Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een FZS600/FZS600SP kunt u genieten van de resultaten van
Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage
van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lez en, om de mogelijkheden van deze FZS600/FZS600SP optimaal te benutten. Deze handleiding voor
de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw
motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van
anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding v ele handige tips om uw motorfiets in de beste staat
te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet
kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgen de symbolen en/of aan duidingen :
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW
PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of
dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de
motorfiets inspekteert of repareert.
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient
te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.
OPMERKING:
@
Deze handleiding dient beschouwd te worden al s een bij de motorfi ets beho rend o nderdeel en di ent
●
ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven.
Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het on twerp en in de technische g ege-
●
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optrede n tussen de beschrijving in
deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse ga an van deze handleiding de in formatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
@
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
WAARSCHUWING
@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN
DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG ......................................... .... .......1-1
1
1-
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
DAU00021
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan
geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkinge n, waar je niet omheen kunt; ook de beste
motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eer ste vereisten om te zorgen dat d e motorfiet s in
goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te
rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de in vloed van medicijnen, alcoh ol of drugs
is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist
fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere
overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de
inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal
motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en
elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk
echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste
bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een
klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder d an versta ndig is en n eem geen on nodige risico’s.
Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies
wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat
andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
DAU00027
Kontaktslot-schakelaar/
Stuurslot
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen van
de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.
ON
De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand
staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand
staat, kan de sleutel verwijderd worden.
DAU00029
DAU00036
DAU00038
LOCK
DAU00040
Het stuur staat op slot en alle elektrische
circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de
sleutel verwijderd worden. Om het stuur te
vergrendelen, draait u het geheel naar
links. Terwijl u de sleutel dieper in de
kontaktslot-schakelaar drukt, draait u de
sleutel van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel. Om het stuur te ontgrendelen draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u
erop drukt.
3-1
1. Indrukken
2. Draaien
@
DW000016
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de
“OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor
nog rijdt. De elektrische circuits worden
dan uitgeschakeld zodat bepaalde bedieningsfunkties niet meer werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan
opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel
tot stilstand is gekozen, vorrdat u het
kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK”
draait.
@
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
(Parkeren)
DAU03013
Het stuur staat op slot en de achterlichten
en het voorste parkeerlicht staan aan maar
verder zijn alle elektrische circuits uitgeschakeld. Als de contactslot-schakelaar in
deze stand staat, kan de sleutel verwijderd
worden.
Voor het gebruik van de parkeerstand vergrendelt u eerst het stuur en dan draait u de
sleutel naar “”. Deze stand mag u niet te
lang achtereen gebruiken, anders kan de
accu leegraken.
3
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Bij het naar rechts of ls zetten van de richtingsaanwijzer gaat het bijbehorende lampje knipperen.
DAU00056
DAU00058
Grootlicht-kontrolelampje “”
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Oliepeil-kontrolelampje “”
DAU01313
Dit controlelampje licht op als het oliepeil te
laag is. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure op
blz. 3-4.
DC000000
LET OP:
@
Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt
als er niet voldoende olie in het carter
aanwezig is.
@
OPMERKING:
@
Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil
bijgevuld, dan nog kan het oliepeil-controlelampje op een helling of tijdens plotseling
accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.
@
Koelvloeistoftemperatuur-waarschu-
DAU01716
wingslampje “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer de motor oververhit raakt. Als dit
lampje oplicht, dient u de motor onmiddellijk
te stoppen en te laten afkoelen.
DC000002
@
Als de motor oververhit is, stop dan onmiddellijk met rijden.
@
DAU01154
Brandstofpeil-waarschuwingslampje
“”
Wanneer het brandstofpeil onder circa
3,5 L komt, gaat dit lampje branden. Als het
waarschuwingslampje oplicht, laat de
brandstoftank dan bij de eerste gelegenheid bijvullen. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure
op blz. 3-5.
Vrijstand-kontrolelampje “”
Dit kontrolelampje licht op als de versnelli ng
in zijn vrij staat.
DAU00061
3-3
CB-48D
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00071
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”
en de motorstop-schakelaar op “”.
Het oliepeil-kontrolelampje
licht niet op.
Druk op de startschakelaar met
de versnelling in vrij of met de
koppelingshendel ingetrokken.
Het oliepeilkontrolelampje
Het oliepeil en het
elektrische circuit zijn
in orde. U kunt met de
motorfiets rijden.
Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.
