvoorbeeld +3).
5
Druk eenmaal op de toets om de cursor te verplaatsen.
6
Herhaal stap 4 en 5 om de kleurregistratie volledig af te stellen.
Nummer invoeren
Y=+3 M=+1 C=+2
↓
Correctieschema
Klaar v. afdruk
Wacht nadat het kleurregistratieschema is afgedrukt totdat de motor gestopt is, pas dan mag u de
printer uitzetten.
7
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set.
8
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set.
Het kleurregistratieschema met de nieuwe waarden wordt afgedrukt.
Nadat dit schema is afgedrukt, wordt weer overgeschakeld naar
het afdrukscherm.
9
De afstelling van de kleurregistratie is voltooid als de rechtste lijnen
voor Y (Geel), M (Magenta) en C (Cyaan) naast de lijn ‘0’ staan.
1 - 3 PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN
De printer op een netwerk configureren
Lees dit gedeelte als u de printer voor aansluiting op een netwerk wilt configureren.
Een IP-adres instellen
Hier wordt beschreven hoe u een IP-adres, subnetmasker en gateway-adres kunt instellen via het
bedieningspaneel van de printer.
Volg de onderstaande stappen.
IP-adressen worden via het systeem als een geheel beheerd. Als u een verkeerd IP-adres opgeeft,
kan dat zijn weerslag op het hele netwerk hebben. Raadpleeg uw systeembeheerder alvorens een
IP-adres in te stellen.
Raadpleeg Algemene bewerkingen in het menu op pagina 4-4 voor informatie over het gebruik van
het bedieningspaneel.
Stel de methode voor het opvragen van een IP-adres in op Paneel.
Klaar v. afdruk(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
↓
Menu:
1:Systeem
↓
Menu:
5:Netwerk
↓
5:Netwerk
Ethernet
↓
5:Netwerk
TCP/IP
↓
TCP/IP
IP-adres inst.
↓
IP-adres inst.
DHCP *
↓
IP-adres inst.
Paneel *
↓
Herstart systeem
om te activeren
↓
Wordt vervolgd
1
Druk op de toets Menu. Het menuscherm wordt geopend.
(Het menuscherm)
2
Druk vier keer op de toets .
3
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
4
Druk eenmaal op de toets .
5
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
6
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
Naast de standaardinstelling staat een *.
7
Druk eenmaal op de toets .
8
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set.
Na 3 seconden wordt het volgende scherm weergegeven.
PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN 1 - 4
Vervolg van vorige pagina.
↓
IP-adres inst.
Paneel *
↓
Start de printer pas opnieuw op nadat u het gateway-adres in de laatste stap hebt ingesteld. Ga
zonder de printer opnieuw op te starten door naar de volgende stap.
Als de nieuwe waarde is ingesteld, komt er een * naast te staan.
9
Druk eenmaal op de toets Job Cancel/Back of .
Op de onderste regel van het LCD-scherm wordt weer IP-adres inst. weergegeven.
Het IP-adres instellen
Het IP-adres bestaat uit vier aparte waarden (base 10) die door decimale punten van elkaar worden
gescheiden. Elk van de vier waarden kan worden ingesteld op een cijfer tussen de 0 en 255.
Bijvoorbeeld:
Vervolg van vorige stap
■ IP-adres 192.168.1.100
↓
TCP/IP
IP-adres inst.
↓
TCP/IP
IP-adres
↓
IP-adres
000.000.000.000*
↓
IP-adres
192.000.000.000
↓
IP-adres
192.000.000.000
↓
IP-adres
192.168.001.100
↓
Wordt vervolgd
10
Druk eenmaal op de toets .
11
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
12
Druk op of totdat de gewenste waarde wordt weergegeven
(bijvoorbeeld 192). U kunt de toetsen ingedrukt houden om de
waarde in stappen van 10 te wijzigen.
13
Druk eenmaal op de toets om de cursor naar de volgende
waarde te verplaatsen.
14
Herhaal stap 12 en 13 om de instelling van het IP-adres te voltooien.
15
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set.
1 - 5 PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN
Vervolg van vorige stap.
↓
Herstart systeem
om te activeren
↓
IP-adres
192.168.001.100*
16
↓
Het subnetmasker instellen
Vervolg van vorige stap
↓
TCP/IP
IP-adres
↓
TCP/IP
Subnetmasker
↓
Subnetmasker
000.000.000.000*
17
18
19
↓
Subnetmasker
255.255.255.000*
20
↓
Na 3 seconden wordt het volgende scherm weergegeven.
Druk eenmaal op de toets Job Cancel/Back of .
Op de onderste regel van het LCD-scherm wordt weer IP-adres
weergegeven.
Druk eenmaal op de toets .
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
Het subnetmasker wordt op dezelfde wijze ingesteld als het
IP-adres. Gebruik de toetsen of om de waarden in te
stellen. Houd deze toets ingedrukt als u de waarden
opeenvolgend wilt instellen.
Druk eenmaal op de toets Job Cancel/Back of .
Op de onderste regel van het LCD-scherm wordt weer
Subnetmasker weergegeven.
PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN 1 - 6
Het gateway-adres instellen
Vervolg van vorige stap
↓
TCP/IP
Subnetmasker
↓
TCP/IP
Gateway-adres
↓
Gateway-adres
000.000.000.000*
21
22
23
↓
Gateway-adres
192.168.001.254*
24
Druk eenmaal op de toets .
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
Het gateway-adres wordt op dezelfde wijze ingesteld als het
IP-adres. Gebruik de toetsen of om de waarden in te
stellen. Houd deze toets ingedrukt als u de waarden
opeenvolgend wilt instellen.
Nu moet u de printer opnieuw opstarten.
1 - 7 PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN
Protocollen instellen
De printer verlaat de fabriek met alle protocollen standaard geactiveerd, behalve FTP. Als u een
nieuwe printer voor de eerste keer op een netwerk aansluit, hoeft u de hieronder beschreven
handelingen normaal gesproken niet uit voeren. Als u een van de standaard protocolinstellingen wilt
wijzigen, volgt u de procedure die hieronder wordt beschreven.
De printerinstellingen zijn voltooid. Ga door naar Instellingen bevestigen op pagina 1-9.
Raadpleeg Algemene bewerkingen in het menu op pagina 4-4 voor informatie over het gebruik van het
bedieningspaneel.
Protocolinstellingen wijzigen
Klaar v. afdruk(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
↓
Menu
1:Systeem
↓
Menu
5:Netwerk
↓
5:Netwerk
Ethernet
↓
5:Netwerk
Protocol
↓
1
Druk op de toets Menu. Het menuscherm wordt geopend.
(Het menuscherm)
2
Druk vier keer op de toets .
3
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
4
Druk drie keer op de toets .
5
Druk eenmaal op de toets Form Feed/Set of .
Wordt vervolgd
PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN 1 - 8
Vervolg van vorige stap.
↓
Protocol
LPD
↓
Protocol
Port9100
↓
Protocol
IPP
↓
Protocol
NetBIOS TCP/IP
↓
Protocol
NetBEUI
↓
Protocol
NetWare
↓
Protocollen starten
1. Druk eenmaal op de toets Form
Feed/Set. XXX duidt de naam
6
Druk eenmaal op de toets
.
7
Druk eenmaal op de toets .2. Druk eenmaal op de toets .
8
Druk eenmaal op de toets .3. Druk eenmaal op de toets Form
9
Druk eenmaal op de toets
.
10
Druk eenmaal op de toets .4. Druk eenmaal op Job
11
Druk eenmaal op de toets
.
van het protocol aan.
XXX
Uitgeschakeld *
XXX
Ingeschakeld
Feed/Set. Na 3 seconden wordt
de melding Herstart systeem om te activeren weergegeven,
gevolgd door het volgende
scherm.
XXX
Ingeschakeld *
Cancel/Back of om andere
protocollen te starten, en ga door
naar de volgende stap.
Protocol
AppleTalk
Ga naar stap 12 om het instellen
te voltooien.
↓
12
Start de printer opnieuw op.
Instellingen bevestigen
Druk de lijst van printerinstellingen af om de instellingen van de printer te controleren.
In de lijst van printerinstellingen staat tevens informatie die nodig is bij het configureren van computers.
Controleer aan de hand van deze lijst dat de instellingen van de printer en de computer met elkaar
overeenkomen.
Raadpleeg Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen op pagina 7-18 voor informatie over
het afdrukken van de lijst met instellingen.
1 - 9 PRINTERSYSTEEMINSTELLINGEN
2
Algemene printerfuncties
Naam en functie van printeronderdelen
De verschillende onderdelen van de printer worden met de volgende namen aangeduid, en worden voor
de hieronder beschreven doeleinden gebruikt.
Vooraanzicht
5
4
3
2
1
Nr.NaamOmschrijving
1Papierlade
2
Multifunctionele lade
(MF lade)
3
VoorklepHet gearceerde deel van de bovenstaande afbeelding. Maak deze klep
4
BedieningspaneelGebruik de toetsen en het LCD-scherm voor het beheren van de printer.
5
Face-down
uitvoerlade
6
PapiervangerTil de papiervanger op om te voorkomen dat bedrukte vellen op de grond
7
UitlaatroosterVia dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
8
InlaatroosterOm oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
9
StroomschakelaarDe stroomschakelaar van de printer. Druk op I om de printer aan te
10
Knop BDruk op knop B om het bovenste gedeelte van de voorklep te openen.
11
Knop ADruk op knop A om de hele voorklep te openen.
12
PapiermeterGebruik deze meter om te bepalen wanneer er papier moet worden
Hier plaatst u papier.
Gebruik deze lade als u bepaalde media met de hand wilt invoeren, zoals
briefkaarten, transparanten, enveloppen, enz.
open als u vastgelopen papier wilt verwijderen of de printkopcartridge,
transferrolcartridge of fuser wilt vervangen.
Hier worden afgedrukte documenten met de bedrukte zijde naar
beneden uitgeworpen.
vallen.
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
zetten, en op O om hem uit te zetten.
bijgevuld.
6
7
8
9
10
11
12
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 1
Achteraanzicht
19
18
17
16
15
14
13
20
21
Nr.NaamOmschrijving
13Parallelle
interfaceconnector
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de parallelle kabel hier worden
aangesloten.
14USB-interfaceconnectorAls de printer lokaal wordt gebruikt, moet de USB-kabel hier worden
aangesloten.
15Ethernet-interfaceconnector Als de printer over een netwerk wordt gebruikt, moet de Ethernet-kabel hier
worden aangesloten.
16NetsnoeraansluitingHier wordt het netsnoer aangesloten.
17UitlaatroosterVia dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
18TonercartridgesHier plaatst u de zwarte, gele, magenta en cyaan tonercartridges.
19Bovenklep (face-down
uitvoerlade)
Dit is de bovenklep van de printer. Verwijder deze klep als u de
tonercartridges wilt installeren. Deze klep fungeert als de bovenklep en
tevens als de face-down lade van de printer. Hier worden afgedrukte
documenten met de bedrukte zijde naar beneden uitgeworpen.
Gebruik de printer nooit zonder bovenklep.
20Sleuf voor toebehoren (voor
Hier wordt de los verkrijgbare harde schijf geïnstalleerd.
de apart verkrijgbare harde
schijf)
21InlaatroosterOm oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
2 - 2 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
Binnenaanzicht
232425
2627
Klep geopend met knop AKlep geopend met knop B
Nr.NaamOmschrijving
23TransferrolcartridgeZet het beeld dat op het oppervlak van de printkop is gemaakt, op papier en
verzamelt afgewerkte toner.
24PrintkopcartridgeBestaat uit een lichtgevoelige printkop, ontwikkelaar, en een transferrol.
Beelden worden in eerste instantie als een elektrische lading op het oppervlak
van deze drum gecreëerd.
25PapieruitvoerklepMaak deze klep open als u de printkopcartridge en de fuser wilt vervangen.
26PapieromdraaierTijdens het tweezijdig afdrukken draait dit onderdeel het vel papier om nadat de
eerste zijde is bedrukt.
27FuserGebruikt hitte om de toner op het papier aan te brengen.
WAARSCHUWING
De fuser wordt tijdens het afdrukken zeer heet. Raak hem niet aan. Als u de
fuser aanraakt, kunt u zich verbanden.
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 3
De printer aan- en uitzetten
De printer aanzetten
Volg de onderstaande stappen om de printer aan te zetten.
1
Druk de kant van de schakelaar met de markering
I in om de printer aan de zetten; deze schakelaar
bevindt zich aan de rechterkant van de printer. De
printer wordt ingeschakeld.
Als u de printer aanzet, zal de printermotor
ongeveer 1 à 2 minuten lang opwarmen.
2
Op het bedieningspaneel wordt de melding
Bezig: testen weergegeven. Wanneer in
plaats van
Klaar v. afdruk wordt weergegeven, moet u
controleren dat het Ready-lampje brandt.
Even wachten aub de melding
Klaar v. afdruk
Ready Alarm
Als Even wachten aub wordt weergegeven,
bereidt de printer zich voor op het afdrukken. Als
deze melding op het scherm staat, kunt u niet
afdrukken.
