Yamaha YZF-600 User Manual [nl]

HANDLEIDING
TDM850
4TX-28199-D4
DAU00001
INLEIDING
Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders! Als bezitter van een TDM850 kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s
nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van top­klasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lez en, om de moge­lijkheden van deze TDM850 optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eige­naar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding v ele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veilig­heid heeft voorrang!
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgen de symbolen en/of aan duidingen :
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de motorfiets inspekteert of repareert.
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakke­lijken of duidelijker te maken.
OPMERKING:
@
Deze handleiding dient beschouwd te worden al s een bij de motorfi ets beho rend o nderdeel en di ent
ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven. Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het on twerp en in de technische g ege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optrede n tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse ga an van deze handleiding de in forma­tie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te ne­men met uw Yamaha dealer.
@
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
WAARSCHUWING
@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
@
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DAU00008
TDM850
HANDLEIDING
© 1999 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1-ste druk, September 1999
Alle rechten voorbehouden.
Iedere vorm van reproduktie, herdruk
of gebruik zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG ......................................... .... .......1-1
1
1-
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
DAU00021
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkinge n, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eer ste vereisten om te zorgen dat d e motorfiet s in goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de in vloed van medicijnen, alcoh ol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder d an versta ndig is en n eem geen on nodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1

BESCHRIJVING

Linker aanzicht...................................................................................2-1
Rechter aanzicht ................................................................................2-2
Bedieningselementen/instrumenten...................................................2-3
2
2-
BESCHRIJVING
Linker aanzicht
2
1.Koelvloeistofreservoir (blz. 6-10)
2.Helmhouder (blz. 3-13)
3.Zadelslot (blz. 3-12)
4.Instelmoer voor de veervoorbelasting van de acht erschokbreker (voor fijnafstelling) (blz. 3-15)
5.Instelknop voor de dempingskracht van de achterschokbreker (blz. 3-16)
DAU00026
2-1
Rechter aanzicht
6.Klemmen voor bagagesnelbinders (blz. 3-17)
7.Afstelhendel voor de veer-voorbelasting van de achterschokbreker (voor grove afstelling) (blz. 3-15)
8.Zekeringen (blz. 6-29)
9.Motoroliepeil-afleesglas (blz. 6-8)
10.Instelbout veer-voorbelasting voorvork (blz. 3-14)
11.Stelschroef voor de dempingskracht van de voorvork (blz. 3-14)
BESCHRIJVING
2
2-2
BESCHRIJVING
Bedieningselementen/instrumenten
2
12.Koppelingshendel (blz. 3-8)
13.Stuurschakelaars (blz. 3-6)
14.Chokeknop (choke) “ (blz. 3-7)
15.Snelheidsmeter (blz. 3-3)
16.Kontaktslot-schakelaar/stuurslot (blz. 3-1)
17.Toerenteller (blz. 3-4)
18.Benzinemeter (blz. 3-5)
19.Gashandvat (blz. 6-16)
20.Voorremhendel (blz. 3-9)
2-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot...........................3-1
Kontrolelampjes....................................................3-2
Snelheidsmeter.....................................................3-3
Toerenteller...........................................................3-4
Diagnosefunktie....................................................3-5
Anti-diefstal alarm (optioneel)...............................3-5
Benzinemeter .......................................................3-5
Stuurschakelaars..................................................3-6
Chokeknop (choke) “ ”.......................................3-7
Koppelingshendel.................................................3-8
Versnellingspedaal................................................3-8
Voorremhendel .....................................................3-9
Achterrempedaal ..................................................3-9
Benzinetankdop ................................................. 3-10
Benzine.............................................................. 3-11
Ontluchtingsslang van de benzinetank
(alleen voor Duitsland)............... ... ... ... ... .... ...... 3-12
Zadel............................... ................................... 3-12
Helmhouder .......... ... .......................................... 3-13
Opbergvak............................. ... .... ... ................... 3-13
Afstelling van de voorvork.................................. 3-14
Afstelling van de achterschokbreker.................. 3-15
Klemmen voor bagagesnelbinders..................... 3-17
Zijstandaard ....................................................... 3-17
Kontrole van de zijstandaard/koppelings-
onderbrekingsschakelaar................................. 3-17
3
3-
WAARSCHUWING
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Indrukken
DAU00029*
Kontaktslot-schakelaar/stuurslot
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschake­laar) dient voor het in- en uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieron­der volgt de beschrijving van de bediening.
DAU00036
ON
De elektrische circuits worden ingescha­keld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.
DAU00038
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.