Vraag uw Yamaha dealer
om het elektrische circuit te
inspekteren.
3-4
Het oliepeil-kontrolelampje
licht op.
Kontroleer het oliepeil.
Het oliepeil is
voldoende.
Het oliepeil is
te laag.
Vul motorolie bij.
3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontroleprocedure voor het circuit van het brandstofnivo-waarschuwingslampje
CB-46D
Kontaktslot-schakelaar op “ON”
Motorstop-schakelaar op “”.
DAU00085
Brandstofnivo-waarschu-
3
wingslampje licht niet op.
Zet de versnelling in vrij of trek
de koppelingshendel in en druk
Brandstofnivo-waarschuwingslampje licht op.
Kontroleer het
brandstofnivo.
dan op de startschakelaar.
Brandstofnivowaarschuwingslampje licht op.
Het brandstofnivo en
het elektrische circuit
zijn in orde. U kunt met
de motorfiets rijden.
Brandstofnivowaarschuwingslampje licht niet op.
Vraag uw Yamaha
dealer om het elektrische circuit te
inspekteren.
3-5
Er is genoeg
benzine.
Het brandstofnivo is te laag.
Vul benzine
bij.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
OPMERKING:
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller/dagteller/klok
3. “SELECT” toets
4. “RESET” toets
DAU03028*
Snelheidsmeter
Snelheidsmeter is voorzien van:
een kilometerteller
●
twee dagtellers
●
een klok
●
Kilometerteller en dagtellers
Bij instellen op “ODO” wordt het totaal aantal verreden kilometers van de motorfiets
aangegeven.
Bij instellen op de “TRIP 1” of de “TRIP 2”
dagteller verschijnt het aantal kiometers dat
er met de motorfiets is gereden sinds de
laatste keer dat de dagteller op nul was teruggezet. Gebruik deze dagteller om te bepalen hoeveel kilometer u met één volle
tank kunt afleggen. Dan zult u voortaan beter kunnen plannen waar en wanneer u
moet stoppen om te tanken.
Keuze van een tellerfunctie
Druk op de “SELECT” toets om over te
schakelen tussen de “ODO” kilometerteller
en de “TRIP 1” en “TRIP 2” dagtellers en de
klok, in de onderstaande volgorde:
“ODO” → “TRIP 1” → “TRIP 2” → Klok
→
“ODO”
Terugstellen van de dagteller
Om de dagteller 1 of 2 op 0,0 terug te stellen, kiest u de teller met de “SELECT” toets
en dan drukt u de “RESET” toets ten minste
één seconde lang in.
Klok
Om de aanduiding over te schakelen naar
een gewone klok, drukt u op de “SELECT”
toets.
Om de aanduiding terug te schakelen naar
de kilometerteller, drukt u op de “SELECT”
toets.
Gelijkzetten van de klok
1. Houd de “SELECT” en de “RESET”
toets beide tegelijk ten minste twee
seconden lang ingedrukt.
2. Wanneer de uren-aanduiding gaat
knipperen, drukt u op de “RESET”
toets om het juiste uur in te stellen.
3. Druk op de “SELECT” toets om over te
schakelen op de minuten.
4. Wanneer de minuten-aanduiding gaat
knipperen, drukt u op de “RESET”
toets om de juiste minuut in te stellen.
5. Druk op de “SELECT” toets om de
klok te starten.
@
Na het gelijkzetten van de klok dient u in elk
geval eenmaal op de “SELECT” toets te
drukken alvorens u het contactslot op
“OFF” zet, anders zal de ingestelde tijd vervallen.
@
3
3-6
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
OPMERKING:
3
1. Toerenteller
2. Rode gebied
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische
toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende
de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.
LET OP:
@
Zorg dat de toerenteller nooit in het rode
gebied komt.
Rode gebied: 12.500 tpm en hoger
@
DAU00101
DC000003
DAU01322*
Diagnosefunktie
Dit model is voorzien van een diagnosefunktie voor het gasklep-sensorcircuit
(T.P.S.).
Mocht er een storing optreden in dit circuit,
dan zal de toerenteller om en om de volgende diagnose-aanduidingen te zien geven:
CB-70D
3 seconden
lang: 0 tpm
2,5 seconde lang:
3.000 tpm
Als uw toerenteller de bovenstaande reeks
diagnose-aanduidingen te zien geeft, breng
dan uw motorfiets ter reparatie naar een
Yamaha dealer.
