Inbouwtoleranties van de wegsensoren (Fig. 10 -18) ...................................................... 12
Aansluiting van de sensoren................................................................13
- 2 -
8 622 401 428
Page 3
Aanwijzingen voor de veiligheid
Inbouw en aansluitvoorschriften
Voor de duur van de aansluiting en de montage van het
apparaat moet de minpool van de accu worden losgekoppeld.
Attentie!
Houd u aan de veiligheidsinstructies van de autofabri-
kant (alarminstallatie, wegrijblokkering, airbag)! Overtuig u ervan, voordat u gaten voor bevestigingen en
kabeldoorvoeren boort, dat er geen gelegde kabels of
auto-onderdelen (bv. tank, benzineleiding) beschadigd
worden. Gebruik bij gaten met scherpe randen kabeldoorvoeringen. Alle kabels moeten op voldoende afstand van kabelbundels worden gelegd om storingen
te voorkomen. De plus-voedingskabel moet op maximaal
30 cm afstand van de accu van een zekering worden
voorzien om de accu en de pluskabel te beschermen in
geval van kortsluiting.
De herkenning van voor- en achteruit vindt plaats door evaluatie van het signaal van het achteruitrijlicht (vooruit = 0V, achteruit = 12V) via het daarvoor bestemde aansluitcontact (RFLS).
Het basisapparaat moet beslist horizontaal worden ingebouwd vanwege de interne gyro en de cd-romspeler.
Voorbereidingen voor de montage
Controleer voordat u begint of het geleverde pakket volledig
is: ...............................................................................pagina 8
De volgende stappen moeten worden uitgevoerd::
•Inbouw van de navigatie-eenheid
(computer) .......................................................... pagina 4
•Inbouw van de GPS-antenne ........................... pagina 4
•Inbouw van het display (monitor) ................... pagina 4
•Inbouw van de luidspreker .............................. pagina 5
•Inbouw van het bedieningsgedeelte............... pagina 5
•Inbouw van de wegsensor ............................... pagina 5
(alleen bij auto’s zonder tachosignaal)
De navigatie-eenheid is geschikt voor auto’s met:
• Een accuspanning van 12 V;
• De minpool aan de carrosserie
Zekeringen van het apparaat: 5 A-kabelzekering
5 A-apparaatzekering
Beschrijving
Het navigatiesysteem Travel Pilot RGS 08 is een zelfstandig
systeem met geïntegreerde toerensensor (gyro). Het systeem
levert, nadat er een reisdoel is ingevoerd en geactiveerd, op
beslissingspunten vroegtijdig optische rij-adviezen in de vorm
van pictogrammen op een 5"-kleurenmonitor alsmede akoestische geleidende informatie via een aparte luidspreker en geleidt de bestuurder van de auto daardoor van zijn startpunt op
optimale wijze naar zijn bestemming.
De omvang van de werking wordt telkens bepaald door de specificatie van de gebruikte cd-rom. Deze land-specifieke cd-rom
en gebruiksaanwijzing zijn apart verkrijgbaar.
Aanwijzingen over de werking
Voor probleemloos functioneren van het navigatiesysteem is
het beslist noodzakelijk dat na de voltooide montage een afstandscalibrering wordt uitgevoerd.
De in het basisnavigatie-apparaat geïntegreerde service-software maakt het mogelijk om via het SERVICE-MENU het navigatiesysteem in gebruik te nemen en en de wegsensoriek te
calibreren na het inbouwen, resp. als latere service. Daarvoor
is alleen een recht traject van minimaal 100 meter vereist. Bovendien beschikt de software over nadere service-functies voor
foutanalyse van het navigatiesysteem.
Het systeem berekent de lengte van het afgelegde traject via
aansluiting op het tachosignaal van de auto. Wanneer geen
tachosignaal beschikbaar is, moet de wegsensor worden gemonteerd door een geautoriseerde klantenservice.
De wegsensor tast een in de velg gemonteerde magneetband
af en levert informatie over de door het wiel afgelegde weg.
Vanwege de automatische afstandsaanpassing moet deze
uitrusting worden gemonteerd op het niet-aangedreven linkerwiel.
Inbouw van de navigatie-eenheid
Plaats van montage van de navigatie-eenheid
Er is geen vaste montageplaats voor de navigatie-eenheid. Bij
de bepaling van de plaats van montage moet erop worden gelet
dat de navigatie-eenheid horizontaal (de tekst op het front
moet leesbaar zijn) en met de hier vermelde montagehoeken
stevig aan de carrosserie wordt vastgeschroefd.