LOCK
DAU00040
Het stuur staat op slot en alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontakt­slot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Om het stuur te vergrendelen, draait u het geheel naar links. Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslot-schakelaar drukt, draait u de sleutel van “OFF” naar “LOCK” en ver­wijdert u de sleutel. Om het stuur te ontgrendelen, draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.
2. Draaien
@
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de “OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor nog rijdt. De elektrische circuits worden dan uitgeschakeld zodat bepaalde be­dieningsfunkties niet meer werken, het­geen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel tot stilstand is gekozen, vorrdat u het kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK” draait.
@
DAU00027
DW000016
3-1
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
LET OP:
(Parkeren)
DAU00048
Het stuur staat op slot en het achterlicht en het voorste parkeerlicht staan aan maar verder zijn alle elektrische circuits uitge­schakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Voor het gebruik van de parkeerstand ver­grendelt u eerst het stuur en dan draait u de sleutel naar “ ”. Deze stand mag u niet te lang achtereen gebruiken, anders kan de accu leegraken.
1. Linker richtingaanwijzer-kontrolelampje “
2. Vrijstand-kontrolelampje “
3. Grootlicht-kontrolelampje “
4. Koelvloeistoftemperatuur-waarschuwings­lampje “
5. Rechter richtingaanwijzer-kontrolelampje “
6. Brandstofpeil-waarschuwingslampje “ ”
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00058
Richtingsaanwijzer-kontrolelampjes “” / “”
Bij het naar rechts of ls zetten van de rich­tingsaanwijzer gaat het bijbehorende lamp­je knipperen.
DAU00061
Vrijstand-kontrolelampje “
Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.
Grootlicht-kontrolelampje “
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.
Koelvloeistoftemperatuur-waarschu-
DAU01707
wingslampje “
Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer de motor oververhit raakt. Als dit lampje oplicht, dient u de motor onmiddellijk te stoppen en te laten afkoelen. Om te con­troleren of het lampje naar behoren werkt:
Draai de motorstopschakelaar naar
” en zet de hoofdschakelaar op “ON”. Zet de versnelling in zijn vrij of druk de
koppeling in. Druk de startknop in.
Als het controlelampje bij indrukken van de startknop niet oplicht, verzoek dan een Yamaha dealer om controle van het elek­trisch systeem.
DC000002
@
Als de motor oververhit is, stop dan on­middellijk met rijden.
@
3
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Brandstofpeil-waarschuwingslampje “”
Wanneer het brandstofpeil onder circa 3,1 L komt, gaat dit lampje branden. Als het waarschuwingslampje oplicht, laat de brandstoftank dan bij de eerste gelegen­heid bijvullen. Om te controleren of het waarschuwings-
3
lampje naar behoren werkt:
Zet de motorstopschakelaar op “
en de hoofdschakelaar op “ON”. Zet de versnelling in z’n vrij en druk de
koppeling in. Druk de startschakelaar in.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht wanneer u de startschakelaar indrukt, vraag dan uw Yamaha dealer om het elek­trische circuit te inspecteren.
DAU01666
1. “SELECT” toets
2. “RESET” toets
Snelheidsmeter
Snelheidsmeter is voorzien van:
een kilometerteller
twee dagtellers
een klok
DAU01667*
Kilometerteller en dagtellers
Gebruik de dagtellers om te zien hoeveel ki­lometer u met een volle tank kunt afleggen. Bij instellen op “ODO” wordt het totaal aan­tal verreden kilometers van de motorfiets aangegeven. Bij instellen op de “TRIP 1” of de “TRIP 2” dagteller verschijnt het aantal kiometers dat er met de motorfiets is gereden sinds de laatste keer dat de dagteller op nul was te­ruggezet. Gebruik deze dagteller om te be­palen hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen. Dan zult u voortaan be­ter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.
3-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
LET OP:
Keuze van een tellerfunctie Druk op de “SELECT” toets om over te schakelen tussen de “ODO” kilometerteller en de “TRIP 1”, “TRIP 2” en “CLOCK” dag­tellers, in de onderstaande volgorde: “ODO” → “TRIP 1” → “TRIP 2” → “CLOCK”
“ODO”
Terugstellen van de dagteller Om een van de dagteller op 0,0 terug te stellen, kiest u de teller met de “SELECT” toets en dan drukt u de “RESET” toets ten minste één seconde lang in.
Klok
Om de aanduiding over te schakelen naar een gewone klok, drukt u zowel de “SELECT” als de “RESET” toets in. Om de aanduiding terug te schakelen naar de kilometerteller, drukt u op de “SELECT” toets.
