Me de EAD10 Naslaggids (geavanceerd) (dit document) kunt u met de koppelingsfunctie klikken op een
onderwerp dat u wilt weergeven of u kunt de zoekfunctie gebruiken.
Wanneer u op een tab aan de rechterkant van de pagina klikt, gaat u naar de eerste pagina van het
desbetreffende onderdeel.
Beschrijving van parameters ................................... 11
Scene Edit.......................................................... 11
Hoe de EAD10 geluid produceert, wordt uitgelegd in de Gebruikershandleiding.
Hierin geven we gedetailleerde informatie over de manier waarop triggersignalen Trigger Sounds genereren.
Bij de EAD10 kunt u onder meer drumtriggers en elektronische drumpads gebruiken.
Typen pads zijn: pads met twee piezo's en met één piezo.
Specifieke gebieden op pads heten zones.
Typ e padTwee piezo'sEén piezo
Aantal invoerbronnen
Beschrijving Produceert twee
verschillende
triggersignalen.
Speelt twee
triggergeluiden af.
VoorbeeldDrumtrigger
DT50S
Zone
2123
Produceert hetzelfde
triggersignaal,
ongeacht waar de pad
wordt geraakt.
Speelt één triggergeluid af.
Sensoreenheid
Drumpad
TP70
Drumtrigger
DT50K
Produceert een ander triggersignaal, afhankelijk van waar de pad wordt
geraakt.
Produceert twee
verschillende
triggersignalen.
Speelt twee
triggergeluiden af.
Cymbaalpad
PCY100
(in een setting met
2 zones)
Produceert drie verschillende triggersignalen.
Speelt drie triggergeluiden af.
Cymbaalpad
PCY135
Snarepad/tompad
TP70S
De EAD10 is niet geschikt voor gebruik met pad-controllers.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
2
Page 3
Hoe de triggers geluid genereren
Kick
Trg 2
Snare
Trg 5
Trg 6
Kick
Trg 2
Snare
Snare-R
Trg 5
Trg 5-R 1
Trg 5-R 2
Trg 6
Trg 6-R 1
Trg 6-R 2
Voice
Voice
Voice
Voice
Voice
Voice
Voice
Inst
Inst
Inst
Inst
Inst
Jack-
nummer
Aan invoer-jacks
worden geluiden
toegewezen
Aan de input source
worden geluiden
toegewezen
Naam van
trigger input
Naam van trigger
input source
Voice
Voice
Voice
De relatie tussen trigger input jacks, trigger inputs en trigger input sources
In dit gedeelte wordt de relatie uitgelegd tussen trigger input jacks, trigger inputs en trigger input source.
Trigger input jack (trigger input)
Door de invoermodus op de [qKICK]-jack, [w]-jack, [eSNARE]-jack, [r]-jack in te schakelen, kunt u de trigger input en de trigger
input source wijzigen. De [t]-jack en de [y]-jack zijn inputs voor 3 zones en kunnen niet worden gewijzigd.
Trigger input source
Elke zone zendt een ander signaal uit, een 'trigger input source'.
Wanneer de EAD10 een triggersignaal van de pad krijgt, speelt de Hoofdgedeelte de trigger input source af.
Aan de trigger input source is een triggergeluid toegewezen.
Standaardinstelling voor de invoermodus
De standaardinstellingen voor de invoermodus zijn: [qKICK/w]-jack separate, [eSNARE/r]-jack paired.
q
w
e
r
t
y
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
3
Page 4
Hoe de triggers geluid genereren
Voor de [ qKICK/w]-jack
Naam van
trigger input
Naam van trigger
input source
Kick
Trg 2
Kick
Trg 2
Kick-R
Voor de [eSNARE/r]-jack
Naam van
trigger input
Naam van trigger
input source
Snare
Trg 4
Snare
Trg 4
Snare-R
OPMERKING
separate
Met de instelling “separate” wordt de [qKICK/w]-jack (of de [eSNARE/r]-jack) in afzonderlijke inputs losgemaakt, waarbij aan elke
input één instrument wordt toegewezen. Het triggersignaal dat bijvoorbeeld wordt ontvangen door de [w]-jack is gekoppeld aan de trigger
input source “Trg2.” Het “Kick-R”-geluid wordt niet geproduceerd.
paired
Met de instelling “paired” wordt één instrument aan de [qKICK/w]-jack (of de [eSNARE/r]-jack) toegewezen. Het triggersignaal dat
bijvoorbeeld wordt ontvangen door de [r]-jack is gekoppeld aan de trigger input source “Snare-R.” Het “Trg4”-signaal wordt niet
geproduceerd.