Raadpleeg Wat te doen als er een foutmelding wordt weergegeven op pagina 5-16 als er een foutmelding wordt weergegeven en volg de
betreffende stappen om het probleem te verhelpen.
2 - 4 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
De printer uitzetten
Volg de onderstaande stappen om de printer uit te zetten.
1
Controleer dat op het bedieningspaneel de
melding Klaar v. afdruk wordt weergegeven.
In de volgende gevallen mag de printer niet worden
uitgezet:
■ Als Data wachten op het bedieningspaneel
wordt weergegeven.
■ Als het Ready-lampje knippert.
■ Als het Alarm-lampje brandt. Raadpleeg Het
Alarm-lampje brandt of knippert op pagina
5-22.
2
Druk de kant van de schakelaar met de markering
O in om de printer uit de zetten; deze schakelaar
bevindt zich aan de rechterkant van de printer. De
printer staat nu uit.
Ready
Alarm
Ready
Alarm
Data wachten
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 5
De printerdriver voor Windows® installeren
Een printerdriver is een stuurprogramma dat gegevens in het door de computer gebruikte formaat omzet
in een formaat dat door een bepaalde printer kan worden gebruikt.
Als deze printer als een lokale printer wordt gebruikt, moet de printerdriver worden geïnstalleerd op de
computer waarop de printer is aangesloten. Als de printer over een netwerk wordt gedeeld, moet de
printerdriver worden geïnstalleerd op elke computer die op het netwerk is aangesloten.
De printerdriver installeren
Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het installeren van de printerdriver voor
Windows
®
.
De printerdriver upgraden
Upgrades voor deze printerdriver zijn verkrijgbaar op het Brother Solutions Center. Als u deze software
wilt gebruiken, moet u hem downloaden.
De kosten voor de telefoonverbinding tijdens het downloaden van de software komen volledig voor
rekening van de klant.
®
Volg de onderstaande stappen voor het installeren van de upgrade voor de Windows
De onderstaande omschrijving is afkomstig uit Windows® XP. De manier waarop u toegang krijgt tot
dialoogvensters en de informatie daarin kan variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem en de
programma’s die u gebruikt.
1
Klik in het Startmenu op Printers en faxapparaten.
(In Windows
Printers.)
Het venster Printers wordt geopend.
2
Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Voorkeursinstellingen (of
Eigenschappen).
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
3
Klik op het tabblad Papier/Uitvoer.
®
95/98/Me zet u de muisaanwijzer in het menu Bestand op Instellingen en klikt u op
-printerdriver.
2 - 6 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
4
Klik op het Brother Solutions Center.
De browser wordt opgestart en opent het Brother Solutions Center.
5
Volg de instructies op het scherm en download de juiste printerdriver.
6
Klik op OK om het dialoogvenster Voorkeursinstellingen (of Eigenschappen) te sluiten.
■ U kunt ook vanaf de meegeleverde cd-rom naar het Brother Solutions Center gaan om daar de
printerdriver te downloaden.
■ Het adres van het Brother Solutions Center is:
http://solutions.brother.com
■ De kosten voor de telefoonverbinding tijdens het downloaden van de software komen volledig
voor rekening van de klant.
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 7
Afdrukken onder Windows
U kunt afdruktaken vanuit de meeste Windows®-programma’s naar de printer sturen door gewoon de
printopdracht van dat programma te selecteren.
Hieronder wordt omschreven hoe u onder Windows
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan variëren,
afhankelijk van uw besturingssysteem en de programma’s die u gebruikt. Raadpleeg de literatuur
van het programma dat u gebruikt voor nadere informatie.
1
Klik in het menu Bestand op Afdrukken.
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
2
Selecteer de HL-4200CN in het vak Printers en klik op Voorkeuren.
3
Maak in de diverse tabbladen de benodigde instellingen.
Raadpleeg Windows
gebruiken op pagina 2-9 voor informatie over het gebruik van Help.
4
Klik in het dialoogvenster Voorkeursinstellingen op OK.
Het dialoogvenster Voorkeursinstellingen wordt gesloten.
5
Selecteer in het dialoogvenster Afdrukken bij Paginabereik welke pagina’s moeten worden
afgedrukt en klik op OK.
De gegevens worden naar de printer gestuurd.
Raadpleeg Afdrukken annuleren op pagina 2-13 als u het afdrukken wilt annuleren.
®
Help voor informatie over deze tabbladen. Raadpleeg Windows® Help
®
®
XP vanuit Microsoft® Word XP kunt afdrukken.
De standaard afdrukfuncties wijzigen
De standaard afdrukfuncties zijn de voorgeprogrammeerde functies in het dialoogvenster Eigenschappen van
de printerdriver, dat via het dialoogvenster
afdrukfuncties bespaart u tijd, omdat u dan telkens als u gaat afdrukken minder instellingen hoeft te maken.
Volg de onderstaande stappen voor het wijzigen van de standaard afdrukfuncties. Het volgende
voorbeeld is voor Windows
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan variëren,
afhankelijk van uw besturingssysteem en de programma’s die u gebruikt.
1
Klik in het Startmenu op Printers en faxapparaten.
Het venster Printers wordt geopend.
2
Kies de gewenste printer, klik op de menubalk op Bestand en selecteer Voorkeursinstellingen.
Het dialoogvenster Voorkeursinstellingen wordt geopend.
■ In Windows® 95, 98 en Me kiest u de gewenste printer, klikt u op de menubalk op Bestand en
selecteert u Eigenschappen.
■ In Windows NT
selecteert u Standaardwaarden document. Maak de benodigde instellingen in het
dialoogvenster dat wordt geopend.
■ In Windows
benodigde instellingen in het dialoogvenster dat wordt geopend.
®
®
XP.
®
4.0 kiest u de gewenste printer, klikt u op de menubalk op Bestand en
2000/XP klikt u in het menu Bestand op Voorkeursinstellingen en maakt u de
Afdrukken
wordt geopend. Het vooraf instellen van de standaard
2 - 8 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
3
n
Maak in de diverse tabbladen de benodigde instellingen.
Raadpleeg Help voor informatie over de diverse tabbladen.
4
Klik wanneer u klaar bent in het dialoogvenster Voorkeursinstellingen op OK of Toepassen.
De standaard afdrukfuncties in de printerdriver zijn nu gewijzigd.
Windows® Help gebruiken
Help voor de printer vindt u in de printerdriver. Raadpleeg Help als u meer wilt weten over opties en instellingen
in de printerdriver, of als er zich een probleem voordoet en u de verschillende afdrukmethoden wilt controleren.
Als u Help wilt raadplegen, opent u eerst het dialoogvenster Eigenschappen en selecteert u het tabblad
met de betreffende optie.
Het voorbeeld hieronder komt uit het tabblad Papier/Uitvoer van Windows
De omschrijving van een item weergeven:
1 klik op de knop en
2 klik vervolgens op het item waarvan u de
omschrijving wilt weergeven.
®
XP.
Naar een trefwoord zoeken:
1 klik op het tabblad Index en
2 typ de trefwoorden waar u naar wilt zoeke
en klik op 3 Weergeven.
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 9
De printerdriver voor Macintosh® installeren
Met uw Brother-printer zijn ook printerdrivers meegeleverd voor netwerkaansluiting via USB en via
AppleTalk.
U kunt de printerdriver installeren op Macintosh
■ De printer is met een USB-kabel aangesloten en op de computer draait Mac OS
met een standaard USB-interface. (Wij kunnen echter niet garanderen dat de driver met alle
USB-compatibele apparatuur foutloos werkt.)
■ De printer is aangesloten op een netwerk en op de computers draait Mac OS
■ De printer is geconfigureerd als een AppleTalk client.
Voor nadere informatie over het instellen van een AppleTalk client, verwijzen wij u naar de literatuur
®
die met uw Macintosh
-computer is geleverd.
Als u de printer gebruikt, kunt u Apple QuickDraw GX niet op het systeem gebruiken.
De printerdriver installeren
®
-computers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
®
8.6 tot Mac OS® X
®
8.6 tot Mac OS® X.
Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het installeren van de printerdriver voor Macintosh®.
De printerdriver upgraden
Upgrades voor deze printerdriver zijn verkrijgbaar op het Brother Solutions Center. Als u deze software
wilt gebruiken, moet u hem downloaden.
De kosten voor de telefoonverbinding tijdens het downloaden van de software komen volledig voor
rekening van de klant.
Het adres van het Brother Solutions Center is:
http://solutions.brother.com
2 - 10 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
Afdrukken vanaf een Macintosh
Hieronder wordt beschreven hoe u via een computer kunt afdrukken. De exacte procedure is afhankelijk
van het besturingssysteem dat u gebruikt.
Als u nieuwe toebehoren voor de printer installeert (bijvoorbeeld de onderste papierbak), moet u de
printerdriver opnieuw configureren, zodat deze toebehoren gebruikt kunnen worden. Raadpleeg De configuratie voor toebehoren wijzigen op pagina 2-15 voor informatie over het maken en bevestigen van
deze instellingen.
®
Hieronder wordt beschreven hoe u via Microsoft
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan variëren,
afhankelijk van uw besturingssysteem en de programma’s die u gebruikt. Raadpleeg de literatuur
van het programma dat u gebruikt voor nadere informatie hierover.
®
Word 98 kunt afdrukken.
Mac OS® 8.6 - 9.2
1
Klik in het menu Bestand op de optie voor pagina-instellingen.
Het dialoogvenster met de pagina-instellingen wordt geopend.
2
Gebruik de knoppen naast de pagina-instellingen om de gewenste instellingen te selecteren.
Configureer de verschillende opties in elk dialoogvenster en klik op OK.
3
Klik in het menu Bestand op Afdrukken.
Het dialoogvenster Algemene instellingen wordt geopend.
4
Gebruik de knoppen naast Algemene instellingen om de gewenste instellingen te selecteren.
Configureer de verschillende opties in elk dialoogvenster.
■ Raadpleeg de ballon met Help voor nadere informatie over de elementen van dit dialoogvenster.
Raadpleeg De ballon met Help op een Macintosh
pagina 2-12 voor informatie over het gebruik van de ballon met Help.
■ Gebruik het dialoogvenster Algemene instellingen om het beeld en de kleuren naar wens af
te stellen.
5
Als u klaar bent, klikt u op Afdrukken.
De gegevens worden naar de printer gestuurd.
Raadpleeg Afdrukken annuleren op pagina 2-13 als u het afdrukken wilt annuleren.
®
gebruiken (alleen voor Mac OS® 8.6-9.2) op
Mac OS® X 10.1 / 10.2
1
Klik in het menu Bestand op de optie voor pagina-instellingen.
Het dialoogvenster met de pagina-instellingen wordt geopend.
2
Gebruik de knoppen naast de pagina-instellingen om de gewenste instellingen te selecteren.
Configureer de verschillende opties in elk dialoogvenster en klik op OK.
3
Klik in het menu Bestand op Afdrukken.
4
Gebruik de knoppen om de gewenste instellingen te selecteren.
Configureer de verschillende opties in elk dialoogvenster.
Als u klaar bent, klikt u op Afdrukken.
De gegevens worden naar de printer gestuurd.
Raadpleeg Afdrukken annuleren op pagina 2-13 als u het afdrukken wilt annuleren.
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 11
De ballon met Help op een Macintosh® gebruiken
(alleen voor Mac OS® 8.6-9.2)
Help voor de printer vindt u in de printerdriver. Raadpleeg Help als u meer wilt weten over opties en
instellingen in de printerdriver, of als er zich een probleem voordoet en u de verschillende
afdrukmethoden wilt controleren.
®
De ballon met Help maakt deel uit van de printerdriver voor Macintosh
Gebruik de ballon met Help om meer aan de weet te komen over functies en afzonderlijke opties.
Als u de ballon met Help wilt raadplegen, moet u eerst het dialoogvenster openen waarin het item in
kwestie staat.
Dit voorbeeld is voor het dialoogvenster Algemene instellingen.
Raadpleeg Afdrukken vanaf een Macintosh
dialoogvenster Eigenschappen.
1
Klik in het Helpmenu van de menubalk op de optie waarmee u de ballonnen kunt weergeven.
2
Zet de muis op het item in kwestie. Er wordt een omschrijving van het item weergegeven.
Klik in het Helpmenu van de menubalk op de optie waarmee u de ballonnen kunt verbergen.
®
op pagina 2-11 voor informatie over het weergeven van het
.
2 - 12 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
Afdrukken annuleren
Als u het afdrukken wilt annuleren, moet u eerst de printopdracht op de computer annuleren.
Daarna kunt u het afdrukken via het bedieningspaneel van de printer annuleren.
Het afdrukken op de computer annuleren
Welke procedure u hiervoor volgt, is afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt.
In Windows
Het volgende voorbeeld is voor Windows® XP.
Volg de onderstaande stappen.
1
Klik in het Startmenu op Printers en faxapparaten.
Het venster Printers wordt geopend.
2
Dubbelklik op de printer in kwestie.
Het printervenster wordt geopend.
3
Klik op het document dat u wilt annuleren en druk op uw toetsenbord de wistoets.
