Yamaha F40D, F40G, F50F, FT50G, F60C User Manual

...
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw bui-
tenboordmotor te gebruiken.
F40D F40G F50F FT50G F60C FT60D F70A
DMU25052
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebruiken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Belangrijke handleidingsinformatie
WAARSCHUWING
OPGELET
NOTA:
NOTA:
DMU25107
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van deze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheids­waarschuwingen. Het wordt gebruikt om u op mogelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg alle veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigen­dommen te voorkomen.
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandleiding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze in­structies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dealer waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
De F40DET, F40GET, F50FED, F50FET, FT50GET, F60CET, FT60DET, F70AET en de standaardaccessoires worden gebruikt als basis voor de verklaringen en afbeeldin­gen in deze handleiding. Daardoor kunnen sommige onderdelen niet op ieder model van toepassing zijn.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25121
F40D, F40G, F50F, FT50G, F60C, FT60D, F70A
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2011 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, december 2011
Alle rechten voorbehouden. Elke herdruk of onbevoegd gebruik zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Inhoud
Veiligheidsinformatie........................ 1
Buitenboordmotorveiligheid.............. 1
Propeller............................................ 1
Draaiende onderdelen ...................... 1
Hete onderdelen ............................... 1
Elektrische schokken ........................ 1
Trim- en kantelbekrachtiging............. 1
Motorstopschakelaarkoord................ 1
Benzine ............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide ................................... 2
Wijzigingen........................................ 2
Scheepvaartveiligheid ...................... 2
Alcohol en verdovende middelen...... 2
Zwemvesten...................................... 2
Mensen in het water.......................... 2
Passagiers ........................................ 3
Overladen ......................................... 3
Vermijd botsingen ............................. 3
Weersomstandigheden ..................... 3
Passagiersopleiding.......................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties .... 4
Wetten en voorschriften .................... 4
Algemene informatie......................... 5
Plaats voor identificatienummers .....5
Buitenboordmotorserienummer......... 5
Sleutelnummer.................................. 5
EG-verklaring van
overeenstemming .......................... 5
EG label ..........................................5
Lees handleidingen en labels........... 7
Waarschuwingslabels ...................... 7
Specificaties en vereisten ..............11
Technische gegevens .................... 11
Installatievereisten .........................14
Vermogen paardenkracht boot ....... 14
Monteren van de motor................... 14
Yamaha Security System................ 14
Afstandsbedieningsvereisten ......... 15
Accuvereisten................................. 15
Technische gegevens van de
accu .............................................. 15
Monteren van de accu .................... 15
Meerdere accu’s ............................. 15
Propellerkeuze............................... 15
Neutraal-startbeveiliging ................ 16
Motorolievereisten.......................... 16
Brandstofvereisten......................... 17
Benzine ........................................... 17
Anti-fouling..................................... 17
Motorafdankingsvereisten.............. 18
Nooduitrusting................................ 18
Componenten.................................. 19
Schematische voorstelling van de
componenten ............................... 19
Brandstoftank .................................. 21
Brandstofleidingkoppelstuk ............. 21
Brandstofmeter................................ 22
Benzinetankdop .............................. 22
Ontluchtingsschroef ........................ 22
Afstandsbedieningzender ............... 22
Ontvanger ...................................... 23
Yamaha Security System
vergrendel- en
ontgrendelmodus ......................... 23
Afstandsbedieningskast .................. 23
Afstandsbedieningshendel .............. 24
Neutraal vergrendeltrekker.............. 24
Neutraal gashendel ......................... 24
Stuurhendel .................................... 24
Schakelhendel ................................ 25
Gashendel ...................................... 25
Brandstofverbruiksindicator ............ 25
Gashendelfrictieafstelling ................ 25
Noodstopkoord en clip .................... 26
Motorstopknop ............................... 27
Hoofdschakelaar ............................. 27
Stuurfrictieregelhendel .................... 27
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op afstandsbediening of
stuurhendel ................................... 28
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
aan onderkant motorkap ............... 29
Schakelaars voor het regelen van
de snelheid voor stapvoets
varen............................................. 29
Trimtap met anode .......................... 29
Inhoud
Trimstang (kantelpen) ..................... 30
Kantelvergrendelingsme-
chanisme ...................................... 30
Kantelsteunhendel voor modellen
met trim- en kantelbekrachtiging
of hydraulische kanteling .............. 31
Motorkapvergrendelhendel(s)
(draaitype)..................................... 31
Doorspoelplug................................. 31
Brandstoffilter/waterafscheider ....... 32
Waarschuwingslampje ................... 32
Instrumenten en
verklikkerlampjes ............................ 34
Verklikkers ..................................... 34
Oliedrukwaarschuwingslampje........ 34
Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 34
Digitale toerenteller ........................ 34
Toerenteller..................................... 35
Trimmeter........................................ 35
Urenmeter ....................................... 35
Oliedrukwaarschuwingslampje........ 35
Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 36
Digitale snelheidsmeter..................36
Snelheidsmeter ............................... 36
Brandstofmeter ............................... 37
Tripmeter / klok / voltmeter.............. 37
Brandstofpeilwaarschuwings-
lampje ........................................... 38
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning................................ 38
Analoge toerenteller ....................... 38
Oliedrukwaarschuwingslampje........ 38
Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 39
Analoge trimmeter..........................39
6Y8 Multifunctionele meters...........39
6Y8 Multifunctionele
toerentellers .................................40
Startcontroles.................................. 41
Yamaha Security
System-informatie ........................ 41
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen ............................ 42
Oliedrukwaarschuwing .................... 42
Oververhittingswaarschuwing ......... 43
Waterafscheiderwaarschuwing .......43
Motorstoringwaarschuwing ............. 44
Waarschuwing voor lage
accuspanning................................ 44
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters........................... 45
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters........................... 46
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters................ 47
Motorcontrolesysteem ................... 48
Waarschuwingssysteem ................ 48
Oververhittingswaarschuwing ......... 48
Oliedrukwaarschuwing .................... 49
Installatie ......................................... 50
Installatie........................................ 50
De buitenboordmotor monteren ...... 50
Werking............................................ 52
Eerste gebruik................................ 52
De motor met motorolie vullen ........ 52
Inlopen van de motor ...................... 52
Leer uw boot kennen....................... 52
Controleert voordat de motor
wordt gestart ................................ 52
Brandstofpeil ................................... 53
Verwijderen van de motorkap ......... 53
Brandstofsysteem ........................... 53
Bedieningselementen...................... 54
Noodstopkoord................................54
Motorolie ......................................... 55
Motor ............................................... 55
Doorspoelplug ................................. 55
Installeren van de motorkap............56
Trim- en
kantelbekrachtigingssysteem........ 56
Accu ................................................ 57
Brandstof bijvullen ......................... 57
De motor gebruiken ....................... 58
Brandstof verzenden (draagbare
tank) .............................................. 59
Starten van de motor....................... 60
Controles na het starten van de
motor............................................ 63
Inhoud
Koelwater ........................................ 63
De motor laten warmdraaien..........63
Modellen met manuele starter en
elektrische starter ......................... 63
Controles na het warmdraaien van
de motor ....................................... 64
Schakelen ....................................... 64
Stopschakelaars ............................. 64
Schakelen ......................................64
De boot stoppen.............................66
Stapvoets varen ............................. 66
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen ............................ 66
Motor uitschakelen ......................... 67
Procedure ....................................... 67
De buitenboordmotor trimmen .......68
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 69
Afstellen van trimhoek voor
modellen met hydraulisch
kantelmechanisme........................ 69
Boottrim instellen ............................ 70
Naar boven en naar beneden
kantelen........................................ 71
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met
hydraulisch kantelmechanisme) ... 71 Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 72
Procedure voor het naar beneden
kantelen (modellen met
hydraulisch kantelmechanisme) ... 74 Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 74
Ondiep water .................................75
Modellen met hydraulisch
kantelmechanisme........................ 75
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging....................... 76
Varen in andere
omstandigheden........................... 78
Onderhoud....................................... 79
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor......................... 79
Opbergen van de
buitenboordmotor.......................... 79
Procedure........................................ 80
Smering...........................................82
Spoelen van het motorblok ............. 82
Reiniging van de
buitenboordmotor ......................... 84
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor .............. 84
Periodiek onderhoud...................... 84
Vervangingsonderdelen .................. 84
Zware gebruiksomstandigheden ..... 85
Onderhoudsschema 1.....................86
Onderhoudsschema 2.....................88
Smeren............................................ 89
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 90
Vrijlooptoerental onderzoeken ........ 91
Motorolie verversen......................... 92
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ............................. 94
Propeller controleren.......................94
De propeller verwijderen ................. 95
De propeller installeren ................... 95
Verversen van tandwielolie ............. 96
De brandstoftank reinigen ............... 97
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n)................................... 98
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter)........................................... 99
Aansluiten van de accu ................... 99
Loskoppelen van de accu ............. 100
Opbergen van de batterij............... 100
Herstellen van defecten................ 101
Problemen verhelpen................... 101
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 105
Impact schade...............................105
Vervangen van de zekering .......... 105
De trim- en kantelbekrachtiging
werkt niet..................................... 106
Inhoud
Waarschuwingslampje van
waterafscheider knippert tijdens
varen........................................... 107
De starter werkt niet...................... 110
Noodstart ...................................... 110
Behandeling van
ondergedompelde motor ............ 112

