Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een YZF1000R kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s
nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid
heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lez en, om de mogelijkheden van deze YZF1000R optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets,
maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen,
om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding v ele handige tips om uw motorfiets in de beste staat
te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet
kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW
PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of
dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de
motorfiets inspekteert of repareert.
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient
te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.
OPMERKING:
@
●
Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient
ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven.
●
Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gegevens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in
deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
@
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
WAARSCHUWING
@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN
DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG....................................................1-1
1
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
1-
DAU00021
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan
geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste
motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in
goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te
rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs
is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist
fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere
overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de
inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal
motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en
elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk
echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste
bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een
klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s.
Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies
wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat
andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-
3
1. Indrukken
DAU00029*
Kontaktslot-schakelaar/stuurslot
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen van
de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.
DAU00036
ON
De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand
staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.
DAU00038
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand
staat, kan de sleutel verwijderd worden.
LOCK
DAU00040
Het stuur staat op slot en alle elektrische
circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de
sleutel verwijderd worden. Om het stuur te
vergrendelen, draait u het geheel naar
links.
Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslotschakelaar drukt, draait u de sleutel van
“OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel.
Om het stuur te ontgrendelen draait u de
sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.
2. Draaien
WAARSCHUWING
@
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de
“OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor
nog rijdt. De elektrische circuits worden
dan uitgeschakeld zodat bepaalde bedieningsfunkties niet meer werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan
opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel
tot stilstand is gekozen, vorrdat u het
kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK”
draait.
@
DAU00027
DW000016
3-1
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
P (Parkeren)
DAU00048
Het stuur staat op slot en het achterlicht en
het voorste parkeerlicht staan aan maar
verder zijn alle elektrische circuits uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in
deze stand staat, kan de sleutel verwijderd
worden.
Voor het gebruik van de parkeerstand vergrendelt u eerst het stuur en dan draait u de
sleutel naar “P”.
Deze stand mag u niet te lang achtereen
gebruiken, anders kan de accu leegraken.
1. Vrijstand-kontrolelampje “”
2. Oliepeil-kontrolelampje “”
3. Brandstofpeil-waarschuwingslampje “ ”
4. Richtingsaanwijzer-kontrolelampj “”
5. Grootlicht-kontrolelampje “”
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00057
Richtingsaanwijzer-kontrolelampje
“”
Dit kontrolelampje knippert als de richtingaanwijzer naar links of naar rechts wordt
gezet.
DAU00061
Vrijstand-kontrolelampje “”
Dit kontrolelampje licht op als de versnelling
in zijn vrij staat.
Grootlicht-kontrolelampje “”
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Oliepeil-kontrolelampje “”
DAU01313
Dit controlelampje licht op als het oliepeil te
laag is. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure op
blz. 3-3.
DC000000
LET OP:
@
Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt
als er niet voldoende olie in het carter
aanwezig is.
@
OPMERKING:
@
Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil
bijgevuld, dan nog kan het oliepeil-controlelampje op een helling of tijdens plotseling
accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.
@
3
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje
CB-48D
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”
en de motorstop-schakelaar op “”.
DAU00071
Het oliepeil-kontrolelampje
3
licht niet op.
Druk op de startschakelaar met
Het oliepeil-kontrolelampje
licht op.
Kontroleer het oliepeil.
de versnelling in vrij of met de
koppelingshendel ingetrokken.
Het oliepeil-kontrolelampje licht op.
Het oliepeil en het
elektrische circuit zijn
in orde. U kunt met de
Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.
Vraag uw Yamaha dealer
om het elektrische circuit te
inspekteren.
Het oliepeil is
voldoende.
Het oliepeil is
te laag.
Vul motorolie bij.
motorfiets rijden.
3-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Brandstofpeil-waarschuwingslampje
DAU01154
“”
Wanneer het brandstofpeil onder circa
4,5 L komt, gaat dit lampje branden. Als het
waarschuwingslampje oplicht, laat de
brandstoftank dan bij de eerste gelegenheid bijvullen. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure
op blz. 3-5.
