Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.
HANDLEIDING
MW125
MW125A
2CM-F819D-D2
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken. Deze handleiding dient bij de machine te
blijven als deze wordt verkocht.
DAU46091
Inleiding
WAARSCHUWING
DAU60580
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de MW125/MW125A profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw MW125/MW125A.
De gebruikershandleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van uw machine en beschrijft hoe u uzelf en
anderen kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw voertuig in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van
kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze machine gaat gebruiken.
DWA17780
Belangrijke informatie in de handleiding
WAARSCHUWING
LET OP
OPMERKING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op
persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of
overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan re-
sulteren in ernstig letsel of overlijden.
De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen om scha-de aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken
of verhelderen.
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Index ................................................10-1
Inhoudsopgave
Veiligheidsinformatie
1
Wees een verantwoordelijke eigenaar
Als eigenaar van de machine bent u verantwoordelijk voor de veilige en juiste bediening ervan.
Dit is een meerwielig voertuig.
Voor een veilig gebruik van deze machine
zijn de toepassing van de juiste rijtechnieken en de ervaring van de bestuurder van
belang. Elke bestuurder moet bekend zijn
met de volgende vereisten alvorens met
deze machine te gaan rijden.
Hij of zij moet:
Door een competente informatiebron
grondig zijn ingelicht over alle aspecten van de bediening van de machine.
Zich houden aan de waarschuwingen
en onderhoudseisen zoals vermeld in
deze Gebruikershandleiding.
Grondig getraind zijn in veilige en cor-
recte rijtechnieken.
Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aangegeven
in deze Gebruikershandleiding en/of
wanneer de mechanische condities
dit vereisen.
Ga nooit rijden met deze machine
zonder passende rijopleiding of instructies. Neem rijlessen. Beginners
moeten les krijgen van een gediplo-
DAU60750
meerd instructeur. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor informatie over rijlessen bij u in de buurt.
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor het rijden uit om u ervan te verzekeren dat de
machine in veilige staat verkeert. Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of
schade. Zie pagina 4-1 voor een lijst met
controles voor het rijden.
Deze machine is gebouwd voor het
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
Het niet opmerken en herkennen van
scooters en motorfietsen in het verkeer door andere weggebruikers
vormt de belangrijkste oorzaak van
aanrijdingen tussen auto’s en dergelijke kleinere voertuigen. Veel ongelukken zijn ontstaan doordat een
automobilist een kleiner voertuig over
het hoofd zag. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
1-1
• Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met kleinere
voertuigen zich namelijk het meest
voor.
• Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
• Pleeg nooit onderhoud aan een
voertuig zonder voldoende kennis.
Neem contact op met uw Yamaha
dealer voor informatie over het basisonderhoud aan de machine. Bepaalde
onderhoudswerkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd door
gediplomeerd personeel.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Vaak waren bij
een ongeval betrokken bestuurders
zelfs niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw machine alleen uit
aan ervaren motorrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
Veiligheidsinformatie
• We raden aan om het rijden met uw
machine te oefenen op plekken
waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend bent met de machine en
zijn bediening.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de machinebestuurder. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een te hoge rijsnelheid aan of gaan onvoldoende
schuinliggen voor de rijsnelheid,
waardoor ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toestaan.
• Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen zien.
De zithouding van de bestuurder en
de passagier is belangrijk voor een
goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteunen te houden. Neem nooit een
passagier mee die niet in staat is
om beide voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze machine is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde wegen.
De machine is niet bedoeld voor offroadgebruik.
Beschermende uitrusting
Scooter- en motorfietsongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van een helm is de
belangrijkste factor bij het voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een vizier of een veilig-
heidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslechteren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan schakelhandgrepen of door de wielen worden gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding
die uw benen, enkels en voeten bedekt. De motor en het uitlaatsysteem
kunnen tijdens en na het rijden zeer
heet zijn en brandwonden veroorzaken.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passagiers.
Voorkom koolmonoxidevergiftiging
De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren
bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.
Inademing van koolmonoxide kan hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid,
verwarring en uiteindelijk de dood veroorzaken.
Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos,
smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn
als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het
koolmonoxideniveau kan zeer snel oplopen, waardoor u het bewustzijn kunt verliezen en uzelf niet meer kunt redden. In
afgesloten of slecht geventileerde ruimtes
kunnen dodelijke hoeveelheden koolmonoxide dagenlang blijven hangen. Als u
1
1-2
Veiligheidsinformatie
symptomen van koolmonoxidevergiftiging
1
ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk,
ga naar de open lucht en ROEP MEDISCHE
HULP IN.
