Als bezitter van een YP250 kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime
ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie
van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze YP250
optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en
onderhoud van uw scooter, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen,
om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw scooter in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
1
2
4
5
6
7
8
9
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
DAU00005
1
Q
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM
UW PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
2
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of
3
X@
dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die
de scooter inspekteert of repareert.
4
<>
5
6
OPMERKING:
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht
dient te nemen om beschadiging van de scooter te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.
7
8
9
OPMERKING:
8Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de scooter behorend onderdeel en dient ook
bij verkoop bij de scooter te blijven.
8Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in
deze handleiding en uw scooter, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up
to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw
Yamaha dealer.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN
DE SCOOTER OVER TE GAAN.
schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
YP250
HANDLEIDING
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE SCOOTER
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG.................................................................1-1
VEILIGHEIDSTIPS VOOR HET RIJDEN MET DIT MODEL...........................1-2
1
Q VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Een scooter is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn
echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste scooter kan niet méér
dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de scooter in goede staat
2
3
blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook
in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De
berijder van een scooter moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de
geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
DAU00021
4
5
6
7
8
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een
auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van
scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te
rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een
ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je
doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
9
1-1
Q VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
VEILIGHEIDSTIPS VOOR HET RIJDEN MET DIT MODEL
DAU03099*
8Geef een duidelijk signaal wanneer u gaat afslaan.
8Remmen op een nat wegdek kan moeilijk en gevaarlijk zijn. Vermijd krachtig en plotseling remmen, want de
scooter zou kunnen gaan slippen. Rem op een nat wegdek voorzichtig en gelijkmatig.
8Neem gas terug wanneer u bij een bocht komt. Na de bocht kunt u uw snelheid weer langzaam verhogen.
8Wees voorzichtig als u langs geparkeerde auto’s rijdt. Een inzittende die u niet ziet aankomen, zou wel eens
plotseling een autoportier kunnen openen.
8Tramrails, metalen platen en putdeksels worden bij nat weer bijzonder glad. Wees extra voorzichtig en
neem gas terug voordat u er overheen rijdt. Houd de scooter rechtop. Bij overhellen zou de scooter kunnen
gaan slippen.
8Bij het wassen van de scooter kunnen de remblokken nat en glibberig worden. Controleer na het wassen
even of de remmen goed werken, voor u gaat rijden.
8Draag altijd een helm, handschoenen, niet-loszittende kleding (die strak om uw enkels en polsen zit) en een
felgekleurd jack.
8Vervoer nooit te veel bagage op uw scooter. Een zwaar beladen scooter kan zeer onstabiel zijn.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00027
1
2
3
4
Kontaktslot-schakelaar/
Stuurslot
5
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen
6
van de ontsteking en van de verlichting.
Hieronder volgt de beschrijving van de
bediening.
7
ON
De elektrische circuits worden inge-
8
schakeld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in
deze stand staat, kan de sleutel niet
9
verwijderd worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze
stand staat, kan de sleutel verwijderd
worden.
DAU00029
DAU00036
DAU00038
LOCK
DAU00040
Het stuur staat op slot en alle elektrische
circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan
de sleutel verwijderd worden.
Om het stuur te vergrendelen, draait u het
geheel naar links. Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslot-schakelaar drukt,
draait u de sleutel van “OFF” naar
“LOCK” en verwijdert u de sleutel.
Om het stuur te ontgrendelen, draait u de
sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.
X@
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de
“OFF” of “LOCK” stand terwijl de
motor nog rijdt. De elektrische circuits
worden dan uitgeschakeld zodat
bepaalde bedieningsfunkties niet meer
werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de
scooter geheel tot stilstand is gekozen, vorrdat u het kontaktsleuteltje
naar “OFF” of “LOCK” draait.
3-1
DAU01433
..
(Parkeerstand)
In deze stand is het stuur vergrendeld.
Het achterlicht, nummerbordlicht en voorste parkeerlicht branden, maar alle andere elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
In deze stand kan de sleutel verwijderd
worden.
Om de contactschakelaar in de “
.
” stand
te zetten:
1. Zet de contactschakelaar eerst op
“LOCK”.
2. Draai nu de sleutel iets naar links
totdat deze stopt.
3. Houd de sleutel naar links gedraaid
en druk hem in tot hij vastklikt.
Laat de contactschakelaar niet te lang in
deze stand staan, anders kan de accu
onnodig leegraken.
0.0
1.00
.
1
34
2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Olieverversing-kontrolelampje “7”
2. Grootlicht-kontrolelampje “&”
3. Linker richtingaanwijzeralmpje “4”
4. Rechter richtingaanwijzerlampje “6”
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00078
Olieverversing-kontrolelampje “7”
Wanneer dit kontrolelampje gaat knipperen, is het tijd de motorolie te verversen.
