Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.
HANDLEIDING
EC-03
1CB-F8199-D0
Q
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken. Deze handleiding dient bij
de machine te blijven als deze wordt verkocht.
DAU46090
INLEIDING
WAARSCHUWING
DAU10113
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de EC-03 profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en
fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw EC-03. De Gebruikershandleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de scooter, en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt
beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn,
aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er soms sprake zijn van
kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze scooter gaat gebruiken.
DWA12411
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
WAARSCHUWING
LET OP
OPMERKING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op
persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of
overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in ernstig letsel of overlijden.
De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen om
schade aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
Als eigenaar van de machine bent u verantwoordelijk voor de veilige en juiste bediening ervan.
Scooters zijn tweewielige voertuigen.
Voor een veilig gebruik zijn de toepassing
van de juiste rijtechnieken en de ervaring
van de bestuurder van belang. Elke bestuurder moet bekend zijn met de volgende
vereisten alvorens met deze scooter te
gaan rijden.
Hij of zij moet:
Door een competente informatiebron
grondig zijn ingelicht over alle aspecten van scooterrijden.
Zich houden aan de waarschuwingen
en onderhoudseisen zoals vermeld in
deze Gebruikershandleiding.
Grondig getraind zijn in veilige en cor-
recte rijtechnieken.
Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aangegeven
in deze Gebruikershandleiding en/of
wanneer de mechanische condities dit
vereisen.
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor het rij-
den uit om u ervan te verzekeren dat de machine in veilige staat verkeert. Onvoldoende
inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Zie
pagina 5-1 voor een lijst met controles voor
het rijden.
Deze scooter is ontworpen om uitslui-
tend de bestuurder te vervoeren. Passagiers zijn niet toegestaan.
Het niet opmerken en herkennen van
scooters door andere weggebruikers
vormt de belangrijkste oorzaak van
auto-/scooterongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat
een autobestuurder de scooter niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met scooters
zich namelijk het meest voor.
• Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Vaak waren bij
een ongeval betrokken bestuurders
zelfs niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw scooter alleen uit
aan ervaren scooterrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
• We raden aan om het scooterrijden
te oefenen op plekken waar geen
verkeer is, totdat u grondig bekend
bent met de scooter en zijn bediening.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de scooterbestuurder. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een te hoge rijsnelheid aan of gaan onvoldoende
schuinliggen voor de rijsnelheid, waardoor ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toestaan.
• Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.
De zithouding van de bestuurder is be-
1
1-1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
langrijk voor een goede besturing. De
bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur houden en
1
beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de macht over het
stuur te behouden.
Plaats geen magneten of voorwerpen
met een krachtig magnetisch veld in
de buurt van de snelheidsregelaar.
Plaats bovendien geen voorwerpen
die gevoelig zijn voor magnetische velden (zoals creditcards, horloges, enzovoort) in de buurt van de
snelheidsregelaar.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. De
machine is niet bedoeld voor off-roadgebruik.
Vermijd ondergelopen wegen
Rijd niet over overstroomde wegen. Water
kan tot storingen aan de aandrijving, elektrische lekkage en/of kortsluiting leiden.
Beschermende uitrusting
Scooterongelukken met dodelijke afloop
betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen
van een helm is de belangrijkste factor bij
het voorkomen of reduceren van hoofdlet-
sel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een vizier of een veilig-
heidsbril. Zonder oogbescherming kan
uw zicht door de rijwind verslechteren,
waardoor u gevaren mogelijk te laat
opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan schakelhandgrepen of door de wielen worden gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.
De motor en het uitlaatsysteem kunnen tijdens en na het rijden zeer heet
zijn en brandwonden veroorzaken.
Beladen
Het monteren van accessoires of het vervoer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
scooter verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het beladen van uw scooter, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op
1-2
wanneer u op een scooter rijdt die beladen
is of waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hieronder volgen naast de informatie over
accessoires enkele richtlijnen voor het beladen van uw scooter:
Het totale gewicht van bestuurder, accessoires en bagage mag de maximale gewichtslimiet niet overschrijden. Rijden met
een te zwaar belaste machine kan leiden
tot een ongeval.
Maximale belasting:
87 kg (192 lb)
Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag en zo dicht mogelijk bij de scooter liggen. Bevestig
zware goederen zo dicht mogelijk bij
het midden van de machine en verdeel
het gewicht zo gelijkmatig mogelijk
over beide zijden om onbalans of instabiliteit te minimaliseren.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de
scooter zijn bevestigd. Controleer de
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.