Triggergeluid (instrument, voice)
Een triggergeluid is het geluid dat is toegewezen aan en wordt geproduceerd door elke trigger input of trigger input source.
Instrument
“Instrument” verwijst naar de percussie-instrumenten (snare drum, tom, cymbalen en bass drum) die in een drumstel worden gebruikt.
Met de EAD10 kunt u voor elke trigger input een ander instrument gebruiken. Wanneer u een elektrische drumpad toevoegt, kunt
u bijvoorbeeld een snare drum-geluid aan de pad toewijzen.
Voic e
“Voice” verwijst naar een geluid waaruit een instrument bestaat. Met de EAD10 kunt u voor elke trigger input source een andere voice
gebruiken. Bij een akoestische snare drum kunt u bijvoorbeeld een head shot-geluid, een open rim shot-geluid en een closed rim shotgeluid afspelen, allemaal van dezelfde drum. Al deze verschillende geluiden worden een voice genoemd, en de EAD10 is voorzien van
interne voices, onder andere verschillende percussie-instrumenten, geluidseffecten, elektronische geluiden, en meer. Naast de interne
voices kunt u waveforms (audiobestanden) importeren, die u afspeelt als gebruikers-voices.
Wanneer u bijvoorbeeld een akoestisch drum-instrument toewijst aan een pad met 3 zones, worden uit de bijbehorende zones een headgeluid, een open rim-geluid en een closed rim-geluid gegenereerd. Wanneer hetzelfde instrument toewijst aan een pad met 2 zones, worden
het head-geluid en een open rim-geluid gegenereerd.
Bass drum en elektronische snare-instrumenten zijn pads met 1 zone, zodat hetzelfde geluid wordt gegenereerd, ongeacht waar de pad
wordt geraakt.
U kunt geïmporteerde waveforms gebruiken wanneer u “WAVE” selecteert in de categorie Voice. Waveforms die in de Hoofdgedeelte zijn
geïmporteerd, zijn “Waves”. Waveforms vóór importeren zijn “audiobestanden (.wav)”.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
4
Page 5
Hoe de triggers geluid genereren
OPMERKING
Intern geheugen van de EAD10
U kunt scènes die u hebt gemaakt of bewerkt, opslaan in het interne geheugen, zodat ook na het uitschakelen van het apparaat de gegevens
bewaard blijven.
U kunt ook systeeminstellingen opslaan, zoals de instellingen voor triggers (MENU/ Trigger) en andere algemene instellingen, zoals Utilityinstellingen (MENU/Utility).
Gegevens die in de EAD10 kunnen worden opgeslagen
In de Hoofdgedeelte kunnen de volgende typen gegevens worden opgeslagen.
• Scènes (200)
• Waves (maximaal 100)
• Triggerinstellingen
• Overige algemene instellingen
• Als u gegevens in de Hoofdgedeelte opneemt, gaan deze verloren wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
• U kunt maximaal waves importeren, mits deze de totale capaciteitslimiet niet overschrijden.
Gegevensbestanden opslaan (Save) en laden (Load)
Alle gegevens die op de EAD10 zijn opgenomen, kunnen op een USB-flashstation worden opgeslagen. Bestanden die op een USBflashstation zijn opgeslagen, kunnen ook weer in de Hoofdgedeelte worden geladen. Zie MENU/File (pagina 47) voor meer informatie.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
5
Page 6
MENU
Basisschermfuncties
“” ([F1]) en “” ([F2]):
beweegt de cursor omhoog
en omlaag
“ENTER” ([F3]): opent
het scherm
[–], [+]:
wijzigt de waarde van het onderdeel dat
met de cursor is geselecteerd
Dit scherm wordt weergegeven wanneer u op de knop [MENU] drukt.