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een
persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propel-
ler, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motor­kap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kan­telbekrachtigingsmechanisme te laten wer­ken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rond­om de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen­del vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze
1
Veiligheidsinformatie
haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertra­gen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 58 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van
uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan-
2
neer de motor in neutraal staat. Schakel de
ZMU06025
motor uit wanneer er zich een persoon vlak­bij de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft genomen in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon manoeuvre dient te maken. Tracht opsprin­gende golven en kielzog steeds te vermij­den.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de bootfabrikant voor het toegestane maxi­mumgewicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overladen of verkeerd verdelen van het ge­wicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en lei­den tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor men­sen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
Veiligheidsinformatie
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere
boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer-
pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve
manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden.
Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Veiligheidsinformatie
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
4

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor
identificatienummers
DMU25184
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboordzij­de van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te ge­ven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25191
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de
ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU37291
EG-verklaring van overeenstemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt geleverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikantModelnaamProductcode van model (goedgekeurde
modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25205
EG label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
5
Algemene informatie
1
ZMU04704
ZMU06040
1. Positie van het CE-label
6
Algemene informatie
3
1
2
ZMU05712
DMU33523
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33832
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F40D, F50F, F60C, FT50G, FT60D
7
Algemene informatie
3
1
2
ZMU07077
F40G, F70A
8
Algemene informatie
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
ZMU05706
1
2
3
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01691
Bij een noodstart is er geen neutraal­startbeveiliging. Vergewis u ervan dat de schakelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen
aanraken of verwijderen.
3
DWM01671
Lees de handleiding en de labels.Draag een goedgekeurd zwemvest.Bevestig het noodstopkoord aan uw
zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
9
Algemene informatie
ZMU05696
ZMU05664
ZMU05665
ZMU05666
ZMU05667
ZMU05668
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
Bedieningsrichting van afstandsbedie­ningshendel/schakelhendel, twee richtingen
Motorstart/ motoraanzwengeling
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
10

