Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten,
behouden wij ons het recht voor om op elk gewenst moment
wijzigingen in het product aan te brengen, die mogelijk niet in deze
versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op
met uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Alleen de eigenaar is verantwoordelijk voor het installeren en
gebruiken van de uitrusting op een manier die geen ongevallen,
persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaakt. Alleen
de gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht
nemen van veilige vaarpraktijken.
NAVICO HOLDING AS EN ZIJN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, FILIALEN
EN GELIEERDE BEDRIJVEN WIJZEN ELKE AANSPRAKELIJKHEID VAN
DE HAND VOOR ELK GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN WIJZE DIE
ONGEVALLEN OF SCHADE KAN VEROORZAKEN OF EEN
OVERTREDING VAN DE WET INHOUDT.
Officiële taal: deze verklaring, eventuele instructieboeken,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kan worden vertaald in, of is vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In geval van een conflict tussen een
Vertaling van de Documentatie en de Engelstalige versie van de
Documentatie is de Engelstalige versie van de Documentatie de
officiële versie.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en zijn dochtermaatschappijen, filialen en
gelieerde bedrijven behouden zich het recht voor wijzigingen in de
specificaties aan te brengen zonder mededeling vooraf.
• Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de
volgende voorwaarden: (1) dit toestel mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle ontvangen
interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de
werking van het toestel.
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de relevante
productsectie op de volgende website: www.bandg.com.
Industrie Canada
IC RSS-GEN, Sec 8.4 Waarschuwing
Dit apparaat voldoet aan de vergunningsvrije RSS-norm(en) van
Industry Canada. Werking is onderhevig aan de volgende twee
voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken,
en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren,
ook als dat ten koste gaat van de werking van het apparaat.
Le présent appareil est conforme aux CNR d’Industrie
Canada applicables aux appareils radio exempts de licence.
L’exploitation est autorisée aux deux conditions suivantes: (1)
l’appareil ne doit pas produire de brouillage, et (2) l’utilisateur de
l’appareil doit accepter tout brouillage radioélectrique subi, même si
le brouillage est susceptible d’en compromettre le fonctionnement.
Waarschuwing
De gebruiker wordt gewaarschuwd dat wijzigingen of aanpassingen
die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die
verantwoordelijk is voor naleving ertoe kunnen leiden dat de
bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken
komt te vervallen.
Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt mogelijke
straling van radiofrequente energie en kan, indien niet geïnstalleerd
in overeenstemming met de instructies, schadelijke interferentie
veroorzaken aan radiocommunicatie. Er is echter geen garantie dat
4
Voorwoord | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 5
er in een bepaalde installatie geen interferentie zal optreden. Mocht
deze apparatuur schadelijke interferentie veroorzaken met radio- of
televisieontvangst, wat bepaald kan worden door de apparatuur in
en uit te schakelen, dan wordt de gebruiker aangeraden te
proberen de interferentie te corrigeren door één of meer van de
volgende maatregelen:
• Verplaats de ontvangstantenne of richt deze opnieuw
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger
• Sluit de apparatuur aan op een stroomvoorziening die op een
andere groep zit dan die waarop de ontvanger is aangesloten
• Raadpleeg de dealer of een ervaren technicus voor hulp
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding
nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij
gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een
verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te
houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan
kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u
overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider
voor de geldende tarieven en beperkingen.
Landen van beoogd gebruik in de EU
AT - Oostenrijk
BE - België
BG - Bulgarije
CY - Cyprus
CZ - Tsjechië
DK - Denemarken
EE - Estland
FI - Finland
FR - Frankrijk
DE - Duitsland
GR - Griekenland
HU - Hongarije
IS - IJsland
IE - Ierland
Voorwoord | Vulcan R Series Installatiehandleiding
5
Page 6
IT - Italië
LV - Letland
LI - Liechtenstein
LT - Litouwen
LU - Luxemburg
MT - Malta
NL - Nederland
NO - Noorwegen
PL - Polen
PT - Portugal
RO - Roemenië
SK - Slowakije
SI - Slovenië
ES - Spanje
SE - Zweden
CH - Zwitserland
TR - Turkije
UK - Verenigd Koninkrijk
Handelsmerken
B&G® is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
NMEA® en NMEA 2000® zijn gedeponeerde handelsmerken van de
National Marine Electronics Association.
SiriusXM® is een gedeponeerd handelsmerk van SiriusXM Radio, Inc.
Fishing Hot Spots® is een gedeponeerd handelsmerk van Fishing
34Voor de eerste keer opstarten
34Tijd en datum
34Startlijn - vaartuigconfiguratie
35Compensatie voor roterende mast
36Gegevensbron selecteren
38Apparatenlijst
39Netwerkgroepen
39Diagnose
40Demping
40Kalibratie
41Extern alarm instellen
72Maattekeningen 5-inch unit
72Maattekeningen 7-inch unit
73Maattekeningen 9-inch unit
73Maattekeningen 12-inch unit
10
Inhoud | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 11
Controleer de inhoud
ENGL
ISH
InstallationM
anual
ban
dg
.co
m
ENGLIS
H
In
stallati
onManual
bandg.
co
m
ENGLI
SH
Ins
talla
tion
Manual
ban
dg.co
m
ENGLI
SH
Ins
talla
tionManual
ban
dg
.com
1
2
3
4
5
6
7
8A
8B
8C
Controleer de inhoud van de doos van uw unit.
1
Bijbehorende onderdelen:
1Display-unit
2Kit voor paneelbevestiging
• Pakking
• Montageschroeven (4x #4 x 3/4 inch PN HD SS)
3Zonnescherm
4Kabel
Gecombineerde voedings- en NMEA 2000-kabel - 5-inch
unit
Voedingskabel - 7-, 9- en 12-inch units
5Zekeringhouder en zekering (3 A, ATC-blad)
Controleer de inhoud | Vulcan R Series Installatiehandleiding
11
Page 12
6Beschermkappen
2x - 5-inch unit
3x - 7-, 9- en 12-inch units
7Documentatiepakket
• Installatiehandleiding
• Verkorte handleiding
• Montagesjabloon
8A: Kit voor beugelmontage - 5-inch unit
• Snelwisselsteun
• Montageschroeven (4x #10 x 3/4 inch PN HD SS)
B: Kit voor beugelmontage - 7- en 9-inch units
• U-beugel (kunststof)
• Montageschroeven (4x #10 x 3/4 inch PN HD SS)
• Beugelknoppen (2x)
C: Kit voor beugelmontage - 12-inch unit
• U-beugel (metaal)
• Montageschroeven (4x #10 x 3/4 inch PN HD SS)
• Beugelknoppen (2x)
12
Controleer de inhoud | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 13
2
1
2
Overzicht
De unit heeft een ingebouwde CHIRP/Broadband, StructureScan en
ForwardScan Echosounder.
De unit kan via NMEA 2000 op het netwerk worden aangesloten.
Hierdoor krijgt u toegang tot sensorgegevens.
De unit heeft een ingebouwde supersnelle GPS-ontvanger (10Hz).
Het systeem ondersteunt kaarten van Navionics en C-MAP, en
content van een aantal andere kaartproducenten in AT5-indeling.
Ga naar www.gofreemarine.com, www.c-map.com of
www.navionics.com voor de volledige selectie beschikbare kaarten.
De unit kan op het vaartuig worden gemonteerd met de
bijgeleverde montagebeugel of kan op een paneel worden
gemonteerd.
De unit is bedoeld voor gebruik met 12 V DC en bestand tegen de
lichte schommelingen die gebruikelijk zijn bij DC-systemen.
Bediening voorpaneel
1Touchscreen
2Aan/uit-knop
Houd de knop ingedrukt om de unit aan of uit te zetten.
Druk één keer om het dialoogvenster Systeembediening te
openen.
Overzicht | Vulcan R Series Installatiehandleiding
13
Page 14
Aansluitingen op de achterzijde
12
1
2
34
RADARNMEA2000POWERSONAR
Aansluitingen achterkant 5-inch unit
1Sonar - CHIRP-, Broadband-, DownScan- en SideScan-
beeldvorming (afhankelijk van de transducer)
2Stroom 12 V DC-voedingsingang en NMEA 2000
Aansluitingen achterkant 7-, 9- en 12-inch units
1Radar - radar (ethernet)aansluiting
14
2NMEA 2000 - gegevensingang/uitgang
3Stroom - 12 V DC-ingang
4Sonar - CHIRP-, Broadband-, DownScan- en SideScan-
beeldvorming (afhankelijk van de transducer)
Overzicht | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 15
Kaartlezer
Voor het plaatsen van een microSD-geheugenkaart. De
geheugenkaart kan worden gebruikt voor gedetailleerde gegevens,
software-updates, overdracht van gebruikersgegevens en back-ups
van het systeem.
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of
Ú
kopieert naar een kaart met cartografische producten. Dat kan
de cartografische informatie op de kaart beschadigen.
U opent het klepje van de kaartlezer door de rubberen afdekking te
openen.
Het klepje van de kaartlezer moet altijd goed worden afgesloten na
het plaatsen of verwijderen van de kaart zodat er geen water kan
binnendringen.
Kaartlezer van de 5-inch unitKaartlezer van de 7- en 9-inch units
Kaartlezer van de 12-inch unit
Overzicht | Vulcan R Series Installatiehandleiding
15
Page 16
3
Installatie
Montagelocatie
Bepaal zorgvuldig de montagelocaties voordat u gaat boren of
snijden.
Raadpleeg "Maattekeningen" op pagina 72 voor breedte- en hoogteeisen.
Bevestig geen onderdelen op plaatsen waar deze als houvast
kunnen worden gebruikt, onder water kunnen komen of kunnen
storen bij het bedienen, te water gaan of in veiligheid brengen van
de boot.
De unit moet zo worden geplaatst dat hij gemakkelijk bediend kan
worden en dat het scherm duidelijk te zien is.
Het scherm heeft een hoog contrast en is goed leesbaar in de zon,
maar voor het beste resultaat kunt u de unit beter buiten bereik van
direct zonlicht plaatsen. Op de gekozen locatie dient zo weinig
mogelijk reflectie van ramen of glanzende objecten voor te komen.
De montagelocatie en omliggende materialen kunnen invloed
hebben op de interne draadloze prestaties en/of GPS-prestaties.
