Yamaha YZF-1000 User Manual [nl]

Yamaha YZF-1000 User Manual

HANDLEIDING

YZF1000R

4SV-28199-D3

DAU00001

INLEIDING

 

 

 

 

 

Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!

Als bezitter van een YZF1000R kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze YZF1000R optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.

Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DAU00005

 

Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:

 

 

 

Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW

 

 

 

PERSOONLIJKE VEILIGHEID!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of

 

WAARSCHUWING

 

dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de

 

 

 

 

 

 

motorfiets inspekteert of repareert.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient

 

LET OP:

 

 

 

te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OPMERKING:

Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakke-

 

 

 

lijken of duidelijker te maken.

 

 

 

 

OPMERKING:

Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven.

Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gegevens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DW000002

WAARSCHUWING

LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DAU00008

YZF1000R

HANDLEIDING

© 1999 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1-ste druk, Augustus 1999

Alle rechten voorbehouden. Iedere vorm van reproduktie, herdruk

of gebruik zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is ten strengste verboden.

Gedrukt in Japan.

DAU00009

INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING

 

 

 

 

 

1

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

 

1

 

 

 

 

 

 

 

2

BESCHRIJVING

 

2

 

 

 

 

 

 

 

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

3

 

 

 

 

 

 

 

4

KONTROLE VOOR HET RIJDEN

 

4

 

 

 

 

 

 

 

5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

 

5

 

 

 

 

 

 

 

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

 

6

 

 

 

 

 

 

 

7

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

 

7

 

 

 

 

 

 

 

8

TECHNISCHE GEGEVENS

 

8

 

 

 

 

 

 

 

9

INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

 

9

 

 

 

 

INDEX

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG ....................................................

1-1

1

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

DAU00021

 

Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.

1

Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.

Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knieen elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.

Veel plezier onderweg!

1-1

 

BESCHRIJVING

 

 

Linker aanzicht ...................................................................................

2-1

Rechter aanzicht ................................................................................

2-2

Bedieningselementen/instrumenten...................................................

2-3

2

BESCHRIJVING

DAU00026

 

Linker aanzicht

2

1. Chokeknop (choke) “

 

(blz.

3-13)

8. Instelschroef compressiedempingskracht

 

 

2. Luchtfilter

(blz.

6-12)

achterschokbreker

(blz.

3-17)

3. Zekeringenkast

(blz.

6-28)

9. Hoofdzekering

(blz.

6-28)

4. Helmhouder

(blz.

3-14)

10. Versnellingspedaal

(blz.

3-10)

5. Bestuurderszadelslot

(blz.

3-13)

11. Instelschroef compressiedempingskracht

 

 

6. Opbergvak

(blz.

3-15)

voorvork

(blz.

3-16)

7. Gereedschapsset

(blz.

6-1)

 

 

 

2-1

BESCHRIJVING

Rechter aanzicht

2

12. Achterlicht/remlicht

(blz.

6-30)

18. Insteller veer-voorbelasting voorvork

(blz.

3-15)

13. Passagierszadel

(blz.

3-14)

19. Instelschroef terugslagdempingskracht

 

 

14. Koelvloeistofreservoir

(blz.

6-11)

voorvork

(blz.

3-16)

15. Bestuurderszadel

(blz.

3-13)

20. Koplamp

(blz.

6-29)

16. Afstelring veer-voorbelasting

 

 

21. Achterrempedaal

(blz.

3-11)

achterschokbreker

(blz.

3-17)

22. Insteller dempingskracht achterschokbreker (blz.

3-18)

17. Benzinetank

(blz.

3-11)

23. Controlevenster achterremvloeistof

 

 

2-2

BESCHRIJVING

Bedieningselementen/instrumenten

2

24. Koppelingshendel

(blz.

3-9)

25. Linker stuurschakelaars

(blz.

3-8)

26. Snelheidsmeter

(blz.

3-6)

27. Kontaktslot-schakelaar/stuurslot

(blz.

3-1)

28. Toerenteller

(blz.

3-6)

29. Koelvloeistoftemperatuur-meter

(blz.

3-7)

30. Rechter stuurschakelaars

(blz.

3-9)

31. Gashandvat

(blz.

6-15)

32. Voorremhendel

(blz.

3-10)

2-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot ...........................

3-1

Kontrolelampjes ....................................................

3-2

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-

 

kontrolelampje ....................................................

3-3

Kontroleprocedure voor het circuit van het

 

brandstofnivo-waarschuwingslampje..................