Specificaties en vereisten

NOTA:
DMU34521
Technische gegevens
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
DMU2821P
Maat:
Totale lengte:
F40DET 638 mm (25.1 in)
F40GET 698 mm (27.5 in)
F50FED 638 mm (25.1 in)
F50FET 638 mm (25.1 in)
F60CET 638 mm (25.1 in)
F70AET 698 mm (27.5 in)
FT50GET 638 mm (25.1 in)
FT60DET 638 mm (25.1 in)
Totale breedte:
F40DET 385 mm (15.2 in)
F40GET 386 mm (15.2 in)
F50FED 385 mm (15.2 in)
F50FET 385 mm (15.2 in)
F60CET 385 mm (15.2 in)
F70AET 386 mm (15.2 in)
FT50GET 385 mm (15.2 in)
FT60DET 385 mm (15.2 in)
Totale hoogte L:
F40DET 1414 mm (55.7 in)
F40GET 1476 mm (58.1 in)
F50FED 1414 mm (55.7 in)
F50FET 1414 mm (55.7 in)
F60CET 1414 mm (55.7 in)
F70AET 1476 mm (58.1 in)
FT50GET 1455 mm (57.3 in)
FT60DET 1455 mm (57.3 in)
Totale hoogte X:
F70AET 1590 mm (62.6 in) FT60DET 1569 mm (61.8 in)
Motorspiegelhoogte L:
F40DET 527 mm (20.7 in) F40GET 534 mm (21.0 in) F50FED 527 mm (20.7 in) F50FET 527 mm (20.7 in) F60CET 527 mm (20.7 in) F70AET 534 mm (21.0 in) FT50GET 530 mm (20.9 in) FT60DET 530 mm (20.9 in)
Motorspiegelhoogte X:
F70AET 648 mm (25.5 in) FT60DET 644 mm (25.4 in)
Droog gewicht (AL) L:
F40DET 115 kg (254 lb) F40GET 119 kg (263 lb) F50FED 114 kg (251 lb) F50FET 115 kg (254 lb) F60CET 115 kg (254 lb) F70AET 119 kg (262 lb) FT50GET 120 kg (263 lb) FT60DET 120 kg (263 lb)
Droog gewicht (AL) X:
F70AET 123 kg (271 lb) FT60DET 123 kg (272 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
F40DET 5000–6000 omw/min F40GET 5300–6300 omw/min F50FED 5000–6000 omw/min F50FET 5000–6000 omw/min F60CET 5000–6000 omw/min F70AET 5300–6300 omw/min FT50GET 5000–6000 omw/min FT60DET 5000–6000 omw/min
Nominaal vermogen:
F40DET 29.4 kW (40 PK) F40GET 29.4 kW (40 PK) F50FED 36.8 kW (50 PK)
11
Specificaties en vereisten
F50FET 36.8 kW (50 PK)
F60CET 44.1 kW (60 PK)
F70AET 51.5 kW (70 PK)
FT50GET 36.8 kW (50 PK)
FT60DET 44.1 kW (60 PK)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
700-800 omw/min
Motor:
Type:
F40DET 4-takt SOHC L4 8kleppen
F40GET 4-takt SOHC L4 16kleppen
F50FED 4-takt SOHC L4 8kleppen
F50FET 4-takt SOHC L4 8kleppen
F60CET 4-takt SOHC L4 8kleppen
F70AET 4-takt SOHC L4 16kleppen
FT50GET 4-takt SOHC L4 8kleppen
FT60DET 4-takt SOHC L4 8kleppen
Slag:
Boring slag:
Ontstekingssysteem:
Bougie (NGK):
Electrode afstand bougie:
Besturingssysteem:
Startsysteem:
Carburateur met start systeem:
3
996 cm
65.0 75.0 mm (2.56 2.95 in)
TCI
F40DET DPR6EB-9
F40GET LKR7E
F50FED DPR6EB-9
F50FET DPR6EB-9
F60CET DPR6EB-9
F70AET LKR7E
FT50GET DPR6EB-9
FT60DET DPR6EB-9
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Afstandsbediening
Elektrische starter
Elektronische brandstofinjectie
(33.7 US oz, 35.1 Imp.oz)
Klepspeling IN (koude motor):
0.15–0.25 mm (0.0059–0.0098 in)
Klepspeling UIT (koude motor):
0.25–0.35 mm (0.0098–0.0138 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
70 A/u
Maximumdynamovermogen:
F40DET 16 A F40GET 15 A F50FED 16 A F50FET 16 A F60CET 16 A F70AET 15 A FT50GET 16 A FT60DET 16 A
Aandrijvingseenheid:
Schakelinrichtingstanden:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
F40DET 1.85(24/13) F40GET 2.33(28/12) F50FED 1.85(24/13) F50FET 1.85(24/13) F60CET 1.85(24/13) F70AET 2.33(28/12) FT50GET 2.33(28/12) FT60DET 2.33(28/12)
Trim- en kantelsysteem:
F40DET Trim- en kantelbekrachti­ging F40GET Trim- en kantelbekrachti­ging F50FED Hydraulisch kantelmecha­nisme F50FET Trim- en kantelbekrachtiging F60CET Trim- en kantelbekrachti­ging F70AET Trim- en kantelbekrachtiging FT50GET Trim- en kantelbekrachti-
12
Specificaties en vereisten
ging
FT60DET Trim- en kantelbekrachti-
ging
Propellermerkteken:
F40DET G
F40GET K
F50FED G
F50FET G
F60CET G
F70AET K
FT50GET K
FT60DET K
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefilter­vervanging):
1.9 L (2.01 US qt, 1.67 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefilterver­vanging):
2.1 L (2.22 US qt, 1.85 Imp.qt) Smeersysteem:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F40DET 0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt) F40GET 0.670 L (0.708 US qt, 0.590 Imp.qt)
F50FED 0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt) F50FET 0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt) F60CET 0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt) F70AET 0.670 L (0.708 US qt, 0.590 Imp.qt) FT50GET 0.670 L (0.708 US qt, 0.590 Imp.qt) FT60DET 0.670 L (0.708 US qt, 0.590 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
F40DET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F40GET 17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb) F50FED 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F50FET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F60CET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F70AET 17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb) FT50GET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) FT60DET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Propellermoer:
F40DET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F40GET 34 Nm (3.47 kgf-m, 25.1 ft-lb) F50FED 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F50FET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F60CET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb)
13
Specificaties en vereisten
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
F70AET 34 Nm (3.47 kgf-m, 25.1 ft-lb) FT50GET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) FT60DET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
F40DET 28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb) F40GET 27 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb) F50FED 28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb) F50FET 28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb) F60CET 28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb) F70AET 27 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb) FT50GET 28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb) FT60DET 28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Motoroliefilter:
18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau:
F40DET 78.1 dB(A) F40GET 83.9 dB(A) F50FED 78.1 dB(A) F50FET 78.1 dB(A) F60CET 78.1 dB(A) F70AET 83.9 dB(A) FT50GET 78.1 dB(A) FT60DET 78.1 dB(A)
DMU33554
Installatievereisten
DMU33564
Vermogen paardenkracht boot
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten­boordmotor(en) of de totale paardenkrach­ten van uw buitenboordmotor(en) niet het maximale paardenkracht vermogen van de boot overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 50.
DMU38580
Yamaha Security System
Deze buitenboordmotor is uitgerust met het Yamaha Security System voor diefstalbevei­liging, dat bestaat uit een ontvanger en een afstandsbedieningzender. De motor kan niet worden gestart als het beveiligingssysteem in de vergrendelmodus staat. Hij kan alleen worden gestart in de ontgrendelmodus. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het in-
14
Specificaties en vereisten
WAARSCHUWING
stalleren van de ontvanger.
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01580
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet wor­den uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430 A Minimum nominaal vermogen (20HR/IEC):
70 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot
brand, explosies of vonken.
DMU36300
[DWM01820]
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor­beeld in boten met meerdere motoren of in geval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha­dealer te raadplegen in verband met de keu­ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU34195
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propel­ler een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor werd geleverd met een Yamaha propeller die is gekozen om goed te presteren in een reeks van toepas­singen, maar er kunnen toepassingen zijn waar een andere propeller meer geschikt is. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifie­ke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het alge­meen geldt dat een propeller met een grote­re spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, se­lecteer dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbe­reik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk
15
Specificaties en vereisten
ZMU04606
-
x
123
ZMU04607
-
x
123
ZMU06854
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SE SF SG SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
10W–30
10W–40
5W–30
moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerentalbereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor het controleren van de propeller, zie pagina 94.
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU41952
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50
API SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefilter­vervanging):
1.9 L (2.01 US qt, 1.67 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefilterver­vanging):
2.1 L (2.22 US qt, 1.85 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie type 1 vermelde olietypes niet beschikbaar zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25770
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbediening­seenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge-
16
Specificaties en vereisten
OPGELET
ZMU06855
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SH SJ SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
15W–40
20W–40
20W–50
Aanbevolen motorolie type 2
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36803
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een mi­nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
DCM01981
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de
brandstoftank terechtkomen. Veront­reinigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorscha­de veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd bewaard.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Et­hanol kan worden gebruikt als het ethanolge-
halte niet meer dan 10% bedraagt en de brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo­torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsys­teem noodzakelijk maken.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
17
Specificaties en vereisten
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36352
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.Een extra motorstopschakelaarkoord met
clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set
bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
18

