Brother HL-1870N Network User's Guide

Page 1
Muullttii--pprroottooccooll aaffddrruukksseerrvveerr
M
Neett
N
weerrkkhhaannddlleeiiddiinngg
w
Lees deze handleiding a.u.b. aandachtig door voordat u de printer gaat gebruiken. U kunt deze handleiding op elk gewenst moment via de CD-ROM bekijken of afdrukken. Bewaar de CD-ROM op een veilige plaats, zodat u deze desgewenst snel kunt raadplegen.
Op het Brother Solutions Center ( over deze printer. Download de meest recente drivers en hulpprogramma’s voor uw printers, lees de veelgestelde vragen en de tips voor het oplossen van problemen, of raadpleeg 'Solutions' en 'Customer Education' voor speciale informatie over het afdrukken met deze printer.
Sommige modellen van Brother zijn standaard geschikt voor gebruik in een netwerk, maar bij gebruik van sommige printers is een los verkrijgbaar netwerkpakket nodig.
http://solutions.brother.com
) vindt u alle benodigde informatie
Versie 0
Page 2
Handelsmerken
Brother is een gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd.
HP, HP/UX, JetDirect en JetAdmin zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. DEC, DEC server, VMS, LAT, en ULTRIX zijn handelsmerken van Digital Equipment Corporation. UNIX is een handelsmerk van UNIX Systems Laboratories. Ethernet is een handelsmerk van Xerox Corporation. Postscript is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Netware is een handelsmerk van Novell, Inc. Apple, Macintosh, LaserWriter en AppleTalk zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. IBM, LAN Server en AIX zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation. LAN Manager, Windows en MS-DOS zijn handelsmerken van Microsoft Corporation. VINES is een handelsmerk van Banyan Systems Inc.
Alle andere merknamen en productnamen die in deze handleiding worden gebruikt, zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van de desbetreffende bedrijven.
Samenstelling en publicatie
Deze handleiding is samengesteld en gepubliceerd onder supervisie van Brother Industries, Ltd. De nieuwste productgegevens en specificaties zijn in deze handleiding verwerkt.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van het product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Brother behoudt zich het recht voor om de specificaties en de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. Brother is niet verantwoordelijk voor enige schade, met inbegrip van gevolgschade, voortvloeiend uit het gebruik van deze handleiding of de daarin beschreven producten, inclusief maar niet beperkt tot zetfouten en andere fouten in deze publicatie.
©2002 Brother Industries Ltd.
Vervoer van de afdrukserver
Het is raadzaam om de afdrukserver zorgvuldig te verpakken voordat u hem vervoert; dit om schade tijdens het transport te voorkomen. Wij adviseren u om het originele verpakkingsmateriaal te bewaren.
Zorg er bovendien voor dat de afdrukserver tijdens het vervoer verzekerd is
.
WAARSCHUWING
Plaats de
afdrukserver in een antistatische zak
voordat u hem gaat vervoeren; dit om beschadiging van het
product te voorkomen.
i
Page 3
Technische en operationele hulp vindt u op de Brother-Website op http://www.brother.com
Hebt u opmerkingen of suggesties, laat het ons dan weten op een van de volgende adressen:
In Europa European Technical Services 1 Tame Street Audenshaw Manchester, M34 5JE UK
In de Verenigde Staten Printer Customer Support Brother International Corporation 15 Musick Irvine, CA 92718
In CANADA Brother International Corporation (Canada), Ltd.
- Marketing Dept. 1, rue Hôtel de Ville Dollard-des-Ormeaux, PQ, Canada H9B 3H6
Fax-Back-systeem
Brother Customer Service heeft een gebruiksvriendelijk Fax-Back-systeem geïnstalleerd zodat u een direct antwoord ontvangt op algemene technische vragen of productinformatie over alle Brother-producten. Dit systeem is beschikbaar 24 uur per dag, 7 dagen per week. U kunt het systeem gebruiken om informatie te sturen naar een willekeurige faxmachine, niet alleen naar de faxmachine waarvandaan u de informatie aanvraagt. Bel het nummer 1-800-521-2846 (USA) of 1-800-681-9838 (Canada) en volg de gesproken instructies om via de fax instructies te ontvangen over hoe het systeem werkt, en hoe u uw Fax-Back-onderwerpen kunt opvolgen.
DEALER/SERVICECENTRA (alleen in USA)
Wilt u de naam van een erkend dealer of servicecentrum, bel het nummer 1-800-284-4357.
SERVICECENTRA (alleen in Canada)
Wilt u het adres van een servicecentrum in Canada, bel het nummer 1-800-853-6660
INTERNET-ADRES
Voor technische vragen en om drivers te downloaden: http://www.brother.com en
http://solutions.brother.com
ii
Page 4

INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK EEN FDRUK KEN OP UNIX-SYSTEMEN AFDRUKKEN OP UNIX/LINUX-SYSTEMEN VIA TCP/IP:
Overzicht 1-1
TCP/IP 1-2
TCP/IP UNIX-host configureren 1-3
Linux configureren 1-6
HP/UX configureren 1-7
IBM RS/6000 AIX configureren 1-8
Sun Solaris 2.x configureren 1-9
SCO UNIX configureren 1-10
DEC TCP/IP servers voor VMS(UCX) 1-11
TGV's Multinet 1-11
Wollongong's PATHWAY 1-11
IBM AS/400 1-11
Andere systemen 1-13
Andere bronnen van informatie 1-13
iii
Page 5
HOOFDSTUK TWEE AFDRUKKEN VIA TCP/IP AFDRUKKEN VANAF WINDOWS NT OF VANAF EEN WINDOWS 2000/XP, LAN-SERVER EN WARP-SERVER
Overzicht 2-1
Windows NT 3.5x/NT 4.0/2000/XP (TCP/IP) configureren 2-2
Afdrukken vanaf Windows 2000/XP (Printerdriver is nog niet geïnstalleerd) 2-3
Afdrukken via de standaard TCP/IP-poort 2-3
Afdrukken via IPP vanaf Windows 2000/XP-clients 2-4
Afdrukken via IPP vanaf Windows 95/98/Me-clients 2-4
Afdrukken vanaf Windows 2000/XP (Printerdriver is al geïnstalleerd) 2-5
Afdrukken vanaf Windows NT 4.0 2-5
Afdrukken vanaf Windows NT 4.0 (Printerdriver is nog niet geïnstalleerd) 2-6
Afdrukken vanaf Windows NT 4.0 (Printerdriver is al geïnstalleerd) 2-7
Afdrukken vanaf Windows NT 3.5x 2-8
Afdrukken vanaf Windows NT 3.5x (Printerdriver is nog niet geïnstalleerd) 2-8
LAN-server, OS/2 Warp-server configureren 2-9
De server configureren 2-9 Een OS/2-server configureren 2-9
Andere bronnen van informatie 2-11
iv
Page 6
HOOFDSTUK DRIE PEER-TO-PEER AFDRUKKEN AFDRUKKEN IN EEN PEER-TO-PEER NETWERK VOOR WINDOWS 95/98/ME
Overzicht 3-1
Afdrukken via TCP/IP 3-2
De Brother Peer-to-Peer software installeren 3-2
Aan de printer koppelen 3-3
Een tweede Brother-LPR-poort toevoegen 3-3
Andere bronnen van informatie 3-4
HOOFDSTUK VIER PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN AFDRUKKEN VIA NETBIOS OP WINDOWS 95/98/ME/NT/2000/XP, LAN­SERVER EN OS/2 WARP-SERVER
Overzicht 4-1
De afdrukserver configureren 4-2
De werkgroep/domeinnaam wijzigen met TELNET of BRCONFIG of een Web-browser 4-3
NetBIOS Port Monitor voor Windows 95/98/Me, NT4.0/2000/XP 4-3
De Brother NetBIOS Port Monitor installeren 4-4
v
Page 7
Aan de printer koppelen 4-5
Windows 95/98/Me 4-5 Windows NT4.0/2000/XP 4-6
Een tweede NetBIOS-poort toevoegen 4-7
Windows 95/98/Me 4-7 Windows NT4.0/2000/XP 4-7
LAN-server, OS/2 Warp-server configureren 4-8
De server configureren 4-8 Het werkstation configureren 4-8
Andere bronnen van informatie 4-9
HOOFDSTUK VIJF AFDRUKKEN VIA INTERNET CONFIGUREREN VOOR WINDOWS 95/98/ME NT 4.0/2000/XP AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN
Overzicht 5-1
Brother Internet Print Algemene informatie 5-2
Brother Internet Print De Brother-afdrukserver configureren 5-3
Controlelijst bij het configureren van de afdrukserver 5-3
Brother Internet Print BRAdmin gebruiken om de afdrukserver te configureren 5-4
vi
Page 8
Brother Internet Print Een Web-browser gebruiken om de afdrukserver te configureren 5-5
Brother Internet Print TELNET gebruiken om de afdrukserver te configureren 5-6
Brother Internet Print De BIP-software op een Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP-PC installeren 5-7
Installatie vanaf CD-ROM 5-7
Een tweede Brother-Internetpoort toevoegen 5-9
Afdrukken via IPP op Windows 2000/XP 5-10
Een andere URL specificeren 5-11
Andere bronnen van informatie 5-11
HOOFDSTUK ZES AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE CONFIGUREREN
Overzicht 6-1
Algemene informatie 6-2
Een NDPS-printer maken met NWADMIN voor NetWare5 6-3
NDPS-manager 6-3
NDPS-broker 6-4
Een afdrukagent maken 6-5
Netware 3- en NetWare 4-systemen configureren 6-5
vii
Page 9
De Brother-afdrukserver m.b.v. BRAdmin configureren (modus Wachtrijserver in bindery-emulatie) 6-6
De Brother-afdrukserver configureren met BRAdmin (modus Wachtrijserver in NDS-modus) 6-7
De Brother-afdrukserver configureren met Novell NWADMIN en BRAdmin (modus Wachtrijserver in NDS-modus) 6-8
De Brother-afdrukserver configureren met Novell NWAdmin en BRAdmin (modus Externe server in NDS-modus) 6-10
De Brother-afdrukserver configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Wachtrijserver in bindery-emulatie) 6-12
De Brother-afdrukserver configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Wachtrijserver in NDS-modus) 6-14
De Brother-afdrukserver configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Externe printer) 6-16
Andere bronnen van informatie 6-18
viii
Page 10
HOOFDSTUK ZEVEN AFDRUKKEN VIA APPLETALK (ETHERTALK) AFDRUKKEN VIA TCP/IP AFDRUKKEN VANAF MACINTOSH
Overzicht 7-1
Macintosh configureren 7-2
Werking 7-2
De afdrukserver selecteren (AppleTalk / EtherTalk) 7-3
De afdrukserver selecteren (TCP/IP) 7-4
De configuratie wijzigen 7-6
Andere bronnen van informatie 7-6
HOOFDSTUK ACHT AFDRUKKEN VIA DLC AFDRUKKEN VANAF WINDOWS NT OF WINDOWS 2000
Overzicht 8-1
DLC op Windows NT/2000 configureren 8-2
Printer instellen onder Windows 2000 8-3
Printer instellen onder Windows NT 4.0 8-4
Windows NT 3.5x instellen 8-5
DLC op ander systemen configureren 8-6
Andere bronnen van informatie 8-6
ix
Page 11
HOOFDSTUK NEGEN LAT-NETWERK CONFIGUREREN AFDRUKKEN VANAF DEC LAT-SYSTEMEN
Overzicht 9-1
LAT 9-1
VMS LAT-host configureren 9-2
Lege pagina's uitschakelen 9-4
PATHWORKS voor DOS configureren 9-5
PATHWORKS voor Windows 95/98/NT4.0 9-6
PATHWORKS voor Macintosh configureren 9-6
DECprint Supervisor configureren 9-7
Installatie op andere host-computers 9-9
HOOFDSTUK TIEN BANYAN VINES-NETWERK CONFIGUREREN AFDRUKKEN VANAF BANYAN VINES-SYSTEMEN
Overzicht 10-1
Benodigdheden om met een Brother-afdrukserver op een VINES-netwerk af te drukken 10-1
Gebruikersconsole van bestandsserver 10-2
De wachtrij van de bestandsserver configureren 10-3
Afdrukserver configureren met BRAdmin 10-5
De afdrukserver configureren met de afdrukserverconsole 10-6
x
Page 12
HOOFDSTUK ELF OP HET WEB GEBASEERDE BEHEERFUNCTIES GEBRUIKEN EEN WEB-BROWSER GEBRUIKEN OM UW PRINTER TE BEHEREN
Overzicht 11-1
Uw printer m.b.v. een browser aansluiten 11-2
Andere bronnen van informatie 11-2
HOOFDSTUK TWAALF TCP/IP CONFIGUREREN TCP/IP-INFORMATIE TOEWIJZEN
Overzicht 12-1
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken voor het toewijzen van een IP-adres (uitsluitend voor printers met LCD-scherm) 12-2
Het IP-adres wijzigen met BRAdmin 12-2
BRAdmin en het IPX/SPX-protocol gebruiken om het IP-adres te wijzigen 12-3
BRAdmin en het TCP/IP-protocol gebruiken om het IP-adres te wijzigen 12-4
DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres 12-4
ARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres van de afdrukserver 12-5
RARP gebruiken om het IP-adres te configureren 12-6
BOOTP gebruiken om het IP-adres te configureren 12-7
Het IP-adres configureren met DEC NCP of BRCONFIG 12-8
De instellingen van het IP-adres wijzigen met de TELNET-console 12-10
Andere bronnen van informatie 12-11
xi
Page 13
HOOFDSTUK DERTIEN PROBLEMEN OPLOSSEN
Overzicht 13-1
Problemen met de installatie 13-2
Onregelmatige werking 13-5
Problemen met TCP/IP oplossen 13-6
Problemen met UNIX oplossen 13-7
Problemen met Windows NT/LAN-server (TCP/IP) oplossen 13-9
Problemen oplossen met Windows 95/98/Me bij peer-to-peer afdrukken (LPR) 13-9
Problemen oplossen met Windows 95/98/Me peer-to-peer (HP JetAdmin-compatibele methode) 13-10
Problemen oplossen met Windows 95/98/Me/NT 4.0 peer-to-peer afdrukken (NetBIOS) 13-10
Problemen met afdrukken via Internet (BIP) (TCP/IP) oplossen 13-11
Problemen oplossen met Windows 95/98/Me/2000 IPP 13-12
Problemen met Novell NetWare oplossen 13-13
Problemen met AppleTalk oplossen 13-14
Problemen met DLC/LLC oplossen 13-14
Problemen met LAT oplossen 13-15
Problemen met Banyan VINES oplossen 13-17
Problemen met afdrukken via de Web-browser oplossen (TCP/IP) 13-17
xii
Page 14
APPENDIX
Appendix A A-1
Algemene informatie A-1
Appendix B Services gebruiken A-3
Algemeen A-3
Appendix C De firmware van de afdrukserver opnieuw laden A-4
Algemeen A-4 Firmware opnieuw laden met BRAdmin A-5 Opnieuw laden A-6 Opnieuw laden via het FTP-protocol na een opdrachtprompt A-7 Opnieuw laden via het FTP-protocol met een Web-browser A-8
INDEX I-1
xiii
Page 15

BELANGRIJKE INFORMATIE: REGULERINGEN

Federal Communications Commission (FCC) Declaration of Conformity (alleen voor de VS)
Responsible Party: Brother International Corporation 100 Somerset Corporate Boulevard Bridgewater, NJ 09907-0911, USA TEL: (908) 704-1700
declares, that the products
Product Name: Brother Network Card (BR-net) Model Number: NC-4100h
complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions:
(1)This device may not cause harmful interference, and (2)this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection against harmful interference in a residential installation. This equipment generates, uses, and can radiate radio frequency energy and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communications. However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation. If this equipment does cause harmful interference to radio or television reception, which can be determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the interference by one or more of the following measures:
- Reorient or relocate the receiving antenna.
- Increase the separation between the equipment and receiver.
- Connect the equipment into an outlet on a circuit different from that to which the receiver is connected.
- Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
Important
Changes or modifications not expressly approved by Brother Industries, Ltd. could void the user’s authority to operate the equipment.
xiv
Page 16
Industry Canada Compliance Statement (alleen voor Canada)
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Cet appareil numérique de la classe B est conforme a la norme NMB-003 du Canada.
Conformiteitsverklaring (Europa)
Wij, Brother Industries Ltd. 15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya 467-8561, Japan
Verklaren dat dit product voldoet aan de volgende normgevende documenten:
Veiligheid: EN 60950,
EMC: EN 55022 klasse B, EN 55024
volgens de bepalingen van het directief inzake laagspanning 73/23/EEC en het directief inzake elektromagnetische compatibiliteit 89/336/EEC (zoals geamendeerd door 91/263/EEC en 92/31/EEC).
Uitgegeven door: Brother Industries Ltd. Information & Document Company
xv
Page 17
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN
HOOFDSTUK EEN
1
Afdrukken op Unix­systemen
1
Afdrukken op Unix/Linux­systemen via TCP/IP:

Overzicht

De Brother-afdrukservers worden geleverd met de protocolsuite Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP). Aangezien bijna alle UNIX-host­computers TCP/IP ondersteunen, kan een printer met deze functie op een UNIX­Ethernet-netwerk worden gedeeld. Net als met alle andere protocollen, kan TCP/IP-communicatie worden uitgevoerd terwijl ook andere protocollen geactiveerd zijn, wat betekent dat UNIX-, NetWare-, Apple- en ander computers op hun Ethernet-netwerk één en dezelfde Brother-afdrukserver kunnen gebruiken.
Het Linux-besturingssysteem gebruikt dezelfde installatieprocedure als standaard Berkeley UNIX-systemen. Raadpleeg dit hoofdstuk voor meer informatie over een op GUI gebaseerde Linux-installatie.
Tips en hints:
1. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres voor de printer toewijzen.
2. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3. Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
4. De standaardnaam voor een Brother-afdrukserver is doorgaans BRN_xxxxxx (waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres van de afdrukserver).
5. Als u het bestand PRINTCAP configureert, besteed dan bijzondere aandacht aan de servicenamen, BINARY_P1 en TEXT_P1
1-1
Page 18
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

TCP/IP

Brother-afdrukservers worden door het netwerk beschouwd als een UNIX-host­computer met een uniek IP-adres, die het daemon-protocol lpd voor regelprinters uitvoert. Het resultaat is, dat elke host-computer die de externe LPR-opdracht van Berkeley ondersteunt, taken naar Brother-afdrukservers kan spoolen zonder dat daarvoor op de host-computer speciale software nodig is. Voor speciale toepassingen zijn bovendien raw TCP-poorten verkrijgbaar.
De afdrukservers van Brother ondersteunen eveneens het FTP-protocol. Dit protocol kan worden gebruikt om afdruktaken te sturen van Unix-systemen.
Brother-afdrukservers zijn vooraf geconfigureerd om te worden gebruikt op een TCP/IP-netwerk, waarbij slechts minimale instellingen hoeven worden gemaakt. De enige verplichte configuratie voor de afdrukserver is de toekenning van een IP-adres, dat ofwel automatisch wordt toegekend via DHCP, BOOTP enz., of handmatig kan worden toegekend via de ARP-opdracht, BRAdmin, het bedieningspaneel van de printer, enz.
Raadpleeg de installatiehandleiding of raadpleeg hoofdstuk 12 in deze handleiding voor nadere informatie over het instellen van het IP-adres voor de afdrukserver.
1-2
Page 19
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

