Lees deze gebruikershandleiding aandachtig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken of er aan te werken. Bewaar deze
handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze
handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt
verkocht.
Page 3
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25103
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamahabuitenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie die u nodig hebt voor
het correct bedienen, onderhouden en verzorgen van uw motor. Alleen wanneer u
deze eenvoudige instructies strikt naleeft
zult u optimaal kunnen genieten van uw
nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met
eventuele bijkomende vragen omtrent de bediening of het onderhoud van uw buitenboordmotor kunt u steeds terecht bij uw
Yamaha-dealer.
In deze gebruikershandleiding wordt heel
belangrijke informatie op de volgende manieren aangegeven.
Het veiligheidsalarmsymbool betekent
LET OP! WEES ALERT! UW VEILIGHEID
STAAT OP HET SPEL!
DWM00780
WAARSCHUWING
Als men zich niet houdt aan de waarschuwingsinstructies kan dat leiden tot ernstige verwonding of de dood van de
bestuurder, een omstaander of de persoon die de buitenboordmotor inspecteert of herstelt.
DCM00700
OPGELET:
Een waarschuwing toont de speciale
voorzorgmaatregelen die moeten worden
genomen om beschadiging van de buitenboordmotor te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie
om procedures gemakkelijker of duidelijker
te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete-
ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat
betekent dat hoewel deze handleiding de
meest recente productinformatie bevat die
beschikbaar was op het ogenblik dat ze in
druk werd bezorgd, er kleine verschillen kunnen voorkomen tussen uw machine en deze
handleiding. Met eventuele vragen omtrent
deze handleiding kunt u steeds terecht bij uw
Yamaha-dealer.
Om ervoor te zorgen dat het product lang
zou meegaan, beveelt Yamaha aan het product te gebruiken en de gespecificeerde nazichten en onderhoudsbeurten te laten
uitvoeren overeenkomstig de instructies in
de gebruikershandleiding. Alle schade die
voortvloeit uit het niet naleven van deze instructies wordt niet gedekt door de garantie.
In bepaalde landen gelden wetten of voorschriften die gebruikers verbieden het product elders te gebruiken dan in het land waar
het werd aangekocht, en de kans bestaat
dan ook dat het product niet kan worden geregistreerd in het land van bestemming. Bovendien is het mogelijk dat de garantie niet
geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van
plan bent het product mee te nemen naar
een ander land, dient u de dealer te raadplegen bij wie het product werd gekocht.
Als u het product tweedehands aankocht,
neem dan contact op met de dichtstbijzijnde
dealer om het opnieuw te laten registreren
en om in aanmerking te komen voor de gespecificeerde diensten.
NOTA:
De F9.9CE, F9.9CMH, FT9.9DE,
FT9.9DMH, F15AMH en de standaardaccessoires worden gebruikt als basis voor de
uitleg en afbeeldingen in deze handleiding.
Daarom is het mogelijk dat bepaalde items
niet van toepassing zijn op alle modellen.
Het buitenboordmotorserienummer staat
vermeld op het label op de bakboordzijde
van de klembeugel.
Noteer uw buitenboordmotorserienummer in
de voorziene ruimtes als hulp bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer
of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
ruimte voorzien als referentie in geval u een
nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU25202
EG label
Motoren voorzien van dit label voldoen aan
bepaalde gedeelten van de richtlijn van het
Europese Parlement in verband met machineparken. Zie het label en de EG Verklaring
van Overeenstemming voor verdere details.
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleutelschakelaar, is het sleutelidentificatienummer ingestanst op uw sleutels zoals getoond
op de afbeelding. Noteer dit nummer in de
1
ZMU02342
Page 9
ZMU01696
DMU25221
Emissiebeheersingsinformatie
DMU25351
SAV-modellen
Motoren die voorzien zijn van het hieronder
afgebeelde label, zijn conform de SAV (de
Zwitserse emissieregelingsvoorschriften
voor de Zwitserse kustwateren).
Goedgekeurd label van het emissieregelingscertificaat
Algemene informatie
Brandstoflabel
1
1. Positie van het brandstoflabel
ZMU04875
ZMU04494
ZMU05253
YAMAHA MOTOR CO.,LTD.
Motorfamilie
AbgastypenprufNummer
ZMU04492
2
Page 10
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
●
Lees deze handleiding.
●
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
●
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33830
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer
voor vervanglabels.
1
2
3
3
ZMU05703
3
Page 11
Algemene informatie
1
DMU33911
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels betekenen het volgende.
1
DWM01690
WAARSCHUWING
Bij een noodstart is er geen neutraalstartbeveiliging. Vergewis u ervan dat de
schakelhendel in neutraal staat alvorens
de motor te starten.
2
DWM01680
WAARSCHUWING
●
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen
terwijl de motor draait.
●
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen
2
3
ZMU05706
aanraken of verwijderen.
3
DWM01670
WAARSCHUWING
Lees de handleiding en de labels.
●
●
Draag een goedgekeurd zwemvest.
●
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
aan uw zwemvest, uw arm of uw been
zodat de motor stopt wanneer u de
stuurhendel per ongeluk verlaat, om te
voorkomen dat de boot op hol kan
slaan.
DMU33841
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het volgende.
Voorzichtig/Waarschuwing
4
Page 12
Algemene informatie
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedieningshendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05668
5
Page 13
Veiligheidsinformatie
DMU33620
Veiligheidsinformatie
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen
tijde in acht.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden
gegrepen door de inwendige draaiende onderdelen van de motor, met ernstige verwondingen of de dood tot gevolg.
Verwijder de motorkap nooit als het niet echt
nodig is. Verwijder of installeer de motorkap
nooit terwijl de motor draait.
Laat de motor uitsluitend zonder motorkap
draaien met inachtneming van de specifieke
instructies in de handleiding. Houd uw handen, voeten, haar, juwelen, kledingstukken,
zwemvestriempjes enz. uit de buurt van
eventuele blootliggende bewegende onderdelen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde motoronderdelen heet genoeg om brandwonden te veroorzaken. Vermijd iedere
aanraking met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij
het starten van de motor of terwijl de motor
draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie
veroorzaken.
DMU33670
Motoruitschakelkoord
Bevestig de motoruitschakelkoord zo dat de
motor stopt wanneer de gebruiker overboord
valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te
voorkomen dat de boot stuurloos verder
vaart en mensen achterlaat, of over mensen
of voorwerpen vaart.
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor altijd op een
veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm
of been. Maak ze niet los om de stuurhendel
te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de
koord niet aan een kledingstuk dat los zou
kunnen scheuren, en leid de koord niet langs
punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze
haar functie niet langer vervult.
Leid de koord niet langs plaatsen waar de
kans groot is dat er per ongeluk aan wordt
getrokken. Als er aan de koord wordt getrokken tijdens het varen, wordt de motor uitgeschakeld en kunt u de boot niet meer
besturen. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen
voorwaarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst
brandbaar en explosief.
Volg voor het tanken steeds de procedure op pagina 29 om
het risico van brand en explosie zo klein mogelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van
benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine
morst, veeg hem dan onmiddellijk op met
droge doeken. Werp de doeken weg zoals
het hoort.
Mocht er benzine op uw huid terechtkomen,
verwijder die dan onmiddellijk met zeep en
water. Trek andere kleren aan als er benzine
op uw kleren terecht is gekomen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp
hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt
gekregen. Tracht nooit brandstof over te hevelen door ze aan te zuigen met uw mond.
6
Page 14
Veiligheidsinformatie
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die koolmonoxide bevatten, een kleur- en geurloos
gas dat hersenschade of de dood van veroorzaken bij inademing. Symptomen van
koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer
misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid.
Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed
geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van
uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan
deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw
buitenboordmotor kunnen de veiligheid en
betrouwbaarheid aantasten, en de buitenboordmotor onveilig of onwettig voor gebruik
maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belangrijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te
leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol
of het innemen van verdovende middelen.
Intoxicatie is een van de voornaamste factoren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op
het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan
boord hebt voor elke passagier. Yamaha
raadt u aan altijd een zwemvest te dragen
wanneer u gaat varen. Kinderen en nietzwemmers moeten in ieder geval altijd een
zwemvest dragen, en iedereen moet een
zwemvest dragen wanneer de vaaromstandigheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33730
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het
water, zoals zwemmers, waterskiërs of duikers, telkens wanneer de motor draait. Wanneer er zich iemand in het water bevindt
vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal
en schakel hem uit.
Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers
kunnen moeilijk zichtbaar zijn.
De propeller kan blijven draaien, zelfs wanneer de motor in neutraal staat. Schakel de
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33750
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabrikant voor informatie over de aangewezen
passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u
ervan dat alle passagiers veilig plaats hebben genomen alvorens te accelereren en
wanneer de motor sneller draait dan met het
stationair toerental. Staan of zitten op niet
aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat
men overboord wordt geslingerd of in de
boot valt ten gevolge van golven, kielzog of
plotse snelheids- of richtingsveranderingen.
Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft
genomen in de boot, dient u uw passagiers
te waarschuwen wanneer u een ongewoon
manoeuvre dient te maken. Tracht opspringende golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op
de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de
bootfabrikant voor het toegestane maximumgewicht en maximumaantal passagiers.
Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren
over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant.
7
Page 15
Veiligheidsinformatie
Het overladen of verkeerd verdelen van het
gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en
leiden tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33770
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit
werpen en andere boten. Wees voorbereid
op omstandigheden die uw zichtbaarheid
beperken of uw zicht op anderen blokkeren.
Vaar defensief
waar steeds een veilige afstand van mensen, voorwerpen en andere boten.
●
Vaar nooit vlak achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
●
noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u
moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kunnen begrijpen wat u gaat doen.
●
Vermijd zones met voorwerpen onder water of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd
●
agressieve manoeuvres om het risico van
controleverlies, overboord vallen en botsen zo klein mogelijk te houden.
●
Grijp tijdig in
men. Denk eraan,
remmen
, en het stoppen van de motor of
het terugnemen van gas kan de boot minder bestuurbaar maken. Als u niet zeker
bent dat u tijdig kunt stoppen voor een obstakel, laat u de motor in de tegenovergestelde richting draaien.
DMU33790
naar mensen, voor-
met veilige snelheden en be-
om botsingen te voorko-
boten hebben geen
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weerbericht. Controleer de weersvoorspellingen
alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen
in gevaarlijk weer.
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas-
sagier opgeleid is in het besturen van de
boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheidsvoorschriften. Bijkomende publicaties en informatie kunt u bekomen bij heel wat
scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen
die gelden op de plaats waar u gaat varen,
en leef deze na. Er gelden verschillende regels naar gelang van de geografische plaats,
maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de
Internationale Scheepvaartregels.
8
Page 16
Basisvereisten
DMU25540
Tankinstructies
DWM00010
WAARSCHUWING
BENZINE EN BENZINEDAMPEN ZIJN
ERG ONTVLAMBAAR EN ONTPLOFBAAR!
●
Rook niet als u brandstof bijvult en blijf
uit de buurt van vonken, vlammen en
andere bronnen van ontbranding.
●
Zet de motor af alvorens brandstof te
tanken.
●
Tank op een goed verluchte plaats. Vul
draagbare brandstoftanks niet in de
boot.
●
Mors geen benzine. Verwijder gemorste
benzine onmiddellijk met droge doeken.
●
Doe de brandstoftank niet te vol.
●
Draai de vuldop goed vast na het tanken.
●
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u
benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt in geademd of benzine in
de ogen hebt gekregen.
●
Mocht er benzine op uw huid terecht
komen, verwijder die dan onmiddellijk
met zeep en water. Kleed u om als er
benzine op uw kleren is terecht gekomen.
●
Raak met de tuit de vulopening of de
trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
DCM00010
OPGELET:
Gebruik alleen nieuwe zuivere benzine
die bewaard werd in zuivere containers
en die niet gecontamineerd is door water
of vreemde stoffen.
DMU25580
Benzine
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een minimumoctaangetal van 90 (Research
Octane Number).
Als de motor geklop of gepingel begint te
vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of loodvrije superbenzine.
DMU25683
Motorolie
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie
van de volgende SAE- en API-olieclassificaties
Motorolietype SAE:
10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
1.0 L (1.06 US qt) (0.88 Imp.qt)
NOTA:
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens
kunt vinden, dient u een alternatief te selecteren uit de volgende tabel, overeenkomstig
de gemiddelde temperaturen in uw streek.
9
Page 17
DCM01050
OPGELET:
Alle 4-taktmotoren worden door de fabriek zonder motorolie geleverd.
ZMU01710
DMU33550
Installatievereisten
DMU33560
Bootvermogen (pk)
Alvorens de buitenboordmotor(en) te installeren, dient u na te gaan of het totale vermogen (pk) van uw motor(en) het toegestane
maximumvermogen van de boot niet overschrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de
Basisvereisten
boot of neem contact op met de fabrikant.
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ernstige instabiliteit veroorzaken.
