Yamaha YP250 User Manual [nl]

HANDLEIDING
YP250
5GM-28199-D0
DAU00001
INLEIDING
Als bezitter van een YP250 kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze YP250 optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw scooter, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw scooter in de beste staat te houden. Als bepaalde pun­ten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
1
2
4
5
6
7
8
9
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
DAU00005
1
Q
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
2
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of
3
X@
dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de scooter inspekteert of repareert.
4
<>
5
6
OPMERKING:
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient te nemen om beschadiging van de scooter te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkeli­jken of duidelijker te maken.
7
8
9
OPMERKING:
8 Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de scooter behorend onderdeel en dient ook
bij verkoop bij de scooter te blijven.
8 Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in deze handleiding en uw scooter, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN DE SCOOTER OVER TE GAAN.
1
2
4
5
6
7
8
9
1
2
3
4
5
DAU00008
6
7
8
9
© 1999 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1-ste druk, Oktober 1999
Alle rechten voorbehouden.
Iedere vorm van reproduktie, herdruk
of gebruik zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
YP250
HANDLEIDING
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE SCOOTER
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG.................................................................1-1
VEILIGHEIDSTIPS VOOR HET RIJDEN MET DIT MODEL...........................1-2
1
Q VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Een scooter is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste scooter kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de scooter in goede staat
2
3
blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een scooter moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
DAU00021
4
5
6
7
8
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoe­nen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risi­co’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere wegge­bruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
9
1-1
Q VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
VEILIGHEIDSTIPS VOOR HET RIJDEN MET DIT MODEL
DAU03099*
8 Geef een duidelijk signaal wanneer u gaat afslaan. 8 Remmen op een nat wegdek kan moeilijk en gevaarlijk zijn. Vermijd krachtig en plotseling remmen, want de
scooter zou kunnen gaan slippen. Rem op een nat wegdek voorzichtig en gelijkmatig.
8 Neem gas terug wanneer u bij een bocht komt. Na de bocht kunt u uw snelheid weer langzaam verhogen. 8 Wees voorzichtig als u langs geparkeerde auto’s rijdt. Een inzittende die u niet ziet aankomen, zou wel eens
plotseling een autoportier kunnen openen.
8 Tramrails, metalen platen en putdeksels worden bij nat weer bijzonder glad. Wees extra voorzichtig en
neem gas terug voordat u er overheen rijdt. Houd de scooter rechtop. Bij overhellen zou de scooter kunnen gaan slippen.
8 Bij het wassen van de scooter kunnen de remblokken nat en glibberig worden. Controleer na het wassen
even of de remmen goed werken, voor u gaat rijden.
8 Draag altijd een helm, handschoenen, niet-loszittende kleding (die strak om uw enkels en polsen zit) en een
felgekleurd jack.
8 Vervoer nooit te veel bagage op uw scooter. Een zwaar beladen scooter kan zeer onstabiel zijn.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9

BESCHRIJVING

Linker aanzicht ...................................................................................2-1
Rechter aanzicht.................................................................................2-2
Bedieningselementen/instrumenten...................................................2-3
2
BESCHRIJVING
12
3
456
7
8
Linker aanzicht
1
2
3
DAU00026
4
5
6
7
8
9
1. Achterste bagageruimte (blz. 3-14)
2. Steunbeugel (blz. 5-2)
3. Afsteller van de achterschokbreker (blz. 3-15)
4. Luchtfilter (blz. 6-16)
5. V-riemhuisluchtfilter (blz. 6-17)
6. Middenstandaard (blz. 6-24)
7. Zijstandaard (blz. 3-16)
8. Dop van de benzinetank (blz. 3-10)
2-1
9
10
11
12
15
16
17
13, 14
Rechter aanzicht
BESCHRIJVING
1
2
3
4
5
9. Bestuurderszadel (blz. 3-12)
10. Ventilatierooster (blz. 6-18)
11. Koplamp (blz. 6-28)
12. Radiateur
13. Acuu (blz. 6-26)
14. Zekeringenkast (blz. 6-27)
15.