Inbouwpositie: rechts / linksmin. -5˚ / max. +5˚
helling naar achteren min. 0˚ / max. +5˚
Ter koeling bij te hoge temperaturen is in het basisapparaat
een ventilator geïntegreerd. De luchtingangs- en uitgangsopeningen dienen vanwege de luchtcirculatie rondom het apparaat te worden vrijgelaten. Zorg voor voldoende ruimte in het
gebied van de cd-opening voor het plaatsen van de navigatiecd. Gebruik voor de bevestiging van de navigatie-eenheid het
meegeleverde montagemateriaal. Zie fig. 1.
Plus-aansluiting
De navigatie-eenheid dient te worden aangesloten op de continue pluspool en op plus via het contactslot.
Leg de continue-pluskabel (rood) naar de accu (leg de kabel
niet direct langs kabelbundels). Sluit de zekeringhouder ter
zekering van de pluskabel max. 30 cm van de accu aan op de
pluspool (boor evt. een gat in het spatbord en gebruik een passende kabeldoorvoer). Sluit de geschakelde pluskabel (zwart)
aan op klem 15 van de zekeringhouder (plus geschakeld via
contactslot) achter de zekering.
Bij auto’s waarbij aansluiting op de zekeringkast niet mogelijk
is, sluit u de kabel met de meegeleverde zekeringhouder direct aan op klem 15 op het contactslot.
Min-aansluiting
Schroef de minleiding (bruin) direct vast op de carrosserie. Kras
het contactoppervlak van het massapunt metaalblank en vet
het in met grafietvet (belangrijk voor goede massa-aansluiting).
- 3 -
8 622 401 428
Page 4
Inbouw van de GPS-antenne
Aanwijzingen voor de veiligheid
De antenne mag alleen worden gemonteerd op magnetisch actieve stalen daken (geen aluminium). Montage
op daken met lederen of kunststof bedekking is niet
toegestaan. Bij montage op het dak (alleen met magneetbevestiging) mag de antenne alleen worden blootgesteld
aan temperaturen tussen -20
Voorzie de antennekabel ter beveiliging tegen beschadiging
evt. van een beschermende tule.
Het plaatsingsoppervlak van de antenne moet vrij zijn van vuil,
sneeuw, ijs e.d. De antennekabel mag niet worden verlengd,
ingekort of gevouwen.
De stekker mag niet worden verwijderd voor de montage. Wanneer de antenne in de kleur van de auto gelakt wordt, kan i.h.b.
bij lakken met een hoog metaalgehalte de ontvangst nadelig
worden beïnvloed. Nadat deze gelakt is, wordt foutloos functioneren van de antenne niet langer gegarandeerd.
Bij auto’s van het sedan-model wordt de antenne met de bevestigingshaak op de achterklep gemonteerd. Gebruik al naar
gelang de dikte van het staal de juiste schroeven, fig. 2.
Bij stationwagons en hatchback-modellen wordt de antenne
met de magnetische voet op het dak geplaatst, fig. 3.
Voor montage op het dak moet de bevestigingshaak worden
verwijderd. De aanwezige schroefboringen worden dichtgeplakt
met de meegeleverde kleefstrips, fig. 4.
Bij stationwagons en hatchback wordt de antennekabel door
de watergoot naar beneden geleid en vervolgens naar het interieur van de auto.
Obstakels in de buurt van de antenne, zoals imperials of fietsen, kunnen de satellietontvangst nadelig beïnvloeden of verhinderen.
Voer de antennekabel in het interieur van de auto en verbind
de stekker van de antenne met de antenne-ingang van het
basisapparaat. Het is aan te bevelen om de antenne van het
dak te verwijderen wanneer de auto wordt gewassen in een
wasstraat.
Wanneer de GPS van binnen wordt ingebouwd, wordt foutloos
functioneren van de antenne niet gegarandeerd.
° C en +80° C.
Inbouw van het display (monitor)
leiding (+12V geschakeld) van de navigatiecomputer.
De aansluiting van de verlichting (oranje) kan volgens de wens
van de klant worden verbonden met klem 58d van de auto.
De regeling van klem 58d moet plaatsvinden d.m.v. impulsbreedtemodulatie (impulsfrequentie IBM-signaal 60 - 180 Hz,
pulsverhouding 10% (min.) - 100% (max.), actief positief. Amplitude - accuspanning.