TCP/IP UNIX-host configureren

De configuratieprocedure voor de meeste UNIX-systemen wordt hieronder beschreven. Helaas kan deze procedure afwijken en het is derhalve zaak dat u de met uw systeem meegeleverde documentatie (of man-pagina's) raadpleegt voor nadere informatie hierover.
1. Configureer het bestand
/etc/hosts
kunnen communiceren met de afdrukserver. Gebruik uw editor om aan het bestand
/etc/hosts
een ingang toe te voegen met het IP-adres en
de naam van het knooppunt van de afdrukserver. Bijvoorbeeld:
192.189.207.3 BRN_310107
Hoe de ingang er precies uitziet, is afhankelijk van uw systeem. Raadpleeg daarom de met uw systeem meegeleverde documentatie en houd rekening met de indeling van andere ingangen in het bestand
De knooppuntnaam in dit bestand hoeft niet hetzelfde te zijn als de naam die geconfigureerd is in de Brother-afdrukserver (de naam die staat op de pagina met de printerconfiguratie), maar het is verstandig om dezelfde namen te gebruiken. Sommige besturingssystemen, zoals HP/UX, accepteren het teken “_” niet in de standaardnaam; voor dergelijke systemen dient een andere naam gebruikt te worden.
De knooppuntnaam in het bestand met de knooppuntnaam in het bestand
/etc/hosts
/etc/printcap
Bij sommige systemen, zoals HP/UX en AIX, kunt u tijdens het instellen van de afdrukwachtrij het IP-adres invoeren als de host-naam. In dat geval hoeft u het Hosts-bestand niet te configureren.
2. Kies de afdrukserver-service die u wilt gebruiken. Er zijn verschillende soorten service beschikbaar op de Brother-afdrukservers. Binaire services geven de gegevens ongewijzigd door en zijn dus nodig voor PCL- of PostScript-rasterbeelden. Services voor tekst voegen ten behoeve van een juiste indeling van UNIX-tekstbestanden aan het einde van elke regel een regelterugloop toe (deze bestanden bevatten immers geen regelteruglopen). De service voor tekst kan tevens worden gebruikt voor beelden zonder raster, zoals ASCII PostScript-beelden of allerlei soorten PCL-beelden:
op iedere UNIX-host die moet
/etc/hosts
.
moet echter wel overeenkomen
.
1-3
Page 20
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN
Kies een van de beschikbare services (deze servicenaam wordt in stap 3 gebruikt):
BINARY_P1 Binaire gegevens TEXT_P1 Tekstgegevens (regelterugloop toegevoegd)
U kunt op uw UNIX-host-computer voor een en dezelfde afdrukserver meerdere afdrukwachtrijen instellen, elk met een andere servicenaam (bijvoorbeeld, een wachtrij voor binaire grafische afdruktaken en een voor tekst). Raadpleeg appendix B voor nadere informatie over het gebruik van services.
3. Configureer het bestand
/etc/printcap
op elke host-computer: specificeer de locale afdrukwachtrij, de afdrukservernaam (ook wel externe machine of rm genoemd), de afdrukserver-servicenaam (ook wel externe printer, externe wachtrij, of rp genoemd) en de spooldirectory.
Deze stap is van toepassing op de meeste UNIX-systemen, met inbegrip van Linux, Sun OS (maar niet Solaris 2.xx), Silicon Graphics (lpr/lpd-optie nodig), DEC ULTRIX, DEC OSF/1 en Digital UNIX. SCO UNIX-gebruikers moeten deze stappen volgen, maar dienen tevens het onderdeel SCO UNIX configureren te raadplegen. Gebruikers van RS/6000 AIX, HP/UX, Sun Solaris 2.xx, en andere systemen die geen gebruik maken van het printcap-bestand, gaan direct naar sectie 3-a. Gebruikers van SCO dienen eveneens naar sectie 3-a te gaan (SCO maakt gebruik van het printcap-bestand, maar het bestand wordt automatisch geconfigureerd via de opdracht
Een voorbeeld van een doorsnee printcap-bestand:
laser1|Printer on Floor 1:\ :lp = :\ :rm=BRN_310107:\ :rp=TEXT_P1:\ :sd=/usr/spool/lpd/laser1:
rlpconf
).
Vergeet niet om deze informatie toe te voegen aan het einde van het printcap­bestand. Let er bovendien op dat laatste teken in het printcap-bestand een dubbele punt ":" is.
Zo maakt u op de host-computer een wachtrij met de naam laser1, die communiceert met een Brother-afdrukserver met als knooppuntnaam (rm) BRN_310107 en als servicenaam (rp) TEXT_P1, en die tekstbestanden via spooldirectory
/usr/spool/lpd/laser1
op een Brother-printer kan afdrukken. Als u een binair grafisch bestand afdrukt, gebruikt u de service BINARY_P1 in plaats van TEXT_P1.
1-4
Page 21
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN
De rm- en rp-opties zijn op sommige UNIX-systemen niet beschikbaar. Controleer zo nodig uw documentatie (of man-pagina's) voor informatie over soortgelijke opties.
Gebruikers van Berkeley-compatibele UNIX-systemen kunnen de opdracht lpc gebruiken om de printerstatus op te vragen:
%lpc status laser1: queuing is enabled printing is enabled no entries no daemon present
Als u AT&T-compatibele UNIX-systemen gebruikt, kunt u doorgaans de opdracht lpstat of rlpstat gebruiken om soortgelijke statusinformatie op te vragen. Deze procedure varieert van systeem tot systeem, dus raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor gedetailleerde informatie hierover.
4. Als u stap 3 heeft afgemaakt, kunt u dit gedeelte overslaan, tenzij u een SCO UNIX-systeem heeft.
Als u een HP/UX-systeem, een IBM RS/6000 AIX-computer, of Sun Solaris
2.xx heeft, dan is er geen printcap-bestand. Dit geldt tevens voor op AT&T
gebaseerde UNIX-systemen en voor vele op VMS gebaseerde TCP/IP­softwarepakketten (bijvoorbeeld, UCX, TGV Multinet, enz.). Op SCO­systemen is er wel een printcap-bestand, maar dat wordt automatisch geconfigureerd door de opdracht rlpconf. Dergelijke systemen maken doorgaans gebruik van een printerinstellingsprogramma voor het definiëren van de servicenaam (externe printer), de naam van de afdrukserver (externe machine) of het IP-adres en de naam van de locale wachtrij (spooldirectory). Raadpleeg de sectie die overeenkomt met de Unix-versie op uw systeem.
1-5
Page 22
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

Linux configureren

Als u uw Linux-distributie niet wilt configureren met de methode waar u de opdracht achter de prompt typt, kunt u de toepassing Linux Printer System Manager op uw GUI gebruiken. Hiertoe gaat u als volgt te werk:
1. Klik in het scherm Linux Printer System Manager op "Add".
2. U wordt nu gevraagd om te specificeren welk printertype u gebruikt; selecteer de optie "Remote Unix (lpd) Queue" en klik op "OK".
3. Nu moet u de naam van de externe host, de naam van externe wachtrij en het te gebruiken invoerfilter specificeren.
4. De naam van de "externe host" is het IP-adres van de printer, of de naam in het hosts-bestand die overeenkomt met het IP-adres van de printer.
5. De naam van de "externe wachtrij" is de servicenaam die de printer gebruikt tijdens het verwerken van de gegevens. Doorgaans wordt de naam"BINARY_P1" aanbevolen, maar als u van plan bent om tekstdocumenten te verzenden die geen regelterugloop of nieuwe regels bevatten, dient u "TEXT_P1_TX" te gebruiken.
6. Selecteer het gewenste "invoerfilter" in de lijst van beschikbare printers op uw versie van Linux.
Selecteer de optie "Restart lpd" om uw instellingen te activeren. Nadat de lpd­server opnieuw is opgestart, kunt u afgedrukte documenten vanaf uw server verzenden.
1-6
Page 23
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

HP/UX configureren

Bij HP/UX wordt het sam-programma gebruikt voor het instellen van de externe printer. U volgt onderstaande stappen:
1. Voer het sam-programma uit. Selecteer de printers en plotters uit de optielijst.
2. Selecteer LP Spooler
3. Selecteer Printers and Plotters
4. Selecteer Actions en vervolgens Add Remote Printer/Plotter
5. Voer een willekeurige naam in voor de printernaam (dit is de naam van de printerwachtrij)
6. Voer het IP-adres in van de afdrukserver als de Remote System Name
7. Voer in het vak Remote Printer name een naam in voor de gewenste afdrukserverservice.
8. Markeer het aankruisvakje naast Remote Printer op het BSD-systeem
9. Aanvaard de standaardwaarden voor de overige opties.
10. Klik op OK om de printer te configureren
Nu kunt u afdrukken met behulp van de opdracht lp-d met de printernaam.
Als u gebruik maakt van de HP-gedistribueerde printservice , zal de configuratieprocedure iets anders zijn omdat u een afdruktaak naar een bestandserver stuurt, die de taak op zijn beurt spoolt naar de afdrukserver. Daarom moet u naast alle hiervoor vermelde informatie ook de naam van de bestandserver (spoolerhost) kennen. U voegt een fysische printer en een externe printer toe, en wijst vervolgens een logische printer toe aan de externe printer (een unieke naam). Nu kunt u afdrukken met behulp van de opdracht lp -d met de logische printernaam.
Oudere versies van HP/UX volgend dezelfde procedure als de 10.xx-gebruikers:
1. Voer sam in en selecteer Peripheral Devices en vervolgens Add Remote Printer (niet Networked printer)
2. Voer onderstaande externe printerinstellingen in (de andere instellingen zijn niet belangrijk):
3. Line printer name (door gebruiker te selecteren)
4. Remote system name (de afdrukservernaam; moet overeenkomen met wat er in het Hosts-bestand staat, of gebruik het IP-adres van de afdrukserver)
5. Remote printer queue (naam van binaire of tekstservice van de afdrukserver, bijv. BINARY_P1 of TEXT_P1)
6. Externe printer is op een BSD-systeem (Ja)
1-7
Page 24
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

IBM RS/6000 AIX configureren

Het RS/6000 AIX-besturingssysteem gebruikt het smit-programma voor het instellen van de externe printer. Voor AIX 4.0 en recentere versies verloopt de procedure als volgt:
1. Voer smit in en selecteer "devices"
2. Selecteer "Printer/Plotter"
3. Selecteer "Print Spooling".
4. Selecteer "Add a Print Queue"
5. Selecteer "Remote".
6. Voer onderstaande instellingen voor Remote Printer Settings in:
Name of queue to add (door gebruiker te selecteren) Host name of Remote Printer (afdrukservernaam; moet overeenkomen met de naam in het bestand de afdrukserver) Naam van wachtrij op externe printer (naam van binaire of tekstservice van de afdrukserver, bijv. BINARY_P1 of TEXT_P1) Type print spooler. BSD (druk op de knop LIST en kies BSD).
De procedure voor een pre-V4.0-systeem is als volgt:
1. Voer smit in en selecteer "devices"
2. Selecteer "printer/plotter"
3. Selecteer "manage remote printer subsystem"
4. Selecteer "client services"
5. Selecteer "remote printer queues"
6. Selecteer "add a remote queue"
7. Voer onderstaande instellingen voor de externe wachtrij in:
8. Name of queue to add (door gebruiker te selecteren)
9. Activate the queue (Ja)
10. Doelhost (afdrukservernaam; moet overeenkomen met de naam in het bestand
11. Naam van wachtrij op externe printer (naam van binaire of tekstservice van de afdrukserver, bijv. BINARY_P1 of TEXT_P1)
12. Naam van apparaat dat moet worden toegevoegd (door gebruiker te selecteren; bijvoorbeeld
/etc/hosts
/etc/hosts
, of gebruik het IP-adres van de afdrukserver)
lp0
)
, of gebruik het IP-adres van
1-8
Page 25
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

Sun Solaris 2.x configureren

Sun Solaris 2.x maakt gebruik van lpsystem- en lpadmin-programma's voor het configureren van de externe printer:
lpsystem -t bsd prnservername lpadmin -p queue -s prnservernaam!prnserverservice accept wachtrij
enable wachtrij
wachtrij
waar
prnservernaam
wat wordt gebruikt in het bestand
prnserverservice
(niet vereist op recentere Solaris-systemen)
(niet vereist op recentere Solaris-systemen)
de naam is van de locale afdrukwachtrij,
de naam is van de afdrukserver (moet overeenkomen met
/etc/hosts
of met het IP-adres),
de naam is van de afdrukserver BINARY_P1 of
TEXT_P1 service.
Als dit de eerste printer is die wordt geconfigureerd, moet vóór de opdracht
accept
ook de opdracht
lpsched
worden gebruikt.
U kunt daarentegen ook Printer Manager gebruiken in het hulpprogramma Admintool onder OpenWindows. Selecteer Edit, Add, en Add Access to Remote Printer. Voer nu de naam van de afdrukserver in, in het formaat
printservernaam!\printserverservice
, zoals hierboven beschreven. Zorg ervoor dat het besturingssysteem van de printerserver is ingesteld op BSD (de standaardinstelling) en klik op Add.
Het is raadzaam om in plaats van de NIS-service of andere name-services het bestand
/etc/hosts
te gebruiken voor de printernaam. Wij wijzen u er tevens op dat u vanwege een programmafout in de Sun lpd-implementatie op Solaris 2.4 en oudere versies, problemen kunt hebben met het afdrukken van bijzonder lange afdruktaken. Een van de oplossingen hiervoor is de software voor raw TCP­poorten te gebruiken (zie verderop in dit hoofdstuk).
1-9
Page 26
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

SCO UNIX configureren

Om een printer in versie 5.x van SCO Unix te configureren, gebruikt u het programma SCOADMIN.
1. Selecteer de optie Printers en vervolgens Print Manager.
2. Selecteer in het menu Printer, vervolgens Add Remote, gevolgd door Unix
3. Voer het IP-adres van de afdrukserver in en typ de naam van de printer waarnaar u wilt spoolen.
4. Deselecteer "Use External remote Printing Protocol…"
5. Bewerk het bestand /etc/printcap om de form feed op te nemen en voeg de tekst rp=lpaf toe.
SCO UNIX heeft TCP/IP V1.2 of een recentere versie nodig om met Brother­afdrukservers te kunnen werken. Eerst moeten de bestanden
/etc/printcap
worden geconfigureerd (zie stap 2). Vervolgens voert u het
/etc/hos ts
sysadmsh-programma als volgt uit:
1. Selecteer Printers.
2. Selecteer Configure.
3. Selecteer Add.
4. Voer de naam in van de wachtrij die u in het bestand
/etc/printcap
hebt ingevoerd als printernaam
5. Voer bij Comment en Class name iets in.
6. Selecteer bij Use printer interface de optie "Existing".
7. Druk op F3 om een lijst van beschikbare interfaces op te vragen en selecteer m.b.v. de cursortoetsen de gewenste interface als de Name of interface (“Dumb” is een goede keuze).
8. Selecteer bij Connection de optie "Direct".
9. Voer bij Device name de naam van het gewenste apparaat in ( werkt meestal).
10. Selecteer bij Device de optie "Hardwired".
11. Selecteer bij het veld Require banner de optie "No".
Oudere versies van SCO Unix-systemen
De afdrukservers van Brother ondersteunen eveneens het FTP-protocol. Oudere versies van SCO Unix-systemen zijn vaak geconfigureerd om af te drukken via het FTP-protocol.
en
/dev/lp
1-10
Page 27
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

DEC TCP/IP servers voor VMS(UCX)

Voer de opdracht printernaam en voer vervolgens als naam voor het externe systeem het IP-adres van de afdrukserver in. Specificeer een van de afdrukserver-services (de beschikbare opties worden in het begin van dit hoofdstuk besproken) als de naam van de printer voor het externe systeem (accepteer voor andere vragen de standaardwaarden).
sys$system:ucx:$lprsetup
uit, specificeer een

TGV's Multinet

Voor TGV's Multinet moet de opdracht
/PRINTERS
printer toe te voegen, waarbij u het IP-adres van de afdrukserver specificeert, plus een LPD-protocoltype en de externe printerwachtrij (de serviceopties voor de externe wachtrij worden aan het begin van dit hoofdstuk besproken).
worden uitgevoerd. Gebruik vervolgens de opdracht ADD om een
MULTINET CONFIGURE

Wollongong's PATHWAY

Controleer eerst of de optie Access met lpd is geactiveerd. Voer vervolgens de naam van de afdrukserver en het IP-adres in het bestand
TWG$TCP:[NETDIST.ETC]HOSTS
voer de volgende opdracht uit:
wachtrij/rmachine=prnservernaam/rprinter=prnserverserv ice
uit, waar wachtrij de naam van de wachtrij is, prnservernaam de afdrukservernaam uit het Hosts-bestand, en service de servicenaam van de afdrukserver is.
add
in, voer het LPGEN-programma uit en

IBM AS/400

Om een Brother-afdrukserver te gebruiken met een IBM AS/400 die draait op de TCP/IP-gatewayservices van IBM voor OS/400 (het OS/400-systeem moet v3.1 of een latere versie zijn)
Gebruik de opdracht CFGTCP na de OS/400-prompt om het TCP/IP-adres van de afdrukserver toe te voegen aan de AS/400-hosttabel. Gebruik de volgende OS/400-opdracht (één lijn) om de LPD-wachtrij aan te maken:
CRTOUTQ OUTQ(<queuename> RMSTSYS (*INTNETADR) RMTPRTQ(<service>) AUTOSTRWTR(1) CNNTYPE(*IP) DESTTYPE (*OTHER) MFRTYPMDL (<driver>) INTNETADR(‘<ipaddress>’) TEXT (‘<description>’)
1-11
Page 28
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN
waar <wachtrijnaam> de nieuwe AS/400-afdrukwachtrijnaam is, <service> de servicenaam van de afdrukserver BINARY_P1 of TEXT_P1 is, <driver> de OS/400-printerdrivernaam is (*HP4 is aanbevolen als u twijfelt), en <ipadres> het IP-adres is van de afdrukserver. Vergeet niet dat het IP-adres en de beschrijving tussen enkelvoudige aanhalingstekens moeten staan.
Bijvoorbeeld:
CRTOUTQ OUTQ(BR1) RMTSYS(*INTNETADR) RMTPRTQ(BINARY_P1) AUTOSTRWTR(1) CNNTYPE(*IP) DESTTYPE(*OTHER) MFRTYPMDL(*HP5SI) INTNETADR('10.0.0.200') TEXT('Arnes Printer')
Bij gebruik van A4-papier kan het gebeuren dat de printer de pagina niet juist formatteert (waarschijnlijk omdat uw AS/400-systeem is ingesteld op Letter­papier). U kunt dit probleem als volgt verhelpen:
Bewerk de broncode "Host Print Transform" als volgt:
RTVWSCST DEVTYPE(*TRANSFORM) MFRTYPMDL(*HP5SI) SRCMBR(HP5SI) SRCFILE(MYLIB/SRC)
Verander de bestaande hexadecimale codes voor "Letter Size", 1B 26 6C 02 41 bij de papierdefinitie in hexadecimale codes voor "A4 Size", 1B 26 6C 32 36 41
OS/400 versie 4, 5, 5.1
Voor het creëren van een printerdefinitie kan echter ook de volgende opdrachtregel worden gebruikt:
CRTDEVPRT DEVD(BR2) DEVCLS(*LAN) TYPE(3812) MODEL(1) LANATTACH(*IP) PORT(9100) FONT(011) PARITY(*NONE) STOPBITS(1) TRANSFORM(*YES) MFRTYPMDL(*HP5SI) PPRSRC1(*A4) PPRSRC2(*A4) RMTLOCNAME('10.0.0.200') SYSDRVPGM(*HPPJLDRV) TEXT('Arnes Printer')
1-12
Page 29
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN

Andere systemen

Andere systemen maken gebruik van soortgelijke programma's voor het instellen van de afdrukservers. Deze programma's vragen doorgaans om onderstaande informatie:
Gevraagde informatie: U gebruikt:
Externe printer Binaire of tekstservicenaam. Naam van externe host-computer Een willekeurige naam (moet
overeenkomen met de naam in het printcap-bestand, indien aanwezig). In sommige gevallen kunt u hier het IP­adres van de afdrukserver invoeren.
IP-adres van externe host IP-adres van de afdrukserver.
Medewerkers van de technische ondersteuningsdienst van de betreffende ondernemingen kunnen de meeste vragen over de configuratie beantwoorden, mits u de relevante informatie over de UNIX-configuratie bij de hand heeft (vermeld dat de afdrukserver er uitziet als een externe UNIX-host-computer waarop het daemon-protocol lpd voor regelprinters wordt uitgevoerd).
Als u op uw UNIX-host-computer nog geen spooldirectory voor de Brother­afdrukserver hebt ingesteld, dan moet dat nu gebeuren (de hulpprogramma's voor het instellen van de printer in HP/UX, AIX, Solaris 2.xx en andere systemen zullen de spooldirectory automatisch maken). De lpd-spooldirectory bevindt zich doorgaans in de directory locatie in uw systeem misschien afwijkt). Als u een nieuwe spooldirectory wilt maken, gebruikt u de opdracht mkdir. Als u bijvoorbeeld een spooldirectory wilt maken voor de wachtrij laser1, voert u onderstaande regel in:
mkdir /usr/spool/lpd/laser1
Op sommige systemen moet ook de daemon worden opgestart. Op Berkeley­compatibele UNIX-systemen gebruikt u hiervoor de startopdracht lpc (zie onderstaand voorbeeld):
lpc start laser1
/usr/spool
(vraag uw systeembeheerder of de

