Yamaha XJR1300 (2000) User Manual [nl]

HANDLEIDING
XJR1300
XJR1300SP
5EA-28199-D2
DAU00001
INLEIDING
Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouw­baarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lez en, om de moge­lijkheden van deze XJR1300/XJR1300SP optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding v ele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veilig­heid heeft voorrang!
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgen de symbolen en/of aan duidingen :
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de motorfiets inspekteert of repareert.
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakke­lijken of duidelijker te maken.
OPMERKING:
@
Deze handleiding dient beschouwd te worden al s een bij de motorfi ets beho rend o nderdeel en di ent
ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven. Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het on twerp en in de technische g ege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optrede n tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse ga an van deze handleiding de in forma­tie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te ne­men met uw Yamaha dealer.
@
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
WAARSCHUWING
@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
@
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DAU00008
XJR1300/XJR1300SP
HANDLEIDING
© 1999 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1-ste druk, Juli 1999
Alle rechten voorbehouden.
Iedere vorm van reproduktie, herdruk
of gebruik zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG ......................................... .... .......1-1
1
1-
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
DAU00021
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkinge n, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eer ste vereisten om te zorgen dat d e motorfiet s in goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de in vloed van medicijnen, alcoh ol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder d an versta ndig is en n eem geen on nodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
Veiligheid heeft voorrang
1-1

BESCHRIJVING

Linker aanzicht...................................................................................2-1
Rechter aanzicht ................................................................................2-2
Bedieningselementen/instrumenten................................................... 2-3
2
2-
BESCHRIJVING
Linker aanzicht
2
1. Koppelingsvloeistofreservoir (blz. 6-18)
2. Benzinekraan (blz. 3-10)
3. Afstelring voor de voorbelasting van de achterschokbreker (blz. 3-13)
4. Klemmen voor bagagesnelbinders (blz. 3-15)
5. Helmhouder/zadelvergrendeling (blz. 3-12 / blz. 3-11)
6. Versnellingspedaal (blz. 3-7)
7. Motoroliefilter-element (blz. 6-8)
DAU00026
2-1
Rechter aanzicht
BESCHRIJVING
2
8. Achterlicht/remlicht (blz. 6-27)
9. Klemmen voor bagagensnelbinders (blz. 3-15)
10. Gereedsch ap sse t (blz. 6-1)
11. Achterste remvloeistofreservoir (blz. 6-18)
12. Zekerin g en (blz. 6-25)
13. Luchtfi lt e r (blz. 6-10)
14. Benzinetank (blz. 3-9)
15. Voorste remvloeistofreservoir (blz. 6-18)
16. Koplamp (blz. 6-25)
17. Achterrempedaal (blz. 3-8)
2-2
BESCHRIJVING
Bedieningselementen/instrumenten
2
1. Koppelingshendel (blz. 3-7)
2. Linker stuurschakelaars (blz. 3-5)
3. Chokeknop (choke) “ (blz. 3-11)
4. Snelheidsmeter (blz. 3-4)
5. Benzinemeter (blz. 3-5)
6. Toerenteller (blz. 3-4)
7. Rechter stuurschakelaars (blz. 3-6)
8. Voorremhendel (blz. 3-8)
9. Gashendel (blz. 6-12)
10. Kontaktslot-schakelaar/stuurslot (blz. 3-1)
11. Afstelbout voor de veer­voorbelasting van de voorvork (blz. 3-13)
2-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot...........................3-1
Kontrolelampjes....................................................3-2
Kontroleren van het circuit voor het olie peil-
kontrolelampje ....................................................3-3
Snelheidsmeter.....................................................3-4
Toerenteller...........................................................3-4
Anti-diefstal alarm (optioneel)...............................3-4
Benzinemeter .......................................................3-5
Stuurschakelaars..................................................3-5
Koppelingshendel.................................................3-7
Versnellingspedaal................................................3-7
Voorremhendel .....................................................3-8
Achterrempedaal ..................................................3-8
Benzinetankdop ................................................... 3-9
Benzine................................................................ 3-9
Benzinekraan..................................................... 3-10
Chokeknop (choke) “ ”.................................... 3-11
Zadel.................................................................. 3-11
Helmhouder ....................................................... 3-12
Opbergvak.......................................................... 3-12
Afstelling van de voorvork.................................. 3-13
Afstelling van de achterschokbreker.................. 3-13
Klemmen voor bagagesnelbinders..................... 3-15
Zijstandaard ....................................................... 3-15
Kontrole van de zijstandaard/
koppelings-onderbrekingsschakelaar............... 3-15
3
3-
WAARSCHUWING
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Indrukken
DAU00029*
Kontaktslot-schakelaar/stuurslot
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschake­laar) dient voor het in- en uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieron­der volgt de beschrijving van de bediening.