Volg hierbij de aanwijzingen van de autofabrikant.
Montage van het display
Fig. 6 Het display wordt met de meegeleverde kogelvoethou-
der gemonteerd op het dashboard of de console.
Fig. 7 Het display wordt met de meegeleverde kogelvoethou-
der direct gemonteerd op een console (telefoonconsole).
Fig. 8 Het display wordt gemonteerd met de zwanenhals 7 612
001 204 en de kogelvoet. Hiervoor moet de achterwand
van het display worden gedemonteerd.
Voor de kabel moet op de plaats van montage een 10
mm groot gat worden geboord en de kabel moet vrij
van trekkracht en andere belasting worden gelegd.
Montage van het display, fig. 9
1. Maak de vier schroeven aan de achterzijde van het display
los en verwijder de achterplaat.
2. Trek de stekker er voorzichtig af en schuif deze door de
montagevoet.
3. Monteer daarna de gewenste houder.
Inbouw van de luidspreker
Monteer de luidspreker voor de rij-adviezen in de voetenruimte.
Hierbij moet erop worden gelet dat de bedieningselementen van de auto na het leggen van de aansluitkabel en het bevestigen van de luidspreker toegankelijk
blijven en niet worden gehinderd in hun werking (schakelaars, handrem, gas-, koppelings- en rempedaal
enz.)!
Let er bij het boren van de gaten voor de houder op dat
er geen verborgen kabels, tank of brandstofleidingen
worden beschadigd.
Aanwijzingen voor de veiligheid
Het kogelgewricht mag noch worden ingevet, noch worden geölied. De monitorkabel moet zo worden gelegd
dat deze vrij is van trekkracht en andere belasting.
De monitor mag niet worden gemonteerd in het
gebied waar evt. airbags worden opgeblazen
(bestuurder, passagierszijde, zij-airbags) of plaatsen waartegen hoofd en knieën kunnen stoten! Overuig u ervan, voordat u gaten voor bevestigingen en kabeldoorvoeren boort, dat er
geen verborgen kabels, tank of brandstofleidingen worden beschadigd.
Plus/minaansluiting
Verbind de minleiding (bruin) direct met de minleiding van de
navigatiecomputer (gelijk massapotentiaal).
Verbind de plusleiding (+12V geschakeld) direct met de plus-
Inbouw van het bedieningsgedeelte
Monteer de houder van het bedieningsgedeelte op een zodanige plaats dat dit gemakkelijk toegankelijk is, bv. op
de middenconsole.
Het bedieningsgedeelte mag niet worden gemonteerd
in het gebied waar evt. airbags worden opgeblazen
(bestuurder, passagierszijde, zij-airbags) of plaatsen
waartegen hoofd en knieën kunnen stoten! Let erop
wanneer u gaten voor kabeldoorvoeren boort, dat er
geen verborgen kabels of brandstofleidingen worden
beschadigd! Er dient op te worden gelet dat de bedieningselementen van de auto toegankelijk blijven en niet
worden gehinderd in hun werking (schakelaars, handrem, gas-, koppelings- en rempedaal enz.)!
- 4 -
8 622 401 428
Page 5
Belangrijke inbouwaanwijzingen voor
het tachosignaal.
Montage van wegsensor en
magneetstrip
Bij de aansluiting van het tachosignaal moet beslist rekening worden gehouden met de volgende aanwijzingen:
1. Vindplaats: Bij veel auto’s bevindt het tachosignaal zich aan
de autoradiostekker, die specifiek is voor de auto. Vraag
de exacte bezetting van de pennen na bij de klantenservice van uw autofabrikant of bij een geautoriseerde navigatie-dealer.
2. Het tachosignaal mag niet worden afgeleid van ABS-stuurapparaten of -leidingen.
3. Indien een auto geen tachosignaal heeft of het signaal niet
foutloos wordt verwerkt door de Travel Pilot, moet een wielsensor worden gemonteerd op het niet-aangedreven, op
het midden van de rijweg gelegen wiel.
4. Attentie! Voor onjuiste aansluiting en de gevolgen daarvan kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden!
Aansluiting van het tachosignaal
Deze aansluiting dient te worden uitgevoerd door een
geautoriseerde klantenservice.
De verbinding met de kabel van het tachosignaal wordt
tot stand gebracht aan de voor de auto specifieke autoradiostekker, zie geleverd pakket, pos. ; (witte stek-
ker aan witte bus van de sensor-adapterkabel, pos. 8).
