Als bezitter van een TW125 kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime
ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie
van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze TW125
optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om
ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde
punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
DAU00005
1
Q
2
X@
3
4
<>
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW
PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel
of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon
die de motorfiets inspekteert of repareert.
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht
dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
5
6
OPMERKING:
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.
7
OPMERKING:
8
9
8 Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook
bij verkoop bij de motorfiets te blijven.
8 Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in
deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie
up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met
uw Yamaha dealer.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN
DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn
echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér
dan de natuurwetten toestaan.
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede
staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf
ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De
berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook
de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
1
2
3
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een
auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van
scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te
rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een
ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je
doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
4
5
6
7
8
9
BESCHRIJVING
1234
5
6
7
Linker aanzicht
1
2
3
4
5
6
7
8
DAU00026
9
1. Benzinetank (blz. 3-5)
2. Benzinekraan (blz. 3-7)
3. Helmhouder (blz. 3-9)
4. Snelbinderhaken(blz. 3-10)
5. Versnellingspedaal(blz. 3-4)
6. Luchtfilter (blz. 6-12)
7. Ketting-stelplaatje(blz. 6-24)
2-1
89
10
11
1213
Rechter aanzicht
BESCHRIJVING
1
2
3
4
5
6
7
8
8. Achterste opbergvak(blz. 3-10)
9. Accu(blz. 6-30)
10. Zekering (blz. 6-31)
2-2
11. Gereedschapsset (blz. 6-1)
12. Achterrempedaal (blz. 3-5, 6-20)
13. Oliepeil-kijkglas(blz. 6-9)
9
BESCHRIJVING
1415161718 192021
22
23
Bedieningselementen/instrumenten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
14. Koppelingshendel (blz. 3-4, 6-19)
15. Linker stuurschakelaars(blz. 3-2)
16. Snelheidsmeter (blz. 3-2)
17. Chokehendel (choke) (blz. 3-8)
18. Kontaktslot-schakelaar (blz. 3-1)
19. Kontrolelampjes (blz. 3-1)
20. Rechter stuurschakelaars (blz. 3-3)
21. Voorremhendel (blz. 3-4, 6-19)
22. Gashendel(blz. 6-15, 6-26)
23. Tankdop (blz. 3-5)
2-3
DAU00027
OFF
ON
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00061
312
Vrijstand-kontrolelampje “N”
Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.
1
2
3
DAU00028
Kontaktslot-schakelaar
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen
van de ontsteking en van de verlichting.
Hieronder volgt de beschrijving van de
bediening.
DAU00036
ON
De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze
stand staat, kan de sleutel niet verwijderd
worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
Als de kontaktslot-schakelaar
in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.
DAU00038
1. Richtingsaanwijzer-kontrolelampje
“5”
2. Grootlicht-kontrolelampje “&”
3. Vrijstand-kontrolelampje “N”
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00057
Richtingsaanwijzer-kontrolelampje
“5”
Dit kontrolelampje knippert als de richtingaanwijzer naar links of naar rechts
wordt gezet.
DAU00063
Grootlicht-kontrolelampje “&”
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.
3-1
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
OPMERKING:
(alleen voor het Duitse model met snel-
1
2
heidsbegrenzer)
Deze motorfiets is voorzien van een snelheidsbegrenzer die zorgt dat de maximumsnelheid van 80 km/uur niet overschreden kan worden.
3
1
2
3
4
1. Nulstelknop
4
2. Snelheidsmeter
3. Kilometerteller
4. Dagteller
5
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van
6
de motorfiets aan. Deze snelheidsmeter
is tevens uitgerust met een kilometerteller
7
en een dagteller. De dagteller kan op nul
teruggezet worden met de nulstelknop.
8
Gebruik deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt
afleggen, zonder op reserve te hoeven
9
overgaan. Als u dit enkele malen doet,
zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om
te tanken.
DAU01087
1. Lichtschakelaar
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “&” voor
grootlicht en naar “%” voor dimlicht.
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
DAU00127
Richtingaanwijzer-schakelaar
Om de rechter-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“4”. Als u de schakelaar loslaat, keert
deze terug naar de middenpositie. Om de
richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt
u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.