• Pas de vering aan de te vervoeren
VEILIGHEIDSINFORMATIE
bagage aan (alleen voor modellen
met instelbare vering) en controleer
de toestand en spanning van uw
banden.
• Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke items kunnen een instabiel
weggedrag of een te trage reactie
op het stuur veroorzaken.
Deze machine is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of bevestiging van een zijspan.
Originele Yamaha accessoires
De keuze van accessoires voor uw machine
vormt een belangrijke beslissing. Originele
Yamaha accessoires, die alleen verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn door
Yamaha ontwikkeld, getest en goedgekeurd voor gebruik op uw machine.
Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan
Yamaha produceren onderdelen en accessoires of bieden aanpassingssets voor
Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle
producten testen die deze bedrijven produceren. Om die reden kan Yamaha accessoires die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn verkocht en geïn-
stalleerd door een Yamaha dealer.
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op originele Yamaha accessoires, dient u te beseffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassingssets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het
monteren van in de handel verkrijgbare producten of het verrichten van aanpassingen
die de ontwerp- of bedieningskenmerken
van uw machine wijzigen kan het risico op
ernstig letsel of overlijden van uzelf of anderen vergroten. U bent verantwoordelijk voor
letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de
machine.
Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de
grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerodynamische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van
1
1-3
VEILIGHEIDSINFORMATIE
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen waar-
1
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en velgen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mogelijkheden van de machine te ondersteunen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. Andere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 8-5
voor bandenspecificaties en meer informatie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
motorfiets in een ander voertuig wilt vervoeren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de motorfiets.
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om beweging te voorkomen.
Zet de motorfiets vast met spanban-
den of andere geschikte banden aan
stevige delen van de motorfiets, zoals
het frame of de bovenste voorvork-
klem (en niet aan, bijvoorbeeld, het
stuur, de richtingaanwijzers of onderdelen die kunnen afbreken). Kies de
plaats voor de spanbanden zorgvuldig
om te voorkomen dat deze tijdens het
transport schuurplekken op de lak veroorzaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de motorfiets tijdens het transport niet overmatig kan stuiteren.
DAUT2030
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt genomen.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toestand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schuiven.
De remvoering kan nat worden bij het
wassen van de scooter. Controleer de
remmen na het wassen van de scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
1-4
VEILIGHEIDSINFORMATIE
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
DAU50823
Accu veilig opladen
Zorg dat u de accu niet oplaadt op lo-
caties die mogelijk blootstaan aan regen of water. Dit kan een elektrische
schok of kortsluiting veroorzaken.
Zorg dat u de laadstekker alleen recht-
streeks in een geaard stopcontact met
aardlekschakelaar steekt om de accu
op te laden. Als het stopcontact niet
goed is geaard, kan dit een elektrische
schok of kortsluiting veroorzaken.
Als de machine is beschadigd vanwe-
ge kantelen of een ongeval, moet u de
laadstekker niet in een stopcontact
steken. Dit kan een elektrische schok
of kortsluiting veroorzaken. Laat de
machine zo snel mogelijk controleren
door een Yamaha-dealer.
Als de laadkabel of laadstekker is be-
schadigd, moet u deze niet in een
stopcontact steken. Dit kan een elektrische schok of kortsluiting veroorzaken. Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha-dealer.
en er hoeft geen brandstof worden bijgevuld of motorolie worden ververst.
reduceerd geluidsniveau en minder
trillingen zorgt voor een plezierige rit.
plaats via een geaard stopcontact met
aardlekschakelaar.
DAU50322
Standaardmodus/powermodus
U kunt het rijvermogen van de motor selecteren afhankelijk van rijomstandigheden,
wegomstandigheden, enzovoort.
De standaardmodus is geschikt voor normaal rijden, terwijl de powermodus meer
comfort biedt bij het bergopwaarts rijden.
Modus wijzigen
Druk op knop 1 “POWER” om te schakelen
tussen de standaardmodus en de powermodus.
3-1
1. Powermodusindicator “POWER”
Wanneer de powermodusindicator “POWER” wordt weergegeven, staat de machine in de powermodus. Wanneer de
powermodusindicator “POWER” niet wordt
weergegeven, staat de machine in de standaardmodus.
De modus die momenteel is ingeschakeld,
wordt opgeslagen in het geheugen, ook als
u de sleutel naar “OFF” draait.