3-5

Snelheidsmeter.....................................................

3-6

Toerenteller ...........................................................

3-6

Diagnosefunktie....................................................

3-7

Koelvloeistoftemperatuur-meter............................

3-7

Stuurschakelaars ..................................................

3-8

Koppelingshendel .................................................

3-9

Versnellingspedaal..............................................

3-10

Voorremhendel ...................................................

3-10

Achterrempedaal ................................................

3-11

Benzinetankdop..................................................

3-11

Benzine ..............................................................

3-12

 

Ontluchtingsslang van de benzinetank

 

 

(alleen voor Duitsland) .....................................

3-13

 

 

 

 

 

 

Chokeknop (choke) “

 

...................................”

3-13

 

Zadels ................................................................

3-13

 

Helmhouder

3-14

 

3

Opbergvak

3-15

 

..................................Afstelling van de voorvork

3-15

 

Afstelling van de achterschokbreker ..................

3-17

 

Klemmen voor bagagesnelbinders.....................

3-19

 

EXUP-uitlaatregelingssysteem

 

 

(EXhaust Ultimate Powervalve)........................

3-19

 

Zijstandaard .......................................................

3-19

 

Kontrole van de zijstandaard/koppelings-

 

 

onderbrekingsschakelaar .................................

3-20

 

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00027

 

3

1. Indrukken

2. Draaien

DAU00029*

DAU00040

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot

De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het inen uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.

DAU00036

ON

De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.

DAU00038

LOCK

Het stuur staat op slot en alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontakt- slot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Om het stuur te vergrendelen, draait u het geheel naar links.

Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslotschakelaar drukt, draait u de sleutel van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel.

Om het stuur te ontgrendelen draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.

DW000016

WAARSCHUWING

Draai nooit het kontaktsleuteltje in de “OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor nog rijdt. De elektrische circuits worden dan uitgeschakeld zodat bepaalde bedieningsfunkties niet meer werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel tot stilstand is gekozen, vorrdat u het kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK” draait.

OFF

Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

3-1

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00048

P (Parkeren)

Het stuur staat op slot en het achterlicht en het voorste parkeerlicht staan aan maar verder zijn alle elektrische circuits uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

Voor het gebruik van de parkeerstand vergrendelt u eerst het stuur en dan draait u de sleutel naar “P”.

Deze stand mag u niet te lang achtereen gebruiken, anders kan de accu leegraken.

1.Vrijstand-kontrolelampje

2.Oliepeil-kontrolelampje

3.Brandstofpeil-waarschuwingslampje

4.Richtingsaanwijzer-kontrolelampj

5.Grootlicht-kontrolelampje

DAU00056

Kontrolelampjes

DAU00057

Richtingsaanwijzer-kontrolelampje “

Dit kontrolelampje knippert als de richtingaanwijzer naar links of naar rechts wordt gezet.

DAU00063

Grootlicht-kontrolelampje “

Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.

DAU01313

Oliepeil-kontrolelampje “

Dit controlelampje licht op als het oliepeil te laag is. Dit elektrische circuit kan gekontro-

leerd worden volgens de procedure op 3 blz. 3-3.

DC000000

LET OP:

Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt als er niet voldoende olie in het carter aanwezig is.

OPMERKING:

Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeil-controle- lampje op een helling of tijdens plotseling accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.

DAU00061

Vrijstand-kontrolelampje “

Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.

3-2

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00071

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje

Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON” en de motorstop-schakelaar op “ ”.

 

 

 

 

Het oliepeil-kontrolelampje

 

 

 

 

 

Het oliepeil-kontrolelampje

 

3

 

 

 

licht niet op.

 

 

 

 

 

 

 

licht op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Druk op de startschakelaar met

 

 

 

 

Kontroleer het oliepeil.

 

 

 

 

de versnelling in vrij of met de

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

koppelingshendel ingetrokken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het oliepeil-kontro-

 

 

Het oliepeil-kontrole-

 

 

Het oliepeil is

 

 

Het oliepeil is

 

 

lelampje licht op.

 

 

lampje licht niet op.

 

 

voldoende.

 

 

te laag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het oliepeil en het elektrische circuit zijn in orde. U kunt met de motorfiets rijden.

 

 

 

Vraag uw Yamaha dealer

 

Vul motorolie bij.

om het elektrische circuit te

 

 

 

 

 

 

inspekteren.