DMU33570
Monteren van de motor
Uw dealer of een andere persoon met ervaring in het optuigen van boten moet de motor
monteren met behulp van de correcte apparatuur en de complete optuiginstructies.
Voor meer informatie, zie pagina 25.
DWM01570
WAARSCHUWING
●
Een verkeerde montage van de buitenboordmotor kan tot gevaarlijke omstandigheden leiden, zoals een gebrekkige
bestuurbaarheid, verlies van controle
of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
●
speciale uitrusting en opleiding vereist
om hem veilig te monteren.
DMU25692
Accuvereisten
DCM01061
OPGELET:
Gebruik nooit een accu met een andere
dan de opgegeven capaciteit. Als er een
accu wordt gebruikt die niet aan de specificaties voldoet, bestaat de kans dat het
elektrisch systeem slecht werkt of overbelast wordt, waardoor het beschadigd
raakt.
Voor modellen met elektrische starter dient u
een accu te kiezen die voldoet aan de volgende technische gegevens.
10
Page 18
Basisvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/
EN):
F9.9CE 347.0 A
FT9.9DE 347.0 A
Minimum nominaal vermogen (20HR/
IEC):
F9.9CE 40.0 A/u
FT9.9DE 40.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de accuspanning te laag is.
DMU34190
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is
de keuze van de juiste propeller een van belangrijkste keuzen die een booteigenaar
dient te maken. Het type, de omvang en het
ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de acceleratie, de topsnelheid, het brandstofverbruik en zelfs de
levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt
en vervaardigt propellers voor iedere
Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen.
Uw buitenboordmotor is uitgerust met een
Yamaha-propeller die speciaal werd geselecteerd voor een goed resultaat bij tal van
toepassingen, maar er kunnen toepassingen
bestaan waarvoor men beter een andere
propeller gebruikt.
Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kiezen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de
motor in staat stelt het middelste of bovenste
gedeelte van het toerentalbereik te bereiken
bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed geschikt is voor geringere
bedrijfsbelastingen en een propeller met een
kleinere spoed voor grotere belastingen. Als
u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, kies
dan een propeller die de motor in staat stelt
te draaien binnen het toerentalbereik voor
uw maximumbelasting, maar denk eraan dat
u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerentalbereik te blijven wanneer u lichtere
ladingen vervoert.
Voor instructies over het demonteren en installeren van de propeller, zie pagina 64.
x
-
123
ZMU04605
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
x
-
123
ZMU04604
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
11
Page 19
DMU25770
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door
Yamaha goedgekeurde afstandsbedieningseenheden zijn uitgerust met (een) neutraalstartbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de
schakelhendel altijd in neutraal wanneer u
de motor start.
Basisvereisten
12
Page 20
Basiscomponenten
DMU2579B
Hoofdcomponenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de standaarduitrusting van alle modellen.
Als uw model uitgerust is met een draagbare
brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
WAARSCHUWING
De brandstoftank die bij de motor wordt
bijgeleverd, is het brandstofreservoir van
de motor en mag niet worden gebruikt als
een container om brandstof in op te
slaan. Commerciële gebruikers moeten
voldoen aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
14
Page 22
Basiscomponenten
4
3
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstofmeter
3. Brandstofleiding koppelstuk
4. Brandstoftankkap
DMU25830
1
2
ZMU01992
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brandstofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop of
op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Deze geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank bij benadering aan.
DMU25850
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij verwijderd is, kan de tank worden gevuld met
brandstof. Om de dop te verwijderen moet hij
tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstoftankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen
de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU26180
Afstandsbediening
De afstandsbedieningshendel bedient zowel
de schakelhendel als de gashendel. De elektrische schakelaars zijn op het afstandsbedieningskastje gemonteerd.
1. Afstandsbedieningshendel
2. Neutraalvergrendelingstrekker
3. Neutraal-gashendel
4. Hoofdschakelaar / chokeschakelaar
5. Motoruitschakelaar
6. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de
neutrale stand wordt de vooruitversnelling
ingeschakeld. Door de hendel naar achter te
trekken vanuit de neutrale stand wordt de
achteruitversnelling ingeschakeld. De motor
blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer
35° wordt verplaatst; (er is een palletje te
voelen). Door de hendel verder te duwen
wordt de gasklep geopend en de motor begint te accelereren.
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
15
Page 23
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u
eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog
trekken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26211
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit
of vooruit te zetten, moet u de afstandsbedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de
afstandsbedieningshendel in neutraal staat.
De afstandsbedieningshendel werkt alleen
als de neutraal gashendel in de gesloten
stand is gezet.
Basiscomponenten
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
DMU26221
Chokeschakelaar
Om het chokesysteem te activeren, drukt u
de hoofdschakelaar in terwijl de sleutel in de
“” (aan)- of “” (start)-stand staat. Het
chokesysteem levert dan het rijke brandstofmengsel dat vereist is om de motor te starten. Als de sleutel wordt losgelaten, wordt de
choke automatisch uitgeschakeld.
ZMU03160
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de
stuurhendel naar links of naar rechts.
16
Page 24
Basiscomponenten
ZMU01997
ZMU04879
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet
u de motor in de voorwaartse versnelling zodat dat boot vooruit vaart. Als u de schakelhendel van u af duwt , zet u de motor in de
achteruitversnelling zodat de boot achteruit
vaart.
R
3
N
2
F
1
ZMU04878
1. Vooruit “”
2. Neutraal “”
3. Achteruit “”
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhendel. Als u de hendel tegen de klok in draait,
verhoogt de snelheid en als u hem met de
klok mee draait verlaagt de snelheid.
1. Vooruit “”
2. Neutraal “”
3. Achteruit “”
17
R
N
3
2
2
F
1
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof-
ZMU01999
verbruiksindicator toont de hoeveelheid
brandstof die in de verschillende gashendelstanden wordt verbruikt. Kies de stand die de
ZMU01998
beste prestaties en het laagste verbruik biedt
voor de gewenste werking.
Page 25
Basiscomponenten
1
ZMU02000
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25971
Gashandel frictie afstelling
Een frictie-inrichting zorgt voor regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de
afstandsbedieningshendel, en kan worden
ingesteld volgens de voorkeur van de schipper.
Om de weerstand te verhogen draait u de
frictieregelaar rechtsom. Om de weerstand
te verlagen draait u de frictieregelaar linksom.
DWM00031
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te
vast. Als er te veel weerstand is, kan het
moeilijk zijn om de gashendel of de greep
te bewegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
ZMU02001
Als constante snelheid vereist is, draai de
frictieregelaar dan strakker aan om de gewenste gashendelinstelling te bewaren.
DMU25991
Motoruitschakelaar
De clip moet bevestigd zijn aan de motoruitschakelaar om de motor te laten draaien. Het
koord moet op een veilige plaats worden bevestigd aan de kledij van de schipper, of aan
zijn arm of been. Als de bestuurder over
boord valt of het roer verlaat, trekt de koord
de clip naar buiten waardoor de ontsteking
van de motor wordt uitgeschakeld. Op die
manier wordt voorkomen dat de boot onbestuurd verder vaart.
DWM00121
WAARSCHUWING
Bevestig de motorstopschakelaar-
●
koord tijdens het gebruik van de motor
op een veilige plaats aan uw kleding, of
aan uw arm of been.
●
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie
verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
●
gebruik niet per ongeluk aan de koord
trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
18
Page 26
Basiscomponenten
de boot ook snel vertragen. Daardoor
kunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
NOTA:
De motor kan niet worden gestart wanneer
de clip verwijderd is.
2
1
ZMU02003
1. Koord
2. Clip
ZMU02083
DMU26011
Chokeknop voor trektype
Om de motor te voorzien van het rijke brandstofmengsel dat vereist is om te starten,
dient u die knop uit te trekken.
1. Koord
2. Clip
DMU26001
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de
motor uit te zetten, dient u op die knop te
drukken.
19
ZMU02355
DMU26070
Hendel voor manuele start
Om de motor te starten trekt u eerst de handel uit tot u weerstand voelt. Trek hem dan
snel verder uit om de motor aan te zwengelen.
ZMU02005
Page 27
DMU26080
Startknop
Om de motor met de elektrische starter te
starten drukt u op de startknop.
ZMU04880
DMU26090
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekingssysteem; de werking ervan is hieronder beschreven.
●
“”
(off)
Met de hoofdschakelaar in de “” (uit)-
stand zijn de elektrische schakelingen uitgeschakeld en de sleutel kan worden uitgenomen.
●
“”
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de “” (on)-
stand zijn de elektrische schakelingen ingeschakeld en de sleutel kan niet worden uitgenomen.
●
“”
Met de hoofdschakelaar in de “” (start)-
stand begint de startmotor te draaien om de
motor te starten. Als de sleutel wordt losgelaten, keert deze automatisch terug naar de
“” (on)-stand.
(start)
Basiscomponenten
DMU31432
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare
weerstand aan het stuurmechanisme en kan
worden afgesteld naargelang van de voorkeur van de bestuurder. Onderaan op de
stuurhendelbracket bevindt er zich een instelhendel.
Om de weerstand te verhogen, draait u de
hendel naar bakboord “A”.
Om de weerstand te verhogen, draait u de
hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te
vast. Als er te veel weerstand is, kan het
moeilijk zijn om te sturen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
A
B
ZMU02340
Als de weerstand niet toeneemt, zelfs niet
wanneer de hendel naar bakboord “A” wordt
gedraaid, dient u na te gaan of de moer werd
20
Page 28
Basiscomponenten
aangedraaid met het gespecificeerde aandraaimoment.
1. Moer
Moeraandraaimoment:
3.9 Nm (2.9 ft-lb) (0.4 kgf-m)
NOTA:
●
De stuurbeweging is geblokkeerd wan-
neer de instelhendel in de stand “A” werd
gezet.
●
Controleer of de stuurhendel soepel be-
weegt wanneer de hendel naar stuurboord
“B” wordt gedraaid.
●
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere-
gelhendel.
DMU26122
Stuurfrictieafstelinrichting
Een frictie-inrichting geeft een instelbare
weerstand aan het stuurmechanisme en kan
worden afgesteld naargelang van de voorkeur van de bestuurder. Op de zwenkbeugel
bevindt er zich een instelschroef of -bout.
ZMU02080
Om de weerstand te doen toenemen dient u
de schroef met de wijzer van de klok mee te
draaien.
Om de weerstand te doen afnemen dient u
de schroef tegen de wijzers van de klok in te
draaien.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te
vast. Als er te veel weerstand is, kan het
moeilijk zijn om te sturen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
DMU26261
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de minimumhoek van de buitenboordmotor ten opzichte van de spiegel.
21
ZMU02007
DMU26312
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt
gebruikt om te voorkomen dat de buiten-
Page 29
Basiscomponenten
boordmotor uit het water wordt getild bij het
achteruit varen.
1
ZMU02008
1. Kantelvergrendelhendel
Om te vergrendelen dient u de kantelvergrendelingshendel in de “” (lock)-stand te
zetten. Om te ontgrendelen dient u de kantelvergrendelingshendel in de “” (release)-
stand te duwen.
DMU26332
Kantelsteunstang
De kantelsteunstang houdt de buitenboordmotor in de naar boven gekantelde stand.
systeem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DMU26372
Motorkapvergrendelingshendel(s)
(draaitype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de
vergrendelingshendel(s) te draaien en de
kap op te heffen. Bij het installeren van de
motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze
goed op de rubberen dichting wordt aangebracht. Vergrendel de motorkap dan opnieuw door de hendel(s) weer in de
vergrendelde stand te zetten.
1
ZMU02009
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
ZMU02078
DCM01660
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunstang niet bij het
slepen van de boot. De buitenboordmotor
zou los kunnen trillen uit de kantelsteun
en vallen. Als de motor niet kan worden
gesleept in zijn normale bedrijfsstand,
dient u een bijkomend ondersteunings-
DMU26460
Doorspoelplug
Deze plug wordt gebruikt om de koelwaterdoorgangen van de motor te reinigen met
behulp van een tuinslang en leidingwater.
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina 51.
22
Page 30
Basiscomponenten
1
ZMU04885
1. Doorspoelplug
DMU26302
Waarschuwingslamp
Als de motor een toestand vertoont die een
waarschuwing veroorzaakt, gaat het controlelampje aan. Meer informatie over het interpreteren van het waarschuwingslampje vindt
u op pagina 23.
Activering van het waarschuwingssysteem
Het toerental van de motor zal automa-
●
tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
●
Als de motor is uitgerust met een oliedrukwaarschuwingslampje, zal dat continu
branden of knipperen.
ZMU02081
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-
●
zig op de stuurhendel, de afstandsbedieningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
ZMU02010
DMU26801
Waarschuwingssysteem
DCM00090
OPGELET:
Laat de motor niet draaien als er een
waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg
uw Yamaha-dealer als het probleem niet
kan worden gelokaliseerd en opgelost.
DMU30168
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waarschuwingssysteem geactiveerd.