Ga door naar Het afdrukken via het bedieningspaneel van de printer annuleren.
®
Op een Macintosh®-computer
®
Mac OS
1
Dubbelklik in de printerlijst op de gewenste printer.
2
Selecteert het document dat u wilt annuleren en klik op .
8.6 - 9.2
Mac OS® X 10.1 / 10.2
1
Open Afdrukbeheer.
2
Dubbelklik op uw bureaublad op het pictogram van de printer.
3
Selecteer het document dat u wilt annuleren en verwijderen.
Ga door naar Het afdrukken via het bedieningspaneel van de printer annuleren.
ALGEMENE PRINTERFUNCTIES 2 - 13
Het afdrukken via het bedieningspaneel van de printer annuleren
Voer deze handelingen pas uit nadat u de printopdracht op de computer hebt geannuleerd. De printer
zal het afdrukken van de huidige pagina echter voltooien.
Raadpleeg Algemene bewerkingen in het menu op pagina 4-4 voor informatie over de werking van
het bedieningspaneel.
↓
Afdrukken
(De printer is aan het afdrukken)
LPD Lade 1
1
↓
Druk eenmaal op de toets Job Cancel/Back.
De printer zal het afdrukken nu annuleren.
Bezig: Annuleren
↓
Nadat de taak geannuleerd is, wordt weer overgeschakeld naar
het afdrukscherm.
Klaar v. afdruk(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
2 - 14 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
De configuratie voor toebehoren wijzigen
Als u de configuratie van de printer al in de driver hebt ingesteld maar later een of meer van de volgende
toebehoren installeert, moet u de printerdriver opnieuw configureren.
1. Module met 1 lade
2. Module met 2 laden
3. Harde schijf
4. Extra geheugen
3
1
2
4
Raadpleeg de instructies die met de toebehoren werden geleverd voor informatie over de installatie
ervan. In het volgende onderdeel wordt ervan uitgegaan dat de toebehoren reeds geïnstalleerd zijn.
Extra geheugen
Doorgaans moet de DIMM aan onderstaande specificaties voldoen:
Type: 144 pins en 64 bits output
Klokfrequentie:100 MHz of meer
Capaciteit:64 Mbytes-256 Mbytes
Dram-type:SDRAM 2 Bank
U kunt DIMM’s van het volgende formaat installeren:
Volg de onderstaande stappen. Het volgende voorbeeld is voor Windows® XP.
1
Klik in het Startmenu op Printers en faxapparaten.
Het venster Printers wordt geopend.
2
Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
3
Klik op het tabblad Printerconfiguratie.
4
Selecteer de toebehoren die zijn geïnstalleerd en klik op OK of Toepassen.
®
Op een Macintosh®-computer
Volg de onderstaande stappen.
Voor Mac OS® 8-6 - 9.2
1
Selecteer het printerpictogram op uw bureaublad.
2
Selecteer Wijzig configuratie in het menu Print.
3
Selecteer de toebehoren die zijn geïnstalleerd en klik op OK.
Voor Mac OS® X 10.2
Dit is niet beschikbaar in Mac OS® X 10.1.
1
Open Afdrukbeheer.
2
Selecteer de printer in de printerlijst.
3
Selecteer de optie Toon info in het menu Printers.
4
Selecteer Installatiemogelijkheden.
5
Selecteer de toebehoren die zijn geïnstalleerd en klik op OK.
6
Sluit Afdrukbeheer.
2 - 16 ALGEMENE PRINTERFUNCTIES
3
Papier plaatsen en papiersoorten die gebruikt
kunnen worden
Geschikte en ongeschikte papiersoorten
Als u papier gebruikt dat niet geschikt is om op af te drukken, kan het papier vastlopen en de
afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden. Voor de beste resultaten raden wij u aan om de hieronder vermelde
papiersoorten te gebruiken.
Geschikte papiersoorten
Geschikt basisgewicht
Als u voorbedrukte formulieren gebruikt, dient u te controleren dat het papier aan de volgende
specificaties voldoet. Wij raden u echter aan om standaardpapier te gebruiken.
InvoermethodeSpecificaties
Multifunctionele lade (MF lade)Basisgewicht: 64 tot 216 g/m
■ Gebruik papier met een vochtgehalte van ongeveer 5%.
2
2
2
2
Xerox 4200DP 20 lb
Hammermill Laser Paper 24 lb
-
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 1
Speciaal papier
Via de multifunctionele lade kunt u op de volgende ‘speciale’ papiersoorten afdrukken.
PapiersoortBelangrijk
TransparantenGebruik geen full-colour transparanten (met een witte rand)
Vellen met etikettenGebruik alleen niet-voorgesneden vellen met etiketten, die het
hele vel beslaan.
Enveloppen
• Com-10
• Monarch
• C5
• DL
Karton
Basisgewicht: 100 tot 216 g/m
Gecoat papierAls u afdrukt op gecoat papier, moet dit vel voor vel worden
2
PANTONE® gekalibreerd
Er zijn vele variabelen in het proces voor de reproductie van kleuren die door de HL-4200CN worden
gegenereerd, en elk van deze variabelen kan de kwaliteit van de PANTONE kleursimulatie beïnvloeden.
Het betreft hier onder meer de gebruikte papiersoort, gebruikte soort toner, de resolutie waarmee wordt
afgedrukt en de structuur van dots/halftonen. Voor optimale resultaten raden wij het gebruik aan van
NEUSIEDLER-papier voor kleurenkopieën, 90 g/m
Pantone-modus (alleen voor de PostScript-driver.)
Gebruik geen enveloppen met tape op de sluiting. Bepaalde
voorgelijmde enveloppen kunnen niet worden bedrukt,
afhankelijk van de gebruikte lijm.
Wij raden u aan om enveloppen te gebruiken die speciaal voor
laserprinters zijn bedoeld.
Als u op stijf karton afdrukt, kan het beeld enigszins worden
verschoven.
ingevoerd. Als vocht de vellen aan elkaar doet kleven, kunnen
er meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd, hetgeen
storingen of schade aan de printer kan veroorzaken.
2
, originele tonercartridges van Brother en de
3 - 2 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
Papierladen, -soorten en -formaten
In de onderstaande tabel staat vermeld welke papiersoorten en -formaten en hoeveel vellen u maximaal
in de verschillende laden kunt plaatsen. Plaats papier altijd in de afdrukstand Staand (in de lengte) in de
printer. Voor de papierladen worden in de printerdriver en deze handleiding de volgende namen
gebruikt:
A4, Letter, Legal, B5 (JIS),
Executive, A5,
Enveloppen:
Com-10, Monarch, DL, C5
Door gebruiker gedefinieerde
afmeting:
breedte: 90,0 tot 215,9 mm
lengte: 139,7 tot 900,0 mm
A4, Letter, Legal, B5 (JIS),
Executive, A5
AfdrukmediaLade 1MF ladeLade 2 / 3Tweezijdig
afdrukken
Normaal papier
64 g/m2 tot 105 g/m2
Dik papier
106 g/m2 tot 162 g/m2
Dikker papier
163 g/m2 tot 216 g/m2
Transparanten
Gecoat papier
Etiketten
Enveloppen
LLLLNormaal papier
LLDik papier1
LDik papier2
LTransparanten
L
L
LEnveloppen
Selecteer de papiersoort in de
printerdriver
Glanzend papier
Etiketten
■ Enveloppen van inferieure kwaliteit kunnen kreukelen en de afdrukkwaliteit negatief
beïnvloeden.
■ Als u op papier afdrukt dat langer is dan 355,6 mm, moet u het papier vel voor vel in de
multifunctionele lade plaatsen en het vasthouden terwijl het in de printer wordt gevoerd.
■ Hoeveel vellen u kunt plaatsen, is afhankelijk van de dikte van het papier.
■ Voor A5 Staand vanuit Lade 1/2/3, kunt u maximaal 350 vel gebruiken.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 3
De onderstaande afbeelding illustreert de lengte en breedte zoals vermeld in de tabel op pagina 3-3.
1. Lengte
2. Afdrukstand Staand
3. Invoerrichting
4. Breedte
Papiersoorten en -afmetingen voor tweezijdig afdrukken
De HL-4200CN kan het papier aan beide zijden bedrukken.
Automatisch tweezijdig afdrukken
Als u automatisch tweezijdig wilt afdrukken, selecteert u voordat u de printopdracht verstuurt de
duplexfunctie in de printereigenschappen.
Voor het tweezijdig afdrukken kunnen de volgende papiersoorten en -formaten worden gebruikt:
PapiersoortPapierformaten
Normaal papier
(Basisgewicht: 64 tot 105 g/m
Dik papier
(Basisgewicht: 106 tot 162 g/m
2
)
2
)
A4, Letter, Legal, B5 (JIS), Executive, A5
Handmatig tweezijdig afdrukken via de multifunctionele lade
Als u de volgende soorten speciaal papier aan beide zijden wilt bedrukken, moet eerst de voorkant van
elk vel worden bedrukt, daarna legt u de vellen weer in de multifunctionele lade om de achterkant te
bedrukken.
Nooit afdrukken op de achterzijde van papier waarvan de voorkant met een andere printer dan de
HL-4200CN was bedrukt.
PapiersoortPapierformaten
Normaal papier
(Basisgewicht: 64 tot 105 g/m
Dik papier
(Basisgewicht: 106 tot 162 g/m
Dikker papier
(Basisgewicht: 163 tot 216 g/m
2
)
2
)
2
A4, Letter, Legal, B5 (JIS), Executive, A5
Door gebruiker gedefinieerde afmeting:
breedte: 149 tot 210,0 mm
lengte: 215,9 tot 355,6 mm
3 - 4 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
Ongeschikte papiersoorten
Vermijd het gebruik van de volgende papiersoorten, daar dergelijk papier kan vastlopen of de printer kan
beschadigen.
■ Transparanten anders dan de aanbevolen transparanten
■ Inkjet-papier
■ Papier dat te dik of te dun is
■ Papier waarvan de voorkant is bedrukt door een andere
printer of copier, of papier dat met inkt is voorbedrukt
■ Gevouwen, verkreukeld of gescheurd papier
■ Vochtig of nat papier
■ Omgekruld of kromgetrokken papier
■ Vellen met statische elektriciteit
■ Papier dat uit meerdere lagen bestaat, of zelfklevend
papier
■ Speciaal gecoat papier
■ Gekleurd papier met een behandeld oppervlak
■ Papier dat is bedrukt met inkt die niet bestand is tegen
temperaturen van 155 °C.
■ Warmtegevoelig papier
■ Carbonpapier
■ Papier met een ruw oppervlak zoals getextureerd papier
of papier met een hoog vezelgehalte
■ Papier met een hoge zuurgraad, waardoor de lettertekens
na verloop van tijd vervagen. Gebruik neutraal papier.
■ Enveloppen met een ruw oppervlak of met klemmen
■ Papier met nietjes, paperclips, tape of lintjes eraan
■ Enveloppen met een klevende rand
■ Vellen met etiketten als een gedeelte van het vel blootligt
of de etiketten zijn voorgesneden.
Full-colour transparantenInkjet-papier
Omgekruld papier
Papier met tape eraan
Glimmend papier zichtbaar
Vellen met voorgesneden etiketten
■ Transferpapier voor T-shirts (dat warm geperst moet worden)
■ Transferpapier (voor gebruik met koud water)
■ Digitaal gecoat glanzend papier
■ Zelfklevend papier (transparant, kleurloos)
■ Geperforeerd papier
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 5
Papier opslaan
Als papier niet goed wordt opgeslagen, kan het vastlopen, de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden of de
printer beschadigen. Papier dient onder de volgende omstandigheden te worden opgeslagen:
■ Tussen de 10 °C en 30 °C
■ Tussen 30% en 65% relatieve vochtigheid
■ Op een droge plaats
■ Nadat een pakket is geopend, moeten de ongebruikte vellen weer in het oorspronkelijke
verpakkingsmateriaal worden verpakt en in een kast of op een droge plaats worden bewaard
■ Bewaar papier altijd op een vlak oppervlak. Papier nooit ergens tegenaan laten leunen of
rechtopstaand opslaan.
■ Sla papier niet zodanig op dat het kan verkreukelen, vouwen of omkrullen.
■ Papier niet in direct zonlicht opslaan.
3 - 6 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
Papier plaatsen
Raadpleeg het betreffende onderdeel hieronder voor instructies over het plaatsen van papier.
Raadpleeg Geschikte en ongeschikte papiersoorten op pagina 3-1 voor meer informatie over geschikte
papiersoorten.
Papier in de papierlade plaatsen
Volg de onderstaande stappen voor het plaatsen van papier in de papierlade.
Papier wordt op dezelfde wijze in de apart verkrijgbare lademodule geplaatst.
Als u A5-papier wilt plaatsen of in plaats van A5 een ander papierformaat wilt gebruiken, moet u de
A5-adapter installeren of verwijderen. Raadpleeg A5-papier in de papierlade plaatsen / I.p.v. A5 een ander papierformaat gebruiken op pagina 3-10 voor informatie voor het installeren of verwijderen van de
A5-adapter.
