Yamaha XJR1300 (2000) User Manual [nl]

Yamaha XJR1300 (2000) User Manual

HANDLEIDING

XJR1300

XJR1300SP

5EA-28199-D2

DAU00001

INLEIDING

 

 

 

 

 

Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!

Als bezitter van een XJR1300/XJR1300SP kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze XJR1300/XJR1300SP optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.

Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DAU00005

 

Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:

 

 

 

Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW

 

 

 

PERSOONLIJKE VEILIGHEID!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of

 

WAARSCHUWING

 

dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de

 

 

 

 

 

 

motorfiets inspekteert of repareert.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient

 

LET OP:

 

 

 

te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OPMERKING:

Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakke-

 

 

 

lijken of duidelijker te maken.

 

 

 

 

OPMERKING:

Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven.

Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gegevens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DW000002

WAARSCHUWING

LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DAU00008

XJR1300/XJR1300SP

HANDLEIDING

© 1999 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1-ste druk, Juli 1999

Alle rechten voorbehouden. Iedere vorm van reproduktie, herdruk

of gebruik zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is ten strengste verboden.

Gedrukt in Japan.

DAU00009

INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING

 

 

 

 

 

1

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

 

1

 

 

 

 

 

 

 

2

BESCHRIJVING

 

2

 

 

 

 

 

 

 

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

3

 

 

 

 

 

 

 

4

KONTROLE VOOR HET RIJDEN

 

4

 

 

 

 

 

 

 

5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

 

5

 

 

 

 

 

 

 

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

 

6

 

 

 

 

 

 

 

7

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

 

7

 

 

 

 

 

 

 

8

TECHNISCHE GEGEVENS

 

8

 

 

 

 

 

 

 

9

INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

 

9

 

 

 

 

INDEX

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG ....................................................

1-1

1

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

DAU00021

 

Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.

1

Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.

Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knieen elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.

Veel plezier onderweg!

1-1

 

BESCHRIJVING

 

 

Linker aanzicht ...................................................................................

2-1

Rechter aanzicht ................................................................................

2-2

Bedieningselementen/instrumenten...................................................

2-3

2

BESCHRIJVING

DAU00026

 

Linker aanzicht

2

1. Koppelingsvloeistofreservoir

(blz. 6-18)

2. Benzinekraan

(blz. 3-10)

3. Afstelring voor de voorbelasting van de achterschokbreker

(blz. 3-13)

4. Klemmen voor bagagesnelbinders

(blz. 3-15)

5. Helmhouder/zadelvergrendeling

(blz. 3-12 / blz. 3-11)

6. Versnellingspedaal

(blz. 3-7)

7. Motoroliefilter-element

(blz. 6-8)

2-1

BESCHRIJVING

Rechter aanzicht

2

8. Achterlicht/remlicht

(blz. 6-27)

13. Luchtfilter

(blz. 6-10)

9. Klemmen voor bagagensnelbinders

(blz. 3-15)

14. Benzinetank

(blz. 3-9)

10. Gereedschapsset

(blz. 6-1)

15. Voorste remvloeistofreservoir

(blz. 6-18)

11. Achterste remvloeistofreservoir

(blz. 6-18)

16. Koplamp

(blz. 6-25)

12. Zekeringen

(blz. 6-25)

17. Achterrempedaal

(blz. 3-8)

2-2

BESCHRIJVING

Bedieningselementen/instrumenten

2

1.

Koppelingshendel

(blz. 3-7)

7.

Rechter stuurschakelaars

(blz. 3-6)

2.

Linker stuurschakelaars

(blz. 3-5)

8.

Voorremhendel

(blz. 3-8)

3.

Chokeknop (choke) “

 

 

 

(blz. 3-11)

9.

Gashendel

(blz. 6-12)

 

 

4.

Snelheidsmeter

 

 

 

 

(blz. 3-4)

10.

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot

(blz. 3-1)

5.

Benzinemeter

(blz. 3-5)

11.

Afstelbout voor de veer-

 

6.

Toerenteller

(blz. 3-4)

 

voorbelasting van de voorvork

(blz. 3-13)

2-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot ...........................

3-1

Kontrolelampjes ....................................................

3-2

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-

 

kontrolelampje ....................................................

3-3

Snelheidsmeter.....................................................