Modus kiezen
Raadpleeg de onderstaande tabel en kies
de modus afhankelijk van de rijomstandigheden. In de standaardmodus wordt minder
accuvermogen verbruikt zodat u een grotere afstand kunt afleggen op een enkele lading.
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN DE EC-03
OPMERKING
OPMERKING
ModusPower*
Standaard
Bergafwaarts
Omstandigheden
Wegrijden
Vlakke weg
Bergopwaarts
Standaardmodus
Powermodus
Rijomstandigheden
Afgelegde afstand (km)
Rijden op vlakke
weg bij constante
snelheid van
30 km/u
(55 kg belasting
en 25˚C)
Stoppen en
starten op vlakke
weg
(75 kg belasting
en 25˚C)
Helling
Continu bergopwaarts met helling
van 3.5%(2 graden)
(75 kg belasting
en 25˚C)
Stoppen en
starten op vlakke
weg
(75 kg belasting
en 0˚C)
Afgelegde afstand
DAU50332
1
2
3
4
5
6
7
8
9
: aanbevolen modus voor effectieve
werking
: minder effectieve werking dan power-
modus
: afgelegde afstand is korter dan stan-
daardmodus
De afstand die u kunt afleggen op een enkele lading hangt af van de rij- en wegomstandigheden.
Deze omstandigheden bestaan uit het aantal keer starten en stoppen, de belasting
van de machine, steilte van hellingen, wegomstandigheden, windrichting en -snelheid, omgevingstemperatuur, laadstatus,
afgenomen accuprestaties en lage bandenspanning.
Afgelegde afstand op een enkele lading
De gegevens in het volgende diagram zijn
gemeten bij Yamaha Motor Co., Ltd. met
machines met een nieuwe accu, bij een omgevingstemperatuur en belasting van de
machine (totaal gewicht van rijder en bagage) zoals vermeld, op een droog wegdek
zonder wind.
De maximale steilte waar de machine op
kan rijden, is een helling van circa 16% (ongeveer 9 graden).
De afstand die u kunt afleggen, wordt
3-2
FUNCTIES VAN DE EC-03
LET OP
Gebruiksduur
Gebruik bij
hoge temperatuur
Accucapaciteit
(%)
Gebruik bij
normale temperatuur
korter wanneer u continu in de powermodus rijdt, in vergelijking met de
standaardmodus.
Door de aard van de accu kan de rij-
afstand afnemen, afhankelijk van de
omgevingstemperatuur door wijzigingen in de accutemperatuur.
De afstand die u kunt afleggen, wordt
5–10% korter wanneer de belasting
van de machine met 10 kg toeneemt.
DAU50342
Effectief gebruik van de accu
Als de accu bijna volledig is opgeladen (accuniveau-indicator toont 4–5 segmenten)
en langdurig wordt blootgesteld aan een
hoge temperatuur, raakt deze snel uitgeput.
U kunt de levensduur van de accu als volgt
verlengen:
Kies een koele locatie zonder direct
zonlicht wanneer u de accu oplaadt.
Sla de accu niet langdurig op wanneer
deze voor minder dan 20% is opgeladen (minder dan het laatste segment
van de accuniveau-indicator).
Kies een koele en goed geventileerde
locatie zonder direct zonlicht voor opslag van de machine.
Wanneer u de accu lang tijd niet zult
gebruiken, laadt u de accu op totdat de
accuniveau-indicator 2–3 segmenten
toont en slaat u de machine op een
koele locatie op (optimale temperatuur
15–25 C). Controleer het accuniveau
tijdens de opslag van de machine. Als
het accuniveau daalt tot minder dan
het laatste segment, laadt u de accu
opnieuw op totdat de accuniveau-indicator 2–3 segmenten toont.
DCA17071
Als de accu wordt ontladen totdat deze
is uitgeput, kunt u de accu niet meer opladen en is de accu niet meer bruikbaar.
Afbeelding capaciteitsafname accu
2
3
4
5
6
7
8
9
3-3
FUNCTIES VAN DE EC-03
OPMERKING
OPMERKING
1
Accuniveau
1
Controleer het accuniveau voor elke rit.
2
Accuniveau controleren
Controleer het aantal segmenten dat in de
accuniveau-indicator wordt weergegeven.
3
DAU50351
Tijdens het opladen van de accu geeft de in-
4
dicator de voortgang van het laden weer. Dit
verschilt van de weergave van de resteren-
5
de lading wanneer de machine in gebruik is.
Zie pagina 6-9.