Componenten

NOTA:
TRIP TIME BATT
Km/h knot mph
km mile
SPEED
YAMAHA
set
mode
1
3
4
9
11
12
13
14
10
2
6
7
5
8
15
23
22
16
19
17 18
20 21
ZMU07563
DMU2579Y
Schematische voorstelling van de componenten
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
F40D, F50F, F60C, FT50G, FT60D
1. Motorkap
2. Waterafscheider
3. Motorkapvergrendelhendel
4. Aftapschroef
5. Anode*
6. Anti-cavitatieplaat
7. Trimtap (anode)
8. Propeller*
9. Koelwaterinlaat
10. Anode(n)*
11. Trimstang*
12. Kantelvergrendelhendel*
13. Klembeugel
14. Kantelsteunhendel
15. Doorspoelplug
16. Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
17. Digitale toerenteller*
18. Digitale snelheidsmeter*
19. Toerenteller*
20. Trimmeter*
21. Brandstoftank
22. Afstandsbedieningzender
23. Ontvanger
19
Componenten
1
3
2
4
11
9
5
6
7
8
13
11
12
TRIP TIME BATT
Km/h knot mph
km mile
SPEED
YAMAHA
set
mode
21
20
14
17
15 16
18
19
10
ZMU07075
F40G, F70A
1. Motorkap
2. Waterafscheider
3. Motorkapvergrendelhendel
4. Aftapschroef
5. Anti-cavitatieplaat
6. Trimtap (anode)
7. Propeller*
8. Koelwaterinlaat
9. Anode(n)
10. Klembeugel
11. Kantelsteunhendel
12. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
13. Doorspoelplug
14. Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
15. Digitale toerenteller*
16. Digitale snelheidsmeter*
17. Toerenteller*
18. Trimmeter*
19. Brandstoftank
20. Afstandsbedieningzender
20
21. Ontvanger
Componenten
WAARSCHUWING
1
4
6
3
2
5
ZMU05429
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
DMU25803
Brandstoftank
Als uw model werd uitgerust met een draag­bare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten voldoen aan de van toepassing zijnde li-
centie- of goedkeuringsvoorschriften.
1. Brandstofleiding koppelstuk
2. Brandstofmeter
3. Brandstoftankkap
4. Ontluchtingsschroef
DMU25830
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruikt om de brand-
21
Componenten
OPGELET
NOTA:
ZMU06455
stofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter bevindt zich op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Hij toont de benaderende hoeveelheid reste­rende brandstof in de tank.
DMU25850
Benzinetankdop
Deze dop sluit de brandstoftank af. Wanneer hij wordt verwijderd, kan de tank met brand­stof worden gevuld. Om de dop te verwijde­ren moet hij tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Deze schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU38591
Afstandsbedieningzender
De vergrendel- en ontgrendelmodi van het Yamaha Security System worden in- en uit­geschakeld met de afstandsbedieningzen­der. Wanneer de motor draait, kan de ontvanger het signaal van de afstandsbedie­ning niet ontvangen.
lemaal waterdicht. Dompel de zender niet onder en gebruik hem niet onder water. Als de zender in water heeft gele­gen, droog hem dan af met een zachte, droge doek en controleer vervolgens of hij correct werkt. Als de zender niet cor­rect werkt, dient u contact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Houd de afstandsbedieningzender uit
de buurt van hoge temperaturen en stel hem niet bloot aan rechtstreeks zon­licht.
Laat de afstandsbedieningzender niet
vallen, onderwerp hem niet aan hevige schokken en plaats er geen zware voor­werpen op.
Gebruik een zachte, droge doek om de
afstandsbedieningzender te reinigen. Gebruik geen detergent, alcohol of een ander chemisch product.
Probeer de afstandsbedieningzender
nooit zelf uit elkaar te nemen. Anders zal de zender mogelijk niet meer correct werken. Als de batterij van de zender moet worden vervangen, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha­dealer.
Als u de afstandsbedieningzender bent
kwijtgeraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer. Zorg ervoor dat u altijd minstens over twee zenders be­schikt. Als u beide zenders bent kwijt­geraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer.
Berg de afstandsbedieningzender zorgvul­dig op, zodat u hem niet verliest.
DCM02100
De afstandsbedieningzender is niet he-
22
Aangezien de ontvanger zo werd gepro-
grammeerd dat hij alleen de interne code van deze zender herkent, kan het beveili­gingssysteem uitsluitend worden gewij­zigd met deze zender. Als de afstandsbedieningzender niet correct
Componenten
12
ZMU06456
werkt, dient u contact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Het is raadzaam de batterij na 1 jaar te ver-
vangen en vervolgens om de twee jaar.
Dank de batterijen van de zender af over-
eenkomstig de plaatselijke voorschriften in verband met gevaarlijk afval.
Het Yamaha Security System maakt het
mogelijk maximaal 5 zenders voor af­standsbediening te registreren. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU38601
Ontvanger
De ontvanger regelt de ECM (Electronic Control Module) om te voorkomen dat de motor kan starten. Raadpleeg uw Yamaha­dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU38611
Yamaha Security System vergrendel­en ontgrendelmodus
De Yamaha Security System-instellingen worden geselecteerd door een korte druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets van de af­standsbedieningzender.
de motor niet kan worden gestart. De ver­grendelmodus kan alleen worden geselec­teerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) staat. De motor wordt aan­gezwengeld maar kan niet worden gestart omdat het Yamaha Security System in de vergrendelmodus staat.
ONTGRENDELD
Wanneer de ontgrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinken er twee pieptonen. Dat geeft aan dat de ontgrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor kan worden gestart.
Yama ha Security System-
modus
Vergren-
deld
Ontgren-
delen
DMU26181
Aantal
pieptone
n
1 piep-
toon
2 piepto-
nen
Hoofdsc hakelaar
“”
“”/
“”
Motor
kan worden gestart
NEE
JA
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
VERGRENDELD
Wanneer de vergrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinkt er één pieptoon. Dat geeft aan dat de vergrendelmodus is ingeschakeld en dat
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
23
Componenten
NOTA:
5. Hoofdschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35 wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26212
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te schakelen, moet u de afstands­bedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “ ”
3. Achteruit “ ”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trekken.
24
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
DMU25913
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts zoals gewenst.
Componenten
DMU25924
Schakelhendel
Beweeg de schakelhendel naar voren om de vooruitversnelling in te schakelen of naar achteren om de achteruitversnelling in te schakelen.
DMU25962
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “ ”
3. Achteruit “ ”
DMU25942
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Wanneer u de hendel naar links draait, neemt de snelheid toe en wanneer u hem naar rechts draait neemt de snelheid af.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25976
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef met de klok mee. Om de weer­stand te verlagen, draait u de afstelschroef tegen de klok in. WAARSCHUWING! Draai
25
Componenten
de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewe­gen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00032]
van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg er­voor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zon­der motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslin­gerd worden.
[DWM00122]
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewens­te gashendelinstelling te behouden.
DMU25995
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorko­men dat de boot onbestuurd verder vaart.
WAARSCHUWING! Bevestig de motor­stopschakelaarkoord tijdens het gebruik
26
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26003
WAARSCHUWING
Motorstopknop
De motorstopknop stopt de motor wanneer op de knoop gedrukt wordt.
DMU26091
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
“” (uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
“” (aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
“” (start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “ ” (aan).
Componenten
DMU31432
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een in­stelhendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
27
Componenten
NOTA:
ZMU02810
B
A
Als de weerstand niet toeneemt, zelfs niet wanneer de hendel naar bakboord “A” wordt gedraaid, dient u na te gaan of de moer werd aangedraaid met het gespecificeerde aan­draaimoment.
DMU26143
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op afstandsbediening of stuurhendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ ” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “ ” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na’s 68 en 71.
1. Moer
Moeraandraaimoment:
6 Nm (0.61 kgf-m, 4.4 ft-lb)
De stuurbeweging is geblokkeerd wan-
neer de instelhendel in de stand “A” werd gezet.
Controleer of de stuurhendel soepel be-
weegt wanneer de hendel naar stuurboord “B” wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere­gelhendel.
28
Componenten
WAARSCHUWING
NOTA:
WAARSCHUWING
UP
DN
ZMU03634
1
DMU26155
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar aan onderkant motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar zit aan de zijkant van de onderkant van de motorkap. Het indrukken van de schakelaar “ ” (omhoog) trimt de buitenboordmotor omhoog en kantelt deze vervolgens om­hoog. Het indrukken van de schakelaar “ ” (omlaag) kantelt de buitenboordmotor om­laag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buiten­boordmotor in zijn huidige positie. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 71.
DWM01031
Gebruik de aan de onderkant bevestigde trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar alleen wanneer de boot volledig tot stil­stand is met de motor uit. Een poging tot het gebruik van deze schakelaar terwijl de boot in beweging is, kan de kans op over­boord vallen verhogen en kan de bestuur­der afleiden of de kans op een botsing met een andere boot of ander obstakel verhogen.
DMU30901
Schakelaars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan wor­den verhoogd of verlaagd terwijl uw boot stapvoets vaart. Druk op de schakelaar “ ” om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen en druk op de schakelaar “ ” om de snelheid voor stapvoets varen te verlagen.
1. Schakelaar voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen wordt
ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd
gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoerental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
Voor instructies over het gebruik van de
schakelaars voor het regelen van de snel­heid voor stapvoets varen, zie pagina 66.
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er-
29
Componenten
OPGELET
1
2
3
ZMU02525
A
B
A
B
ZMU03097
1
2
ZMU03593
voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00840
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
1. Trimtap
2. Bout
Boutaandraaimoment:
F40D, F50F, F60C 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F40G, FT50G, FT60D, F70A 37 Nm (3.77 kgf-m, 27.3 ft-lb)
DMU26262
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de mini­mumtrimhoek van de buitenboordmotor ten opzichte van de spiegel.
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
30
DMU26312
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt gebruikt om te voorkomen dat de buiten­boordmotor uit het water wordt getild bij het achteruit varen.
OPGELET
1. Kantelvergrendelhendel
1
ZMU03594
ZMU03595
1
ZMU05093
Om te vergrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de “ ” (lock)-stand te zetten. Om te ontgrendelen dient u de kan­telvergrendelingshendel in de “ ” (release)­stand te duwen.
DMU34461
Kantelsteunhendel voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging of hydraulische kanteling
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
Componenten
met de motor in de normale stand, ge­bruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
DMU26373
Motorkapvergrendelhendel(s) (draaitype)
Om de motorkap te verwijderen dient u aan de vergrendelhendel(s) te draaien en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze cor­rect in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap dan opnieuw door de motorkap­vergrendelhendel(s) weer in de vergrendel­stand te zetten.
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU26463
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met behulp van een tuinslang en leidingwater.
31
Componenten
NOTA:
1
ZMU05095
1
ZMU07078
ZMU05474
ZMU07079
1. Doorspoelplug
1. Doorspoelplug
Voor details over het gebruik, zie pagina 82.
DMU35563
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brandstoffilter/waterafscheider en bijbeho­rend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheiden water een bepaald volume overschrijdt, wordt het waarschu­wingssysteem van de 6Y8 multifunctionele toerenteller geactiveerd.
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje
van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen,
doch uitsluitend wanneer de versnel­lingshendel in neutraal staat.
Wanneer het waarschuwingssysteem
werd geactiveerd, dient u de motor onmid­dellijk uit te schakelen en een Yamaha­dealer te raadplegen.
DMU26304
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 48.
32
1. Waarschuwingslampje
Componenten
33