3
3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontroleprocedure voor het circuit van het brandstofnivo-waarschuwingslampje
CB-46D
Kontaktslot-schakelaar op “ON”
Motorstop-schakelaar op “”.
DAU00085
Brandstofnivo-waarschu-
3
wingslampje licht niet op.
Zet de versnelling in vrij of trek
de koppelingshendel in en druk
Brandstofnivo-waarschuwingslampje licht op.
Kontroleer het
brandstofnivo.
dan op de startschakelaar.
Brandstofnivowaarschuwingslampje licht op.
Het brandstofnivo en
het elektrische circuit
zijn in orde. U kunt met
de motorfiets rijden.
Brandstofnivowaarschuwingslampje licht niet op.
Vraag uw Yamaha
dealer om het elektrische circuit te
inspekteren.
3-5
Er is genoeg
benzine.
Het brandstofnivo is te laag.
Vul benzine
bij.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Dagteller
4. Nulstelknop
DAU00095
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van
de motorfiets aan. De snelheidsmeter is tevens uitgerust met een kilometerteller en
een dagteller. De dagteller kan op “0” teruggezet worden met de nulstelknop. Gebruik
deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen. Als u
dit enkele malen doet, zult u in de toekomst
beter kunnen plannen waar en wanneer u
moet stoppen om te tanken.
1. Toerenteller
2. Rode gebied
DAU00101
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische
toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende
de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.
LET OP:
@
Zorg dat de toerenteller nooit in het rode
gebied komt.
Rode gebied: 11.500 tpm en hoger
@
3-6
DC000003
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Diagnosefunktie
Dit model is voorzien van een zelfdiagnosefunktie voor de volgende circuits.
●
Gasklep stand-sensorcircuit (T.P.S.)
●
Uiteindelijk uitlaatvermogen-klepcircuit (EXUP)
●
Brandstofnivo-indikatorcircuit
Mocht er een storing optreden in een van
3
deze circuits, dan zal de toerenteller om en
om de volgende diagnose-aanduidingen te
zien geven:
CB-53D
3 sekonden
lang: 0 tpm
2,5 sekonde
lang: het kenmerkende diagnose-toerental
voor het defekte
circuit (zie het
onderstaande
schema)
DAU00106
3 sekonden
lang: het
feitelijke
toerental
In dit schema kunt u aflezen welk circuit defekt is, aan de hand van het kenmerkende
diagnose-toerental dat wordt aangegeven.
Als uw toerenteller de bovenstaande reeks
diagnose-aanduidingen te zien geeft, noteer dan het aangegeven diagnose-toerental en breng uw motorfiets ter reparatie naar
een Yamaha dealer.
DC000004
LET OP:
@
Om schade aan de motor te voorkomen,
dient u vooral zo snel mogelijk een
Yamaha dealer te raadplegen als uw toerenteller een steeds wisselende reeks
toerentallen te zien geeft.
@
1. Koelvloeistoftemperatuur-meter
2. Rode gebied
DAU01652
Koelvloeistoftemperatuur-meter
Deze meter geeft de temperatuur van de
koelvloeistof aan, als de kontaktslot-schakelaar op “ON” staat. De temperatuur van
de motor is afhankelijk van de weersomstandigheden en van de mate waarin de
motor belast wordt. Als de naald van de
meter in het rode gebied komt, stop de motorfiets dan onmiddellijk en laat de motor afkoelen. (Zie blz. 6-11 voor meer details.)
LET OP:
@
Als de motor oververhit is, stop dan onmiddellijk met rijden.
@
DC000002
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Inhaal-schakelaar “PASS”
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00120
Inhaal-schakelaar “PASS”
Druk op de schakelaar om het signaallicht
te bedienen.
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “” voor grootlicht en naar “” voor dimlicht.
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “”.
Om de linker-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “”. Als u
de schakelaar loslaat, keert deze terug naar
de middenpositie. Om de richtingaanwijzer
weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in,
terwijl deze in de middenpositie staat.
DAU00130
Klaxon-schakelaar “”
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
3
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting
en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “” te
draaien zal de koplamp ook ingeschakeld
worden.
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder
noodomstandigheden, zoals wanneer de
motorfiets is omgevallen of bij problemen
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
“” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “”.