6
Accuniveau-indicator
Wanneer u de sleutel naar “ON” draait, wor-
7
den alle segmenten van de accuniveau-indicator gedurende enkele seconden
weergegeven en wordt vervolgens een al-
8
gemene indicatie weergegeven van de resterende acculading, overeenkomend met
9
de hoeveelheid elektrisch uitgangsvermogen.
1. Accuniveau-indicator
3-4
Referentietabel accuniveau
Brandt
Knippert
Accuniveau
(%)
Accuniveau-indicator
in het display
Wat te doen
OK. U kunt rijden.
OK. U kunt rijden.
Het 4e segment knippert om aan te geven dat de resterende acculading nu boven de
helft is.
OK. U kunt rijden.
Verminderd vermogen bergopwaarts.
Laad de accu op.
Het laatste segment knippert en de zoemer klinkt om aan te geven dat de resterende
acculading nu circa 10 % is.
Stop onmiddellijk met rijden en laad de accu op.
Er is geen acculading meer en het is niet mogelijk om te rijden
Laad de accu onmiddellijk op.
Dit symbool wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de conditie van de accu .
FUNCTIES VAN DE EC-03
3-5
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING
WAARSCHUWING
ON
OFF
LOCK
Zoemer
Met de zoemer wordt u door de EC-03 geïnformeerd over de volgende handelingen en
Veiligheidsslot ontgrendelen mislukt
Machine gaat naar rijmodus (Zie pagi-
4
na 4-6.)
Richtingaanwijzers in gebruik
Accuniveau is ongeveer 10% (Zie pa-
5
gina 3-5.)
Opladen accu gestart
6
7
8
9
DAU49982
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU50000
ON
Alle elektrische systemen worden van
stroom voorzien en de koplamp, instrumentenverlichting en achterlicht gaan branden.
De sleutel kan niet worden uitgenomen.
De EC-03 is uitgevoerd met een automatische uitschakelfunctie om de accu te beschermen. De voeding wordt automatisch
uitgeschakeld als de machine langer dan
vijf minuten stilstaat. Als u de automatische
uitschakelfunctie wilt annuleren, draait u de
4-1
sleutel naar “OFF” en vervolgens terug naar
“ON”.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hierdoor worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een ongeval.
DAU10683
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
1
2
1
2
Om het stuur te vergrendelen
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken.
2. Draaien.
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU50023
Multifunctioneel display
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het multifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.
2
3
4
5
6
7
8
9
4-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
3
12
gnosesysteem voor de accu en regeleenheid. Wanneer u de sleutel naar “ON”
draait, start het zelfdiagnosesysteem auto-
1
2
3
matisch en worden alle displaysegmenten
van de multifunctionele meter weergegeven. Wanneer het zelfdiagnosesysteem is
voltooid, schakelt het display automatisch
naar de stand-bymodus. In de stand-bymodus gaat “PUSH” knipperen.
Druk op een van de volgende knoppen om
naar de rijmodus te gaan.
1. Knop 1 “POWER”
2. Knop 2 “SET”
3. Knop 3 “SELECT”
Wanneer de machine in de rijmodus staat,
worden de bedrijfsstatusindicator “RUN” en
de gereed-indicatoren weergegeven.
1. Bedrijfsstatusindicator “RUN”
2. Gereed-indicatoren
4-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING
OPMERKING
Wanneer de machine in de rijmodus staat,
klinkt de zoemer. De zoemer stopt wanneer
u de remhendel bedient of met de machine
gaat rijden.
Regelknoppen
Knop 1 “POWER”
Knop 2 “SET”
Knop 3 “SELECT”
Met deze knoppen kunt u de volgende handelingen en instellingen uitvoeren.
Vanuit de stand-bymodus naar de rij-
Schakelen tussen de standaardmodus
Schakelen tussen de kilometerteller
Ritteller terugstellen op nul
Veiligheidsnummer registreren en wij-
Veiligheidsslot vergrendelen en ont-
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
Ritteller “Trip”
De rittellers tonen de afstand afgelegd sinds
modus gaan
en de powermodus
en de ritteller
zigen
grendelen
de tellers het laatst werden teruggesteld op
nul. Als u de ritteller op nul wilt terugstellen,
houdt u knop 3 “SELECT” enkele seconden
ingedrukt totdat “0.0” wordt weergegeven.
Kilometerteller “Odo”
Houd knop 3 “SELECT” minstens een seconde lang ingedrukt om het display te
schakelen naar de kilometerteller.
