Blaupunkt NAVIRECHNER RGS 08 User Manual [nl]

Page 1
TravelPilot RGS 08
5" TFT Display
8 622 401 428 (NL) 7 612 001 293
Inbouwinformatie voor de geautoriseerde klantenservice-werkplaats
Page 2
Inhoudsopgave
Aanwijzingen voor de veiligheid ............................................................3
Inbouw en aansluitvoorschriften.......................................................................................... 3
Aanwijzingen over de werking............................................................................................. 3
Voorbereidingen voor de montage...................................................................................... 3
Inbouw van de navigatie-eenheid (Fig.1) .............................................. 3
Plaats van montage van de navigatie-eenheid................................................................... 3
Inbouw van de GPS-antenne (Fig.2-4)...................................................4
Aanwijzingen voor de veiligheid .......................................................................................... 4
Inbouw van het display (monitor) (Fig.5-9)........................................... 4
Aanwijzingen voor de veiligheid .......................................................................................... 4
Montage van het display ..................................................................................................... 4
Montage van het display, fig. 9 ........................................................................................... 4
Inbouw van de luidspreker......................................................................4
Inbouw van het bedieningsgedeelte ...................................................... 4
Belangrijke inbouwaanwijzingen voor het tachosignaal. .................... 5
Aansluiting van het tachosignaal......................................................................................... 5
Aansluiting van de kabel voor het achteruitrijlicht-signaal.................5
Calibrering op weglengte ........................................................................ 5
Montage van wegsensor en magneetstrip
(alleen voor auto’s zonder tachosignaal) ............................................................................ 5
Aanwijzingen voor de veiligheid .......................................................................................... 5
Wegsensor monteren .......................................................................................................... 5
Magneetstrip monteren........................................................................................................ 5
Inbouwtoleranties van de wegsensoren.............................................................................. 6
RGS 08 service-menu ............................................................................. 7
Technische gegevens.......................................................................................................... 7
Geleverd pakket .......................................................................................8
Fig. 1-4.....................................................................................................10
Fig. 5-9.....................................................................................................11
Inbouwtoleranties van de wegsensoren (Fig. 10 -18) ...................................................... 12
Aansluiting van de sensoren................................................................13
- 2 -
8 622 401 428
Page 3
Aanwijzingen voor de veiligheid
Inbouw en aansluitvoorschriften
Voor de duur van de aansluiting en de montage van het apparaat moet de minpool van de accu worden losge­koppeld.
Attentie! Houd u aan de veiligheidsinstructies van de autofabri-
kant (alarminstallatie, wegrijblokkering, airbag)! Over­tuig u ervan, voordat u gaten voor bevestigingen en kabeldoorvoeren boort, dat er geen gelegde kabels of auto-onderdelen (bv. tank, benzineleiding) beschadigd worden. Gebruik bij gaten met scherpe randen kabel­doorvoeringen. Alle kabels moeten op voldoende af­stand van kabelbundels worden gelegd om storingen te voorkomen. De plus-voedingskabel moet op maximaal 30 cm afstand van de accu van een zekering worden voorzien om de accu en de pluskabel te beschermen in geval van kortsluiting.
De herkenning van voor- en achteruit vindt plaats door evalua­tie van het signaal van het achteruitrijlicht (vooruit = 0V, achte­ruit = 12V) via het daarvoor bestemde aansluitcontact (RFLS).
Het basisapparaat moet beslist horizontaal worden ingebou­wd vanwege de interne gyro en de cd-romspeler.