DAU00036
ON
De elektrische circuits worden ingescha­keld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.
DAU00038
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.
LOCK
DAU00040
Het stuur staat op slot en alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontakt­slot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Om het stuur te vergrendelen, draait u het geheel naar links. Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslot­schakelaar drukt, draait u de sleutel van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleu­tel. Om het stuur te ontgrendelen draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.
2. Draaien
@
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de “OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor nog rijdt. De elektrische circuits worden dan uitgeschakeld zodat bepaalde be­dieningsfunkties niet meer werken, het­geen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel tot stilstand is gekozen, vorrdat u het kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK” draait.
@
DAU00027
DW000016
3-1
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
LET OP:
OPMERKING:
(Parkeren)
DAU01590
Het stuur staat op slot en het achterlicht en het voorste parkeerlicht staan aan maar verder zijn alle elektrische circuits uitge­schakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden. Voor het gebruik van de parkeerstand ver­grendelt u eerst het stuur en dan draait u de sleutel naar “ ”. Deze stand mag u niet te lang achtereen gebruiken, anders kan de accu leegraken.
1. Linker richtingsaanwijzer-kontrolelampjes “
2. Grootlicht-kontrolelampje “
3. Vrijstand-kontrolelampje “
4. Rechter richtingsaanwijzer-kontro lelampjes “
5. Oliepeil-kontrolelampje “
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00058
Richtingsaanwijzer-kontrolelampjes “” / “”
Bij het naar rechts of ls zetten van de rich­tingsaanwijzer gaat het bijbehorende lamp­je knipperen.
DAU00063
Grootlicht-kontrolelampje “
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.
Vrijstand-kontrolelampje “
DAU00061
Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.
Oliepeil-kontrolelampje “
DAU01313
Dit controlelampje licht op als het oliepeil te laag is. Dit elektrische circuit kan gekontro­leerd worden volgens de procedure op blz. 3-3.
DC000000
@
Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt als er niet voldoende olie in het carter aanwezig is.
@
@
Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeil-controle­lampje op een helling of tijdens plotseling accelereren of remmen wel eens gaan flik­keren, maar dit is normaal.
@
3
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
CB-52D
3
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON” Zet de motorstop-schakelaar op “ ”.
Wacht enkele sekonden (zie de OPMERKING).
OPMERKING:
Bij inschakelen met de kontaktsleutel hoort het oliepeil­kontrolelampje enkele sekonden op te licht en, om dan te doven. Als het kontrolelampje helemaal niet oplic ht, vraagt u dan uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te in­spekteren.
DAU00073
Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.
Zet de versnelling in z’n vrij of druk de koppe­lingshendel in en druk dan op de startschakelaar.
Het oliepeil-kontrole­lampje licht op.
Het oliepeil en het elek­trische circuit zijn in orde. U kunt met de
Het oliepeil-kontrole­lampje licht niet op.
Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.
motorfiets rijden.
3-3
Het oliepeil-kontrolelampje licht op.
Kontroleer het oliepeil.
Het oliepeil is voldoende.
Het oliepeil is te laag.
Vul motorolie bij.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00109
Anti-diefstal alarm (optioneel)
Deze motorfiets kan op aanvraag worden uitgerust met een anti-diefstal alarm. Ver­zoek uw Yamaha dealer om het alarm voor u te bestellen en te installeren.
3
1. Nulstelknop
2. Dagteller
3. Kilometerteller
4. Snelheidsmeter
DAU00097
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van de motorfiets aan. De snelheidsmeter is te­vens uitgerust met een kilometerteller en een dagteller. De dagteller kan op nul terug­gezet worden met de nulstelknop. Gebruik deze dagteller in kombinatie met de benzi­nemeter om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen. Als u dit enkele malen doet, zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.