1
Trek de papierlade voorzichtig zo ver mogelijk open.
2
Houd de papierlade met beide handen vast, til de
voorkant een stukje op en trek hem helemaal uit de
printer.
Zet de lade op een vlak en horizontaal oppervlak.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 7
3
Schuif de papiergeleiders aan de zijkant zo ver
mogelijk uit.
4
Til de achterste papiergeleider voorzichtig op om hem
te verplaatsen en steek de pennen aan de onderkant
van de geleider in de gaten (aangeduid met de
markering ) voor het papierformaat dat u wilt
plaatsen. Controleer dat de achterste geleider goed in
de gaten past en dat hij in de juiste gaten is gestoken.
Als de achterste geleider niet goed in de gaten past,
kan hij bewegen en kan niet automatisch worden
waargenomen welk papierformaat is geplaatst. In dat
geval dient u de achterste geleider zo ver mogelijk uit
te schuiven en hem weer op één lijn met de
aanduiding van het door u gebruikte papier te zetten.
5
Zorg dat het papier in een nette stapel ligt en plaats het
(met de te bedrukken zijde naar boven) onder het lipje.
■ Gebruik nooit papier dat gevouwen, verkreukeld
of kromgetrokken is.
■ Zorg dat al het papier onder het lipje ligt.
■ Plaats nooit te veel papier in de lade.
1. Lipje
2. MAX. hoogte van papier
6
Schuif de geleiders aan de zijkant tegen de randen
van het papier.
Als u deze geleiders te strak tegen de randen van
de stapel papier duwt, kan het papier vastlopen. Als
deze geleiders echter te los zijn afgesteld, kan het
papier scheef worden ingevoerd.
3 - 8 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
7
Houd de papierlade met beide handen vast, zet hem
op één lijn met de opening in de printer en schuif
hem er voorzichtig in.
8
Duw de papierlade helemaal in de printer.
Gebruik geen kracht om de papierlade in de printer te
schuiven. Dit kan de papierlade of het inwendige van
de printer namelijk beschadigen.
Naast de papierlade is een metertje aangebracht dat
aangeeft hoeveel papier er nog in de lade zit. Gebruik
deze meter om te bepalen wanneer er papier moet
worden bijgevuld.
9
Als u afdrukt op A4- of Letter-formaat, moet u de
papiervanger op de bovenklep optillen.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 9
A5-papier in de papierlade plaatsen / I.p.v. A5 een ander papierformaat gebruiken
A5-papier plaatsen
Volg de onderstaande stappen voor het plaatsen van A5-papier in de papierlade.
Papier wordt op dezelfde wijze in de apart verkrijgbare lademodule geplaatst.
1
Trek de papierlade voorzichtig zo ver mogelijk open.
2
Houd de papierlade met beide handen vast, til de
voorkant een stukje op en trek hem helemaal uit de
printer.
Zet de papierlade op een vlak en horizontaal
oppervlak.
3
Schuif de papiergeleiders aan de zijkant zo ver
mogelijk uit.
3 - 10 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
4
Til de achterste papiergeleider voorzichtig op om hem
te verplaatsen en steek de pennen aan de onderkant
van de geleider in de gaten (aangeduid met de
markering ) voor het papierformaat dat u wilt
plaatsen. Controleer dat de achterste geleider goed in
de gaten past en dat hij in de juiste gaten is gestoken.
Als de achterste geleider niet goed in de gaten past, kan
niet automatisch worden waargenomen welk
papierformaat is geplaatst. In dat geval dient u de
achterste geleider zo ver mogelijk uit te schuiven en
hem weer op één lijn met de aanduiding van het door u
gebruikte papier te zetten.
5
Pak de A5-adapter vast, til hem een stukje op en
trek hem voorzichtig naar u toe om hem uit de lade
te verwijderen.
B5
A5
6
Zet de A5-adapter op één lijn met de sleuf van de
papiergeleider en druk hem met een klik op zijn
plaats.
7
Zorg dat het papier in een nette stapel ligt en plaats
het (met de te bedrukken zijde naar boven) onder
het lipje.
■ Gebruik nooit papier dat gevouwen, verkreukeld
of kromgetrokken is.
■ Zorg dat al het papier onder het lipje ligt.
■ Plaats nooit te veel papier in de lade.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 11
8
Schuif de geleiders aan de zijkant tegen de randen
van het papier.
Als u deze geleiders te strak tegen de randen van
de stapel papier duwt, kan het papier vastlopen. Als
deze geleiders echter te los zijn afgesteld, kan het
papier scheef worden ingevoerd.
9
Houd de papierlade met beide handen vast, zet hem
op één lijn met de opening in de printer en schuif
hem er voorzichtig in.
10
Duw de papierlade helemaal in de printer.
Gebruik geen kracht om de papierlade in de printer
te schuiven. Dit kan de papierlade of het inwendige
van de printer namelijk beschadigen.
Naast de papierlade is een metertje aangebracht dat
aangeeft hoeveel papier er nog in de lade zit. Gebruik
deze meter om te bepalen wanneer er papier moet
worden bijgevuld.
3 - 12 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
I.p.v. A-5 een ander papierformaat gebruiken
Volg de onderstaande procedure voor het verwijderen van de A5-adapter en plaats vervolgens een
ander papierformaat in de papierlade.
Papier wordt op dezelfde wijze in de apart verkrijgbare lademodule geplaatst.
1
Trek de papierlade voorzichtig zo ver mogelijk open.
2
Houd de lade met beide handen vast, til de voorkant
een stukje op en trek hem helemaal uit de printer.
Zet de papierlade op een vlak en horizontaal
oppervlak.
3
Schuif de papiergeleiders aan de zijkant zo ver
mogelijk uit en neem het papier uit de lade.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 13
4
Pak de A5-adapter vast, til hem een stukje op en
trek hem voorzichtig naar u toe om hem van zijn
plaats naast de papiergeleider te verwijderen.
5
Steek de A5-adapter in zijn opbergvak in de
papierlade.
6
Til de achterste papiergeleider voorzichtig op om
hem te verplaatsen en steek de pennen aan de
onderkant van de geleider in de gaten (aangeduid
met de markering ) voor het papierformaat dat
u wilt plaatsen.
Controleer dat de achterste geleider goed in de
gaten past en dat hij in de juiste gaten is gestoken.
Als de achterste geleider niet goed in de gaten past,
kan niet automatisch worden waargenomen welk
papierformaat is geplaatst. In dat geval dient u de
achterste geleider zo ver mogelijk uit te schuiven en
hem weer op één lijn met de aanduiding van het
door u gebruikte papier te zetten.
7
Zorg dat het papier in een nette stapel ligt en plaats
het (met de te bedrukken zijde naar boven) onder
het lipje.
■ Gebruik nooit papier dat gevouwen, verkreukeld
of kromgetrokken is.
■ Zorg dat al het papier onder het lipje ligt.
■ Plaats nooit te veel papier in de lade.
3 - 14 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
8
Schuif de geleiders aan de zijkant tegen de randen
van het papier.
Als u deze geleiders te strak tegen de randen van
de stapel papier duwt, kan het papier vastlopen. Als
deze geleiders echter te los zijn afgesteld, kan het
papier scheef worden ingevoerd.
9
Houd de papierlade met beide handen vast, zet hem
op één lijn met de opening in de printer en schuif
hem er voorzichtig in.
10
Duw de papierlade helemaal in de printer.
Gebruik geen kracht om de papierlade in de printer
te schuiven. Dit kan de papierlade of het inwendige
van de printer namelijk beschadigen.
Naast de papierlade is een metertje aangebracht dat
aangeeft hoeveel papier er nog in de lade zit. Gebruik
deze meter om te bepalen wanneer er papier moet
worden bijgevuld.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 15
11
Als u afdrukt op A4- of Letter-formaat, moet u de
papiervanger op de bovenklep optillen.
Papier in de multifunctionele lade plaatsen
Volg de onderstaande stappen voor het plaatsen van papier in de multifunctionele lade.
Plaats nooit verschillende papierformaten tegelijk in de multifunctionele lade en vul deze lade alleen bij
wanneer hij leeg is; dit om te voorkomen dat het papier vastloopt.
1
Maak de MF lade open als deze was gesloten.
Voorkom dat de MF lade beschadigd wordt, gebruik
nooit kracht en zet er nooit zware voorwerpen op.
2
Schuif de papiergeleider naar de markering die de
maat van uw papier aangeeft.
Als u op lang papier afdrukt, moet de papiersteun
van de MF lade worden uitgeschoven. Als u op lang
papier afdrukt en deze steun niet uittrekt, kan het
papier vallen of problemen met de doorvoer
veroorzaken.
3 - 16 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
3
Een stapel afdrukmedia, normaal papier,
transparanten, vellen met etiketten en enveloppen
moet altijd worden doorgebladerd alvorens u deze
plaatst.
Het doorbladeren van de stapel helpt te voorkomen
dat het papier vastloopt.
■ Blader de stapel papier door alvorens deze te
plaatsen, ongeacht welke papiersoort u gebruikt.
■ Indien de randen van het papier niet netjes zijn
gesneden en een onregelmatige vorm hebben,
moet u ongeschikte vellen verwijderen alvorens
het papier te plaatsen.
4
Zorg dat het papier in een nette stapel ligt en plaats
het (met de te bedrukken zijde naar beneden) onder
het lipje.
■ Gebruik nooit papier dat gevouwen, verkreukeld
of kromgetrokken is.
■ Plaats nooit te veel papier in de lade.
■ Als u afdrukt op papier dat langer is dan
Legal-papier (356 mm), moeten de vellen een
voor een worden ingevoerd. Als vocht de vellen
aan elkaar doet kleven, kunnen er meerdere
vellen tegelijk worden ingevoerd, hetgeen
storingen of schade aan de printer kan
veroorzaken. Als lang papier wordt ingevoerd,
moet u elk vel met beide handen vasthouden; dit
om te voorkomen dat het scheef wordt
ingevoerd.
5
Bij gebruik van lang papier moeten de
papiergeleiders zorgvuldig tegen de randen van het
papier worden geschoven, zodat er een kleine
speling bestaat tussen de rand van de stapel en de
geleiders.
Als u deze geleiders te strak tegen de randen van
de stapel papier duwt, kan het papier kromtrekken
of vastlopen.
Plaats het papier zodanig, dat het recht in de
papierlade ligt.
Als papier niet juist geplaatst is, kan op de
verkeerde plaats op het vel worden afgedrukt of kan
dit andere fouten veroorzaken.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 17
Op enveloppen, transparanten en papier van afwijkend
formaat (Lang) afdrukken
Kies de instellingen voor enveloppen zorgvuldig, anders wordt de verkeerde kant bedrukt of komt de
tekst op de verkeerde plaats te staan.
Wanneer op transparanten of speciaal papier wordt afgedrukt, dient u de betreffende papiersoort en de
juiste beeldkwaliteit in de printerdriver te selecteren voordat u de printopdracht verzendt.
Als u in Windows® werkt en regelmatig op speciaal papier afdrukt, is het raadzaam om de benodigde
instellingen in het tabblad Gebruikersinstellingen te maken.
Het maken van deze instellingen bespaart u tijd omdat u de driver dan niet voor elke afdruktaak opnieuw
hoeft te configureren. Raadpleeg Help voor informatie over het tabblad Gebruikersinstellingen.
Op enveloppen afdrukken
Voor het afdrukken op enveloppen dient de multifunctionele lade te worden gebruikt.
.Sluit eerst de flap van de enveloppe en plaats hem vervolgens zoals hier afgebeeld.U kunt de volgende
enveloppen gebruiken: Com-10, Monarch, C5 en DL.
■ Gebruik geen enveloppen met tape op de sluiting. Bepaalde voorgelijmde enveloppen kunnen
niet worden bedrukt, afhankelijk van de gebruikte lijm. Wij raden u aan om enveloppen te
gebruiken die speciaal voor laserprinters zijn bedoeld.
■ Gebruik geen enveloppen die groter zijn dan 90 mm breed en 140 mm lang.
■ Enveloppen van inferieure kwaliteit kunnen kreukelen en de afdrukkwaliteit negatief
beïnvloeden.
Deze printer kan de meeste enveloppen bedrukken. Sommige enveloppen hebben echter een speciale
samenstelling en kunnen problemen met de invoer of de afdrukkwaliteit veroorzaken. Een geschikte
enveloppe heeft rechte randen met een scherpe vouw en heeft niet meer dan twee dikten papier langs
de randen. De enveloppe moet plat en stevig zijn, niet "zakachtig". Gebruik alleen enveloppen van goede
kwaliteit en vermeld bij aankoop dat u de enveloppen in een laserprinter zult gebruiken. Het is raadzaam
om alle soorten enveloppen vóór gebruik te testen, zodat u van het gewenste resultaat verzekerd bent.
Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de manier waarop een adres op een enveloppe kan worden
afgedrukt.
Voorbeeld
zo afgedrukt
3 - 18 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
1
Schuif de papiergeleider naar de markering die de maat van uw enveloppe aangeeft.