Het lampje zal gaan knipperen na de eerste 1000 km en daarna om de 3000 km.
(Zie voor het terugstellen de beschrijving
onder “Verversen van de motorolie”.)
Om het elektrisch circuit van het olieverversing-kontrolelampje te kontroleren
volgt u de aanwijzingen op blz. 3-3.
Grootlicht-kontrolelampje “&”
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.
DAU03125
Richtingaanwijzer-controlelampjes
“4”/“6”
Wanneer u de richtingaanwijzerschakelaar naar links or rechts zet, gaat het bijbehorende controlelampje knipperen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje
1
2
3
4
Het oliepeil-kontrolelampje
5
licht enkele sekonden lang op
en dooft dan.
6
7
Het elektrische circuit is in
8
orde. U kunt met de scooter
rijden.
9
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”
Zet de motorstop-schakelaar op “#”.
DAU00076
Het oliepeil-kontrolelampje
licht niet op.
Vraag uw Yamaha dealer
om het elektrische circuit te
inspekteren.
3-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
0.0
1.00
.
123
1. Snelheidsmeter
2. Digitale kilometerller/dagteller
3. Nulstelknop
DAU01586
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
aan. Deze snelheidsmeter is tevens voorzien van een digitale kilometerteller en
een dagteller.
Met een druk op de “TRIP” terugsteltoets
kunt u overschakelen tussen de beide
aanduidingen.
Stel in op “ODO” om het totaal aantal verreden kilometers van de scooter te zien.
Stel in op “TRIP” voor het aantal verreden
kilometers sinds de dagteller het laatst op
nul was teruggesteld.
Gebruik de dagteller samen met de
brandstofmeter om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen.
Dan zult u voortaan nauwkeurig kunnen
plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.
Om de dagteller op “0.0” terug te stellen,
drukt u op de terugsteltoets tot er “TRIP”
wordt aangegeven. Dan drukt u nogmaals
en houdt u voor het nulstellen van de
“TRIP” dagteller de toets tenminste een
seconde lang ingedrukt.
Diagnose-eenheid
DAU00108
Dit model is uitgerust met een diagnoseeenheid voor het circuit van het olieverversing-kontrolelampje en de snelheidsmeter. Als er in het circuit van het
olieverversing-kontrolelampje of in de
snelheidsmeter een storing optreedt,
begint het olieverversing-kontrolelampje
te knipperen. Laat de scooter in dit geval
door uw Yamaha dealer nakijken.
OPMERKING:
Het olieverversing-kontrolelampje kan
gaan knipperen wanneer u gas geeft
terwijl de scooter nog op de middenstandaard staat, maar dit is een normaal verschijnsel.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
2
Anti-diefstal alarm (optioneel)
Deze scooter kan op aanvraag worden
uitgerust met een anti-diefstal alarm.
1
Verzoek uw Yamaha dealer om het alarm
voor u te bestellen en te installeren.
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU00109
1. Benzinemeter
DAU00110
Benzinemeter
Dit model is uitgerust met een elektrische
benzinemeter zodat de bestuurder te
allen tijde kan zien hoeveel benzine er in
de tank zit. Als de naald op “E” (leeg)
staat, blijft er nog circa 1,0 L benzine in
de tank over.
Deze meter geeft de temperatuur van de
koelvloeistof aan wanneer de contactslotschakelaar op “ON” staat. De temperatuur van de motor is afhankelijk van de
weersomstandigheden en de mate waarin
de motor belast wordt. Als de meternaald
in het rode gebied komt, stop de scooter
dan onmiddellijk en laat de motor afkoelen. (Zie blz. 6-15 voor nadere bijzonderheden.)
DC000002
<>
Als de motor oververhit is, stop dan
onmiddellijk met rijden.
3-5
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1.00
.
123
1
2
3
4
OPMERKING:
Als u de klok weer op de juiste tijd wilt
zetten, na een stroomonderbreking door
het losmaken van de accu e.d. of na het
gelijktijdig indrukken van de “h” en “m”
toetsen, zet u de klok eerst op 1:00 AM
en daarna stelt u de juiste tijd in.
1
2
3
1 Urentoets “h”
2 Minutentoets “m”
3. Digitale klok
DAU03089*
Digitale klok
Deze digitale klok geeft steeds de tijd
aan, ongeacht de stand van de contactslot-schakelaar.
Gelijkzetten van klok
1. Draai de contactsleutel naar “ON”.
2. De uren stelt u in door de “h” toets in
te drukken of ingedrukt te houden.
3. De minuten stelt u in door de “m”
toets in te drukken of ingedrukt te
houden.
3-6
1. Inhaal-schakelaar “&”
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00119
Inhaal-schakelaar “&”
Druk op de schakelaar om het signaallicht
te bedienen.
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar
grootlicht en naar
“%” voor dimlicht.