Koelvloeistoftank
16. Kontrolevenster koelvloeistofreservoir (blz. 6-15)
17. Peilstok voor de motorolie (blz. 6-11)
2-2
(blz. 6-15)
6
7
8
9
18 19 20 21 22 23 24 25 26
27
28
29
BESCHRIJVING
Bedieningselementen/instrumenten
1
2
3
4
5
6
7
8
18. Achterremhendel (blz. 3-10)
9
19. Linker stuurschakelaars (blz. 3-6, 3-7)
20. Voorste bagageruimte A (blz. 3-14)
21. Digitale klok (blz. 3-6)
22. Snelheidsmeter (blz. 3-4)
23. Koelvloeistoftemperatuur-meter (blz. 3-5)
24. Benzinemeter (blz. 3-5)
25. Rechter stuurschakelaars (blz. 3-7, 3-9)
26. Voorremhendel (blz. 3-9)
27. Gasgreep
28. Voorste bagageruimte B (blz. 3-14)
29. Kontaktslot-schakelaar/Stuurslot (blz. 3-1)
2-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/Stuurslot ............................3-1
Kontrolelampjes......................................................3-2
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-
kontrolelampje.........................................................3-3
Snelheidsmeter.......................................................3-4
Diagnose-eenheid...................................................3-4
Anti-diefstal alarm (optioneel).................................3-5
Benzinemeter..........................................................3-5
Koelvloeistoftemperatuur-meter..............................3-5
Digitale klok.............................................................3-6
Stuurschakelaars....................................................3-6
Regelbare lichtbundel koplamp...............................3-8
Voorremhendel .......................................................3-9
Achterremhendel...................................................3-10
Dop van de benzinetank.......................................3-10
Benzine.................................................................3-11
Katalysator............................................................3-12
Voorzadel..............................................................3-12
Verstellen van het voorzadel.................................3-13
Bagagehouders.....................................................3-14
Afstelling van de achterschokbreker.....................3-15
Bagagedrager (optie)............................................3-16
Zijstandaard..........................................................3-16
Kontrole van de zijstandaard-
onderbrekingsschakelaar......................................3-17
3
I
G
N
I
T
I
O
N
P
LOCK
ON
OFF
OPEN
PUSH
PUSH
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00027
1
2
3
4
Kontaktslot-schakelaar/ Stuurslot
5
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschake­laar) dient voor het in- en uitschakelen
6
van de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.
7
ON
De elektrische circuits worden inge-
8
schakeld en de motor kan nu gestart wor­den. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet
9
verwijderd worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.
DAU00029
DAU00036
DAU00038
LOCK
DAU00040
Het stuur staat op slot en alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontakt­slot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Om het stuur te vergrendelen, draait u het geheel naar links. Terwijl u de sleutel die­per in de kontaktslot-schakelaar drukt, draait u de sleutel van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel. Om het stuur te ontgrendelen, draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.
X@
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de “OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor nog rijdt. De elektrische circuits worden dan uitgeschakeld zodat bepaalde bedieningsfunkties niet meer werken, hetgeen gevaar voor onge­lukken kan opleveren. Zorg dat de scooter geheel tot stilstand is geko­zen, vorrdat u het kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK” draait.
3-1
DAU01433
..
(Parkeerstand)
In deze stand is het stuur vergrendeld. Het achterlicht, nummerbordlicht en voor­ste parkeerlicht branden, maar alle ande­re elektrische circuits zijn uitgeschakeld. In deze stand kan de sleutel verwijderd worden. Om de contactschakelaar in de “
.
” stand
te zetten:
1. Zet de contactschakelaar eerst op “LOCK”.
2. Draai nu de sleutel iets naar links totdat deze stopt.
3. Houd de sleutel naar links gedraaid en druk hem in tot hij vastklikt.
Laat de contactschakelaar niet te lang in deze stand staan, anders kan de accu onnodig leegraken.
0.0
1.00
.
1
34
2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Olieverversing-kontrolelampje “7
2. Grootlicht-kontrolelampje “&”
3. Linker richtingaanwijzeralmpje “4”
4. Rechter richtingaanwijzerlampje “6”
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00078
Olieverversing-kontrolelampje 7
Wanneer dit kontrolelampje gaat knippe­ren, is het tijd de motorolie te verversen. Het lampje zal gaan knipperen na de eer­ste 1000 km en daarna om de 3000 km. (Zie voor het terugstellen de beschrijving onder “Verversen van de motorolie”.) Om het elektrisch circuit van het oliever­versing-kontrolelampje te kontroleren volgt u de aanwijzingen op blz. 3-3.
Grootlicht-kontrolelampje &
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het grootli­cht wordt ingeschakeld.
DAU03125
Richtingaanwijzer-controlelampjes
4”/“6
Wanneer u de richtingaanwijzerschake­laar naar links or rechts zet, gaat het bij­behorende controlelampje knipperen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje
1
2
3
4
Het oliepeil-kontrolelampje
5
licht enkele sekonden lang op en dooft dan.
6
7
Het elektrische circuit is in
8
orde. U kunt met de scooter rijden.