2
Zorg dat de flap is gesloten, plaats de enveloppe
met de te bedrukken zijde naar beneden en de flap
naar rechts.
3
Verstuur de printopdracht pas via uw software
nadat u de enveloppe in de printer hebt geplaatst.
Maak nu de benodigde instellingen zoals
hieronder in Instellingen in de printerdriver (voor enveloppen) wordt beschreven.
Instellingen in de printerdriver (voor enveloppen)
Instellingen in Windows
TabbladItemInstelling
Papier/UitvoerPapierformaatCom-10
®
Monarch
C5
DL
Hetzelfde als documentformaat (als het documentformaat
U kunt ook op transparanten afdrukken waartussen een vel normaal papier is geplaatst. Raadpleeg
Help voor informatie over het plaatsen van een vel papier tussen transparanten en de verschillende
opties in de printerdriver.
®
Raadpleeg Windows
gebruiken (alleen voor Mac OS
Help gebruiken op pagina 2-9 of De ballon met Help op een Macintosh®
®
8.6-9.2) op pagina 2-12 voor informatie over het gebruik van Help.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 21
Op papier van afwijkend formaat afdrukken
Gebruik de multifunctionele lade als u wilt afdrukken op papier van afwijkend formaat of op ‘lang’ papier,
ma.w. papier dat langer is dan Legal-papier in de afdrukstand Staand (355,6 mm).
De volgende papierformaten zijn geschikt voor gebruik in deze printer:
■ Enkelzijdig afdrukken: breedte 90,0-215,9 mm; lengte 139,7-900,0 mm
■ Tweezijdig afdrukken: breedte 149-215,9 mm; lengte 210-355,6 mm
Papier van afwijkend formaat kan niet zijdelings worden ingevoerd. Dit soort papier dient altijd
in de lengte te worden ingevoerd.
Als u op papier van afwijkend formaat wilt afdrukken, moet dit formaat eerst als een door de gebruiker
gedefinieerd formaat worden ingesteld.
Een afwijkend formaat instellen
Op een Macintosh®-computer moet het afwijkende formaat worden ingesteld wanneer u via uw software
een printopdracht verstuurt. Ga door naar Afdrukken.
In Windows
verstuurt. Hiervoor volgt u de onderstaande procedure. Het volgende voorbeeld is voor Windows
1
Klik in het Startmenu op Printers en faxapparaten.
Het venster Printers wordt geopend.
2
Kies de gewenste printer, klik op de menubalk op Bestand en selecteer Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
3
Klik op het tabblad Standaardinstellingen.
4
Klik op Afwijkend papierformaat.
Het dialoogvenster Afwijkend papierformaat wordt geopend.
5
Selecteer een van de vijf papierformaten.
Raadpleeg Help voor nadere informatie over de
instellingen in het dialoogvenster Afwijkend
papierformaat. Raadpleeg Windows
gebruiken op pagina 2-9 of De ballon met Help op
een Macintosh
8.6-9.2) op pagina 2-12 voor informatie over het
gebruik van Help.
®
moet het afwijkende formaat worden ingesteld voordat u via uw software een printopdracht
®
Help
®
gebruiken (alleen voor Mac OS®
®
XP.
6
Klik als u klaar bent in het dialoogvenster Afwijkend papierformaat op OK.
7
Klik in het dialoogvenster Eigenschappen op OK.
Het afwijkende papierformaat is nu ingesteld.
3 - 22 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
Afdrukken
Volg de onderstaande stappen als u wilt afdrukken op papier van afwijkend formaat (lang papier).
1
Stel de papiergeleider af op de breedte van het
door u gebruikte papier.
2
Schuif het papier met de te bedrukken zijde naar
beneden zo ver in de multifunctionele lade, dat het
de invoeropening net raakt.
3
Verstuur de printopdracht pas via uw software
nadat u het papier in de MF lade hebt geplaatst.
Maak de benodigde instellingen zoals beschreven
onder Instellingen in de printerdriver (voor papier
van afwijkend formaat (lang papier)).
Als u op lang papier afdrukt, moet u het papier
nadat u de printopdracht hebt verzonden,
vasthouden terwijl het in de printer wordt gevoerd.
Instellingen in de printerdriver (voor papier van afwijkend formaat (lang papier))
Instellingen in Windows
TabbladItemInstelling
Papier/UitvoerPapierformaat
®
Een papierformaat dat is geselecteerd bij Afwijkend formaat 1
- Afwijkend formaat 5 in het tabblad Standaardinstellingen
van de printerdriver.
PapierladeMF lade
Instellingen op de Macintosh
DialoogvensterItemInstelling
PapierinstellingenPapier/UitvoerHet papierformaat wordt in het dialoogvenster Afwijkend
Afwijkend
papierformaat
PrinterinstellingenPapierladeMF lade
lang, kortGeef aan welk papierformaat u wilt gaan gebruiken.
®
formaat ingesteld in het vak waar u het formaat van de
pagina opgeeft.
Raadpleeg Help voor nadere informatie over de verschillende opties in de printerdriver.
Raadpleeg Windows
gebruiken (alleen voor Mac OS
®
Help gebruiken op pagina 2-9 of De ballon met Help op een Macintosh®
®
8.6-9.2) op pagina 2-12 voor informatie over het gebruik van Help.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 23
Tweezijdig afdrukken (duplex)
Voor het tweezijdig afdrukken met deze printer volgt u een van de volgende stappen.
■ Bij normaal of dik papier, ongeacht of dit via de papierlade of via de multifunctionele lade wordt
ingevoerd, wordt automatisch tweezijdig afgedrukt als u voordat u de printopdracht verstuurt in
de printerdriver aangeeft dat u tweezijdig wilt afdrukken.
■ Bij dikker papier zoals glanzend papier, kunt u via de multifunctionele lade op de achterkant van
het papier afdrukken, mits de andere kant met deze printer was bedrukt.
Raadpleeg Geschikte papiersoorten op pagina 3-1 voor informatie over de papiersoorten die
aan beide zijden bedrukt kunnen worden.
Als u in Windows® werkt en regelmatig tweezijdig afdrukt, is het raadzaam om de benodigde
instellingen in het tabblad Gebruikersinstellingen te maken. Het maken van deze instellingen
bespaart u tijd omdat u de driver dan niet voor elke afdruktaak opnieuw hoeft te configureren.
Raadpleeg Help voor informatie over het tabblad Gebruikersinstellingen.
Verschillende soorten duplexdruk
Het tweezijdig afdrukken kan op twee manieren worden uitgevoerd: lange zijde inbinden en korte zijde
inbinden. Het resultaat van beide soorten duplex staat hieronder afgebeeld:
F = Voorzijde
R = Achterzijde
Lange zijde inbindenKorte zijde inbinden
R
R
F
F
F
FR
F
F
R
F
F
3 - 24 PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN
Tweezijdig afdrukken (duplex)
Als u normaal papier aan beide zijden wilt bedrukken, moet het papier in de papierlade of de
multifunctionele lade worden geplaatst.
Volg de onderstaande stappen voor het aan beide zijden bedrukken van normaal papier.
1
Bij gebruik van normaal papier (64 - 105 g/m2)
→ a) plaatst u het papier in de lengte in de papierlade.
2
Bij gebruik van dik papier of dikker papier (106 - 216 g/m
→ a) plaatst u het papier in de lengte in de multifunctionele lade.
2
Verstuur de printopdracht pas via uw software nadat u het papier in de juiste lade hebt geplaatst.
Maak nu de benodigde instellingen zoals hieronder in Instellingen in de printerdriver wordt
beschreven.
Instellingen in de printerdriver (voor tweezijdig afdrukken)
Instellingen in Windows
Bij gebruik vanTabbladItemInstelling
a) Normaal papier Papier/UitvoerTweezijdig
b) Dik papier
Dikker papier
Papier/UitvoerPapierladeMF lade
®
Lange zijde inbinden of Korte zijde inbinden
afdrukken
PapiersoortPapier (
PapiersoortPapier (
Papier (163 - 216 g/m
)
64 - 105 g/m2): Normaal papier
106 - 162 g/m2): Dik papier1
2
): Dik papier2
Instellingen op de Macintosh
Bij gebruik vanDialoogvensterItemInstelling
a) Normaal papier Papierinstellingen PapiersoortPapier (
Bij gebruik van papier van afwijkend formaat moeten ook andere zaken aan het papierformaat
worden aangepast. Raadpleeg het vorige onderdeel of Help in de printerdriver voor nadere
informatie over deze instellingen. Raadpleeg Windows
®
met Help op een Macintosh
gebruiken (alleen voor Mac OS® 8.6-9.2) op pagina 2-12 voor informatie
®
Help gebruiken op pagina 2-9 of De ballon
over het gebruik van Help.
Als u de achterkant van speciale papiersoorten wilt bedrukken, dient u voordat u de printopdracht
verstuurt in de printerdriver de benodigde opties in te stellen.
PAPIER PLAATSEN EN PAPIERSOORTEN DIE GEBRUIKT KUNNEN WORDEN 3 - 25
4
Het bedieningspaneel
Overzicht van het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel is voorzien van LED’s, een LCD-scherm en diverse toetsen. Hieronder worden de
namen en functies van de verschillende elementen op het bedieningspaneel besproken.
1. Liquid Crystal Display (LCD)
2. LED’s (Light Emitting Diodes)
3. Toetsen
LED’s
De lampjes geven de printerstatus aan.
NaamStatusOmschrijving
Ready-lampjeGroenGeeft de printstatus aan.
AanBetekent dat de printer geen gegevens ontvangt, of dat hij klaar is om
af te drukken.
KnippertDe printer ontvangt gegevens.
UitEr kan niet worden afgedrukt.
Alarm-lampjeRoodDuidt op een fout.
AanBetekent dat het papier is vastgelopen, of duidt op een ander probleem
dat door de gebruiker kan worden verholpen.
KnippertDuidt op een probleem dat niet door de gebruiker kan worden
verholpen. Neem contact op met uw wederverkoper of met de
klantendienst van Brother.
UitDe printer functioneert normaal.
4 - 1 HET BEDIENINGSPANEEL
Liquid Crystal Display (LCD)
Het LCD-scherm geeft de printerstatus (afdrukscherm) weer, en toont de menu’s voor het configureren
van de printer (menuscherm).
Wat hier wordt weergegeven, is afhankelijk van de printerinstellingen en de geïnstalleerde
toebehoren.
Afdrukscherm
Als de printer op gegevens wacht of bezig is met afdrukken, wordt dit scherm weergegeven. Op het
afdrukscherm staan de volgende gegevens.
Printerstatus
Afdrukken
ParallelLade 1
InvoerpoortPapierlade
NaamOmschrijving
PrinterstatusToont de printerstatus.
Bijvoorbeeld: Even wachten aub, Afdrukken, Klaar v. afdruk
InvoerpoortGeeft aan via welke poort de printer gegevens ontvangt.
Dit scherm wordt gebruikt om de printer te configureren.
Het menuscherm wordt weergegeven als u op de toets Menu drukt. Het eerste scherm ziet er als volgt uit:
Menu
1:Systeem
Raadpleeg Algemene bewerkingen in het menu op pagina 4-4 voor informatie over het menuscherm.
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 2
Toetsen
Met de zeven toetsen op het bedieningspaneel van de printer (Menu, , , , , Form Feed/Set,
Job Cancel/Back) kunt u de meeste bewerkingen uitvoeren en diverse printerinstellingen wijzigen.
De werking van deze toetsen is afhankelijk van het scherm dat wordt weergegeven (het afdrukscherm
of het menuscherm)
NaamAfdrukschermMenuscherm
De toets MenuSchakelt over naar het menuscherm.Sluit het menuscherm en schakelt over
naar het afdrukscherm.
–Hiermee kunt u door de menu’s en de
menuopties bladeren.
–Hiermee schakelt u naar andere
menuniveaus en verplaatst u de cursor
naar een andere parameter.
Als u in een menu eenmaal op drukt,
wordt een menuniveau omlaag gegaan. Als
u in een menu eenmaal op drukt, wordt
een menuniveau omhoog gegaan.
De toets
Form Feed/Set
De toets
Job Cancel/Back
Forceert het afdrukken van de resterende
afdrukgegevens. Raadpleeg De printer
forceren de resterende gegevens af te
drukken (als het afdrukken is onderbroken)
op pagina 5-23 voor meer informatie.
Annuleert het afdrukken. Raadpleeg
Afdrukken annuleren op pagina 2-13 voor
meer informatie.
Selecteert menu’s en menuopties. Gaat
een menuniveau omlaag als er een menu is
geselecteerd. Als er een parameter wordt
weergegeven, wordt deze hiermee
ingesteld.
Gaat een menuniveau omhoog.
4 - 3 HET BEDIENINGSPANEEL
Algemene bewerkingen in het menu
U kunt het menuscherm gebruiken voor het instellen van de energiebesparende stand, de time-out voor
taken, de netwerkinstellingen en voor het configureren van de printer.
Menustructuur en algemene bewerkingen
Er zijn vijf hoofdmenu’s.
Raadpleeg Lijst van menuopties op pagina 4-6 voor informatie over de afzonderlijke menuschermen.