Aansluiting van de kabel voor het
achteruitrijlicht-signaal
Deze aansluiting dient te worden uitgevoerd door een
geautoriseerde klantenservice.
De verbinding met de kabel voor het achteruitrijlichtsignaal wordt tot stand gebracht aan de voor de auto
specifieke autoradiostekker, zie geleverd pakket pos.
:, gele stekker aan gele bus van de sensor-adapterkabel, pos. 8.
Hierbij moet erop worden gelet dat er tijdens het achteruitrijden een spanning van +12V op de aansluiting
staat.
Alleen voor auto’s zonder tachosignaal. In dit geval moet u
een sensorkit (wegsensor, magneetstrip, houder en kabel)
aanschaffen via uw dealer.
Sensorkit: Nr. 7 612 001 277
Aanwijzingen voor de veiligheid
De wegsensor en de magneetstrip mogen alleen
worden gemonteerd door een geautoriseerde
klantenservice.
Bij alle werkzaamheden aan de auto moeten de veiligheidsvoorschriften van de autofabrikant worden opgevolgd!
Het is verboden om de houder van de wegsensor aan
dragende onderdelen vast te schroeven.
Het is verboden om in dragende onderdelen te boren.
De kabel van de sensor mag niet worden gemonteerd
aan remleidingen of bewegende delen. Draai de wielen
vast met het door de fabriek voorgeschreven draaimoment.
De wegsensor en de magneetstrip worden bij auto’s met
het stuur links gemonteerd op het linker niet-aangedreven wiel, bij auto’s met het stuur rechts op het rechter
niet-aangedreven wiel en bij auto’s met vierwielaandrijving op het linker achterwiel.
Voor de montage van de wegsensor en de magneetstrip
moet de auto worden opgebokt.
Attentie! Hierbij moeten de veiligheidsvoorschriften van de autohandel beslist worden nageleefd!
Wegsensor monteren
Schroef de wegsensor aan de sensorhouder en zoek een geschikte montageplaats. De sensor mag mechanisch niet schommelen en moet worden gemonteerd in een beschermde omgeving, fig. 10.
Bij de montage van de wegsensor moeten de tolerantiewaarden voor de inbouw beslist worden aangehouden.
Voor onjuiste aansluiting en de gevolgen daarvan kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden!
Weglengtecalibrering
Na voltooiing van alle inbouw- en aansluitwerkzaamheden moet
een welengtecalibrering worden uitgevoerd. Deze wordt gestart met het plaatsen van de navigatie-cd en het oproepen
van het servicemenu. Na beëindiging van de calibrering verschijnt het hoofdmenu. Wanneer minimaal drie satellieten te
ontvangen zijn (ca. 10 min. rijden na ingebruikname), is uw
RGS 08 klaar voor gebruik.
Magneetstrip monteren
Nadat een geschikte plaats voor de montage van de wegsensor is gevonden, moet de positie van de magneetstrip op de
binnenzijde van de velg worden bepaald. Markeer de mogelijke positie van de magneetstrip en verwijder het wiel.
Aangezien de magneetstrip wordt vastgekleefd, moet de velg
vrij zijn van roest, vuil, vet en water.
Reinig de binnenste rand van de velg zorgvuldig. Om een betrouwbare kleefbevestiging te bereiken, moet de velg op kamertemperatuur zijn.
Na het reinigen en eventueel op temperatuur brengen van de
- 5 -
8 622 401 428
Page 6
velg kleeft u de magneetstrip op de vooraf gemarkeerde plaats langs de gehele omvang, parallel met de buitenrand van
de velg, fig. 10.
Let op:
De magneetstrip mag niet direct tegen de rand van de velg
worden gekleefd aangezien het risico op beschadiging van
de magneetstrip te groot is.
De magneetstrook niet in stukken snijden en alleen aan
de gemarkeerde punten afsnijden (maximale opening tussen beginnen eindpunt, een veld van 1 Zoll = 25,3995 mm).
De wielen monteren en provisorisch vastzetten. De wegsensoren volgens de toegestane afwijkingen bij de inbouw instellen
en vastschroeven.
Wielen volgens het door de garage voorgeschreven draaimoment aandraaien!
Sensorkabel naar de binnenkant van het voertuig leiden (eventueel voorhanden zijnde kabeldoorvoeringen gebruiken of een
nieuw gat boren) en naar het navigatieapparaat verleggen.