9
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON” Zet de motorstop-schakelaar op “#”.
DAU00076
Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.
Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.
3-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
0.0
1.00
.
123
1. Snelheidsmeter
2. Digitale kilometerller/dagteller
3. Nulstelknop
DAU01586
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid aan. Deze snelheidsmeter is tevens voor­zien van een digitale kilometerteller en een dagteller. Met een druk op de “TRIP” terugsteltoets kunt u overschakelen tussen de beide aanduidingen. Stel in op “ODO” om het totaal aantal ver­reden kilometers van de scooter te zien. Stel in op “TRIP” voor het aantal verreden kilometers sinds de dagteller het laatst op nul was teruggesteld.
Gebruik de dagteller samen met de brandstofmeter om te kijken hoeveel kilo­meter u met één volle tank kunt afleggen. Dan zult u voortaan nauwkeurig kunnen plannen waar en wanneer u moet stop­pen om te tanken.
Om de dagteller op “0.0” terug te stellen, drukt u op de terugsteltoets tot er “TRIP” wordt aangegeven. Dan drukt u nogmaals en houdt u voor het nulstellen van de “TRIP” dagteller de toets tenminste een seconde lang ingedrukt.
Diagnose-eenheid
DAU00108
Dit model is uitgerust met een diagnose­eenheid voor het circuit van het oliever­versing-kontrolelampje en de snelheid­smeter. Als er in het circuit van het olieverversing-kontrolelampje of in de snelheidsmeter een storing optreedt, begint het olieverversing-kontrolelampje te knipperen. Laat de scooter in dit geval door uw Yamaha dealer nakijken.
OPMERKING:
Het olieverversing-kontrolelampje kan gaan knipperen wanneer u gas geeft terwijl de scooter nog op de middenstan­daard staat, maar dit is een normaal ver­schijnsel.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
2
Anti-diefstal alarm (optioneel)
Deze scooter kan op aanvraag worden uitgerust met een anti-diefstal alarm.
1
Verzoek uw Yamaha dealer om het alarm voor u te bestellen en te installeren.
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU00109
1. Benzinemeter
DAU00110
Benzinemeter
Dit model is uitgerust met een elektrische benzinemeter zodat de bestuurder te allen tijde kan zien hoeveel benzine er in de tank zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er nog circa 1,0 L benzine in de tank over.
1. Koelvloeistoftemperatuur-meter 2 Rood merkteken
DAU03124*
Koelvloeistoftemperatuur-meter
Deze meter geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan wanneer de contactslot­schakelaar op “ON” staat. De tempera­tuur van de motor is afhankelijk van de weersomstandigheden en de mate waarin de motor belast wordt. Als de meternaald in het rode gebied komt, stop de scooter dan onmiddellijk en laat de motor afkoe­len. (Zie blz. 6-15 voor nadere bijzon­derheden.)
DC000002
<>
Als de motor oververhit is, stop dan onmiddellijk met rijden.
3-5
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1.00
.
12 3
1
2
3
4
OPMERKING:
Als u de klok weer op de juiste tijd wilt zetten, na een stroomonderbreking door het losmaken van de accu e.d. of na het gelijktijdig indrukken van de “h” en “m” toetsen, zet u de klok eerst op 1:00 AM en daarna stelt u de juiste tijd in.
1
2
3
1 Urentoets “h” 2 Minutentoets “m”
3. Digitale klok
DAU03089*
Digitale klok
Deze digitale klok geeft steeds de tijd aan, ongeacht de stand van de contact­slot-schakelaar.
Gelijkzetten van klok
1. Draai de contactsleutel naar “ON”.
2. De uren stelt u in door de “h” toets in te drukken of ingedrukt te houden.
3. De minuten stelt u in door de “m” toets in te drukken of ingedrukt te houden.
3-6
1. Inhaal-schakelaar “&”
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00119
Inhaal-schakelaar &
Druk op de schakelaar om het signaallicht te bedienen.
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar grootlicht en naar
%voor dimlicht.
DAU00121
&voor
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
1
2 3
1
2
3
1. Inhaal-schakelaar “&”
4
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “*”
5
Richtingaanwijzer-schakelaar
Om de rechter-richtingaanwijzer in te
6
schakelen, duwt u de schakelaar naar “6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te
7
schakelen, duwt u de schakelaar naar “4”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de
8
richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de mid-
9
denpositie staat.
Klaxon-schakelaar *
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “,”
DAU00127
DAU00129
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar draaien zal het dimlicht, de meterverlich­ting, de achterverlichting en de kenteken­plaatverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.