23
ZMU02360
Als het waarschuwingssysteem werd geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer
het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het
oliepeil correct is en het waarschuwingssysteem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u
uw Yamaha-dealer raadplegen.
DCM00101
OPGELET:
Laat de motor niet draaien als de waarschuwingslamp voor lage oliedruk
Page 31
brandt. Dat kan tot ernstige motorschade
leiden.
Basiscomponenten
24
Page 32
Werking
DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts
bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet
mogelijk complete instructies te verschaffen
over iedere mogelijke boot/motor-combinatie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk
af van de ervaring en de specifieke boot/motor-combinatie.
DWM01590
WAARSCHUWING
●
Een boot te krachtig aandrijven kan
ernstige instabiliteit veroorzaken. In-
stalleer nooit een buitenboordmotor op
uw boot met meer paardenkracht dan
het maximale nominale paardenkracht-
vermogen op de capaciteitsplaat van
de boot. Als de boot geen capaciteits-
plaat heeft, neem dan contact op met de
fabrikant van de boot.
●
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan-
digheden leiden, zoals een gebrekkige
bestuurbaarheid, verlies van controle
of brand. Modellen voor permanente
montage moeten worden gemonteerd
door uw dealer of door een andere per-
soon met voldoende ervaring in het op-
tuigen van boten.
DMU26911
De buitenboordmotor monteren
DWM01720
WAARSCHUWING
Voor draagbare modellen moet uw dealer
of een andere persoon met ervaring in het
monteren van buitenboordmotoren u tonen hoe u uw motor moet monteren.
buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van
de boot worden gemonteerd.
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26921
ZMU01760
Montagehoogte
Om uw boot zo efficiënt mogelijk te gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de waterweerstand van de boot en van de
buitenboordmotor zo klein mogelijk is. De
montagehoogte van de buitenboordmotor
heeft een grote invloed op de waterweerstand. Als de montagehoogte te groot is, kan
er cavitatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd; als de tippen van
de propellerbladen de lucht raken, zal het
toerental van de motor abnormaal sterk toenemen waardoor de motor oververhit raakt.
Als de montagehoogte te laag is, zal de waterweerstand toenemen waardoor de motorefficiëntie afneemt. Monteer de
buitenboordmotor zo dat de anti-cavitatieplaat zich tussen de onderkant van de boot
en 25 mm (1 in.) onder de onderkant van de
boot bevindt.
De buitenboordmotor moet zo worden gemonteerd dat de boot correct uitgebalanceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk
bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de
25
Page 33
0–25mm
(0–1in.)
DCM01630
ZMU02011
OPGELET:
Controleer tijdens het testen in het wa-
●
ter het drijfvermogen van de boot in
rusttoestand met maximale lading. Ga
na of het peil van het stilstaande water
op het uitlaathuis laag genoeg is om te
voorkomen dat er water in de vermo-
genskop terecht kan komen, wanneer
het water ten gevolge van golven stijgt
wanneer de buitenboordmotor niet
draait.
●
Een verkeerde motorhoogte of zaken
die het gelijkmatig stromen van water
belemmeren (de vorm of de staat van
de boot, of accessoires als spiegellad-
ders of dieptesensoren) kunnen zorgen
voor opstuivend water als de boot aan
het varen is. Als de motor continu
wordt gebruikt in aanwezigheid van op-
stuivend water, kan er genoeg water in
de inlaatopening van de onderbak te-
rechtkomen om de motor ernstig te be-
schadigen. Elimineer de oorzaak van
het opstuivend water.
Werking
montagehoogte kunnen u helpen bij het
bepalen van de optimale montagehoogte.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montagehoogte.
Voor instructies betreffende het instellen
●
van de trimhoek van de buitenboordmotor,
zie pagina 38.
DMU26970
Vastklemmen van de
buitenboordmotor
1. Breng de buitenboordmotor zo centraal
mogelijk op de spiegel aan. Draai de
spiegelklemschroeven gelijkmatig vast.
Controleer tijdens het varen af en toe of
de klemschroeven nog vast zitten, want
zij kunnen loskomen door het trillen van
de motor.
DWM00640
WAARSCHUWING
Losse klemschroeven kunnen ervoor zorgen dat de buitenboordmotor van de
spiegel valt of dat hij beweegt. Dat kan
verlies van controle en ernstige verwondingen veroorzaken. Zorg ervoor dat de
spiegelschroeven stevig aangedraaid
zijn. Controleer tijdens het varen af en toe
of dat dat nog steeds het geval is.
NOTA:
●
De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en van de gewenste
toepassing. Testvaarten met verschillende
ZMU02012
2. Als uw motor uitgerust is met een veiligheidskabelbevestiging, dient er een vei-
26
Page 34
Werking
ligheidskabel of -ketting te worden
gebruikt. Maak één uiteinde vast aan de
veiligheidskabelbevestiging en het andere aan een stevig bevestigingspunt in
de boot. Doet u dat niet dan bent u de
motor kwijt als hij per ongeluk van de
spiegel valt.
ZMU02013
3. Bevestig de klembeugel aan de spiegel
met behulp van de eventueel bijgeleverde bouten. Voor meer details dient u uw
Yamaha-dealer te raadplegen.
DWM00650
WAARSCHUWING
Gebruik geen andere bouten, moeren en
ringen dan die die in de verpakking van
de motor zitten. Doet u dat toch, zorg er
dan voor dat ze even sterk zijn en dat het
materiaal ervan ten minste dezelfde kwaliteit heeft. Draai ze bovendien stevig aan.
Laat na het vastdraaien de motor proefdraaien en controleer of ze nog steeds
vastzitten.
1
ZMU02631
1. Bouten
DMU30173
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode
om de contactoppervlakken tussen bewegende onderdelen gelijkmatig te laten inlopen. Wanneer u de motor goed laat inlopen
zal hij beter werken en langer meegaan.
DCM00800
OPGELET:
Als men de inloopprocedure niet volgt,
kan een kortere levensduur van de motor
of zelfs ernstige motorschade het gevolg
zijn.
DMU27083
Procedure voor 4-takt modellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode
van tien uur om de contactoppervlakken tussen bewegende onderdelen gelijkmatig te laten inlopen. Wanneer u de motor goed laat
inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
NOTA:
Als men de inloopprocedure niet volgt, kan
dat resulteren in een kortere levensduur van
de motor of zelfs in ernstige motorschade.
Laat de motor als volgt in het water draaien,
onder belasting (in versnelling met geïnstal-
leerde propeller). Om de motor in te lopen
dient u gedurende 10 uur te lang draaien in
27
Page 35
Werking
vrijlooptoerental, ruw water en drukbevaren
zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur:
Laat de motor draaien met verschillende
toerentallen tot maximaal 2000 omw/
min of met de gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur:
Verhoog het motortoerental zo veel als
nodig is om de boot over het water te laten scheren (maar vermijd volgas), en
neem vervolgens een beetje gas terug
terwijl de boot een scheersnelheid behoudt.
3. Resterende acht uren:
Laat de motor draaien met om het even
welk toerental. Laat de motor echter
nooit langer dan 5 minuten met volgas
draaien.
4. Na de eerste 10 uren:
Gebruik de motor normaal.
DMU27104
Controles vóór gebruik
DWM00081
WAARSCHUWING
Als tijdens de controle vooraf blijkt dat
een onderdeel niet werkt zoals het hoort,
moet het worden nagekeken en hersteld
alvorens de buitenboordmotor te gebruiken. Anders kunnen er zich ongevallen
voordoen.
DCM00120
OPGELET:
Start de motor niet als uit het water is.
Oververhitting en ernstige motorschade
zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU27111
Brandstof
●
Ga na of u wel voldoende brandstof voor
uw trip hebt.
●
Ga na of er geen brandstoflekken zijn of
brandstofgassen ontsnappen.
Controleer de brandstofleidingsaansluitin-
●
gen op hun dichtheid (indien uitgerust met
Yamaha-brandstoftank of boottank).
Zorg dat de brandstoftank op een veilig,
●
vlak oppervlak staat en dat de brandstofleiding niet verdraaid of platgedrukt is of in
contact kan komen met scherpe voorwerpen (indien uitgerust met Yamaha-brandstoftank of boottank).
DMU27130
Bedieningselementen
●
Controleer de goede werking van gashendel, schakelhendel en besturing vooraleer
de motor te starten.
●
De bedieningselementen moeten vlot werken, zonder vast te lopen of ongewoon
veel speling.
●
Controleer op losse of beschadigde verbindingen.
Controleer de werking van de start- en
●
stopschakelaars als de buitenboordmotor
in het water ligt.
DMU31721
Stopschakelaars
●
Vergewis u ervan dat de motor stopt wanneer de hoofdschakelaar in de stand “”
(uit) wordt gedraaid.
●
Vergewis u ervan dat de motor stopt wanneer de clip wordt verwijderd van de motoruitschakelaar.
●
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd verwijderd van de motoruitschakelaar.
DMU27140
Motor
●
Controleer de motor en de motormontage.
●
Controleer op losse of beschadigde bevestigingsmiddelen.
●
Controleer de schroef op beschadigingen.
28
Page 36
Werking
DMU27163
Controleren van het oliepeil
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld).
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.
3. Schroef de peilstok volledig in de motor
en verwijder hem opnieuw.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok
om na te gaan of het peil tot ergens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Vul olie bij als het
oliepeil slechts tot onder de onderste
markering reikt, of tap olie af als het peil
tot boven de bovenste markering reikt.
1
3
2
ZMU02082
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
NOTA:
Zorg ervoor dat u de peilstok volledig in de
peilstokgeleiding steekt.
DMU27441
Brandstof tanken
DWM00060
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ontvlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit
de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
1. Verwijder de brandstoftankdop.
2. Vul voorzichtig de brandstoftank.
3. Breng de dop weer aan als de tank is gevuld. Verwijder gemorste brandstof.
Brandstoftankinhoud:
12 L (3.17 US gal) (2.64 Imp.gal)
NOTA:
Vulinrichtingen voor loodvrije brandstof passen in de kleinere vulopening van de brandstoftank bij modellen met emissieregeling
(Bodensee).
DMU27450
De motor gebruiken
DMU27463
Brandstof toevoeren (draagbare
tank)
DWM00420
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de
●
boot stevig aangemeerd is en dat u niet
belemmerd wordt bij het sturen. Ga na
of er zich niemand in het water rondom
u bevindt.
●
Als de ontluchtingsschroef wordt losgedraaid, ontsnapt er benzinedamp.
Benzine is erg ontvlambaar en benzinedampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar. Rook niet en blijf uit de buurt van
open vlammen en vonken wanneer u de
ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen
●
die koolmonoxide bevatten, een kleuren geurloos gas dat hersenbeschadiging of de dood kan veroorzaken wanneer het wordt ingeademd. Symptomen
zijn ondermeer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg dat de stuurhut en de cabine goed verlucht zijn.
Sluit de uitlaatopeningen niet af.
29
Page 37
Werking
1. Als er een ontluchtingsschroef op de
brandstoftankdop zit, draai deze dan 2
of 3 slagen los.
2. Als de motor is uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk, verbindt u de
brandstofleiding stevig met het koppelstuk. Sluit vervolgens het andere uiteinde van de brandstofleiding stevig aan op
het koppelstuk van de brandstoftank.
ZMU02024
de brandstofleiding stevig te bevestigen
aan de brandstofleidingklembeugel.
NOTA:
Plaats de tank horizontaal terwijl de motor
draait, anders kan de brandstof niet worden
aangezogen uit de brandstoftank.
4. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar
boven gericht, tot u de pomp stevig voelt
worden.
1. Pijl
DMU27491
Starten van de motor
DWM01600
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot
stevig aangemeerd is en of u niet belemmerd wordt bij het sturen. Vergewis u er
ook van dat er zich geen zwemmers in het
water rondom de boot bevinden.
DMU27506
Modellen met repeteerstarter (stuurbediening)
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
ZMU02023
3. Als uw buitenboordmotor is uitgerust
met een stuurfrictieregelhendel dient u
30
Page 38
Werking
N
ZMU01988
N
ZMU04881
NOTA:
De neutraalstartbeveiliging zorgt ervoor dat
de motor uitsluitend kan worden gestart in
neutraal.
verliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord
trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
de boot ook snel vertragen. Daardoor
kunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
ZMU02026
3. Zet de gashendel in de stand “”
(start).
2. Bevestig de motoruitschakelkoord op
een veilige plaats aan uw kleding, of aan
uw arm of been. Bevestig vervolgens de
clip aan het andere uiteinde van de
koord aan de motoruitschakelaar.
DWM00121
WAARSCHUWING
●
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor
op een veilige plaats aan uw kleding, of
aan uw arm of been.
●
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie
31
ZMU02027
4. Trek de chokeknop volledig uit en draai
hem volledig om. Als de motor eenmaal
is gestart, laat u de knop terugkeren in
zijn uitgangspositie.
Page 39
Werking
ZMU02355
NOTA:
●
U hoeft de choke niet te gebruiken voor het
starten van een warme motor.