Instrumenten en verklikkerlampjes

OPGELET
OPGELET
1
5
2
4
3
6
7
ZMU03601
DMU36015
Verklikkers
DMU36024
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 48.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
55.
brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26493
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU36033
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 48.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje
34
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
OPGELET
ZMU01740
ZMU01741
De waterafscheider- en motorstoringwaar­schuwingslampjes werken alleen wanneer de motor is uitgerust met de toepasselijke functies.
DMU36050
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toerentellerdisplay “22” wordt weergegeven, bedraagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26621
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw buiten­boordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het
best werken in de verschillende omstan­digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe-
drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
keld.
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “ ” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitge­schakeld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knop­pen “ ” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26524
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waarschuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 48.
DCM00022
DMU26651
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha-
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
55.
35
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
ZMU01736
1
ZMU01737
1
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26583
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 48.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU36061
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuzes­chakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26602
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en andere informatie.
36
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU01745
DMU26713
Brandstofmeter
Het brandstofniveau wordt door middel van acht segmenten aangeduid. Wanneer alle segmenten zichtbaar zijn, is de brandstof­tank vol.
De uitlezing van het brandstofniveau kan door de positie van de sensor in de brand­stoftank en de stand van de boot in het water onnauwkeurig zijn. Bediening met boeg-om­hoog trim of continu ronddraaien kan ver­keerde uitlezingen geven. Pas niet de keuzeschakelaar voor de brand­stofsensor aan. Onjuiste instelling van de meterkeuzeschakelaar geeft foute uitlezin­gen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor in­formatie over het juist instellen van de keuzeschakelaar. OPGELET: Zonder ben-
zine vallen kan de motor beschadigen.
[DCM01770]
DMU36071
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ ” (modus) tot de indi­cator op de voorkant van de meter “ ” (tripmeter), “ ” (klok) of “ ” (voltme­ter) aanwijst.
DMU26691
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de
boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “ ” (instellen) en “ ” (mo­dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
DMU26701
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “ ” (tijd) staat.
2. Druk op de knop “ ” (instellen): het urendisplay begint te knipperen.
3. Druk op de knop “ ” (modus) tot het gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “ ” (instel­len): het minutendisplay begint te knip­peren.
5. Druk op de knop “ ” (modus) tot de gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “ ” (instel­len) om de klok te starten.
37
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU04578
1
2
DMU26732
Waarschuwingslampje voor lage accuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display automatisch worden ingeschakeld en begin­nen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36080
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26721
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschu­wingssegment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi­gen.
[DCM01770]
1. Waarschuwingslampje accu
DMU26471
Analoge toerenteller
Deze meter geeft het motortoerental aan en heeft de volgende functies.
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
38
1. Toerenteller
2. Waarschuwingslampje(s)
DMU26506
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, begint dit waar-
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU06156
1
ZMU06157
1
ZMU04581
schuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 48.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
55.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26611
Analoge trimmeter
Dat instrument toont de trimhoek van uw bui­tenboordmotor.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26574
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, begint dit verklikkerlampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 48.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het best werken in de verschillende omstandigheden uit het hoofd. Pas de trimhoek aan de ge­wenste instelling aan met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
DMU31653
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil­lende meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt lichtjes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorgvuldig na met welk model en type uw
39
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05415
2
3
1
4
5
6
7
8
ZMU05416
2
1
ZMU05417
boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informatie over het instellen van de meters of het wijzigen van indicatiesyste­men.
DMU36184
6Y8 Multifunctionele
toerentellers
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snelheid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspan­ning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, waterafscheiderwaarschuwing, motorsto­ringwaarschuwing, en indicatie van perio­diek onderhoud. Wanneer de koelwaterdruksensor geïnstalleerd is, kan de eenheid ook de koelwaterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk wor­den weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is verkrijgbaar in ronde en vier­kante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
40
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Afstelknop
2. Modusknop
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
1452
3
6879
ZMU05418
ZMU06457
ZMU06458
ZMU06459
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterdetectiewaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslampj e
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
DMU36190
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel / schakel­hendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar op “ ” (aan). Nadat alle displays werden geactiveerd en het totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar nor­maal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van het waterafschei­dingsfilter knippert, dient u onmiddellijk con­tact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
Ontgrendelmodus
Vergrendelmodus
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “ ” (instellen) of “ ” (modus).
DMU38621
Yamaha Security System-informatie
Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan), de actieve Yamaha Security System­modus (vergrendeld / ontgrendeld) wordt op het display weergegeven.
41
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
ZMU06460
ZMU05931
ZMU06309
DMU37690
Regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan wille­keurig worden verhoogd of verlaagd in stap­pen van 50 omw/min. In de modus voor het instellen van de snelheid voor stapvoets va­ren, schakelt het display over naar het nor­male display wanneer het motortoerental wordt opgevoerd (max. 3000 omw/min) met behulp van de gashendel. Wanneer de gas­klep wordt gesloten, keert het display terug naar de modus voor het instellen van de snelheid voor stapvoets varen. Kijk in de handleiding voor meer gedetailleerde infor­matie.
De snelheid bij stapvoets varen wordt
beïnvloed door stromingen of andere be­drijfsomstandigheden en kan verschillen van het werkelijke motortoerental.
Het standaard vrijlooptoerental wordt au-
tomatisch teruggezet wanneer het display omschakelt naar het normale display. Het standaard vrijlooptoerental wordt even­eens teruggezet wanneer de motor wordt uitgeschakeld of wanneer het motortoe­rental hoger is dan 3000 omw/min.
Bij het opwarmen van een koude motor,
kan de snelheid voor stapvoets varen niet worden verlaagd tot onder het gespecifi­ceerde vrijlooptoerental.
DMU36130
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental auto­matisch tot ongeveer 2000 omw/min.
42
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU05430
ZMU05431
ZMU05421
ZMU05422
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert. Controleer de hoeveelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geac­tiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU36221
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01592
Laat de motor niet draaien terwijl het
oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er
een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU36150
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te
43
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU05423
ZMU05424
ZMU05425
ZMU05426
schakelen en te kijken op pagina 105 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
DCM00920
DCM00910
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36160
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
44
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
DMU36170
Waarschuwing voor lage accuspanning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU05427
ZMU05428
2
1
ZMU05432
1
2
3
ZMU05433
DMU36232
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ ” (instellen) en “ ” (mo­dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip dis­play weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een optionele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem
voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar in ronde of vierkante types. Controleer uw snelheid & brandstofmetertype voor bedie­ningsinformatie. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar normaal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
45
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05434
12
3
ZMU05435
2
1
ZMU05436
1
2
3
ZMU05437
heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een op­tionele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich-
1. Afstelknop
2. Modusknop
ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar normaal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36241
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ ” (instellen) en “ ” (modus) toetsen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daar­naast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of kno­pen. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel-
46
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05438
1
2
ZMU05439
3. Multifunctioneel display
DMU36250
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de vol­gende informatie weer: brandstofdebiet, to­taal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het ge­wenste display wordt geselecteerd met be­hulp van de knoppen “ ” (instellen) en “ ” (modus), zoals beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handleiding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geacti­veerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar de normale toe­stand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
1. Afstelknop
2. Modusknop
47

Motorcontrolesysteem

OPGELET
ZMU05028
ZMU07103
DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU2681C
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa-
tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje
zal branden of knipperen.
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-
zig op de stuurhendel, de afstandsbedie­ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
48
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of
de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-
stopt is.
Motorcontrolesysteem
ZMU03604
ZMU04994
ZMU07104
DMU3016B
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa-
tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Als de motor een oliedrukwaarschuwings­lampje heeft, zal dat continu branden of knipperen.
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-
zig op de stuurhendel, de afstandsbedie­ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zo­dra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is en het waarschuwingssys­teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
49