Gelijkzetten van de klok
1. Houd de “SELECT” en de “RESET” toets beide tegelijk ten minste twee seconden lang ingedrukt.
2. Wanneer de uren-aanduiding gaat knipperen, drukt u op de “RESET” toets om het juiste uur in te stellen.
3. Druk op de “SELECT” toets om over te schakelen op de minuten.
4. Wanneer de minuten-aanduiding gaat knipperen, drukt u op de “RESET” toets om de juiste minuut in te stellen.
5. Druk op de “SELECT” toets om de klok te starten.
OPMERKING:
@
Na het gelijkzetten van de klok dient u in elk geval eenmaal op de “SELECT” toets te drukken alvorens u het contactslot op “OFF” zet, anders zal de ingestelde tijd ver­vallen.
@
1. Toerenteller
DAU00101
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motor­toerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste gren­zen kan houden.
@
Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt. Rode gebied: 8.000 tpm en hoger
@
DC000003
3
3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Diagnosefunktie
Dit model is voorzien van een diagnose­funktie voor het gasklep-sensorcircuit (T.P.S.). Mocht er een storing optreden in dit circuit, dan zal de toerenteller om en om de vol­gende diagnose-aanduidingen te zien ge­ven:
3
CB-61D
3 sekonden lang: 0 toe­ren/minuut
2,5 sekon­de lang:
3.000 toe­ren/minuut
Als uw toerenteller de bovenstaande reeks diagnose-aanduidingen te zien geeft, breng dan uw motorfiets ter reparatie naar een Yamaha dealer.
LET OP:
@
Om schade aan de motor te voorkomen, dient u vooral zo snel mogelijk een Yamaha dealer te raadplegen als uw toe­renteller een steeds wisselende reeks toerentallen te zien geeft.
@
3 sekonden lang: het feite­lijke toerental
DAU00103
DC000004
DAU00109
Anti-diefstal alarm (optioneel)
Deze motorfiets kan op aanvraag worden uitgerust met een anti-diefstal alarm. Ver­zoek uw Yamaha dealer om het alarm voor u te bestellen en te installeren.
1. Benzinemeter
DAU00110
Benzinemeter
Dit model is uitgerust met een elektrische benzinemeter zodat de bestuurder te allen tijde kan zien hoeveel benzine er in de tank zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er nog circa 3,1 L benzine in de tank over.
3-5
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
LET OP:
OPMERKING:
1. Inhaal-schakelaar “PASS”
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “
5. Waarschuwingslichten-schakelaar “
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00120
Inhaal-schakelaar “PASS”
Druk op de schakelaar om het signaallicht te bedienen.
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “ ” voor groot­licht en naar “ ” voor dimlicht.
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te scha­kelen, duwt u de schakelaar naar “ ”. Om de linker-richtingaanwijzer in te schake­len, duwt u de schakelaar naar “ ”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.
DAU00129
Klaxon-schakelaar “
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
Waarschuwingslichten-schakelaar
DAU00144
“”
Schakel de waarschuwingslichten in als er gevaar dreigt of als u nood bent. Alle rich­tingsaanwijzerlampjes gaan tegelijk knippe­ren wanneer u, met het contactslot in de “ON” of de “ ” stand, de waarschuwings­lichten inschakelt met deze schakelaar
DC000006
@
Als u de waarschuwingslichten te lang achtereen aan laat, kan dit leiden tot uit­putting van de accu waardoor u de elek­trische starter niet meer zult kunnen gebruiken.
@
@
Schakel de waarschuwingsknipperlichten in als u andere weggebruikers wilt waar­schuwen dat u uw motorfiets wilt stopzetten op een plaats waar dit gevaar kan opleve­ren.
@
3
3-6
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veilig­heids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar “ ” als u de motor wilt starten. In noodge­vallen draait u de schakelaar naar “ ”.
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld wor­den. Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.
DAU00138
DAU00134*
Startschakelaar “
DAU00143
Als u de startschakelaar indrukt zal de start­motor de motor doen ronddraaien.
DC000005
LET OP:
@
Zie, alvorens de motor te starten, de pa­ragraaf met aanwijzingen over het star­ten.
@
1. Chokeknop (choke) “
DAU02976
Chokeknop (choke) “
Het starten van een koude motor vereist een rijker mengsel (meer benzine/minder lucht). Een gescheiden choke-startcircuit zorgt voor de toevoer van dit verrijkte mengsel. Draai in de a richting om de chokeknop (choke) in te schakelen. Draai in de b richting om de chokeknop (choke) uit te schakelen.