Navigeren in het MENU
De waarden voor de instellingen wijzigen
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
6
Page 7
MENU
De trigger input of de trigger input source selecteren
Scherm voor het wijzigen van trigger inputs
Met de invoermodus op
“separate”
Naam van de nu geselecteerde trigger input
Wisselen van
trigger input
Geluiden
testen
Met de invoermodus op “paired”
L: Volumeniveau
V: Snelheid
OPMERKING
Naam van de nu geselecteerde trigger input source
Trigger input source
Scherm voor het wijzigen van de trigger input source
Geluiden
testen
Wisselen van
trigger input source
OPMERKING
Voor parameters waarvoor de instellingen voor trigger input of trigger source input zijn vereist, wordt de naam van de trigger rechtsboven in
het scherm weergegeven.
Instellingen voor afzonderlijke trigger inputs
In het instellingenscherm voor trigger inputs als MENU/Scene Edit/Inst/InstNumber of MENU/ Trigger/Pad Type, drukt u op de knop
TRG ([F3]) om het scherm te openen waarin u trigger inputs kunt wijzigen.
• Wanneer de invoermodus “paired” is, verandert er niets aan de instellingen als u “Trg2” of “Trg4” selecteert (ook worden er geen triggers
gegenereerd).
• Bij MENU/ Trigger/ Pad Type wordt “” (FootSW) niet weergegeven.
Instellingen voor afzonderlijke trigger input sources
Bij MENU/Utility/PadFunction of bij een instellingenscherm waarbij de trigger input source-instelling vereist is, drukt u bijvoorbeeld op de
knop TRG ([F3]) om het scherm voor het wijzigen van de trigger input source te openen.
Wanneer de invoermodus “paired” is, verandert er niets aan de instellingen als u “Trg2” of “Trg4” selecteert (ook worden er geen triggers
gegenereerd). Wanneer de invoermodus “separate” is, verandert er niets aan de instelling als u “Kick-R” of “Snare-R” selecteert (ook worden
er geen triggers gegenereerd).
In dit hoofdstuk worden de instellingen van “Scene Edit” in het menu uitgelegd.
U kunt galm, effecten (microfoongeluid) en triggergeluiden voor scènes naar wens aanpassen.
Voor triggergeluiden kunt u ook effecten gebruiken. Er zijn ook verschillende instellingen voor elke trigger input en
trigger input source.
Scene Edit
InstVoiceEffectVolumeTe m po
Nadat u een scène aan uw wensen hebt aangepast kunt u deze opslaan (Store) als een gebruikersscène (EAD10 Gebruikershandleiding).
Aangepaste scènegegevens gaan verloren wanneer u een andere scène kiest voordat u de instellingen hebt opgeslagen.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
11
Page 12
MENU
Structuur van instellingenscherm
Scene Edit
InstInstrumentinstellingen
VoiceVoice-instellingen
EffectEffect-instellingen
VolumeVolume-instellingen
TempoTempo-instellingen
Scene Edit/Inst Instrumentinstellingen
Structuur van instellingenscherm
Scene Edit
Inst
1/2
CategoryInstrumentcategorie
InstNumberInstrumentnummer
2/2
InstTuneInstrument stemmen
InstDecayInstrument wegsterven
InstPanInstrument pan
Scene Edit/Inst 1/2
Instellingen
Instellingen
Scene Edit
Inst
Scene Edit
InstVoiceEffectVolumeTe m po
Category : Instrumentcategorie
Hiermee wordt de instrumentcategorie voor elke trigger input ingesteld.
U kunt het instrument ook selecteren door op de knop “TRG” ([F3]) in het scherm Scene te drukken.
Zie de Datalijst.
InstNumber : Instrumentnummer
Hiermee wordt het instrumentnummer voor elke trigger input ingesteld.
U kunt het instrument ook selecteren door op de knop “TRG” ([F3]) in het scherm Scene te drukken.