Laat de motor niet binnen draaien.
Zelfs als u ventileert met ventilatoren
of open ramen en deuren kan de hoeveelheid koolmonoxide snel oplopen
tot gevaarlijke niveaus.
Laat de motor niet draaien in slecht
geventileerde of deels afgesloten
ruimtes zoals schuren of garages.
Laat de motor niet buiten draaien op
plaatsen waar de uitlaatgassen in een
gebouw kunnen worden getrokken via
openingen zoals ramen en deuren.
Beladen
Het monteren van accessoires of het vervoer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag als hierdoor de gewichtsverdeling van
de machine verandert. Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of
het beladen van uw machine, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op
wanneer u op een machine rijdt die beladen
is of waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hieronder volgen naast de informatie over
accessoires enkele richtlijnen voor het beladen van uw machine:
Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrijden. Rijden met een te zwaar belaste
machine kan leiden tot een ongeval.
Maximale belasting:
169 kg (373 lb)
Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk liggen en zo dicht mogelijk bij de
machine. Bevestig zware goederen zo
dicht mogelijk bij het midden van het
voertuig en verdeel het gewicht zo gelijkmatig mogelijk over beide zijden
om onbalans of instabiliteit te minimaliseren.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de
machine zijn bevestigd. Controleer de
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.
• Pas de vering aan de te vervoeren
bagage aan (alleen voor modellen
met instelbare vering) en controleer
de toestand en spanning van uw
banden.
1-3
• Bevestig nooit omvangrijke of zware goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspatbord.
Dergelijke items kunnen een instabiel weggedrag of een te trage reactie op het stuur veroorzaken.
Deze machine is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of bevestiging van een zijspan.
Originele Yamaha accessoires
De keuze van accessoires voor uw machine vormt een belangrijke beslissing. Originele Yamaha accessoires, die alleen
verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn
door Yamaha ontwikkeld, getest en goedgekeurd voor gebruik op uw machine.
Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan
Yamaha produceren onderdelen en accessoires of bieden aanpassingssets voor
Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle
producten testen die deze bedrijven produceren. Om die reden kan Yamaha accessoires die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn verkocht en
geenstalleerd door een Yamaha dealer.
Veiligheidsinformatie
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op originele Yamaha accessoires, dient u te beseffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassingssets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassingen die de ontwerp- of bedieningskenmerken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw
machine. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de grondspeling of de hellinghoek op geen enkele manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aerodynamische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moeten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamische effect
sterk van invloed zijn op de rijstabiliteit van de machine. De machine
kan door rijwind worden opgetild of
bij zijwind instabiel worden. Zulke
accessoires kunnen ook instabiliteit
veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van
het elektrische systeem van de machine te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw machine
werden geleverd zijn ontworpen om de mogelijkheden van de machine te ondersteunen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. Andere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-16
voor bandenspecificaties en meer informatie over het vervangen van uw banden.
Transport van de machine
Volg de onderstaande instructies als u de
machine in een ander voertuig wilt vervoeren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de machine.
Zorg dat de voorwielen recht naar vo-
ren wijzen op de aanhanger of de
laadvloer en zet de wielen vast in een
goot om beweging te voorkomen.
1
1-4
Veiligheidsinformatie
Zet de machine vast met spanbanden
1
of andere geschikte banden aan stevige delen van de machine, zoals het
frame of de bovenste voorvorkklem
(en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur,
de richtingaanwijzers of onderdelen
die kunnen afbreken). Kies de plaats
voor de spanbanden zorgvuldig om te
voorkomen dat deze tijdens het transport schuurplekken op de lak veroorzaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de machine tijdens het transport niet overmatig kan stuiteren.
DAU60590
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, hierdoor zou de machine kunnen
slippen. Bedien de remmen rustig
wanneer u op een nat wegdek wilt
stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt genomen.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toestand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de machine recht, anders kan deze gaan
schuiven.