MenuInhoud
1:SysteemDit menu wordt gebruikt voor het instellen van de energiebesparende stand, de
printlog en voor algemene printerfuncties.
2:OnderhoudIn dit menu kan het niet-vluchtige (NV) geheugen worden teruggesteld op de
standaardwaarden, de papierkwaliteit voor normaal papier worden ingesteld, en de
toegang tot bepaalde menu’s worden beperkt.
3:ParallelMet dit menu wordt de parallelle interface geconfigureerd.
4:Rapport/LijstMet dit menu kan de lijst met de printerconfiguratie, de lijst van paneelinstellingen, de
lijst van PCL-fonts en de printlog worden afgedrukt.
5:NetwerkIn dit menu kunt u de netwerkinstellingen maken.
6:USBIn dit menu kunt u de instellingen voor het Adobe-protocol wijzigen.
Elk menu heeft diverse niveaus. U kunt de printer programmeren door de verschillende niveaus te
selecteren en daar de gewenste optie te kiezen.
De printerinstellingen terugstellen
Bijvoorbeeld: De time-out voor taken terugstellen op de standaardinstellingen.
Druk tegelijkertijd op de toetsen en .
Time-out taak
_sec.
1
Druk tegelijkertijd op de toetsen en .
Het volgende scherm wordt geopend.
↓
Time-out taak
↓
Time-out taak
30sec.*
30
sec.
Nadat deze opdracht is uitgevoerd, worden de
standaardinstellingen weer getoond.
2
Druk op toets Form Feed/Set. De parameters zijn nu ingesteld.
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 4
Wat te doen als u een vergissing maakt?
Als u op het bedieningspaneel per ongeluk op een verkeerde toets drukt, kunt u dit als volgt herstellen.
U hebt per ongeluk op de toets Form Feed/Set gedrukt, maar u wilt terug naar het vorige scherm.
Druk op de toets Job Cancel/Back of .
U hebt per ongeluk op de toets gedrukt, maar u wilt terug naar het vorige scherm.
Druk op de toets .
U hebt een vergissing gemaakt en kunt niet terug naar het vorige scherm.
Druk op de toets Menu en voer de instellingen opnieuw in.
U hebt per ongeluk op de toets Form Feed/Set gedrukt en de verkeerde optie ingesteld.
Als de parameter is ingesteld, komt er een * naast te staan.
Als er een * naast een optie staat en u op de toets Job Cancel/Back of drukt, keert u niet terug naar
het vorige scherm. Voer de betreffende instelling opnieuw in.
4 - 5 HET BEDIENINGSPANEEL
Lijst van menuopties
Hier wordt omschreven welke instellingen u in de menu’s kunt wijzigen.
Tijdens het afdrukken kunnen sommige opties in de menuschermen vanaf de computer worden
ingesteld. Als de instellingen die u met de computer maakt niet hetzelfde zijn als de instellingen op de
printer, dan krijgen de instellingen van de computer voorrang.
‘Standaard’ verwijst naar de fabrieksinstellingen van de printer.
Systeeminstellingen
Dit menu wordt gebruikt voor het instellen van de energiebesparende stand, de printlog en voor
algemene printerfuncties.
Stroombesp. na
In de energiebesparende stand gebruikt de printer minder stroom als hij inactief is. In modus 1 wordt het
stroomverbruik van bepaalde onderdelen van de printer gereduceerd.
Als de printer in de energiebesparende modus 1 staat, wordt op het LCD-scherm Gereed/Stand-by
weergegeven. Als de printer in deze stand gegevens ontvangt, duurt het iets langer voordat hij met het
afdrukken begint.
In de onderstaande tabel staan voorbeelden van situaties waarin de printer de energiebesparende stand
afsluit.
Energiebesparende modus 1 wordt afgesloten
• Als er afdrukgegevens worden ontvangen.
• Als er via ‘4 Rapport/Lijst’ een rapport of lijst wordt afgedrukt.
■ Time-out voor modus 1 (standaard: 3 minuten)
Een waarde tussen de 1 en 60 minuten kiezen. Als de hier ingestelde tijd is verstreken, schakelt
de printer automatisch over naar de energiebesparende modus 1.
Alarm: fout
Hier kunt u aangeven of de printer bij een fout al dan niet een hoorbaar signaal moet geven.
■ Ja (standaard)
■ Nee
Het volume van het alarm kan niet worden afgesteld.
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 6
Time-out taak
De functie Time-out taak zorgt dat de printer het verwerken van gegevens afbreekt als de rest van de
gegevens na een bepaalde tijd niet is ontvangen. In geval van een dergelijke time-out worden alleen de
gegevens afgedrukt die op dat moment waren ontvangen.
■ 5 tot 300 seconden (standaard: 30 seconden)
Stel de time-out voor de taak in tussen de 5 en 300 seconden.
■ UIT
De functie Time-out taak wordt uitgeschakeld.
Taal op paneel
Hiermee kunt u instellen in welke taal de meldingen op het bedieningspaneel worden weergegeven.
Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het wijzigen van de taal.
Auto Log Print
Als u wilt dat logs van afdruktaken automatisch worden afgedrukt, moet u deze instelling activeren.
Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
Gebruik het menu ‘4 Rapport/Lijst’ om printlogs af te drukken.
■ Nee (standaard)
De printer drukt de printlogs niet automatisch af.
■ Ja
De printer drukt na 22 afdruktaken automatisch een printlog af.
ID afdrukken
U kunt aangeven of de identificatie van de gebruiker op de pagina’s moet worden afgedrukt.
■ UIT (standaard)
■ Linksboven
■ Rechtsboven
■ Linksonder
■ Rechtsonder
4 - 7 HET BEDIENINGSPANEEL
Tekst afdrukken
Als u Tekst afdrukken instelt op Ja, worden alle gegevens afgedrukt in de vorm waarin ze zijn ontvangen
en worden enige besturingscodes die in het document zijn ingevoegd, genegeerd. Voor de meeste
afdrukomgevingen wordt aangeraden deze optie op Ja in te stellen.
■ Ja (standaard)
De gegevens worden als tekst afgedrukt.
■ Nee
De gegevens worden niet als tekst afgedrukt.
Autom. doorgaan
Als er geen papier zit in de lade die u in de driver hebt opgegeven, wordt het papier ingevoerd uit de lade
met het papierformaat dat het beste overeenkomt met het gespecificeerde formaat.
■ Nee
De printer drukt pas af nadat het gespecificeerde papier is geplaatst.
■ Naaste formaat (standaard)
De printer selecteert het formaat dat het beste overeenkomt met het gespecificeerde formaat,
past de grootte van de afdruktaak aan en drukt af.
■ Groter formaat
De printer selecteert een iets groter formaat dan het gespecificeerde formaat, past de grootte
van de afdruktaak aan en drukt af.
■ Selecteer Naaste
De printer selecteert het formaat dat het beste overeenkomt met het gespecificeerde formaat,
past de grootte van de afdruktaak niet aan en drukt af.
■ Selecteer Groter
De printer selecteert een iets groter formaat dan het gespecificeerde formaat, past de grootte
van de afdruktaak niet aan en drukt af.
PS-foutenrapport
Drukt het PostScript-foutenrapport af wanneer de PostScript-taak niet volledig verwerkt kan worden
binnen de tijd die is ingesteld bij Time-out taak.
■ JA (standaard)
Het foutenrapport wordt afgedrukt.
■ NEE
Het foutenrapport wordt niet afgedrukt.
Time-out PS-taak
Stel in hoe lang een PostScript-taak verwerkt mag worden. Als de PS-taak niet binnen de ingestelde tijd
voltooid kan worden, wordt er een PostScript-fout gemeld. Hoewel u deze instelling zowel in de
printerdriver als via het bedieningspaneel kunt maken, krijgt de instelling van de printerdriver voorrang
op die van het bedieningspaneel als deze twee instellingen niet hetzelfde zijn.
■ 0 tot 900 seconden (standaard: 0 seconden)
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 8
Onderhoud
In deze modus kunt u het niet-vluchtige (NV) geheugen terugstellen en de instellingen voor
papierkwaliteit wijzigen. Verder kunt u deze modus tevens gebruiken om toegang tot bepaalde menu’s
te beperken.
Init NVM
Stelt het niet-vluchtige (NV) geheugen van de printer terug. Hiermee worden alle instellingen van de
printer teruggesteld op de fabrieksinstellingen (standaardinstellingen).
Het niet-vluchtige geheugen bewaart de printerconfiguratie, zelfs wanneer de printer wordt uitgezet.
Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
■ JA
Stelt het niet-vluchtige (NV) geheugen van de printer terug. Als u het niet-vluchtige geheugen
terugstelt, wordt de printer teruggesteld naar de fabrieksinstellingen.
U dient de printer uit en weer aan te zetten om deze standaardwaarden te activeren. Als u
instellingen geconfigureerd hebt, dient u de printer altijd uit en weer aan te zetten.
■ NEE
Het niet-vluchtige geheugen wordt niet teruggesteld en er wordt weer overgeschakeld naar het
menu.
Beveiliging
Indien gewenst kunt u een wachtwoord instellen, zodat toegang tot bepaalde menu’s beperkt wordt. Zo
kunt u voorkomen dat bepaalde instellingen per ongeluk gewijzigd worden.
■ Beveilig paneel (standaard: Nee)
Selecteer ‘AAN’ als u een wachtwoord wilt instellen.
■ WW wijzigen
Stel een 4-cijferig wachtwoord in.
Als u het wachtwoord vergeten bent, dient u het niet-vluchtige geheugen terug te stellen. Raadpleeg
Init NVM op pagina 4-9.
F/W (firmware) downloaden
■ Accepteren
Accepteer het downloaden.
■ Verwerpen (standaard)
Wijs het downloaden af.
Raadpleeg uw systeembeheerder alvorens u deze instelling wijzigt.
4 - 9 HET BEDIENINGSPANEEL
Huidige inst.BTR
Als voor het duplexprinten ander papier dan het aanbevolen papier wordt gebruikt, kan de afdrukkwaliteit
te wensen overlaten. U kunt de kwaliteit verbeteren door deze instelling te wijzigen in overeenstemming
met het printmateriaal dat u gebruikt.
■ Normaal papier
■ Normaal papier (Achterkant)
■ Normaal papier (Hoogglanzend)
■ Normaal papier (Hoogglanzend en Achterkant)
■ Dik papier 1
■ Dik papier 1 (Achterkant)
■ Dik papier 2
■ Dik papier 2 (Achterkant)
■ Glanzend papier
■ Glanzend papier (Achterkant)
Standaardinstelling voor Huidige inst.BTR is 0.
Huidige inst.BTR kan worden ingesteld van -20 tot +30.
Als er witte vlekken op de afdruk staan, dient u de instelling in de richting -20 te wijzigen.
Als de afdruk er blauwachtig uitziet of er toner geknoeid is, dient u de instelling in de richting +30 te
wijzigen.
PHD kalibreren
Als u de printer instelt of de printkopcartridge verwisselt, zal de printer de kleurregistratie automatisch
afstellen.
■ AAN (standaard)
■ UIT
De functie wordt uitgeschakeld.
KleurRegiCorrect
Gebruik KleurRegiCorrect voor het afdrukken van het schema voor correctie van kleurregistratie. Nadat
u de printer hebt geïnstalleerd of verplaatst, dient u het schema voor correctie van de kleurregistratie af
te drukken en de kleurregistratie af te stellen, zodat kleuren correct worden afgedrukt.
■ Autom. (standaard)
De kleurregistratie wordt automatisch afgesteld.
■ Correctieschema
Drukt het gecorrigeerde kleurregistratieschema af.
■ Nummer invoeren
Voer de waarden voor het afstellen van de kleurregistratie in.
Het kleurregistratieschema wordt op A4- of Letter-papier afgedrukt. (Welk papierformaat wordt
gebruikt, is afhankelijk van het land waar u de printer hebt gekocht.) Plaats het A4-of Letter-papier in
de lengte in de papierlade.
Raadpleeg Kleurregistratie afstellen op pagina 1-1 voor meer informatie hierover.
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 10
Parallel
Met dit menu wordt de parallelle interface geconfigureerd.
ECP
Gebruik ECP om de ECP-communicatiemodus van de parallelle interface te configureren.
■ Ingeschakeld (standaard)
De printer ontvangt gegevens in ECP-modus.
■ Uitgeschakeld
De printer ontvangt geen gegevens in de ECP-modus.
Adobe-protocol
Voor het instellen van het Adobe-protocol hebt u de keuze uit:
■ Autom.
■ Standaard
■ BCP
■ TBCP (standaard)
4 - 11 HET BEDIENINGSPANEEL
Rapport/Lijst
Gebruik Rapport/Lijst om rapporten en lijsten af te drukken.
Rapporten en lijsten worden op A4- of Letter-papier afgedrukt. (Welk papierformaat wordt gebruikt,
is afhankelijk van het land waar u de printer hebt gekocht.) Plaats A4-of Letter-papier in de lengte in
de papierlade.
Printerinstell.