●
Als u de chokeknop in de stand “”
(start)laat staan terwijl de motor draait, zal
de motor slecht draaien en afslaan.
5. Trek voorzichtig aan de handgreep repeteerstarter tot u weerstand voelt. Geef
er vervolgens een korte maar krachtige
ruk aan om de motor te starten. Herhaal
dat indien nodig.
ZMU02029
6. Nadat de motor gestart is, laat u de
handgreep repeteerstarter langzaam terugkeren in zijn uitgangspositie alvorens
hem los te laten.
7. Laat de gashendel langzaam terugkeren
naar de stand helemaal dicht.
ZMU02030
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
●
warmlopen. Voor meer informatie, zie pagina 34.
Als de motor niet van de eerste keer start,
●
dient u de procedure te herhalen. Als de
motor na 4 of 5 pogingen nog steeds niet
wil starten, opent u het gas een klein beetje (tussen 1/8 en 1/4) en probeert u het opnieuw. Als de motor warm is en niet wil
starten, opent u de gasklep in dezelfde
mate en tracht u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina 72.
DMU27643
Modellen met elektrische starter/afstandsbediening
1. Zet de afstandsbedieningshendel in
neutraal.
NOTA:
De neutraalstartbeveiliging zorgt ervoor dat
32
Page 40
Werking
de motor uitsluitend kan worden gestart in
neutraal.
2. Bevestig de motoruitschakelkoord op
een veilige plaats aan uw kleding, of aan
uw arm of been. Bevestig vervolgens de
clip aan het andere uiteinde van de
koord aan de motoruitschakelaar.
DWM00121
WAARSCHUWING
●
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor
op een veilige plaats aan uw kleding, of
aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die
●
kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie
verliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord
trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
de boot ook snel vertragen. Daardoor
kunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
ON
OFF
ZMU01880
4. Open de gasklep een beetje zonder te
schakelen met behulp van de neutraalgashendel. Misschien is het nodig de
gasklepopening lichtjes te wijzigen afhankelijk van de temperatuur van de
motor. Als de motor eenmaal is gestart,
laat u de gashendel terugkeren in zijn
uitgangspositie.
N
ZMU02314
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand
“” (on).
33
NOTA:
●
Bij afstandsbedieningen met een neutraalgashendel doet u er goed aan de hendel
eerst een beetje op te lichten tot u weerstand voelt, om hem vervolgens nog iets
meer op te lichten.
●
The neutraal-gashendel kan alleen worden gebruik als de afstandsbedieninghendel in neutraal staat.
5. Druk de hoofdschakelaar in en houd
hem ingedrukt om het afstandschokesysteem te bedienen. De chokeschake-
Page 41
Werking
laar van de afstandsbediening keert
automatisch terug in zijn uitgangspositie
zodra u hem loslaat. Daarom dient u de
schakelaar ingedrukt te houden.
ON
STARTOFF
ZMU02315
NOTA:
●
U hoeft de choke niet te gebruiken voor het
starten van een warme motor.
Duw de hoofdschakelaar volledig in, an-
●
ders zal het afstandschokesysteem niet
werken.
6. Draai de hoofdschakelaar in de stand
“” (start) en houd hem maximaal 5
seconden in die stand.
7. Zodra de motor gestart is, laat u de
hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert
in de stand “” (on).
DCM00191
OPGELET:
●
Zet de hoofdschakelaar nooit op
“” (start) terwijl de motor draait.
●
Laat de startmotor nooit langer dan 5
seconden draaien. Als de startmotor
langer dan 5 seconden blijft draaien, zal
de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmogelijk wordt om de motor te starten.
Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 seconden
aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “” (on), wacht 10
seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU27710
Modellen met manuele starter en
elektrische starter
1. Als de motor gestart is, laat deze dan 3
minuten in vrijloop draaien om op te warmen. Als u dit niet doet, verkort u de levensduur van de motor.
2. Ga na of het waarschuwingslampje voor
lage oliedruk wel uitgaat na de motor te
hebben gestart.
3. Ga na of er wel een gelijkmatige waterstrom uit de koelwateruitlaatopening
komt.
DCM00210
OPGELET:
●
Als de waarschuwingslamp voor lage
oliedruk niet uitgaat nadat de motor is
gestart, zet de motor dan af. Anders kan
de motor ernstig worden beschadigd.
Controleer het oliepeil en voeg indien
nodig olie toe. Raadpleeg uw Yamahadealer als de oorzaak van de waarschuwing voor lage oliedruk niet kan worden gevonden.
●
Een continue waterstroom uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de
34
Page 42
Werking
koelwatermantels. Als er geen water uit
de controleopening stroomt wanneer
de motor draait, kunnen oververhitting
en ernstige beschadiging het gevolg
zijn. Zet de motor af en controleer of de
koelwaterinlaat in het huis van het
staartstuk of de koelwatercontroleopening geblokkeerd zijn. Raadpleeg uw
Yamaha-dealer als het probleem niet
kan worden gelokaliseerd en opgelost.
ZMU02034
DMU34530
Schakelen
DWM00180
WAARSCHUWING
Ga na of er zich geen personen of hindernissen in het water rond de boot bevinden, alvorens te schakelen.
DCM01610
OPGELET:
Laat de motor warmdraaien alvorens in
een versnelling te schakelen. Het is mogelijk dat het stationair toerental hoger is
dan normaal zolang de motor niet geheel
warm is. Een hoog stationair toerental
kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugschakelen naar neutraal. Als dat het geval
is, gaat u als volgt te werk: stop de motor,
schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker opwaarts (indien de motor ermee is uitgerust).
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel /
schakelhendel krachtig en kordaat naar
voor (voor voorwaartse versnelling) of
naar achter (voor de achteruitversnelling) [over ongeveer 35° (er moet een
palletje voelbaar zijn) voor modellen met
afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de
kantelvergrendelhendel in de vergrendelstand (naar beneden) staat (indien
aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
ZMU02086
Om uit neutraal te schakelen
35
Page 43
Werking
R
N
F
ZMU05694
R
N
F
ZMU05749
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/achterwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor
terugkeert naar stationair toerental.
ZMU02030
2. Zodra de motor in versnelling met stationair toerental draait, beweegt u de afstandsbedieningshendel /
schakelhendel krachtig en kordaat in de
neutrale stand.
36
Page 44
Werking
N
ZMU05695
N
ZMU04881
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
WAARSCHUWING
●
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen,
aangezien dat ertoe kan leiden dat u de
controle over de boot verliest, uit de
boot wordt geslingerd of tegen het
stuur of een ander onderdeel van de
boot wordt aangeslingerd. Dit kan het
risico op ernstige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen
aan het schakelmechanisme.
●
Schakel nooit in achteruit terwijl u met
scherende snelheid vaart. Dat kan leiden tot het verlies van de controle, het
vollopen van de boot of schade aan de
boot.
remsysteem. Hij wordt afgeremd door de
weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met stationair toerental draait. De remafstand
varieert afhankelijk van het brutogewicht, de
toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27820
Motor uitzetten
Vooraleer u de motor uitzet, moet u deze
eerst enkele minuten laten afkoelen in vrijloop of bij laag toerental. Het is niet aan te raden de motor uit te zetten onmiddellijk na
deze met hoge toerentallen te hebben gebruikt.
DMU27845
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en
houd hem ingedrukt of zet de hoofdschakelaar op “” (uit).
ZMU02083
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk
37
2. Koppel na het uitschakelen van de mo-
Page 45
Werking
tor de brandstofleiding los, als de buitenboordmotor werd uitgerust met een
brandstofleidingkoppelstuk.
ZMU02042
3. Draai de ontluchtingsschroef op de
tankdop vast (indien voorzien).
F
E
ZMU05041
de combinatie van boot, motor en propeller.
De correcte trim wordt ook beïnvloed door
variabelen zoals de lading in de boot, de
zeeomstandigheden en de vaarsnelheid.
DWM00740
WAARSCHUWING
Te veel trim voor de werkingsomstandigheden (ofwel trim naar boven of trim naar
beneden)kan ervoor zorgen dat de boot
instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuurbaar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel
aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is,
vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot
onbewaakt achterlaat.
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld
door aan de koord te trekken, de clip uit de
motoruitschakelaar te trekken en vervolgens
de hoofdschakelaar op “” (uit) te zetten.
DMU27861
De buitenboordmotor trimmen
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt
de positie van de boeg van de boot in het water bepalen. Een correcte trimhoek helpt de
prestaties en de zuinigheid verbeteren en
vermindert tegelijk de belasting van de motor. Een correcte trimhoek is afhankelijk van
1
ZMU02043
1. Trimbedieningshoek
DMU27872
Afstelling van de trimhoek bij
modellen met een handbediend
kantelmechanisme
In de klembeugel zijn 4 of 5 gaten voorzien
38
Page 46
Werking
om de trimhoek van de buitenboordmotor af
te stellen.
1. Zet de motor af.
2. Kantel de buitenboordmotor een beetje
omhoog en verwijder de trimstang uit de
klembeugel.
ZMU02007
3. Steek de stang in het gewenste gat.
Om de boeg hoger te laten komen (“trim-
out”) dient de stang van de spiegel weg te
worden bewogen.
Om de boeg lager te laten komen (“trim-
in”)dient de stang naar de spiegel toe te worden bewogen.
Voer tests uit met telkens een andere trimhoek om achter de stand te komen die het
best past bij uw boot en de vaaromstandigheden.
DWM00400
WAARSCHUWING
Zet de motor uit alvorens de trimhoek
●
bij te regelen.
●
Zorg dat u niet vastgeklemd raakt bij
het verwijderen of het installeren van
de stang.
●
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Verhoog de
snelheid geleidelijk en ga na of er zich
geen tekenen van instabiliteit of besturingsproblemen voordoen. Een onjuiste trimhoek kan tot verlies van controle
leiden.
NOTA:
De trimhoek van de buitenboordmotor wordt
ongeveer 4 graden veranderd als de trimstang één gat wordt opgeschoven.
DMU27911
Boottrim instellen
Als de boot planeert, zal een boeg-omhoog
houding leiden tot minder luchtweerstand,
een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dit is in het algemeen wanneer de kiellijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden
omhoog wijst. Met de boeg omhoog kan de
boot een grotere neiging hebben om naar
links of rechts af te wijken. Compenseer
deze afwijking terwijl u stuurt. De trim tab kan
ook worden aangepast om dit effect te compenseren. Als de boeg van de boot omlaag
is, verloopt het optrekken van staande start
naar planeren gemakkelijker.
Boeg omhoog
Te veel trim naar buiten brengt de boeg van
de boot te hoog in het water. Prestaties en
zuinigheid gaan achteruit omdat de romp
van de boot het water wegduwt en er meer
luchtweerstand optreedt. Een te sterk buitenwaartse trim kan de propeller ook doen
ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan beginnen “springen” in het water, waardoor
39
Page 47
Werking
schipper en passagiers overboord kunnen
worden gegooid.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot
door het water ploegen, waardoor het brandstofverbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan
worden opgevoerd. Varen met te veel binnenwaartse trim aan hogere snelheden
maakt de boot ook instabiel. De weerstand
aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor
het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en
de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen
wordt.
NOTA:
Afhankelijk van het boottype kan de trimhoek
van de buitenboordmotor weinig invloed
hebben op de trim van de boot tijdens het gebruik.
DMU27934
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of
als de boot in ondiep water voor anker gaat,
dient de buitenboordmotor naar boven te
worden gekanteld om de propeller en de onderbak te beschermen tegen botsing met obstakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00221
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt van
de buitenboordmotor blijft tijdens het
naar boven of naar beneden kantelen. Er
kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel
wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
DWM00250
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandgevaar. Als de buitenboordmotor voorzien
is van een brandstofleidingkoppelstuk,
ontkoppel dan de brandstofleiding of
draai de brandstofkraan dicht als de buitenboordmotor meer dan een paar minuten wordt gekanteld. Anders zou er
brandstof kunnen gaan lekken.
DCM00241
OPGELET:
Vooraleer de buitenboordmotor te kan-
●
telen, moet u de motor uitzetten door de
procedure te volgen op de pagina 37.
Kantel de buitenboordmotor nooit terwijl de motor draait. Dit kan immers ernstige schade door oververhitting
veroorzaken.
●
Kantel de motor niet omhoog door tegen de stuurhendel te duwen (indien
voorzien), want hierdoor kan de hendel
40
Page 48
Werking
breken.
DMU27979
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met handbediend
kantelmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel /
schakelhendel in neutraal.
N
ZMU01988
N
ZMU04881
2. Zet de kantelvergrendelhendel (indien
aanwezig) in de ontgrendelstand (omhoog).
3. Trek de hendel voor ondiep water op (indien aanwezig).
4. Hou de achterkant van de motorkap met
één hand vast en kantel de buitenboordmotor helemaal naar boven.
5. Druk de kantelsteunknop in de klembeugel. Anders keert de kantelsteunstang
automatisch terug naar de vergrendelstand.