 

 

 

 

 

 

 

 

3-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU01154

Brandstofpeil-waarschuwingslampje “

Wanneer het brandstofpeil onder circa 4,5 L komt, gaat dit lampje branden. Als het waarschuwingslampje oplicht, laat de brandstoftank dan bij de eerste gelegen-

heid bijvullen. Dit elektrische circuit kan ge-

 

kontroleerd worden volgens de procedure

3

op blz. 3-5.

3-4

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00085

Kontroleprocedure voor het circuit van het brandstofnivo-waarschuwingslampje

Kontaktslot-schakelaar op “ON”

Motorstop-schakelaar op “ ”.

 

 

Brandstofnivo-waarschu-

3

 

wingslampje licht niet op.

 

 

 

 

 

 

 

 

Zet de versnelling in vrij of trek de koppelingshendel in en druk dan op de startschakelaar.

Brandstofnivo-

 

Brandstofnivo-

waarschuwings-

 

waarschuwings-

lampje licht op.

 

lampje licht niet op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Brandstofnivo-waarschu- wingslampje licht op.

Kontroleer het brandstofnivo.

Er is genoeg

 

Het brandstof-

benzine.

 

nivo is te laag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het brandstofnivo en het elektrische circuit zijn in orde. U kunt met de motorfiets rijden.

Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.

Vul benzine bij.

3-5

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Snelheidsmeter

2.Kilometerteller

3.Dagteller

4.Nulstelknop

DAU00095

Snelheidsmeter

De snelheidsmeter geeft de snelheid van de motorfiets aan. De snelheidsmeter is tevens uitgerust met een kilometerteller en een dagteller. De dagteller kan op “0” teruggezet worden met de nulstelknop. Gebruik deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen. Als u dit enkele malen doet, zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.

3

1.Toerenteller

2.Rode gebied

DAU00101

Toerenteller

Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.

DC000003

LET OP:

Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt.

Rode gebied: 11.500 tpm en hoger

3-6

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00106

Diagnosefunktie

Dit model is voorzien van een zelfdiagnosefunktie voor de volgende circuits.

Gasklep stand-sensorcircuit (T.P.S.)

Uiteindelijk uitlaatvermogen-klepcir- cuit (EXUP)

Brandstofnivo-indikatorcircuit

Mocht er een storing optreden in een van

3deze circuits, dan zal de toerenteller om en om de volgende diagnose-aanduidingen te zien geven:

3 sekonden

2,5 sekonde

3 sekonden

lang: het ken-

lang: het

lang: 0 tpm

merkende dia-

feitelijke

 

 

gnose-toerental

toerental

 

voor het defekte

 

 

circuit (zie het

 

 

onderstaande

 

 

schema)

 

In dit schema kunt u aflezen welk circuit defekt is, aan de hand van het kenmerkende diagnose-toerental dat wordt aangegeven.

Diagnose-

Defekt circuit

toerental

 

 

 

3,000 tpm

Gasklep-sensorcircuit (T.P.S.)

7,000 tpm

Uiteindelijk uitlaatvermogen-

klepcircuit (EXUP)

 

8,000 tpm

Brandstofnivo-indikatorcircuit

 

 

Als uw toerenteller de bovenstaande reeks diagnose-aanduidingen te zien geeft, noteer dan het aangegeven diagnose-toeren- tal en breng uw motorfiets ter reparatie naar een Yamaha dealer.

DC000004

LET OP:

Om schade aan de motor te voorkomen, dient u vooral zo snel mogelijk een Yamaha dealer te raadplegen als uw toerenteller een steeds wisselende reeks toerentallen te zien geeft.

1.Koelvloeistoftemperatuur-meter

2.Rode gebied

DAU01652

Koelvloeistoftemperatuur-meter

Deze meter geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan, als de kontaktslot-scha- kelaar op “ON” staat. De temperatuur van de motor is afhankelijk van de weersomstandigheden en van de mate waarin de motor belast wordt. Als de naald van de meter in het rode gebied komt, stop de motorfiets dan onmiddellijk en laat de motor afkoelen. (Zie blz. 6-11 voor meer details.)

DC000002

LET OP:

Als de motor oververhit is, stop dan onmiddellijk met rijden.

3-7

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Inhaal-schakelaar “PASS”

2.Grootlicht/dimlicht-schakelaar

3.Richtingaanwijzer-schakelaar

4.Klaxon-schakelaar

DAU00127

Richtingaanwijzer-schakelaar

Om de rechter-richtingaanwijzer in te scha-

kelen, duwt u de schakelaar naar “

”.