Zie de Datalijst.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
12
Page 13
MENU
Scene Edit/Inst 2/2
Instellingen
Een “cent” is een toonhoogte-eenheid die is gedefinieerd als een honderdste van een halftoon. (100 cent = 1 halftoon)
OPMERKING
Instellingen
Instellingen
Scene Edit
InstTune : Instrument stemmen
Met deze parameter wordt de hoogte van elke trigger input met eenheden van 25 cent bijgesteld. 0.01 komt overeen met 1 cent.
-12.00 tot +0.00 tot +12.00
Scene Edit
InstVoiceEffectVolumeTe m po
InstDecay : Instrument wegsterven
Hiermee wordt het wegsterven ingesteld (de tijd waarin het geluid wegsterft tot stilte) voor het instrument dat aan elke trigger input is
toegewezen. Positieve waarden produceren een scherper geluid.
-10 tot +0 tot +10
InstPan : Instrument pan
Hiermee wordt de positie in het stereoveld (pan) van elke trigger input ingesteld.
L64 tot C tot R63
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
13
Page 14
MENU
Scene Edit/Voice Voice-instellingen
Structuur van instellingenscherm
Scene Edit
Voice
1/4
CategoryVoice-categorie
VoiceNumberVoice-nummer
2/4
VoiceTuneVoice stemmen
VoiceDecayVoice wegsterven
VoicePanVoice pan
3/4
VoiceFilterDrempelfrequentie voor voice-filter
VoiceQResonantie (Q) voice-filter
VoiceAltGrpAlternatieve groep voor voice
VoiceHoldModeVoice Hold-modus
4/4
MessageTypeMIDI-berichttype selecteren
[For note]
NoteUitvoer MIDI-noot
MIDI ChMIDI-kanaal
GateTimeGate-tijd
TrgVelTriggersnelheid
[For REVERB]
MinValueMinimumwaarde
MaxValueMaximumwaarde
[For EFFECT]
MinValueMinimumwaarde
MaxValueMaximumwaarde
[For CC01 to CC95]
MinValueMinimumwaarde
MaxValueMaximumwaarde
MIDI ChMIDI-kanaal
Scene Edit
Voice
Scene Edit
InstVo iceEffectVolu m eTe m p o
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
14
Page 15
MENU
Scene Edit/Voice 1/4
Instellingen
Instellingen
Scene Edit/Voice 2/4
Instellingen
Een “cent” is een toonhoogte-eenheid die is gedefinieerd als een honderdste van een halftoon. (100 cent = 1 halftoon)
OPMERKING
Instellingen
Instellingen
Scene Edit
Category : Voice-categorie
Hiermee wordt de voice-categorie voor elke trigger input source ingesteld.
Zie de Datalijst.
VoiceNumber : Voice-nummer
Scene Edit
InstVo iceEffectVolu m eTe m p o
Hiermee wordt het voice-nummer voor elke trigger input source ingesteld.
Zie de Datalijst.
VoiceTune : Voice stemmen
Hiermee wordt het stemmen van de voice ingesteld die aan elke trigger input source is toegewezen. 0.1 komt overeen met 10 cent.
-24.0 tot +0.0 tot +24.0
VoiceDecay : Voice wegsterven
Hiermee wordt het wegsterven ingesteld (de tijd waarin de voice wegsterft tot stilte) voor de voice die aan elke trigger input source is
toegewezen. Positieve waarden produceren een scherper geluid.
-64 tot +0 tot +63
VoicePan : Voice pan
Hiermee wordt de stereo-pan voor elke trigger input source ingesteld.
L64 tot C tot R63
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
15
Page 16
MENU
Scene Edit/Voice 3/4
Instellingen
Instellingen
OffVoice wordt niet aan een alternatieve groep toegewezen
HHOpenHi-Hat Open-groep
HHCloseHi-Hat Close-groep
1 tot 9Nummer voor alternatieve groep. Gebruik hetzelfde groepsnummer voor voices die u niet gelijktijdig wilt laten
produceren.
Instellingen
De “HHOpen”-groep en de “HHClose”-groep werken volgens de onderstaande regels.
• Wanneer een voice uit de “HHOpen”-groep wordt getriggerd, worden andere voices uit de “HHOpen”- of “HHClose”-groep niet tot stilte
gebracht.