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
2.
Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
1-13
Page 30
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP
HOOFDSTUK TWEE
2222
Afdrukken via TCP/IP
2
Afdrukken vanaf Windows NT of vanaf een Windows 2000/XP,
LAN-server en Warp-server

Overzicht

Als u Windows NT gebruikt, kunt u met het TCP/IP-protocol rechtstreeks afdrukken op een netwerkklare Brother-printer. Voor Windows NT 3.5x en NT
4.0 moet Microsoft's "TCP/IP printing" protocol worden geïnstalleerd. Gebruikers die met Windows 2000/XP werken, kunnen een afdruktaak direct naar de printer sturen, zonder dat ze extra software hoeven te installeren. Met het TCP/IP-protocol ondersteunt de Brother-afdrukserver ook transparant afdrukken vanaf de bestandsserver van IBM LAN-server en OS/2 Warp-server, en tevens vanaf OS/2 Warp Connect-werkstations.
Tips en hints:
1. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres toewijzen.
2. Het standaardwachtwoord voor de afdrukserver is "access".
3. Voor Windows NT 3.51 en Windows NT 4.0 moet Microsoft's "TCP/IP printing" protocol worden geïnstalleerd (beschikbaar via het bedieningspaneel).
4. Gebruikers die met Windows 2000/XP werken, kunnen afdrukken via TCP/IP met behulp van de standaard Network Printing-software en IPP­protocolsoftware, die beschikbaar is in iedere Windows 2000/XP­installatie.
5. Gebruikers die met Windows 95/98/Me werken, kunnen afdruktaken sturen via het IPP-protocol vanaf een Windows 2000/XP-computer, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-PC, dat IIS is geïnstalleerd en draait op de Windows 2000/XP-computer, en dat op de client-PC minstens versie 4 of later van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd. .
6. De standaardnaam voor een Brother-afdrukserver is doorgaans BRN_xxxxxx (waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres van de afdrukserver).
2-1
Page 31
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Windows NT 3.5x/NT 4.0/2000/XP (TCP/IP) configureren

Als u het TCP/IP-protocol nog niet in uw Windows NT-systeem hebt geïnstalleerd, dan moet dat nu gebeuren. Hiertoe klikt u in het Configuratiescherm van het Windows NT-systeem op het pictogram Netwerk (het Configuratiescherm bevindt zich in het Hoofdvenster van NT V3.5x­systemen; in NT V4.0 klikt u op Start en kiest u het menu Instellingen). De standaardconfiguratie van Windows 2000/XP installeert automatisch het TCP/IP­protocol. Raadpleeg de overeenkomstige secties in dit hoofdstuk voor meer informatie.
2-2
Page 32
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Afdrukken vanaf Windows 2000/XP (Printerdriver is nog niet geïnstalleerd)

Windows 2000/XP-systemen installeren standaard alle nodige software die u nodig hebt om te kunnen afdrukken. Dit hoofdstuk beschrijft de twee meest gebruikte configuraties, namelijk afdrukken via de standaard TCP/IP-poort en via IPP (Internet Printing Protocol). Als u al een printerdriver hebt geïnstalleerd, kunt u onmiddellijk doorgaan naar de sectie met geïnstalleerde printerdriver.

Afdrukken via de standaard TCP/IP-poort

1. Selecteer in de map Printers de optie "Printer toevoegen". De wizard Printer toevoegen wordt gestart. Klik op "Volgende".
2. Selecteer nu de optie Locale printer en schakel de optie "Plug & play printer automatisch waarnemen" uit.
3. Klik op "Volgende".
4. Vervolgens dient u de juiste poort te selecteren waarmee afdrukken over het netwerk mogelijk is. Selecteer de optie "Standaard TCP/IP-poort" als de poort die standaard op Windows 2000/XP-systemen is geïnstalleerd.
5. Klik daarna op "Volgende".
6. De wizard "Standaard TCP/IP-poort toevoegen" verschijnt. Klik op "Volgende".
7. Voer het IP-adres of de naam in van de printer die u wilt configureren. De wizard vult de poortnaam automatisch voor u in.
8. Klik op "Volgende".
9. Windows 2000/XP zal nu contact maken met de printer die u hebt gespecificeerd. Als u een verkeerd IP-adres of een verkeerde naam hebt opgegeven, verschijnt er een foutmelding.
10. Klik op "Voltooien" om de wizard af te sluiten.
11. Nu u de poort gespecificeerd hebt, dient u aan te geven welke printerdriver u wilt gebruiken. Selecteer de gewenste driver in de lijst van printers die ondersteund worden. Als u een driver gebruikt die met de printer op CD-ROM werd meegeleverd, selecteert u de optie "Diskette" om te bladeren naar de CD-ROM. Of klik op de knop Windows Update om direct toegang te krijgen tot de support-website van Microsoft waar u de nodige printerdrivers kunt downloaden.
12. Zodra de driver is geïnstalleerd, klikt u op de knop Volgende.
13. Geef een naam op en klik op “Volgende ”.
14. Als u de printer wilt delen, voert u de gemeenschappelijke naam in en klikt u op “Volgende”.
15. Klik op "Voltooien" om de wizard af te sluiten.
2-3
Page 33
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Afdrukken via IPP vanaf Windows 2000/XP-clients

Om af te drukken via het IPP-protocol, volgt u deze procedure:
1. Selecteer in de map Printers de optie "Printer toevoegen". De wizard Printer toevoegen wordt gestart. Klik op "Volgende".
2. Selecteer Netwerkprinter.
3. Klik op de optie "Verbinding maken met een printer op het Internet of op uw intranet".
4. Voer nu een URL-naam in, een typisch voorbeeld van een URL-naam voor een printer die het IPP-protocol ondersteunt, is: http://ip_adres:631/ipp (waar ip_adres het IP-adres, een NetBIOS-naam of de DNS-naam van de afdrukserver is).
5. Klik op "Volgende".
6. Windows 2000/XP maakt nu de verbinding met het gespecificeerde apparaat, en bepaalt het modelnummer van de printer. Als de geschikte printerdriver op de PC is geïnstalleerd, wordt dit gebruikt. Zoniet, verschijnt de vraag of u de driverdiskette die met de printer werd meegeleverd, wilt invoeren.
7. Volg de instructies van de Wizard tot de installatie is uitgevoerd.
8. Klik op "Voltooien" om de wizard af te sluiten.

Afdrukken via IPP vanaf Windows 95/98/Me-clients

Het is eveneens mogelijk om een IPP-afdruktaak te sturen vanaf een PC met Windows 95/98/Me-client op voorwaarde dat de PC de verbinding kan maken en toegang heeft tot Windows 2000-bronnen. Ga naar de Microsoft-website (www.microsoft.com Services voor Windows-systemen.
Na de installatie kunt u met deze software de verbinding maken met een Windows 2000-systeem waarop IIS wordt ondersteund, en kunt u afdruktaken sturen via het IPP-protocol.
Via de IPP-software van Microsoft kunt u bovendien afdruktaken sturen naar andere printers die het IPP-protocol niet ondersteunen.
) en download de supportsoftware Windows Internet Print
2-4
Page 34
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Afdrukken vanaf Windows 2000/XP (Printerdriver is al geïnstalleerd)

Als u al een printerdriver hebt geïnstalleerd, en het wilt configureren om af te drukken via een netwerk, volg dan deze procedure:
1. Selecteer de printerdriver die u wilt configureren.
2. Selecteer Bestand en kies vervolgens Eigenschappen
3. Klik op het tabblad Port en klik op Poort toevoegen”.
4. Selecteer de poort die u hiervoor wilt gebruiken, meestal is dit de Standaard TCP/IP-poort, en klik vervolgens op de knop Nieuwe poort…”.
5. De wizard "Standaard TCP/IP-poort toevoegen" verschijnt. Volg de stappen 6-10 in de sectie Afdrukken via de standaard TCP/IP-poort”.

Afdrukken vanaf Windows NT 4.0

Als u het TCP/IP-protocol of het Microsoft TCP/IP Printing-protocol niet hebt geïnstalleerd tijdens de installatie van uw Windows NT 4.0-systeem (werkstation of server), volg dan deze procedure. Vergeet niet dat het noodzakelijk is dat u het Microsoft TCP/IP Printing-protocol moet installeren als u via het netwerk wilt afdrukken via het TCP/IP-protocol. Als u al het TCP/IP-protocol en het Printing­protocol hebt geïnstalleerd, kunt u onmiddellijk doorgaan naar stap 2.
Stap 1: Voer de Netwerk-toepassing uit en klik op het tabblad Protocollen.
1. Selecteer Toevoegen en dubbelklik op TCP/IP-protocol.
2. Plaats de gevraagde diskette(s) of CD-ROM om de benodigde bestanden te kopiëren.
3. Klik op het tabblad Services, klik op Toevoegen en dubbelklik op Microsoft TCP/IP Printing.
4. Plaats de gevraagde diskette(s) of CD-ROM.
5. Klik op het tabblad Protocollen wanneer het kopiëren is voltooid.
6. Dubbelklik op de optie TCP/IP-protocol en voeg het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres van de host toe. Vraag uw systeembeheerder om deze adressen.
7. Klik tweemaal op OK om af te sluiten (u moet uw NT-server opnieuw opstarten).
2-5
Page 35
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Afdrukken vanaf Windows NT 4.0 (Printerdriver is nog niet geïnstalleerd)

1. Klik op Start, kies Instellingen en selecteer Printers. Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen. De Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Kies Deze Computer (niet Netwerkprinter) en klik op Volgende.
2. Selecteer Poort toevoegen, selecteer in de lijst van beschikbare poorten de LPR-poort (zoals reeds eerder vermeld, wordt de LPR-poort alleen getoond als het "Microsoft TCP/IP Printing"-protocol is geïnstalleerd) en klik op Nieuwe poort.
3. Typ het IP-adres dat u aan de afdrukserver wilt toewijzen in het vak Naam of adres van server die lpd: levert. Als u het HOSTS-bestand hebt bijgewerkt of een domeinnaamsysteem gebruikt, kunt u i.p.v. het IP-adres de naam invoeren die met de afdrukserver wordt geassocieerd. Aangezien de afdrukserver TCP/IP- en NetBIOS-namen ondersteunt, mag u ook de NetBIOS-naam van de afdrukserver invoeren. De NetBIOS-naam kunt u vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. De NetBIOS-naam wordt meestal getoond als BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres.
4. Typ de servicenaam van de afdrukserver in het vak Naam van printer of afdrukwachtrij op die machine. Weet u niet welke servicenaam u moet gebruiken, voer dan BINARY_P1 in en klik op OK:
Opmerking
Raadpleeg Appendix B voor nadere informatie over servicenamen.
5. Klik op Sluiten. Het nieuwe IP-adres van de afdrukserver moet nu in de lijst staan en als een beschikbare poort zijn gemarkeerd. Klik op Volgende.
6. Selecteer het gewenste printermodel. Als het juiste model niet wordt getoond, klikt u op "Diskette" en plaatst u de met de printer meegeleverde CD-ROM.
7. Als de driver reeds bestaat, selecteert u Bestaand stuurprogramma houden (als de driver nog niet bestaat, wordt deze stap overgeslagen), waarna u op Volgende klikt.
8. Indien gewenst, verandert u de naam van de printer en klikt u op Volgende.
9. Indien gewenst, maakt u van deze printer een gedeelde printer (zodat andere gebruikers er toegang toe hebben), en selecteert u de besturingssystemen die op de andere computers draaien. Klik op Volgende.
10. Selecteer Ja als antwoord op de vraag "Wilt u een testpagina afdrukken?". Klik op Voltooien om de installatie te voltooien. U kunt nu op deze printer afdrukken alsof het een locale printer was.
2-6
Page 36
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Afdrukken vanaf Windows NT 4.0 (Printerdriver is al geïnstalleerd)

Als de printerdriver al is geïnstalleerd, volgt u deze procedure:
1. Klik op Start en selecteer Instellingen/Printers om te zien welke printerdrivers er zijn geïnstalleerd.
2. Dubbelklik op de printerdriver die u wilt configureren en selecteer het Printer- menu en vervolgens Eigenschappen.
3. Selecteer het tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen.
4. Selecteer in de lijst van beschikbare poorten de LPR-poort (zoals reeds eerder vermeld, wordt de LPR-poort alleen getoond als het "Microsoft TCP/IP Printing" protocol is geïnstalleerd) en klik op Nieuwe poort.
5. Typ het IP-adres dat u aan de afdrukserver hebt toegewezen in het vak Naam of adres van server die lpd: levert. Als u het HOSTS-bestand hebt bijgewerkt of een domeinnaamsysteem gebruikt, kunt u i.p.v. het IP-adres de naam invoeren die met de afdrukserver wordt geassocieerd. Aangezien de afdrukserver TCP/IP- en NetBIOS-namen ondersteunt, mag u ook de NetBIOS-naam van de afdrukserver invoeren. De NetBIOS-naam kunt u vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. De NetBIOS-naam wordt meestal getoond als BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres.
6. Typ de servicenaam van de afdrukserver in het vak Naam van printer of afdrukwachtrij op die machine . Weet u niet welke servicenaam u moet gebruiken, voer dan
BINARY_P1
in en klik op OK:
Afbeelding 1 LPR-compatible printer toevoegen
7. Klik op Sluiten.
8. De printerdriver is nu geconfigureerd voor het afdrukken op het door u gespecificeerde IP-adres (of de door u gespecificeerde naam).
9. Als u de printer wilt delen, klikt u op het tabblad Delen.
2-7
Page 37
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

Afdrukken vanaf Windows NT 3.5x

1. Ga naar het Configuratiescherm en voer de netwerktoepassing uit.
2. Selecteer Programmatuur toevoegen en voeg TCP/IP-protocol en gerelateerde onderdelen toe.
3. Selecteer het selectievakje TCP/IP Network Printing Support. En klik op Continue. (Deze optie is niet beschikbaar als het TCP/IP Network Printing Support-protocol reeds geïnstalleerd is).
4. Plaats de gevraagde diskette(s) om de benodigde bestanden te kopiëren. Uw NT-server dient na het kopiëren opnieuw te worden opgestart.

Afdrukken vanaf Windows NT 3.5x (Printerdriver is nog niet geïnstalleerd)

Als u Windows NT 3.5 of 3.51 gebruikt, volgt u onderstaande procedure voor het configureren van de afdrukserver.
1. Ga naar het hoofdvenster en selecteer het pictogram Afdrukbeheer.
2. Selecteer het menu Printers.
3. Selecteer Printer installeren.
4. Voer in het vak Printernaam een naam in.
5. Selecteer Stuurprogramma. Kies de gewenste driver.
6. Selecteer Beschrijving. Voer een willekeurige beschrijving in.
7. Selecteer Afdrukken op en selecteer Andere.
8. Selecteer LPR-poort.
9. Typ het IP-adres dat u aan de afdrukserver hebt toegewezen in het vak Naam of adres van hostserver die lpd: levert. Als u het HOSTS-bestand hebt bijgewerkt of een domeinnaamsysteem gebruikt, kunt u i.p.v. het IP-adres de naam invoeren die met de afdrukserver wordt geassocieerd.
10. Voer de servicenaam van de afdrukserver in als de Naam van printer op die machine. Weet u niet welke servicenaam u moet gebruiken, voer dan
BINARY_P1
Opmerking
Raadpleeg Appendix B voor nadere informatie over servicenamen.
Indien gewenst, kunt u de printer delen.
in en klik op OK.
2-8
Page 38
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP

LAN-server, OS/2 Warp-server configureren

Brother-afdrukservers werken met IBM LAN-server, OS2 Warp-servernetwerken mits daar IBM TCP/IP V2.0 of recenter op de bestandsserver is geïnstalleerd (TCP/IP wordt standaard geleverd met LAN-server V4.0 en recenter en met Warp-server). Volg onderstaande procedure om de afdrukserver te configureren op een bestandsserver van OS/2 LAN-server of OS/2 Warp-server, of op een OS/2 Warp Connect-werkstation:

De server configureren

De TCP/IP-software moet op uw OS/2-bestandsserver zijn geïnstalleerd. Als de map TCP/IP op uw bureaublad nog niet open is, dan moet u deze map nu openen. Dubbelklik op het pictogram TCP/IP Configuration om het IP-adres toe te voegen aan de OS/2-bestandsserver (vraag uw systeembeheerder om dit adres).
Raadpleeg hoofdstuk 12 voor meer informatie over het toekennen van een IP­adres aan een printer.

Een OS/2-server configureren

1. In het bureaublad van OS/2 opent u de map Templates. Gebruik de rechter muisknop om het pictogram Printer (niet Netwerkprinter) naar het bureaublad te slepen.
2. Het venster Create a Printer wordt geopend (als het niet wordt geopend, dubbelklikt u op het pictogram van de printer).
3. Voer een naam in voor de printer.
4. Selecteer de printer driver die standaard moet worden gebruikt. Als de gewenste driver niet in de lijst staat, klikt u op Install new Printer Driver en voegt u de driver toe.
5. Kies de uitvoerpoort. IBM TCP/IP maakt automatisch 8 sluizen met de
\PIPE\LPD0
naam dubbelklik erop.
In oudere versies van Warp Server zit een programmafout, waardoor deze Named Pipes niet verschijnen (bij een Warp Connect of LAN-server doet dit probleem zich niet voor). Het probleem wordt opgelost met een door IBM geleverde patch.
\PIPE\LPD7
t/m
. Kies een ongebruikte poort en
2-9
Page 39
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP
Het venster Settings wordt geopend. Voer onderstaande gegevens in:
LPD-server De naam van de Brother-afdrukserver (uit het Hosts-
bestand)of zijn IP-adres.
LPD-printer Voor de meeste toepassingen kan de Brother-afdrukserver
de binaire service BINARY_P1 gebruiken. Maar als u tekstbestanden afdrukt via de DOS- of OS/2-prompt, moet u de service voor tekst, TEXT_P1, gebruiken. Deze service voegt ten behoeve van een juiste indeling van de gegevens een regelterugloop toe (maar kan grafische
afdrukken vervormen). Host-naam De IP-naam van de OS/2-bestandsserver. Gebruiker Het IP-adres van de OS/2-bestandsserver.
De rest van de gegevens hoeft niet te worden ingevuld. Klik op OK. De pipe behoort nu gemarkeerd te zijn (dubbelklik erop als hij niet gemarkeerd is).
Klik op Create om de printer te maken.
Open de map LAN Services en voer het programma LAN Requester uit:
1. Selecteer Definitions
2. Selecteer Aliases
3. Selecteer Printers
4. Selecteer Create. Voer onderstaande gegevens in:
Alias Moet hetzelfde zijn als de naam van de
zojuist gespecificeerde printer Beschrijving Een willekeurige beschrijving Servernaam Naam van de OS/2-server Spoolerwachtrij Naam van de zojuist gespecificeerde printer Maximum aantal gebruikers Laat dit vak leeg, tenzij u het aantal
gebruikers wilt beperken
5. Sluit het programma LAN Requester af.
6. U moet nu kunnen afdrukken. Als u de wachtrij wilt testen, typt u onderstaande gegevens bij de OS/2-prompt of op een DOS-werkstation:
7. COPY C:\CONFIG.SYS \\servernaam\alias
8. Waar servernaam de naam is van de bestandsserver en alias de aliasnaam die u tijdens de configuratie hebt gespecificeerd. Als alles goed is, wordt nu het bestand
CONFIG.SYS
op de printer afgedrukt. Houd er rekening mee dat de regels versprongen zullen zijn indien u als LPD-printernaam een binaire service had geselecteerd; u hoeft zich echter geen zorgen te maken, de gangbare DOS-, Windows- en OS/2­toepassingen zullen probleemloos afdrukken.
2-10
Page 40
HOOFDSTUK 2 AFDRUKKEN VIA TCP/IP
9. De Brother-afdrukserver verschijnt nu als een standaard OS/2-printer voor gebruik met uw toepassingsprogrammas. Als u wilt dat de afdrukserver transparant werk met DOS-programma’s, moet u op elk werkstation de volgende opdracht uitvoeren:
10. NET USE LPT1: \\servernaam\alias
11. De software gaat er nu vanuit dat de printer en de Brother-afdrukserver rechtstreeks zijn aangesloten op de parallelle poort van het werkstation.