Metaal en koolstof staan bekend om hun negatieve invloed op de
prestaties. Test de unit op de beoogde locatie om te controleren of
de ontvangst naar tevredenheid is.
Een externe GPS-bron kan worden toegevoegd om slechte GPSontvangst te compenseren.
Een externe draadloze module kan worden toegevoegd aan
compatibele apparaten om een slechte draadloze ontvangst te
verhelpen.
Houd er bij plaatsing rekening mee dat de aan de achterkant
geplaatste kaartlezer bereikbaar moet zijn.
Controleer of het mogelijk is om bedrading te leggen naar de
geoogde montagelocatie.
Laat voldoende ruimte vrij om alle kabels aan te sluiten.
Controleer voor u een gat in een paneel maakt of daarachter geen
verborgen elektrische bedrading of andere onderdelen zijn
geplaatst.
Zorg dat de gaten op een veilige plek worden aangebracht, waar ze
de constructie van de boot niet verzwakken. Raadpleeg bij twijfel
een ervaren botenbouwer of een installateur van zeilelektronica.
16
Installatie | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 17
Notitie: Bij inbouw moet de omlijsting droog zijn en een goede
Ú
ventilatie hebben. Bij kleine behuizingen moet u mogelijk een
koelsysteem plaatsen.
Waarschuwing: Bij onvoldoende ventilatie en
daaropvolgende oververhitting van de unit kan de
werking onbetrouwbaar zijn en kan de levensduur
afnemen. Wanneer de unit wordt blootgesteld aan
omstandigheden die buiten de specificaties vallen,
wordt de garantie mogelijk ongeldig. – zie "Technische
specificaties" op pagina 69.
Beugelbevestiging
Bevestiging snelwisselsteun
De 5-inch unit kan worden bevestigd met de snelwisselsteun.
1. Plaats de steun op de gewenste plek.
Notitie: Zorg dat de gekozen locatie hoog genoeg is om de
Ú
unit in de beugel te kunnen plaatsen en genoeg ruimte biedt
om de unit te kunnen kantelen en de kabels op de achterkant
te kunnen aansluiten.
2. Markeer de plek van de schroefgaten door de steun als sjabloon
te gebruiken en boorgeleidegaten.
Notitie: Gebruik bevestigingsmiddelen die geschikt zijn voor
Ú
het materiaal waarop u de unit wilt bevestigen. Als het
materiaal te dun is voor zelftappers kunt u het versterken, of u
kunt de beugel ophangen met kleine schroeven en grote
ringen. Gebruik uitsluitend bevestigingsmiddelen van 304 of
316 roestvrij staal.
3. Schroef de beugel vast.
Installatie | Vulcan R Series Installatiehandleiding
17
Page 18
4. Klik de unit in de beugel.
5. Kantel de unit in de gewenste hoek.
De unit verwijderen uit de snelwisselsteun
Trek aan de hendel en houd deze vast. Trek vervolgens de unit uit
de beugel.
18
Installatie | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 19
Bevestiging U-beugel
De units van 7, 9 en 12 inch kunnen worden bevestigd met de Ubeugel.
1. Plaats de steun op de gewenste plek. Zorg dat de gekozen
locatie hoog genoeg is om de unit in de beugel te kunnen
plaatsen en ruimte biedt om de unit te kunnen kantelen.
Bovendien moet er aan beide kanten genoeg ruimte zijn om de
knoppen los en vast te kunnen draaien.
2. Markeer de plek van de schroefgaten door de steun als sjabloon
te gebruiken en boorgeleidegaten. Gebruik
bevestigingsmiddelen die geschikt zijn voor het materiaal
waarop u de unit wilt bevestigen. Als het materiaal te dun is
voor zelftappers kunt u het versterken, of u kunt de beugel
ophangen met kleine schroeven en grote ringen. Gebruik
uitsluitend bevestigingsmiddelen van 304 of 316 roestvrij staal.
3. Schroef de beugel vast.
Installatie | Vulcan R Series Installatiehandleiding
19
Page 20
4. Bevestig de unit met de knoppen aan de steun. Draai deze
uitsluitend met de hand aan. De tanden op de beugel en de
unit zorgen bieden goede grip en hierdoor blijft de hoek van de
unit ongewijzigd.
Paneelmontage
De schroeven en pakking voor paneelmontage zijn bijgeleverd.
Raadpleeg de montagesjabloon voor montage-instructies.
20
Installatie | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 21
Omlijsting plaatsen en verwijderen
De omlijsting is zeer onopvallend, waardoor de vergrendelingslipjes
niet zichtbaar zijn en het niet mogelijk is dat de lipjes per ongeluk
uit de montageflens komen. Om de vergrendelingslipjes los te
maken, plaatst u voorzichtig een dun voorwerp tussen de omlijsting
en het schermframe. Wanneer het eerste vergrendelingslipje los is
en er een opening zichtbaar is, maakt u voorzichtig de resterende
vergrendelingslipjes los en verwijdert u de omlijsting.
Zorg er bij het plaatsen van de omlijsting voor dat de hoeklipjes aan
de achterzijde van de omlijsting in de sleuven van het schermframe
vallen. Bevestig de omlijsting op het schermframe door de
omlijsting voorzichtig tegen het schermframe te drukken.
Installatie transducer
Raadpleeg de installatie-instructies van de transducer voor
informatie over de installatie.
Installatie | Vulcan R Series Installatiehandleiding
21
Page 22
4
Bedrading
Richtlijnen
Doe dit niet:
• maak geen scherpe knikken in de kabels
• zorg bij de plaatsing van de kabels dat er geen water in de
connectoren kan lopen
• plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast
grote of hoogspanningskabels en kabels met een hoog
frequentiesignaal.
• plaats de kabels niet op locaties waar ze mechanische systemen
belemmeren
• kabels leggen over scherpe randen of klevende oppervlakken
Doe dit wel:
• maak druipwater- en servicelussen
• gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze op hun plaat te
houden
• soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de
kabels verlengen of verkorten. Uitstekende kabels moeten
worden voorzien van een passende krimpconnector of dicht
worden gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo
hoog mogelijke plek om de kans op onderdompeling te
minimaliseren.
• Laat ruimte vrij rondom connectoren om het plaatsen en
verwijderen van kabels makkelijker te maken
22
Waarschuwing: Schakel de stroom uit voor u met de
installatie begint. Als de stroom ingeschakeld blijft
tijdens de installatie bestaat het risico van brand,
elektrische schokken of andere ernstige verwondingen.
Zorg dat het voltage van de stroomvoorziening
compatibel is met dat van de unit.
Waarschuwing: De unit heeft een voltage van 12 V
DC en is niet geschikt voor gebruik met 24 V DCsystemen.
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 23
Waarschuwing: De positieve voedingsdraad (rood)
1
6
+
_
2
3
5
4
moet altijd met (+) DC worden verbonden met de
meegeleverde zekering of met een stroomonderbreker
(die zo dicht mogelijk bij de stroomsterkte van de
zekering komt).
Stroomvoorzieningen
Voedingsaansluiting 5-inch unit
De unit wordt van stroom voorzien door 12 V DC. Deze is beveiligd
tegen omgekeerde polariteit, onderspanning en overspanning
(voor een beperkte tijd).
Uit de stekker van de meegeleverde voedingskabel steken twee
aparte kabels. De dikste van de twee kabels regelt:
• De voeding van het systeem (rode en zwarte draad).
• Configuratie van de stroomvoorziening van de unit (gele draad).
1Voedingskabel
212 V DC positieve draad (rood), weergegeven met
bevestigde zekeringshouder
312 V DC negatieve draad (zwart)
4Voedingsdraad (geel)
512 V DC-voeding van het vaartuig
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
23
Page 24
6NMEA 2000-kabel en -connector
+
_
1
2
3
5
6
4
Sluit rood aan op (+) DC met een 3 ampère zekering.
Sluit zwart aan op (-) DC.
De unit kan worden aan- en uitgezet met de aan/uit-knop voor op
de behuizing.
Voedingsaansluitingen 7-, 9- en 12-inch units
De units worden van stroom voorzien door 12 V DC. Ze zijn
beveiligd tegen omgekeerde polariteit, onderspanning en
overspanning (voor een beperkte tijd).
De meegeleverde voedingskabel heeft vier kernen die worden
gebruikt voor:
• De voeding van het systeem (rode en zwarte draad).
• Configuratie van de stroomvoorziening van de unit (gele draad).
• Aansluiting op een extern alarm (blauwe draad).
1Voedingskabel
212 V positieve draad (rood), weergegeven met bevestigde
zekeringshouder
312 V negatieve draad (zwart)
4Voedingsdraad (geel)
5Alarmdraad (blauw)
612 V DC-voeding van het vaartuig
24
Sluit rood aan op (+) DC met een 3 ampère zekering.
Sluit zwart aan op (-) DC.
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 25
De units kunnen worden aan- en uitgezet met de aan/uit-knop voor
+
_
1
2
5
4
3
op de behuizing.
Aansluiting stroomvoorziening
De gele voedingsregelingsdraad in de voedingskabel zorgt dat de
unit wordt aangezet als de stroom wordt ingeschakeld.
Voedingsregeling niet aangesloten
U zet het apparaat aan en uit door op de aan/uit-knop op de
voorkant van het apparaat te drukken. Sluit de gele stroomdraad
niet aan en dek het uiteinde af met tape of smelt het dicht om
kortsluiting te voorkomen.
1Connector van voedingskabel naar unit
2Positieve draad (rood)
3Aardingsdraad (zwart)
4Voedingsdraad (geel)
5Alarmdraad (blauw)
Voedingsregeling naar positieve pool (automatisch
aan)
Het apparaat gaat onmiddellijk aan als de stroom wordt
ingeschakeld. Voeg de gele en de rode draad samen na de zekering.
Notitie: Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld met de
Ú
aan/uit-knop, maar het kan wel in de standby-modus worden
gezet. (De achtergrondverlichting van het scherm wordt
uitgeschakeld.)
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Notitie: De 5-inch unit kan niet worden gekoppeld aan een
Ú
extern alarm.
Het externe alarm kan een kleine piëzozoemer zijn die direct wordt
verbonden of een sirene die wordt verbonden via een relais.