ZMU02078
DCM01640
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen.
De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de
motor niet kan worden gesleept in zijn
normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de
kantelstand. Voor meer gedetailleerde informatie, zie pagina 47.
DMU30192
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met handbediend
kantelsysteem)
1. Zet de kantelvergrendelhendel in de vergrendelstand.
41
ZMU02044
Page 49
ZMU02048
2. Kantel de motor een beetje naar omhoog tot de kantelsteunstang automatisch wordt ontgrendeld.
3. Laat de motor langzaam zakken.
DMU28060
Varen in ondiep water
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk omhoog worden gekanteld om in ondiep water
te kunnen varen.
DMU28071
Varen in ondiep water (modellen met
een handbediend
kantelmechanisme)
DWM00710
WAARSCHUWING
●
Zet de schakelinrichting in neutraal alvorens het systeem om in ondiep water
te varen te gebruiken.
●
Vaar zo traag mogelijk als u het systeem om in ondiep water te varen gebruikt. Het
kantelvergrendelingsmechanisme
werkt niet als het systeem om in ondiep
water te varen wordt gebruikt. Als u dan
onderwater een hindernis zou raken,
zou de buitenboordmotor uit het water
worden getild, met verlies van controle
tot gevolg.
●
Draai de buitenboord nooit 180° om
achteruit te varen. Zet de schakelinrichting in achteruit als u achteruit wil va-
Werking
ren.
●
Wees extra voorzichtig bij het achteruit
varen. Te veel achterwaartse stuwkracht kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild,
waardoor de kans op een ongeluk en
verwondingen toeneemt.
●
Zet de buitenboordmotor terug in de
normale stand zodra de boot in dieper
water is.
DCM00260
OPGELET:
Kantel de buitenboordmotor nooit zo
hoog dat de koelwaterinlaat in het staartstuk boven het wateroppervlak komt
wanneer u in ondiep water gaat varen. Dat
zou ernstige schade door oververhitting
kunnen veroorzaken.
ZMU02047
DMU28124
Procedure
1. Plaats de afstandsbedieninghendel /
schakelhendel in neutraal.
42
Page 50
Werking
ZMU02044
N
ZMU01988
N
ZMU04881
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de ontgrendelstand (omhoog).
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje
naar omhoog. De kantelsteunstang
wordt automatisch vergrendeld waardoor ze de buitenboordmotor in een gedeeltelijk opgeheven stand ondersteunt.
NOTA:
Deze buitenboordmotor heeft 2 standen om
in ondiep water te varen.
4. Om de buitenboordmotor weer in de gewone vaarstand te zetten, dient u de
schakelhendel in neutraal te zetten en
de kantelvergrendelhendel in de vergrendelstand (naar beneden).
ZMU02048
5. Kantel de buitenboordmotor een beetje
naar omhoog tot de kantelsteunstang
automatisch terugkeert in haar vrije
stand.
6. Laat de buitenboordmotor langzaam
zakken tot in de normale stand.
43
Page 51
DMU28193
Varen in andere
omstandigheden
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwaterdoorgangen uitspoelen met zoet water om
te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel
ook de buitenkant van de buitenboordmotor
met zuiver water en spoel de vermogenskop
onder de onderbak indien mogelijk.
Varen in modderig of troebel water
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te
maken van de optionele verchroomde waterpompkit (verkrijgbaar voor V4- en grote moteren) wanneer u de buitenboordmotor
gebruikt in water dat veel bezinksel bevat,
zoals in modderig of troebel water.
Varen in zuurrijk water
In sommige gebieden kan water zuurrijk zijn.
Na het varen in dergelijk water dient u de
koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de
buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Werking
44
Page 52
Onderhoud
DMU34520
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder
betekent dat de geïnstalleerde propeller van
aluminium is.
Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de
geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is
en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van
plastic is.
NOTA:
“*” betekent, selecteer de motorolie op basis
van de motorolietabel. Voor meer informatie,
zie pagina 9.
DMU28219
Maat:
Totale lengte:
F15AMH 1001 mm (39.4 in)
F9.9CE 643 mm (25.3 in)
F9.9CMH 1001 mm (39.4 in)
FT9.9DE 643 mm (25.3 in)
FT9.9DMH 1105 mm (43.5 in)
Totale breedte:
F15AMH 427 mm (16.8 in)
F9.9CE 369 mm (14.5 in)
F9.9CMH 427 mm (16.8 in)
FT9.9DE 369 mm (14.5 in)
FT9.9DMH 501 mm (19.7 in)
Totale hoogte S:
F15AMH 1080 mm (42.5 in)
F9.9CE 1080 mm (42.5 in)
F9.9CMH 1080 mm (42.5 in)
Totale hoogte L:
F9.9CE 1207 mm (47.5 in)
F9.9CMH 1207 mm (47.5 in)
FT9.9DE 1253 mm (49.3 in)
FT9.9DMH 1253 mm (49.3 in)
Totale hoogte X:
FT9.9DE 1321 mm (52.0 in)
Spiegel hoogte S:
F15AMH 440 mm (17.3 in)
F9.9CE 440 mm (17.3 in)
F9.9CMH 440 mm (17.3 in)
Spiegel hoogte L:
F9.9CE 567 mm (22.3 in)
F9.9CMH 567 mm (22.3 in)
FT9.9DE 567 mm (22.3 in)
FT9.9DMH 567 mm (22.3 in)
Spiegel hoogte X:
FT9.9DE 635 mm (25.0 in)
Gewicht (AL) S:
F15AMH 45.0 kg (99 lb)
F9.9CE 47.0 kg (104 lb)
F9.9CMH 45.0 kg (99 lb)
Gewicht (AL) L:
F9.9CE 49.0 kg (108 lb)
F9.9CMH 47.0 kg (104 lb)
FT9.9DE 50.0 kg (110 lb)
FT9.9DMH 49.0 kg (108 lb)
Gewicht (AL) X:
FT9.9DE 51.0 kg (112 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
4500–5500 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
F15AMH 11.0 kW bij 5000 omw/min
(15 PK bij 5000 omw/min)
F9.9CE 7.3 kW bij 5000 omw/min (10
PK bij 5000 omw/min)
F9.9CMH 7.3 kW bij 5000 omw/min
(10 PK bij 5000 omw/min)
FT9.9DE 7.3 kW bij 5000 omw/min
(10 PK bij 5000 omw/min)
FT9.9DMH 7.3 kW bij 5000 omw/min
(10 PK bij 5000 omw/min)
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/
94 en 40/94):
82.7 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94):
2
2.7 m/s
DMU28223
Vervoer en opslag van de
buitenboordmotor
DWM00690
WAARSCHUWING
●
Lekkende brandstof zorgt voor brandgevaar. Draai de ontluchtingsschroef
en de brandstofkraan dicht als de buitenboordmotor moet worden vervoerd
of opgeborgen. Anders zou er brandstof kunnen gaan lekken.
●
WEES VOORZICHTIG als u een brandstoftank vervoert (zowel in een boot als
in een wagen).
●
Vul een brandstofcontainer nooit volledig. Benzine zet aanzienlijk uit met de
warmte en zet de container dan onder
druk. De brandstof kan dan beginnen te
lekken en voor potentieel brandgevaar
zorgen.
DWM00700
WAARSCHUWING
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat
ernstige verwondingen veroorzaken.
DCM00660
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen.
De buitenboordmotor zou daardoor kunnen lostrillen van de kantelsteun en vallen. Als de boot niet kan worden gesleept
met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om
de motor in de gekantelde stand vast te
zetten.
47
De buitenboordmotor moet gesleept en opgeborgen worden in de normale vaarstand.
Page 55
Onderhoud
Als er te weinig ruimte is op de weg voor die
stand, sleep de buitenboordmotor dan in de
gekantelde stand en maak gebruik van een
motorsteun zoals een spiegelstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer details.
DMU28235
Met knevelbouten gemonteerde
modellen
Als de niet op een boot gemonteerde buitenboordmotor vervoerd of opgeborgen wordt,
moet hij in de getoonde stand worden gehouden.
ZMU02049
ZMU02050
NOTA:
Leg een doek of iets dergelijks onder de buitenboordmotor om hem niet te beschadigen.
DMU28241
Opberging van de buitenboordmotor
Wanneer u uw Yamaha-buitenboordmotor
gedurende een lange periode (2 maand of
langer)opbergt, dient u verschillende belangrijke procedures uit te voeren om beschadi-
ging te voorkomen.
Het is aan te raden om uw buitenboordmotor
een onderhoudsbeurt te laten geven door
een erkende Yamaha-dealer voor u hem opbergt. U kan echter zelf met een minimum
aan gereedschap de volgende procedures
uitvoeren.
DCM01080
OPGELET:
●
Om problemen te voorkomen die veroorzaakt worden door olie die vanuit
het oliecarter in de cilinder terechtkomt, moet de buitenboordmotor in de
getoonde stand worden gehouden als
hij wordt vervoerd of opgeborgen. Als
de buitenboordmotor liggend (niet
rechtop) wordt vervoerd of opgeborgen, leg hem dan op een kussen nadat
de motorolie afgetapt is.
●
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zij
voordat het koelwater helemaal is afgetapt, anders kan het water langs het uitlaatkanaal in de cilinder terechtkomen
en motorpech veroorzaken.
●
Berg de buitenboordmotor op op een
droge, goed verluchte plaats, waar hij
niet aan rechtstreeks zonlicht is blootgesteld.
DMU28303
Procedure
DMU28332
Spoelen in een testtank
DCM00300
OPGELET:
Laat de motor niet draaien zonder hem te
voorzien van koelwater. Anders wordt de
waterpomp van de motor beschadigd of
loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten,
moet worden gecontroleerd of de koelwatermantels wel worden voorzien van wa-
48
Page 56
Onderhoud
ter.
1. Was het buitenboordmotorlichaam met
zoet water. Voor meer informatie, zie
pagina 52.
2. Ontkoppel de brandstofleiding van de
motor of sluit de brandstofkraan (als er
één is).
3. Verwijder de motorkap en het geluidsdemperdeksel. Verwijder de propeller.
4. Installeer de buitenboordmotor op de
testtank. Vul de tank met zoet water tot
boven het peil van de anticavitatieplaat.
1
2
ZMU02051
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
DCM00290
OPGELET:
Als het peil van het vers water onder het
peil van de anticavitatieplaat komt of als
de watervoorraad niet groot genoeg is,
kan de motor vastlopen.
5. Het koelsysteem moet worden gespoeld
om te voorkomen dat het verstopt raakt
met zout, zand of vuil. Bovendien moet
de motor worden geconserveerd/gesmeerd om motorbeschadiging door
roest te voorkomen. Voer het spoelen
en het conserveren tegelijkertijd uit.
DWM00090
WAARSCHUWING
Verwijder of raak geen elektrische on-
●
derdelen aan bij het starten of als de
motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
●
van het vliegwiel en andere draaiende
onderdelen als de motor draait.
6. Laat de motor met een snelle vrijloop gedurende enkele seconden in neutrale
stand draaien.
7. Net voor u de motor afzet sproeit u snel
“conserverings olie” in elke carburator of
in de conserveeropening van het geluidsdemperdeksel (als de motor daarmee is uitgerust). Als dat op de juiste
manier gebeurt, zal de motor buitensporig beginnen te roken en bijna afslaan.
8. Verwijder de buitenboordmotor van de
testtank.
9. Installeer het geluidsdemperdeksel / de
dop van de conserveeropening en de
motorkap.
10. Als er geen “conserverings olie” voorhanden is, laat de motor dan in snelle
vrijloop draaien tot het brandstofsysteem leeg is en hij stilvalt.
11. Tap al het koelwater af. Reinig het motorlichaam grondig.
12. Als er geen “conserverings olie” voorhanden is, verwijder dan de bougie(s).
Giet een theelepel zuivere motorolie in
elke cilinder. Zwengel de motor enkele
keren met de hand aan. Breng de bougie(s) weer aan.
13. Laat de brandstoftank leeglopen.
NOTA:
Bewaar de brandstoftank op een droge,
goed geventileerde plaats, buiten het bereik
49
Page 57
Onderhoud
van rechtstreeks zonlicht.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot
het voorgeschreven aandraaimoment.
Voor informatie over bougie-installatie,
zie pagina 59.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instructies, zie pagina 67. Controleer de olie op
de aanwezigheid van water die op een
lekke dichting zou wijzen. Het vervangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden
uitgevoerd alvorens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer informatie, zie pagina 57.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat opbergen, is het raadzaam hem te benevelen
met olie. Neem contact op met uw Yamahadealer voor informatie over het benevelen
met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28431
Verzorging van de accu
DWM00330
WAARSCHUWING
Elektrolytische vloeistof voor de accu is
gevaarlijk; ze bevat zwavelzuur en is
daardoor giftig en zeer bijtend.
Neem steeds de volgende voorzorgsmaatregelen:
Vermijd lichamelijk contact met elektro-
●
lytische vloeistof aan gezien dat ernstige brandwonden en permanente
oogletsels kan veroorzaken.