Voorbereidingen voor de montage
Controleer voordat u begint of het geleverde pakket volledig
is: ...............................................................................pagina 8
De volgende stappen moeten worden uitgevoerd::
Inbouw van de navigatie-eenheid
(computer) .......................................................... pagina 4
Inbouw van de GPS-antenne ........................... pagina 4
Inbouw van het display (monitor) ................... pagina 4
Inbouw van de luidspreker .............................. pagina 5
Inbouw van het bedieningsgedeelte............... pagina 5
Inbouw van de wegsensor ............................... pagina 5
(alleen bij auto’s zonder tachosignaal)
De navigatie-eenheid is geschikt voor auto’s met:
Een accuspanning van 12 V;
• De minpool aan de carrosserie Zekeringen van het apparaat: 5 A-kabelzekering
5 A-apparaatzekering
Beschrijving
Het navigatiesysteem Travel Pilot RGS 08 is een zelfstandig systeem met geïntegreerde toerensensor (gyro). Het systeem levert, nadat er een reisdoel is ingevoerd en geactiveerd, op beslissingspunten vroegtijdig optische rij-adviezen in de vorm van pictogrammen op een 5"-kleurenmonitor alsmede akoe­stische geleidende informatie via een aparte luidspreker en ge­leidt de bestuurder van de auto daardoor van zijn startpunt op optimale wijze naar zijn bestemming. De omvang van de werking wordt telkens bepaald door de spe­cificatie van de gebruikte cd-rom. Deze land-specifieke cd-rom en gebruiksaanwijzing zijn apart verkrijgbaar.
Aanwijzingen over de werking
Voor probleemloos functioneren van het navigatiesysteem is het beslist noodzakelijk dat na de voltooide montage een af­standscalibrering wordt uitgevoerd.
De in het basisnavigatie-apparaat geïntegreerde service-soft­ware maakt het mogelijk om via het SERVICE-MENU het navi­gatiesysteem in gebruik te nemen en en de wegsensoriek te calibreren na het inbouwen, resp. als latere service. Daarvoor is alleen een recht traject van minimaal 100 meter vereist. Bo­vendien beschikt de software over nadere service-functies voor foutanalyse van het navigatiesysteem.
Het systeem berekent de lengte van het afgelegde traject via aansluiting op het tachosignaal van de auto. Wanneer geen tachosignaal beschikbaar is, moet de wegsensor worden ge­monteerd door een geautoriseerde klantenservice.
De wegsensor tast een in de velg gemonteerde magneetband af en levert informatie over de door het wiel afgelegde weg. Vanwege de automatische afstandsaanpassing moet deze uitrusting worden gemonteerd op het niet-aangedreven linker­wiel.
Inbouw van de navigatie-eenheid
Plaats van montage van de navigatie-eenheid
Er is geen vaste montageplaats voor de navigatie-eenheid. Bij de bepaling van de plaats van montage moet erop worden gelet dat de navigatie-eenheid horizontaal (de tekst op het front moet leesbaar zijn) en met de hier vermelde montagehoeken stevig aan de carrosserie wordt vastgeschroefd.
Inbouwpositie: rechts / links min. -5˚ / max. +5˚
helling naar achteren min. 0˚ / max. +5˚ Ter koeling bij te hoge temperaturen is in het basisapparaat een ventilator geïntegreerd. De luchtingangs- en uitgangsope­ningen dienen vanwege de luchtcirculatie rondom het appa­raat te worden vrijgelaten. Zorg voor voldoende ruimte in het gebied van de cd-opening voor het plaatsen van de navigatie­cd. Gebruik voor de bevestiging van de navigatie-eenheid het meegeleverde montagemateriaal. Zie fig. 1.
Plus-aansluiting
De navigatie-eenheid dient te worden aangesloten op de con­tinue pluspool en op plus via het contactslot. Leg de continue-pluskabel (rood) naar de accu (leg de kabel niet direct langs kabelbundels). Sluit de zekeringhouder ter zekering van de pluskabel max. 30 cm van de accu aan op de pluspool (boor evt. een gat in het spatbord en gebruik een pas­sende kabeldoorvoer). Sluit de geschakelde pluskabel (zwart) aan op klem 15 van de zekeringhouder (plus geschakeld via contactslot) achter de zekering. Bij auto’s waarbij aansluiting op de zekeringkast niet mogelijk is, sluit u de kabel met de meegeleverde zekeringhouder di­rect aan op klem 15 op het contactslot.