Alarmen worden globaal geconfigureerd in het systeem. Dat
betekent dat ze kunnen worden geconfigureerd op ieder
multifunctioneel apparaat of instrument in het netwerk en kunnen
worden gezien, gehoord en bevestigd vanaf ieder apparaat.
Individuele apparaten kunnen bovendien worden geconfigureerd
om anders te klinken dan hun interne zoemer, maar nog steeds de
alarminformatie weer te geven. Raadpleeg het hoofdstuk Alarmen
in de bedieningshandleiding voor informatie over het configureren
van alarmen.
Gebruik een relais voor sirenes die meer dan 1 ampère nodig
hebben.
ANegatieve voedingsdraad (zwart)
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Zoemer
Sirene
27
Page 28
BPositieve voedingsdraad (rood)
2
1
3
4
5
1
2
5
4
3
CVoedingsdraad (geel)
DAlarmdraad (blauw)
Bedieningsapparaten aansluiten
De unit kan worden bediend met de ZC1- of ZC2-afstandsbediening
als deze wordt aangesloten op het NMEA 2000-netwerk.
NMEA 2000-backbone
Aansluiting van NMEA 2000-apparaat
Via de NMEA 2000-datapoort kunt u gegevens uit verschillende
bronnen ontvangen en delen.
Uitgang (mannelijk)
ToetsDoelKleur
1AfschermingAfvoer
2NET-S (+12 V DC)Rood
3NET-C (DC negatief)Zwart
4NET-HWit
28
5NET-LBlauw
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Page 29
Essentiële netwerkinformatie
De fysieke standaardkabels/-connectoren voor NMEA 2000 zijn
Micro-C en Mini-C, en zijn direct afgeleid van de
automatiseringsindustrie, waar DeviceNET - Micro-C het gangbare
formaat is.
• De meeste Navico-producten maken gebruik van Micro-C-kabels
en -connectoren, maar sommige maken nog gebruik van de
eigen SimNet-connectoren, die via een adapterkabel eenvoudig
compatibel te maken zijn.
• Een netwerk bestaat uit een lineaire backbone van waaruit
netwerkkabels verbinding maken met NMEA 2000-compatibele
apparaten.
• Een netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 m (20 ft). De
totale lengte van alle netwerkkabels samen mag niet meer zijn
dan 78 m (256 ft).
• Een NMEA 2000-netwerk waarin Micro-C-kabels worden gebruikt,
heeft een maximale kabellengte van 100 m (328 ft) tussen twee
willekeurige punten.
• Een NMEA 2000-netwerk moet aan elk uiteinde van de backbone
een afsluitweerstand hebben. De volgende items kunnen
worden gebruikt als afsluitweerstand:
- Een afsluitende afdichtplug.
- Een windtransducer (de mastkabel is een uiteinde van de
backbone).
Planning en installatie van een netwerk-backbone
De backbone moet worden geplaatst tussen de locaties van alle te
installeren producten - meestal tussen boeg en steven - en niet
verder dan 6 m van een aan te sluiten apparaat.
Kies bij de samenstelling van de backbone uit de volgende
componenten:
• Micro-C-kabels: 0,6 m (2 ft), 1,8 m (6 ft), 4,5 m (15 ft), en 7,6 m (25
ft).
• T-connector of 4-wegconnector. Hiermee kunt u een
netwerkkabel op de backbone aansluiten.
• Micro-C voedingskabel. Sluit deze met behulp van een T-
connector of een 4-wegconnector aan op de backbone, op een
centrale positie voor de netwerkbelasting.
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
29
Page 30
Notitie: Als u een windsensor gebruikt dient de mastkabel
Ú
aangesloten te zijn op het einde van de backbone, omdat deze
sensor is uitgerust met een afsluitweerstand.
Notitie: De meeste NMEA 2000-apparaten kunnen rechtstreeks
Ú
worden aangesloten op een SimNet-backbone. SimNetapparaten kunnen met adapterkabels worden aangesloten op
een NMEA 2000-netwerk.
Het netwerk van stroom voorzien
Sluit bij kleinere systemen de stroom aan op een willekeurig punt in
de backbone.
Voorzie grotere systemen via een centraal punt in de backbone van
stroom om het spanningsverlies in het netwerk in evenwicht te
brengen.
Notitie: Bij aansluiting op een bestaand NMEA 2000-netwerk
Ú
dat al beschikt over een eigen stroomvoorziening mag geen
tweede stroomaansluiting worden aangebracht op een andere
plek in het netwerk. Zorg dat het bestaande netwerk niet van
stroom wordt voorzien door een 24 V DC.
Notitie: Sluit de NMEA 2000-voedingskabel niet aan op
Ú
dezelfde terminals als de startaccu van de motor, de
stuurautomaatcomputer, de boogschroefinstallatie of andere
hoogspanningsapparaten.
30
De volgende tekening geeft een klein netwerk weer. De backbone
bestaat uit rechtstreeks met elkaar verbonden T-connectoren.
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 31
+
_
12 V DC
T
3
44
6
2
1
T
5
1NMEA 2000-apparaat
2Connector van het apparaat
3Netwerkkabel, mag niet langer zijn dan 6 m (20 ft)
4Afsluitweerstanden
5Backbone
6Voedingskabel
CZone-verbinding met NMEA 2000
Bij de koppeling met een CZone-netwerk wordt aangeraden om
een BEP Network Interface Bridge te gebruiken om beide
netwerkbackbones samen te voegen.
De CZone/NMEA 2000 Network Interface Bridge isoleert de
stroomtoevoer van beide netwerken, maar maakt het mogelijk dat
gegevens vrijelijk tussen beide kanten worden gedeeld.
De Interface Bridge kan ook worden gebruikt voor het uitbreiden
van het NMEA 2000-netwerk, wanneer het maximale aantal
knooppunten (knooppunt = ieder met het netwerk verbonden
apparaat) voor het netwerk is bereikt, of als de maximale
kabellengte van 150 m wordt overschreden. Als een Interface Bridge
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
31
Page 32
is geplaatst, kunnen nog 40 knooppunten en extra kabellengte
NETWORK INTERFACE
Network 1 Network 2
CZONE
NETWORK
67$786
5HG1HWZRUN
*UHHQ1HWZRUN
CZONENMEA2000
worden toegevoegd.
De Network Interface is verkrijgbaar bij uw BEP-dealer. Ga voor meer
informatie naar de website van BEP: www.bepmarine.com.
Transducer aansluiten
De unit heeft een interne CHIRP-, Broadband-, StructureScan-,
TotalScan- en ForwardScan-sonar.
Transducers met een 9-pins aansluiting kunnen rechtstreeks in de 9pins poort op de achterkant van de unit worden aangesloten. U
vindt de locatie van de connector met behulp van de reliëflabels op
de unit of u raadpleegt hoofdstuk "Aansluitingen op de achterzijde" op
pagina 14 voor meer informatie.
Notitie: De connector van de transducerkabel kan slechts op
Ú
één manier worden aangesloten. Nadat de connector is
geplaatst, draait u aan de sluitring om deze vast te zetten.
32
Notitie: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort
Ú
worden aangesloten met een 7-pins naar 9-pins adapterkabel.
Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid van het
schoepenwiel, geeft de unit geen gegevens over de
watersnelheid weer.
Notitie: Raadpleeg de installatie-instructies van de transducer
Ú
voor informatie over de installatie.
Radarconnector
Notitie: De 5-inch unit heeft geen radarpoort.
Ú
Via de radarpoort kunt u de unit met een 5-pins ethernetconnector
aansluiten op uw radarscanner.
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Bedrading | Vulcan R Series Installatiehandleiding
33
Page 34
5
Software installeren
De unit dient voor gebruik geconfigureerd te worden als u alles uit
dit product wilt halen. In de volgende hoofdstukken worden
instellingen beschreven die over het algemeen niet meer gewijzigd
hoeven te worden als de unit eenmaal is geconfigureerd. In de
bedieningshandleiding worden voorkeuren van de gebruiker en
gebruikersinstellingen behandeld.
Selecteer de knop Home om de Home pagina te openen. Deze
bestaat uit drie aparte delen. De scrolbare linkerkolom met
pictogrammen is het paneel Tools. Selecteer Instellingen in het
paneel Tools om het dialoogvenster Instellingen te openen. Hierin
hebt u toegang tot de onderdelen die geconfigureerd moeten
worden.
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer het apparaat voor de eerste keer wordt opgestart of na het
terugzetten van de fabrieksinstellingen start het apparaat een
installatiewizard. Volg de instructies van de installatiewizard om een
aantal belangrijke instellingen te selecteren.
U kunt de installatie voltooien met de opties voor
systeeminstellingen. De instellingen die u met de wizard heeft
gedaan kunt u later wijzigen.
34
Tijd en datum
Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en
de weergave van datum en tijd.
Startlijn - vaartuigconfiguratie
Voor een optimale werking van de startlijn, moet de exacte positie
van de boeg van het vaartuig bekend zijn. Dit doet u door positieoffsets voor de GPS-sensor in te voeren. Met deze offsets in
combinatie met koersgegevens kan de software nauwkeurig de
afstand van de boeg tot de startlijn bepalen. U kunt de offsets
instellen door de pagina Geavanceerde instellingen te openen
en de optie Instrumenten uit te vouwen.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 35
1GPS boeg offset: voer de afstand in van de boeg tot het
2
1
4
3
GPS-apparaat (altijd een positieve waarde)
2GPS middellijn offset: voer de afstand in van de
middellijn van het vaartuig tot het GPS-apparaat (negatief
naar poort)
3Totale vaartuiglengte
4GPS
Notitie: Zorg dat de boeg-offset inclusief eventuele
Ú
uitstekende delen aan de voorzijde van de romp is,
bijvoorbeeld een boegspriet.
Compensatie voor roterende mast
Als het vaartuig is uitgerust met een roterende mast, is dit van
invloed op sensoren of radars die op de mast bevestigd zijn. Indien
de mast ook een sensor heeft die de rotatie meet, kan dit effect
worden gecompenseerd. Open de pagina Geavanceerde
instellingen. Hierop staan de volgende items:
Radar
Schakel Gebruik mast rotatie in om te zorgen dat de uitlijning van
het radarbeeld ten opzichte van het vaartuig correct blijft.