DAU00129
Klaxon-schakelaar “*”
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
DAU00134
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “
'” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld
worden. Door de lichtschakelaar naar
“:” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.
1. Motorstop-schakelaar
2. Startschakelaar “,”
DAU00138
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder
noodomstandigheden, zoals wanneer de
motorfiets is omgevallen of bij problemen
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
“#” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “$”.
DAU00143
Startschakelaar “,”
Als u de startschakelaar indrukt zal de
startmotor de motor doen ronddraaien.
DC000005
<>
Zie, alvorens de motor te starten, de
paragraaf met aanwijzingen over het
starten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
N
5
4
3
2
1
1
2
3
1
1. Koppelingshendel
4
Koppelingshendel
5
De koppelingshendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur, en het ontstekingsblokkeersysteem is ingebouwd in
6
het koppelingshendel-handvat. Om te
ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel
7
in. Om de koppeling weer te laten opkomen laat u de koppelingshendel weer
8
langzaam van het stuur weg gaan. Voor
een soepele bediening is het het beste
om de koppelingshendel snel in te trek-
9
ken en langzaam te laten opkomen. (Zie
de paragraaf met de aanwijzingen over
het starten, voor een beschrijving van het
circuit van het ontstekingsblokkeersysteem).
DAU00152
1. Versnellingspedaal
N. Vrijstand
DAU00157
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 5versnellingsbak met konstante aangrijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich links
van het motorblok. Schakel nooit op of
terug, zonder de koppeling te gebruiken.
3-4
1. Voorremhendel
DAU00158
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur. Trek de
hendel in om te remmen.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
OPMERKING:
De benzinetankdop kan niet op de tank
gedraaid worden als de sleutel niet in het
sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop
niet goed is gesloten, kan de sleutel er
niet uit verwijderd worden.
1
2
1. Achterrempedaal
DAU00162
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts
van het motorblok. Trap het pedaal in om
te remmen.
1
1. Benzinetankdop
DAU01498
Benzinetankdop
Openen
Steek de sleutel in het sleutelgat en draai
deze 1/4 slag rechtsom. Open de dop
door deze linksom met te draaien.
Sluiten
Draai de dop rechtsom met de sleutel er
in, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draait u hem rechtsom terug in de
corsprokelijke srand.
3-5
DW000023
X@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens
weg te rijden.
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
DAU00185
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
1
2
deze dan onmiddellijk weg met een
droge, zachte doek. Benzine kan
geverfde oppervlakken en plastic
afwerking aantasten.
3
1. Vulskang
4
2. Brandstofnivo
Benzine
5
Kontroleer of er zich voldoende benzine
in de benzinetank bevindt. Vul de brand-
6
stoftank tot onderaan de vulhals, zoals in
de afbeelding aangegeven.
7
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
8
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt gemorst.
9
Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans
dat de benzinetank overloopt, als de
benzine door verwarming uitzet.
DAU01183
DW000130
DAU00191
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een
oktaangehalte van 91 ron of hoger
(oktaangehalte zoals door
onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
7.0 L
Reserve:
1.0 L
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte.
3-6
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
RES
ON
FUEL
OFF
1
OFF: gesloten stand
1. Pijlteken op “OFF”
DAU01121
Benzinekraan
De benzinekraan voert benzine toe aan
de carburateur en tegelijkertijd wordt de
benzine gefilterd.
De benzinekraan heeft drie verschillende
standen:
OFF
Met de benzinekraan in deze stand
stroomt er geen benzine naar de motor.
Zet de benzinekraan altijd in deze stand
als de motor niet draait.
ON: normale stand
RES
OFF
FUEL
ON
ON
1. Pijlteken op “ON”
ON
Met de benzinekraan in deze stand
stroomt er benzine naar de carburateur.
Zet de benzinekraan in deze stand voor
het starten van de motor en het rijden met
de motorfiets.
1
RES: reserve-stand
RES
RES
OFF
FUEL
ON
1. Pijlteken op “RES”
RES
Dit is de reservestand. Als de tank tijdens
het rijden leeg raakt, zet u de benzinekraan in deze stand. Vul de tank dan bij
de eerste gelegenheid bij. Zet na het bijtanken vooral de benzinekraan weer
terug in de normale “ON” stand!