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar http://solutions.brother.com/ afdrukken op een netwerk, voor documentatie over het IPP-protocol, en over hoe u een Windows 2000/95/98/Me-systeem configureert.
2.
Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
voor meer informatie over
2-11
Page 41
HOOFDSTUK 3 PEER-TO-PEER AFDRUKKEN
HOOFDSTUK DRIE
3
Peer-to-peer afdrukken
3
Afdrukken in een peer-to-peer netwerk voor Windows 95/98/Me

Overzicht

Microsoft's Windows 95/98/Me-besturingssysteem beschikt over ingebouwde netwerkfuncties. Met deze functies kan een Windows PC worden geconfigureerd als een client-werkstation in een netwerkomgeving met een bestandsserver.
Ook in kleinere netwerken biedt Windows 95/98/Me PC's de mogelijkheid in een peer-to-peer modus te werken. In deze modus kan de PC bronnen delen met andere PC's op het netwerk zonder dat daarvoor een centrale bestandsserver nodig is.
Tips en hints:
1. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres voor de printer toewijzen.
2. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3.
Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
4. Gebruikers die met Windows 95/98/Me werken, kunnen afdruktaken sturen via het IPP-protocol vanaf een Windows 2000-computer, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-PC, dat IIS is geïnstalleerd en draait op de Windows 2000-computer, en dat op de client-PC minstens versie 4 of later van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
5. Brother-printers zijn eveneens compatibel met de HP-software JetDirect, en dat betekent dat u HP-hulpprogramma’s kunt gebruiken om uw Brother-printer te beheren en ernaar af te drukken.
3-1
Page 42
HOOFDSTUK 3 PEER-TO-PEER AFDRUKKEN

Afdrukken via TCP/IP

Voor deze software moet het TCP/IP-protocol op uw Windows peer-to-peer computers zijn geïnstalleerd en moet er een IP-adres voor de afdrukserver zijn gedefinieerd. Raadpleeg uw Windows-documentatie voor meer informatie over de configuratie van het TCP/IP-protocol op uw Windows-PC.
Als u dat nog niet hebt gedaan, configureer dan nu het IP-adres van de printer. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 12 van deze gebruikershandleiding.

De Brother Peer-to-Peer software installeren

1. Start het installatieprogramma op de CD-ROM en volg de instructies in de installatiehandleiding.
2. Selecteer het juiste installatiemenu voor uw model en uw software. Selecteer vervolgens het betreffende menu om het installatieprogramma van de Brother Print Software te starten.
3. Klik als antwoord op de melding Welkom op Volgende.
4. Selecteer Brother Peer to Peer Print (LPR).
5. Selecteer de map waar de bestanden van Brother Network Direct Print geïnstalleerd moeten worden en klik op Volgende. Als de map nog niet op uw schijf bestaat, zal het installatieprogramma deze nu maken.
6. Voer de naam in van de poort die u wilt gebruiken en klik op OK. De standaardnaam voor de poort is BLP1. Welke naam u ook kiest, deze dient uniek te zijn en MOET beginnen met BLP.
7. Nu moet u het eigenlijk IP-adres van de afdrukserver invoeren in het veld Printernaam of IP-adres. Als u het Hosts-bestand op uw computer hebt bijgewerkt of een domeinnaamsysteem gebruikt, dan mag u hier ook de naam van de afdrukserver invoeren. Aangezien de afdrukserver TCP/IP- en NetBIOS-namen ondersteunt, mag u ook de NetBIOS-naam van de afdrukserver invoeren. De NetBIOS-naam kunt u vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. De NetBIOS-naam wordt meestal getoond als “BRN_xxxxxx”, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres.
Windows 95/98/Me slaat het Hosts-bestand op in de standaard Windows-map. Standaard wordt het Hosts-bestand van Windows hosts.sam genoemd. Als u het Hosts-bestand wilt gebruiken, dient u het een nieuwe naam te geven, en wel: hosts (zonder extensie, de extensie .sam staat voor 'sample' (voorbeeld)).
8. Klik op OK. Wanneer daarom wordt gevraagd, moet u uw computer opnieuw opstarten.
3-2
Page 43
HOOFDSTUK 3 PEER-TO-PEER AFDRUKKEN

Aan de printer koppelen

Gebruik nu de standaardmethode voor het installeren van printers om op uw Windows-systeem een printer te maken.
1. Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers.
2. Selecteer Printer toevoegen om met het installeren van de printer te beginnen.
3. Klik in het venster van de Wizard Printer toevoegen op Volgende.
4. Selecteer Locale printer wanneer u wordt gevraagd op welke wijze de printer op uw computer is aangesloten en klik op Volgende.
5. Selecteer de juiste driver. Klik daarna op Volgende.
6. Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
7. Selecteer de Brother LPR-poort (de poortnaam die u hebt toegewezen in stap 4 van het onderdeel dat de installatie van de Brother Peer-to-Peer software behandelt) en klik op Volgende.
8. Voer een naam in voor de Brother-printer en klik op Volgende. U noemt de printer bijvoorbeeld "Brother Netwerkprinter".
9. Windows vraagt of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer Ja en vervolgens op Voltooien.
De installatie van de Brother Netwerkprinter is nu voltooid.

Een tweede Brother-LPR-poort toevoegen

U mag hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uitvoeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Details en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u het keuzerondje Andere en vervolgens "Brother LPR port". Klik op OK en voer de poortnaam in. De standaardnaam voor de poort is BLP1. Als deze naam reeds wordt gebruikt, verschijnt er een foutmelding als u probeert om de naam een tweede keer te gebruiken. U dient dan BLP2 enz. te gebruiken. Nadat u de poortnaam hebt gespecificeerd, klikt u op OK. Het venster Eigenschappen poort wordt geopend.
Voer het IP-adres in van de printer waarop u wilt afdrukken en klik op OK. In de driver, onder Afdrukken naar de volgende poort, staat nu de poort die u zojuist hebt gemaakt.
3-3
Page 44
HOOFDSTUK 3 PEER-TO-PEER AFDRUKKEN

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
2.
Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3-4
Page 45
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN
HOOFDSTUK VIER
4
Peer-to-peer (NetBIOS) afdrukken
4
Afdrukken via NetBIOS op Windows 95/98/Me/NT/2000/XP, LAN-server en OS/2 Warp­server

Overzicht

Uw Brother afdrukserver ondersteunt SMB (Server Message Block) via het TCP/IP-protocol via de NetBIOS-interface. Dat betekent dat de Brother-printer, vergelijkbaar met gewone Windows-PC’s, kan worden opgenomen in uw netwerkomgeving. Het belangrijkste voordeel van afdrukken via NetBIOS is dat u kunt afdrukken vanaf simpele DOS-toepassingen die draaien op een PC die is aangesloten op een Microsoft-netwerk.
Tips en hints:
1. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres voor de printer toewijzen.
2. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3. Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
4. De standaard domeinnaam van de afdrukserver is WERKGROEP, maar u kunt het wijzigen via uw Web-browser of via de BRAdmin-toepassing.
4-1
Page 46
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

De afdrukserver configureren

Om deze functie te laten werken, moet u de naam van uw DOMEIN of uw WERKGROEP veranderen; deze naam dient hetzelfde te zijn als de naam van uw netwerk. Daarna zal de afdrukserver automatisch in uw netwerkomgeving herkend worden en kunt u documenten afdrukken zonder dat er extra software geïnstalleerd hoeft te worden. Uw Windows 95/98/Me- en Windows NT4.0/2000/XP-systeem kan soms echter de melding "Printer is bezig" geven als meer dan een persoon tegelijkertijd proberen af te drukken. Om dit te voorkomen, heeft Brother de software "Brother NetBIOS Port Monitor" ontwikkeld, waarmee afdruktaken continu gespoold kunnen worden als de printer bezig is, tijdelijk onbruikbaar is of als het papier op is. Deze Port Monitor houdt de afdruktaken vast totdat de printer weer beschikbaar is.
Tijdens de installatie van Windows 95/98/Me wordt u gevraagd tot welke werkgroep u behoort; de standaard werkgroepnaam voor Windows 95/98/Me is "WERKGROEP", maar u kunt deze naam desgewenst veranderen. Met Windows NT introduceerde Microsoft het concept van "Domeinen". Een domein biedt gecentraliseerd beveiligingsbeheer, en een werkgroep biedt gedistribueerd beveiligingsbeheer. Voor de afdrukserver maakt het niet uit of uw netwerk bestaat uit een werkgroep of een domein, u hoeft de afdrukserver alleen maar de naam van de werkgroep of het domein te geven. De Brother-afdrukserver heeft automatisch een standaard werkgroep/domeinnaam: "WERKGROEP". Als u deze naam wilt veranderen, dient u de Brother-afdrukserver zodanig te configureren, dat hij deze nieuwe naam herkent. Dit kunt u op vier manieren doen (als u niet zeker weet welke naam uw werkgroep of domein heeft, kijkt u in het tabblad Identificatie van uw netwerk-toepassing).
Gebruik BRAdmin (dit hulpprogramma kan het TCP/IP-protocol of het Netware IPX-protocol gebruiken - er is geen bestandsserver nodig.) Gebruik een Web-browser, (de afdrukserver moet een geldig IP-adres
hebben, en ook uw computer moet een geldig IP-adres hebben); u kunt het IP-adres configureren met behulp van BRAdmin. TELNET, ook hiervoor moeten uw computer en uw printer een geldig IP-
adres hebben. Gebruik BRCONFIG voor DOS (voor dit hulpprogramma is een Netware-
bestandsserver plus het IPX-protocol nodig).
Vanwege de wijze waarop Microsoft-netwerken werken, kan het enkele minuten duren voordat de afdrukserver in uw netwerkomgeving herkend wordt. En het kan ook een paar minuten duren voordat de afdrukserver uit uw netwerkomgeving verdwijnt, zelfs als de printer is uitgezet. Dit is een eigenschap van op Microsoft-werkgroepen en -domeinen gebaseerde netwerken.
4-2
Page 47
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN
De werkgroep/domeinnaam wijzigen met TELNET of BRCONFIG of een Web­browser
Als u BRAdmin en uw Web-browser niet kunt gebruiken, dan kunt u in plaats daarvan TELNET of het BRCONFIG Remote Console-programma gebruiken (voor BRCONFIG moet het IPX/SPX-protocol op uw PC zijn geïnstalleerd).
Wanneer u verbinding hebt gekregen met de afdrukserver, voert u als antwoord op de prompt "#" het wachtwoord "access" in. Als antwoord op de prompt "Enter Username>" voert u iets willekeurigs in, waarna de prompt "Local>" verschijnt.
Bij deze prompt voert u de volgende opdracht in:
SET NETBIOS DOMAIN domeinnaam EXIT
waar domeinnaam de naam is van uw domein of uw werkgroep. Als u niet zeker weet welke naam uw werkgroep of domein heeft, kijkt u in het tabblad Identificatie van uw Windows 95/98/Me/NT 4.0 netwerktoepassing.
U kunt eveneens een standaard WWW-browser gebruiken om de NetBIOS-naam te wijzigen. Maak hiervoor de verbinding tussen de afdrukserver en het IP-adres en selecteer vervolgens de optie "NetBIOS configureren" in het netwerkconfiguratiescherm. Geef uw werkgroep-/domeinnaam in het tekstvak Domeinnaam in. Vergeet niet om de wijzigingen door te sturen.

NetBIOS Port Monitor voor Windows 95/98/Me, NT4.0/2000/XP

Voor deze software moet het TCP/IP-transportprotocol op uw Windows 95/98/Me- of NT4.0/2000/XP-computer zijn geïnstalleerd. Raadpleeg uw Windows-documentatie voor informatie over het installeren van de protocollen. Als u het TCP/IP-protocol gebruikt, dient het juiste IP-adres te worden gedefinieerd op de Brother-afdrukserver en op uw client-PC.
4-3
Page 48
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

De Brother NetBIOS Port Monitor installeren

1. Start het installatieprogramma op de CD-ROM en volg de instructies in de installatiehandleiding.
2. Selecteer het juiste installatiemenu voor uw model en uw software. Selecteer vervolgens het menu Network Print Software om het installatieprogramma van de Brother Network Print Software te starten.
3. Klik als antwoord op de melding Welkom op Volgende.
4. Selecteer Brother Peer-to-Peer Print (NetBIOS) installation.
5. Selecteer de map waar de bestanden van Brother Network Direct Print geïnstalleerd moeten worden en klik op Volgende.
6. Voer de naam in van de poort die u wilt gebruiken. De poortnaam moet beginnen met “BNT”. Bijvoorbeeld BNT1. Het maakt niet uit welke naam u kiest, als het maar een unieke naam is. Klik op “OK”. Welke naam u ook kiest, deze dient uniek te zijn op uw PC, maar andere computers mogen dezelfde poortnaam gebruiken als de naam die u op uw PC hebt gespecificeerd.
7. Nu moet u de servernaam en de poortnaam voor de eigenlijke afdrukserver invoeren. U kunt Bladeren gebruiken om te zoeken naar de afdrukserver en de domein-/werkgroepnaam selecteren, waarna de server in de lijst komt te staan. Als de afdrukserver niet automatisch in de bladerlijst wordt geplaatst, dient u te controleren of de domeinnaam juist geconfigureerd is. U kunt de naam natuurlijk ook gewoon met de hand invoeren. De naam moet conform UNC (Universal Name Convention) zijn. Bijvoorbeeld “\\Knooppuntnaam\Servicenaam”.
Waar Knooppuntnaam de NetBIOS-naam is van de Brother-afdrukserver (de standaardnaam is doorgaans BRN_xxxxxx, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres), en waar Servicenaam de servicenaam is voor NetBIOS van de afdrukserver, standaard is dit BINARY_P1. Bijvoorbeeld:
\\BRN_310107\BINARY_P1
U kunt de NetBIOS-naam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
8. Klik op “OK”.
9. Klik op Voltooien. U moet nu eerst uw computer opnieuw opstarten, pas dan kunt u verdergaan.
4-4
Page 49
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

Aan de printer koppelen

1. Gebruik nu de standaardmethode voor het installeren van printers om op uw Windows 95/98/Me en NT4.0/2000-systeem een printer te maken. Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers.

Windows 95/98/Me

2. Selecteer Printer toevoegen om met het installeren van de printer te beginnen.
3. Klik in het venster van de Wizard Printer toevoegen op Volgende.
4. Selecteer Locale printer wanneer u wordt gevraagd op welke wijze de printer op uw computer is aangesloten en klik op Volgende.
5. Selecteer de juiste driver. Klik daarna op Volgende.
6. Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
7. Selecteer de poort voor Brother-NetBIOS. (De poortnaam die u hebt toegewezen in stap 6 van het onderdeel "Brother NetBIOS Port Monitor" en klik op Volgende.
8. Voer een naam in voor de Brother-printer en klik op Volgende. U noemt de printer bijvoorbeeld "Brother Netwerkprinter".
9. Windows vraagt of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer Ja en vervolgens op Voltooien.
U kunt nu gaan afdrukken. Indien nodig, kunt u de printer op uw PC delen, zodat alle afdruktaken via uw computer worden omgeleid.
4-5
Page 50
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

Windows NT4.0/2000/XP

2.
Selecteer Printer toevoegen om met het installeren van de printer te beginnen.
3. Klik in het venster van de Wizard Printer toevoegen op Volgende.
4. Selecteer als antwoord op de vraag hoe uw printer op de computer is aangesloten de optie Deze Computer en klik op Volgende.
5. Selecteer de poort voor Brother-NetBIOS. (De poortnaam die u hebt toegewezen in stap 6 van het onderdeel "Brother NetBIOS Port Monitor" en klik op Volgende.
6. Selecteer de juiste driver. Klik daarna op Volgende.
7. Als u een printerdriver selecteert die reeds gebruikt wordt, kunt u de bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
8. Voer een naam in voor de Brother-printer en klik op Volgende. U noemt de printer bijvoorbeeld "Brother Netwerkprinter".
9. Selecteer Niet gedeeld of Gedeeld en Naam delen en klik op Volgende.
10. Windows vraagt of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer Ja en vervolgens op Voltooien.
U kunt nu gaan afdrukken. Indien nodig, kunt u de printer op uw PC delen, zodat alle afdruktaken via uw computer worden omgeleid.
4-6
Page 51
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

Een tweede NetBIOS-poort toevoegen

1. U hoeft het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren als u een nieuwe NetBIOS-poort wilt toevoegen. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van de printer die u wilt configureren, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen.

Windows 95/98/Me

2. Klik op het tabblad Details en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u het keuzerondje Andere en vervolgens "Brother NetBIOS-poort". Klik op OK en voer de poortnaam in. De standaardnaam voor de poort is BNT1. Als deze naam reeds wordt gebruikt, verschijnt er een foutmelding als u probeert om de naam een tweede keer te gebruiken. U dient dan BNT2 enz. te gebruiken. Nadat u de poortnaam hebt gespecificeerd, klikt u op OK. Het venster Eigenschappen poort wordt geopend. Voer de afdrukservernaam en de poortnaam in van de printer waarop u wilt afdrukken en klik op OK. In de driver, onder Afdrukken naar de volgende poort, staat nu de poort die u zojuist hebt gemaakt.

Windows NT4.0/2000/XP

2. Klik op het tabblad Port en klik op Poort toevoegen. In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u "Brother NetBIOS-poort". Klik op Nieuwe poort en voer de poortnaam in. De standaardnaam voor de poort is BNT1. Als deze naam reeds wordt gebruikt, verschijnt er een foutmelding als u probeert om de naam een tweede keer te gebruiken. U dient dan BNT2 enz. te gebruiken. Nadat u de poortnaam hebt gespecificeerd, klikt u op OK. Het venster Eigenschappen poort wordt geopend. Voer de afdrukservernaam en de poortnaam in van de printer waarop u wilt afdrukken en klik op OK. In de driver, onder “Afdrukken naar de volgende poort, staat nu de poort die u zojuist hebt gemaakt.
4-7
Page 52
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

LAN-server, OS/2 Warp-server configureren

Brother-afdrukservers ondersteunen het SMB-protocol over TCP/IP via NetBIOS-interface, en werken derhalve met IBM LAN-server- en OS/2 Warp­servernetwerken waar IBM TCP/IP V2.0 of recenter op de bestandsserver geïnstalleerd is. Volg onderstaande procedure voor het configureren van het werkstation voor LAN-server, OS/2 Warp-server of OS/2 Warp.

De server configureren

1. Open de map met de Templates op het bureaublad van OS/2.
2. Sleep het Printer Template met de rechter muisknop naar het bureaublad.
3. Typ in het venster Create a Printer de gewenste naam voor de printer.
4. Kies een ongebruikte poort (bijvoorbeeld LPT3) om de printer op aan te sluiten.
5. Kies de gewenste printerdriver.
6. Klik op Create en klik vervolgens op OK.
7. Indien gewenst, kunt u aangeven dat u de printer wilt delen.