Inbouwtoleranties van de wegsensoren
Afstand Z:Z = 6,5 ± 1 mm (stalen velg)
Z = 5 - 0/+ 1 mm (alu-velg)
t.o.v. het midden van de wielsensor,
(Fig. 12).
Verzet Y:Het midden van de wegsensor moet
zich langs de gehele omtrek van het
wiel boven de magneetband bevinden,
(Fig. 13).
Instelhoek:De wielsensoren moeten de afstand Z
aanhouden, (Fig. 14).
Torsiehoek:De torsiehoek mag maximaal 10° be-
dragen, (Fig. 15).
Lengte van de stalen houder:
De vrijstaande lengte moet zo klein
mogelijk worden gehouden (maximaal
90 mm).
Wanneer de vrijstaande lengte groter is
dan 90 mm, moet de stalen houder
worden versterkt, (Fig. 16).
Rotatiehoek T:De rotatiehoek mag maximaal 20° be-
dragen, (Fig. 17).
Uitzondering: T = 90˚, Fig. 18
De stalen houder mag niet zodanig worden gemonteerd dat
deze naar de magneetband
wijst, (Fig. 18 a).
- 6 -
8 622 401 428
Page 7
RGS 08 Service-menu
Plaats de navigatie-cd in het basis-
apparaat!
De standby-tijd moet in het DSC-
menu op 0 minuten worden
ingesteld.
SCHAKEL het contact UIT.
Houd tijdens het inschakelen (con-
tact AAN) de cursor-
down-toets langer dan vijf
seconden ingedrukt.
Start voor dynamische sensoriek-
test tevens
de motor.
Service-menu
- Wijzig taal
- Systeeminbouw
- Systeemdiagnose
- Navigatie
Service-menu verlaten
ENT
Keuze van de taal
Standaard = Duits
(standby-tijd opnieuw
activeren)
Systeeminbouw
- Weglengtecalib.
- Sensoriektest
- GPS-status
- Toetsenbordtest
- TERUG
Systeemdiagnose
- Calibreerwaarden
- Foutgeheugen
- Hardwaretest
- Sensoriektest
- Weglengtecalib.
- GPS-status
- Toetsenbordtest
- LCD-test
- Softwareversie
- TERUG
Voer weglengte in meters in
(minimaal 60 m)
en rijd het traject af.
Aanduiding van de waarden:
gyro, wielsensor, tacho,
km/u, richting
Aanduiding van de actuele
GPS-waarden
Controle van de
toetsfuncties
Verlaat het systeeminbouw-
niveau
(standby-tijd opnieuw
activeren)
Verlaat het systeemdiagnose-
niveau
(standby-tijd opnieuw
activeren)
Technische gegevens
Basisnavigatie-apparaat 8 618 841 990
met geïntegreerde toerensensor (gyro), GPS-ontvanger en cd-romspeler
-Bedrijfsspanning (UB)14 V / DC
-Bedrijfsstroom (I)typ. 0,55 A (Imax 1,05 A)
-Standby-stroomtyp. 0,35 A
-Volume gesproken instructiesmax 3 Watt / 4 Ohm
-Tijd van de eerste positiebepaling(warme start, geheugen ververst) < 1 minuut, (koude start, geheugen leeg)
< 11 minuten
-CD-romspeleralleen 12cm-cd‘s vlgs. DIN EN 60908
-Bedrijfstemperatuur-15° t/m +60° C
-Inbouwpositiehorizontaal / + 5°
-Breedte184 mm
-Hoogte73 mm
-Diepte171 mm
-Gewicht1,9 kg
5"-kleurenmonitor 8 638 710 538
-TFT-actieve matrix-LCD(12,5 cm diagonaal)
-Contrastregelinghandmatig via tuimeltoets
-Helderheidsregelingautomatisch via fototransistor, handmatig via tuimeltoets
-Bevestiginguniverseel kogelgewricht
-Breedte148 mm (zonder kabel en voet)
-Hoogte105 mm (zonder kabel en voet)
-Diepte51 mm (zonder kabel en voet)
-Lengte kabel5,5 m
-Aansluiting verlichtingpulsbreedte-gemoduleerd signaal via klem 58d (pulsfrequentie 60 Hz180 Hz)
Wijzigingen voorbehouden!
- 7 -
8 622 401 428
Page 8
Geleverd pakket
1 Navigatie-eenheid met geïntegreerde toerensensor