3-4

Toerenteller ...........................................................

3-4

Anti-diefstal alarm (optioneel)...............................

3-4

Benzinemeter .......................................................

3-5

Stuurschakelaars ..................................................

3-5

Koppelingshendel .................................................

3-7

Versnellingspedaal................................................

3-7

Voorremhendel .....................................................

3-8

Achterrempedaal ..................................................

3-8

Benzinetankdop ...................................................

3-9

 

Benzine ................................................................

3-9

 

Benzinekraan .....................................................

3-10

 

Chokeknop (choke) “

 

3-11

 

 

 

Zadel ..................................................................

3-11

 

Helmhouder

3-12

 

3

Opbergvak

3-12

 

..................................Afstelling van de voorvork

3-13

 

Afstelling van de achterschokbreker ..................

3-13

 

Klemmen voor bagagesnelbinders.....................

3-15

 

Zijstandaard .......................................................

3-15

 

Kontrole van de zijstandaard/

 

 

koppelings-onderbrekingsschakelaar...............

3-15

 

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00027

 

3

1. Indrukken

2. Draaien

DAU00029*

DAU00040

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot

De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het inen uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.

DAU00036

ON

De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.

DAU00038

LOCK

Het stuur staat op slot en alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontakt- slot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Om het stuur te vergrendelen, draait u het geheel naar links.

Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslotschakelaar drukt, draait u de sleutel van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel.

Om het stuur te ontgrendelen draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.

DW000016

WAARSCHUWING

@

Draai nooit het kontaktsleuteltje in de “OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor nog rijdt. De elektrische circuits worden dan uitgeschakeld zodat bepaalde bedieningsfunkties niet meer werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel tot stilstand is gekozen, vorrdat u het kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK” draait.

@

OFF

Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

3-1

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU01590

(Parkeren)

Het stuur staat op slot en het achterlicht en het voorste parkeerlicht staan aan maar verder zijn alle elektrische circuits uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

Voor het gebruik van de parkeerstand vergrendelt u eerst het stuur en dan draait u de sleutel naar “”. Deze stand mag u niet te lang achtereen gebruiken, anders kan de accu leegraken.

1.Linker richtingsaanwijzer-kontrolelampjes “

2.Grootlicht-kontrolelampje

3.Vrijstand-kontrolelampje

4.Rechter richtingsaanwijzer-kontrolelampjes “

5.Oliepeil-kontrolelampje

DAU00061

Vrijstand-kontrolelampje “

Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.

DAU01313

Oliepeil-kontrolelampje “

Dit controlelampje licht op als het oliepeil te laag is. Dit elektrische circuit kan gekontro-

leerd worden volgens de procedure op 3 blz. 3-3.

DC000000

LET OP:

@

Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt als er niet voldoende olie in het carter

DAU00056

Kontrolelampjes

DAU00058

Richtingsaanwijzer-kontrolelampjes “ ” / “ ”

Bij het naar rechts of ls zetten van de richtingsaanwijzer gaat het bijbehorende lampje knipperen.

DAU00063

Grootlicht-kontrolelampje “

Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.

aanwezig is.

@

OPMERKING:

@

Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeil-controle- lampje op een helling of tijdens plotseling accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.

@

3-2

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00073

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje

Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”

Zet de motorstop-schakelaar op “ ”.

Wacht enkele sekonden

(zie de OPMERKING).

3

OPMERKING:

Bij inschakelen met de kontaktsleutel hoort het oliepeilkontrolelampje enkele sekonden op te lichten, om dan te doven. Als het kontrolelampje helemaal niet oplicht, vraagt u dan uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.

 

 

Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.

 

 

 

Het oliepeil-kontrolelampje licht op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zet de versnelling in z’n vrij of druk de koppe-

 

 

 

 

 

Kontroleer het

 

 

 

lingshendel in en druk dan op de startschakelaar.

 

 

 

 

 

oliepeil.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het oliepeil-kontrole-

 

 

Het oliepeil-kontrole-

 

 

 

Het oliepeil is

 

 

Het oliepeil is

 

 

lampje licht op.

 

 

lampje licht niet op.

 

 

 

voldoende.

 

 

te laag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het oliepeil en het elektrische circuit zijn in orde. U kunt met de motorfiets rijden.

Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.

Vul motorolie bij.