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
a
b
1
Het stuur van het slot halen
Steek de sleutel in het slot, druk hem in
en draai hem een 1/8 slag naar links
1
2
1
2
3
zodat hij omhoogkomt. Dan is het stuur
ontgrendeld en kunt u de sleutel verwijderen.
1. Chokeknop (choke) “1”
4
Chokeknop (choke) “1”
5
Het starten van een koude motor vereist
een rijker mengsel (meer benzine/minder
lucht). Een gescheiden choke-startcircuit
6
zorgt voor de toevoer van dit verrijkte
mengsel.
7
Draai in de a richting om de chokeknop
(choke) in te schakelen.
8
Draai in de b richting om de chokeknop
(choke) uit te schakelen.
9
DAU02976
1. Stuurslot
2. Dekseltje van het stuurslot
DAU02934
Stuurslot
Het stuur op slot zetten
Draai het stuur helemaal naar rechts en
open het dekseltje van het stuurslot.
Steek de sleutel in het slot en draai deze
een 1/8 slag naar links. Druk vervolgens
de sleutel in terwijl u het stuur iets terug
naar links draait en draai de sleutel nu 1/8
slag rechtsom.
Controleer of het stuur vergrendeld is,
trek de sleutel uit het slot en plaats het
dekseltje terug over het slot.
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
1
1. Bout (×2)
DAU01092
Zadel
Verwijder de bouten om het zadel te verwijderen.
1. Uitsteeksel
2. Houder
Om het zadel weer aan te brengen, voor
het aanbrengen van het zadel steekt u de
nok aan de voorkant van het zadel in de
houder van het frame en duwt u het zadel
omlaag, om vervolgens de bouten weer
aan te draaien.
OPMERKING:
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het
zadel goed vast zit.
1
1. Helmhouder
DAU00260
Helmhouder
Om de helmhouder te openen, steekt u
de sleutel in het slot en draait u deze in
de aangegeven richting. Om de helmhouder te sluiten, drukt u deze weer terug
naar de normale stand.
DW000030
X@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm
in de helmhouder bevindt. De helm
zou ergens tegenaan kunnen stoten,
waardoor u uw evenwicht zou kunnen
verliezen met als gevolg een ongeluk.
2
3
4
5
6
7
8
9
3-9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
Achterschokbreker
X@
1
Deze schokbreker bevat stikstofgas
onder bijzonder hoge druk. Lees de
2
onderstaande informatie aandachtig
door alvorens over te gaan tot onder-
3
houdswerkzaamheden aan de schokbreker. Yamaha is niet verantwoordelijk voor beschadigingen of
4
verwondingen ontstaan door verkeerd
behandelen van de schokbreker.
5
8 Probeer de cilinder niet te ope-
nen.
8 Zorg dat de schokbreker niet in de
6
7
8
9
buurt komt van open vuur of
blootgesteld wordt aan hoge temperaturen. Dit zou kunnen leiden
tot een ontploffing door uitzetting
van het stikstofgas.
8 Zorg dat de cilinder niet vervormd
of anderzins beschadigd wordt.
Dit zal een slechte werking van de
schokbreker tot gevolg hebben.
8 Als er iets mis is met de schok-
breker of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng
uw motorfiets dan naar een
Yamaha dealer.
DAU01343
DAU00315
1. Achterste opbergvak
DAU00320
Achterste opbergvak
DW000032
X@
Zorg dat de 3 kg maximale belading
niet overschreden wordt.
3-10
1
1
1. Snelbinderhaken (×4)
DAU01493
Snelbinderhaken
Onder de achterbagagedrager zitten vier
haken voor bagagesnelbinders.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00330
Zijstandaard
Dit model is uitgerust met een onderbrekingscircuit voor de onsteking. Rijd nooit
met de motorfiets terwijl de zijstandaard
is uitgeklapt. De zijstandaard bevindt zich
aan de linkerkant.
(Zie blz. 5-1 voor een uitleg van dit onderbrekingscircuit).