Dit is een lijst van de geïnstalleerde hardware en een overzicht van de configuratie.
Raadpleeg Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen op pagina 7-18 voor een voorbeeld
van het overzicht van de printerconfiguratie.
Paneelinstelling
Dit is een gedetailleerde lijst van alle instellingen in de menu’s van het bedieningspaneel.
PCL-fontlijst
Dit is een lijst van de beschikbare PCL-datafonts.
Log afdrukken
Hiermee wordt een gedetailleerde lijst van de verwerkte afdruktaken afgedrukt (maximaal 22). Gebruik
deze lijst om te controleren of taken zonder fouten zijn afgedrukt.
Raadpleeg De printlog controleren op pagina 7-19 voor een voorbeeld van de log van printtaken.
PS-fontlijst (PostScript)
Dit is een lijst van de beschikbare PS-datafonts.
Demo.pagina
Drukt de demonstratiepagina af.
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 12
Netwerk
Hier kunt u de netwerkinstellingen wijzigen.
■ De netwerkinstellingen kunnen niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
■ U dient de printer uit en weer aan te zetten om de instellingen te activeren. Als u instellingen
geconfigureerd hebt, dient u de printer altijd uit en weer aan te zetten.
Ethernet
Hier kunt u de snelheid en modus van de Ethernet-communicatie instellen.
■
Autom. (standaard)
10Base-T Half, 10Base-T Full, 100Base-TX Half of 100Base-TX Full wordt automatisch geselecteerd.
■ 10Base/Half
■ 10Base/Full
■ 100Base/Half
■ 100Base/Full
TCP/IP
Hier kunt u de TCP/IP-instellingen maken. Dit menu bevat de volgende opties:
■ IP-adres inst.
Selecteer op welke wijze het IP-adres moet worden ingesteld. De volgende parameters zijn
beschikbaar:
DHCP (standaard)
Het IP-adres wordt opgevraagd bij een DHCP-server op het netwerk.
Paneel
Gebruik deze optie als het IP-adres via het bedieningspaneel moet worden ingesteld.
■ IP-adres
Gebruik deze optie om het IP-adres in te stellen.
[aaa.bbb.ccc.ddd]
Stel aaa, bbb, ccc en ddd in op 0 tot 255.
Het volgende kan niet worden gebruikt:
224.xxx.xxx.xxx of 255.xxx.xxx.xxx
127.xxx.xxx.xxx
■ Deze instellingen worden genegeerd als u bij IP-adres inst. de optie DHCP selecteert. Selecteer bij
IP-adres inst. de optie Paneel om deze instellingen te activeren.
■ Als u een verkeerd IP-adres opgeeft, kan dat zijn weerslag op het hele netwerk hebben. Raadpleeg
uw systeembeheerder alvorens een IP-adres in te stellen.
■ Subnetmasker
Hier kunt u het adres van het subnetmasker instellen.
[aaa.bbb.ccc.ddd]
Gebruik 0,128, 192, 224, 240, 248, 252, 254 of 255 voor aaa, bbb, ccc en ddd.
4 - 13 HET BEDIENINGSPANEEL
■ Gateway-adres
Gebruik deze optie om het gateway-adres in te stellen.
[aaa.bbb.ccc.ddd]
Stel aaa, bbb, ccc en ddd in op 0 tot 255.
Het volgende kan niet worden gebruikt:
224.xxx.xxx.xxx of 255.xxx.xxx.xxx
127.xxx.xxx.xxx
IPX-frametype
Als u de printer in een IPX/SPX(NetWare)-omgeving gebruikt, dient u een frametype in te stellen.
■ Autom. (standaard)
Het frametype wordt automatisch ingesteld.
■ 802.3
Stel dit in als u het frametype IEEE 802.3 wilt gebruiken.
■ 802.2
Stel dit in als u het frametype IEEE 802.3/802.2 wilt gebruiken.
■ SNAP
Stel dit in als u het frametype IEEE 802.3/802.2/SNAP wilt gebruiken.
■ Ethernet-II
Stel dit in als u het frametype Ethernet-II wilt gebruiken.
Protocol
Selecteer voor elke optie ‘Ingeschakeld’ of ‘Uitgeschakeld’ om deze te activeren of te deactiveren.
■ LPD (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van TCP/IP stelt u LDP in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met LPD (LPR),
of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
■ Port 9100 (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van TCP/IP stelt u Port 9100 in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met port
9100 (Raw Data Socket), of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt
gebruiken.
■ IPP (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van TCP/IP stelt u IPP in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met IPP (Internet
Printing Protocol), of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
Beschikbaar met Windows
■ NetBIOS TCP/IP (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van NetBIOS (Windows-netwerk) met TCP/IP als transportprotocol, stelt u NetBIOS
TCP/IP in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met NetBIOS, of stel deze optie in op
‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
■ NetBEUI (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van NetBIOS (Windows-netwerk) met NetBEUI als transportprotocol, stelt u NetBIOS
NetBEUI in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met NetBIOS, of stel deze optie in op
‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
®
2000/XP en Windows® Me.
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 14
■ NetWare (standaard: Ingeschakeld)
Stel NetWare in op ‘Ingeschakeld’ als u wilt afdrukken in een NetWare-systeem, of stel deze
optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
■ AppleTalk (standaard: Ingeschakeld)
Stel AppleTalk in op ‘Ingeschakeld’ als u wilt afdrukken in een AppleTalk-systeem, of stel deze
optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
IP-filter
Met deze optie kunt u de ontvangst van gegevens die van bepaalde locaties afkomstig zijn, blokkeren.
Als u een bepaald IP-adres wilt blokkeren, geeft u het IP-adres in ‘Adres filter X’ (X is een nummer tussen
1 en 5) en het subnetmasker in ‘Masker filter X’ op als nummers tussen 0 en 255. Selecteer voor dit
adres bij ‘Modus filter X’ de optie ‘UIT’ (standaard), ‘Verwerpen’ of ‘Accepteren’.
U kunt maximaal 5 adressen filteren. Filter 1 heeft voorrang op alle andere filters. Bij het opstellen van
filters voor adressen dient u de adressen derhalve in oplopende volgorde in te stellen, van filter 1 t/m
filter 5.
■ U kunt het IP-filter ook instellen door via een webbrowser verbinding met de printer te maken. Voor
gedetailleerde voorbeelden over deze instellingen, verwijzen wij u naar de netwerkhandleiding op de
cd-rom.
■ Raadpleeg De printerstatus via uw computer bevestigen op pagina 7-20 voor meer informatie over
beheer via het web.
Init NVM
Hiermee wordt het niet-vluchtige geheugen van de netwerkkaart (oftewel de afdrukserver) teruggesteld.
Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
■ JA
Stelt het niet-vluchtige (NV) geheugen van de netwerkkaart terug. Als het niet-vluchtige geheugen wordt
teruggesteld, worden de opties in het menu ‘5.Netwerk’ teruggesteld op hun standaardwaarden.
U dient de printer uit en weer aan te zetten om deze standaardwaarden te activeren. Als u instellingen
geconfigureerd hebt, dient u de printer altijd uit en weer aan te zetten.
■ NEE
Het niet-vluchtige geheugen wordt niet teruggesteld en er wordt weer overgeschakeld naar het
menu.
Adobe-protocol
Voor het instellen van het Adobe-protocol hebt u de keuze uit:
■ Autom. (standaard)
■ Standaard
■ BCP
■ TBCP
■ RAW
4 - 15 HET BEDIENINGSPANEEL
USB
Adobe PS-protocol
Voor het instellen van het Adobe-protocol hebt u de keuze uit:
■ TBCP (standaard)
■ RAW
■ Standaard
■ BCP
HET BEDIENINGSPANEEL 4 - 16
5
Problemen oplossen
Lees dit hoofdstuk door om te leren hoe u problemen met deze printer kunt verhelpen.
Als het ernaar uitziet dat u het probleem niet kunt verhelpen
Zet de printer uit, haal de stekker uit het stopcontact en neem contact op met uw wederverkoper of met
de klantendienst van Brother.
WAARSCHUWING
Dit apparaat mag op generlei wijze worden gewijzigd, daar dit brand of een elektrische schok kan
veroorzaken.
LET OP
Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact alvorens onderhoudswerkzaamheden aan de
printer uit te voeren. Als u nalaat de printer uit te zetten en de stekker uit het stopcontact te halen, kan
dit brand of een elektrische schok veroorzaken.
5 - 1 PROBLEMEN OPLOSSEN
Problemen met de voeding
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Geen voedingStaat de printer uit?Druk de kant van de schakelaar met de
De printer wordt
regelmatig
uitgeschakeld
markering I in om de printer
Raadpleeg De printer aan- en uitzetten op
pagina 2-4.
Is het netsnoer losgekomen of afgesloten? Zet de printer uit en sluit het netsnoer goed
aan. Zet de printer weer aan.
Is de printer op een geschikt stopcontact
aangesloten?
Is het netsnoer losgekomen of afgesloten? Zet de printer uit en sluit het netsnoer goed
De printer is defect.Zet de printer onmiddellijk uit, haal de
Sluit de printer aan op een stopcontact dat
beslist werkt. Sluit geen andere apparatuur
op dit stopcontact aan. Sluit de printer niet
aan op een extra voedingsuitgang aan de
achterkant van een computer.
aan. Zet de printer weer aan.
stekker uit het stopcontact en neem contact
op met uw wederverkoper of met de
klantendienst van Brother.
aan te zetten.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5 - 2
Problemen met afdrukken
Lampjes branden, knipperen of zijn uit
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Het Alarm-lampje
brandt
Het Alarm-lampje
knippert
Het Ready-lampje is
uit
Het Ready-lampje
brandt niet en
knippert niet als er
een printopdracht is
verzonden
Staat er een foutmelding op het
LCD-scherm?
Er is een probleem opgetreden dat niet
door de gebruiker kan worden verholpen.
Wordt op het LCD-scherm het menuscherm
weergegeven?
Is de parallelle, USB- of
Ethernet-interfacekabel losgekomen of
afgesloten?
Is de netwerkkaart losgekomen? Zet de printer uit en installeer de
Voldoet de parallelle, USB- of
Ethernet-interfacekabel aan de vereiste
printerspecificaties?
Is de computer goed geconfigureerd?Controleer de volgende instellingen op uw
Is het IP-adres van de printer correct? (Bij
gebruik van TCP/IP.)
Lees de melding en volg de instructies om
het probleem te verhelpen.
Raadpleeg Wat te doen als er een foutmelding wordt weergegeven op pagina
5-16.
Noteer de foutcode die op het LCD-scherm
wordt weergegeven, zet de printer
onmiddellijk uit, haal de stekker uit het
stopcontact en neem contact op met uw
wederverkoper of met de klantendienst van
Brother.
Druk op het bedieningspaneel op de toets
Menu om terug te keren naar het
afdrukscherm.
Raadpleeg Toetsen op pagina 4-3.
Zet de printer uit en controleer de
interfacekabel. Sluit deze zo nodig opnieuw
aan.
netwerkkaart opnieuw in de printer.
Gebruik alleen de aanbevolen parallelle of
USB-interfacekabels met deze printer.
10Base-T en 100Base-TX
Ethernet-interfacekabels zijn compatibel
met deze printer. Gebruik twisted-pair
kabels die geschikt zijn voor
netwerkaansluitingen. Voor de beste
prestaties raden wij het gebruik van een
Categorie 5 100Base-TX Ethernet-kabel
aan.
computer en configureer onjuiste
instellingen opnieuw.
• Controleer dat de juiste printerdriver voor
uw besturingssysteem is geïnstalleerd.
• Controleer dat de poort in de printerdriver
goed is ingesteld.
Vraag uw systeembeheerder om een geldig
IP-adres. Controleer het IP-adres aan de
hand van de lijst met de printerconfiguratie.
5 - 3 PROBLEMEN OPLOSSEN
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Het Ready-lampje
brandt niet en
knippert niet als er
een printopdracht is
verzonden
Het Ready-lampje
brandt of knippert,
maar de afdrukken
worden niet uit de
printer uitgevoerd
Is de printer geconfigureerd voor gebruik
over een netwerk? (Bij gebruik van een
netwerk.)
Er is een probleem op het netwerk. (Bij
gebruik van een netwerk.)
Staat de printer uit?Druk de kant van de schakelaar met de
Misschien zitten er nog gegevens in de
printer.
Druk de lijst met de printerconfiguratie af
om de netwerkinstellingen te controleren.
Corrigeer onjuiste instellingen.
Raadpleeg de netwerkhandleiding op de
cd-rom.
Controleer dat de printer aanstaat en voer
op de computer de printopdracht nogmaals
uit.
Is het probleem nu niet verholpen, neem
dan contact op met uw systeembeheerder.
markering I in om de printer aan te zetten.
Raadpleeg De printer aan- en uitzetten op
pagina 2-4.
Annuleer de afdruktaak of forceer de printer
om de resterende gegevens af te drukken.
Raadpleeg Afdrukken annuleren op pagina
2-13.
Kan niet afdrukken in Windows
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
De printer drukt niet af Voorbeeld voor Windows
Wordt in het printervenster de melding
Afdrukken onderbreken
weergegeven?