3-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Nulstelknop

2.Dagteller

3.Kilometerteller

4.Snelheidsmeter

DAU00097

Snelheidsmeter

De snelheidsmeter geeft de snelheid van de motorfiets aan. De snelheidsmeter is tevens uitgerust met een kilometerteller en een dagteller. De dagteller kan op nul teruggezet worden met de nulstelknop. Gebruik deze dagteller in kombinatie met de benzinemeter om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen. Als u dit enkele malen doet, zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.

1.Toerenteller

2.Rode gebied

DAU00101

Toerenteller

Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.

DC000003

LET OP:

Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt.

Rode gebied: 9.500 tpm en hoger

DAU00109

Anti-diefstal alarm (optioneel)

Deze motorfiets kan op aanvraag worden uitgerust met een anti-diefstal alarm. Verzoek uw Yamaha dealer om het alarm voor u te bestellen en te installeren.

3

3-4

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Benzinemeter

DAU00110

Benzinemeter

Dit model is uitgerust met een elektrische benzinemeter zodat de bestuurder te allen tijde kan zien hoeveel benzine er in de tank zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er nog circa 4,5 L benzine in de tank over.

1.Inhaal-schakelaar “PASS”

2.Grootlicht/dimlicht-schakelaar

3.Richtingaanwijzer-schakelaar

4.Klaxon-schakelaar

DAU00118

Stuurschakelaars

DAU00120

Inhaal-schakelaar “PASS”

Druk op de schakelaar om het signaallicht te bedienen.

DAU00121

Grootlicht/dimlicht-schakelaar

Draai de schakelaar naar “ ” voor grootlicht en naar “ ” voor dimlicht.

DAU00127

Richtingaanwijzer-schakelaar

Om de rechter-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “ ”. Om de linker-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “ ”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.

DAU00129

Klaxon-schakelaar “

Druk de schakelaar in om te klaxoneren.

3-5

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00143

Startschakelaar “

Als u de startschakelaar indrukt zal de startmotor de motor doen ronddraaien.

DC000005

LET OP:

Zie, alvorens de motor te starten, de paragraaf met aanwijzingen over het star-

ten.

3

1.Motorstop-schakelaar

2.Lichtschakelaar

3.Startschakelaar “

DAU00138

Motorstop-schakelaar

De motorstop-schakelaar is een veilig- heids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar “ ” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “ ”.

DAU00134

Lichtschakelaar

Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.

3-6

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Koppelingshendel

DAU00153

Koppelingshendel

De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur. Het is voorzien van een hendel-afsteller en een koppelingsschakelaar die is geïntegreerd in het startblokkeersysteem. (Zie de paragrafen over het starten van de motor voor een beschrijving van dit systeem.)

Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten pakken, laat u de koppelingshendel weer langzaam los. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam los te laten.

1.Hendel-afsteller

2.Pijlteken

Voor het bijstellen van de afstand tussen de koppelingshendel en het stuurhandvat, draait u aan de afsteller terwijl u de hendel naar voren duwt. Let op dat de standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.

1. Versnellingspedaal

DAU00157

Versnellingspedaal

Deze motorfiets is uitgerust met een 5-ver- snellingsbak met konstante aangrijping. Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.

3-7

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Voorremhendel

DAU00161

Voorremhendel

De voorremhendel is bevestigd aan het rechterhandvat van het stuur en is voorzien van een hendel-afsteller. Om de voorrem aan te trekken, knijpt u de hendel naar het stuur toe.

1.Pijlteken

2.Hendel-afsteller

Om de afstand tussen de voorremhendel en het stuurhandvat bij te stellen, draait u aan de afsteller terwijl u de hendel naar voren trekt. Let op dat de standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.

3

1. Achterrempedaal

DAU00162

Achterrempedaal

Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om te remmen.

3-8

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1.Slotdeksel

2.Openen

DAU02935

Benzinetankdop

Openen

Schuif het afdekplaatje weg van het sleutelgat, steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu van het slot gehaald en kan verwijderd worden.

Sluiten

Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Schuif het afdekplaatje weer voor het sleutelgat.

OPMERKING:

De benzinetankdop kan niet op de tank gedraaid worden als de sleutel niet in het sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop niet goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit verwijderd worden.