Om de linker-richtingaanwijzer in te schake-

len, duwt u de schakelaar naar “

”. Als u

de schakelaar loslaat, keert deze terug naar

de middenpositie. Om de richtingaanwijzer

 

weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in,

3

terwijl deze in de middenpositie staat.

DAU00130

Klaxon-schakelaar “

Druk de schakelaar in om te klaxoneren.

DAU00118

Stuurschakelaars

DAU00120

Inhaal-schakelaar “PASS”

Druk op de schakelaar om het signaallicht te bedienen.

DAU00121

Grootlicht/dimlicht-schakelaar

Draai de schakelaar naar “ ” voor grootlicht en naar “ ” voor dimlicht.

3-8

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1.Motorstop-schakelaar

2.Lichtschakelaar

3.Startschakelaar “

DAU00134

Lichtschakelaar

Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.

DAU00138

Motorstop-schakelaar

De motorstop-schakelaar is een veilig- heids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar “ ” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “ ”.

DAU00141

Startschakelaar “

Als u de startschakelaar indrukt zal de startmotor de motor doen ronddraaien.

DC000005

LET OP:

Zie, alvorens de motor te starten, de paragraaf met aanwijzingen over het starten.

1.Handgreepstand-instelschaal

2.Pijlteken

a. Afstand handgeeep

DAU00153

Koppelingshendel

De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur. Het is voorzien van een hendel-afsteller en een koppelingsschakelaar die is geïntegreerd in het startblokkeersysteem. (Zie de paragrafen over het starten van de motor voor een beschrijving van dit systeem.)

Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten pakken, laat u de koppelingshendel weer langzaam los. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam los te laten.

3-9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Voor het bijstellen van de afstand tussen de koppelingshendel en het stuurhandvat, draait u aan de afsteller terwijl u de hendel naar voren duwt. Let op dat de standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.

1. Versnellingspedaal

DAU00157

Versnellingspedaal

Deze motorfiets is uitgerust met een 5-ver- snellingsbak met konstante aangrijping. Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.

3

1.Handgreepstand-instelschaal

2.Pijlteken

a. Afstand handgeeep

DAU00161

Voorremhendel

De voorremhendel is bevestigd aan het rechterhandvat van het stuur en is voorzien van een hendel-afsteller. Om de voorrem aan te trekken, knijpt u de hendel naar het stuur toe.

Om de afstand tussen de voorremhendel en het stuurhandvat bij te stellen, draait u aan de afsteller terwijl u de hendel naar voren trekt. Let op dat de standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.

3-10

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Achterrempedaal

DAU00162

Achterrempedaal

Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om te remmen.

1.Afdekplaatje

2.Openen

DAU02935

Benzinetankdop

Openen

Schuif het afdekplaatje weg van het sleutelgat, steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu van het slot gehaald en kan verwijderd worden.

Sluiten

Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Schuif het afdekplaatje weer voor het sleutelgat.

OPMERKING:

De benzinetankdop kan niet op de tank gedraaid worden als de sleutel niet in het sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop niet goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit verwijderd worden.

DW000023

WAARSCHUWING

Kontroleer altijd of de benzinetankdop goed op de bezinetank zit, alvorens weg te rijden.

3-11

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Vulslang

2.Brandstofpeil

DAU01183

Benzine

Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.

DW000130

WAARSCHUWING

DAU00186

LET OP:

Als er benzine wordt gemorst, veeg deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.

(Alleen voor Duitsland)

De modellen voor Duitsland zijn voorzien van een speciaal ontworpen benzinetankdop. Als u de benzinetankdop vervangt, doe dit dan altijd door één van hetzelfde type.

DAU00191

Aanbevolen brandstof:

Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).

Inhoud benzinetank: Totaal:

20 L 3 Reserve:

4,5 L

OPMERKING:

Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.

Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.

3-12

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Ontluchtingsslang van de benzinetank

DAU00196

Ontluchtingsslang van de benzinetank (alleen voor Duitsland)

Dit model is uitgerust met een ontluchtingsslang voor de benzinetank. Kontroleer, alvorens de motorfiets te gebruiken, de volgende punten.

Kontroleer of de slang goed vast zit.

Kontroleer de slang op scheurtjes of andere beschadiging. Vervang indien beschadigd.

Kontroleer of de opening onderaan de slang niet verstopt is. Indien nodig, schoonmaken.