Wind
Schakel Gebruik mast rotatie in om te zorgen dat de schijnbare
en berekende wind ten opzichte van het vaartuig correct blijven.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
35
Page 36
Notitie: Als u de H5000 gebruikt met een roterende mast, moet
Ú
de optie Gebruik mast rotatie voor Wind zijn uitgeschakeld
omdat de CPU van de H5000 de wind ten opzichte van het
vaartuig automatisch corrigeert.
Gegevensbron selecteren
Gegevensbronnen voorzien het systeem van realtime gegevens.
De gegevens kunnen afkomstig zijn van modules in de unit
(bijvoorbeeld de interne GPS of sonar) of van externe modules
aangesloten op de NMEA 2000 of via NMEA 0183, indien
beschikbaar op het apparaat.
Als een apparaat met meer dan één bron is verbonden die dezelfde
gegevens leveren, kan de gebruiker de gewenste bron selecteren.
Voordat u de bron selecteert, moet u ervoor zorgen dat alle externe
apparaten en de NMEA 2000-backbone zijn aangesloten en
ingeschakeld.
Autoselect
Met de optie Auto selecteren zoekt u naar alle bronnen die op het
apparaat zijn aangesloten. Indien er meer dan één bron beschikbaar
is voor elk gegevenstype, wordt de selectie gemaakt op basis van
een interne prioriteitenlijst. Deze optie is geschikt voor de meeste
installaties.
36
Bronnen handmatig selecteren
Handmatige selectie is over het algemeen alleen nodig als er meer
dan één bron voor dezelfde gegevens is en de automatisch
geselecteerde bron niet de gewenste bron is.
Software installeren
| Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 37
Groepsbronselectie
Multifunctionele displays, stuurautomaatcontrollers en
instrumenten zijn in staat om:
• Gegevensbronnen te gebruiken (bijvoorbeeld positie,
windrichting enz.) waarvan alle andere producten op het
netwerk gebruikmaken, of gegevensbronnen te gebruiken die
niet afhankelijk zijn van andere units.
• U kunt vanaf iedere display alle andere displays laten
overschakelen naar een andere bron. (dit geldt voor producten
die zijn ingesteld op groepsmodus).
Notitie: Om Groepsselectie in te schakelen moet de display
Ú
worden ingesteld op Simrad-groep.
Apparaten waarbij Groep staat ingesteld op Geen kunnen worden
ingesteld om een andere bron te gebruiken dan de andere
netwerkapparaten.
Geavanceerde bronselectie
Hiermee hebt u de meest flexibele en nauwkeurige controle over
de apparaten die gegevens leveren. Sommige gegevensbronnen,
zoals die voor het brandstofniveau of het toerental van de motor,
kunnen alleen worden gewijzigd in het menu Geavanceerd. Soms
wijst Autoselect niet de gewenste bron toe. Dit kunt u corrigeren
onder Geavanceerde bronselectie. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn bij identieke installaties van motoren die compatibel zijn met
NMEA 2000, maar niet zijn geprogrammeerd met unieke
exemplaarnummers. Dit betekent dat de functie Autoselect niet kan
bepalen welke motor aan bakboordzijde is bevestigd en welke aan
stuurboordzijde.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
37
Page 38
Notitie: De optie Geavanceerd kunt u op meerdere plekken
Ú
vinden, bijvoorbeeld onder aan de lijst Bronnen en onder
iedere broncategorie (bijvoorbeeld Kompas). Deze laatste toont
een gefilterde lijst die alleen betrekking heeft op apparaten die
gegevens leveren die relevant zijn voor deze categorie.
Apparatenlijst
In deze lijst worden de apparaten weergegeven die gegevens
leveren. Dit kan een module binnen in de unit zijn, of een extern
NMEA 2000-apparaat.
Door een apparaat in deze lijst te selecteren, worden aanvullende
gegevens en acties weergegeven:
38
Alle apparaten staan toewijzing van een exemplaarnummer toe in
de optie Configureren. Stel unieke exemplaarnummers in voor
identieke apparaten in het netwerk, zodat de unit deze van elkaar
kan onderscheiden. De optie Gegevens toont alle gegevens die
door het apparaat worden uitgevoerd.
Sommige apparaten tonen (een) extra optie(s) specifiek voor het
apparaat. Zo is de RC42, zoals hierboven te zien, voorzien van de
optie Kalibreren, om de installatie van dit apparaat te
vereenvoudigen.
Notitie: Een exemplaarnummer instellen voor een product van
Ú
derden is meestal niet mogelijk.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 39
Netwerkgroepen
De functie Netwerkgroepen wordt gebruikt voor het beheren van
de parameterinstellingen, globaal of in groepen van units. De
functie wordt gebruikt op grotere boten, waar meerdere units met
het netwerk zijn verbonden. Door verschillende units aan dezelfde
groep toe te wijzen, wordt een parameterupdate op één unit ook
doorgevoerd op de andere units in de groep.
Display (achtergrondverlichting), Eenheden (metrische
maateenheden of maateenheden van het imperiale stelsel),
Dempen (tot dynamische gegevens) en Alarmen kunnen worden
gegroepeerd in de groep Standaard of in groep 1 tot en met 6. Als
voor een van de instellingen actief beheer nodig is, stelt u deze in
op Geen.
Diagnose
Nuttige informatie voor het vaststellen van een probleem met het
netwerk.
Notitie: De volgende informatie duidt niet altijd op een
Ú
probleem dat eenvoudig kan worden opgelost met een kleine
wijziging in de netwerkstructuur of in de aangesloten
apparaten en hun activiteit in het netwerk. Rx- en Tx-fouten
geven waarschijnlijk problemen met het fysieke netwerk aan.
Dit zijn problemen die kunnen worden opgelost door een
connector te vervangen/repareren, een backbone- of
netwerkkabel in te korten of het aantal netwerkknooppunten
(apparaten) te verminderen.
Busstatus
Geeft aan of de bus van stroom wordt voorzien, niet per se of deze
verbonden is met of meerdere gegevensbronnen. Als echter wordt
weergegeven dat de bus niet is ingeschakeld (“Off”), maar de
stroom wel is ingeschakeld en het aantal fouten blijft oplopen, is er
mogelijk iets mis met de stekker of het kabelnetwerk.
Rx overflows
De unit heeft te veel berichten voor de buffer ontvangen, waardoor
deze niet door de toepassing kunnen worden gelezen.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
39
Page 40
Rx overruns
De unit bevat te veel berichten voor de buffer, waardoor deze niet
door de driver kunnen worden gelezen.
Rx/Tx-fouten
Deze twee waarden worden hoger wanneer er foutmeldingen zijn
en worden lager wanneer berichten goed zijn ontvangen. Deze
waarden zijn, in tegenstelling tot de overige waarden, niet
cumulatief. Bij een normale werking moeten deze op 0 staan.
Waarden rond de 96 en hoger wijzen op een uitermate
storingsgevoelig netwerk. Als deze waarden voor een bepaald
apparaat te hoog worden, wordt dit apparaat automatisch
ontkoppeld.
Fast packet-fouten
Cumulatieve optelling van fast packet-fouten. Dit kan bijvoorbeeld
een gemist frame of een frame uit sequentie zijn. NMEA 2000-PGN's
bestaan uit maximaal 32 frames. Als er een frame ontbreekt, wordt
het volledige bericht genegeerd.
Notitie: Rx- en Tx-fouten geven vaak problemen met het
Ú
fysieke netwerk aan. Dit zijn problemen die kunnen worden
opgelost door een connector te vervangen/repareren, een
backbone- of netwerkkabel in te korten of het aantal
netwerkknooppunten (apparaten) te verminderen.
40
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden
toegepast om de informatie stabieler te maken. Wanneer demping
niet is ingeschakeld, worden de gegevens in ruwe vorm
gepresenteerd, zonder demping.
Kalibratie
U kunt een offset (positief of negatief) toepassen voor het
corrigeren van onnauwkeurigheden in de bootsnelheid,
watertemperatuur, luchttemperatuur, barometrische druk en diepte
die afkomstig zijn van de NMEA 2000.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 41
Notitie: Eventuele kalibraties die hier worden uitgevoerd,
Ú
worden alleen lokaal op deze unit toegepast. Deze offsets
worden niet toegepast op andere apparaten in het netwerk.
Extern alarm instellen
In een alarmsituatie van de unit klinkt de zoemer alleen als de optie
Sirene geactiveerd is ingeschakeld. De instelling hiervan is ook
bepalend voor de werking van het externe alarm.
Echosounder instellen
Configureer algemene instellingen in het dialoogvenster
Echosounder-instellingen. Definieer en configureer de
Echosounder-bronnen in het dialoogvenster Installatie.
Overlay DownScan
Wanneer een HDI transducer met DownScan is aangesloten op uw
systeem, kunt u DownScan-beelden weergeven als overlay op het
normale Echosounder-beeld.
Wanneer Echosounder-menu is geactiveerd, wordt het aangevuld
met een aantal basisopties voor DownScan.
Structure diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de
afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het
water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
Doe het volgende om de diepte vanaf het laagtepunt van de boot
tot aan de bodem weer te gegeven. Voordat u de structuur-offset
instelt, meet u de afstand vanaf de structuurtransducer tot aan het
laagste punt van de boot in het water. Als die afstand bijvoorbeeld
0,3 m (1 ft) is, dan wordt de invoer (minus) -0,3 m (-1 ft).
Doe het volgende om de diepte vanaf het wateroppervlak tot aan
de bodem weer te gegeven. Voordat u de structuur-offset instelt,
meet u de afstand vanaf de structuurtransducer tot het
wateroppervlak. Als die afstand bijvoorbeeld 0,3 m (1 ft) is, wordt de
invoer (plus ) 0,3 m (1 ft).
Bij een instelling van 0 (nul) wordt de diepte weergegeven als de
afstand vanaf de transducer tot aan de bodem.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
41
Page 42
Echosounder installeren
Gebruik dit dialoogvenster voor het configureren van beschikbare
Echosounder
Bron
Selecteer deze optie om een lijst van Echosounder-bronnen weer te
geven die beschikbaar zijn voor configuratie. De instellingen die u
configureert in de rest van het dialoogvenster gelden alleen voor de
geselecteerde bron. De bronnen in dit dialoogvenster zijn
beschikbaar voor selectie om weer te geven op het beeld in het
Echosounder-paneel.
-bronnen.