Staat de printer uit?Druk de kant van de schakelaar met de
Is de parallelle, USB- of
Ethernet-interfacekabel losgekomen of
afgesloten?
®
XP:
Als het afdrukken vanwege een fout wordt
onderbroken, schakelt de printer soms over
naar de status Afdrukken onderbreken. Volg de onderstaande
procedure om deze status op te heffen.
1. Klik in het Startmenu op Printers en
faxapparaten.
2. Dubbelklik op de printer in kwestie.
3. Klik in het printervenster op het
printermenu.
4. Als in het Printermenu de optie
Afdrukken onderbreken is
geselecteerd, klikt u daarop om dit de
deselecteren.
markering I in om de printer aan te zetten.
Raadpleeg De printer aan- en uitzetten op
pagina 2-4.
Zet de printer uit en controleer de
interfacekabel. Sluit deze zo nodig opnieuw
aan en zet de printer weer aan.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5 - 4
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Kan niet afdrukken
met TCP/IP
Op het
computerscherm
wordt een
foutmelding
weergegeven
Is het IP-adres van de printer juist
ingesteld? (Bij gebruik van TCP/IP.)
Is er een ontvangstfilter geactiveerd?Vraag uw systeembeheerder of er
Er is een printerfout opgetreden.Lees de melding en volg de instructies om
Het IP-adres is misschien veranderd.
Raadpleeg uw systeembeheerder en stel
het juiste IP-adres in.
Controleer het huidige IP-adres aan de
hand van de lijst met de printerconfiguratie.
misschien een ontvangstfilter is
geactiveerd.
het probleem te verhelpen.
Kan niet afdrukken vanaf een Macintosh
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
De printer staat niet
in het kiezervenster
Op het
computerscherm
wordt een
foutmelding
weergegeven
Staat de printer uit?Druk de kant van de schakelaar met de
Is de USB- of Ethernet-interfacekabel
losgekomen of afgesloten?
Is de netwerkkaart losgekomen of
afgesloten?
Zijn de zone- en printernamen juist?De zone- en printernamen kloppen
Gebruikt u het juiste Mac OS
Er is een printfout opgetreden.Lees de melding en volg de instructies om
®
? Druk af via een computer met een
®
-computer
markering I in om de printer aan te zetten.
Raadpleeg De printer aan- en uitzetten op
pagina 2-4.
Zet de printer uit en controleer de
interfacekabel. Sluit deze zo nodig opnieuw
aan en zet de printer weer aan.
Zet de printer uit, installeer de netwerkkaart
opnieuw in de printer en zet de printer weer
aan.
misschien niet. Vraag uw
systeembeheerder om de juiste
instellingen.
Controleer de huidige printerinstellingen
aan de hand van de lijst met de
printerconfiguratie.
Raadpleeg Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen op pagina
7-18.
besturingssysteem dat compatibel is met
deze printer. Deze printer ondersteunt
Mac OS
het probleem te verhelpen.
®
8.1 t/m Mac OS®X.
5 - 5 PROBLEMEN OPLOSSEN
Problemen met de afdrukkwaliteit
Er worden blanco of helemaal zwarte pagina’s uitgevoerd
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Er wordt niets
afgedrukt
Misschien worden er twee of meerdere
vellen tegelijk ingevoerd.
De printkopcartridge is oud of beschadigd.Vervang de printkopcartridge.
De voedingseenheid is defect.Neem contact op met uw wederverkoper of
Neem de stapel papier uit de lade, blader
hem door en leg hem terug.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
met de klantendienst van Brother.
De uitgevoerde
vellen zijn helemaal
zwart
De printkopcartridge is oud of beschadigd.Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
De voedingseenheid is defect.Neem contact op met uw wederverkoper of
met de klantendienst van Brother.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5 - 6
Vage of bevlekte afdrukken, witte (ontbrekende) delen, kreukels,
onduidelijke delen
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Vage afdrukkenGebruikt u geschikte media om op af te
drukken?
Is het papier vochtig?Vervang het papier.
De printkopcartridge is oud of beschadigd.Vervang de printkopcartridge.
Is de tonerbespaarstand geactiveerd in de
printerdriver?
De voedingseenheid is defect.Neem contact op met uw wederverkoper of
Er staan vlekken op
de afdruk
Gebruikt u geschikte media om op af te
drukken? Gebruikt u voorbedrukt of
inkjet-papier?
De printkopcartridge is oud of beschadigd.Vervang de printkopcartridge.
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Raadpleeg Geschikte en ongeschikte papiersoorten op pagina 3-1
Raadpleeg Papier plaatsen op pagina 3-7.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
Deactiveer de tonerbespaarstand in het
tabblad Afbeeldingen (Windows
dialoogvenster Algemeen (Macintosh
van de printerdriver.
Raadpleeg Help.
met de klantendienst van Brother.
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Raadpleeg Geschikte en ongeschikte papiersoorten op pagina 3-1.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
®
) of in het
®
)
Verticale zwarte
strepen
Vlekken op
regelmatige afstand
5 - 7 PROBLEMEN OPLOSSEN
De printkopcartridge, transferrolcartridge of
fuser is oud of beschadigd.
Vuil in het papierpad.Druk een aantal blanco pagina’s af.
De printkopcartridge, transferrolcartridge of
fuser is oud of beschadigd.
Controleer de printkopcartridge,
transferrolcartridge en fuser en vervang
deze zo nodig.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
Raadpleeg De transferrolcartridge
(TR-11CL) vervangen op pagina 7-10.
Raadpleeg De fuser (FP-12CL) vervangen
op pagina 7-13.
Controleer de printkopcartridge,
transferrolcartridge en fuser en vervang
deze zo nodig.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
Raadpleeg De transferrolcartridge
(TR-11CL) vervangen op pagina 7-10.
Raadpleeg De fuser (FP-12CL) vervangen
op pagina 7-13
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
De inkt vlekt als
erover wordt
gewreven
Is het papier vochtig?Vervang het papier.
Raadpleeg Papier plaatsen op pagina 3-7.
Gebruikt u geschikte media om op af te
drukken?
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Raadpleeg Geschikte en ongeschikte papiersoorten op pagina 3-1.
Haarfijne lijntjes
rondom zwarte
halftonen
Schaduw rondom
vlakken met diep
zwarte tinten
Vage afdruk van
vorige pagina
Het papier is te lang zonder verpakking
opgeslagen (vooral in een droge
omgeving).
Gebruikt u geschikte media om op af te
drukken?
De transferrolcartridge is oud of
beschadigd.
Hebt u een Adobe Illustrator-bestand
afgedrukt terwijl de optie voor het
registratiesymbool in de PostScript-driver
geselecteerd was:?
Vervang het papier.
Raadpleeg Papier plaatsen op pagina 3-7.
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Vervang de transferrolcartridge.
Raadpleeg De transferrolcartridge
(TR-11CL) vervangen op pagina 7-10.
Selecteer de instelling AI Registratiekleur
in de printerdriver.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5 - 8
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Witte vlekken in
vlakken met diep
zwarte tinten
Gebruikt u geschikte media om op af te
drukken?
Is het papier gevouwen of verkreukeld?
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Raadpleeg Geschikte en ongeschikte papiersoorten op pagina 3-1
De printkopcartridge is oud of beschadigd.Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
Onjuiste kleuren aan
de rand van de
afdruk
Is de kleurregistratie juist afgesteld?Stel de kleurregistratie af.
Raadpleeg Kleurregistratie afstellen op
pagina 1-1.
Ontbrekende delenIs het papier vochtig?Vervang het papier.
Raadpleeg Papier plaatsen op pagina 3-7.
Gebruikt u geschikte media om op af te
drukken?
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Is de transferrolcartridge of fuser goed in de
printer geïnstalleerd?
Controleer dat de transferrolcartridge of
fuser goed is geïnstalleerd.
Raadpleeg De transferrolcartridge (TR-11CL) vervangen op pagina 7-10.
Raadpleeg De fuser (FP-12CL) vervangen
op pagina 7-13.
Er ontbreken delen in
de lengte
Is de printkopcartridge goed in de printer
geïnstalleerd?
De printkopcartridge, transferrolcartridge of
fuser is oud of beschadigd.
5 - 9 PROBLEMEN OPLOSSEN
Controleer dat de printkopcartridge goed is
geïnstalleerd.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
Controleer de printkopcartridge,
transferrolcartridge en fuser en vervang
deze zo nodig.
Raadpleeg De printkopcartridge (PH-12CL) vervangen op pagina 7-5.
Raadpleeg De transferrolcartridge (TR-11CL) vervangen op pagina 7-10.
Raadpleeg De fuser (FP-12CL) vervangen
op pagina 7-13.
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Als tweezijdig wordt afgedrukt op papier
anders dan het aanbevolen papier, komen
er witte vlekken op de afdruk te staan.
Stel Huidige inst.BTR via het
bedieningspaneel af op de papiersoort die u
gebruikt.Raadpleeg Huidige inst.BTR op
pagina 4-10.
Bij het tweezijdig afdrukken komen er witte
vlekken op de afdruk te staan.
Huidige inst.BTR is misschien niet voor alle
mediatypen op 0 ingesteld.
Stel Huidige inst.BTR. voor elke papiersoort
via het bedieningspaneel in op 0.
Raadpleeg Huidige inst.BTR op pagina
4-10.
Als tweezijdig wordt afgedrukt op papier
anders dan het aanbevolen papier, staan er
tonervlekken op de afdruk en is het beeld
vaag.
Als tweezijdig wordt afgedrukt op het
aanbevolen papier, staan er tonervlekken
op de afdruk en is het beeld vaag.
Als tweezijdig wordt afgedrukt op papier
anders dan het aanbevolen papier, zien de
afdrukken er blauwachtig uit.
Als tweezijdig wordt afgedrukt op het
aanbevolen papier, zien de afdrukken er
blauwachtig uit.
Stel Huidige inst.BTR via het
bedieningspaneel af op de papiersoort die u
gebruikt.. Raadpleeg Huidige inst.BTR op
pagina 4-10.
Huidige inst.BTR is misschien niet voor alle
mediatypen op 0 ingesteld.
Stel Huidige inst.BTR. voor elke papiersoort
via het bedieningspaneel in op 0.
Raadpleeg Huidige inst.BTR op pagina
4-10.
Stel Huidige inst.BTR via het
bedieningspaneel af op de papiersoort die u
gebruikt.Raadpleeg Huidige inst.BTR op
pagina 4-10.
Huidige inst.BTR is misschien niet voor alle
mediatypen op 0 ingesteld.
Stel Huidige inst.BTR. voor elke papiersoort
via het bedieningspaneel in op 0.
Raadpleeg Huidige inst.BTR op pagina
4-10.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5 - 10
ProbleemMogelijke oorzaakWat te doen
Verkreukeld papierIs het papier vochtig?Vervang het papier.
Raadpleeg Papier plaatsen op pagina 3-7.
Gebruikt u geschikte media om op af te
drukken?
Gebruikt u verkreukeld papier?
Gebruik het aanbevolen formaat en type,
en controleer de instellingen in de
printerdriver.
Raadpleeg Geschikte en ongeschikte papiersoorten op pagina 3-1.
Is de papierlade goed in de printer
Duw de papierlade helemaal in de printer.
geplaatst?
Is er papier of iets anders in de printer
vastgelopen?
Zet de printer uit en verwijder het
vastgelopen papier of voorwerp.
Als u het vastgelopen materiaal niet kunt
verwijderen, dient u contact op te nemen
met uw wederverkoper of met de
klantendienst van Brother. Probeert u niet
om de printer zelf uit elkaar te halen.
Is de transferrolcartridge of fuser goed in de
printer geïnstalleerd?
Controleer dat de transferrolcartridge en
fuser goed zijn geïnstalleerd.
Raadpleeg De transferrolcartridge (TR-11CL) vervangen op pagina 7-10.
Raadpleeg De fuser (FP-12CL) vervangen
op pagina 7-13.
Scheve afdruk,
afdruk op verkeerde
plaats
Zijn de papiergeleiders in de papierlade
goed afgesteld?
Zet de papiergeleiders aan de zijkanten en
de achterkant van de papierlade in de juiste
stand.
Raadpleeg Papier in de papierlade
plaatsen op pagina 3-7.
Raadpleeg A5-papier in de papierlade
plaatsen / I.p.v. A5 een ander
papierformaat gebruiken op pagina 3-10.
Is de papiergeleider in de multifunctionele
lade in het gat met de juiste markering
gestoken?
Steek de papiergeleider in de
multifunctionele lade in het juiste gat.
Raadpleeg Papier in de multifunctionele
lade plaatsen op pagina 3-16.
Hebt u de A5-adapter geïnstalleerd toen u
A5-papier in de papierlade plaatste?
Controleer dat de A5-adapter goed is
geïnstalleerd, naast de achterste geleider in
de papierlade.
Raadpleeg A5-papier in de papierlade
plaatsen / I.p.v. A5 een ander
papierformaat gebruiken op pagina 3-10.
5 - 11 PROBLEMEN OPLOSSEN
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.