Het werkstation configureren

Op elk werkstation waarvandaan u wilt afdrukken, dient u de volgende stap uit te voeren:
Ga naar de DOS- of de OS/2-prompt en voer daar de volgende opdracht in:
NET USE LPTx: \\Knooppuntnaam\Servicenaam
waar "x" het nummer is van de LPT-poort (1 t/m 9), Knooppuntnaam de NetBIOS-naam is van de afdrukserver (doorgaans is dit BRN_xxxxxx, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres) en waar Servicenaam de servicenaam van de afdrukserver is (standaard is dit BINARY_P1). Bijvoorbeeld:
NET USE LPT2: \\BRN_310107\BINARY_P1
U kunt de NetBIOS-naam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
4-8
Page 53
HOOFDSTUK 4 PEER-TO-PEER (NETBIOS) AFDRUKKEN

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar de website http://solutions.brother.com/ over afdrukken via netwerken.
2.
Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
voor meer informatie
4-9
Page 54
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN
HOOFDSTUK VIJF
5
Afdrukken via Internet configureren voor Windows 95/98/Me NT 4.0/2000/XP
5
Afdrukken via Internet installeren

Overzicht

Brother's BIP-product (Brother Internet Print) is een Windows 95/98/Me/NT4.0 softwaredriver waarmee een PC-gebruiker op de ene locatie via Internet een afdruktaak kan versturen naar een Brother-netwerkprinter op een externe locatie. Een gebruiker op een PC in New York kan bijvoorbeeld een document rechtstreeks vanuit zijn/haar Microsoft Excel-toepassing afdrukken op een printer in Parijs.
Gebruikers die met Windows 2000/XP werken, kunnen deze BIP-software eveneens gebruiken, maar het wordt aanbevolen om af te drukken via het IPP­protocol, dat standaard is voorzien in Windows 2000/XP-besturingssystemen. Ga in dat geval naar “Afdrukken via IPP op Windows 2000” in deze handleiding.
Tips en hints:
1. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres voor de printer toewijzen.
2. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3. Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
4. Gebruikers die met Windows 2000/XP werken, kunnen afdrukken via TCP/IP met behulp van de standaard Network Printing-software en IPP­protocolsoftware, die beschikbaar is in iedere Windows 2000/XP­installatie.
5. Gebruikers die met Windows 95/98/Me werken, kunnen afdruktaken sturen via het IPP-protocol vanaf een Windows 2000-computer, op voorwaarde dat de software Microsoft Internet Print Services is geïnstalleerd op de client-PC, dat IIS is geïnstalleerd en draait op de server, en dat op de client-PC minstens versie 4 of later van Microsoft Internet Explorer is geïnstalleerd.
5-1
Page 55
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Brother Internet Print Algemene informatie

De BIP-software wordt geïnstalleerd met de normale installatiewizard van Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP. Deze wizard maakt een virtuele poort op de Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP-PC die op ongeveer dezelfde wijze werkt als de gebruikelijke LPT1-printerpoort die met andere toepassingen wordt gebruikt. Met Afdrukbeheer van Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP kan men een printer maken die deze virtuele poort gebruikt met een standaard Windows 95/98/Me, NT4.0/2000/XP-compatibele printer. Zo kunnen toepassingen onder Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP op deze printer afdrukken (en dus op de virtuele poort) zonder dat daarvoor speciale wijzigingen of procedures nodig zijn.
Wanneer een taak op de virtuele BIP-poort wordt afgedrukt, wordt deze in feite MIME-gecodeerd, (geconverteerd naar een standaard Internet e-mailbericht), waarna de taak naar een Brother-afdrukserver op de externe locatie wordt gestuurd. BIP is dus compatibel met de meest gangbare e-mail­softwaretoepassingen. De enige vereiste is, dat de e-mailserver een e-mailbericht over Internet moet kunnen verzenden.
Deze procedure wordt hieronder in detail besproken:
Als u bent aangesloten op een Local Area Netwerk, wordt het e-mailbericht
doorgegeven naar de e-mailserver, die het bericht met het SMTP-protocol (Simple Mail Transport Protocol) via Internet doorstuurt naar de externe afdrukserver.
Als u via een modem rechtstreeks verbinding krijgt met een Internet Service
Provider (ISP), zal de ISP de e-mail naar de externe afdrukserver routen.
Op de externe locatie wordt het e-mailbericht door een e-mailserver
ontvangen. De externe afdrukserver, die een eigen e-mailadres heeft, gebruikt het POP3-protocol (Post Office Protocol 3) om het e-mailbericht van de server te downloaden. Het bericht wordt dan gedecodeerd en op de printer afgedrukt.
Als er een e-mail is ontvangen die niet is geconfigureerd voor de BIP virtuele poortdriver, zal de printer de e-mail als een tekstdocument afdrukken.
5-2
Page 56
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Brother Internet Print De Brother-afdrukserver configureren

De afdrukserver kan worden geconfigureerd met BRAdmin, met een Web­browser, of via de opdracht TELNET.

Controlelijst bij het configureren van de afdrukserver

Voordat u de afdrukserver gaat configureren voor het ontvangen van BIP-taken, moet u eerst controleren of de e-mailserver op de externe locatie (het ontvangende einde) is geconfigureerd voor het TCP/IP POP3- en SMTP-protocol (SMTP is uitsluitend nodig als de functie die meldt dat er mail is binnengekomen, is geactiveerd).
1. Configureer de POP3-server op de e-mailserver op de externe locatie met een mail-account (mailbox-naam) en wachtwoord voor de Brother­afdrukserver (doorgaans is de naam voor de mail-account het eerste deel van het e-mailadres. Bijvoorbeeld: als u de naam emailprinter@xyz.com hebt toegewezen, zou de naam van de mail-account emailprinter zijn).
2. De afdrukserver moet zijn geïnstalleerd en moet draaien met TCP/IP geactiveerd en met een geldig IP-adres.
Omdat toegang tot een e-mailserver op de meeste netwerken doorgaans beperkt is, moet de configuratie wellicht door uw netwerkbeheerder worden gecontroleerd en moet ook de mail-account door uw netwerkbeheerder worden toegevoegd.
5-3
Page 57
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Brother Internet Print BRAdmin gebruiken om de afdrukserver te configureren

U kunt dit gedeelte overslaan als u de externe afdrukserverconsole of Web­browser wilt gebruiken om de afdrukserver te configureren.
Als u BRAdmin gebruikt, kunt u de Brother-afdrukserver configureren met het TCP/IP-protocol of met het IPX-protocol.
Om de afdrukserver te configureren voor het ontvangen van afdruktaken van een Windows 95/98//Me/NT4.0/2000/XP-PC waarop de BIP-software draait, gaat u als volgt te werk:
1. Start BRAdmin.
2. Selecteer in de lijst de knooppuntnaam van de gewenste Brother­afdrukserver en dubbelklik erop. (De standaardnaam voor het knooppunt is doorgaans BRN_xxxxxx, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is "access".
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
3. Klik op het tabblad POP3/SMTP.
4. Voer het IP-adres van de POP3-server in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet).
5. Voer de mailboxnaam in van de externe Brother-afdrukserver. Doorgaans is de naam voor de mailbox het eerste deel van het e-mailadres; als u bijvoorbeeld de naam emailprinter@xyz hebt ingevoerd, moet als mailboxnaam hier emailprinter worden gebruikt.
6. Indien gewenst, voert u voor de mailbox een wachtwoord in.
7. De afdrukserver is standaard geconfigureerd om de POP3-server elke 30 seconden te pollen. Indien gewenst, verandert u deze waarde.
8. Als de functie die meldt dat er mail is binnengekomen, is geactiveerd, voert u het IP-adres van uw SMTP-server in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet).
9. Klik op OK en sla de wijzigingen op. Sluit BRAdmin nu af. De afdrukserver is nu geconfigureerd om afdruktaken te ontvangen.
5-4
Page 58
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Brother Internet Print Een Web-browser gebruiken om de afdrukserver te configureren

1. Gebruik uw Web-browser om verbinding te maken met het IP-adres van de afdrukserver.
2. Op het scherm voor de netwerkconfiguratie wordt u om een wachtwoord gevraagd. Het standaardwachtwoord is "access".
3. Selecteer de optie Configure POP3/SMTP en voer de informatie in zoals hierboven beschreven. Raadpleeg BRAdmin gebruiken om de afdrukserver
te configureren
4. De optie Segmented Message Timeout dient zichtbaar te zijn. Als een afdruktaak met behulp van de functie Partial E-mail Print van BIP in verschillende e-mailtjes is opgesplitst, geeft deze waarde aan hoe lang de afdrukserver zal wachten totdat alle segmenten van de e-mail zijn ontvangen.
5-5
Page 59
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Brother Internet Print TELNET gebruiken om de afdrukserver te configureren

U kunt dit gedeelte overslaan als u de externe afdrukserver hebt geconfigureerd met BRAdmin of met een Web-browser.
In plaats van BRAdmin, kunt u ook de externe console van de afdrukserver gebruiken om de afdrukserver te configureren. U krijgt toegang tot de console via TELNET. Als u via deze programma's toegang krijgt tot de afdrukserver, wordt u gevraagd om een wachtwoord. Het standaardwachtwoord is "access".
1. Nadat u op de console bent aangesloten, verschijnt de prompt "Local>".
Hier voert u onderstaande opdracht in:
SET POP3 ADDRESS ipadres
waar ipadres het IP-adres van uw POP3-server is (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet).
2. Voer nu onderstaande opdracht in:
SET POP3 NAME mailboxnaam SET POP3 PASSWORD emailwachtwoord
waar mailboxnaam de naam is van de mailbox van de externe afdrukserver en emailwachtwoord het wachtwoord dat aan deze mailbox is gekoppeld. Doorgaans is de naam van de mailbox hetzelfde als het eerste deel van het e-mailadres dat u eerder hebt gedefinieerd (als het e­mailadres bijvoorbeeld emailprinter@xyz.com is, dan is de naam van de mailbox emailprinter).
3. De afdrukserver is standaard geconfigureerd om de POP3-server elke 30
seconden te pollen. Indien gewenst, verandert u deze waarde door onderstaande opdracht in te voeren:
SET POP3 POLLING regelmaat
waar regelmaat aangeeft na hoeveel seconden er gepolld moet worden.
Typ EXIT om de console af te sluiten en de wijzigingen op te slaan. De configuratie van de afdrukserver is nu voltooid.
5-6
Page 60
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Brother Internet Print De BIP-software op een Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP-PC installeren

Voor het op een Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP-PC installeren van de BIP­software gaat u als volgt te werk:
Op de PC moet een e-mailprogramma worden uitgevoerd (bijvoorbeeld
Microsoft Outlook) waarmee e-mailberichten m.b.v. Winsock verzonden kunnen worden. Uw e-mailserver moet berichten over Internet kunnen verzenden.

Installatie vanaf CD-ROM

1. Start het installatieprogramma op de CD-ROM en volg de instructies in
de installatiehandleiding.
2. Selecteer het juiste installatiemenu voor uw model en uw software.
Selecteer vervolgens het menu Network Print Software om het installatieprogramma van de Brother Network Print Software te starten.
3. Klik als antwoord op de verwelkoming op Volgende.
4. Selecteer Brother Internet Print Installation.
5. Selecteer de directory waar BIP geïnstalleerd moet worden en klik op
Volgende. Als de directory nog niet bestaat, zal het installatieprogramma deze nu maken.
6. Er wordt om een poortnaam gevraagd. Voer de naam voor de poort in.
Deze naam begint altijd met BIP en eindigt met een nummer. Bijvoorbeeld: BIP1.
7. Er verschijnt nu een melding over Partial E-mail Print. Partial E-mail
Print betekent dat de BIP-software e-mailafdruktaken in kleinere delen kan opsplitsen; dit om te voorkomen dat het mailbestand te groot wordt voor de mailserver.
8. Klik op OK om door te gaan.
9. U wordt nu gevraagd de poortinstellingen voor de externe afdrukserver
in te voeren:
Voer voor de externe afdrukserver een uniek, geldig Internet e-mailadres in (bijvoorbeeld emailprinter@xyz.com). Houd er rekening mee dat er in Internet e-mailadressen geen spaties mogen worden gebruikt.
Voer uw e-mailadres en het IP-adres van uw SMTP e-mailserver in (raadpleeg uw netwerkbeheerder als u dit adres niet weet). Geef tevens aan of u de optie Partial E-mail Print zult gebruiken en specificeer een notificatietype.
10. Klik op OK om door te gaan. U wordt gevraagd uw computer opnieuw
op te starten.
5-7
Page 61
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN
11. Nadat u uw computer opnieuw hebt opgestart, moet u op uw Windows
95/98/Me/NT4.0/2000/XP-systeem met behulp van de standaard Windows 95/98/Me/NT4.0/2000/XP-procedure voor het instellen van printers een printer maken. Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers.
12. Selecteer Printer toevoegen om met het installeren van de printer te
beginnen.
13. Klik in het venster van de Wizard Printer toevoegen op Volgende.
(Voor Windows 95/98/Me-gebruikers)
14. Selecteer Locale printer wanneer u wordt gevraagd op welke wijze de
printer op uw computer is aangesloten en klik op Volgende.
(Voor Windows NT4.0/2000/XP-gebruikers)
14. Selecteer Locale printer en verwijder de markering in het selectievakje
Plug en Play.
<Voor Windows 95/98/Me-gebruikers>
15. Selecteer het model van de externe printer (bijvoorbeeld Brother HL-
serie). Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Diskette om de driver vanaf de CD-ROM van de printer te installeren. Klik daarna op Volgende.
16. Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de
bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
17. Selecteer de BIP e-mailpoort (BIP...) die u in stap 6 geselecteerd hebt en
klik op Volgende.
<Voor Windows NT4.0/2000/XP-gebruikers>
15. Selecteer de BIP e-mailpoort (BIP...) die u in stap 6 geselecteerd hebt en
klik op Volgende.
16. Selecteer het model van de externe printer (bijvoorbeeld Brother HL-
serie). Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Diskette om de driver vanaf de CD-ROM van de printer te installeren. Klik daarna op Volgende.
17. Als u een printerdriver selecteert die reeds wordt gebruikt, kunt u de
bestaande driver houden (aanbevolen), of dit stuurprogramma vervangen. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
18. Voer een naam in voor de externe BIP-printer en klik op Volgende.
Houd er rekening mee dat deze naam niet dezelfde hoeft te zijn als de poortnaam die u hebt toegewezen in stap 6, of als het e-mailadres dat u hebt toegewezen in stap 9.
19. Selecteer Nee wanneer u wordt gevraagd of u een testafdruk wilt maken,
tenzij de externe afdrukserver reeds is geconfigureerd voor het ontvangen van BIP-afdruktaken.
De BIP-software is nu geïnstalleerd. Als u nog een externe afdrukserver moet configureren, gaat u door naar het volgende gedeelte: Een tweede Brother­Internetpoort toevoegen”.
5-8
Page 62
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Een tweede Brother-Internetpoort toevoegen

U hoeft hiervoor het installatieprogramma niet opnieuw uit te voeren. In plaats daarvan klikt u op Start, selecteert u Instellingen en opent u het venster Printers. Klik nu op het pictogram van een printer die BIP gebruikt, selecteer op de menubalk Bestand en kies Eigenschappen. Klik op het tabblad Details (Poorten op Windows NT) en klik op Poort toevoegen.
In het dialoogvenster Poort toevoegen selecteert u het keuzerondje Andere (alleen voor Windows 95/98/Me) en vervolgens op Brother Internet Port. Klik op OK (Nieuwe poort op Windows NT), waarna de poortnaam zal verschijnen. U moet nu een naam voor de poort invoeren. Dit moet een unieke naam zijn, maar hij moet beginnen met "BIP".
5-9
Page 63
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Afdrukken via IPP op Windows 2000/XP

Volg deze instructies als u gebruik wilt maken van de afdrukmogelijkheden via IPP op Windows 2000.
1. Start de wizard Printer toevoegen, en klik op de knop Volgende zodra
het welkomscherm van de wizard verschijnt.
2. U kunt nu de locale printer of de netwerkprinter selecteren. Zorg ervoor
dat u de netwerkprinter selecteert.
3. Het welkomscherm van de wizard Printer toevoegen wordt geopend.
4. Klik op de optie "Connect to a printer on the Internet or on your
intranet". en voer vervolgens deze URL in het veld: http://printer_ip_adres:631/ipp (waar ip_adres het IP-adres of de DNS-naam van uw printer is).
5. Zodra u op Volgende klikt, maakt Windows 2000/XP de verbinding met
de opgegeven URL.
ALS DE PRINTERDRIVER AL IS GEÏNSTALLEERD
Als de geschikte printerdriver al is geïntalleerd op uw PC, zal Windows 2000/XP automatisch deze driver gebruiken. In dat geval vraagt het programma u of u de huidige driver wilt instellen als standaarddriver, waarna de installatie van de driver voltooid is. U kunt nu gaan afdrukken.
ALS DE PRINTERDRIVER NOG NIET IS GEÏNSTALLEERD
Een van de voordelen van het afdrukken via het IPP-protocol is dat het een modelnaam voor de printer aanmaakt wanneer u ermee communiceert. Als de communicatie succesvol verloopt, verschijnt de modelnaam voor de printer automatisch. Dat betekent dat u Windows 2000 niet moet vertellen welk type printerdriver dient te worden gebruikt.
6. Klik op OK, waarna het volgende printerselectiescherm in de wizard
verschijnt.
7. Als uw printer niet voorkomt in de lijst met ondersteunde printers, klikt
u op de knop “Diskette”. U wordt gevraagd de diskette in het diskettestation te plaatsen.
8. Klik op “Bladeren” en selecteer de CD-ROM of de gedeelde
netwerkschijf waarop de geschikte Brother-printerdriver staat.
9. Geef de modelnaam van de printer op
10. Als de printerdriver die u wilt installeren, niet beschikt over het Digital
Certificate, verschijnt er een waarschuwing. Klik op “Ja” om de installatie te voltooien. De Wizard voor het toevoegen van printers wordt voortgezet.
11. Klik op “Voltooien ” en de printer is klaar om af te drukken. Druk een
testpagina af om de verbinding met de printer te controleren.
5-10
Page 64
HOOFDSTUK 5 AFDRUKKEN VIA INTERNET INSTALLEREN

Een andere URL specificeren

Vergeet niet dat u verschillende gegevens kunt invoeren in het URL-veld.
http://printer_ip_adres:631/ipp
Dit is het standaard URL-adres en we raden aan om deze URL te gebruiken. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen afdrukgegevens weer
http://printer_ip_adres:631/ipp/portl
Deze optie dient om compatibel te zijn met HP JetDirect. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen afdrukgegevens weer
http://printer_ip_adres:631/
Als u zich de URL-gegevens niet meer herinnert, kunt u de bovenstaande regel invoeren, zodat de printer toch gegevens zal ontvangen en verwerken. Let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen afdrukgegevens weer
Als u gebruik maakt van de vooraf gedefinieerde servicenamen die de Brother­afdrukservers ondersteunen, kunt u ook de volgende gegevens invoeren (let wel: de optie Meer informatie verkrijgen geeft geen afdrukgegevens weer):
http://printer_ip_adres:631/brn_xxxxxx_p1 http://printer_ip_adres:631/binary_p1 http://printer_ip_adres:631/text_p1 http://printer_ip_adres:631/postscript_p1 http://printer_ip_adres:631/pcl_p1 http://printer_ip_adres:631/brn_xxxxxx_p1_at
waar printer_ip_adres het IP-adres is van de printer.