LET OP:
@
Om schade aan de motor te voorkomen,
dient u vooral zo snel mogelijk een
Yamaha dealer te raadplegen als uw toerenteller een steeds wisselende reeks
toerentallen te zien geeft.
@
3 seconden
lang: het feitelijke toerental
DC000004
@
Als de toerenteller 4.000 in plaats van
3.000 tpm. aangeeft, kan de snelheidssensor losgeraakt of kortgesloten zijn. Verzoek
in dat geval een Yamaha dealer om de motorfiets te inspecteren.
@
3-7
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00109
Anti-diefstal alarm (optioneel)
Deze motorfiets kan op aanvraag worden
uitgerust met een anti-diefstal alarm. Verzoek uw Yamaha dealer om het alarm voor
u te bestellen en te installeren.
3
1. Benzinemeter
DAU00110
Benzinemeter
Dit model is uitgerust met een elektrische
benzinemeter zodat de bestuurder te allen
tijde kan zien hoeveel benzine er in de tank
zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er
nog circa 3,5 L benzine in de tank over.
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
OPMERKING:
3
1. Inhaal-schakelaar “PASS”
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “”
5. Waarschuwingslichten-schakelaar “”
Stuurschakelaars
Inhaal-schakelaar “PASS”
Druk op de schakelaar om het signaallicht
te bedienen.
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “” voor grootlicht en naar “” voor dimlicht.
DAU00118
DAU00120
DAU00121
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “”.
Om de linker-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “”. Als u
de schakelaar loslaat, keert deze terug naar
de middenpositie. Om de richtingaanwijzer
weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in,
terwijl deze in de middenpositie staat.
Klaxon-schakelaar “”
DAU00129
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
Waarschuwingslichten-schakelaar
DAU00144
“”
Schakel de waarschuwingslichten in als er
gevaar dreigt of als u nood bent. Alle richtingsaanwijzerlampjes gaan tegelijk knipperen wanneer u, met het contactslot in de
“ON” of de “P” stand, de waarschuwingslichten inschakelt met deze schakelaar
DC000006
LET OP:
@
Als u de waarschuwingslichten te lang
achtereen aan laat, kan dit leiden tot uitputting van de accu waardoor u de elektrische starter niet meer zult kunnen
gebruiken.
@
@
Schakel de waarschuwingsknipperlichten
in als u andere weggebruikers wilt waarschuwen dat u uw motorfiets wilt stopzetten
op een plaats waar dit gevaar kan opleveren.
@
3-9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “”
DAU00138
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder
noodomstandigheden, zoals wanneer de
motorfiets is omgevallen of bij problemen
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
“” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “”.
Lichtschakelaar
DAU00134
Door de lichtschakelaar naar “” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting
en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “” te
draaien zal de koplamp ook ingeschakeld
worden.
Startschakelaar “”
DAU00143
Als u de startschakelaar indrukt zal de startmotor de motor doen ronddraaien.
DC000005
LET OP:
@
Zie, alvorens de motor te starten, de paragraaf met aanwijzingen over het starten.
@
3
1. Koppelingshendel
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur, en het ontstekingsblokkeersysteem is ingebouwd in het
koppelingshendel-handvat. Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om
de koppeling weer te laten opkomen laat u
de koppelingshendel weer langzaam van
het stuur weg gaan. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam
te laten opkomen. (Zie de paragraaf met de
aanwijzingen over het starten, voor een beschrijving van het circuit van het ontstekingsblokkeersysteem).
3-10
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Versnellingspedaal1. Voorremhendel
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 6-versnellingsbak met konstante aangrijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich links
van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.
DAU00157
2. Insteller handgreepstand
3. Pijlteken
a. Afstand handgreep
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur en is voorzien
van een hendel-afsteller. Om de voorrem
aan te trekken, knijpt u de hendel naar het
stuur toe. Om de afstand tussen de voorremhendel en het stuurhandvat bij te stellen, draait u aan de afsteller terwijl u de
hendel naar voren trekt. Let op dat de
standmarkering op de afsteller recht tegenover het pijlteken staat.
3-11
DAU00161
1. Achterrempedaal
DAU00162
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts
van het motorblok. Trap het pedaal in om te
remmen.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1. Slotdeksel
2. Openen
DAU02935
Benzinetankdop
Openen
Schuif het afdekplaatje weg van het sle utelgat, steek de sleutel in het sleutelgat en
draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu
van het slot gehaald en kan verwijderd worden.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de juiste
plaats, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Schuif het afdekplaatje weer voor
het sleutelgat.