De remblokken of remvoeringen kun-
nen nat worden bij het wassen van de
machine. Controleer na het wassen
van de machine de remmen voordat u
gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer niet te veel bagage op uw ma-
chine. Een overbeladen machine is instabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voorzien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van
de machine en kan uw aandacht afleiden van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
1-5
Aanzicht linkerzijde
1234
5678910
Beschrijving
DAU10411
2
1. Bagagehaak (pagina 3-16)
2. Voetsteun voor passagiers (pagina 3-15)
3. Opbergcompartiment (pagina 3-15)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-13)
5. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-11)
6. Aftapplug versnellingsbakolie (pagina 6-11)
7. Olieaftapplug A (pagina 6-10)
8. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-13)
9. Olieaftapplug B (pagina 6-10)
10.Koelvloeistofreservoir (pagina 6-12)
2-1
Beschrijving
134,5
6
2
87
Aanzicht rechterzijde
2
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
2. Voetsteun voor passagiers (pagina 3-15)
3. Tankdop (pagina 3-12)
4. Hoofdzekering (pagina 6-27)
5. Zekeringenkastje (pagina 6-27)
6. Accu (pagina 6-26)
7. Bougie (pagina 6-8)
8. Olievuldop (pagina 6-10)
DAU10421
2-2
Bedieningen en instrumenten
1
9
2378654
Beschrijving
DAU10431
2
1. Achterremhendel (pagina 3-10)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-20)
4. Multifunctionele meter (pagina 3-5)
5. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-20)
6. Startknop (pagina 3-9)
7. Voorremhendel (pagina 3-10)
8. Gasgreep (pagina 6-16)
9. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
2-3
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
OPMERKING
WAARSCHUWING
LOCK
OFF
ON
LOCK
OFF
ON
12
Contactslot/stuurslot
MW125
3
MW125A
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen van het
contactslot worden hierna beschreven.
DAUN0264
Het contactslot/stuurslot is voorzien van
een afdekplaatje van het sleutelgat. (Zie pagina 3-2 voor het openen en sluiten van het
afdekplaatje van het sleutelgat.)
DAUT1972
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan worden gestart. De
sleutel kan niet worden uitgenomen.
De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid of de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
DAU10662
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DWA10062
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10687
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
MW125
1. Drukken.
2. Draaien.
3-1
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
12
12
12
1
2
1
2
MW125A
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai deze dan naar “LOCK”.
3. Neem de sleutel uit.
Als het stuur niet wordt vergrendeld, probeer het dan iets terug naar rechts te draaien.
Om het stuur te ontgrendelen
MW125
1. Drukken.
2. Draaien.
MW125A
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Steek de sleutel in.
2. Druk de sleutel in de “LOCK”-stand in
en draai deze dan naar “OFF”.
3-2
DAUN0353
Afdekplaatje van het sleutelgat
MW125
3
1. Knop “PUSH SHUT”
2. Sleutelkapje
MW125A
1. Knop “PUSH SHUT”
2. Sleutelkapje
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
LET OP
1 2 3 4 5
6
ABS
Om het afdekplaatje van het sleutelgat te
openen
Steek de sleutelkop in het gat van het afdekplaatje zoals afgebeeld en draai dan de
sleutel naar rechts om het afdekplaatje te
openen.
3
Om het afdekplaatje van het sleutelgat te
sluiten
Druk op de knop “PUSH SHUT” om het afdekplaatje van het sleutelgat te sluiten.
DAU49398
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
1. Controlelampje linker
richtingaanwijzers “”
2. ABS-waarschuwingslampje “” (voor modellen met ABS)
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
Controlelampje grootlicht “”
DAU11081
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11447
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de
tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
3-3
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
WAARSCHUWING
OPMERKING
ABS
Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiatorkoelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in de
radiator.
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-33 nadere instructies vermeld.
Waarschuwingslampje
motorstoring “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-5 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU11506
ABS-waarschuwingslampje “” (voor
DAUU1960
modellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande gevallen zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-11 voor uitleg over de werking van het ABS-systeem.)
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden of knipperen,
keert het remsysteem terug naar conventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaande gevallen zich voordoet, of
3-4
als het waarschuwingslampje helemaal
niet gaat branden, rij dan extra voorzich-
tig om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het remsysteem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de machine op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een storing.
3
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
LET OP
WAARSCHUWING
OPMERKING
12345 6
8910
7
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits.
Indien er in een van deze circuits een probleem wordt gedetecteerd, gaat het waarschuwingslampje voor motorstoring
3
branden of knipperen. Als dit zich voordoet,
vraag dan een Yamaha-dealer de machine
te controleren.
Neem als dit gebeurt direct contact op
met een Yamaha dealer, om mogelijke
motorschade te voorkomen.
DAU12096
Multifunctionele meter
DAUU1731
gen. Het aanbrengen van wijzigingen tij-
dens het rijden kan u afleiden envergroot het risico op een ongeval.