Installatie

WAARSCHUWING
ZMU01760
1
DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/mo­tor-combinatie.
DWM01590
Een boot te krachtig aandrijven kan
ernstige instabiliteit veroorzaken. In­stalleer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkracht­vermogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33470
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26933
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemonteerd, kan er propellerventilatie ont­staan, waardoor de stuwkracht wordt ver­minderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bovendien kunnen de wa­terinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig water opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt gemonteerd, zal de waterweer­stand toenemen, waardoor de motorefficiën­tie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende montagehoogte kunnen u helpen bij het be­palen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montagehoogte.
50
OPGELET
DCM01634
ZMU01762
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg
is om te voorkomen dat er water de mo­tor binnendringt, zelfs als de boot vast­ligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin-
gen in de gelijkmatige doorstroming van het water (zoals het ontwerp of de toestand van de boot, of accessoires zoals zwemtrappen of dieptesensoren) kunnen tijdens het varen met de boot waternevel in de lucht veroorzaken. Als de buitenboordmotor continu wordt be­diend met in de lucht aanwezige water­nevel, kan er via de luchtinlaatopening in de motorkap genoeg water de motor binnendringen om ernstige schade aan de motor te veroorzaken. Neem de oor­zaak van in de lucht aanwezige water­nevel weg.
Installatie
51

Werking

NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU01710
DMU36381
Eerste gebruik
DMU36391
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zonder motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen al­vorens de motor te starten. OPGELET: Ga
na of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met de volgende klever, die moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 55.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een korte­re levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27085
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la-
[DCM00801]
[DCM01781]
ten inlopen.
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 68).
DMU36413
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01921
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor-
52
Werking
OPGELET
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
ZMU06085
rect werkt, laat u dit nakijken en herstel­len alvorens de buitenboordmotor te bedienen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36421
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgeval­len. Met de boot horizontaal op een aan­hangwagen of in het water draait u de sleutel in de stand “ ”(aan) en controleert u het brandstofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pagina 57.
DMU36572
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de motor­kap van de onderbak te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen, ontgendelt u motor­kapvergrendelhendel en tilt u de motorkap van onderbak af.
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlam­men en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken. Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine-
dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek-
ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof-
leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
DMU36471
Controleer de brandstoffilter
Ga na of de brandstoffilter zuiver is en geen water bevat. Als er voldoende water in de brandstof wordt aangetroffen om de vlotter­ring omhoog te bewegen, of als er een aan­zienlijke hoeveelheid vuil in wordt aangetroffen, moet de brandstoftank worden gecontroleerd en gereinigd door een Yamaha-dealer.
53
Werking
ZMU05474
ZMU07079
ZMU07105
DMU36902
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Beweeg de stuurhendel helemaal naar
links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo-
ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en
helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren
om u ervan te vergewissen dat hun bewe-
gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels.
DMU36483
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
54
Werking
1
ZMU05089
132
ZMU05091
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU37053
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mo­gelijk niet accuraat.
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
3. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg ervoor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt, anders zal de oliepeilmeting niet correct zijn.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste peilmarkering en de onderste peilmarkering komt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil buiten het gespecificeerde be­reik valt of wanneer de olie er melkachtig of vuil uitziet.
[DCM01790]
1. Oliepeilstok
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
DMU27153
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed
gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde be-
vestigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin-
gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36493
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer het tuinslangkoppelstuk niet correct
55
Werking
WAARSCHUWING
2
1
ZMU06056
1
2
ZMU07080
ZMU06110
werd aangesloten, kan er koelwater weg­lopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01801]
1. Fitting
2. Doorspoelplug
5. Beweeg de hendel zoals getoond om de motorkap te vergrendelen. OPGELET:
Als de motorkap niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap terechtkomen en de motor beschadigen, of kan de motorkap wegvliegen bij hoge snelheden.
[DCM01991]
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36954
Installeren van de motorkap
1. Vergewis u ervan dat de motorkapver­grendelhendel is ontgrendeld.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit tussen de motor­kap en de onderbak.
56
DMU34581
Trim- en kantelbekrachtigingssysteem
DWM01930
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui-
Werking
WAARSCHUWING
1
ZMU03662
tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt
van de buitenboordmotor bevindt alvo­rens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Bedien alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven en controleer of de trim- en kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
elektrische contacten van de accu en de ka­bels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, anders kan de accu de motor niet star­ten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU27439
Brandstof bijvullen
DWM01830
Benzine en benzinedampen zijn erg
ontvlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te be­perken.
Benzine is giftig en kan letsels of de
dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Trim- en kantelstang
4. Controleer of de trim- en kantelstang vrij is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de trim- en kantelstang soepel werkt.
DMU36582
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha­keld.
2. Koppel de brandstofleiding los van de brandstoftank en draai de ontluchtings­schroef op de brandstoftankdop vast.
57
Werking
WAARSCHUWING
ZMU06598
ZMU02301
ZMU04047
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van von­ken, vlammen, statische ontladingen of andere ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02610]
Brandstoftankinhoud:
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27452
De motor gebruiken
DWM00420
Controleer alvorens te starten of de
boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los-
gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen
die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig-
58
heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur-
NOTA:
ZMU02295
ZMU03679
ZMU07081
ZMU02024
hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU27468
Brandstof verzenden (draagbare tank)
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, brengt u het brandstofleidingkoppelstuk op de brand­stofleiding in één lijn met het brandstof­leidingkoppelstuk op de motor en verbindt u de brandstofleiding stevig met het koppelstuk terwijl u in het koppelstuk knijpt. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
Werking
Veeg eventueel gemorste benzine onmid­dellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeenkomstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
59
Werking
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
NOTA:
NOTA:
1. Pijl
DMU27494
Starten van de motor
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU38630
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Secu­rity System ontgrendelt. Voor meer infor­matie, zie pagina 23.
Als u niet meer weet in welke modus het
systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening-
zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor-
rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de schakelhendel in neutraal.
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat
60
de motor uitsluitend kan worden gestart in
NOTA:
WAARSCHUWING
neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Zet de gashendel in de stand “ ” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
Werking
6. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “ ” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ ” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
[DCM00192]
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start).
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 63.
Als de motor warm is en niet wil starten,
zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 101.
DMU38640
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop-
61
Werking
NOTA:
NOTA:
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Secu­rity System ontgrendelt. Voor meer infor­matie, zie pagina 23.
2. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
Als u niet meer weet in welke modus het
systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening-
zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor-
rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
62
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (aan).
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start).
6. Zodra de motor gestart is, laat u de
NOTA:
OPGELET
ZMU05092
hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “ ” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ ” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
[DCM00192]
Werking
koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water door de koelwatermantels pompt. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige be­schadiging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplos­sen.
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 63.
Als de motor warm is en niet wil starten,
zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 101.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36523
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU27716
Modellen met manuele starter en elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daar­door worden verkort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings-
63
Werking
WAARSCHUWING
OPGELET
lampje wel uitgaat na het starten van de motor. OPGELET: Als het oliedruk-
waarschuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de mo­tor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig motorolie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de oorzaak van de oliedrukwaarschuwing niet kan worden achterhaald.
DMU36531
[DCM01831]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36541
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36980
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk
op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34530
Schakelen
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01610
een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terug­schakelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de mo­tor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35 (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de kantelvergrendelhendel in de vergren­delstand (naar beneden) staat (indien aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
Laat de motor warmdraaien alvorens in
64
Werking
ZMU03643
2. Zodra de motor in versnelling met statio­nair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat in de neutrale stand.
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
65
Werking
WAARSCHUWING
NOTA:
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen, aangezien dat ertoe kan leiden dat u de controle over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ernstige letsels vergroten. Bo­vendien kan het schade toebrengen aan het schakelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met
scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toe­stand van het wateroppervlak en de wind­richting.
DMU30880
Stapvoets varen
DMU30890
Regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen op buiten­boordmotoren die zijn uitgerust met schake­laars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen kan worden geregeld in stappen van ongeveer 50 omw/min bij iedere druk op de schakelaar.
1. “ ” schakelaar
2. “ ” schakelaar
Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen, drukt u op de schakelaar “ ”. Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­lagen, drukt u op de schakelaar “ ”.
De snelheid voor stapvoets varen wordt
ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd
gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoerental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
66
DMU27821
ZMU03632
ZMU07082
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU38651
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofdschake­laar op “ ” (uit).
Werking
2. Koppel na het uitschakelen van de mo­tor de brandstofleiding los, als de buiten­boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tankdop vast (indien voorzien).
67
Werking
NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU02301
1
ZMU03633
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
5. Wanneer u de boot achterlaat, zet u het Yamaha Security System in de vergren­delmodus door op de vergrendeltoets van de afstandsbedieningzender te drukken. Er weerklinkt één korte piep­toon wanneer u het beveiligingssysteem vergrendelt. De vergrendelmodus kan alleen worden geselecteerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) staat. Voor meer informatie, zie pagina
23. WAARSCHUWING! Zet het
Yamaha Security System nooit in de vergrendelmodus wanneer u de mo­tor offshore uitschakelt.
[DWM02150]
geluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motorstopschakelaar te trekken en vervol­gens de hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk be­stuurbaar is. Dat doet de kans op een on-
68
1. Trimbedieningshoek
Werking
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
UP
DN
ZMU03634
1
DMU27888
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de con­trole over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim-
en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgeschakeld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot be­weegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “ ” (om­hoog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “ ” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27892
Afstellen van trimhoek voor modellen met hydraulisch kantelmechanisme
DWM00491
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Schakel de motor uit alvorens de trim-
hoek bij te regelen.
69
Werking
ZMU03636
Zorg dat iedereen uit de buurt van de
buitenboordmotor is wanneer u de trim­hoek bijregelt en dat er geen lichaams­delen tussen de aandrijfeenheid en de klembeugel gekneld raken.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de con­trole over de boot verliest.
1. Zet de motor af.
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast en kantel de motor in de gewenste hoek.
4. Zet de kantelvergrendelhendel weer in de vergrendelde stand om de motor te ondersteunen.
Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient u de motor opwaarts te kantelen. Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u de motor neerwaarts te kantelen. Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27912
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
70
Boeg omlaag
NOTA:
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
OPGELET
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstofverbruik stijgt en de snelheid moei­lijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel binnenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
Werking
worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00222
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt wanneer u de buitenboordmotor naar boven of naar beneden kantelt. An­ders kunnen er lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klem­beugel.
DWM00250
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu­ten wordt gekanteld. Anders zou er brandstof kunnen gaan lekken.
DCM00241
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27935
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te
Vooraleer de buitenboordmotor te kan-
telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 67. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting veroorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door te-
gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU27999
Procedure voor het naar boven kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel /
71
Werking
N
ZMU03087
ZMU03636
ZMU03637
N
ZMU03196
schakelhendel in neutraal.
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 79.
DMU32724
[DCM01641]
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast, kantel de motor om­hoog en draai de kantelsteunstang naar u toe of draai de kantelsteunknop in de klembeugel, en zet de kantelvergrendel­hendel vervolgens opnieuw in de ver­grendelde stand om de buitenboordmotor te ondersteunen.
72
Werking
UP
ZMU03639
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteun­knop of de kantelsteunhendel. An­ders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtiging­seenheid of in de kantelbekrachti­gingseenheid aan druk verliest.
[DWM00262] OPGELET: Gebruik de kantel-
steunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buiten­boordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de mo­tor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetail­leerde informatie, zie pagina 79.
[DCM01641]
73
Werking
ZMU03640
ZMU03642
ZMU03644
ZMU03643
4. Modellen uitgerust met trimstangen: zo­dra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “ ” (omlaag) om de trim­stangen in te trekken. OPGELET: Zorg
ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen be­schermd tegen aangroeiing en corro­sie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme zouden kunnen beschadigen.
DMU34480
Procedure voor het naar beneden kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Ontgrendel de kantelvergrendelhendel.
[DCM00252]
kantelsteunknop uit of zet de kantel­steunstang weer op haar plaats.
3. Kantel de buitenboordmotor voorzichtig omlaag.
4. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelstand.
DMU33121
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
2. Houd de achterkant van de motorkap vast met één hand, kantel de buiten­boordmotor lichtjes omhoog en trek de
74
Werking
WAARSCHUWING
OPGELET
ZMU03644
DN
ZMU01936
UP
DN
DN
ZMU03645
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
DMU28062
Ondiep water
DMU28081
Modellen met hydraulisch kantelmechanisme
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DWM00271
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u
het systeem voor varen in ondiep water gebruikt.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u
achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
75
Werking
ZMU03646
N
ZMU03087
ZMU03647
ZMU03648
DMU28175
Procedure voor modellen met hydrau­lisch kantelmechanisme
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
2. Trek de kantelvergrendelhendel op tot hij in de ontgrendelstand staat.
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje naar boven tot in de gewenste stand en duw de hendel voor ondiep water naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
4. Om de buitenboordmotor weer in de ge­wone vaarstand te zetten, dient u de kantelvergrendelhendel op te trekken tot hij in de ontgrendelstand staat. Kantel de buitenboordmotor vervolgens lang­zaam naar beneden.
5. Duw de kantelvergrendelhendel naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
DMU32851
Modellen met trim- en kantelbekrachtiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
76
Werking
OPGELET
UP
ZMU01935
UP
DN
UP
ZMU03650
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU32913
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
motor draait, verhoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuur­der afleiden, waardoor het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hindernis wordt vergroot.
[DWM01850]
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om­hoog naar de gewenste stand met be­hulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
WAARSCHUWING! Het gebruiken van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar op de onderbak terwijl de boot zich voortbeweegt of terwijl de
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
77
Werking
DMU35391
Varen in andere
omstandigheden
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
In bepaalde gebieden kan het water zuurrijk zijn of veel bezinksel bevatten, zoals modde­rig of troebel water. Na het varen in dergelijk water dient u de koelwatermantels te spoe­len met zuiver water om corrosie te voorko­men. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
78