42
Zoekdiepte
Door ruis kan de echosounder gaan zoeken op onrealistische
dieptes. Door de zoekdiepte handmatig in te stellen, geeft het
systeem echo's weer van objecten binnen het ingestelde
dieptebereik.
Diepte-offset
Dit is een waarde die kan worden ingevoerd op de installatiepagina
van Echo, zodat de dieptegegevens betrekking hebben op een
willekeurig punt op het wateroppervlak tot het diepste punt van
het vaartuig. Hieronder vindt u een aantal alternatieve manieren
waarop de offset kan worden ingevoerd:
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 43
Meet voorafgaand aan het instellen van de offset de afstand van de
ABC
+0.5
+0.0
-2.0
transducer naar het laagste punt van de boot in het water, of van de
transducer naar het wateroppervlak.
A) Voor de diepte onder de kiel: stel de afstand vanaf de transducer
tot de onderkant van de kiel in. Dit moet worden ingesteld als een
negatieve waarde. Bijvoorbeeld -2,0.
B) Voor de diepte onder de transducer is geen offset nodig.
C) Voor de diepte onder het wateroppervlak (de waterlijn): stel de
afstand van de transducer naar het wateroppervlak in. Dit moet
worden ingesteld als een positieve waarde. Bijvoorbeeld +0,5.
Softwareversie van echosounder
De softwareversie van externe echosoundermodules wordt
weergeven boven in het dialoogvenster Echo-installatie. Voor
informatie over software-upgrades raadpleegt u "Software-updates enback-up van gegevens" op pagina 60.
Kalibratie watersnelheid
Kalibratie van de watersnelheid wordt gebruikt om de
snelheidswaarden van het schoepenwiel aan te passen aan de
werkelijke snelheid van het vaartuig door het water. De werkelijke
snelheid kan worden bepaald via de GPS-grond snelheid (SOG) of
door de snelheid van het vaartuig te meten over een bepaalde
afstand. De snelheidskalibratie dient te worden uitgevoerd in
rustige omstandigheden, met minimale wind en stroombeweging.
Verhoog deze waarde tot boven de 100% als het schoepenwiel een
te lage meting geeft en verlaag deze waarde als de meting te hoog
is. Als de gemiddelde watersnelheid bijvoorbeeld 8,5 knopen is (9,8
mijl per uur/15,7 km per uur) en SOG registreert 10 knopen (11,5
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
43
Page 44
mijl per uur/18,5 km per uur), moet de kalibratiewaarde worden
verhoogd tot 117 %. U kunt de aanpassing berekenen door de SOG
te delen door de snelheid van het schoepenwiel en de uitkomst te
vermenigvuldigen met 100.
Kalibratiebereik: 50-200 %. De standaardwaarde is 100 %.
Berekenen gemiddelde watersnelheid
Berekent de gemiddelde watersnelheid door met een
geselecteerde interval uw snelheid te meten. De intervallen voor de
watersnelheid zijn in te stellen van 1 tot 30 seconden. Als u
bijvoorbeeld de waarde vijf seconden hebt geselecteerd, wordt de
weergegeven watersnelheid gebaseerd op gemiddelden over 5
seconden.
Kalibratiebereik: 1-30 seconden. De standaardwaarde is 1 seconde.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibraties worden gebruikt voor het aanpassen van de
temperaturwaarde van de sonartransducer om overeen te komen
met de gegevens van een andere temperatuursensor. Het kan
nodig zijn lokale invloeden op de gemeten temperatuur te
corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als
Ú
de transducer temperatuur kan meten. Controleer de selectie
van het transducertype als deze optie beschikbaar moet zijn.
44
Transducertype
Onder Type transducer type selecteert u het model van de
transducer die met de sonarmodule is verbonden. De geselecteerde
transducer bepaalt welke frequenties u kunt kiezen bij gebruik van
de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer,
en bij selectie van de verkeerde transducer wordt de temperatuur
helemaal niet weergegeven. Temperatuursensoren hebben een
impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden gegeven
voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie
van de transducer om de impedantie vast te stellen.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 45
ForwardScan installatie
Dit is beschikbaar als de functie ForwardScan is ingeschakeld. Voor
informatie over installatie en configuratie raadpleegt u de
documentatie van ForwardScan.
StructureScan
Deze functie wordt automatisch ingeschakeld als er een TotalScan
of StructureScan HD-transducer is aangesloten voordat de unit
wordt ingeschakeld.
Het is mogelijk om Structure diepte offset in te stellen voor de
structuurtransducer. Deze instellingen staan in het dialoogvenster
Instellingen van Echosounder.
De radar installeren
Notitie: De 5-inch unit ondersteunt geen radar.
Ú
Installeer de radar via het dialoogvenster Radarinstallatie.
Notitie: De installatie kan per radar verschillen. Volg de
Ú
installatieaanwijzingen die met de radar zijn meegeleverd.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
45
Page 46
Radarbron
Bij een systeem met meer dan één radar kunt u het apparaat dat u
wilt configureren kiezen in dit menu.
Notitie: Radars die geschikt zijn voor een modus met dubbele
Ú
radar worden tweemaal in de bronnenlijst weergegeven, met
het achtervoegsel A en B.
Radarstatus
Type scanner
Bepaalt het model van de scanner die met het netwerk is
verbonden.
46
Softwareversie
Controleer of u de nieuwste software hebt. Bekijk de nieuwste
softwareversie op: www.bandg.com.
Serienummer
Noteer dit nummer voor ondersteunings- en
verzekeringsdoeleinden.
MARPA-status
De MARPA-status gaat na of er zich een koerssensor in het netwerk
bevindt en of de radar de koersinformatie ontvangt die noodzakelijk
is voor MARPA-berekeningen.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 47
Apparaat-ID resetten
Als de radar moet worden aangesloten op een netwerk dat in het
verleden aangesloten is geweest op een netwerk met dubbele
radar dan is het mogelijk dat de nieuwe radar niet door het systeem
wordt gedetecteerd omdat het apparaat-ID ongeldig is. Om dit
probleem op te lossen selecteert u de knop Apparaat-ID resetten
terwijl de radar is aangesloten en ingeschakeld.
Notitie: Deze procedure moet worden uitgevoerd met slechts
Ú
één radar op het netwerk, en is alleen van toepassing als in het
netwerk een oudere MFD is gekoppeld aan andere MFD's.
Afstellen antennehoogte
Stel de hoogte van de radarscanner af op het wateroppervlak. De
radar gebruikt deze waarde voor het berekenen van de correcte
STC-instellingen.
Afstellen peiluitlijning
Hiermee wordt de koersmarkering op het scherm uitgelijnd met de
middellijn van het vaartuig. Zo worden kleine uitlijningsverschillen
van de scanner tijdens installatie gecompenseerd. Eventuele
onnauwkeurigheden worden duidelijk bij het gebruik van MARPA of
kaart-overlay.
Richt het vaartuig loodrecht op het einde van een golfbreker of
schiereiland. Pas de peilinstelling aan, zodat koersmarkering en
landmassa elkaar kruisen.
Nevenbundelonderdrukking
Van tijd tot tijd kunnen verkeerde doelecho's optreden naast sterke
doelecho's zoals grote schepen of containerhavens. Dit gebeurt
omdat niet alle verzonden radarenergie door de radarantenne in
een enkele straal gebundeld kan worden. Een kleine hoeveelheid
energie wordt in andere richtingen verspreid. Deze energie wordt
aangeduid als 'nevenbundels' en komt voor in alle radarsystemen.
De echo's die worden veroorzaakt door nevenbundels verschijnen
meestal als bogen.
Notitie: Deze functie mag alleen worden aangepast door
Ú
ervaren radargebruikers. Als deze functie niet juist wordt
ingesteld, kan er doelverlies in havens optreden.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
47
Page 48
Als de radar dichtbij metalen objecten gemonteerd wordt, neemt
het aantal nevenbundels toe omdat de focus van de straal
desintegreert. De toegenomen hoeveelheid nevenbundelecho's
kan worden verwijderd met de functie Onderdrukken
nevenbundels.
Standaard staat deze functie op Auto. Deze hoeft normaal
gesproken niet te worden aangepast. Als er echter veel metaalecho
rond de radar is, kan het nodig zijn de nevenbundelonderdrukking
te verhogen. De functie dient als volgt te worden aangepast:
1. Stel het radarbereik in tussen 1/2 nm tot 1 nm en de
nevenbundelonderdrukking op Auto
2. Breng het vaasrtuig naar een plaats waar nevenbundelecho's
verwacht kunnen worden. Dit zal vaak zijn in de buurt van een
groot schip, een containerhaven of een metalen brug.
3. Vaar het gebied af tot de sterkste nevenbundelecho's worden
gezien.
4. Zet Auto nevenbundelonderdrukking op UIT. Selecteer de
regeling en pas deze aan tot de echo's net zijn verwijderd. Er
kunnen 5-10 radarrotaties nodig zijn om zeker te weten dat ze
verwijderd zijn.
5. Vaar nogmaals door het gebied. Stel de functie opnieuw af als er
nog steeds nevenbundelecho's voorkomen.
6. Verlaat het dialoogvenster.
48
Lokale interferentieonderdrukking aanpassen
Interferentie van bepaalde bronnen aan boord kan de werking van
de Broadband-radar verstoren. Hierdoor kan een groot doel op het
scherm verschijnen dat op dezelfde relatieve afstand blijft, zelf als
het vaartuig van koers verandert.
Kies onder Lokale interferentieonderdrukking voor LAAG, GEM of
HOOG. De standaardwaarde is LAAG.
Radar terugzetten naar fabrieksinstellingen
Deze optie kan worden gebruikt om alle aanpassingen van de
gebruiker ongedaan te maken.
Instellen stuurautomaat
Voor het instellen en in bedrijf stellen van stuurautomaatcomputers
raadpleegt u de documentatie van het stuurautomaatsysteem of de
stuurautomaatcomputer.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 49
Brandstofinstellingen
Het hulpprogramma Brandstof bewaakt het brandstofverbruik. Het
brandstofverbruik wordt per trip en per seizoen bijgehouden en
gebruikt voor het berekenen van de brandstofzuinigheid. Deze
informatie wordt getoond in de gegevensbalk op de
instrumentenpagina.