De multifunctionele meter biedt de volgende voorzieningen:
een snelheidsmeter
een brandstofniveaumeter
een klok
DCA11171
een buitenluchttemperatuurdisplay
een kilometerteller
twee rittellers
1. Klok
2. “SELECT”-toets
3. Waarschuwingsindicator
brandstofniveau “ ”
4. Brandstofniveaumeter
5. Snelheidsmeter
6. “RESET”-toets
7. Buitenluchttemperatuurdisplay
8. Kilometerteller/rittellers
9. Indicator olieverversing “OIL CHANGE”
10.Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
DWA12423
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbren-
een ritteller brandstofreserve
een ritteller olieverversing
een ritteller V-snaarvervanging
een indicator olieverversing
een indicator V-snaarvervanging
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Voor Verenigd Koninkrijk: Om te wis-
selen tussen de kilometer- en mijlenweergave van de snelheidsmeter en
de kilometerteller/ritteller houdt u de
“SELECT”-toets een seconde lang ingedrukt.
Als het waarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur en het waarschuwingslampje motorstoring in de
3-5
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
1
1
2
1
eerste weergavemodus blijven branden, laat dan de accu opladen door
een Yamaha dealer.
Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
Brandstofniveaumeter
Deze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in een elektrisch circuit, gaan alle displaysegmenten en de
waarschuwingsindicator brandstofniveau
knipperen. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Waarschuwingsindicator
brandstofniveau “ ”
2. Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveaumeter verdwijnen richting “E” (leeg) naarmate het brandstofniveau verder daalt. Ga
zo snel mogelijk tanken als het onderste
segment van de brandstofniveaumeter en
de waarschuwingsindicator
brandstofniveau “” gaan knipperen.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, lichten eerst alle displaysegmenten
van de brandstofniveaumeter kort op en
wordt daarna het huidige brandstofniveau
weergegeven.
3-6
Klok
1. Klok
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SELECT”-toets en “RESET”-toets tegelijkertijd twee seconden lang ingedrukt, de
urenaanduiding zal gaan knipperen.
2. Druk op de “RESET”-toets om de uren
in te stellen.
3
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
1
1
3. Druk op de “SELECT”-toets en de minutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de minuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
3
Buitenluchttemperatuurweergave “OUT
TEMP”
1. Buitenluchttemperatuurdisplay
Dit display toont de buitenluchttemperatuur van –10 °C tot 40 °C in stappen van 1
°C. De weergegeven temperatuur kan afwijken van de werkelijke buitenluchttemperatuur.
Als de buitenluchttemperatuur daalt
tot onder –10 °C, wordt er geen lagere
temperatuur dan –10 °C weergegeven.
Als de buitenluchttemperatuur stijgt
tot boven 40 °C, wordt er geen hogere
temperatuur dan 40 °C weergegeven.
De nauwkeurigheid van de tempera-
tuuraflezing kan worden beïnvloed
door langzaam rijden (onder 20 km/h
[13 mi/h]) of door het oponthoud bij
verkeerslichten, spoorwegovergangen etc.
Kilometerteller- en rittellermodus
1. Kilometerteller/rittellers
De kilometerteller toont de totale afstand
die door de machine is afgelegd.
De rittellers tonen de afstand afgelegd
sinds de tellers het laatst werden teruggesteld op nul.
Druk op de toets “SELECT” om de weergave te wisselen tussen de kilometerteller
“ODO”, de rittellers “TRIP 1” en “TRIP 2”,
3-7
de ritteller voor olieverversing “OIL TRIP”
en de ritteller voor V-snaarvervanging
“BELT TRIP”, in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → OIL TRIP →
BELT TRIP → ODO
Als er nog maar ongeveer 1.6 L (0.42 US
gal, 0.35 Imp.gal) brandstof in de brandstoftank over is, beginnen het onderste
segment van de brandstofniveaumeter en
de waarschuwingsindicator voor brandstofniveau te knipperen. De weergave in
het display wisselt automatisch naar de ritteller voor brandstofreserve “F” die de afstand begint te tellen die vanaf dat punt
wordt afgelegd. Druk in dat geval op de
“SELECT”-toets om de weergave te wisselen in de onderstaande volgorde:
F → TRIP 1 → TRIP 2 → OIL TRIP → BELT
TRIP → ODO → F
Om ritteller 1, 2 of de brandstofreserve-ritteller terug te stellen, selecteert u deze door
op de “SELECT”-toets te drukken en houdt
u vervolgens de “RESET”-toets een seconde lang ingedrukt. Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de hand op nul
terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is
gereden en verschijnt de vorige weergavemodus weer.