DAU00135
“'” te
“:” te
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Regelbare lichtbundel koplamp
DAU00136
3 : Grootlicht aan, 2 : Dimlicht aan
' : Parkeerlicht aan 1 : Licht uit
Links Rechts Parkeerlicht
%
2
1
'
1
&
%
1
1
3
2
'
'
2
&
3
1
'
To gebruiken lamp
Kwarts­gloeilamp
Kwarts­gloeilamp
12V
55W
12V
60/55W
12V
60/55W
12V 55W
België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden, Zwitserland
Engeland
OPMERKING:
De rechter en de linker-richting zijn de richtingen gezien vanuit de positie van iemand die tegenover de voorzijde van de scooter staat.
Landen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
2 3
1
2
3
1. Motorstop-schakelaar
4
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “,”
5
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veili­gheids-schakelaar voor gebruik onder
6
noodomstandigheden, zoals wanneer de scooter is omgevallen of bij problemen
7
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
#als u de motor wilt starten.
In noodgevallen draait u de schakelaar
8
naar
$”.
9
DAU00138
Startschakelaar “,”
DAU00143
Als u de startschakelaar indrukt zal de startmotor de motor doen ronddraaien.
DC000005
<>
Zie, alvorens de motor te starten, de paragraaf met aanwijzingen over het starten.
1. Voorremhendel
DAU00158
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het rechterhandvat van het stuur. Trek de hendel in om te remmen.
3-9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
2
1
1
2
3
1. Achterremhendel
DAU00163
Achterremhendel
De achterremhendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur. Om te rem­men, trekt u de achterremhendel in.
1. Deksel
2. Hendel
DAU03090*
Dop van de benzinetank
De dop van de benzinetank zit onder het deksel vooraan het zadel. Om het deksel te openen, schuift u de hendel naar voren en trekt u deze omhoog.
3-10
1. Dop van de benzinetank
Om de dop van de benzinetank te ope­nen, steekt u de sleutel in het slot en draait u deze naar rechts.
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
1
2
deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.
DAU00185
3
1. Markeringen
4
Om de dop te sluiten, plaatst u deze weer met de markeringen tegenover elkaar en
5
drukt u de dop omlaag. Draai de sleutel terug in de oorspronkelijke stand en
6
verwijder deze. Sluit het deksel.
X@
7
Zorg dat de benzinetankdop goed op zijn plaats zit en is afgesloten, alvo-
8
rens u met de scooter gaat rijden.
9
DWA00028*
1. Vulslang
2. Brandstonivo
DAU01183
Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.
DW000130
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onde­raan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.
3-11
DAU00191*
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
12 L
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
I
G
N
I
T
I
O
N
P
LOCK
ON
OFF
OPEN
PUSH
PUSH
Katalysator
DAU03098*
Deze scooter is voorzien van een kataly­sator in de uitlaat-knaldemper.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet meteen na het afzetten van de motor. Zorg dat het uitlaatsysteem voldoende is afgekoeld alvorens te beginnen met afstellingen of smering.
DC000114
<>
Neem de volgende punten in acht om brand of eventuele beschadigingen aan de scooter te voorkomen.
88
Gebruik uitsluitend loodvrije ben­zine. Bij gebruik van loodhouden­de benzine zal de katalysator onherstelbaar worden bescha­digd.
88
Parkeer de scooter nooit boven gras of op een andere plaats met brandbare materialen.
88
Laat de motor niet langdurig sta­tionair draaien.
3-12
Voorzadel
DAU03091*
Zadel openen
Steek de sleutel in het contactslot en draai deze naar links. Druk de sleutel bij het draaien niet in.
Zadel sluiten
Druk het voorzadel terug in de oor­spronkelijke stand en trek de sleutel uit het contactslot.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
11
2 2
1
2
3
4
OPMERKING:
5
8 Zet de scooter op de middenstan-
daard voordat u het voorzadel opent.
8 Zorg dat het voorzadel stevig geslo-
6
ten is, alvorens u met de scooter
7
gaat rijden.
8
9
1. Bestuurderszadel
DAU03096
Verstellen van het voorzadel
U kunt het voorzadel verstellen in de meest comfortabele stand voor het rijden.
3-13
1. Bout (×4)
2. Buss (×4)
Om het voorzadel te verstellen, klapt u het zadel open en verwijdert u de bouten en de bussen. Schuif het zadel nu vooruit of achteruit in de gewenste stand. Plaats de bussen weer en draai de bouten stevig vast. Druk tenslotte het zadel weer dicht.
Loading...
+ 68 hidden pages