Om het hulpprogramma te kunnen gebruiken, moet een Navico
brandstofstroomsensor of een NMEA 2000-motoradapterkabel/
gateway met Navico-brandstofgegevensopslagapparaat in de boot
worden geplaatst. Voor de Navico-brandstofstroomsensor en de
Suzuki-motorinterface is het gebruik van een afzonderlijk
brandstofopslagapparaat niet nodig. Vraag de fabrikant van de
motor of uw dealer of uw motor de juiste gegevensuitvoer heeft en
welke adapter beschikbaar is voor de verbinding met de NMEA
2000.
Als de fysieke aansluiting is gemaakt, controleert u of de
bronselectie is voltooid. Bij meerdere motorinstallaties met
brandstofstroomsensoren of brandstofgegevensopslagapparaten
moet u de locatie van de motoren opnemen in de Apparatenlijst.
Ga voor algemene informatie over bronselectie naar "Gegevensbronselecteren" op pagina 36.
Vaartuiginstellingen
In dit dialoogvenster kunt u het aantal motoren, het aantal tanks en
de totale brandstofcapaciteit voor alle tanks opgeven.
Brandstofniveau meten
U kunt de resterende brandstof meten aan de hand van de
brandstof die is gebruikt door motor(en) of aan de hand van de
brandstofniveausensoren in de tank. Het nominale
brandstofverbruik is vereist voor het instellen van de schaal op de
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
49
Page 50
meter voor de brandstofzuinigheid. Deze waarde moet worden
bepaald aan de hand van ervaring over langere tijd. De bouwer of
ontwerper van de boot kan ook een schatting geven van de waarde
die u moet gebruiken.
Notitie: Het resterende brandstofniveau dat is gemeten met
Ú
niveausensoren tijdens het varen kan onnauwkeurig zijn als
gevolg van bewegingen van de boot.
Notitie: Bij het bepalen van de instelling voor het nominale
Ú
brandstofverbruik moet rekening worden gehouden met
gangbare ladingen in het vaartuig. Dit zijn bijvoorbeeld gevulde
brandstoftanks, watertanks, vracht, voedsel, enz.
Brandstofstroomconfiguratie
Nadat het aantal motoren is ingesteld, dient u aan te geven welke
brandstofstroomsensor met welke motor is verbonden. Onder
Apparatenlijst op de pagina Netwerk kunt u het venster
Apparaatconfiguratie bekijken voor iedere sensor, en de Locatie
instellen van de motor waarmee het apparaat is verbonden.
Configuratie ongedaan maken - herstelt de standaardwaarde
van het apparaat. Alle gebruikersinstellingen worden gewist.
Brandstofstroom opnieuw instellen - herstelt alleen de instelling
van de Brandstof K-waarde, als Kaliberen wordt ingesteld. Alleen
Navico-apparaten kunnen opnieuw worden ingesteld.
50
Kalibreren
Kalibratie kan noodzakelijk zijn om de gemeten brandstofstroom
nauwkeurig overeen te laten komen met de werkelijke
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 51
brandstofstroom. Ga in het dialoogvenster Tanken naar kalibratie.
Alleen brandstofstroomsensoren van Navico kunnen gekalibreerd
worden.
1. Begin met een volle tank en laat de motor draaien zoals
gewoonlijk.
2. Nadat er minstens een aantal liter (een paar gallons) is verbruikt,
moet de tank helemaal bijgevuld worden. Selecteer vervolgens
de optie Zet op vol.
3. Selecteer de optie Kalibreren.
4. Selecteer de Werkelijk gebruikte hoeveelheid, die is
gebaseerd op de hoeveelheid brandstof waarmee is bijgetankt.
5. Selecteer OK om de instellingen op te slaan. De Brandstof K-
waarde laat nu een nieuwe waarde zien.
Notitie: Als u meerdere motoren wilt kalibreren herhaalt u
Ú
bovenstaande stappen. Kalibreer de motoren één voor één. U
kunt ook alle motoren tegelijkertijd laten draaien en de Werkelijkgebruikte hoeveelheid delen door het aantal motoren. Hierbij wordt
aangenomen dat de motoren allemaal ongeveer evenveel
brandstof verbruiken.
Notitie: De optie Kalibreren is alleen beschikbaar als Zet op
Ú
vol is geselecteerd en een brandstofstroomsensor is
aangesloten en ingesteld als bron.
Notitie: Er worden maximaal 8 motoren met een
Ú
brandstofstroomsensor ondersteund.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
51
Page 52
Brandstofpeil
Door een Navico-brandstofpeilapparaat aan te sluiten op een
geschikte tankniveausensor is het mogelijk om de resterende
hoeveelheid brandstof in de tank te meten. Het aantal tanks moet
worden aangegeven in het dialoogvenster Instellingen vaartuig, dat
kan worden geopend op de pagina Opties voor
brandstofinstellingen. Hier kunt u de vloeistofniveau-apparaten
toewijzen aan verschillende tanks.
Selecteer Apparatenlijst op de pagina Netwerk en bekijk het
venster Apparaatconfiguratie voor iedere sensor. Stel de locatie, het
vloeistoftype en de afmeting in voor iedere tank.
52
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor instructies over het
instellen van een instrumentenbalk of -meter met gegevens over
het vloeistofniveau-apparaat op de pagina Instrumenten.
Notitie: Er worden maximaal 5 tanks met vloeistofniveau-
Ú
apparaten ondersteund.
Notitie: Tankgegevens die worden geleverd door een
Ú
compatibele motorgateway kunnen ook worden getoond,
maar het is niet mogelijk om op deze unit een tankconfiguratie
te maken voor dit type gegevensbron.
Installatie CZone
Om te kunnen communiceren met de met het netwerk verbonden
CZone-modules moet de Vulcan Series voor CZone een unieke
display-dipswitchinstelling toegewezen krijgen.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 53
De functionaliteit van het CZone-systeem wordt bepaald door het
CZone-configuratiebestand, dat wordt opgeslagen op alle CZonemodules en de Vulcan Series. Het bestand wordt aangemaakt met
de CZone Configuration Tool, een speciale pc-applicatie die
verkrijgbaar is bij BEP Marine Ltd en aangesloten CZonedistributeurs.
Raadpleeg de documentatie bij uw CZone-systeem voor meer
informatie.
CZone-functionaliteit inschakelen
Als CZone-appara(a)t(en) niet automatisch worden gedetecteerd,
kunt u CZone handmatig inschakelen.
De dipswitch-instelling toewijzen
Ieder product dat CZone-apparaten kan bedienen en bekijken moet
een virtuele dipswitch-instelling toegewezen krijgen. Deze instelling
is uniek voor ieder apparaat. De instelling wordt meestal bepaald als
er zich al een configuratiebestand op het CZone-systeem bevindt,
maar kan ook vooraf worden ingesteld. Ga hiervoor naar het CZonemenu op de pagina Instellingen.
Als de configuratie al beschikbaar is op het netwerk, wordt met het
uploaden naar de begonnen direct nadat de dipswitch is ingesteld.
Zorg dat dit zonder onderbreking kan worden afgerond.
CZone bij opstarten laten weergeven
Als deze optie wordt geselecteerd, wordt bij het opstarten van de
Vulcan Series de bedieningspagina van CZone als eerste
weergegeven.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
53
Page 54
CZone backlightregeling
Door het inschakelen van deze optie synchroniseert de Vulcan
Series de instellingen voor backlight met die van alle andere CZonedisplayinterfaces die zijn ingesteld om backlight-instellingen te
delen.
Notitie: In CZone Config dient de Vulcan Series te worden
Ú
ingesteld als controller.
Draadloze verbinding instellen
De unit beschikt over ingebouwde draadloze functionaliteit
waarmee u:
• Een draadloos apparaat kunt gebruiken om het systeem op
afstand te bekijken (smartphone en tablet) en bedienen (alleen
tablet). Draadloze apparaten maken gebruik van de GoFree-app
die kan worden gedownload vanuit de betreffende applicatiestore.
• Ga naar de GoFree Shop
• Upload uw logbestanden om aangepaste kaarten te maken bij
Insight Genesis.
• Download software-updates
• Maak verbinding met applicaties van derden
54
Verbinding maken met een tablet
Installeer de GoFree-app op de tablet voor u deze procedure volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt.
Selecteer de pagina Draadloze apparaten in het
dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en
daarna Intern toegangspunt.
2. Selecteer Intern draadloos apparaat op de pagina Draadloze
apparaten om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de tablet naar de pagina waar u verbinding kunt
maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het
GoFree draadloze xxxx netwerk. Kijk op de pagina Draadlozeapparaten om te controleren welk draadloos apparaat met de
unit is verbonden als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de tablet om verbinding te maken
met het netwerk.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 55
5. Open de GoFree-applicatie – de unit wordt automatisch
gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is de
standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit
handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
6. Selecteer het pictogram van de unit. Deze toont een venster
zoals het onderstaande:
7. Selecteer Ja voor een eenmalige verbinding of Altijd als de unit
het apparaat moet onthouden om vaker verbinding te maken.
Deze instelling kan indien nodig worden gewijzigd.
Notitie: De interne draadloze module ondersteunt alleen de
Ú
GoFree-verbinding naar zichzelf. Andere units op het netwerk
zijn niet zichtbaar.
Verbinding maken met een smartphone
Installeer de GoFree-app op de smartphone voor u deze procedure
volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt.
Selecteer de pagina Draadloze apparaten in het
dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en
daarna Intern toegangspunt.
2. Selecteer Intern draadloos apparaat op de pagina Draadloze
apparaten om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de smartphone naar de pagina waar u verbinding
kunt maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het
GoFree draadloze xxxx netwerk. Ga naar het dialoogvenster
Draadloos en kijk op de pagina Draadloze apparaten om te
controleren welk draadloos apparaat met de unit is verbonden
als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de smartphone om verbinding te
maken met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie op de smartphone - de unit wordt
automatisch gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is
de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit
handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
55
Page 56
De display van de MFD wordt getoond op de smartphone. Gebruik
de MFD om de display van de MFD te wijzigen als u een andere
MFD-display op uw smartphone wilt. De wijziging van de display
van de MFD wordt overgenomen op de smartphone.
Afstandsbedieningen
Als een draadloos apparaat is verbonden, verschijnt het in de lijst
met Afstandsbedieningen.