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
12
12
Als u de ritteller voor olieverversing of de ritteller voor V-snaarvervanging wilt terugstellen, selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken en vervolgens de
toets “RESET” gedurende drie tot vier seconden ingedrukt te houden.
De kilometerteller wordt vergrendeld
bij 999999.
De rittellers worden teruggesteld en
blijven tellen nadat 9999.9 is bereikt.
Indicator olieverversing “OIL CHANGE”
1. Indicator olieverversing “OIL CHANGE”
2. Olieverversingskilometerteller
Deze indicator gaat branden zodra de eerste 1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na
4000 km (2500 mi). Vervolgens gaat de in-
dicator na elke 4000 km (2500 mi) branden
om aan te geven dat de motorolie moet
worden ververst.
Nadat de motorolie is ververst, moeten de
indicator olieverversing en de ritteller voor
olieverversing worden teruggesteld. Om
beide terug te stellen, selecteert u de ritteller voor olieverversing en houdt u de toets
“RESET” een seconde lang ingedrukt.
Houd terwijl “OIL CHANGE” knippert de
toets “RESET” drie seconden ingedrukt. De
ritteller voor olieverversing wordt teruggesteld en de indicator olieverversing gaat uit.
Als de motorolie wordt ververst voordat de
indicator olieverversing gaat branden (dus
voordat de intervalperiode voor olieverversing is verstreken), moet de ritteller voor
olieverversing na de olieverversing worden
teruggesteld zodat het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing weer correct wordt
aangegeven.
3-8
Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
3
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Kilometerteller V-snaarvervanging
Deze indicator gaat na elke 20000 km
(12500 mi) branden om aan te geven dat de
V-snaar moet worden vervangen.
Nadat de V-snaar is vervangen, moeten de
indicator V-snaarvervanging en de ritteller
voor V-snaarvervanging worden teruggesteld. Om beide terug te stellen, selecteert
u de ritteller voor V-snaarvervanging en
houdt u de toets “RESET” een seconde
lang ingedrukt. Houd terwijl “V-BELT” knippert de toets “RESET” gedurende drie tot
vier seconden ingedrukt. De ritteller voor Vsnaarvervanging wordt teruggesteld en de
indicator V-snaarvervanging gaat uit.
Als de V-snaar wordt vervangen voordat de
indicator V-snaarvervanging gaat branden
(d.w.z. voordat de intervalperiode voor Vsnaarvervanging is verstreken), moet de rit-
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
1
2
3
1
teller V-snaarvervanging worden teruggesteld zodat het eerstvolgende tijdstip voor
V-snaarvervanging weer correct wordt aangegeven.
3
Stuurschakelaars
Links
1. Dimlichtschakelaar “/”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
3. Claxonschakelaar “”
Rechts
DAU1234H
Dimlichtschakelaar “/”
DAU12401
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht en op “” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
DAU12722
Startknop “”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem bekrachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
1. Startknop “”
3-9
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
OPMERKING
1
1
Voorremhendel
1. Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU12902
Achterremhendel
DAUS1963
Het gekoppelde remsysteem functio-
neert niet als alleen de voorrem wordt
bekrachtigd.
3
1. Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem.
Wanneer u aan de achterremhendel trekt,
wordt de achterrem en een gedeelte van de
voorrem bekrachtigd. Trek beide remhendels tegelijkertijd aan voor maximale remkracht.
Daar het gekoppelde remsysteem
mechanisch is, kunt u extra vrije slag
voelen in de voorremhendel als de
achterremhendel wordt aangetrokken.
3-10
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
WAARSCHUWING
OPMERKING
LET OP
1
1
DAU70900
ABS (voor modellen met ABS)
Het ABS (anti-blokkeervoorziening remsysteem) van uw meerwielig leunend voertuig
bevat een elektronisch regelsysteem dat de
voor- en achterrem onafhankelijk van elkaar aanstuurt.
3
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” remmen, dit vermindert de remeffectiviteit.
Houd altijd een veilige afstand tot voorliggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-systeem langer zijn dan zonder ABSsysteem.
DWA16051
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een remhendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pulsaties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speciaal gereedschap vereist, dus neem
contact op met uw Yamaha dealer.
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Voorwielsensor
1. Achterwielsensor
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat terugkeren naar conventioneel remmen.
3-11
Loading...
+ 60 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.