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar http://solutions.brother.com/
afdrukken op een netwerk, voor documentatie over het IPP-protocol, en over hoe u een Windows 2000/95/98/Me-systeem configureert.
2. Ga naar de website van Microsoft om de software Microsoft Internet
Print Services voor Windows 95/98/Me. te downloaden
3. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het
configureren van een IP-adres op de printer.
voor meer informatie over
5-11
Page 65
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
HOOFDSTUK ZES
6
Afdrukken via Novell NetWare
6
Afdrukken via Novell NetWare configureren

Overzicht

Met de Brother-afdrukservers kunnen afdruktaken van NetWare-client-PC's worden afgedrukt op dezelfde printer als gebruikt wordt door TCP/IP- en andere netwerkprotocolgebruikers. Alle NetWare-taken worden door de Novell-server in de wachtrij geplaatst en naar de printer gestuurd zodra deze beschikbaar is.
Tips en hints:
1. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U
kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres voor de printer toewijzen.
2. Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
6-1
Page 66
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

Algemene informatie

Om de Brother-afdrukservers op een NetWare-netwerk te kunnen gebruiken, moeten een of meer bestandsservers zijn geconfigureerd met een afdrukwachtrij die door de afdrukserver bediend kan worden. Gebruikers sturen hun afdrukverzoeken naar de afdrukwachtrij van de bestandsserver, waarna de taken tijdelijk op de Brother-afdrukserver worden opgeslagen (dit zogenaamde spoolen kan rechtstreeks gebeuren, maar in de modus Externe printer gebeurt dit via een tussenliggende afdrukserver).
De systeembeheerder kan in één omgeving zowel op bindery (NetWare 3) als op NDS (NetWare 3 en NetWare 4) gebaseerde wachtrijen creëren zonder dat er tussen toepassingen geschakeld hoeft te worden met behulp van BRAdmin.
NetWare 5-gebruikers die een NDPS-printer willen configureren, moeten de toepassing NWADMIN gebruiken, die wordt meegeleverd met NetWare 5. Let wel: het is mogelijk om wachtrijen te creëren op basis van IPX BINDERY of NDS op een NetWare 5-systeem met behulp van de toepassing BRAdmin.
U dient de Novell Netware Client 32 te installeren als u wachtrij-informatie met de toepassing BRAdmin op uw NetWare-servers wilt creëren.
Als u de toepassing BRAdmin in uw omgeving niet kunt gebruiken, kunt u de wachtrij maken met het traditionele hulpprogramma Netware PCONSOLE of met de NWADMIN-hulpprogramma’s, maar dan moet u ook Brother BRCONFIG, TELNET of een Web-browser gebruiken om de afdrukserver te configureren zoals verderop in dit hoofdstuk wordt beschreven.
De Brother-afdrukservers kunnen maximaal 16 bestandsservers en 32 wachtrijen bedienen.
6-2
Page 67
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

Een NDPS-printer maken met NWADMIN voor NetWare5

Met NetWare 5 heeft Novell een nieuw afdruksysteem ontwikkeld onder de naam Novell Distributed Print Services (NDPS). Voordat u de afdrukserver kunt configureren, moet NDPS zijn geïnstalleerd op de NetWare 5-server en moet er een NDPS-manager worden geconfigureerd op de server.
Meer informatie over de NDPS-printers en over afdrukken via NDPS vindt u in de sectie Andere bronnen van informatie op het einde van dit hoofdstuk.

NDPS-manager

U maakt hiermee een NDPS-manager die interageert met de services op de server en een onbeperkt aantal afdrukagenten beheert.
Maak eerst een NDPS-manager binnen een NDS-structuur alvorens op de server gebaseerde afdrukagenten te creëren. Als de NDPS-manager een printer beheert die direct op de server is aangesloten, moet u de manager laden op de server waaraan deze printer is gekoppeld.
1.
Open de NetWare-administrator en ga naar het gebied waar u de NDPS­manager wilt plaatsen. Selecteer Object | Create | NDPS Manager en klik op OK.
2. Voer een naam in voor de NDPS-manager
3. Blader naar de server (waarop NDPS wel is geïnstalleerd, maar niet de
NDPS-manager) waar u de NDPS-manager wilt installeren, en ga vervolgens naar het volume dat u aan de databank van de NDPS­manager wilt toekennen. Klik op OK.
6-3
Page 68
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

NDPS-broker

Nadat NDPS is geïnstalleerd, wordt er een NDPS-broker op het netwerk geladen. Een van de broker-diensten, de Resource Management Service, laat u toe printerdrivers te installeren op de server voor gebruik met afdrukagenten.
Om een printerdriver toe te voegen aan een broker, gaat u als volgt te werk:
4. Controleer dat de Resource Management Service is geactiveerd.
5. Open het hoofdvenster Broker Object in de NetWare Administrator
6. Activeer de weergave Resource Management.
7. Het dialoogvenster Resource Management. Klik op de knop Add
Resources.
8. Wanneer het dialoogvenster Manage Resources verschijnt, selecteert u
het pictogram van het type driver dat u wilt toevoegen. Werkt u met NetWare 5, dan kunt u kiezen uit een 3.1x, 95/98/Me of NT4.0 driver. Gebruikt u NDPS versie 1 met NetWare 4.x, dan zijn alleen de opties
3.1x en 95/98/Me beschikbaar. NDPS versie 2 voor NetWare 4.x ondersteunt het automatisch downloaden van NT-drivers.
9. In het dialoogvenster Current Resources verschijnt een overzicht met
alle resources van dit type die momenteel geladen zijn. Klik op de knop Add.
10. Het dialoogvenster Add <resource type> verschijnt. De lijst die in dit
scherm verschijnt, bevat alle resources die momenteel zijn geïnstalleerd.
11. Klik op Browse om de driver te zoeken die u aan de lijst wilt toevoegen.
Er verschijnt een driverlijst waarin eventueel verschillende printers zijn opgenomen. Dit zijn waarschijnlijk de drivers in alle ondersteunde talen.
6-4
Page 69
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

Een afdrukagent maken

1. Selecteer in NetWare Administrator, object | create | NDPS Printer. Voer
de naam in van de NDPS-printer.
Meer informatie over de NDPS-printers en over afdrukken via NDPS vindt u in de sectie Andere bronnen van informatie op het einde van dit hoofdstuk.
2. Als u een nieuwe printer wilt installeren, selecteer Create A New Printer
Agent.
3. Als er al een NDS-printer beschikbaar is, maar u wilt het uitbreiden
zodat het gebruik kan maken van het NDPS-schema, kies dan Existing NDS printer object. Selecteer welk afdrukvoorwerp u wilt bijwerken.
4. Voer een naam in die zal worden gebruikt wanneer naar deze
afdrukagent wordt verwezen, en typ de naam hiertoe in de NDPS­manager of klik op het selectievakje en selecteer een NDPS-manager. Selecteer het type printer voor de afdrukagent, en klik op OK.
5. Geef nu op welk type verbinding u zult gebruiken. U kunt kiezen uit vier
opties. Selecteer de optie LPR over IP.
6. Voer de gegevens van de printer in, en Brother zal voorstellen om
Binary_P1 in te voeren als afdruknaam. Klik op Finish en wacht. Selecteer de printerdrivers voor het besturingssysteem van de client.
U kunt nu gaan afdrukken.

Netware 3- en NetWare 4-systemen configureren

Brother BRAdmin is een toepassing die een functionaliteit biedt die vele overeenkomsten vertoont met het hulpprogramma Netware PCONSOLE (of NWADMIN in Netware 4.1x of recenter). Om de BRAdmin-toepassing te kunnen gebruiken voor het onder NetWare configureren van de Brother­afdrukserver, meldt u zich aan als SUPERVISOR (NetWare 2.xx of 3.xx) of als ADMIN (NetWare 4.1x of recenter), waarna u onderstaande stappen volgt:
U dient de Novell Netware Client 32 te installeren als u wachtrij-informatie met BRAdmin32 op uw Netware-servers wilt creëren.
6-5
Page 70
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver m.b.v. BRAdmin configureren (modus Wachtrijserver in bindery-emulatie)

1. U moet zich als SUPERVISOR (Netware 2.xx of 3.xx) of als ADMIN
(Netware 4.1x of recenter) hebben aangemeld.
2. Start BRAdmin.
3. In de lijst zullen een of meer afdrukservers staan (standaard wordt de
knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de printerconfiguratiepagina.
4. Selecteer de afdrukserver die u wilt configureren en dubbelklik erop. U
wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is "access".
5. Selecteer het tabblad NetWare.
Indien nodig, kunt u de naam van de afdrukserver wijzigen; de standaardnaam van de NetWare-afdrukserver is doorgaans BRN_xxxxxx_P1, waar "xxxxxx" het Ethernetadres van de afdrukserver is. Wees voorzichtig! Als u de naam verandert, kan dit de configuratie van andere protocollen beïnvloeden, omdat immers de servicenamen van de afdrukserver worden veranderd.
a. Selecteer de modus Queue Server, als deze nog niet geselecteerd is. b. Klik op Change Bindery Queues. c. Selecteer de NetWare-server die u wilt configureren. d. Selecteer New Queue en typ de naam van de wachtrij die u wilt
maken. e. Selecteer deze naam vervolgens en klik op Add. f. Klik op Close en vervolgens op OK.
Sluit BRAdmin af. U kunt nu gaan afdrukken.
6-6
Page 71
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver configureren met BRAdmin (modus Wachtrijserver in NDS-modus)

1. U dient zich in de NDS-modus als ADMIN te hebben aangemeld.
2. Start BRAdmin.
3. In de lijst zullen een of meer afdrukserver-services staan (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
4. Selecteer de printer die u wilt configureren en dubbelklik erop. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is "access".
5. Selecteer het tabblad NetWare.
a. Selecteer de modus Queue Server, als deze nog niet geselecteerd is. b. Selecteer de juiste NDS-structuur en NDS-context (u kunt deze
informatie met de hand invoeren, maar als u klikt op de pijl Omlaag naast de NDS-structuur en op de knop Change naast de NDS­context, zal BRAdmin uw keuzen automatisch tonen). Nadat u deze informatie hebt gespecificeerd, klikt u op de knop Change NDS queues.
c. In het scherm met de Netware-afdrukwachtrijen selecteert u de
gewenste structuur (TREE) en context (Context) en klikt u vervolgens op de knop New Queue.
d. Voer de wachtrijnaam in en specificeer de volumenaam. Als u de
volumenaam niet kent, selecteert u de knop Browse om de NetWare-volumes te bekijken. Nadat alle benodigde informatie is ingevoerd, klikt u op de knop OK.
e. De naam van uw wachtrij staat nu in de door u gespecificeerde
structuur en context. Selecteer de wachtrij en klik op Add. De naam van de wachtrij verschijnt nu in het venster Service Print Queues. In dit venster staat naast de wachtrijnaam ook de informatie over de structuur en de context.
f. Klik op Sluiten. Uw Brother-afdrukserver zal zich nu bij de
NetWare-server aanmelden.
Sluit BRAdmin af. U kunt nu gaan afdrukken.
6-7
Page 72
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver configureren met Novell NWADMIN en BRAdmin (modus Wachtrijserver in NDS-modus)

Als u de Brother BRAdmin-toepassing niet uitsluitend wilt gebruiken om uw NetWare-bestandsserver te configureren, volg dan deze instructies om de NWADMIN-toepassing te gebruiken in combinatie met de BRAdmin-toepassing.
1. U moet zich bij de bestandsserver van NetWare 4.1x (of recenter) in de NDS-modus als ADMIN hebben aangemeld. Start nu de NWADMIN­toepassing.
2. Selecteer de gewenste context voor de printer. Selecteer op de menubalk de optie Object en klik vervolgens op Create. Het menu New Object wordt geopend. Selecteer in dit menu de optie Printer en klik vervolgens op OK.
3. Voer de naam van de printer in en klik op Create.
4. Selecteer de context voor uw standaardafdrukwachtrij en klik op Object en Create. Het menu New Object wordt geopend.
5. Selecteer de optie Print Queue en klik op OK. Zorg ervoor dat de optie Directory Service Queue geselecteerd is en typ een naam voor de standaardafdrukwachtrij.
6. Klik op de knop om het volume voor de afdrukwachtrij te selecteren. Indien nodig, verandert u de directory-context. Selecteer nu het gewenste volume (onder Available Objects) en klik op OK. Klik op Create om de afdrukwachtrij te maken.
7. Indien nodig, verandert u de context. Dubbelklik nu op de naam van printer die u in stap 3 hebt gemaakt.
8. Klik op Assignments en vervolgens op Add.
Indien nodig, verandert u de context. Dubbelklik nu op de afdrukwachtrij die u in stap 5 hebt gemaakt.
9. Klik op Configuration en stel Printer type in op Other/Unknown. Klik op OK en vervolgens nogmaals op OK.
10. Indien nodig, verandert u de context. Selecteer op de menubalk de optie Object en vervolgens Create. Het menu New Object wordt geopend. Selecteer in dit menu de optie Print Server en klik vervolgens op OK.
11. Voer de naam van de afdrukserver in en klik op Create.
6-8
Page 73
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
U moet de naam van de Netware-afdrukserver precies invoeren zoals deze vermeld staat in het tabblad NetWare van de BRAdmin-toepassing (doorgaans is dit de standaardservicenaam BRN_xxxxxx_P1 tenzij u deze hebt gewijzigd).
U kunt de huidige servicepuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
Belangrijk: Wijs aan de afdrukserver geen wachtwoord toe, daar hij anders niet kan aanmelden.
12. Dubbelklik op de naam van de afdrukserver. Klik op Assignments en vervolgens op Add.
13. Indien nodig, verandert u de directory-context. Selecteer nu de printer die u in stap 3 hebt gemaakt, klik op OK en nogmaals op OK.
14. Sluit NWADMIN af.
15. Start uw BRAdmin-toepassing en selecteer de juiste afdrukserver in de lijst (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).
Dubbelklik op de gewenste Brother-afdrukserver. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is "access". Vervolgens selecteert u het tabblad NetWare.
16. Selecteer de optie Queue Server als de werkwijze.
Het is niet mogelijk om dezelfde, door de NetWare-servernaam toegewezen service te gebruiken voor zowel de modus Wachtrijserver als de modus Externe printer.
Als u functies van de wachtrijserver wilt gebruiken op services anders dan de standaard NetWare-services, dan moet u de nieuwe services definiëren die voor NetWare en voor de gewenste poort geactiveerd zijn. Raadpleeg de Appendix in deze handleiding voor nadere informatie hierover.
17. Voer de naam in van de NDS-structuur (houd er rekening mee dat een afdrukserver zowel NDS- als bindery-wachtrijen kan bedienen).
18. Typ de naam van de context voor de afdrukserver.
19. Sla uw wijzigingen op en sluit BRAdmin af. U kunt nu gaan afdrukken.
6-9
Page 74
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver configureren met Novell NWAdmin en BRAdmin (modus Externe server in NDS-modus)

Om een Brother-afdrukserver met NWADMIN (het hulpprogramma NetWare Administrator) en BRAdmin te configureren voor de modus Externe printer, volgt u onderstaande stappen:
1. De PSERVER NLM (NetWare Loadable Module) moet op uw bestandsserver zijn geladen en u moet op de NetWare 4.1x­bestandsserver in NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN.
2. Dubbelklik op het pictogram om NWADMIN op te starten. Selecteer de context voor de nieuwe printer.
3. Selecteer op de menubalk de optie Object en vervolgens de optie Create. Het menu New Object wordt geopend. Selecteer in dit menu de optie Printer en klik vervolgens op OK.
4. Voer de naam van de printer in en klik op Create.
5. Dubbelklik op de afdrukservernaam van uw PSERVER NLM. Klik op Assignments en vervolgens op Add.
6. Indien nodig, verandert u de directory-context. Selecteer nu de printer die u hebt gemaakt en klik op OK. Noteer het nummer van de printer, u hebt dit straks weer nodig, en klik op OK.
7. Selecteer de context voor uw standaardafdrukwachtrij en klik op Object en Create. Het menu New Object wordt geopend.
8. Selecteer de optie Print Queue en klik op OK. Zorg ervoor dat de optie Directory Service Queue geselecteerd is en typ de naam in van de standaardafdrukwachtrij.
9. Klik op de knop om het volume voor de afdrukwachtrij te selecteren. Indien nodig, verandert u de directory-context. Selecteer nu het gewenste volume (Objects) en klik op OK. Klik op Create om de afdrukwachtrij te maken.
10. Indien nodig, verandert u de context. Dubbelklik nu op de naam van de printer die u zojuist hebt gemaakt.
11. Klik op Assignments en vervolgens op Add.
12. Indien nodig, verandert u de context. Selecteer nu de afdrukwachtrij die u hebt gemaakt. Klik op OK en vervolgens nogmaals op OK en sluit NWADMIN af.
13. Start uw BRAdmin-toepassing en selecteer de afdrukserver die u wilt configureren (standaard beginnen knooppuntnamen met BRN_xxxxxx_P1).
6-10
Page 75
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
U kunt de NetWare-servicepuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
14. Dubbelklik op de gewenste afdrukserver. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is "access".
15. Vervolgens selecteert u het tabblad NetWare.
16. Selecteer onder Operating Mode als werkwijze de modus Externe printer (Remote Printer), selecteer onder Print Server Name de naam van uw PSERVER NLM als de naam voor de afdrukserver en selecteer onder Printer Number het nummer dat u in stap 6 hebt genoteerd als het printernummer.
Het is niet mogelijk om dezelfde, door de NetWare-afdrukserver toegewezen service te gebruiken voor zowel de modus Wachtrijserver als de modus Externe printer. Als u externe printer-capaciteiten wilt gebruiken op services anders dan de standaard NetWare-service, dan moet u de nieuwe services definiëren die voor NetWare en voor de gewenste poort geactiveerd zijn. Raadpleeg Appendix B in deze handleiding voor nadere informatie hierover.
17. Klik op OK. Sluit BRAdmin nu af.
U moet nu de PSERVER NLM van uw NetWare-bestandsserver unloaden en vervolgens opnieuw laden, pas dan zijn de door u aangebrachte veranderingen van kracht.
In plaats van Brothers BRAdmin-toepassing of de Novell NWADMIN­toepassing, kunt u het standaardhulpprogramma Novell PCONSOLE in combinatie met Brother's BRCONFIG-programma gebruiken voor het instellen van uw afdrukwachtrijen. Het BRCONFIG-programma wordt gelijktijdig met BRAdmin geïnstalleerd en u vindt BRCONFIG in het menu Start/Program/Brother BRAdmin utilities”.
6-11
Page 76
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Wachtrijserver in bindery-emulatie)

1. Meld u aan als Supervisor (NetWare 3.xx) of ADMIN (NetWare 4.1x of recenter). Vergeet niet om voor de bindery-modus de optie /b te specificeren.
2. Voer BRCONFIG uit vanaf het Windows-menu.
3. Selecteer de naam van de server in kwestie in de lijst van afdrukservers.
4. Wanneer wordt gemeld dat de afdrukserver is aangesloten, typt u als antwoord op de prompt "#" het standaardwachtwoord "access" (het wachtwoord wordt niet geëchood). Druk als antwoord op de prompt Enter Username> op ENTER.
5. Bij de prompt
6. SET NETWARE SERVER servernaam ENABLED, waar de servernaam de naam is van de bestandsserver voor de afdrukwachtrij. Als u van meer dan één bestandsserver wilt afdrukken, herhaalt u deze opdracht zo vaak als nodig.
7. Typ EXIT om het BRCONFIG remote console programma af te sluiten en de wijzigingen op te slaan, en start Novell PCONSOLE.
8. Selecteer in het menu Available Options de optie Print Server Information (NetWare 3.xx) of Print Servers (NetWare 4.1x; negeer de waarschuwing).
9. Er wordt een lijst van de huidige afdrukservers geopend. Druk op INS om een nieuwe ingang te maken, typ de naam van de NetWare­afdrukserver (standaard wordt BRN_xxxxxx_P1 gebruikt, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres) en druk op ENTER. Druk op ESC om terug te gaan naar het menu Available Options.
10. Selecteer in het menu de optie Print Queue Information (NetWare 3.xx) of Print Queues (NetWare 4.1x). Er wordt een lijst geopend van de geconfigureerde afdrukwachtrijen.
11. Druk op INS om op de bestandsserver een nieuwe wachtrij te maken, typ de naam van de nieuwe wachtrij en druk op ENTER. De naam hoeft geen verband te houden met de bron van de afdrukserver, maar moet kort en makkelijk te onthouden zijn.
12. Zorg ervoor dat de naam van de nieuwe wachtrij gemarkeerd is en druk op ENTER om de wachtrij te configureren.
13. Selecteer de optie Queue Servers (in NetWare 4.1x heet dit item Print Servers) en druk op ENTER om te specificeren welke netwerkafdrukservers afdruktaken via deze wachtrij mogen afdrukken. Aangezien het een nieuwe wachtrij betreft, zal de lijst leeg zijn.
14. Druk op INS om een lijst op te vragen van kandidaten voor de wachtrijserver en selecteer de in stap 11 opgegeven naam van de afdrukserverservice. Druk vervolgens op ENTER.
15. Druk een aantal malen op ESC, totdat u weer bij het menu Available Options komt.
Local>
typt u:
6-12
Page 77
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
16. Forceer de afdrukserver de bestandsservers opnieuw op afdruktaken te controleren. U kunt de printer uit- en weer aanzetten, of de afdrukserver als volgt in PCONSOLE op inactief zetten:
Markeer in het menu Available Options de optie Print Server
Information en druk op ENTER.
Selecteer de naam van de afdrukserver (BRN_xxxxxx_P1) en druk
op ENTER. Gebruikt u NetWare 4.1x, markeer dan de optie Information and Status, druk op ENTER en ga door naar het volgende opsommingsteken.
Als u NetWare 3.xx of 2.xx heeft:
- markeert u Print Server Status/Control en drukt u op ENTER.
- markeert u Server Info en drukt u op ENTER.
Druk op ENTER, selecteer Down en druk nogmaals op ENTER. De
afdrukserver zal nu alle beschikbare bestandsservers controleren op nieuwe wachtrij-ingangen.
U kunt echter ook de BRCONFIG- of TELNET-opdracht SET
NETWARE RESCAN gebruiken om de afdrukserver de bestandsservers opnieuw te laten controleren.
6-13
Page 78
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Wachtrijserver in NDS-modus)