Selecteer Altijd toestaan als u wilt dat het apparaat automatisch
verbinding maakt zonder iedere keer een wachtwoord nodig te
hebben. In dit menu kunt u ook de verbinding verbreken met
apparaten die niet langer toegang nodig hebben.
Draadloze apparaten
Dit dialoogvenster toont de interne draadloze module en alle
aangesloten WIFI-1-apparaten met hun IP-adres en kanaalnummer.
Wanneer u de interne draadloze module of een WIFI-1-apparaat
selecteert, krijgt u aanvullende details te zien.
Notitie: WIFI-1 is mogelijk op de units van 7, 9 en 12 inch, via de
Ú
radar/ethernetaansluiting op de achterkant.
U kunt de details van de interne draadloze module (netwerknaam
(SSID), netwerksleutel en kanaal) alleen bekijken en veranderen als
de interne draadloze module in de modus Toegangspunt (Interne
wifi) staat. De interne draadloze module moet in de modus Client
staan om verbinding te kunnen maken met een netwerk (hotspot).
56
Modus
Is zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als
Toegangspunt (Interne wifi) of in de modus Client staat. Selecteer
deze optie om de draadloze module te laten wisselen tussen de
modi
Toegangspunt en Client.
Als de interne draadloze module staat ingesteld als Toegangspunt
(Interne wifi), hebben smartphones en tablets toegang tot de unit
om deze te bekijken en te bedienen (alleen tablets). Wanneer de
unit in de modus Toegangspunt(Interne wifi) staat, kunt u
bovendien de details van de interne draadloze module bekijken en
veranderen. In de modus Client kan via een draadloze hotspot
verbinding worden gemaakt met internet.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 57
Hardware
Bekijk het MAC-adres van de draadloze module.
Netwerken
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module in de modus
Client staat wanneer het apparaat is geselecteerd. Laat een lijst van
alle netwerken (hotspots) zien waarmee verbinding kan worden
gemaakt. Selecteer de naam van het gewenste netwerk en voer de
netwerksleutel in om verbinding te maken.
Netwerknaam (SSID)
Toont de naam van het interne draadloze netwerk.
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als
Toegangspunt (Interne wifi) wanneer het apparaat is geselecteerd.
Selecteer het netwerk om de naam van het interne draadloze
netwerk naar wens aan te passen zodat u het gemakkelijk herkent.
Netwerksleutel
Vereist door de smartphone of tablet om verbinding te kunnen
maken met het interne draadloze netwerk.
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als
Toegangspunt (Interne wifi) wanneer het apparaat is geselecteerd.
U kunt de sleutel selecteren en aanpassen om de veiligheid van het
netwerk te verbeteren. De sleutel moet minimaal 8 tekens bevatten.
Kanaal
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als
Toegangspunt (Interne wifi) wanneer het apparaat is geselecteerd.
Selecteer het apparaat om de instelling Kanaal te wijzigen. Hiermee
heft u eventuele interferentie op wanneer de draadloze module van
een ander RF-apparaat uitzendt vanaf dezelfde frequentie.
Terug naar standaard instellingen
Verwijdert alle door de gebruiker aangebrachte veranderingen en
herstelt de fabrieksinstellingen van de draadloze module.
Geavanceerd
Binnen de software zijn hulpmiddelen beschikbaar voor het
opsporen van fouten en het instellen van het draadloze netwerk.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
57
Page 58
Iperf
Iperf is een veelgebruikt hulpprogramma voor netwerkprestaties.
Het wordt meegeleverd om de prestaties van het draadloze
netwerk rondom het vaartuig te testen, zodat zwakke plekken of
probleemgebieden kunnen worden geïdentificeerd. De applicatie
moet worden geïnstalleerd en uitgevoerd op een tablet.
Er moet een Iperf-server worden uitgevoerd op de Vulcan Series
voordat de test vanaf de tablet wordt gestart. Na het verlaten van
de pagina wordt Iperf automatisch gestopt.
DHCP Probe
De draadloze module bevat een DHCP-server die IP-adressen
toewijst voor alle MFD's en -units in het netwerk. Bij integratie met
andere apparaten, zoals een 3G-modem of satelliettelefoon, kunnen
andere apparaten in het netwerk ook fungeren als DHCP-server. Om
gemakkelijk alle DHCP-servers op het netwerk te vinden, kunt u
dhcp_probe uitvoeren vanaf de . Op het netwerk kan slechts één
DHCP-apparaat tegelijk actief zijn. Schakel de DHCP-functie van het
tweede apparaat uit, als dat wordt gevonden. Raadpleeg de
instructies van dat apparaat voor meer informatie.
Notitie: Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor
Ú
diagnostische doeleinden, bedoeld voor gebruikers die bekend
zijn met de terminologie en configuratie van netwerken. Navico
is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en kan geen
ondersteuning verlenen bij het gebruik.
58
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 59
Interne draadloze verbinding
Selecteer deze optie om de interne draadloze module in of uit te
schakelen.
Door de draadloze verbinding uit te schakelen wanneer deze niet in
gebruik is, brengt u het stroomverbruik van de unit omlaag.
Installatie NMEA 2000
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om een ander apparaat dat waypoints kan
aanmaken en exporteren via NMEA 2000 toegang te geven, en
directe overdracht naar deze unit toe te staan.
Waypoint verzenden
Selecteer deze optie om de unit toestemming te geven om via
NMEA 2000 waypoints te versturen naar een ander apparaat.
Mercury®
Als de unit zich bevindt in hetzelfde NMEA 2000-netwerk als een
Mercury VesselView® 4, 7, 403, 502, 702, 703 of Link, wordt een
aantal Mercury®-specifieke functies automatisch ontgrendeld op de
unit. Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker
mogelijk gevraagd om informatie over basisinstellingen op te
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
59
Page 60
geven. Voor meer informatie raadpleegt u de VesselView®handleiding of neemt u contact op met de motorleverancier.
Software-updates en back-up van
gegevens
Van tijd tot tijd brengen we software-updates uit voor onze
bestaande producten. Updates worden vanwege een aantal
redenen uitgebracht: om functies te verbeteren, ondersteuning toe
te voegen voor nieuwe externe apparaten of om bugs in de
software te verhelpen.
U vindt de updates op de website: www.bandg.com
Wanneer de unit verbinding heeft met het internet kunnen er pop-
ups verschijnen met de mededeling dat er software-updates
beschikbaar zijn. We raden u aan om deze te downloaden.
U kunt de unit gebruiken om software-updates uit te voeren op
zichzelf en op ondersteunde netwerkapparaten. De bestanden
worden gelezen vanaf een geheugenkaart die in de kaartlezer is
geplaatst.
Zorg dat u een back-up hebt van waardevolle gebruikersgegevens
voor u een update van de unit laat uitvoeren.
Network Analyzer en Service Assistant
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een
rapport opstelt van de apparaten die zijn geïnstalleerd op het NMEA
2000-netwerk. Dit bevat informatie over softwareversies,
serienummers en informatie uit het instellingenbestand, als
hulpmiddel bij vragen op het gebied van technische
ondersteuning.
Ga naar de Analyzer, open de pagina Over van het dialoogvenster
Systeeminstellingen en selecteer Ondersteuning. De volgende twee
opties worden weergegeven:
Rapport opstellen
Maakt een analyse van uw netwerk en verzoekt u om informatie te
geven die nodig is voor ondersteuning. Het rapport bevat
informatie die automatisch op het netwerk is verzameld. U kunt
screenshots en logbestanden aan het rapport toevoegen. De
bijlagen van het rapport mogen maximaal 20 MB groot zijn. U kunt
het rapport opslaan op een geheugenkaart en het e-mailen naar
ondersteuning, of het direct uploaden als u over een
60
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 61
internetverbinding beschikt. Als u eerst de technische
ondersteuning belt, kunt u een incidentnummer invoeren om het
incident te volgen.
Zoeken naar systeemupdates
Analyseert uw netwerk en controleert of er updates zijn voor
compatibele apparaten.
Notitie: Laat uw unit verbinding maken met het internet om te
Ú
controleren of u over de nieuwste softwareversies beschikt. De
softwareversies zijn up-to-date tot het moment dat u uw unit
voor het laatst heeft bijgewerkt of verbinding heeft laten maken
met internet.
Back-ups van gebruikersgegevens maken en deze
importeren
Er kan een back-up worden gemaakt van twee bestanden met door
de gebruiker aangebrachte wijzigingen:
• Waypoints, routes en Tracks-databases.
• Instellingendatabase (waaronder voorkeuren zoals
apparaatinstellingen, aangepaste pagina's en CZone
configuratiebestanden).
Plaats een geheugenkaart in de kaartlezer van de unit. Deze wordt
gebruikt als opslaglocatie voor back-upgegevens.
Back-up van waypoints, routes en Tracks-database
U kunt alle waypoints, routes en Tracks exporteren, of alleen die
voor een bepaalde regio.
Als u Regio exporteren selecteert wordt de kaartpagina getoond,
waarbij de locatie van het vaartuig is gecentreerd. Met behulp van
het touchscreen kunt u het rode kader aanpassen om het gebied
dat u wilt exporteren te markeren. U kunt het te exporteren bestand
opslaan in verschillende bestandsformaten:
• Gebruikersgegevensbestand versie 5
Wordt gebruikt voor het importeren en exporteren van
waypoints en routes met een gestandaardiseerde, universeel
unieke identificatie (UUID) en is een zeer betrouwbare en
gebruiksvriendelijke methode. De gegevens bestaan onder meer
uit informatie over de tijd en datum waarop een route is
aangemaakt.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
61
Page 62
• Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van
gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle
extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
• Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van
gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd
product (Lowrance LMS, LCX).
• Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens
van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance
LMS, LCX).
• GPX (GPS Exchange, zonder diepte)
Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt
wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik dit
formaat als u gegevens overzet naar de unit van een concurrent.
• Northstar.dat (zonder tracks)
Wordt gebruikt voor de overdracht van gegevens naar een
verouderd Northstar-apparaat.
Nadat u het bestandstype hebt geselecteerd, kiest u voor Export en
de geplaatste geheugenkaart. De ontvangende GPS/pc moet zijn
ingesteld op het importeren van waypoints.