●
Draag oogbescherming als u met of in
de buurt van accu’s werkt.
Tegengif (UITWENDIG):
HUID - Spoel met water.
●
●
OGEN - Spoel gedurende 15 minuten
met water en roep onmiddellijk de hulp
van een arts in.
Tegengif (INWENDIG):
●
Drink grote hoeveelheden water of
melk, gevolgd door gebrande magnesia, geklopt ei of plantaardige olie.
Roep onmiddellijk de hulp van een arts
in.
Accu’s produceren ook ontplofbaar waterstofgas; vandaar dat u steeds de volgende voorzorgsmaatregelen moet
nemen:
●
Laad de accu’s op een goed verluchte
plaats.
●
Hou accu’s uit de buurt van vuur, von-
ken of open vlammen (bijvoorbeeld: la-
suitrusting, brandende sigaretten enz.).
●
ROOK NIET als u accu’s laadt of han-
teert.
HOU ACCU’S EN ELEKTROLYTISCHE
VLOEISTOF UIT DE BUURT VAN KINDEREN.
Volg de handleiding van de accu voor het behandelen van de accu. Accu's verschillen
van fabrikant tot fabrikant. Daarom zijn de
procedures niet in gevallen van toepassing.
Raadpleeg de instructies van de accufabrikant.
Procedure
1. Koppel de accu los en verwijder hem uit
de boot. Koppel altijd eerst de zwarte,
negatieve kabel los, anders kan er zich
een kortsluiting voordoen.
2. Reinig de accubehuizing en de polen.
Vul elke cel tot aan het bovenste merkteken met gedistilleerd water.
3. Bewaar de accu op een vlakke onder-
50
Page 58
Onderhoud
grond in een koele, droge en goed verluchte plaats waar hij niet aan
rechtstreeks zonlicht is blootgesteld.
4. Controleer ten minste één keer per
maand de relatieve dichtheid van de
elektrolyt en herlaad de accu als dat nodig is. Zo verlengt u de levensduur van
de accu.
DMU28442
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de procedure onmiddellijk na het afzetten van de motor uit te voeren.
DCM01530
OPGELET:
Voer deze procedure niet uit terwijl de
motor draait. De waterpomp zou erdoor
beschadigd kunnen raken, wat zou kunnen leiden tot ernstige schade door oververhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslangkoppelstuk van de fitting op de onderbak.
1
2
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2. Schroef de tuinslangadapter op een
tuinslang die is aangesloten op een leidingwaterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan
op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de
waterkraan open en laat het water gedurende ongeveer 15 minuten door de
koelmantels stromen. Draai de kraan
dicht en koppel de tuinslang los van het
tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk
op het hulpstuk op de onderbak. Draai
het koppelstuk stevig aan.
DCM00540
OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuinslangkoppelstuk niet los op de onderbakfitting
3
ZMU04887
51
Page 59
Onderhoud
liggen of de tuinslag niet los hangen. Het
water zou dan uit het koppelstuk lekken
in plaats van de motor te koelen, waardoor hij ernstig oververhit kan raken.
Zorg ervoor dat het koppelstuk goed
vastgemaakt wordt aan de fitting na het
spoelen van de motor.
NOTA:
●
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in
het water bevindt, is het beter om de buitenboordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
●
Voor instructies betreffende het spoelen
van het koelsysteem, zie pagina 47.
DMU28450
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buitenboordmotor met zoet water. Spoel het koelsysteem met zoet water.
ZMU02052
NOTA:
Voor instructies voor het spoelen van het
koelsysteem, zie pagina 47.
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak
van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingen
en afbladderende verf. Plaatsen waar de
verf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest.
Reinig en verf die plaatsen indien nodig. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-
dealer.
DMU28478
Periodiek onderhoud
DWM01071
WAARSCHUWING
Tenzij anders vermeld dient u de motor
uit te schakelen alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Als
u zelf (of de eigenaar van de motor) niet
vertrouwd bent met het onderhouden van
machines, moet dit werk worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde technicus.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden
geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend originele Yamaha-onderdelen of onderdelen van
een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onderdeel van minderwaardige kwaliteit zou het
kunnen begeven en het daaruit voortvloeiende verlies van controle kan de operator en de
passagiers in gevaar brengen. Originele
Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw
Yamaha-dealer.
DMU34150
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandigheden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis
voorkomen:
Gedurende uren constant varen met of net
●
onder het maximale motortoerental (omw/
min)
Gedurende uren constant varen met een
●
laag motortoerental (omw/min)
●
Korte perioden van hoge acceleratie en
vertraging gevolgd door het uitschakelen
van de motor alvorens hij zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt
Frequente krachtige acceleraties en ver-
●
52
Page 60
Onderhoud
tragingen
●
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de mo-
●
tor(en)
●
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen
Buitenboordmotoren die onder één of meer
van de bovengenoemde omstandigheden
worden gebruikt, vereisen frequenter onderhoud. Yamaha raadt u aan dit onderhoud
tweemaal zo vaak uit te voeren als aangegeven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld,
als een bepaalde onderhoudsingreep om de
50 uren moet gebeuren, dient u hem om de
25 uren uit te voeren. Op die manier voorkomt u een snellere slijtage van motoronderdelen.
53
Page 61
Onderhoud
DMU34431
Onderhoudsschema 1
De frequentie van de onderhoudswerkzaamheden mag worden aangepast aan de gebruiksomstandigheden, maar de volgende tabel geeft algemene richtlijnen. Raadpleeg de secties
in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor de eigenaar.
NOTA:
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zuiver
water worden afgespoeld.
Het “” -teken geeft de onderzoeken aan die u zelf mag uitvoeren.
Het “” -teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Wanneer u benzine met lood of veel zwavel gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de klepspeling
vaker dan om de 500 uur te controleren.
Om de
1000 uren
56
Page 64
Onderhoud
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet)
Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F9.9CE, FT9.9DE
57
ZMU02330
Page 65
F9.9CMH, FT9.9DMH, F15AMH
Onderhoud
ZMU02331
58
Page 66
Onderhoud
DMU28953
Reiniging en afstelling van de bougie
DWM00560
WAARSCHUWING
Zorg dat u de isolator niet beschadigt als
u een bougie verwijdert of installeert. Een
beschadigde isolator kan voor externe
vonken zorgen, wat een ontploffing of
brand kan veroorzaken.
DWM01550
WAARSCHUWING
De motor zal erg heet zijn wanneer hij pas
werd uitgeschakeld. Wees uiterst voorzichtig om te voorkomen dat u of iemand
anders brandwonden oploopt. Wacht tot
de motor is afgekoeld om brandwonden
te voorkomen.
De bougie vormt een belangrijk onderdeel
van de motor en kan gemakkelijk worden gecontroleerd. De toestand van de bougie kan
iets zeggen over de toestand van de motor in
zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein
van de centrale elektrode heel erg wit is, kan
dat wijzen op een inlaatluchtlek of een carburatieprobleem in de betreffende cilinder.
Tracht eventuele problemen niet zelf te diagnosticeren. Breng uw buitenboordmotor
echter naar een Yamaha-dealer. De bougie
moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec-
teerd worden omdat hitte en afzettingen ervoor zorgen dat de bougie langzaam maar
zeker stuk gaat en erodeert. Als de elektrode-erosie te uitgesproken wordt, of als er
zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie,
dient u hem te vervangen door een bougie
van hetzelfde type.
Standaardbougie:
DPR6EA-9
Alvorens de bougie aan te brengen dient u
de elektrodenafstand met een voelermaat te
meten. Breng de afstand indien nodig in
overeenstemming met de specificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
3. Bougienummer
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Bij het aanbrengen van een bougie dient u
steeds het pakkingoppervlak te reinigen en
een nieuwe pakking te gebruiken. Verwijder
eventueel vuil van de schroefdraad en
schroef de bougie met het correcte torsiekoppel in de cilinder.
Aandraaimoment van de bougies:
18.0 Nm (13.3 ft-lb) (1.84 kgf-m)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt
wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem
dan eerst met de hand helemaal aan en
draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag
verder vast. Draai hem echter zodra dat mogelijk is met behulp van een momentsleutel
met het juiste aandraaimoment vast.
59
Page 67
DMU28962
Controle van het brandstofsysteem
DWM00060
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ontvlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit
de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof kan brand of een ontploffing veroorzaken.
●
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand-
●
stofsysteem worden hersteld door een
bevoegd mecanicien. Als de buiten-
boordmotor slecht hersteld is, kan het
zijn dat het niet veilig is om hem te ge-
bruiken.
Onderhoud
ZMU02054
Controleer de brandstofleidingen op lekken,
barsten en defecten. Vindt u een probleem
dan moet uw Yamaha-dealer of een andere
bevoegde mecanicien dat onmiddellijk oplossen.
Controlepunten
Lekkage van de onderdelen van het
●
brandstofsysteem
●
Lekkage van het brandstofleidingverbindingsstuk
●
Barsten in de brandstofleiding en andere
beschadiging
Lekkage van het brandstofaansluitstuk
●
DMU28980
Controle van de brandstoffilter
DWM00310
WAARSCHUWING
Benzine is zeer ontvlambaar en benzinedampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
●
Als u vragen hebt over het juist uitvoeren van die procedure, raadpleeg dan
uw Yamaha-dealer.
●
Voer de procedure niet uit op een hete
of draaiende motor. Laat de motor afkoelen.
●
Er zit brandstof in de brandstoffilter.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaret-
60
Page 68
Onderhoud
ten, vlammen of andere bronnen van
ontbranding.
Bij de procedure kan er brandstof wor-
●
den gemorst. Vang de brandstof op in
een doek. Veeg gemorste brandstof on-
middellijk op.
●
De brandstoffilter moet zorgvuldig wor-
den geassembleerd. De O-ring, het fil-
terhuis en de slangen moeten juist
worden aangebracht. Een foute assem-
blage of vervanging kan leiden tot een
brandstoflek, wat brand- of ontplof-
fingsgevaar oplevert.
DMU29001
Reiniging van de brandstoffilter
1. Verwijder de moer die het brandstoffil-
tergeheel op zijn plaats houdt indien
voorzien.
1
ZMU02055
1. Moer
2. Schroef het filterhuis los en vang daarbij
eventueel gemorste brandstof op in een
doek.
3. Verwijder het filterelement en was het in
oplosmiddel. Laat het drogen. Inspecteer het filterelement en de O-ring om
zeker te zijn dat ze in goede staat verkeren. Vervang deze indien nodig. Als er
water in de brandstof wordt aangetroffen, moet de draagbare Yamaha-brand-
stoftank of andere brandstoftanks
worden gecontroleerd en gereinigd.
2
3
4
1
ZMU02079
1. Filterhuis
2. Filterelement
3. Filterhuis
4. O-ring
4. Installeer het filterelement in de filterkroes. Zorg ervoor dat de O-ring correct
gepositioneerd is in de filterkroes.
Schroef de filterkroes stevig op het filterhuis.
5. Bevestig het filtergeheel zo op de beugel dat de brandstofslangen aan het filtergeheel zijn bevestigd.
6. Laat de motor draaien en controleer filter en leidingen op lekken.
DMU29041
Controle van de vrijloopsnelheid
DWM00451
WAARSCHUWING
Verwijder of raak geen elektrische on-
●
derdelen aan bij het starten of als de
motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
●
van het vliegwiel en andere draaiende
onderdelen als de motor draait.
DCM00490
OPGELET:
Die procedure moet worden uitgevoerd
terwijl de buitenboordmotor in het water
61
Page 69
Onderhoud
steekt. Er kan gebruik worden gemaakt
van een doorspoelaansluiting of een testtank.
Er dient een diagnostische toerenteller te
worden gebruikt bij deze procedure. De resultaten kunnen variëren naargelang van de
manier waarop de test wordt uitgevoerd: met
de doorspoelaansluiting, in een testtank of
met de buitenboordmotor in het water.
1. Start de motor en laat hem in de neutrale
stand warm lopen tot hij soepel draait.
NOTA:
Controle van de juiste vrijloopsnelheid is enkel mogelijk als de motor volledig is opgewarmd. Als hij niet volledig is opgewarmd,
zal de vrijloopsnelheid hoger zijn dan normaal. Raadpleeg een Yahama-dealer of een
andere bevoegde mecanicien als u moeilijkheden ondervindt bij het controleren van de
vrijloopsnelheid of als de vrijloopsnelheid
moet worden afgesteld.
2. Controleer of de vrijloopsnelheid overeenkomt met de specificaties. Voor de
vrijloopsnelheidspecificaties zie pagina
45.
DMU29074
Vervanging van motorolie
DWM00760
WAARSCHUWING
Tap de motorolie niet af onmiddellijk
●
nadat motor is afgezet. De olie is heet
en er moet voorzichtig mee omgesprongen worden om brandwonden te
voorkomen.
●
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel statief is vastgemaakt.