Onderhoud

WAARSCHUWING
OPGELET
ZMU03659
DMU2822A
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02620
WEES VOORZICHTIG bij het transpor-
teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot
zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan brandstoflekkage en een potentieel brandrisico veroorza­ken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand-
gevaar. Bij het transporteren en opber­gen van de buitenboordmotor dient u de brandstofleiding los te koppelen van de buitenboordmotor om lekkende brandstof te voorkomen.
Begeef u nooit onder de buitenboord-
motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de
kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en val­len. Als de buitenboordmotor niet kan worden gesleept in zijn normale be­drijfsstand, dient u een bijkomend on­dersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02440
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding verstoppen waardoor de motor moeilijk
start of niet goed werkt.
Voor het opbergen of transporteren van de buitenboordmotor dient u de onderstaande procedure te volgen.
Maak de brandstofleiding los van de bui-
tenboordmotor.
Draai de brandstoftankdop en zijn ontluch-
tingsschroef vast.
Wanneer de buitenboordmotor voor lange-
re tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brand­stofleiding los te koppelen van de buiten­boordmotor. Draai de brandstoftankdop en
zijn ontluchtingsschroef vast. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig speling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de gekantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU28290
Opbergen van de buitenboordmotor
Wanneer u uw Yamaha-buitenboordmotor gedurende een lange periode (2 maand of langer)opbergt, dient u verschillende belang­rijke procedures uit te voeren om beschadi­ging te voorkomen. Het is aan te raden om uw buitenboordmotor een onderhoudsbeurt
79
Onderhoud
OPGELET
OPGELET
te laten geven door een erkende Yamaha­dealer voor u hem opbergt. U kan echter zelf met een minimum aan gereedschap de vol­gende procedures uitvoeren.
DCM00600
Om problemen te voorkomen die ver-
oorzaakt worden door olie die vanuit het oliecarter in de cilinder terecht­komt, moet de buitenboordmotor in de getoonde stand worden gehouden als hij wordt vervoerd of opgeborgen. Als de buitenboordmotor liggend (niet rechtop) wordt vervoerd of opgebor­gen, leg hem dan op een kussen nadat de motorolie afgetapt is.
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zij
voordat het koelwater helemaal is afge­tapt, anders kan het water langs het uit­laatkanaal in de cilinder terechtkomen en motorpech veroorzaken.
Berg de buitenboordmotor op op een
droge, goed verluchte plaats, waar hij niet aan rechtstreeks zonlicht is bloot­gesteld.
Tap de overblijvende benzine in de
dampafscheider af. Benzine die lange tijd in de dampafscheider blijft zitten, wordt slecht en kan dan schade veroor­zaken aan de brandstofleiding.
DMU28305
Procedure
DMU41480
Spoelen met de doorspoelaansluiting
DCM02130
Het doorspoelen van het koelwatersysteem is van cruciaal belang om te voorkomen dat het koelwatersysteem verstopt raakt met zout, zand of vuil. Bovendien is het conser­veren/smeren van de motor noodzakelijk om overmatige motorschade door roestvorming te voorkomen. Voer het doorspoelen en be­nevelen op hetzelfde tijdstip uit.
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01840] Voor meer informa-
tie, zie pagina 84.
2. Maak de brandstofleiding los van de bui-
tenboordmotor.
3. Verwijder de motorkap, het vliegwiel-
deksel en de propeller. Voor meer infor­matie, zie pagina 95.
4. Installeer de doorspoelaansluiting op de
koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de
motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor beschadigd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controle­ren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboord­motor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaan­sluiting ligt, want dan kan hij overver­hit raken.
[DCM02000]
Laat de motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor beschadigd of loopt de motor schade op door overver­hitting.
80
NOTA:
NOTA:
NOTA:
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
ZMU07083
ZMU07114
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij
uw Yamaha-dealer.
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge-
bruikt, dient u een adequate waterdruk en een constante waterstroom te handhaven.
5. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal. WAARSCHUWING! Bij het star-
ten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanra­ken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onder­delen terwijl de motor draait.
[DWM00091]
Als het oververhittingwaarschuwingssys­teem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raad­plegen.
6. Spuit net voor u de motor uitschakelt wat “conserveringsolie” op het geluiddem­perdeksel. Indien correct uitgevoerd, zal de bijna stilvallen.
Onderhoud
Als er geen “conserveringsolie” beschikbaar is, dient u de bougie(s) te verwijderen. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilin­der. Voer meerdere startbewegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) op­nieuw aan.
7. Tap de resterende benzine in de dam­pafscheider af in een container. Draai de aftapplug los en verwijder de kap. Druk de ontluchtingsnippel in met een schroe­vendraaier om lucht binnen te laten in de vlotterkamer, zodat de benzine pro­bleemloos naar buiten stroomt. Draai de ontluchtingsschroef vervolgens vast.
81
Onderhoud
NOTA:
OPGELET
1
ZMU07085
1
2
ZMU07086
1. Aftapschroef
Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 90.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 96. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het vervan­gen van een dichting moet door een be­voegde Yamaha-dealer worden uitgevoerd alvorens het gebruik te her­vatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 89.
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw mo­tor.
DMU28445
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de proce­dure onmiddellijk na het afzetten van de mo­tor uit te voeren.
DCM01530
1. Chokekoppelstang
2. Kap
8. Verwijder de doorspoelaansluiting.
9. Tap het koelwater volledig af uit de mo­tor. Maak het lichaam grondig schoon.
10. Breng het vliegwieldeksel, de propeller en de motorkap opnieuw aan.
11. Bewaar de brandstoftank op een droge, goed geventileerde plaats, buiten het bereik van rechtstreeks zonlicht.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot
82
het voorgeschreven aandraaimoment.
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onder­bak.
Onderhoud
1
3
2
ZMU05096
1
3
2
ZMU07087
1. Fitting
2. Tuinslangadapter
3. Tuinslangkoppelstuk
1. Fitting
2. Tuinslangadapter
3. Tuinslangkoppelstuk
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuinslang die is aangesloten op een lei­dingwaterkraan, en sluit het andere uit­einde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag
83
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU02550
niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in
[DCM00541]
het water bevindt, is het beter de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen
van het koelsysteem, zie pagina 79.
DMU28452
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem door met zuiver water.
DMU28461
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU2847C
Periodiek onderhoud
DWM01871
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakken­nis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voeren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu-
tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete
onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in
elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi-
84
nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgen­de toepassingen op regelmatige basis voorkomen:
Gedurende uren constant varen met of net
onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een
laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de mo-
tor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver-
tragingen
Vaak schakelenVaak starten en uitschakelen van de mo-
tor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
Onderhoud
85
Onderhoud
NOTA:
DMU34446
Onderhoudsschema 1
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder-
houdscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zui-
ver water worden afgespoeld. Het “ ”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. Het “ ”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterrege­laardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koel wate rlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartcondi­tie/lawaai
Motorvrijlooptoeren­tal/lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
20 uur
(3 maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
86
Item Handelingen
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Trim- en kantelbe­krachtigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Schakelverbin­ding/schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/bougie­kabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbin­ding/gaskabel/gasklep­opneemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Onderhoud
Eerste Om de
20 uur
(3 maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
87
Onderhoud
Item Handelingen
Koelwaterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
Brandstoftank (draag­bare Yamaha-tank)
DMU34451
Onderhoudsschema 2
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Eerste Om de
20 uur
(3 maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Om de
1000 uren
88
DMU28943
ZMU05087
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F40D, F50F, F60C, FT50G, FT60D
Onderhoud
89
Onderhoud
ZMU07089
F40G, F70A
DMU28957
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een carbu­ratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec­teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies.
90
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
[DWM00561]
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
OPGELET
Standaardbougie:
F40DET DPR6EB-9 F40GET LKR7E F50FED DPR6EB-9 F50FET DPR6EB-9 F60CET DPR6EB-9 F70AET LKR7E FT50GET DPR6EB-9 FT60DET DPR6EB-9
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Aandraaimoment van de bougies:
F40DET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F40GET 17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb) F50FED 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F50FET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F60CET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) F70AET 17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb) FT50GET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb) FT60DET 18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai de bougie echter zodra dat mogelijk is met behulp van een moment­sleutel met het juiste aandraaimoment vast.
DMU29044
Vrijlooptoerental onderzoeken
DWM00451
Verwijder of raak geen elektrische on-
derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00490
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Gebruik een diagnosetoerenteller voor deze procedure, als de boot niet met een toeren­teller voor de buitenboordmotor is uitgerust.
91
Onderhoud
OPGELET
ZMU03659
1
ZMU06187
Afhankelijk van of het testen wordt uitge­voerd met de doorspoelaansluiting (oorkap), in een testtank of met de buitenboordmotor in het water, kunnen de resultaten variëren.
1. Start de motor en laat hem in z’n vrij vol­ledig warmdraaien tot hij gelijkmatig loopt.
2. Controleer zodra de motor is opge­warmd of de vrijloopsnelheid volgens specificaties is ingesteld. Voor het vrij­looptoerental, zie pagina 11. Raadpleeg een Yamaha-dealer of een andere ge­kwalificeerde mechanicus wanneer u moeilijkheden ondervindt bij het contro­leren van het vrijlooptoerental of het vrij­looptoerental deze bijstelling vereist.
DMU37495
Motorolie verversen
DCM01710
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5­10 minuten warmdraaien met het vrij­looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit de motor en gebruik de olieververser om de olie volledig te verwijderen.
De motorolie kan worden verwijderd met een olieververser.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01861]
92
1. Olieververser
6. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich boven het bovenste peilstreepje be­vindt, tap de olie dan af tot het ge­wenste peil is bereikt.
[DCM01850]
Loading...