1. Toerenteller
2. Rode gebied
DAU00101
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motor­toerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste gren­zen kan houden.
LET OP:
@
Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt. Rode gebied: 9.500 tpm en hoger
@
3-4
DC000003
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Benzinemeter 1. Inhaal-schakelaar “PASS”
DAU00110
Benzinemeter
Dit model is uitgerust met een elektrische benzinemeter zodat de bestuurder te allen tijde kan zien hoeveel benzine er in de tan k zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er nog circa 4,5 L benzine in de tank over.
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “
Stuurschakelaars
Inhaal-schakelaar “PASS”
Druk op de schakelaar om het signaallicht te bedienen.
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “ ” voor groot­licht en naar “ ” voor dimlicht.
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te scha­kelen, duwt u de schakelaar naar “ ”. Om de linker-richtingaanwijzer in te schake­len, duwt u de schakelaar naar “ ”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.
DAU00129
Klaxon-schakelaar “
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
DAU00118
DAU00120
DAU00121
3-5
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “
DAU00138
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veilig­heids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar “ ” als u de motor wilt starten. In noodge­vallen draait u de schakelaar naar “ ”.
DAU00134
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld wor­den. Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.
Startschakelaar “
DAU00143
Als u de startschakelaar indrukt zal de start­motor de motor doen ronddraaien.
DC000005
LET OP:
@
Zie, alvorens de motor te starten, de pa­ragraaf met aanwijzingen over het star­ten.
@
3
3-6
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Koppelingshendel 1. Hendel-afsteller
DAU00153
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur. Het is voorzien van een hendel-afsteller en een koppe­lingsschakelaar die is geïntegreerd in het startblokkeersysteem. (Zie de paragrafen
2. Pijlteken
Voor het bijstellen van de afstand tussen de koppelingshendel en het stuurhandvat, draait u aan de afsteller terwijl u de hendel naar voren duwt. Let op dat de standmarke­ring op de afsteller recht tegenover het pijl-
teken staat. over het starten van de motor voor een be­schrijving van dit systeem.) Om te ontkoppelen, trekt u de koppe-
lingshendel in. Om de koppeling weer te la­ten pakken, laat u de koppelingshendel weer langzaam los. Voor een soepele be­diening is het het beste om de koppe­lingshendel snel in te trekken en langzaam los te laten.
1. Versnellingspedaal
DAU00157
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 5-ver­snellingsbak met konstante aangrijping. Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of te­rug, zonder de koppeling te gebruiken.
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Voorremhendel 1. Pijlteken
DAU00161
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het rechterhandvat van het stuur en is voorzien van een hendel-afsteller. Om de voorrem aan te trekken, knijpt u de hendel naar het stuur toe.
2. Hendel-afsteller
Om de afstand tussen de voorremhendel en het stuurhandvat bij te stellen, draait u aan de afsteller terwijl u de hendel naar vo­ren trekt. Let op dat de standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.
1. Achterrempedaal
DAU00162
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om te remmen.
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
WAARSCHUWING
OPMERKING:
@
De benzinetankdop kan niet op de tank ge-
draaid worden als de sleutel niet in het sleu-
telgat steekt. Als de benzinetankdop niet
goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit
verwijderd worden.
3
1. Slotdeksel
2. Openen
Benzinetankdop
Openen
Schuif het afdekplaatje weg van het sleutel­gat, steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu van het slot gehaald en kan verwijderd wor­den.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats, met de sleutel er nog steeds inge­stoken. Draai de sleutel linksom en verwij­der deze. Schuif het afdekplaatje weer voor het sleutelgat.
DAU02935
@
WAARSCHUWING
@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens weg
te rijden.
@
DW000023
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brandstof­tank tot onderaan de vulhals, zoals in de af­beelding aangegeven.
@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.
@
DAU01183
DW000130
3-9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
RES: reserve-stand
LET OP:
@
Als er benzine wordt gemorst, veeg deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde op­pervlakken en plastic afwerking aantas­ten.