• Wanneer een voice uit de “HHClose”-groep wordt getriggerd, worden alle voices uit de “HHOpen”-groep tot stilte gebracht.
OPMERKING
onWanneer Wave is geselecteerd als Voice-categorie, wordt bij aanraken van de pad het afspelen herhaald, en als de pad
nogmaals wordt aangeraakt, stopt het afspelen. Telkens wanneer de pad wordt geraakt, wisselen de berichten MIDI Key
On en Key Off elkaar af.
offDit is de standaardinstelling. Wanneer de pad wordt geraakt, wordt het bericht MIDI Key On weergegeven; wanneer de
gate-tijd is verstreken, wordt het overeenkomstige MIDI Key Off-bericht automatisch weergegeven.
Instellingen
Scene Edit
VoiceFilter : Drempelfrequentie voor voice-filter
Hiermee wordt de drempelfrequentie voor het voice-filter ingesteld die aan elke trigger input source is toegewezen. Negatieve waarden
produceren een donkerder geluid, terwijl positieve waarden een helderder geluid produceren.
-64 tot +0 tot +63
VoiceQ : Resonantie (Q) voice-filter
Scene Edit
InstVo iceEffectVolu m eTe m p o
Hiermee wordt de Q (filterresonantie) de voice ingesteld die aan elke trigger input source is toegewezen. Vergroot vlak bij de
drempelfrequentie van het filter het signaal, waardoor het geluid karaktervoller wordt.
-64 tot +0 tot +63
VoiceAltGrp : Alternatieve groep voor voice
Hiermee wordt de alternatieve groep geluiden ingesteld die moeten worden geproduceerd voor elke trigger input source.
Een alternatieve groep is een verzameling voices die u niet gelijktijdig wilt laten produceren, zoals Hi-Hat Close en Hi-Hat Open. Wanneer
een voice wordt getriggerd terwijl een ander voice uit dezelfde alternatieve groep al wordt afgespeeld, wordt de eerste voice tot stilte
gebracht en wordt alleen de tweede voice geproduceerd.
Off, HHOpen, HHClose, 1 tot 9
VoiceHoldMode : Voice Hold-modus
Hiermee wordt de hold-modus voor de voice ingesteld die wordt geproduceerd door elke trigger input source.
on, off
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
16
Page 17
MENU
Scene Edit/Voice 4/4
Wanneer “note” is geselecteerd bij MessageType
Wanneer “REVERB” is geselecteerd bij MessageType
Wanneer “EFFECT” is geselecteerd bij MessageType
Wanneer “CC01” tot “CC95” is geselecteerd bij MessageType
Scene Edit
Scene Edit
InstVo iceEffectVolu m eTe m p o
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
17
Page 18
MENU
Elke andere instelling dan note produceert geen geluid wanneer de pad wordt geraakt.
OPMERKING
note
variableDe snelheidswaarde weerspiegelt de kracht waarmee de pad wordt geraakt.
1 tot 127MIDI-noten worden verzonden met de vaste waarde voor snelheid, ongeacht hoe hard of hoe zacht de pad
wordt geraakt.
REVERB
Scene Edit
MessageType : MIDI-berichttype selecteren
Hiermee wordt het type MIDI-bericht ingesteld dat moet worden verzonden wanneer de pad wordt geraakt.
[For note]
Scene Edit
Stuurt een MIDI-noot. Met deze parameter laat u de pad een geluid produceren wanneer deze wordt geraakt.
Note : Uitvoer MIDI-noot
Hiermee wordt de MINI-noot ingesteld die wordt verzonden door de trigger input source. Stel in welk MIDI-nootnummer moet
worden verzonden zodra een triggersignaal wordt ontvangen van de opgegeven trigger input source. Instellingen worden
weergegeven als “Nootnummer/ nootnaam”.
MIDI Ch : MIDI-kanaal
Stel in welk MIDI-kanaal moet worden gebruikt voor het verzenden van het MIDI-bericht om de trigger input source af te spelen.