DW000044
X@
Rijd nooit met deze motorfiets terwijl
de zijstandaard is uitgeklapt. Als de
zijstandaard niet volledig is opgeklapt,
kan het gebeuren dat deze de grond
raakt waardoor u uw balans zou kunnen verliezen met als gevolg een zeer
ernstig ongeluk. Yamaha heeft in deze
motorfiets een onderbrekingscircuit
voor de ontsteking ingebouwd om
ongelukken door een niet goed ingeklapte zijstandaard te vermijden. Voer
de hieronder beschreven procedure
regelmatig uit, om te kontroleren of het
onderbrekingscircuit juist funktioneert. Mocht er iets mis zijn met het
onderbrekingscircuit, raadpleeg dan
onmiddellijk een Yamaha dealer.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-11
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontrole van de
zijstandaard/koppelings-
1
onderbrekingsschakelaar
Kontroleer, aan de hand van de onderstaande informatie, de zijstandaard-
2
onderbrekingsschakelaar en de koppelings-onderbrekingsschakelaar op een
3
juiste werking.
DRAAI DE KONTAKTSLOT-
4
SCHAKELAAR NAAR “ON” EN DE
MOTORSTOPSCHAKELAAR NAAR “#”.
5
ER IS EEN VERSNELLING
6
INGESCHAKELD EN DE
ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT.
7
TREK DE KOPPELINGSHENDEL IN EN
8
DRUK OP DE STARTSCHAKELAAR.
9
DE MOTOR START.
DAU00331
KLAP DE ZIJSTANDAARD UIT.
DE MOTOR SLAAT AF.
DE ZIJSTANDAARDONDERBREKINGSSCHAKELAAR IS IN
ORDE.
DW000045
X@
Mocht er iets mis zijn met het onderbrekingscircuit, raadpleeg dan onmiddellijk een Yamaha dealer.
DE KOPPELING-ONDERBREKINGSSCHAKELAAR IS IN ORDE.
3-12
DAU01114
KONTROLE VOOR HET RIJDEN
Als eigenaar bent u verantwoordelijk voor de toestand van uw voertuig. De vitale onderdelen en funkties van uw motorfiets kunnen
wel eens onverwacht teruglopen, ook al rijdt u er niet mee (bijvoorbeeld door blootstelling aan de elementen). Elke beschadiging, lekkage of verlies van bandenspanning kan ernstige gevolgen hebben. Daarom is het van groot belang om naast een zorgvuldige visuele inspektie ook voor elke rit de volgende punten grondig te kontroleren.
1
KONTROLE VOOR HET RIJDEN
ONDERDEELKONTROLEBLZ.
Voorrem
Achterrem
Koppeling
Gasgreep en behuizing
Motorolie
Ketting
Wielen en banden
Bevestigings- en9 Kontroleer op soepele werking.
schakelpedaalas9 Indien nodig, smeren.
Werking van rem- en9 Kontroleer op soepele werking.
koppelingshendel9 Indien nodig, smeren.
Werking van zijstandaard
Bevestigingsdelen van frame
9 Kontroleer werking, vrije slag en vloeistofniveau. Kontroleer op vloeistoflekkage.
9 Indien nodig, DOT 4 (of DOT 3) remvloeistof bijvullen.
9 Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
9 Indien noodzakelijk afstellen.
9 Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
9 Indien nodig, afstellen.
9 Kontroleer op soepele werking.
9 Indien nodig, smeren.
Deze kontrole vóór het rijden, dient u iedere keer uit te voeren, voordat u wegrijdt. Deze inspektie kan grondig, doch in
vrij korte tijd uitgevoerd werden. De korte tijd die u hieraan besteed, weegt ruimschoots op tegen de extra veiligheid die
dit oplevert.
4
X@
5
Als één van de onderdelen van de bovenstaande lijst niet juist funktioneert, laat dit dan kontroleren en reparen door uw
Yamaha dealer.
6
7
8
9 Kontroleer op benzinepeil.
9 Indien nodig, benzine tanken.
9 Kontoroleer op juiste werking.6-32 ~ 6-34
9 Kontroleer het accuvloeistofpeil.
9 Vul zonodig bij met gedistilleerd water.
3-5 ~ 3-7
6-30 ~ 6-31
9
4-2
Loading...
+ 58 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.