DCM00970
OPGELET:
●
Doe niet te veel olie in de buitenboord-
motor en zorg ervoor dat hij rechtop
staat (niet gekanteld) als u de motorolie
controleert en vervangt.
●
Als het oliepeil zich boven het bovenste
peilstreepje bevindt, tap de olie dan af
tot ze het gewenste peil bereikt. Te veel
olie kan lekken of beschadiging veroorzaken.
DCM01240
OPGELET:
Ververs de motorolie na de eerste 10 uur
dat de motor gebruikt werd en dan om de
100 uur of om de 6 maand. Anders zal de
motor vlug versleten zijn.
NOTA:
Vervang de olie als hij nog warm is.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld).
ZMU02049
2. Zet een geschikte container klaar die
meer olie kan bevatten dan de totale
hoeveelheid motorolie in de motor.
Draai de aftapplug los en neem deze uit
en houd tegelijkertijd de opvangbak onder het aftapgat. Neem vervolgens de
olievuldop af. Laat de olie helemaal uit
de motor lopen. Veeg eventueel gemorste olie onmiddellijk op.
62
Page 70
Onderhoud
1
ZMU02056
1. Aftapschroef
3. Breng een nieuwe pakking aan op de aftapplug. Breng een dunne laag olie aan
op de pakking en installeer de aftapplug.
Aandraaimoment van de aftapplug:
28.0 Nm (20.7 ft-lb) (2.86 kgf-m)
NOTA:
Als geen momentsleutel beschikbaar is terwijl u de aftapplug aan het installeren bent,
draai de schroef dan met de vingers vast tot
de pakking in contact komt met het oppervlak van het aftapgat. Draai ze vervolgens
met een sleutel 1/4 tot 1/2 slag verder aan.
Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijk
aan tot het correcte aandraaimoment met
behulp van een momentsleutel.
4. Giet de correcte hoeveelheid olie in de
vulopening. Installeer de vuldop.
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
1.0 L (1.06 US qt) (0.88 Imp.qt)
ZMU02057
5. Start de motor en vergewis u ervan dat
de waarschuwingslamp voor lage oliedruk (indien voorzien) uitgaat. Controleer of er geen olielekken te bespeuren
zijn.
DCM00681
OPGELET:
Als de waarschuwingslamp voor lage
oliedruk blijft branden of als er olielekken
zijn, dient u de motor uit te schakelen en
op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder
eerst het probleem op te lossen kan hij
ernstig beschadigd raken. Raadpleeg uw
Yamaha-dealer als u het probleem niet
kunt lokaliseren en oplossen.
6. Schakel de motor uit en wacht 3 minuten. Controleer het oliepeil opnieuw met
de peilstok om na te gaan of het peil tot
ergens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Vul olie bij als
het oliepeil slechts tot onder de onderste
markering reikt, of tap olie af als het peil
tot boven de bovenste markering reikt.
63
Page 71
ZMU02058
7. Ruim gebruikte olie op volgens de lokale
reglementen.
NOTA:
●
Voor verdere informatie over de opruiming
van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamahadealer.
●
Vervang de olie vaker wanneer u de motor
onder slechte omstandigheden zoals langdurig stapvoets varen moet gebruiken.
DMU29112
Controle van de bedrading en
aansluitstukken
Controleer of elke massadraad goed is
●
vastgemaakt.
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-
●
gekoppeld.
ZMU02087
DMU29120
Uitlaatlekkage
Start de motor en controleer of er geen uitlaat lekt uit de verbindingsstukken tussen de
Onderhoud
het uitlaatdeksel, de cilinderkop en de lichaamscilinder.
DMU29130
Waterlekkage
Start de motor en controleer of er geen water
lekt uit de verbindingsstukken tussen de het
uitlaatdeksel, de cilinderkop en de lichaamscilinder.
DMU29140
Motorolielekkage
Controleer de omgeving van de motor op
olielekken.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u lekken
hebt gevonden.
DMU32110
Propeller controleren
DWM01610
WAARSCHUWING
U kan ernstig gewond raken wanneer de
motor per ongeluk start terwijl u zich in
de buurt van de propeller bevindt.
●
Verwijder de bougiedoppen van de
bougies alvorens de propeller te controleren, te verwijderen of te installeren. Zet bovendien de schakelinrichting
in neutraal, zet de hoofdschakelaar op
“” (off), verwijder de sleutel en verwijder de koord van de motorstopschakelaar. Schakel de accuschakelaar uit
als uw boot daarmee uitgerust is.
●
Houd de propeller niet met uw hand
vast wanneer u de propellermoer los- of
vastdraait. Plaats een houten blok tussen de anti-cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan
draaien.
64
Page 72
Onderhoud
DMU30661
Verwijderen van de propeller
DMU29195
Spiebaanmodellen
1. Plooi met behulp van een buigtang de
splitpen recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en
het afstandsstuk (indien aanwezig).
ZMU02059
ZMU01897
Controlepunten
●
Controleer elk propellerblad op slijtage, op
erosie door cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
●
Controleer de propelleras op schade.
●
Controleer de spiebanen op slijtage of
schade.
●
Controleer of er geen visdraad rond de
propelleras is gedraaid.
1
2
3
4
5
ZMU02062
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Propeller
5. Drukring
3. Verwijder de propeller en de drukring.
DMU29213
"Dual thrust"-modellen
1. Plooi met behulp van een buigtang de
splitpen recht en trek ze uit de opening.
1
●
Controleer de propellerasoliekeerring op
schade.
65
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
2
3
4
5
6
ZMU02329
Page 73
4. Deflector
5. Propeller
6. Drukring
2. Verwijder de propellermoer en de ring.
3. Verwijder de deflector, de propeller en
de drukring.
DMU30671
Installeren van de propeller
DMU29231
Spiebaanmodellen
DCM00340
OPGELET:
●
Installeer eerst de drukring alvorens de
propeller te installeren, want anders
zouden het staartstuk en de propellernaaf kunnen worden beschadigd.
●
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi
de uiteinden ervan goed om. Anders
kan de propeller los komen te zitten als
de motor draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet
op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandsstuk (als er één
is), de drukring en de propeller op de
propelleras.
3. Installeer het afstandsstuk (als er één is)
en de ring. Draai de propellermoer aan
volgens de specificaties.
4. Lijn de propellermoer uit met de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uiteinden
ervan om.
Onderhoud
ZMU02063
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de
propellerasopening na het aandraaien met
het gespecificeerde torsiekoppel, draai de
moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met
de opening.
DMU29262
Dual thrust-modellen
DCM00340
OPGELET:
●
Installeer eerst de drukring alvorens de
propeller te installeren, want anders
zouden het staartstuk en de propellernaaf kunnen worden beschadigd.
●
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi
de uiteinden ervan goed om. Anders
kan de propeller los komen te zitten als
de motor draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha vet of roestbestendig vet
op de propelleras aan.
2. Installeer de drukring en de propeller op
de propelleras. Installeer de deflector op
de propeller.
3. Installeer de ring en draai de propellermoer aan volgens de specificaties.
4. Lijn de propellermoer uit met de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uiteinden
ervan om.
66
Page 74
Onderhoud
ZMU02063
1
2
ZMU02064
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de
propellerasopening na het aandraaien met
het gespecificeerde torsiekoppel, draai de
moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met
de opening.
DMU29282
Vervanging van tandwielolie
DWM00800
WAARSCHUWING
●
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel statief is vastgemaakt. U kan ernstig gewond raken als de buitenboordmotor
op u valt.
●
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel of -knop vergrendeld is.
Als de buitenboordmotor per ongeluk
valt, kan dat ernstige verwondingen
veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de
tandwielolieaftapplug zich zo laag mogelijk bevindt.
2. Zet een geschikte container onder de
tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en pakking.
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
NOTA:
●
Als de motor is uitgerust met een magnetische tandwielolieaftapplug, verwijder dan
alle metalen deeltjes van de schroef alvorens ze te installeren.
●
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik
de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zodat de olie helemaal kan weglopen.
DCM00710
OPGELET:
Controleer de gebruikte olie nadat die is
afgetapt. Als de olie melkachtig is, komt
er water in de tandwielkast, wat tandwielbeschadiging kan veroorzaken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de
herstelling van de dichtingen van het
staartstuk.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie over het lozen van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in de verticale
stand en spuit met een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel de
tandwielolie in het gat van de tandwiel-
67
Page 75
Onderhoud
olieaftapplug.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:
F15AMH 250.0 cm
3
(8.45 US oz) (8.82
Imp.oz)
F9.9CE 250.0 cm
3
(8.45 US oz) (8.82
Imp.oz)
F9.9CMH 250.0 cm3 (8.45 US oz)
(8.82 Imp.oz)
FT9.9DE 370.0 cm
3
(12.51 US oz)
(13.05 Imp.oz)
FT9.9DMH 370.0 cm
3
(12.51 US oz)
(13.05 Imp.oz)
ZMU02065
6. Breng een nieuwe pakking aan op de
olieaftapplug. Als de olie uit de oliepeilplugopening begint te lopen, dient u de
oliepeilplug erin te steken en vast te
draaien.
7. Breng een nieuwe pakking aan op de
tandwielolieaftapplug. Breng de tandwielolieaftapplug aan en draai ze vast.
DMU29302
De brandstoftank reinigen
DWM00920
WAARSCHUWING
Benzine is erg ontvlambaar en benzinedampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
●
Als u vragen hebt over het juist uitvoe-
ren van die procedure, raadpleeg dan
uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaret-
●
ten, vlammen en andere vormen van
ontbranding als u de brandstoftank reinigt.
●
Verwijder de brandstoftank van de boot
alvorens ze te reinigen. Werk steeds
buiten op een plaats die goed verlucht
is.
●
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk
op.
●
Het opnieuw assembleren van de
brandstoftank moet zorgvuldig gebeuren. Een verkeerde assemblage kan leiden tot een brandstoflek, met brand- en
ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse-
●
lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedgekeurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt
oplosmiddel in de tank. Installeer de
tankdop en schud de tank. Laat het oplosmiddel volledig weer wegstromen.
3. Verwijder de schroeven die het brandstofleidingkoppelstukgeheel op zijn
plaats houden. Trek het geheel uit de
tank.
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uiteinde van de zuigbuis) in een geschikt rei-
68
Page 76
Onderhoud
nigingsoplosmiddel. Laat de filter
drogen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe
exemplaren. Herinstalleer het brandstofkoppelstukpakkinggeheel en zet de
schroeven stevig vast.
DMU29312
Controle en vervanging van anoden
Yamaha-buitenboordmotoren worden beschermd tegen roest met behulp van oplosanoden. Controleer regelmatig de externe
anoden. Verwijder de aanslag van het oppervlak van de anoden. Raadpleeg een
Yamaha-dealer voor de vervanging van externe anoden.
DCM00720
OPGELET:
Anoden mogen niet geschilderd worden,
want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden
zijn met externe anoden op uitgeruste modellen. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor
de controle en de vervanging van interne
anoden die verbonden zijn met het motorblok.
ZMU02067
DMU29320
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische starter)
DWM00330
WAARSCHUWING
Elektrolytische vloeistof voor de accu is
gevaarlijk; ze bevat zwavelzuur en is
daardoor giftig en zeer bijtend.
Neem steeds de volgende voorzorgsmaatregelen:
Vermijd lichamelijk contact met elektro-
●
lytische vloeistof aan gezien dat ernstige brandwonden en permanente
oogletsels kan veroorzaken.
●
Draag oogbescherming als u met of in
de buurt van accu’s werkt.
met water en roep onmiddellijk de hulp
van een arts in.
Tegengif (INWENDIG):
Drink grote hoeveelheden water of
●
melk, gevolgd door gebrande magnesia, geklopt ei of plantaardige olie.
Roep onmiddellijk de hulp van een arts
in.
Accu’s produceren ook ontplofbaar waterstofgas; vandaar dat u steeds de volgende voorzorgsmaatregelen moet
nemen:
Laad de accu’s op een goed verluchte
●
plaats.
Hou accu’s uit de buurt van vuur, von-
●
ken of open vlammen (bijvoorbeeld: la-
suitrusting, brandende sigaretten enz.).
ROOK NIET als u accu’s laadt of han-
●
teert.
HOU ACCU’S EN ELEKTROLYTISCHE
VLOEISTOF UIT DE BUURT VAN KINDE-
69
Page 77
Onderhoud
REN.
DCM00360
OPGELET:
●
Een slecht onderhouden accu, raakt
snel defect.
●
Gewoon kraantjeswater bevat mineralen die schadelijk zijn voor een accu en
mag dus niet gebruikt worden om de
accu bij te vullen.
1. Controleer het elektrolytpeil ten minste
één keer per maand. Vul indien nodig bij
tot aan het peil dat door fabrikant wordt
aanbevolen. Vul alleen bij met gedistilleerd water (of zuiver gedeïoniseerd water dat geschikt is om in accu’s te
worden gebruikt).