Min-aansluiting
Schroef de minleiding (bruin) direct vast op de carrosserie. Kras het contactoppervlak van het massapunt metaalblank en vet het in met grafietvet (belangrijk voor goede massa-aansluiting).
- 3 -
8 622 401 428
Page 4
Inbouw van de GPS-antenne
Aanwijzingen voor de veiligheid
De antenne mag alleen worden gemonteerd op magne­tisch actieve stalen daken (geen aluminium). Montage op daken met lederen of kunststof bedekking is niet toegestaan. Bij montage op het dak (alleen met magneet­bevestiging) mag de antenne alleen worden blootgesteld aan temperaturen tussen -20
Voorzie de antennekabel ter beveiliging tegen beschadiging evt. van een beschermende tule.
Het plaatsingsoppervlak van de antenne moet vrij zijn van vuil, sneeuw, ijs e.d. De antennekabel mag niet worden verlengd, ingekort of gevouwen.
De stekker mag niet worden verwijderd voor de montage. Wan­neer de antenne in de kleur van de auto gelakt wordt, kan i.h.b. bij lakken met een hoog metaalgehalte de ontvangst nadelig worden beïnvloed. Nadat deze gelakt is, wordt foutloos functio­neren van de antenne niet langer gegarandeerd.
Bij auto’s van het sedan-model wordt de antenne met de beve­stigingshaak op de achterklep gemonteerd. Gebruik al naar gelang de dikte van het staal de juiste schroeven, fig. 2.
Bij stationwagons en hatchback-modellen wordt de antenne met de magnetische voet op het dak geplaatst, fig. 3.
Voor montage op het dak moet de bevestigingshaak worden verwijderd. De aanwezige schroefboringen worden dichtgeplakt met de meegeleverde kleefstrips, fig. 4.
Bij stationwagons en hatchback wordt de antennekabel door de watergoot naar beneden geleid en vervolgens naar het in­terieur van de auto.
Obstakels in de buurt van de antenne, zoals imperials of fiet­sen, kunnen de satellietontvangst nadelig beïnvloeden of ver­hinderen.
Voer de antennekabel in het interieur van de auto en verbind de stekker van de antenne met de antenne-ingang van het basisapparaat. Het is aan te bevelen om de antenne van het dak te verwijderen wanneer de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wanneer de GPS van binnen wordt ingebouwd, wordt foutloos functioneren van de antenne niet gegarandeerd.
° C en +80° C.
Inbouw van het display (monitor)
leiding (+12V geschakeld) van de navigatiecomputer. De aansluiting van de verlichting (oranje) kan volgens de wens van de klant worden verbonden met klem 58d van de auto. De regeling van klem 58d moet plaatsvinden d.m.v. impuls­breedtemodulatie (impulsfrequentie IBM-signaal 60 - 180 Hz, pulsverhouding 10% (min.) - 100% (max.), actief positief. Am­plitude - accuspanning. Volg hierbij de aanwijzingen van de autofabrikant.
Montage van het display
Fig. 6 Het display wordt met de meegeleverde kogelvoethou-
der gemonteerd op het dashboard of de console.
Fig. 7 Het display wordt met de meegeleverde kogelvoethou-
der direct gemonteerd op een console (telefoonconso­le).
Fig. 8 Het display wordt gemonteerd met de zwanenhals 7 612
001 204 en de kogelvoet. Hiervoor moet de achterwand van het display worden gedemonteerd. Voor de kabel moet op de plaats van montage een 10 mm groot gat worden geboord en de kabel moet vrij van trekkracht en andere belasting worden gelegd.