“”
DAU00134
DAU00138
Startschakelaar “”
DAU00141
Als u de startschakelaar indrukt zal de startmotor de motor doen ronddraaien.
DC000005
LET OP:
@
Zie, alvorens de motor te starten, de paragraaf met aanwijzingen over het starten.
@
1. Handgreepstand-instelschaal
2. Pijlteken
a. Afstand handgeeep
DAU00153
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur. Het is voorzien
van een hendel-afsteller en een koppelingsschakelaar die is geïntegreerd in het
startblokkeersysteem. (Zie de paragrafen
over het starten van de motor voor een beschrijving van dit systeem.)
Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten pakken, laat u de koppelingshendel
weer langzaam los. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam
los te laten.
3-9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Voor het bijstellen van de afstand tussen de
koppelingshendel en het stuurhandvat,
draait u aan de afsteller terwijl u de hendel
naar voren duwt. Let op dat de standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.
Deze motorfiets is uitgerust met een 5-versnellingsbak met konstante aangrijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich links
van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.
2. Pijlteken
a. Afstand handgeeep
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur en is voorzien
van een hendel-afsteller. Om de voorrem
aan te trekken, knijpt u de hendel naar het
stuur toe.
Om de afstand tussen de voorremhendel
en het stuurhandvat bij te stellen, draait u
aan de afsteller terwijl u de hendel naar voren trekt. Let op dat de standmarkering op
de afsteller recht tegenover het pijlteken
staat.
3
DAU00161
3-10
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
OPMERKING:
@
De benzinetankdop kan niet op de tank gedraaid worden als de sleutel niet in het sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop niet
goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit
verwijderd worden.
@
WAARSCHUWING
3
1. Achterrempedaal1. Afdekplaatje
DAU00162
2. Openen
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts
van het motorblok. Trap het pedaal in om te
remmen.
Benzinetankdop
Openen
Schuif het afdekplaatje weg van het sleutelgat, steek de sleutel in het sleutelgat en
draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu
van het slot gehaald en kan verwijderd worden.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de juiste
plaats, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Schuif het afdekplaatje weer voor
het sleutelgat.
DAU02935
@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens weg
te rijden.
@
DW000023
3-11
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Vulslang
2. Brandstofpeil
DAU01183
Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzine in
de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.
WAARSCHUWING
@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol is.
Let tevens op dat er geen benzine op
een heet motorblok wordt gemorst. Vul
de tank nooit verder dan tot onderaan de
vulhals, anders bestaat de kans dat de
benzinetank overloopt, als de benzine
door verwarming uitzet.
@
DW000130
LET OP:
@
Als er benzine wordt gemorst, veeg
●
deze dan onmiddellijk weg met een
droge, zachte doek. Benzine kan
geverfde oppervlakken en plastic
afwerking aantasten.
(Alleen voor Duitsland)
●
De modellen voor Duitsland zijn
voorzien van een speciaal ontworpen benzinetankdop. Als u de benzinetankdop vervangt, doe dit dan
altijd door één van hetzelfde type.
@
DAU00186
DAU00191
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een
oktaangehalte van 91 ron of hoger
(oktaangehalte zoals door onderzoek
bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
20 L
Reserve:
4,5 L
OPMERKING:
@
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte.
@
3
3-12
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Ontluchtingsslang van de benzinetank1. Chokeknop (choke) “”1. Bestuurderszadelslot
DAU00196
Ontluchtingsslang van de
benzinetank (alleen voor
Duitsland)
Dit model is uitgerust met een ontluchtingsslang voor de benzinetank. Kontroleer, alvorens de motorfiets te gebruiken, de
volgende punten.
●
Kontroleer of de slang goed vast zit.
●
Kontroleer de slang op scheurtjes of
andere beschadiging. Vervang indien
beschadigd.
●
Kontroleer of de opening onderaan de
slang niet verstopt is. Indien nodig,
schoonmaken.
Chokeknop (choke) “”
Het starten van een koude motor vereist
een rijker mengsel (meer benzine/minder
lucht). Een gescheiden choke-startcircuit
zorgt voor de toevoer van dit verrijkte
mengsel.