GateTime : Gate-tijd
Hiermee stelt u de gate-tijd in (de tijd die verstrijkt tussen de weergave van een MIDI Key On- en een Key Off-bericht) voor de
trigger input voor elke trigger input source.
TrgVel : Triggersnelheid
Hiermee stelt u de snelheid in van het MIDI-signaal dat wordt verzonden zodra een trigger input wordt ontvangen van een trigger
input source.
InstVo iceEffectVolu m eTe m p o
[For REVERB]
Bepaalt de hoeveelheid galm (knop Reverb) op basis van de manier waarop het pedaal is ingedrukt of hoe hard de pad is geraakt.
Er wordt geen geluid geproduceerd, ook als de pad wordt geraakt.
MinValue : Minimumwaarde
Hiermee stelt u de (minimum)hoeveelheid galm in die moet worden toegepast wanneer het pedaal wordt ingedrukt of wanneer de pad
lichtjes wordt geraakt.
MaxValue : Maximumwaarde
Hiermee stelt u de (maximum) hoeveelheid galm in die moet worden toegepast wanneer het pedaal helemaal wordt ingedrukt of
wanneer de pad hard wordt geraakt.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
18
Page 19
MENU
EFFECT
CC01 tot CC95
Instellingen
Scene Edit
Bepaalt de hoeveelheid effect (knop Effect) op basis van de manier waarop het pedaal is ingedrukt of hoe hard de pad is geraakt.
Er wordt geen geluid geproduceerd, ook als de pad wordt geraakt.
MinValue : Minimumwaarde
Hiermee stelt u de (minimum)hoeveelheid effect in die moet worden toegepast wanneer het pedaal wordt ingedrukt of wanneer de
pad lichtjes wordt geraakt.
MaxValue : Maximumwaarde
Hiermee stelt u de (maximum)hoeveelheid effect in die moet worden toegepast wanneer het pedaal helemaal wordt ingedrukt of
wanneer de pad hard wordt geraakt.
Stuurt een controlewijzigingsbericht op basis van de manier waarop op het pedaal wordt gedrukt of hoe hard de pad wordt geraakt. Er
wordt geen geluid geproduceerd, ook als de pad wordt geraakt.
[For EFFECT]
Scene Edit
InstVo iceEffectVolu m eTe m p o
[For CC01 to CC95]
MinValue : Minimumwaarde
Hiermee stelt u de minimumwaarde in die wordt gebruikt wanneer het pedaal wordt losgelaten of wanneer de pad lichtjes wordt geraakt.
MaxValue : Maximumwaarde
Hiermee stelt u de maximumwaarde in die wordt gebruikt wanneer het pedaal helemaal wordt ingedrukt of wanneer de pad hard
wordt geraakt.
MIDI Ch : MIDI-kanaal
Hiermee stelt u het MIDI-kanaal in voor het verzenden van de opgegeven MIDI-berichten.
Note (MIDI-nootuitvoer): 0 tot 127/C-2 tot G8 (nootnummer/nootnaam)
MIDI Ch (MIDI-kanaal): 1 tot 16
GateTime (Gate-tijd): 0,0s tot 9,9s
TrgVel (Triggersnelheid): variable, 1 tot 127
MinValue (Minimumwaarde): 0 tot 127
MaxValue (Maximumwaarde): 0 tot 127
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
19
Page 20
MENU
Scene Edit/Effect Effect-instellingen
Trigger
Mic
TrgEffSend
Voice RevSend
TrgEffSend (Dry)
TrgEffSend (Wet)
Tr gE f f ToR e v
TriggerRevSendReverbSend
Mic RevSend
RevReturn
Tr gE ff R et u r n
MicEffType
(MicEffDepth)
ReverbType
TrgEffType
Mixing
Voice (Kick, Kick-R Trg2... )
Structuur van instellingenscherm
Scene Edit
Effect
1/4
ReverbTypeGalmtype
ReverbSendGalm verzenden
RevReturnGalm terugsturen
2/4
Mic RevSendMicrofoongalm verzenden
TriggerRevSendGalm van triggergeluid verzenden
Voice RevSendGalm van triggergeluid voice verzenden
3/4
MicEffTypeType microfooneffect
MicEffDepthDiepte microfooneffect
4/4
TrgEffTypeType triggergeluidseffect
TrgEffSendTriggergeluidseffect verzend- en droogbalans
TrgEffReturnTriggergeluidseffect terugsturen
TrgEffToRevTrigger-voice-effect galm verzenden
Scene Edit
Effect
Effect
Scene Edit
InstVoiceEffectVol umeTe m p o
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
20
Page 21
MENU
Scene Edit/Effect 1/4
Instellingen
Instellingen
Scene Edit/Effect 2/4
Instellingen
Scene Edit
ReverbType : Galmtype
Selecteert het galmtype.