DAU00121
“&” voor
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
1
2
3
1
2
3
1. Inhaal-schakelaar “&”
4
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “*”
5
Richtingaanwijzer-schakelaar
Om de rechter-richtingaanwijzer in te
6
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te
7
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“4”. Als u de schakelaar loslaat, keert
deze terug naar de middenpositie. Om de
8
richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt
u de schakelaar in, terwijl deze in de mid-
9
denpositie staat.
Klaxon-schakelaar “*”
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “,”
DAU00127
DAU00129
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting, de achterverlichting en de kentekenplaatverlichting ingeschakeld worden.
Door de lichtschakelaar naar
draaien zal de koplamp ook ingeschakeld
worden.
DAU00135
“'” te
“:” te
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
De rechter en de linker-richting zijn de richtingen gezien vanuit de positie van iemand die tegenover de voorzijde van de scooter staat.
Landen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
2
3
1
2
3
1. Motorstop-schakelaar
4
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “,”
5
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder
6
noodomstandigheden, zoals wanneer de
scooter is omgevallen of bij problemen
7
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
“#” als u de motor wilt starten.
In noodgevallen draait u de schakelaar
8
naar
“$”.
9
DAU00138
Startschakelaar “,”
DAU00143
Als u de startschakelaar indrukt zal de
startmotor de motor doen ronddraaien.
DC000005
<>
Zie, alvorens de motor te starten, de
paragraaf met aanwijzingen over het
starten.
1. Voorremhendel
DAU00158
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur. Trek de
hendel in om te remmen.
3-9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
2
1
1
2
3
1. Achterremhendel
DAU00163
Achterremhendel
De achterremhendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur. Om te remmen, trekt u de achterremhendel in.
1. Deksel
2. Hendel
DAU03090*
Dop van de benzinetank
De dop van de benzinetank zit onder het
deksel vooraan het zadel.
Om het deksel te openen, schuift u de
hendel naar voren en trekt u deze
omhoog.
3-10
1. Dop van de benzinetank
Om de dop van de benzinetank te openen, steekt u de sleutel in het slot en
draait u deze naar rechts.
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
1
2
deze dan onmiddellijk weg met een
droge, zachte doek. Benzine kan
geverfde oppervlakken en plastic
afwerking aantasten.
DAU00185
3
1. Markeringen
4
Om de dop te sluiten, plaatst u deze weer
met de markeringen tegenover elkaar en
5
drukt u de dop omlaag. Draai de sleutel
terug in de oorspronkelijke stand en
6
verwijder deze. Sluit het deksel.
X@
7
Zorg dat de benzinetankdop goed op
zijn plaats zit en is afgesloten, alvo-
8
rens u met de scooter gaat rijden.
9
DWA00028*
1. Vulslang
2. Brandstonivo
DAU01183
Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzine
in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in
de afbeelding aangegeven.
DW000130
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt gemorst.
Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de
kans dat de benzinetank overloopt, als
de benzine door verwarming uitzet.
3-11
DAU00191*
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een
oktaangehalte van 91 ron of hoger
(oktaangehalte zoals door
onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
12 L
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
I
G
N
I
T
I
O
N
P
LOCK
ON
OFF
OPEN
PUSH
PUSH
Katalysator
DAU03098*
Deze scooter is voorzien van een katalysator in de uitlaat-knaldemper.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet meteen na
het afzetten van de motor.
Zorg dat het uitlaatsysteem voldoende
is afgekoeld alvorens te beginnen met
afstellingen of smering.
DC000114
<>
Neem de volgende punten in acht om
brand of eventuele beschadigingen
aan de scooter te voorkomen.
88
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal de katalysator
onherstelbaar worden beschadigd.
88
Parkeer de scooter nooit boven
gras of op een andere plaats met
brandbare materialen.
88
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
3-12
Voorzadel
DAU03091*
Zadel openen
Steek de sleutel in het contactslot en
draai deze naar links. Druk de sleutel bij
het draaien niet in.
Zadel sluiten
Druk het voorzadel terug in de oorspronkelijke stand en trek de sleutel uit
het contactslot.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
11
22
1
2
3
4
OPMERKING:
5
8 Zet de scooter op de middenstan-
daard voordat u het voorzadel opent.
8 Zorg dat het voorzadel stevig geslo-
6
ten is, alvorens u met de scooter
7
gaat rijden.
8
9
1. Bestuurderszadel
DAU03096
Verstellen van het voorzadel
U kunt het voorzadel verstellen in de
meest comfortabele stand voor het rijden.
3-13
1. Bout (×4)
2. Buss (×4)
Om het voorzadel te verstellen, klapt u
het zadel open en verwijdert u de bouten
en de bussen. Schuif het zadel nu vooruit
of achteruit in de gewenste stand. Plaats
de bussen weer en draai de bouten stevig
vast. Druk tenslotte het zadel weer dicht.
Loading...
+ 68 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.