Montage van het display, fig. 9
1. Maak de vier schroeven aan de achterzijde van het display los en verwijder de achterplaat.
2. Trek de stekker er voorzichtig af en schuif deze door de montagevoet.
3. Monteer daarna de gewenste houder.
Inbouw van de luidspreker
Monteer de luidspreker voor de rij-adviezen in de voetenruim­te.
Hierbij moet erop worden gelet dat de bedieningsele­menten van de auto na het leggen van de aansluitka­bel en het bevestigen van de luidspreker toegankelijk blijven en niet worden gehinderd in hun werking (scha­kelaars, handrem, gas-, koppelings- en rempedaal enz.)!
Let er bij het boren van de gaten voor de houder op dat er geen verborgen kabels, tank of brandstofleidingen worden beschadigd.
Aanwijzingen voor de veiligheid
Het kogelgewricht mag noch worden ingevet, noch wor­den geölied. De monitorkabel moet zo worden gelegd dat deze vrij is van trekkracht en andere belasting.
De monitor mag niet worden gemonteerd in het gebied waar evt. airbags worden opgeblazen (bestuurder, passagierszijde, zij-airbags) of pla­atsen waartegen hoofd en knieën kunnen sto­ten! Overuig u ervan, voordat u gaten voor be­vestigingen en kabeldoorvoeren boort, dat er geen verborgen kabels, tank of brandstofleidin­gen worden beschadigd.
Plus/minaansluiting
Verbind de minleiding (bruin) direct met de minleiding van de navigatiecomputer (gelijk massapotentiaal). Verbind de plusleiding (+12V geschakeld) direct met de plus-
Inbouw van het bedieningsgedeelte
Monteer de houder van het bedieningsgedeelte op een zo­danige plaats dat dit gemakkelijk toegankelijk is, bv. op de middenconsole.
Het bedieningsgedeelte mag niet worden gemonteerd in het gebied waar evt. airbags worden opgeblazen (bestuurder, passagierszijde, zij-airbags) of plaatsen waartegen hoofd en knieën kunnen stoten! Let erop wanneer u gaten voor kabeldoorvoeren boort, dat er geen verborgen kabels of brandstofleidingen worden beschadigd! Er dient op te worden gelet dat de bedie­ningselementen van de auto toegankelijk blijven en niet worden gehinderd in hun werking (schakelaars, hand­rem, gas-, koppelings- en rempedaal enz.)!
- 4 -
8 622 401 428
Page 5
Belangrijke inbouwaanwijzingen voor het tachosignaal.
Montage van wegsensor en magneetstrip
Bij de aansluiting van het tachosignaal moet beslist reke­ning worden gehouden met de volgende aanwijzingen:
1. Vindplaats: Bij veel auto’s bevindt het tachosignaal zich aan de autoradiostekker, die specifiek is voor de auto. Vraag de exacte bezetting van de pennen na bij de klantenser­vice van uw autofabrikant of bij een geautoriseerde navi­gatie-dealer.
2. Het tachosignaal mag niet worden afgeleid van ABS-stuur­apparaten of -leidingen.
3. Indien een auto geen tachosignaal heeft of het signaal niet foutloos wordt verwerkt door de Travel Pilot, moet een wiel­sensor worden gemonteerd op het niet-aangedreven, op het midden van de rijweg gelegen wiel.
4. Attentie! Voor onjuiste aansluiting en de gevolgen daar­van kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden!
Aansluiting van het tachosignaal
Deze aansluiting dient te worden uitgevoerd door een geautoriseerde klantenservice.
De verbinding met de kabel van het tachosignaal wordt tot stand gebracht aan de voor de auto specifieke au­toradiostekker, zie geleverd pakket, pos. ; (witte stek- ker aan witte bus van de sensor-adapterkabel, pos. 8).
Aansluiting van de kabel voor het achteruitrijlicht-signaal
Deze aansluiting dient te worden uitgevoerd door een geautoriseerde klantenservice.