2. Zorg dat de accu altijd goed geladen is.
Als u een voltmeter installeert, kan hem
gemakkelijker controleren. Als u de boot
gedurende een maand of langer niet
gaat gebruiken, haal de accu dan uit de
boot en bewaar hem op een koele donkere plaats. Herlaad de accu helemaal
alvorens hem weer te gebruiken.
3. Als de accu langer dan een maand
wordt opgeborgen, controleer dan ten
minste één keer per maand de specifieke graviteit van de vloeistof en herlaad
de accu als hij bijna op is.
NOTA:
Raadpleeg een Yamaha-dealer als u accu’s
laadt of herlaadt.
DMU29332
Aansluiting van de accu
DWM00570
WAARSCHUWING
Maak de accuhouder stevig vast op een
droge, goed verluchte en trillingsvrije
plaats in de boot. Installeer een volledig
opgeladen accu in de houder.
DCM01122
OPGELET:
●
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij
de modellen waarop dat van toepassing is) op “” (uit) staat, alvorens
aan de accu te werken.
●
Omkering van de accukabels beschadigt de elektrische onderdelen.
●
Koppel eerst de rode accukabel aan als
u de accu installeert en ontkoppel eerst
de zwarte kabel als u hem verwijdert.
●
De elektrische contacten van de accu
en de kabels moeten zuiver en juist
aangekoppeld zijn anders start de accu
de motor niet.
Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervolgens de
zwarte accukabel met de NEGATIEVE (-)
pool.
70
Page 78
Onderhoud
ZMU02068
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
DMU29370
Loskoppeling van de accu
Koppel de ZWARTE kabel eerste los van de
NEGATIEVE (-) pool. Koppel dan de RODE
kabel los van de POSITIEVE (+) pool.
DMU29391
Controleren van de motorkap
DCM01650
OPGELET:
Zorg ervoor dat de onderbak goed gesloten is en dat er geen openingen zijn. Bij
een loszittende of verkeerd gemonteerde
onderkap kan er water in de motor terechtkomen.
Controleer of de motorkap goed op haar
plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als ze los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU29400
De onderkant van de boot van een
coating voorzien
Een zuivere romp verbetert de prestaties
van de boot. De onderkant van de boot moet
zo veel mogelijk ontdaan zijn van aangroeiing. Indien nodig kan de onderkant van de
boot wordt bekleed met een laag voor uw gebied goedgekeurde aangroeiwerende verf
om aangroeiing tegen te gaan.
Gebruik geen aangroeiwerende verf die koper of grafiet bevat. Een dergelijke verf kan
ervoor zorgen dat de motor sneller gaat
roesten.
ZMU01943
71
Page 79
Herstellen van defecten
DMU29425
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressieof ontstekingssystemen kan ervoor zorgen
dat de motor slecht start, dat er minder aandrijfkracht is of dat er zich andere problemen
voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisinspecties en mogelijke oplossingen, en het
heeft betrekking op alle Yamaha-buitenboordmotoren. Daarom zijn bepaalde items
niet van toepassing op uw model.
Als uw buitenboordmotor moet worden hersteld, breng hem dan naar uw Yamahadealer.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het verklikkerlampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag?
A. Controleer de staat van de accu. Gebruik
een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest?
A. Maak de accukabels vast en reinig de accupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elektrische starter of de elektrische kring doorgeslagen?
A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische
overbelasting en neem die weg. Vervang de
zekering door een nieuwe met de juiste
stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling?
A. Schakel naar neutraal.
De motor start niet (de starter werkt).
V. Is de brandstoftank leeg?
A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven?
A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstoffilter verstopt?
A. Reinig of vervang de filter.
V. Is de startprocedure incorrect?
A. Zie pagina 30.
V. Is de brandstofpomp defect?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde
type?
A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het
aanbevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd
aangebracht?
A. Controleer de bougiedoppen en breng ze
eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of
slecht aangesloten?
A. Controleer de bedrading op slijtage en
breuken. Draai alle losse aansluitingen weer
vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is motoruitschakelkoord niet bevestigd?
A. Bevestig het koord.
72
Page 80
Herstellen van defecten
V. Zijn de inwendige motoronderdelen beschadigd?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop
of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde
type?
A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het
aanbevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd?
A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte
brandstofleidingen of andere versperringen
in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven?
A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstoffilter verstopt?
A. Reinig of vervang de filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geactiveerd?
A. Zoek en elimineer de oorzaak van de
waarschuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist?
A. Controleer de afstand en pas hem aan
overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of
slecht aangesloten?
A. Controleer de bedrading op slijtage en
breuken. Draai alle losse aansluitingen weer
vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie gebruikt?
A. Controleer de olie en vervang hem eventueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet okee?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstoftank gesloten?
A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken?
A. Druk de knop helemaal in.
V. Is motorhoek te groot?
A. Zet de motor weer in de normale werkingsstand.
V. Is de carburator verstopt?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleidingkoppelstuk verkeerd gemaakt?
A. Verbind op de juiste manier.
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld?
73
Page 81
Herstellen van defecten
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld?
A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of
het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt?
A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag?
A. Vul de olietank met de gespecificeerde
motorolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incorrect?
A. Controleer de bougie en vervang hem
eventueel door een bougie van het aanbevolen type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie gebruikt?
A. Controleer de olie en vervang hem eventueel door de juiste olie.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht geworden?
A. Vervang de olie door verse olie van het
gespecificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat defect?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilterhuis?
A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd?
A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet
juist?
A. Installeer de juiste propeller om de buitenboordmotor met zijn aanbevolen toerental
(omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct?
A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het
meest efficiënt werkt.
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte
op de spiegel gemonteerd?
A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel
aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geactiveerd?
A. Zoek en elimineer de oorzaak van de
waarschuwing.
V. Is de oliepomp defect?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld?
A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon-
V. Is de onderkant van de boot vervuild met
aangroeiing?
A. Reinig de onderkant van de boot.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde
type?
74
Page 82
Herstellen van defecten
A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het
aanbevolen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal verstrengeld rond de tandwielbehuizing?
A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig
het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd?
A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte
brandstofleidingen of andere versperringen
in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstoffilter verstopt?
A. Reinig of vervang de filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven?
A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist?
A. Controleer de afstand en pas hem aan
overeenkomstig de specificaties.
bruikt?
A. Controleer de olie en vervang hem eventueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten?
A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleidingkoppelstuk verkeerd gemaakt?
A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incorrect?
A. Controleer de bougie en vervang hem
eventueel door een bougie van het aanbevolen type.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of
slecht aangesloten?
A. Controleer de bedrading op slijtage en
breuken. Draai alle losse aansluitingen weer
vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juiste brandstof?
A. Vervang de brandstof door het opgegeven type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge-
75
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrandstofpomp stuk?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste manier op de stand van de schakelhendel?
A. Laat hem herstellen door een Yamahadealer.
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd?
A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propelleras beschadigd?
A. Laat hem herstellen door een Yamaha-
Page 83
Herstellen van defecten
dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal verstrengeld rond de propeller?
A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los?
A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd?
A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen
door een Yamaha-dealer.
DMU29433
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29440
Beschadiging door botsing
DWM00870
WAARSCHUWING
De buitenboordmotor kan ernstig worden
beschadigd door een botsing tijdens het
varen of het slepen. Een beschadiging
kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om
de buitenboordmotor te gebruiken.
Als de buitenboordmotor een voorwerp in
het water raakt, dient u de volgende procedure te volgen.
3. Ongeacht of u al dan niet beschadiging
hebt aangetroffen, dient u langzaam en
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde haven te varen.
4. Laat een Yamaha-dealer de buitenboordmotor controleren alvorens hem
weer in gebruik te nemen.
DMU29462
Vervanging van een zekering
Als er een zekering is doorgeslagen bij een
model met een elektrische starter, open dan
de zekeringhouder en vervang die zekering
door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
DWM00630
WAARSCHUWING
Gebruik de opgegeven zekering. Een verkeerde zekering of een stuk draad zou
kunnen zorgen voor te veel stroomafgifte. Dat kan beschadiging van het elektrische systeem of brand veroorzaken.
3
2
1
1. Zet de motor onmiddellijk af.
2. Controleer het besturingssysteem en
alle onderdelen op beschadiging. Controleer ook de boot op beschadiging.
ZMU02092
1. Zekeringhouder
2. Zekering (20 A)
3. Reservezekering (20 A )
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als de nieuwe zekering onmiddellijk doorslaat.
DMU29533
De starter werkt niet
Als het startmechanisme niet werkt (de mo-
76
Page 84
Herstellen van defecten
tor kan niet worden aangezwengeld met de
starter), kan de motor worden gestart met de
noodstartkoord.
DWM01022
WAARSCHUWING
●
Pas die procedure alleen toe in een
noodgeval om naar de dichtstbijzijnde
haven terug te keren voor herstelling.
●
Wanneer de noodstartkoord wordt gebruikt om de motor te starten, werkt de
neutraalstartbeveiliging niet. Zorg ervoor dat de afstandsbedieningshendel
in neutraal staat. Anders kan de boot
onverwacht beginnen te bewegen, wat
tot ongevallen zou kunnen leiden.
Bevestig de motoruitschakelkoord tij-
●
dens het gebruik van de motor op een
veilige plaats aan uw kleding, of aan uw
arm of been.
●
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie
verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
●
gebruik niet per ongeluk aan de koord
trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
de boot ook snel vertragen. Daardoor
kunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
●
Vergewis u ervan dat er niemand achter
u staat als u aan het startkoord trekt.
Het zou achterwaarts kunnen zwepen
en iemand verwonden.
Een onafgeschermd, draaiend vliegwiel
●
is zeer gevaarlijk. Houd losse kleding
en andere voorwerpen uit de buurt bij
het starten van de motor. Gebruik de
noodstartkoord uitsluitend zoals voor-
geschreven. Raak het vliegwiel of andere bewegende onderdelen niet aan
wanneer de motor draait. Installeer het
startermechanisme of de motorkap
nooit terwijl de motor draait.
Raak bij het starten of gebruiken van de
●
motor de ontstekingsspoel, de bougiekabel, de bougiedop of andere elektrische onderdelen niet aan. U loopt het
risico op elektrische schokken.
DMU29603
Noodstart
1. Verwijder de motorkap.
2. Verwijder de kabel door hem uit de starter te trekken (als de motor met een kabel is uitgerust).
1
ZMU02069
1. Neutraal startbeveiligingskabel
3. Verwijder de beide uiteinden van de
chokeverbindingsstang.
77
Page 85
Herstellen van defecten
1
ZMU02332
1. Chokekoppelstang
4. Verwijder de starter/het vliegwiel na het
verwijderen van de 3 bouten. Koppel de
elektrische kabels van het deksel van de
starter/het vliegwiel los.
ZMU02070
5. Maak de motor klaar om te starten. Voor
meer informatie, zie pagina 30. Zorg ervoor dat de motor in neutraal staat en
dat de klem is bevestigd aan de motorstopschakelaar.
ZMU02334
6. Trek de hendel op de carburator opwaarts om het chokesysteem in werking
te stellen als de motor koud is. Zet de
hendel weer in zijn uitgangspositie zodra de motor draait.
ZMU02333
7. Steek het geknoopte uiteinde van de
noodstartkoord in de keep van de vliegwielrotor en wikkel de koord enkele slagen rechtsom rond het vliegwiel.
ZMU02026
ZMU02074
8. Trek voorzichtig aan het startkoord tot u
weerstand voelt.
78
Page 86
Herstellen van defecten
9. Geef er vervolgens een korte maar
krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
DMU29760
Behandeling van een
ondergedompelde motor
Als de buitenboordmotor ondergedompeld
werd, moet hij onmiddellijk naar een
Yamaha-dealer worden gebracht. Anders
kan hij bijna onmiddellijk beginnen te roesten.
Als het niet mogelijk is om de buitenboordmotor onmiddellijk naar een Yamaha-dealer
te brengen, volg dan de onderstaande procedure om de beschadiging van de motor zo
veel mogelijk te beperken.
DMU29783
Procedure
1. Verwijder modder, zout, zeewier en dergelijke grondig met zoet water.
2. Verwijder de bougie(s) en richt de bougieopeningen naar beneden om water,
modder en contaminanten te lozen.
3. Tap de brandstof af van de carburator,
de brandstoffilter en de brandstofleiding.
Tap alle motorolie af.
4. Vul het oliecarter met de nieuwe motorolie.
ten draaien voordat hij volledig gecontroleerd is.
Motoroliecapaciteit:
1.0 L (1.06 US qt) (0.88 Imp.qt)
5. Voorzie de motor van motorconserveringsolie of motorolie via de carburators
en de bougieopeningen terwijl u de motor aanzwengelt met de startkoord of de
noodstartkoord.
6. Ga zo snel mogelijk naar een Yamahadealer met de buitenboordmotor.
DCM00400
OPGELET:
Probeer de buitenboordmotor niet te la-
79
Page 87
Page 88
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Gedrukt in Japan
Maart 2007–0.1 × 1
!
Gedrukt op recyclagepapier
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.