DW000023

WAARSCHUWING

Kontroleer altijd of de benzinetankdop goed op de bezinetank zit, alvorens weg te rijden.

1.Vulslang

2.Brandstofnivo

DAU01183

Benzine

Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.

DW000130

WAARSCHUWING

@

Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.

@

3-9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00185

LET OP:

Als er benzine wordt gemorst, veeg deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.

DAU00191

Aanbevolen brandstof:

Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).

Inhoud benzinetank: Totaal:

21 L

Reserve:

4,5 L

OPMERKING:

Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.

ON: normale-stand

1. Pijlteken op “ON”

DAU00207

Benzinekraan

De benzinekraan voert benzine toe aan de carburateurs en zorgt tegelijkertijd dat de benzine wordt gefilterd. De benzinekraan heeft drie verschillende standen, die u als volgt gebruikt.

ON

Met de benzinekraan in deze stand stroomt er benzine naar de motor wanneer deze loopt. Zet de benzinekraan in deze stand voor het starten van de motor en voor het wegrijden.

RES: reserve-stand

3

1. Pijlteken op “RES”

RES

Dit is de stand voor reserve. Als tijdens het rijden met de benzinekraan in de “ON” stand de tank leeg raakt, draai dan gauw de hendel in deze stand. Anders kan de motor afslaan en zult u deze niet meer kunnen starten zonder de choke te gebruiken. Na het overschakelen op de reservebrandstof dient u de tank wel bij de eerste gelegenheid bij te vullen, om na het bijtanken vooral de benzinekraan weer terug te zetten in de normale “ON” stand!

3-10

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

PRI: start-stand

3

1. Pijlteken op “PRI”

PRI

Deze afkorting van het Engelse “prime” staat voor de choke. Als de motor zonder benzine komt te staan, draait u de hendel in de “PRI” stand om rechtstreeks benzine naar de carburateurs toe te voeren. Hierdoor zal de motor sneller starten. Zet echter na het starten van de motor vooral de benzinekraan terug in de normale “ON” stand (of in de “RES” stand als u nog niet hebt bijgetankt).

1. Chokeknop (choke) “

DAU02976

Chokeknop (choke) “

Het starten van een koude motor vereist een rijker mengsel (meer benzine/minder lucht). Een gescheiden choke-startcircuit zorgt voor de toevoer van dit verrijkte mengsel.

Draai in de a richting om de chokeknop (choke) in te schakelen.

Draai in de b richting om de chokeknop (choke) uit te schakelen.

1. Openen

DAU01721

Zadel

Verwijderen

Steekt u de sleutel in het slot van de helmhouder en draait u de sleutel om, zoals aangegeven.

3-11

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Uitsteeksel

2.Houder

Aanbrengen

Steekt u de nok aan de voorkant van het zadel in de uitsparing van het chassis en drukt u het zadel naar beneden.

OPMERKING:

Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het zadel goed vast zit.

1. Openen

DAU00260

Helmhouder

Om de helmhouder te openen, steekt u de sleutel in het slot en draait u deze in de aangegeven richting.

Om de helmhouder te sluiten, drukt u deze weer terug naar de normale stand.

DW000030

WAARSCHUWING

Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.

3

1.U-LOCK

2.Riem (× 2)

DAU01688

Opbergvak

Dit opbergvak is ontworpen voor opslag van een origineel Yamaha U-LOCK beugelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht niet passen.) Zorg bij opslag dat het slot goed is vastgemaakt.

Om te zorgen dat de riempjes niet losraken, dient u deze zelfs vast te maken als er geen U-LOCK beugelslot in het opbergvak aanwezig is.

Als u deze gebruiksaanwijzing of andere documenten in het opbergvak wilt bewaren, dient u deze in een plastic zak te doen zodat ze niet nat worden. Let bij het wassen van de motorfiets op, dat het opbergvak niet vol water loopt.

3-12

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Veervoorbelasting-instelbout

DAU00285

Afstelling van de voorvork

Deze voorvork is uitgevoerd met afstelbouten voor de voorbelasting.

DW000037

WAARSCHUWING

Beide vorkpoten moeten op dezelfde druk worden ingesteld. Als de druk verschillend is, kan dit resulteren in slechte stuureigenschappen en inferieure stabiliteit.

Stel de voorbelasting als volgt in.