OPMERKING:
@
De benzinetankdop kan niet op de tank gedraaid worden als de sleutel niet in het sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop niet
goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit
verwijderd worden.
@
WAARSCHUWING
@
DW000023
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens weg
te rijden.
@
3
3-12
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00185
LET OP:
@
Als er benzine wordt gemorst, veeg deze
dan onmiddellijk weg met een droge,
zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.
@
3
1. Vulslang
2. Brandstofpeil
Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzine in
de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.
WAARSCHUWING
@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol is.
Let tevens op dat er geen benzine op
een heet motorblok wordt gemorst. Vul
de tank nooit verder dan tot onderaan de
vulhals, anders bestaat de kans dat de
benzinetank overloopt, als de benzine
door verwarming uitzet.
@
DAU01183
DW000130
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een
oktaangehalte van 91 ron of hoger
(oktaangehalte zoals door onderzoek
bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
20 L
Reserve:
3,5 L
OPMERKING:
@
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte.
@
DAU00191
1. Ontluchtingsslang van de benzinetank
Ontluchtingsslang van de
benzinetank
Dit model is uitgerust met een ontluchtingsslang voor de benzinetank.
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer of de slang goed vast zit.
●
Controleer de slang op scheurtjes of
●
andere beschadiging. Vervang indien
beschadigd.
Controleer of de opening onderaan de
●
slang niet verstopt is. Indien nodig,
schoonmaken.
DAU02955
3-13
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Chokeknop (choke) “”1. Zadelslot
DAU02976
2. Openen
Chokeknop (choke) “”
Het starten van een koude motor vereist
een rijker mengsel (meer benzine/minder
lucht). Een gescheiden choke-startcircuit
zorgt voor de toevoer van dit verrijkte
mengsel.
Draai in de a richting om de choke in te
schakelen (choke).
Draai in de b richting om de choke uit te
schakelen (choke).
Zadel
Verwijderen
Steek de sleutel in het zadelslot en draai
deze linksom. Houd de sleutel in die stand
gedraaid en til de voorkant van het zadel
op.
3-14
DAU01319
1. Uitsteeksel
2. Zadelhouder
Installeren
Steek het uitsteeksel aan de achterkant van
het zadel in de zadelhouder en druk de
voorkant van het zadel omlaag vast.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Helmhouder1. Opbergvak1. U-LOCK slot
Helmhouder
De helmhouder bevindt zich onder het zadel. Verwijder het zadel en haak de helm in
de helmhouder. Plaats het zadel weer en
zet dit op slot.
WAARSCHUWING
@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in
de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor
u uw evenwicht zou kunnen verliezen
met als gevolg een ongeluk.
@
DAU00263
DW000030
DAU01688
Opbergvak
Dit opbergvak is ontworpen voor opslag
van een origineel Yamaha U-LOCK beugelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht
niet passen.)
Zorg bij opslag dat het slot goed is vastgemaakt.
Om te zorgen dat de riempjes niet losraken,
dient u deze zelfs vast te maken als er geen
U-LOCK beugelslot in het opbergvak aanwezig is.
Als u deze gebruiksaanwijzing of andere
documenten in het opbergvak wilt bewaren,
2. Riempje
dient u deze in een plastic zak te doen zodat ze niet nat worden. Let bij het wassen
van de motorfiets op, dat het opbergvak
niet vol water loopt.
3-15
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
1. Instelbout veer-voorbelasting1. Instelstand
DAU00285
2. Voorvorkdop
Afstelling van de voorvork
Deze voorvork is uitgevoerd met afstelbouten voor de voorbelasting.
DW000037
WAARSCHUWING
@
Beide vorkpoten moeten op dezelfde
druk worden ingesteld. Als de druk verschillend is, kan dit resulteren in slechte
stuureigenschappen en inferieure stabiliteit.
@
Stel de voorbelasting als volgt in.
Draai de afstelbouten in richting a om de
voorbelasting van de vering te verhogen,
en in richting b om de voorbelasting van de
vering te verlagen.
LET OP:
@
De groeven geven de afstellings-positie
aan. Zorg dat de beide vorkhelften altijd
hetzelfde zijn afgesteld.
@
CI-18D
Stand
afsteller
1234567
Stug
3-16
Standaard
DC000013
Zacht
Loading...
+ 75 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.