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Koppelingshendel 1. Versnellingspedaal
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur, en het ontste­kingsblokkeersysteem is ingebouwd in het koppelingshendel-handvat. Om te ontkop­pelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten opkomen laat u de koppelingshendel weer langzaam van het stuur weg gaan. Voor een soepele be­diening is het het beste om de koppe­lingshendel snel in te trekken en langzaam te laten opkomen. (Zie de paragraaf met de aanwijzingen over het starten, voor een be­schrijving van het circuit van het ontste­kingsblokkeersysteem).
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 5-ver­snellingsbak met konstante aangrijping. Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of te­rug, zonder de koppeling te gebruiken.
3
DAU00157
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Afsteller remhendelstand a. Afstand handgreep
DAU00160
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het rechterhandvat van het stuur en is voorzien van een hendel-afsteller. Om de voorrem aan te trekken, knijpt u de hendel naar het stuur toe.
1. Afstelmoer
2. Juiste positie
Om de afstand tussen de voorremhendel en het stuurhandvat bij te stellen, draait u aan de afstelmoer terwijl u de hendel naar voren trekt. Let op dat de “ ” standmarke­ring op de afstelmoer recht tegenover het “ ” teken op de remhendel staat.
3-9
1. Achterrempedaal
DAU00162
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om te remmen.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Slotdeksel
2. Openen
DAU02935
Benzinetankdop
Openen
Schuif het afdekplaatje weg van het sle utel­gat, steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu van het slot gehaald en kan verwijderd wor­den.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats, met de sleutel er nog steeds inge­stoken. Draai de sleutel linksom en verwij­der deze. Schuif het afdekplaatje weer voor het sleutelgat.
OPMERKING:
@
De benzinetankdop kan niet op de tank ge­draaid worden als de sleutel niet in het sleu­telgat steekt. Als de benzinetankdop niet goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit verwijderd worden.
@
WAARSCHUWING
@
DW000023
Kontroleer altijd of de benzinetankdop goed op de bezinetank zit, alvorens weg te rijden.
@
3
3-10
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
OPMERKING:
3
1. Vulslang
2. Brandstofpeil
Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brandstof­tank tot onderaan de vulhals, zoals in de af­beelding aangegeven.
WAARSCHUWING
@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.
@
DAU01183
DW000130
LET OP:
@
Als er benzine wordt gemorst, veeg deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.
(Alleen voor Duitsland) De modellen voor Duitsland zijn voorzien van een speciaal ontwor­pen benzinetankdop. Als u de ben­zinetankdop vervangt, doe dit dan altijd door één van hetzelfde type.
@
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
20 L
Reserve:
3,1 L
DAU00186
DAU00191
@
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.
@
3-11
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
OPMERKING:
3
1. Ontluchtingsslang van de benzinetank 1. Openen 1. Uitsteeksel (× 2)
Ontluchtingsslang van de benzinetank (alleen voor Duitsland)
Dit model is uitgerust met een ontluchtings­slang voor de benzinetank. Kontroleer, al­vorens de motorfiets te gebruiken, de volgende punten.
Kontroleer of de slang goed vast zit.
Kontroleer de slang op scheurtjes of
andere beschadiging. Vervang indien beschadigd. Kontroleer of de opening onderaan de
slang niet verstopt is. Indien nodig, schoonmaken.
DAU00196
DAU01726
Zadel
Verwijderen
Steekt u de sleutel in het slot en draait u deze rechtsom.
3-12
2. Zadelhouder (× 2)
Installeren
Plaatst u de uitsteeksels aan de voorkant van het zadel in de uitsparingen van het fra­me. Vervolgens duwt u het zadel omlaag.
@
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het zadel goed vast zit.
@
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Helmhouder 1. U-LOCK (optioneel)
DAU00263
2. Riempje
Helmhouder
De helmhouder bevindt zich onder het za­del. Verwijder het zadel en haak de helm in de helmhouder. Plaats het zadel weer en zet dit op slot.
DW000030
WAARSCHUWING
@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou er­gens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.
@
Opbergvak
Dit opbergvak is ontworpen voor opslag van een origineel Yamaha U-LOCK beu­gelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht niet passen.) Zorg bij opslag dat het slot goed is vastge­maakt. Om te zorgen dat de riempjes niet losraken, dient u deze zelfs vast te maken als er geen U-LOCK beugelslot in het opbergvak aan­wezig is.