1. U moet op de NetWare 4.1x-bestandsserver in NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN.
2. Voer het hulpprogramma PCONSOLE uit vanaf uw PC-werkstation.
3. Selecteer in het menu Available Options de optie Print Servers.
4. Druk op INS en voer de naam van de afdrukserver in.
Voer de naam in van het NetWare-afdrukservicepunt van de afdrukserver; deze naam moet exact hetzelfde zijn als de naam die op de configuratiepagina van de printer staat (de standaardnaam is BRN_xxxxxx_P1, waar “xxxxxx” de laatste zes tekens zijn van het Ethernet-adres (MAC-adres), tenzij u de naam gewijzigd hebt). U kunt de naam van het Netware-afdrukservicepunt en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
Belangrijk: Wijs aan de afdrukserver geen wachtwoord toe, daar hij anders niet kan aanmelden.
5. Druk op ESC om terug te gaan naar het menu Available Options.
6. Selecteer de optie Print Queues.
7. Druk op INS en typ een naam voor de afdrukwachtrij. (Er wordt ook om een volumenaam gevraagd. Druk op INS en selecteer het juiste volume.) Druk op ESC om terug te gaan naar het hoofdmenu.
8. Controleer dat de naam van de nieuwe afdrukwachtrij is gemarkeerd en druk op ENTER.
9. Selecteer de optie Print Servers en druk op ENTER om te specificeren welke netwerkafdrukservers afdruktaken via deze wachtrij mogen afdrukken. Aangezien het een nieuwe wachtrij betreft, zal de lijst leeg zijn.
10. Druk op INS om een lijst op te vragen van kandidaten voor de wachtrijserver en selecteer de in stap 4 opgegeven naam van de Netware-afdrukserver. Deze naam wordt nu aan de lijst toegevoegd. Druk vervolgens op ENTER.
11. Selecteer in het menu Available Options de optie Printers.
12. Druk op INS en voer een beschrijvende naam in voor de printer.
13. Druk op ESC om terug te gaan naar het menu Available Options.
14. Selecteer de optie Print Servers en selecteer de in stap 4 opgegeven naam van de afdrukserver.
6-14
Page 79
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
15. Markeer in het menu Print Server Information de optie Printers.
16. Druk op INS en selecteer de in stap 12 ingevoerde printernaam.
17. Druk een aantal malen op ESC om terug te keren naar DOS.
18. Voer BRCONFIG uit vanaf het Windows-menu.
Selecteer de afdrukserver in de lijst van afdrukservers. Wanneer wordt gemeld dat de afdrukserver is aangesloten, drukt u op ENTER en typt u als antwoord op de prompt "#" het standaardwachtwoord "access" (het wachtwoord wordt niet geëchood). Druk als antwoord op de prompt
Username>
Enter
SET SERVICE service TREE structuur
SET SERVICE service CONTEXT context
Waar structuur de naam is van de NDS-structuur.
Waar context de naam is van de context voor de afdrukserver.
waar service de naam is van de service die is toegewezen door de
op ENTER. Bij de prompt
Local>
typt u:
NetWare-afdrukservernaam (standaardservice voor de Brother­printer is BRN_xxxxxx_P1, en waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)). U kunt de naam van de structuur en de context ook invoeren met uw
Web-browser, namelijk door met het TCP/IP-protocol op de Brother-afdrukserver aan te sluiten en vervolgens de configuratie van het NetWare-protocol te selecteren.
19. Gebruik de BRCONFIG- of de TELNET-opdracht: SET NETWARE RESCAN om de afdrukserver de bestandsservers te laten controleren, of zet de printer uit en weer aan.
Het is niet mogelijk om dezelfde, door de NetWare-afdrukserver toegewezen service te gebruiken voor zowel de modus Wachtrijserver als de modus Externe printer. Als u externe printer-capaciteiten wilt gebruiken op services anders dan de standaard NetWare-service, dan moet u de nieuwe services definiëren die voor NetWare en voor de gewenste poort geactiveerd zijn. Raadpleeg Appendix B in deze handleiding voor nadere informatie hierover.
6-15
Page 80
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE

De Brother-afdrukserver configureren met PCONSOLE en BRCONFIG (modus Externe printer)

1. De PSERVER NLM (NetWare Loadable Module) moet op uw bestandsserver zijn geladen.
2. Indien u NetWare 4.1x gebruikt, meldt u zich vanaf uw PC-werkstation bij de bestandsserver aan als ADMIN (als u NDS-ondersteuning nodig hebt, mag u zich niet aanmelden in bindery-modus). Indien u NetWare
2.xx of 3.xx gebruikt, meldt u zich aan als SUPERVISOR.
3. Voer het hulpprogramma PCONSOLE uit vanaf uw PC-werkstation.
4. Als u een nieuwe afdrukwachtrij maakt, selecteert u in het menu Available Options de optie Print Queue Information (NetWare 3.xx) of Print Queues (NetWare 4.1x).
5. Druk op INS, typ een naam voor de afdrukwachtrij (in NetWare 4.1x wordt bovendien om een volumenaam gevraagd; druk op INS en selecteer het juiste volume) en druk op ESC om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Onderstaande stappen zijn voor het configureren van een externe printer met NDS-ondersteuning op NetWare 4.1x-systemen:
6. a. Selecteer in het menu PCONSOLE de optie Print Servers en
selecteer op uw host-computer de naam van de PSERVER NLM.
b. Selecteer Printers. c. Druk op INS om het menu Object, Class te openen. d. Druk op INS en voer de printernaam (een willekeurige, maar unieke
naam) in.
e. Markeer de printernaam en druk tweemaal op ENTER om over te
schakelen naar het menu Printer Configuration.
f. PCONSOLE zal nu een printernummer toewijzen. Noteer dit
nummer, u hebt het straks weer nodig.
g. Markeer de optie Print Queues Assigned en druk op ENTER en
vervolgens op INS om een lijst van beschikbare wachtrijen op te vragen.
h. Markeer de naam van de afdrukwachtrij die u aan de externe printer
wilt toewijzen en druk op ENTER.
i. U hebt de andere instellingen in het menu niet nodig. Druk een
aantal malen op ESC om PCONSOLE af te sluiten.
j. Ga nu verder met het onderdeel Naam en nummer van externe
printer toewijzen, verderop in dit hoofdstuk.
6-16
Page 81
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
Onderstaande stappen zijn voor het configureren van een externe printer op NetWare 3.xx-systemen:
6. a. Selecteer in het hoofdmenu PCONSOLE de optie Print Server
Information en kies de naam van de PSERVER NLM.
b. Selecteer de optie Print Server Configuration en vervolgens Printer
Configuration. Selecteer een van de printers die "Niet geïnstalleerd" zijn en druk op ENTER. Onthoud het nummer van deze printer, u
hebt het straks tijdens het configureren nodig. c. Indien gewenst, typt u een nieuwe naam voor de printer. d. Ga naar Type, druk op ENTER, markeer de optie Remote
Other/Unknown en druk nogmaals op ENTER. U hebt de andere
instellingen in het menu niet nodig. e. Druk op ESC en sla de wijzigingen op. f. Druk op ESC en selecteer de optie Queues Serviced by Printer. g. Markeer de naam van de printer die u zojuist hebt geconfigureerd en
druk op ENTER. h. Druk op INS, kies de gewenste afdrukwachtrij en druk op ENTER
(u mag de standaardprioriteit accepteren). i. Druk een aantal malen op ESC om PCONSOLE af te sluiten.
Naam en nummer van externe printer toewijzen met BRCONFIG
7. a. Voer BRCONFIG uit vanaf het Windows-menu b. Selecteer in de lijst van servers de Brother-afdrukserver. Wanneer
wordt gemeld dat de afdrukserver is aangesloten, drukt u op ENTER en typt u als antwoord op de prompt "#" het standaardwachtwoord "access" (het wachtwoord wordt niet geëchood). Druk als antwoord op de prompt Enter Username> op ENTER. Bij de prompt Local> typt u:
SET NETWARE NPRINTER nlm-nummer ON service SET NETWARE RESCAN EXIT
Waar nlm de naam is van de PSERVER NLM op uw
bestandsserver, waar nummer het nummer van de printer is (moet hetzelfde
zijn als het printernummer dat u tijdens de configuratie van PCONSOLE hebt geselecteerd), waar service de naam is van de service die is toegewezen door
de NetWare-afdrukservernaam (standaardservice voor de Brother-printer is BRN_xxxxxx_P1, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).
6-17
Page 82
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
Bijvoorbeeld: voor het instellen van externe "Printer 3" voor een Brother-printer met de afdrukserver BRN_310107_P1 die gebruik maakt van de PSERVER NLM met de naam BROTHER1PS, typt u:
SET NETWARE NPRINTER BROTHER1PS 3 ON BRN_310107_P1 SET NETWARE RESCAN EXIT
U kunt de naam van de externe printer ook invoeren met uw Web-browser, namelijk door met het TCP/IP-protocol op de Brother-afdrukserver aan te sluiten en vervolgens de configuratie van het NetWare-protocol te selecteren.
Het is niet mogelijk om dezelfde, door de NetWare-afdrukservernaam toegewezen service te gebruiken voor zowel de modus Wachtrijserver als de modus Externe printer.
U moet nu de PSERVER NLM van uw NetWare-bestandsserver unloaden en vervolgens opnieuw laden, pas dan zijn de door u aangebrachte veranderingen van kracht.

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
2. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
6-18
Page 83
HOOFDSTUK 7 AFDRKKEN VANAF MACINTOSH
HOOFDSTUK ZEVEN
7
Afdrukken via AppleTalk (EtherTalk) Afdrukken via TCP/IP
7
Afdrukken vanaf Macintosh

Overzicht

Brother-afdrukservers ondersteunen het AppleTalk-protocol dat over Ethernet wordt uitgevoerd (ook EtherTalk genoemd). Hiermee kunnen gebruikers van Macintosh gelijktijdig met alle andere Ethernet-netwerkgebruikers afdrukken via het AppleTalk-protocol (ook wel EtherTalk-protocol genoemd).
Met de introductie van System 8.6 en recenter introduceerde Apple de mogelijkheid om af te drukken via TCP/IP. Zo kunnen Macintosh-gebruikers een afdruktaak sturen via het TCP/IP-protocol.
Tips en hints:
1. De standaardnaam die zal verschijnen in de Kiezer van een Macintosh heeft doorgaans het formaat BRN_xxxxxx_P1_AT (waar xxxxxx verwijst naar de 6 laatste tekens van het Ethernetadres).
2. De eenvoudigste manier om deze naam te wijzigen vanaf een Macintosh-netwerk is om een IP-adres toe te kennen aan de printer, en vervolgens de Web-browser te gebruiken om de naam te wijzigen. Sluit de printer aan via een Web-browser en klik vervolgens op "Network Configuration", voer het wachtwoord in en selecteer vervolgens "Configure AppleTalk". Klik op "BRN_xxxxxx_P1_AT", vervolgens op de servicenaam, en voer de nieuwe naam in die u wilt laten verschijnen in de Kiezer. Klik op "Submit".
3. System 8.6 of latere versies ondersteunen afdrukmogelijkheden via TCP/IP.
4. Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
5. Een manier om alle gedetailleerde informatie van de netwerkinstellingen af te drukken is om de configuratiepagina af te drukken, door te drukken op de TEST-knop achteraan op de afdrukserver.
6. Het standaard IP-adres voor Brother-afdrukservers is 192.0.0.192. U kunt het IP-adres wijzigen via het bedieningspaneel van de printer, via de toepassing BRAdmin, of de DHCP-server kan het IP-adres voor de printer toewijzen.
7-1
Page 84
HOOFDSTUK 7 AFDRKKEN VANAF MACINTOSH

Macintosh configureren

Uw Brother-afdrukserver is compatibel met Apple LaserWriter 8-drivers (oudere versies van de LaserWriter-drivers kunnen op grotere netwerken crashes of PostScript-fouten veroorzaken). Als u deze drivers nog niet hebt geïnstalleerd, dan moet dat nu gebeuren. Raadpleeg uw Macintosh-documentatie voor nadere informatie.
Voordat u de Brother-afdrukserver gaat gebruiken, moet eerst het EtherTalk­protocol worden geactiveerd via het netwerkconfiguratiescherm op de Macintosh. Als het EtherTalk-protocol niet kan worden geselecteerd, of als het netwerkconfiguratiescherm niet bestaat, gebruikt u Apple's netwerkinstallatieprogramma om deze functies toe te voegen.
Controleer dat u het geschikte PPD-bestand installeert, dat werd meegeleverd met uw printer. Via het pictorgram "BR-Script PPD installer" kunt u de nodige bestanden kopiëren van de CD-ROM die met de printer werden meegeleverd.
Afbeelding 1 Typische Macintosh Installer
De vorige schermafbeelding is afkomstig van de Brother HL-1200 series printerdriver. U zult een gelijkaardig scherm zien voor alle Brother-printers die beschikken over een Macintosh-printerdriver.

Werking

Nadat de afdrukserver is geïnstalleerd en de printer is ingeschakeld, zal de AppleTalk-servicenaam van de Brother-afdrukserver in de Kiezer verschijnen (standaard is dit BRN_xxxxxx_P1_AT, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres); bijvoorbeeld, BRN_310107_P1_AT).
U kunt de servicepuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
7-2
Page 85
HOOFDSTUK 7 AFDRKKEN VANAF MACINTOSH

De afdrukserver selecteren (AppleTalk / EtherTalk)

1. Open de Kiezer in het Apple-menu van de Macintosh en klik op het pictogram LaserWriter (indien nodig, selecteert u de juiste AppleTalk­zone in het netwerkconfiguratiescherm).
Afbeelding 2 Macintosh Kiezer
2. Klik op de juiste afdrukserver en sluit de Kiezer. U kunt nu vanaf de Macintosh afdrukken.
Als de afdrukserver niet vermeld wordt, controleert u eerst de bekabeling en of u EtherTalk via het netwerkconfiguratiescherm van de Macintosh hebt geactiveerd. Het kan nodig zijn om de afdrukserver in de juiste AppleTalk-zone te plaatsen met behulp van de BRAdmin-toepassing of via een Web-browser.
7-3
Page 86
HOOFDSTUK 7 AFDRKKEN VANAF MACINTOSH

De afdrukserver selecteren (TCP/IP)

Apple heeft het hulpprogramma "Desktop Printer" ontwikkeld, dat u terugvindt in het Apple-menu (alleen beschikbaar vanaf System 8.6 of hoger). Als u het programma start, verschijnt het volgende scherm:
Afbeelding 3 LPR-printer selecteren
1. Selecteer nu “Printer (LPR)” en klik op OK. Het volgende scherm wordt geopend.
Afbeelding 4 Configuratie voor PPD en LPR selecteren
7-4
Page 87
HOOFDSTUK 7 AFDRKKEN VANAF MACINTOSH
2. Nu moeten we het juiste PPD-bestand voor de printer selecteren, en de correcte LPR-informatie configureren. Klik op de knop "Change" in de sectie "PostScript Printer Description (PPD) File". Plaats de CD-ROM met het correcte PPD-bestand voor de printer en selecteer het geschikte PPD-bestand.
3. Klik op de knop "Change" onder de tekst "LPR Printer Selection".
4. Voer het IP-adres en de servicenaam van de printer in. Als u de wachtrij opgeeft, gebruik dan de waarde “BRN_xxxxxx_p1_at”, waar xxxxxx de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres.
Afbeelding 5 Het IP-adres en de wachtrij invoeren
Als u de parameters niet exact hetzelfde invoert, met de juiste hoofdletters en kleine letters, zal uw document mogelijk niet afgedrukt worden, of wordt het onjuist afgedrukt. Zorg er dus voor dat de waarde die u hier invoert, overeenstemt met de servicenaam van de printer.
7-5
Page 88
HOOFDSTUK 7 AFDRKKEN VANAF MACINTOSH
5. Klik op "OK" om terug te keren naar het vorige scherm.
6. U kunt nu gaan afdrukken. Klik op de knop "Create" zodat het volgende scherm verschijnt:
Afbeelding 6 De printer op het bureaublad opslaan
7. Voer de naam in van de printer in het veld Save desktop printer As: en klik op "Save".
8. Vervolgens maken we van deze printer de standaardprinter door één keer te klikken op de printernaam en vervolgens "Printing" gevolgd door "Set Default Printer" te selecteren.
9. Telkens wanneer u een afdruktaak verstuurt, wordt de printer gebruikt die u zopas hebt gemaakt.