De kilometerteller toont de totale afgelegde
afstand. Gebruik de kilometerteller als referentie voor de intervalperioden voor het uitvoeren van periodiek onderhoud.
Houd knop 3 minstens een seconde lang ingedrukt om het display te schakelen naar
de ritteller.
Temperatuurwaarschuwing “HEAT”/
“COOL”
De EC-03 is uitgerust met een temperatuurbeveiligingsfunctie om de accu en regeleenheid te beschermen.
Als een probleem wordt gedetecteerd,
wordt het display met de ritteller/kilometerteller geannuleerd en gaat “COOL” of
“HEAT” knipperen.
Wanneer de temperatuur van de accu
of regeleenheid een bepaalde temperatuur overschrijdt, gaat “HEAT” knipperen.
Wanneer de temperatuur van de accu
4-4
onder een bepaalde temperatuur
komt, gaat “COOL” knipperen.
Wanneer de temperatuur van de accu
een bepaalde temperatuur overschrijdt, gaat “HEAT” knipperen en
wordt het rijvermogen beperkt om het
elektrisch uitgangsvermogen van de
accu te begrenzen. Dit is normaal.
Wanneer de temperatuur van de accu
onder een bepaalde temperatuur
komt, gaat “COOL” knipperen en
wordt het rijvermogen beperkt om het
elektrisch uitgangsvermogen van de
accu te begrenzen. Dit is normaal.
Als u gedurende lange tijd in hoge
temperaturen met de machine rijdt,
kan “HEAT” gaan knipperen en kan de
rijsnelheid worden beperkt.
Als u met de machine gaat rijden nadat
deze op een warme locatie of in direct
zonlicht heeft gestaan, kan “HEAT”
gaan knipperen en kan de rijsnelheid
worden beperkt.
Als u met de machine gaat rijden nadat
deze op een zeer koude locatie (lager
dan 0 C) heeft gestaan, kan “COOL”
gaan knipperen en kan de rijsnelheid
worden beperkt.
Wanneer de accuniveau-indicator
minder dan twee segmenten toont en
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING
WAARSCHUWING
1
2
1
de machine wordt blootgesteld aan
hoge temperaturen, kan “COOL” gaan
knipperen en kan de rijsnelheid wor-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
den beperkt.
Wanneer u lange tijd bergopwaarts
rijdt, kan “HEAT” gaan knipperen en
kan de rijsnelheid worden beperkt.
Wanneer u lange tijd bergopwaarts
rijdt, kan de temperatuur van de regeleenheid stijgen en kan “HEAT” gaan
knipperen. Als u voortdurend blijft rijden, gaat de bedrijfsstatusindicator
“RUN” uit om de regeleenheid te beschermen en is verder rijden misschien niet meer mogelijk. Dit is echter
geen storing.
U kunt met de machine rijden wanneer de
bedrijfsstatusindicator “RUN” in het display
wordt weergegeven. De rijsnelheid kan echter worden beperkt om het elektrisch uitgangsvermogen van de accu te begrenzen
vanwege de hoge accutemperatuur.
1. Bedrijfsstatusindicator “RUN”
2. Temperatuurindicator “HEAT”
Wanneer de accuniveau-indicator minder
dan twee segmenten toont of het elektrisch
uitgangsvermogen van de accu is begrensd
vanwege de accutemperatuur, wordt het rijvermogen sterk beperkt. Dit is echter geen
storing.
Wanneer de accu en regeleenheid weer de
normale bedrijfstemperatuur hebben bereikt en de bedrijfsstatusindicator “RUN”
wordt weergegeven, keert het display met
de temperatuurwaarschuwing automatisch
terug naar het display met de ritteller/kilometerteller.
Als de bedrijfsstatusindicator “RUN” niet
wordt weergegeven, kunt u niet met de machine rijden.
1. Ritteller/kilometerteller
Draai de sleutel naar “OFF” en laat de accu
en regeleenheid afkoelen voordat u weer
gaat rijden.
Wanneer de bedrijfsstatusindicator “RUN”
verdwijnt en u kunt niet verder rijden, kunt u
de temperatuurwaarschuwing annuleren
door de sleutel naar “OFF” en vervolgens
terug naar “ON” te draaien nadat de accu en
regeleenheid zijn afgekoeld.
DWA15630
Draai de sleutel naar “OFF” voordat u de
EC-03 gaat duwen of verplaatsen. De
machine kan plotseling gaan rijden als u
de snelheidsregelaar opendraait wanneer de sleutel naar “ON” is gedraaid.
4-5
Loading...
+ 54 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.