Draai in de a richting om de chokeknop
(choke) in te schakelen.
Draai in de b richting om de chokeknop
(choke) uit te schakelen.
DAU02976
Zadels
Bestuurderszadel
Verwijderen
Steek de sleutel in het zadelslot en draai
deze zoals afgebeeld.
DAU01698*
3-13
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Uitsteeksel
2. Zadelhouder
Installeren
Steek de nok aan de voorkant van het zadel
in de houder van het frame. Druk vervolgens het zadel omlaag vast.
1. Uitsteeksel
2. Haak (× 2)
3. Zadelhouder (× 3)
Passagierszadel
Verwijderen
Verwijder eerst het bestuurderszadel. Trek
vervolgens het passagierszadel omhoog.
Installeren
Steek de nok aan de voorkant van het zadel
en de haken aan de voorkant van het zadel
in de houders van het frame en druk het zadel naar achteren. Installeer daarna het bestuurderszadel.
OPMERKING:
@
Zorg dat beide zadels stevig op hun plaats
zitten.
@
3-14
1. Helmhouder
DAU00264
Helmhouder
De helmhouder bevindt zich onder het bestuurderszadel. Verwijder het bestuurderszadel en haak de helm in de helmhouder.
Plaats het zadel weer en zet dit op slot.
WAARSCHUWING
@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in
de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor
u uw evenwicht zou kunnen verliezen
met als gevolg een ongeluk.
@
DW000030
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Dit opbergvak is ontworpen voor opslag
van een origineel Yamaha U-LOCK beugelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht
niet passen.) Zorg bij opslag dat het slot
goed is vastgemaakt.
Om te zorgen dat de riempjes niet losraken,
dient u deze zelfs vast te maken als er geen
U-LOCK beugelslot in het opbergvak aanwezig is.
Als u deze gebruiksaanwijzing of andere
documenten in het opbergvak wilt bewaren,
dient u deze in een plastic zak te doen zodat ze niet nat worden. Let bij het wassen
van de motorfiets op, dat het opbergvak
niet vol water loopt.
DAU01862*
Afstelling van de voorvork
Deze voorvork is uitgerust met afstelmechanismen voor de veer-voorbelasting,
voor de uitslag-dempingskracht en voor de
compressie-dempingskracht.
WAARSCHUWING
@
Beide vorkpoten moeten op dezelfde
druk worden ingesteld. Als de druk verschillend is, kan dit resulteren in slechte
stuureigenschappen en inferieure stabiliteit.
@
DW000037
2. Voorvorkdopbout
Afstellen van de voorbelasting
Draai de afstelbout in de a richting om de
veer-voorbelasting te verhogen en draai de
afsteller in de b richting om de veer-voorbelasting te verminderen. Zorg dat de gewenste instelling gelijk komt met de
bovenkant van de voorvorkdopbout.
3-15
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DC000013
LET OP:
@
De groeven geven de afstellings-positie
aan. Zorg dat de beide vorkhelften altijd
hetzelfde zijn afgesteld.
@
CI-18D
Standaard
Zacht
Stand
afsteller
Stug
123 4 5
1. Instelschroef uitslag-dempingskracht
Afstellen van de uitslag-dempingskracht
Draai de stelschroef in de a richting om de
uitslag-dempingskracht te verhogen en in
de b richting om de uitslag-dempingskracht te verminderen.
CI-33D
Minimum (zacht)25 klikstanden uitgedraaid*
Standaard9 klikstanden uitgedraaid*
Maximum (stug)0 klikstanden uitgedraaid*
* Gerekend vanuit de volledig ingedraaide positie.
3
1. Instelschroef compressie-dempingskracht
Afstellen van de compressie-dempingskracht
Draai de stelschroef in de a richting om de
compressie-dempingskracht te verhogen
en in de b richting om de compressie-dempingskracht te verlagen.
CI-33D
Minimum (zacht)25 klikstanden uitgedraaid*
Standaard12 klikstanden uitgedraaid*
Maximum (stug)0 klikstanden uitgedraaid*
* Gerekend vanuit de volledig ingedraaide positie.
3-16
Loading...
+ 73 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.