De configuratie wijzigen

De eenvoudigste manier om een printer of afdrukserverparameters te wijzigen vanaf een Macintosh is met behulp van een Web-browser.
Sluit de printer aan via de volgende opdracht:
ip_adres
waar
PC-gebruikers kunnen eveneens gebruik maken van de BRAdmin-toepassing om de printergegevens en de afdrukservergegevens te wijzigen.
staat voor het adres van de printer.
http://ip_adres

Andere bronnen van informatie

1. Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
2. Zie ook hoofdstuk 12 in deze handleiding voor meer informatie over het configureren van een IP-adres op de printer.
3.
Raadpleeg hoofdstuk 11 voor meer informatie over op het web gebaseerd beheer.
7-6
Page 89
HOOFDSTUK 8 AFDRUKKEN VIA DLC
HOOFDSTUK ACHT
8
Afdrukken via DLC
8
Afdrukken vanaf Windows NT of Windows 2000

Overzicht

DLC is een eenvoudig protocol dat standaard met Windows NT wordt geleverd. Het kan worden gebruikt op andere besturingssystemen (zoals Windows 3.x), in combinatie met los verkrijgbare software die de Hewlett-Packard JetDirect-kaart ondersteunt.
Tips en hints:
1. Eén manier om de detailgegevens van alle netwerkinstellingen af te drukken is door de configuratiepagina af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het afdrukken van de configuratiepagina.
DLC is een protocol waarvan de route in het netwerk niet kan worden bepaald, wat betekent dat er geen router mag worden gebruikt tussen de afdrukserver en de verzendende computer.
8-1
Page 90
HOOFDSTUK 8 AFDRUKKEN VIA DLC

DLC op Windows NT/2000 configureren

Als u DLC op Windows NT wilt gebruiken, moet eerst het DLC-protocol worden geïnstalleerd:
1. Meld u met administratieve privileges aan bij Windows NT. Ga naar het Configuratiescherm van NT en dubbelklik op het pictogram Netwerk. Gebruikers die met Windows 2000 werken, selecteren de eigenschappen van de Local Area Connection.
2. Op Windows NT 3.5x-systemen selecteert u Software toevoegen. Op Windows NT 4.0-systemen klikt u in het tabblad Protocollen op Toevoegen. Gebruikers die met Windows 2000 werken, klikken in het tabblad Algemeen op de knop Installeren.
3. Selecteer DLC-protocol en klik op OK of op Toevoegen als u met Windows 2000 werkt. U wordt om de locatie van de bestanden gevraagd; bij op Intel gebaseerde computers zijn de benodigde bestanden opgeslagen in de map i386 van de Windows NT CD-ROM. Als u een niet op Intel gebaseerd platform gebruikt, moet u de juiste map op uw Windows NT CD-ROM specificeren. Klik op Doorgaan (voor
3.5x-systemen) of op Sluiten (voor 4.0-systemen).
4. Start nu uw systeem opnieuw op, pas dan zijn de wijzigingen van kracht. Windows 2000 dient u niet te herstarten.
8-2
Page 91
HOOFDSTUK 8 AFDRUKKEN VIA DLC

Printer instellen onder Windows 2000

1. Meld u met administratieve privileges aan bij Windows 2000. Selecteer in het menu Start de optie Instellingen en vervolgens Printers.
2. Selecteer Printer toevoegen. (Als u reeds een Brother-printerdriver hebt geïnstalleerd, dubbelklikt u op de printerdriver die u wilt configureren en selecteert u Printers/Eigenschappen. Selecteer vervolgens het tabblad Poorten, ga verder met stap 6 en negeer stap 11-14 over het installeren van de driver).
3. Klik op Volgende.
4. Selecteer de optie Locale printer en schakel de optie "Plug & play printer automatisch waarnemen" uit.
5. Klik op Volgende.
6. Selecteer de optie Nieuwe poort: en activeer de optie Hewlett-Packard­netwerkpoort.
7. Klik op Volgende.
8. In het grote vak onder Kaartadres wordt een lijst van beschikbare MAC­adressen (Ethernetadressen) voor de afdrukserver geopend. Selecteer het adres van de gewenste afdrukserver (u vindt het Ethernetadres op de configuratiepagina van de printer)
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
9. In het kleine vak onder Kaartadres verschijnt het geselecteerde afdrukserveradres.
10. Typ een naam voor de poort (let erop dat u niet de naam van een reeds bestaande poort of van een DOS-apparaat kiest, zoals LPT1), klik op OK en klik in het scherm Printerpoorten op Volgende.
11. Selecteer de juiste driver en klik op Volgende.
12. Geef een naam aan de printer en specificeer of u wilt kunnen afdrukken vanuit een DOS-toepassing. Klik op "Volgende".
13. Geef de gedeelde naam op (als u de printer zult delen met andere gebruikers).
14. Geef de locatie en de beschrijving in en klik op de knop Volgende tot het laatste scherm van de wizard verschijnt.
15. Klik op Voltooien.
8-3
Page 92
HOOFDSTUK 8 AFDRUKKEN VIA DLC

Printer instellen onder Windows NT 4.0

Meld u met administratieve privileges aan bij Windows NT. Selecteer in het menu Start de optie Instellingen en vervolgens Printers.
1. Selecteer Printer toevoegen. (Als u reeds een Brother-printerdriver hebt
geïnstalleerd, dubbelklikt u op de printerdriver die u wilt configureren en selecteert u Printers/Eigenschappen. Selecteer vervolgens het tabblad Poorten, ga verder met stap 4 en negeer stap 9-13 over het installeren van de driver).
2. Selecteer Deze computer en klik op Volgende.
3. Selecteer Poort toevoegen.
4. Selecteer Hewlett-Packard-netwerkpoort en klik op Nieuwe poort.
5. In het grote vak onder Kaartadres wordt een lijst van beschikbare MAC-
adressen (Ethernetadressen) voor de afdrukserver geopend. Selecteer het adres van de gewenste afdrukserver (u vindt het Ethernetadres op de configuratiepagina van de printer)
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
6. In het kleine vak onder Kaartadres verschijnt het geselecteerde
afdrukserveradres.
7. Typ een naam voor de poort (let erop dat u niet de naam van een reeds
bestaande poort of van een DOS-apparaat kiest, zoals LPT1), klik op OK en klik in het scherm Printerpoorten op Sluiten.
8. De naam die u in vorige stap hebt geselecteerd, zal nu als een
geselecteerde poort in de lijst van beschikbare poorten staan. Klik op Volgende.
9. Selecteer de juiste driver en klik op Volgende.
10. Geef de printer een naam. Indien gewenst, selecteert u deze printer als
standaardprinter.
11. Selecteer Gedeeld of Niet gedeeld. Als u Gedeeld selecteert, moet u ook
de gedeelde naam en het besturingssysteem selecteren waarnaar zal worden afgedrukt.
12. Geef aan of u een testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op
Voltooien.
8-4
Page 93
HOOFDSTUK 8 AFDRUKKEN VIA DLC

Windows NT 3.5x instellen

1. Dubbelklik in het Windows NT venster met de hoofdgroep op het
pictogram Afdrukbeheer.
2. Selecteer op de menubalk de optie Printers en klik op Printer installeren.
3. Voer in het vak Printernaam een naam in voor de printer.
4. Selecteer het printermodel in het menu Stuurprogramma.
5. Kies in het menu Afdrukken op de optie Andere (of Netwerkprinter voor
V3.1 systemen).
6. Klik op Hewlett-Packard-netwerkpoort.
7. Typ een naam voor de poort (let erop dat u niet de naam van een reeds
bestaande poort of van een DOS-apparaat kiest, zoals LPT1).
8. In het menu Kaartadres wordt een lijst van beschikbare MAC-adressen
(Ethernetadressen) voor de beschikbare afdrukservers geopend. Selecteer het adres van de gewenste afdrukserver (u vindt het Ethernetadres op de configuratiepagina van de printer)
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
9. Klik op OK.
10. Als u de printer wilt delen, dan klikt u op Printer delen op het netwerk.
11. Klik op OK.
12. Indien nodig, selecteert u de gewenste printeropties. Klik op OK.
8-5
Page 94
HOOFDSTUK 8 AFDRUKKEN VIA DLC

DLC op ander systemen configureren

Als u DLC op andere netwerksystemen wilt gebruiken, hebt u doorgaans door de leverancier verstrekte software nodig. Dergelijke software ondersteunt de Brother-afdrukserver meestal. Volg de instructies van de leverancier voor het installeren van het DLC-protocol op uw systeem.
Nadat het protocol is geïnstalleerd, maakt u een netwerkpoort. Hiertoe gaat u op dezelfde wijze te werk als hiervoor voor Windows NT is beschreven. Het MAC­adres (Ethernetadres) van de afdrukserver zal tijdens de configuratie automatisch verschijnen.
De laatste stap is de installatie van een printer. Hiervoor volgt u de methode volgens welke printers onder normale besturingssystemen worden ingesteld. Het enige verschil is, dat u de printer niet met de parallelle poort LPT1 verbindt, maar met de zojuist gemaakte netwerkpoort.
Brother raad u af het DLC-protocol met Windows for Workgroups 3.11 te gebruiken in een peer-to-peer configuratie als de printer veel zal worden gebruikt. Dit omdat afdruktaken vanwege time-outs in de afdrukwachtrij soms geweigerd worden. De beste oplossing voor dergelijke situaties is een PC als server aan te wijzen voor het beheren van de netwerkafdruktaken. Alle andere PC's sturen hun afdruktaken met behulp van NetBEUI of TCP/IP naar de server­PC, die op zijn beurt DLC gebruikt om de afdruktaken naar de Brother­afdrukserver te sturen.

Andere bronnen van informatie

Ga naar de website http://solutions.brother.com/ voor meer informatie over afdrukken via netwerken.
8-6
Page 95
HOOFDSTUK 9 LAT-NETWERK CONFIGUREREN
HOOFDSTUK NEGEN
9
LAT-netwerk configureren
9
Afdrukken vanaf DEC LAT­systemen

Overzicht

Brother-afdrukservers beschikken over het LAT-protocol. Als u reeds vertrouwd bent met de configuratie van DEC-servers of compatibele terminalservers in uw netwerk, dan kunt u soortgelijke procedures volgen voor het configureren van de Brother-afdrukserver.
Tips en hints:
1. Het standaardwachtwoord voor de Brother-afdrukserver is "access".
2. Als u een IP-adres toewijst aan de afdrukserver, kunt u gebruik maken
van een Web-browser, of van de toepassing BRAdmin om de LAT­configuratieparameters in te stellen.
LAT
Een Brother-afdrukserver is een knooppunt op het netwerk dat een afdrukservice naar andere knooppunten op het netwerk biedt. Een knooppunt is in feite gewoon een apparaat, zoals een host-computer, terminalserver of afdrukserver. Elk knooppunt op een netwerk heeft een unieke naam, de Brother-afdrukserver is reeds geconfigureerd met de naam "BRN_" gevolgd door de laatste zes tekens van het Ethernetadres (bijvoorbeeld "BRN_310107").
Als u een Brother-afdrukserver wilt gebruiken met een VMS-host-computer, dan moet u op de host eerst een LAT-toepassingspoort maken. Een LAT­toepassingspoort stelt een programma in staat gegevens via een LAT-verbinding te verzenden en te ontvangen, net alsof er werd gecommuniceerd met een rechtstreeks aangesloten fysieke poort. Vervolgens moet u voor deze poort een afdrukwachtrij instellen.
9-1
Page 96
HOOFDSTUK 9 LAT-NETWERK CONFIGUREREN

VMS LAT-host configureren

Voor het configuratieproces hebt u systeembeheerderprivileges nodig. Eerst moet LAT op uw systeem zijn opgestart, pas dan kunt u met de LAT-configuratie beginnen. Als u momenteel terminalservers op uw netwerk gebruikt, dan is LAT waarschijnlijk reeds geactiveerd. Als LAT nog niet is opgestart, voert u onderstaande opdracht uit voordat u verdergaat:
@SYS$STARTUP:LAT$STARTUP
1. Eerst moeten onderstaande gegevens worden bepaald, pas dan kunt u
een afdrukwachtrij instellen:
De VMS-wachtrijnaam. Dit moet een unieke naam zijn. (Typ bij
de VMS-prompt de opdracht SHOW QUEUE om een lijst van bestaande wachtrijen op te vragen).
De LAT-toepassingspoort. Deze poort heet LTAxxx, waar "xxx"
een ongebruikt nummer is (voer in het VMS LATCP-programma de opdracht SHOW PORT uit om een lijst van bestaande poorten op te vragen).
De naam van het knooppunt en de poort van de afdrukserver.
(De standaardnaam voor het knooppunt is BRN_xxxxxx, waar "xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het MAC-adres (Ethernetadres), bijvoorbeeld BRN_310107). U vindt de naam van uw afdrukserver door de configuratiepagina af te drukken:
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van de printer af te drukken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor informatie over het op uw afdrukserver afdrukken van de configuratiepagina.
Als u een andere knooppuntnaam wilt gebruiken, dan moet u de toepassing BRAdmin of een Web-browser gebruiken om de naam van de afdrukserver wijzigen.
2. Gebruik de VMS-editor om een tekstbestand met de benodigde
configuratieopdrachten te maken (u kunt echter ook het bestand LAT$SYSTARTUP.COM voor VMS 5.5-x en recentere systemen bewerken, of LTLOAD.COM voor oudere VMS-systemen). Onderstaand voorbeeld maakt een afdrukwachtrij met de naam XJ op LAT-poort 33 voor een afdrukserver met de standaardknooppuntnaam BRN_310107, waarbij gebruik wordt gemaakt van de LATSYM­processor en het standaard VMS-formaat:
9-2
Page 97
HOOFDSTUK 9 LAT-NETWERK CONFIGUREREN
$MCR LATCP CREATE PORT LTA33:/APPLICATION SET PORT LTA33:/NODE=BRN_310107/PORT=P1 SHOW PORT LTA33: EXIT $SET TERM LTA33:/PASTHRU/TAB/NOBROADCAST­/PERM $SET DEVICE/SPOOL LTA33: $INIT/QUEUE/START/ON=LTA33:/PROC=LATSYM XJ
Gebruik als knooppuntnaam, poortnaam (P1), LAT-poort en wachtrijnaam de eigenlijke namen uit uw netwerk. Als u een servicenaam gebruikt, specificeert u:
/SERVICE= servicenaam in plaats van /PORT=P1.
Gebruik altijd de standaardnamen, tenzij u deze hebt gewijzigd.
Let erop dat u PROC=LATSYM specificeert, anders kan de wachtrij verzoeken van meerdere host-computers niet bedienen.
3. Voer het zojuist gemaakte opdrachtbestand uit. Hiertoe typt u als
antwoord op de VMS "$" prompt het teken "@" plus de bestandsnaam (bijvoorbeeld @LATSTART.COM). Het is bovendien raadzaam om de opdracht "@bestandsnaam" in uw systeemopstartbestand op te nemen, zodat de procedure automatisch wordt uitgevoerd telkens wanneer het systeem opnieuw wordt opgestart.
4. Definieer of wijzig een formaat voor gebruik met de afdrukserver. VMS
maakt doorgaans gebruik van formaten voor het definiëren van de paginalayout. Als u grafische afbeeldingen of PostScript-taken afdrukt, moet u om printerfouten te voorkomen uw formaat voor NOTRUNCATE en NOWRAP definiëren. Als u bijvoorbeeld het standaardformaat van VMS, DEFAULT, opnieuw wilt definiëren, typt u bij de "$" prompt onderstaande regel:
DEFINE/FORM DEFAULT/NOTRUNCATE/NOWRAP
Als u een nieuw formaat wilt definiëren, mag u niet vergeten om ook STOCK=DEFAULT te definiëren (tenzij u speciaal papier wilt gebruiken) en moet de wachtrij worden geïnitialiseerd met de optie DEFAULT=FORM. Als u bijvoorbeeld een formaat wilt maken met de naam PCL voor de wachtrij BRN op LAT-poort LTA33:, typt u:
DEFINE/FORM PCL/NOTRUNC/NOWRAP/STOCK=DEFAULT INIT/QUEUE/START/ON=LTA33:/PROC=LATSYM/­DEFAULT=FORM=PCL BRO
9-3
Page 98
HOOFDSTUK 9 LAT-NETWERK CONFIGUREREN
5. U kunt nu gaan afdrukken. Gebruik de opdracht PRINT gevolgd door de
naam van de wachtrij en het bestand dat u wilt afdrukken (zie onderstaand voorbeeld):
PRINT/QUEUE=BRN MYFILE.TXT
Wordt het bestand niet afgedrukt, controleer dan de configuratie van de hardware en de software en probeer opnieuw af te drukken. Raadpleeg de sectie "Problemen oplossen" in deze gebruikershandleiding als het bestand nu nog niet wordt afgedrukt.

Lege pagina's uitschakelen

Wanneer u via VMS afdrukt, wordt na elke taak doorgaans een lege pagina afgedrukt. Als u tussen de verschillende afdruktaken geen lege pagina wenst, maakt u eerst een tekstbestand met onderstaande inhoud:
<ESC>]VMS;2<ESC>\
waar <ESC> het Escape-teken (ASCII 27) is en "VMS" in hoofdletters staat. Voeg dit bestand vervolgens in uw standaardbibliotheek in (doorgaans SYSDEVCTL.TLB) en specificeer dit als een installatiemodule in uw formaat (voordat u dit doet, moet echter eerst elke wachtrij die de bibliotheek gebruikt, gestopt en teruggesteld worden). Bijvoorbeeld:
$LIB/INS SYS$SYSROOT:[SYSLIB]SYSDEVCTL.TLB NOBL $DEF/FORM PCL/SETUP=NOBL
Bovenstaand voorbeeld voegt het bestand NOBL.TXT in de standaardbibliotheek in en definieert het formaat PCL vervolgens opnieuw (was eerder al in stap 4 gedefinieerd), zodat er geen lege pagina's meer worden afgedrukt.
Deze procedure is niet nodig voor DECprint Supervisor (DCPS).
9-4
Page 99
HOOFDSTUK 9 LAT-NETWERK CONFIGUREREN

PATHWORKS voor DOS configureren

Als u de afdrukserver wilt configureren voor PATHWORKS voor DOS, gaat u als volgt te werk:
1. Maak een VMS-wachtrij (zie bovenstaande instructies).
2. Voer PCSA_MANAGER uit op het VMS-systeem.
a. Typ MENU om over te schakelen naar het PCSA-menu. b. Selecteer SERVICE OPTIONS. c. Selecteer ADD SERVICE (de optie ADD PRINTER QUEUE mag
niet worden gebruikt, daar deze een PCL-printerreset toevoegt, wat
problemen zal veroorzaken bij PostScript-afdrukken). d. Selecteer PRINTER SERVICE. e. Voer een servicenaam in (willekeurig). f. Voer een VMS-wachtrijnaam in (reeds gedefinieerd). g. Voer een VMS-formaatnaam in (gebruik de standaard als u geen
specifiek formaat wilt definiëren).
3. Voer op de PC onderstaande stappen uit:
a. Als u DOS gebruikt, typt u bij de DOS-prompt de opdracht USE
LPTx:\\knooppunt\service, waar x het nummer is van de parallelle
poort van de PC, knooppunt de naam van het DECnet-knooppunt en
service de naam van de service die u eerder al had gekozen.
Bijvoorbeeld:
USE LPT1:\\VAX\LASER
Als u deze afdrukservice wilt verwijderen, typt u LATCP bij de C:> prompt waarna u de opdracht DELETE LPT1: invoert.
b. Als u Windows 3.1x gebruikt, is het zaak dat u onder het pictogram
Instellen van Windows de optie DEC PATHWORKS selecteert als
het netwerk. c. Klik op het pictogram Afdrukbeheer, selecteer Opties en vervolgens
Printerinstelling. d. Klik op Toevoegen, ga naar de Lijst met printers, selecteer het
gewenste printertype en klik op Installeren. Indien gewenst, klikt u
op Als standaardprinter instellen. e. Klik op Verbinden en selecteer de gewenste poort (bijv. LPT1).
Klik op Netwerk, selecteer de hierboven geselecteerde poort en typ het netwerkpad (
\\knooppunt\service
naam is van het DECnet-knooppunt en service de naam van de eerder gekozen service; bijvoorbeeld,
\\VAX\LASER
f. Klik op Verbinden (de Huidige printerverbindingen tonen de door u
geselecteerde poort en het netwerkpad). g. Klik op Sluiten, OK, Sluiten, en Afsluiten om Afdrukbeheer te
verlaten.
, waar knooppunt de
).
9-5
Page 100
HOOFDSTUK 9 LAT-NETWERK CONFIGUREREN

PATHWORKS voor Windows 95/98/NT4.0

1. Als u de afdrukserver wilt configureren voor PATHWORKS voor Windows, gaat u als volgt te werk:
2. Klik op Start, selecteer Instellingen en vervolgens Printers.
3. Klik op Printer toevoegen. De Wizard Printer toevoegen wordt opgestart.
4. Klik op Volgende.
5. Selecteer Netwerkprinter.
6.
Voer het netwerkpad in. ( de naam is van het DECnet-knooppunt en service de naam van de eerder gekozen service; bijvoorbeeld
7.
Typ een naam voor de printer en klik op Volgende.
8.
Klik op Voltooien om de configuratie af te maken en maak een testafdruk.
\\knooppunt\service
\\VAX\LASER
).
, waar knooppunt

PATHWORKS voor Macintosh configureren

Als u PATHWORKS voor Macintosh gebruikt, hebt u een bidirectioneel kanaal nodig (m.a.w. u hoeft de opdracht SET SERVICE servicenaam RECEIVE ENABLED, NIET in te voeren vanaf de remote console). Maak nu m.b.v. LATCP een LAT-poort (zie onderstaand voorbeeld, maar gebruik de naam van uw knooppunt en het nummer van uw LAT-poort):
CREATE PORT LTA53:/APPLICATION SET PORT LTA53:/NODE=BRN_009C53/PORT=P1
Stel de LAT-poort niet in als het apparaat in de wachtrij. Vervolgens gaat u naar ADMIN/MSA en voert u onderstaande opdracht in:
ADD PRINTER naam/QUEUE=wachtrijnaam/DEST=LTA53:
waar naam de naam van de printer is, en wachtrijnaam de naam van de wachtrij.
9-6
Loading...