De verbinding met de kabel voor het achteruitrijlicht­signaal wordt tot stand gebracht aan de voor de auto specifieke autoradiostekker, zie geleverd pakket pos. :, gele stekker aan gele bus van de sensor-adapter­kabel, pos. 8. Hierbij moet erop worden gelet dat er tijdens het achte­ruitrijden een spanning van +12V op de aansluiting staat.
Alleen voor auto’s zonder tachosignaal. In dit geval moet u een sensorkit (wegsensor, magneetstrip, houder en kabel) aanschaffen via uw dealer. Sensorkit: Nr. 7 612 001 277
Aanwijzingen voor de veiligheid
De wegsensor en de magneetstrip mogen alleen worden gemonteerd door een geautoriseerde klantenservice.
Bij alle werkzaamheden aan de auto moeten de veilig­heidsvoorschriften van de autofabrikant worden opge­volgd! Het is verboden om de houder van de wegsensor aan dragende onderdelen vast te schroeven. Het is verboden om in dragende onderdelen te boren. De kabel van de sensor mag niet worden gemonteerd aan remleidingen of bewegende delen. Draai de wielen vast met het door de fabriek voorgeschreven draaimo­ment. De wegsensor en de magneetstrip worden bij auto’s met het stuur links gemonteerd op het linker niet-aangedre­ven wiel, bij auto’s met het stuur rechts op het rechter niet-aangedreven wiel en bij auto’s met vierwiela­andrijving op het linker achterwiel. Voor de montage van de wegsensor en de magneetstrip moet de auto worden opgebokt.
Attentie! Hierbij moeten de veiligheidsvoorschrif­ten van de autohandel beslist worden nageleefd!
Wegsensor monteren
Schroef de wegsensor aan de sensorhouder en zoek een ge­schikte montageplaats. De sensor mag mechanisch niet schom­melen en moet worden gemonteerd in een beschermde omge­ving, fig. 10. Bij de montage van de wegsensor moeten de tolerantiewaar­den voor de inbouw beslist worden aangehouden.
Voor onjuiste aansluiting en de gevolgen daarvan kun­nen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden!
Weglengtecalibrering
Na voltooiing van alle inbouw- en aansluitwerkzaamheden moet een welengtecalibrering worden uitgevoerd. Deze wordt ge­start met het plaatsen van de navigatie-cd en het oproepen van het servicemenu. Na beëindiging van de calibrering ver­schijnt het hoofdmenu. Wanneer minimaal drie satellieten te ontvangen zijn (ca. 10 min. rijden na ingebruikname), is uw RGS 08 klaar voor gebruik.
Magneetstrip monteren
Nadat een geschikte plaats voor de montage van de wegs­ensor is gevonden, moet de positie van de magneetstrip op de binnenzijde van de velg worden bepaald. Markeer de mogelij­ke positie van de magneetstrip en verwijder het wiel. Aangezien de magneetstrip wordt vastgekleefd, moet de velg vrij zijn van roest, vuil, vet en water. Reinig de binnenste rand van de velg zorgvuldig. Om een be­trouwbare kleefbevestiging te bereiken, moet de velg op ka­mertemperatuur zijn. Na het reinigen en eventueel op temperatuur brengen van de
- 5 -
8 622 401 428
Page 6
velg kleeft u de magneetstrip op de vooraf gemarkeerde pla­ats langs de gehele omvang, parallel met de buitenrand van de velg, fig. 10.
Let op:
De magneetstrip mag niet direct tegen de rand van de velg worden gekleefd aangezien het risico op beschadiging van de magneetstrip te groot is.
De magneetstrook niet in stukken snijden en alleen aan de gemarkeerde punten afsnijden (maximale opening tus­sen beginnen eindpunt, een veld van 1 Zoll = 25,3995 mm).
De wielen monteren en provisorisch vastzetten. De wegsenso­ren volgens de toegestane afwijkingen bij de inbouw instellen en vastschroeven.