3-13
DAU01688
1. U-LOCK (optioneel)
2. Riempje (× 2)
Als u deze gebruiksaanwijzing of andere documenten in het opbergvak wilt bewaren, dient u deze in een plastic zak te doen zo­dat ze niet nat worden. Let bij het wassen van de motorfiets op, dat het opbergvak niet vol water loopt.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
LET OP:
Stel de veer-voorbelasting
Draai de afsteller in de a richting om de veer-voorbelasting te verhogen en in de richting om de veer-voorbelasting te ver­minderen.
CI-18D
Stand afsteller
Zacht Standaard Stug
12345
b
3
1. Instelbout veer-voorbelasting
2. Afstelstand
3. Standaard instelling
DAU01728
Afstelling van de voorvork
Deze voorvork is uitgerust met afstellers voor de veer-voorbelasting en de dem­pingskracht.
WAARSCHUWING
@
Stel de beide poten van de voorvork al­tijd hetzelfde af. Als de twee zijden ver­schillend zijn afgesteld, zal dit leiden tot moeilijker bediening van de motorfiets en verlies aan wegligging.
@
DW000038
3-14
1. Instelschroef voor dempingskracht
Stel de dempingskracht
Draai de stelschroef in de a richting om de dempingskracht te verhogen en in de
b
richting om de dempingskracht te vermin­deren.
CI-29D
Minimum (zacht) 5 klikstanden ingedraaid*
Standaard 4 klikstanden ingedraaid*
Maximum (stug) 0 klikstand ingedraaid*
* Gerekend vanuit de volledig uitgedraaide positie.
@
DC000015
Probeer de afsteller nooit voorbij de mi­nimum- of maximumstand te draaien.
@
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Instelhendel 1. Afstelmoer
DAU01768*
Afstelling van de achterschokbreker
Deze schokbreker is uitgerust met twee af­stellers voor de veer-voorbelasting en één voor de dempingskracht.
Veer-voorbelasting
Ruwe afstelling (boven) Draai de hendel met het speciaal gereed­schap dat in de gereedschapsset is naar “S” wanneer u alleen rijdt en naar “H” wan­neer u een passagier meeneemt.
2. Instelmoer
Fijnafstelling (onder) Ga als volgt te werk, afhankelijk van uw per­soonlijke voorkeur en de toestand van het wegdek.
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de stelmoer in de a richting om de veer-voorbelasting te verhogen en in de b richting om de veer-voorbe­lasting te verlagen.
a. Afstand “A”
Veer-voorbelasting:
Minimum (zacht):
Afstand “A” = 59 mm
Standaard:
Afstand “A” = 61 mm
Maximum (stug):
Afstand “A” = 63 mm
3-15
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
WAARSCHUWING
3. Draai de borgmoer vast met het voor­geschreven aantrekkoppel.
Aantrekkoppel:
Borgmoer:
70 Nm (7,0 m·kg)
DC000018
LET OP:
@
Draai de vergrendelmoer altijd tegen de veer-afstelmoer aan en draai de vergren­delmoer met het voorgeschreven aan­trekkoppel vast.
@
1. Instelknop
Instellen van de dempingskracht
Draai de afsteller in de a richting om de dempingskracht te verhogen en in de
richting om de dempingskracht te verla-
b
gen.
CI-29D
Minimum (zacht) 20 klikstanden ingedraaid*
Standaard 10 klikstanden ingedraaid*
Maximum (stug) 0 klikstand ingedraaid*
* Gerekend vanuit de volledig uitgedraaide positie.
LET OP:
@
DC000015
Probeer de afsteller nooit voorbij de mi­nimum- of maximumstand te draaien.
@
DAU00315
@
Deze schokbreker bevat stikstofgas on­der bijzonder hoge druk. Lees de onder­staande informatie aandachtig door alvorens over te gaan tot onder­houdswerkzaamheden aan de schok­breker. Yamaha is niet verantwoordelijk voor beschadigingen of verwondingen ontstaan door verkeerd behandelen van de schokbreker.
Probeer de cilinder niet te openen.
Zorg dat de schokbreker niet in de buurt komt van open vuur of bloot­gesteld wordt aan hoge temperatu­ren. Dit zou kunnen leiden tot een ontploffing door uitzetting van het stikstofgas.
Zorg dat de cilinder niet vervormd of anderzins beschadigd wordt. Dit zal een slechte werking van de schokbreker tot gevolg hebben.
Als er iets mis is met de schokbre­ker of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng uw motor­fiets dan naar een Yamaha dealer.
@
3
3-16
Loading...
+ 69 hidden pages