@
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
21 L
Reserve:
4,5 L
OPMERKING:
@
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.
@
DAU00185
DAU00191
ON: normale-stand
1. Pijlteken op “ON”
DAU00207
Benzinekraan
De benzinekraan voert benzine toe aan de carburateurs en zorgt tegelijkertijd dat de benzine wordt gefilterd. De benzinekraan heeft drie verschillende standen, die u als volgt gebruikt.
ON
Met de benzinekraan in deze stand stroomt er benzine naar de motor wanneer deze loopt. Zet de benzinekraan in deze stand voor het starten van de motor en voor het wegrijden.
3
1. Pijlteken op “RES”
RES
Dit is de stand voor reserve. Als tijdens het rijden met de benzinekraan in de “ON” stand de tank leeg raakt, draai dan gauw de hendel in deze stand. Anders kan de motor afslaan en zult u deze niet meer kunnen starten zonder de choke te gebruiken. Na het overschakelen op de reservebrandstof dient u de tank wel bij de eerste gelegen­heid bij te vullen, om na het bijtanken vooral de benzinekraan weer terug te zetten in de normale “ON” stand!
3-10
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
PRI: start-stand
3
1. Pijlteken op “PRI”
PRI
Deze afkorting van het Engelse “prime” staat voor de choke. Als de motor zonder benzine komt te staan, draait u de hendel in de “PRI” stand om rechtstreeks benzine naar de carburateurs toe te voeren. Hier­door zal de motor sneller starten. Zet echter na het starten van de motor vooral de ben­zinekraan terug in de normale “ON” stand (of in de “RES” stand als u nog niet hebt bij­getankt).
1. Chokeknop (choke) “ 1. Openen
DAU02976
Chokeknop (choke) “
Het starten van een koude motor vereist
een rijker mengsel (meer benzine/minder
lucht). Een gescheiden choke-startcircuit
zorgt voor de toevoer van dit verrijkte
mengsel.
Draai in de a richting om de chokeknop
(choke) in te schakelen.
Draai in de b richting om de chokeknop
(choke) uit te schakelen.
3-11
Zadel
Verwijderen
Steekt u de sleutel in het slot van de helm­houder en draait u de sleutel om, zoals aan­gegeven.
DAU01721
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Uitsteeksel
2. Houder
Aanbrengen
Steekt u de nok aan de voorkant van het zadel in de uitsparing van het chassis en drukt u het zadel naar beneden.
OPMERKING:
@
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het zadel goed vast zit.
@
1. Openen 1. U-LOCK
DAU00260
2. Riem (× 2)
Helmhouder
Om de helmhouder te openen, steekt u de sleutel in het slot en draait u deze i n de aan­gegeven richting. Om de helmhouder te sluiten, drukt u deze weer terug naar de normale stand.
DW000030
WAARSCHUWING
@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou er­gens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.
@
3-12
Opbergvak
Dit opbergvak is ontworpen voor opslag van een origineel Yamaha U-LOCK beu­gelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht niet passen.) Zorg bij opslag dat het slot goed is vastgemaakt. Om te zorgen dat de riempjes niet losraken, dient u deze zelfs vast te maken als er geen U-LOCK beugelslot in het opbergvak aan­wezig is. Als u deze gebruiksaanwijzing of andere documenten in het opbergvak wilt bewaren, dient u deze in een plastic zak te doen zo­dat ze niet nat worden. Let bij het wassen van de motorfiets op, dat het opbergvak niet vol water loopt.
DAU01688
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Veervoorbelasting-instelbout 1. Instelstand
DAU00285
2. Dop van de voorvork
Afstelling van de voorvork
Deze voorvork is uitgevoerd met afstelbou­ten voor de voorbelasting.
DW000037
WAARSCHUWING
@
Beide vorkpoten moeten op dezelfde druk worden ingesteld. Als de druk ver­schillend is, kan dit resulteren in slechte stuureigenschappen en inferieure stabi­liteit.
@
Stel de voorbelasting als volgt in. Draai de afstelbouten in richting a om de voorbelasting van de vering te verhogen, en in richting b om de voorbelasting van de vering te verlagen.