Instellingendatabase exporteren
Selecteer Instellingendatabase om de database met instellingen
te exporteren, of exporteer de CZone-configuratie (afhankelijk van
de installatie van CZone). Kies de gewenste optie en selecteer de
locatie van de geheugenkaart.
62
Een database importeren
Op een later moment, als de fabrieksinstellingen van de unit zijn
teruggezet of als er per ongeluk gebruikersgegevens zijn gewist,
kunt u het back-upbestand selecteren op de pagina Bestanden en
het vervolgens Importeren. De aanmaakdatum vindt u bij de
eigenschappen van het bestand.
Software-upgrades
Zet de update in de hoofdmap van een geheugenkaart.
De update kan bij het opstarten worden uitgevoerd: plaats de
geheugenkaart in de kaartlezer voor u de unit inschakelt, start de
unit op en volg de instructies op het scherm.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 63
U kunt het updatebestand ook via het menu Bestanden opzoeken
op de geheugenkaart in de kaartlezer en kiezen voor Upgraden.
Vervolgens selecteert u Deze display. Herstart de unit als dit
gevraagd wordt en wacht een paar seconden terwijl deze opnieuw
opstart. Verwijder de geheugenkaart niet en zet de unit niet
opnieuw aan voor het proces voltooid is (dit duurt over het
algemeen niet langer dan een paar minuten).
Een upgrade uitvoeren van de software van een extern apparaat
U kunt de update van een extern apparaat op afstand uitvoeren via
een ander apparaat, als beide apparaten deel uitmaken van
hetzelfde NMEA-netwerk. Dit is alleen mogelijk bij units zonder
kaartlezer.
Updaten op afstand verschilt niet van het updaten van een lokale
unit. Selecteer het bestand op de geheugenkaart en selecteer de
optie Upgraden, en vervolgens Externe upgrade. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
Upgrades NMEA 2000-apparaat
Zet de update in de hoofdmap van een geheugenkaart en plaats
deze in de kaartlezer.
1. Selecteer de optiebalk Bestanden en selecteer het
updatebestand op de geheugenkaart.
2. Selecteer de optie Upgrade. Deze wordt weergegeven als het
bestand is gemarkeerd. Nu verschijnt een lijst met apparaten
waarop de update van toepassing is. In de meeste gevallen is
dat één apparaat.
Notitie: Als er geen apparaat wordt weergegeven, controleert
Ú
u of het te updaten apparaat is ingeschakeld en voert u eerst
eventuele eerdere updates voor dat apparaat uit.
3. Selecteer het apparaat en start de upgrade. Onderbreek het
upgradeproces niet.
Software installeren | Vulcan R Series Installatiehandleiding
63
Page 64
6
Accessoires
De meest recente lijst met accessoires is beschikbaar op:
www.bandg.com.
Accessoires voor 5-inch units
ArtikelnummerBeschrijving
000-13168-001Zonnescherm
000-10027-001Snelwisselsteun
000-13171-001Voedings- en NMEA 2000-kabel
000-13170-001Behuizing
000-13169-001Kit voor paneelbevestiging
000-13313-0017 naar 9-pins transduceradapter
Accessoires voor 7-inch units
ArtikelnummerBeschrijving
000-14228-001Zonnescherm
000-14229-001Kit voor paneelbevestiging
000-14231-001U-vormige beugel
000-14230-001Vervangende omlijsting
000-00128-00Voedingskabel
000-13313-007 naar 9-pins transduceradapter
64
Accessoires voor 9-inch units
ArtikelnummerBeschrijving
000-13701-001Zonnescherm
000-13699-001Kit voor paneelbevestiging
000-13702-001U-vormige beugel
000-13700-001Vervangende omlijsting
000-00128-001Voedingskabel
000-13313-0017 naar 9-pins transduceradapter
Accessoires | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 65
Accessoires voor 12-inch units
ArtikelnummerBeschrijving
000-14152-001Zonnescherm
000-14246-001Kit voor paneelbevestiging
000-14148-001U-vormige beugel
000-14247-001Vervangende omlijsting
000-00128-001Voedingskabel
000-13313-0017 naar 9-pins transduceradapter
Accessoires | Vulcan R Series Installatiehandleiding
65
Page 66
7
Ondersteunde gegevens
Notitie: NMEA 0183- en NMEA 2000-gegevensuitvoer vereist
Ú
aansluiting van de relevante sensoren.
Lijst van met NMEA 2000 compatibele
PGN's
NMEA 2000 PGN (ontvangen)
59392ISO-bevestiging
59904ISO-verzoek
60928ISO-adresreservering
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127245 Roer
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127251 Draaisnelheid
127257 Attitude
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters, snelle update
127489 Motorparameters, dynamisch
127493 Transmissieparameters, dynamisch
127503 Status AC ingang
127504 Status AC uitgang
127505 Vloeistofniveau
127506 Gedetailleerde status DC
127507 Status oplader
127508 Batterijstatus
127509 Status omvormer
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
66
Ondersteunde gegevens | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 67
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129033 Tijd & datum
129038 AIS, klasse A, positierapport
129039 AIS, klasse B, positierapport
129040 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129041 AIS-navigatiehulpmiddelen
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129794 AIS-navigatiehulpmiddelen
129801 Koersafwijking
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
129794 AIS, klasse A, vaste gegevens en vaargegevens
129801 AIS-geadresseerd veiligheidsgerelateerd bericht
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129808 DSC Call-informatie
129809 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel A
129810 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel B
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130313 Vochtigheid
Ondersteunde gegevens | Vulcan R Series Installatiehandleiding
67
Page 68
130314 Werkelijke druk
130576 Status van kleine vaartuigen
130577 Richtinggegevens
NMEA 2000 PGN (verzenden)
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127258 Magnetische variatie
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129285 Route-/waypoint-gegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130577 Richtinggegevens
68
Ondersteunde gegevens | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 69
8
Technische specificaties
Notitie: De meest recente lijst met specificaties is beschikbaar
Ú
op: www.bandg.com
Alle units
Goedkeuringen
Naleving "Complianceverklaringen" op pagina 4
Display
Resolutie
5-Inch unit 800 x 480
7-Inch unit 800 x 480
9-Inch unit 800 x 480
12-Inch unit 1280 x 800
Type TFT-breedbeeld
Helderheid > 1200 nits
Touchscreen Volledig touchscreen (multi-
touch)
Kijkhoek in graden (typische
waarde bij contrastverhouding = 10)
Elektrische specificaties
Voedingsspanning 12 V DC (10 - 17 V DC min - max)
Aanbevolen stroomsterkte
zekering
Bescherming Beveiligd tegen omgekeerde
Energieverbruik
5-Inch unit 12 W (900 mA bij 13,5 V)
7-Inch unit 12 W (900 mA bij 13,5 V)
9-Inch unit 12 W (900 mA bij 13,5 V)
12-Inch unit 20 W (1500 mA bij 13,5 V)
Links/rechts: 70, boven: 50,
onder: 60
3 A
polariteit en tijdelijke
overspanning tot 18 V
Technische specificaties | Vulcan R Series Installatiehandleiding
69
Page 70
Milieu
Bedrijfstemperatuurbereik -15 °C tot +55 °C (+5 °F tot +131
°F)
Opslagtemperatuur -20°C tot +60°C (-4°F tot +140°F)
Waterbestendigheid IPx7 en IPx6
Vochtigheid IEC 60945
Verdampingstemperatuur 66°C
(150°F) bij 95% relatieve
vochtigheid (18 uur)
Schok- en
trillingsbestendigheid
GPS10 Hz ultrasnelle updates
Interface
Ethernet/radar
5-Inch unit Niet beschikbaar
7-Inch unit 1 poort (5-pins aansluiting)
9-Inch unit 1 poort (5-pins aansluiting)
12-Inch unit 1 poort (5-pins aansluiting)
NMEA 2000 1 poort (Micro-C)
Sonar 1 poort (9-pins aansluiting)
Sleuf voor gegevenskaart
5-Inch unit 1 sleuf (microSD)
7-Inch unit 1 sleuf (microSD)
9-Inch unit 2 sleuven (microSD)
12-Inch unit 2 sleuven (microSD)
Draadloos Intern 802.11b/g/n
Fysieke
Afmetingen (B×H×D) Zie "Maattekeningen" op pagina
Gewicht (alleen display)
5-Inch unit 0,53 kg (1,16 lbs)
100.000 cycli van 20 G
(intern)
WASS, MSAS, EGNOS, GLONASS
72
70
Technische specificaties | Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 71
7-Inch unit 0,91 kg (2 lbs)
9-Inch unit 1,32 kg (2,9 lbs)
12-Inch unit 2,22 kg (4,90 lbs)
Type montage Met beugel (meegeleverd) of in
paneel
Technische specificaties | Vulcan R Series Installatiehandleiding
71
Page 72
152.0 mm
(5.98”)
94.0 mm
(3.70”)
120 mm
(4.72”)
94.0 mm
(3
.70”)
117.5 mm
(4
.62”)
58.0 mm
(2.28”)
136.0 mm
(5.35”)
197.0 mm
(7.76”)
220.0 mm
(8.66”)
126.9 mm
(5.00”)
74.7 mm
(2.94”)
8.0 mm
(0.32”)
141.0 mm
(5.56”)
154.9 mm
(6.10”)
202.2 mm
(7.96”)
61.9 mm
(2.44”)
9
Maattekeningen
Maattekeningen 5-inch unit
Maattekeningen 7-inch unit
72
Maattekeningen | Vulcan R Series
Installatiehandleiding
Page 73
Maattekeningen 9-inch unit
242.0 mm
(9.52”)
263.0 mm
(10.35”)
24.0 mm
(0.94”)
184.0 mm
(7.24”)
170.0 mm
(6.69”)
8.0 mm
(0.31”)
90.0 mm
(3.54”)
79.0 mm
(3.11”)
310.0 mm
(12.20“)
74.7 mm
(2.94“)
323.5 mm
(12.74“)
219.1 mm
(8.63“)
233.2 mm
(9.18“)
8.0 mm
(0.32“)
95.0 mm
(7.74“)
110.6 mm
(4.36“)
Maattekeningen 12-inch unit
Maattekeningen | Vulcan R Series Installatiehandleiding
73
Page 74
74
Maattekeningen
| Vulcan R Series Installatiehandleiding
Page 75
Page 76
*988-11539-002*
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.