Draai de afstelbouten in richting a om de voorbelasting van de vering te verhogen, en in richting bom de voorbelasting van de vering te verlagen.

1.Instelstand

2.Dop van de voorvork

DC000013

LET OP:

De groeven geven de afstellings-positie aan. Zorg dat de beide vorkhelften altijd hetzelfde zijn afgesteld.

 

 

 

Stug

 

Stan-

Zacht

 

 

 

 

daard

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stand

1

2

 

3

4

5

6

7

afsteller

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.Bovenste instelring

2.Onderste instelring

DAU01783

Afstelling van de achterschokbreker

De schokbrekers zijn uitgerust met afstelringen voor de veer-voorbelasting.

Om de veer-voorbelasting te verhogen, draait u de afstelringen zoals in afbeelding a is aangegeven.

3-13

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1.Bovenste instelring

2.Onderste instelring

Om de veer-voorbelasting te verlagen, draait u de afstelringen zoals in

afbeelding b is aangegeven.

Stand afsteller

 

STUG

STANDAARD/

ZACHT

 

DW000040

WAARSCHUWING

Stel de twee schokbrekers altijd hetzelfde af. Als de schokbrekers verschillend zijn afgesteld, zal dit leiden tot moeilijker bediening van de motorfiets en verlies aan wegligging.

DAU00316

WAARSCHUWING

@

Deze schokbrekers bevatten stikstofgas onder bijzonder hoge druk. Lees de on-

derstaande informatie aandachtig door

 

alvorens over te gaan tot onder-

 

houdswerkzaamheden aan de schok-

 

brekers.

Yamaha

is

niet

 

verantwoordelijk

voor

beschadigingen

3

of verwondingen

ontstaan door

ver-

 

keerd behandelen van de schokbrekers.

Probeer de cilinders niet te openen.

Zorg dat de schokbrekers niet in de buurt komen van open vuur of blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Dit zou kunnen leiden tot een ontploffing door uitzetting van het stikstofgas.

Zorg dat de cilinders niet vervormd of anderzins beschadigd worden. Dit zal een slechte werking van de schokbrekers tot gevolg hebben.

Als er iets mis is met de schokbrekers of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng uw motorfiets dan naar een Yamaha dealer.

@

3-14

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Klemmen voor bagagesnelbinder (× 4)

DAU00324

Klemmen voor bagagesnelbinders

Onder het passagierszadel bevinden zich vier klemmen voor bagagesnelbinders, waarvan er twee naar buiten kunnen worden gedraaid voor gemakkelijker toegang.

DAU00330

Zijstandaard

Dit model is uitgerust met een onderbrekingscircuit voor de onsteking. Rijd nooit met de motorfiets terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. De zijstandaard bevindt zich aan de linkerkant. (Zie blz. 5-1 voor een uitleg van dit onderbrekingscircuit).

DW000044

WAARSCHUWING

Rijd nooit met deze motorfiets terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. Als de zijstandaard niet volledig is opgeklapt, kan het gebeuren dat deze de grond raakt waardoor u uw balans zou kunnen verliezen met als gevolg een zeer ernstig ongeluk. Yamaha heeft in deze motorfiets een onderbrekingscircuit voor de ontsteking ingebouwd om ongelukken door een niet goed ingeklapte zijstandaard te vermijden. Voer de hieronder beschreven procedure regelmatig uit, om te kontroleren of het onderbrekingscircuit juist funktioneert. Mocht er iets mis zijn met het onderbrekingscircuit, raadpleeg dan onmiddellijk een Yamaha dealer.

DAU00332

Kontrole van de zijstandaard/ koppelingsonderbrekingsschakelaar

Kontroleer de zijstandaarden koppelingsonderbrekingsschakelaar op een juiste werking. Volg hiervoor de onderstaande procedure.

DW000046

WAARSCHUWING

@

Zet de motorfiets op de middenstandaard als u deze inspektie uitvoert.

Als de werking niet naar behoren is, raadpleegt u dan een Yamaha dealer.

@

CD-08D

DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKE- LAAR NAAR “ON” EN DE MOTORSTOPSCHAKELAAR NAAR

”.

ER IS EEN VERSNELLING INGESCHAKELD EN DE ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT.

3-15

Loading...
+ 66 hidden pages