1. Chokeknop (choke) “

DAU02976

Chokeknop (choke) “

Het starten van een koude motor vereist een rijker mengsel (meer benzine/minder lucht). Een gescheiden choke-startcircuit zorgt voor de toevoer van dit verrijkte mengsel.

Draai in de a richting om de chokeknop (choke) in te schakelen.

Draai in de b richting om de chokeknop (choke) uit te schakelen.

1. Bestuurderszadelslot

DAU01698*

Zadels

Bestuurderszadel

Verwijderen

Steek de sleutel in het zadelslot en draai deze zoals afgebeeld.

3-13

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Uitsteeksel

2.Zadelhouder

Installeren

Steek de nok aan de voorkant van het zadel in de houder van het frame. Druk vervolgens het zadel omlaag vast.

1.Uitsteeksel

2.Haak (× 2)

3.Zadelhouder (× 3)

Passagierszadel

Verwijderen

Verwijder eerst het bestuurderszadel. Trek vervolgens het passagierszadel omhoog. Installeren

Steek de nok aan de voorkant van het zadel en de haken aan de voorkant van het zadel in de houders van het frame en druk het zadel naar achteren. Installeer daarna het bestuurderszadel.

OPMERKING:

Zorg dat beide zadels stevig op hun plaats zitten.

3

1. Helmhouder

DAU00264

Helmhouder

De helmhouder bevindt zich onder het bestuurderszadel. Verwijder het bestuurderszadel en haak de helm in de helmhouder. Plaats het zadel weer en zet dit op slot.

DW000030

WAARSCHUWING

Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.

3-14

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. U-LOCK slot

DAU01688

Opbergvak

Dit opbergvak is ontworpen voor opslag van een origineel Yamaha U-LOCK beugelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht niet passen.) Zorg bij opslag dat het slot goed is vastgemaakt.

Om te zorgen dat de riempjes niet losraken, dient u deze zelfs vast te maken als er geen U-LOCK beugelslot in het opbergvak aanwezig is.

Als u deze gebruiksaanwijzing of andere documenten in het opbergvak wilt bewaren, dient u deze in een plastic zak te doen zodat ze niet nat worden. Let bij het wassen van de motorfiets op, dat het opbergvak niet vol water loopt.

1. Instelmechanisme veer-voorbelasting

DAU01862*

Afstelling van de voorvork

Deze voorvork is uitgerust met afstelmechanismen voor de veer-voorbelasting, voor de uitslag-dempingskracht en voor de compressie-dempingskracht.

DW000037

WAARSCHUWING

Beide vorkpoten moeten op dezelfde druk worden ingesteld. Als de druk verschillend is, kan dit resulteren in slechte stuureigenschappen en inferieure stabiliteit.

1.Instelstand

2.Voorvorkdopbout

Afstellen van de voorbelasting

Draai de afstelbout in de a richting om de veer-voorbelasting te verhogen en draai de afsteller in de b richting om de veer-voor- belasting te verminderen. Zorg dat de gewenste instelling gelijk komt met de bovenkant van de voorvorkdopbout.

3-15

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DC000013

LET OP:

De groeven geven de afstellings-positie aan. Zorg dat de beide vorkhelften altijd hetzelfde zijn afgesteld.

 

 

Stug

 

Stan-

Zacht

 

 

 

daard

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stand

1

2

3

4

5

afsteller

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Instelschroef uitslag-dempingskracht

Afstellen van de uitslag-dempingskracht

Draai de stelschroef in de a richting om de uitslag-dempingskracht te verhogen en in de b richting om de uitslag-dempings- kracht te verminderen.

Minimum (zacht)

25 klikstanden uitgedraaid*

 

 

Standaard

9 klikstanden uitgedraaid*

 

 

Maximum (stug)

0 klikstanden uitgedraaid*

 

 

* Gerekend vanuit de volledig ingedraaide positie.

3

1. Instelschroef compressie-dempingskracht

Afstellen van de compressie-dempings- kracht

Draai de stelschroef in de a richting om de compressie-dempingskracht te verhogen en in de b richting om de compressie-dem- pingskracht te verlagen.

Minimum (zacht)

25 klikstanden uitgedraaid*

 

 

Standaard

12 klikstanden uitgedraaid*

 

 

Maximum (stug)

0 klikstanden uitgedraaid*

 

 

* Gerekend vanuit de volledig ingedraaide positie.

3-16

Loading...
+ 73 hidden pages