Wielen volgens het door de garage voorgeschreven draai­moment aandraaien!
Sensorkabel naar de binnenkant van het voertuig leiden (even­tueel voorhanden zijnde kabeldoorvoeringen gebruiken of een nieuw gat boren) en naar het navigatieapparaat verleggen.
Inbouwtoleranties van de wegsensoren
Afstand Z: Z = 6,5 ± 1 mm (stalen velg)
Z = 5 - 0/+ 1 mm (alu-velg) t.o.v. het midden van de wielsensor, (Fig. 12).
Verzet Y: Het midden van de wegsensor moet
zich langs de gehele omtrek van het wiel boven de magneetband bevinden, (Fig. 13).
Instelhoek: De wielsensoren moeten de afstand Z
aanhouden, (Fig. 14).
Torsiehoek: De torsiehoek mag maximaal 10° be-
dragen, (Fig. 15).
Lengte van de stalen houder:
De vrijstaande lengte moet zo klein mogelijk worden gehouden (maximaal 90 mm). Wanneer de vrijstaande lengte groter is dan 90 mm, moet de stalen houder worden versterkt, (Fig. 16).
Rotatiehoek T: De rotatiehoek mag maximaal 20° be-
dragen, (Fig. 17). Uitzondering: T = 90˚, Fig. 18
De stalen houder mag niet zo­danig worden gemonteerd dat deze naar de magneetband wijst, (Fig. 18 a).
- 6 -
8 622 401 428
Page 7
RGS 08 Service-menu
Plaats de navigatie-cd in het basis-
apparaat!
De standby-tijd moet in het DSC-
menu op 0 minuten worden
ingesteld.
SCHAKEL het contact UIT.
Houd tijdens het inschakelen (con-
tact AAN) de cursor-
down-toets langer dan vijf
seconden ingedrukt.
Start voor dynamische sensoriek-
test tevens
de motor.
Service-menu
- Wijzig taal
- Systeeminbouw
- Systeemdiagnose
- Navigatie
Service-menu verlaten
ENT
Keuze van de taal Standaard = Duits
(standby-tijd opnieuw
activeren)
Systeeminbouw
- Weglengtecalib.
- Sensoriektest
- GPS-status
- Toetsenbordtest
- TERUG
Systeemdiagnose
- Calibreerwaarden
- Foutgeheugen
- Hardwaretest
- Sensoriektest
- Weglengtecalib.
- GPS-status
- Toetsenbordtest
- LCD-test
- Softwareversie
- TERUG
Voer weglengte in meters in
(minimaal 60 m)
en rijd het traject af.
Aanduiding van de waarden:
gyro, wielsensor, tacho,
km/u, richting
Aanduiding van de actuele
GPS-waarden
Controle van de
toetsfuncties
Verlaat het systeeminbouw-
niveau
(standby-tijd opnieuw
activeren)
Verlaat het systeemdiagnose-
niveau
(standby-tijd opnieuw
activeren)
Technische gegevens
Basisnavigatie-apparaat 8 618 841 990 met geïntegreerde toerensensor (gyro), GPS-ontvanger en cd-romspeler
- Bedrijfsspanning (UB) 14 V / DC
- Bedrijfsstroom (I) typ. 0,55 A (Imax 1,05 A)
- Standby-stroom typ. 0,35 A
- Volume gesproken instructies max 3 Watt / 4 Ohm
- Tijd van de eerste positiebepaling (warme start, geheugen ververst) < 1 minuut, (koude start, geheugen leeg)
< 11 minuten
- CD-romspeler alleen 12cm-cd‘s vlgs. DIN EN 60908
- Bedrijfstemperatuur -15° t/m +60° C
- Inbouwpositie horizontaal / + 5°
- Breedte 184 mm
- Hoogte 73 mm
-Diepte 171 mm
- Gewicht 1,9 kg
5"-kleurenmonitor 8 638 710 538
- TFT-actieve matrix-LCD (12,5 cm diagonaal)
- Contrastregeling handmatig via tuimeltoets
- Helderheidsregeling automatisch via fototransistor, handmatig via tuimeltoets
- Bevestiging universeel kogelgewricht
- Breedte 148 mm (zonder kabel en voet)
- Hoogte 105 mm (zonder kabel en voet)
-Diepte 51 mm (zonder kabel en voet)
- Lengte kabel 5,5 m
- Aansluiting verlichting pulsbreedte-gemoduleerd signaal via klem 58d (pulsfrequentie 60 Hz180 Hz)
Wijzigingen voorbehouden!