LET OP:
@
De groeven geven de afstellings-positie
aan. Zorg dat de beide vorkhelften altijd
hetzelfde zijn afgesteld.
@
CI-18D
Stand afsteller
1234 5 67
Stug
3-13
Stan­daard
DC000013
Zacht
1. Bovenste instelring
2. Onderste instelring
DAU01783
Afstelling van de achterschokbreker
De schokbrekers zijn uitgerust met afstel­ringen voor de veer-voorbelasting. Om de veer-voorbelasting te verhogen, draait u de afstelringen zoals in afbeelding is aangegeven.
a
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
WAARSCHUWING
1. Bovenste instelring
2. Onderste instelring
Om de veer-voorbelasting te verlagen, draait u de afstelringen zoals in afbeelding is aangegeven.
b
Stand afsteller
STUG
WAARSCHUWING
@
STANDAARD/
ZACHT
DW000040
Stel de twee schokbrekers altijd hetzelf­de af. Als de schokbrekers verschillend zijn afgesteld, zal dit leiden tot moeilijker bediening van de motorfiets en verlies aan wegligging.
@
DAU00316
@
Deze schokbrekers bevatten stikstofgas onder bijzonder hoge druk. Lees de on­derstaande informatie aandachtig door alvorens over te gaan tot onder­houdswerkzaamheden aan de schok­brekers. Yamaha is niet verantwoordelijk voor beschadigingen of verwondingen ontstaan door ver­keerd behandelen van de schokbrekers.
Probeer de cilinders niet te openen.
Zorg dat de schokbrekers niet in de buurt komen van open vuur of blootgesteld worden aan hoge tem­peraturen. Dit zou kunnen leiden tot een ontploffing door uitzetting van het stikstofgas.
Zorg dat de cilinders niet vervormd of anderzins beschadigd worden. Dit zal een slechte werking van de schokbrekers tot gevolg hebben.
Als er iets mis is met de schokbre­kers of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng uw mo­torfiets dan naar een Yamaha dealer.
@
3
3-14
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
WAARSCHUWING
DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKE­LAAR NAAR “ON” EN DE MOTORSTOPSCHAKELAAR NAAR “”.
ER IS EEN VERSNELLING INGE­SCHAKELD EN DE ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT.
3
1. Klemmen voor bagagesnelbinder (× 4)
Klemmen voor bagagesnelbinders
Onder het passagierszadel bevinden zich vier klemmen voor bagagesnelbinders, waarvan er twee naar buiten kunnen wor­den gedraaid voor gemakkelijker toegang.
DAU00324
DAU00330
Zijstandaard
Dit model is uitgerust met een onderbre-
kingscircuit voor de onsteking. Rijd nooit
met de motorfiets terwijl de zijstandaard is
uitgeklapt. De zijstandaard bevindt zich aan
de linkerkant. (Zie blz. 5-1 voor een uitleg
van dit onderbrekingscircuit).
WAARSCHUWING
@
Rijd nooit met deze motorfiets terwijl de
zijstandaard is uitgeklapt. Als de zijstan-
daard niet volledig is opgeklapt, kan het
gebeuren dat deze de grond raakt waar-
door u uw balans zou kunnen verliezen
met als gevolg een zeer ernstig ongeluk.
Yamaha heeft in deze motorfiets een on-
derbrekingscircuit voor de ontsteking
ingebouwd om ongelukken door een
niet goed ingeklapte zijstandaard te ver-
mijden. Voer de hieronder beschreven
procedure regelmatig uit, om te kontro-
leren of het onderbrekingscircuit juist
funktioneert. Mocht er iets mis zijn met
het onderbrekingscircuit, raadpleeg dan
onmiddellijk een Yamaha dealer.
@
DW000044
DAU00332
Kontrole van de zijstandaard/ koppelings­onderbrekingsschakelaar
Kontroleer de zijstandaard- en koppelings­onderbrekingsschakelaar op een juiste werking. Volg hiervoor de onderstaande procedure.
@
Zet de motorfiets op de midden­standaard als u deze inspektie uit­voert.
Als de werking niet naar behoren is, raadpleegt u dan een Yamaha dealer.
@
CD-08D
DW000046
3-15
Loading...
+ 66 hidden pages