- 7 -
8 622 401 428
Page 8
Geleverd pakket
1 Navigatie-eenheid met geïntegreerde toerensensor
(gyro) en GSP-ontvanger
2 GPS-antenne
3 Kleurenmonitor
4 Luidspreker
5 Bedieningsgedeelte incl. houder
8 618 841 480
5
a
Verlengkabel afstandsbediening 4 m
6 Monteringsmateriale
7 8 618 841 985
Adapterkabel voor sensor- interface, ca. 25 cm
8 8 618 841 412
DC-kabel 6 m
1
2
3
1,45 m
9 8 618 842 033
RFLS-kabel 4,5 m
: 8 618 841 988
Kabel voor tachosignaal 4,5 m
4
5
2 m
8 618 840 754
2 m (5 m)
4 m
5
a
- 8 -
4 m
1,7-2,7 m
8 622 401 428
Page 9
6
8 618 841 421 (58 x 9)
8 618 841 105
2 910 645 120 (4x)2 916 064 005 (4x)
8 600 660 007 (6x)8 618 841 423 (58 x 13)
9
gelb, yello, jaune, giallo, geel, gul, amarillo, amarelo
7
:
weiß, white, blanc, bianco, wit, vit, blanco, branco
8
- 9 -
8 622 401 428
Page 10
Fig.1
Fig. 2
Fig. 3
Fig. 4
8 622 401 428
- 10 -
Page 11
Fig. 5
or rt
+12V
br
Fig. 8
Fig. 6
Fig. 7
Fig. 9
8 622 401 428
- 11 -
Page 12
2 914 551 015
Z
Fig.12
Snede
Fig.10
max. 25 mm
Sensormitte
magneetstrip
Z 5 mm
Y
max. 10°
Fig.13
Z 8 mm
Z
Fig.14
10˚
Fig.15
Rand van de velg
12.7 mm
8 618 841 475 (1,5 m)
Magneetstrip
max. 25 mm
Fig.11
12.7 mm
- 12 -
max. 20°
magneetstrip
Fig.17
90 mm
max. 20°
magneetstrip
Fig.16
magneetstrip
Stalen houder
Fig.18
Fig.18 a
Stalen houder
8 622 401 428
Page 13
1
2
V
Kl.30
5"
RGS 08
Aansluiting van de sensoren
br bruin rt rood ge geel or oranje sw zwart w wit
1,45 m
GPS antenne
Klemme/Terminal/ Morsetto/Borne 58d
(nur PWM-Steuerung, PWM driven only, solo comando
modulaz. ampiezza imp., alleen PBM-besturing, kun PWM-
or
styring, endast PWM-styrn, solo control PWM)
- 13 -
RFLS
Achteruitrijlicht-schakelaar, Achteruit = 12V
8 622 401 428
5,5 m
ge
ge
4,5 m
tachosignaal.
w
4 m
w
ge
ge
ge
4 m
ge
Hjulsensor
ge
ge
4 m
3 m
sw
2 m
sw
sw
CAN-Bus
4 m
1,45 m
rt
sw
Luidspreker
sw
1,45 m
br
br
KL. 15
sw
rt
Bedieningsgedeelte
KL. 30
Loading...