U kunt het galmtype ook selecteren door op de knop “REV” ([F1]) op het scherm Scene te drukken.
Zie de Datalijst.
ReverbSend : Galm verzenden
Scene Edit
InstVoiceEffectVol umeTe m p o
Hiermee stelt u in hoeveel geluid naar het Reverb-effect wordt verzonden (verzendniveau). Verandert het niveau voor galm verzenden van het
microfoon- en het triggergeluid (interne voice).
U kunt de waarden met de knop [REVERB] fijnstellen.
RevReturn : Galm terugsturen
Hiermee stelt u in hoeveel geluid van het Return-effect wordt teruggestuurd (terugzendniveau).
0 tot 127
Mic RevSend : Microfoongalm verzenden
Hiermee stelt u in hoeveel geluid van het microfoongeluid (na toepassing van effecten) naar het Reverb-effect wordt verzonden.
TriggerRevSend : Galm van triggergeluid verzenden
Hiermee stelt u in hoeveel geluid van het gehele Reverb-effect van het triggergeluid wordt verzonden (verzendniveau).
Voice RevSend : Galm van triggergeluid voice verzenden
Hiermee stelt u in hoeveel voice voor elke trigger input source wordt verzonden (verzendniveau) naar de Reverb.
0 tot 127
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
21
Page 22
MENU
Scene Edit/Effect 3/4
Instellingen
Instellingen
Scene Edit/Effect 4/4
Instellingen
Instellingen
Scene Edit
Mic Effect
MicEffType : Type microfooneffect
Selecteert het type effect dat op het microfoongeluid wordt toegepast.
U kunt het microfooneffecttype ook selecteren door op de knop “EFF” ([F2]) op het scherm Scene te drukken.
Zie de Datalijst.
MicEffDepth : Diepte microfooneffect
Scene Edit
InstVoiceEffectVol umeTe m p o
Hiermee stelt u de diepte van het effect in dat op het microfoongeluid moet worden toegepast.
U kunt de waarden met de knop [EFFECT] fijnstellen.
0 tot 127
Trig g er e f fe c t
TrgEffType : Type triggergeluidseffect
Hiermee stelt u het type effect in dat op het triggergeluid moet worden toegepast.
Zie de Datalijst.
TrgEffSend : Triggergeluidseffect verzend- en droogbalans
Hiermee geeft u de balans op tussen het triggergeluid dat naar Effects moet worden verzonden (verzendniveau) en het triggergeluid dat niet
naar Effects moet worden verzonden (droogniveau).
TrgEffReturn : Triggergeluidseffect terugsturen
Hiermee stelt u het niveau in van het effect dat op het triggergeluid is toegepast, dat naar het galmeffect moet worden teruggestuurd.
TrgEffToRev : Trigger-voice-effect galm verzenden
Hiermee stelt u het verzendniveau naar het galmeffect in van het effect dat op het triggergeluid is toegepast.
0 tot 127
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
22
Page 23
MENU
Scene Edit/Volume Volume-instellingen
Scène
Tri gger
Inst
Inst
Tri gger
Mic
Voice
Voice
Voice
Voice
Voi c e Vo l u m e
Voi c e Vo l u m e
Voi c e Vo l u m e
Voi c e Vo l u m e
Inst Volume
Inst Volume
TriggerVolume
Mic Volume
Scene Volume
Structuur van instellingenscherm
Scene Edit
Volum e
Scene VolumeAlgemeen scènevolume
Mic VolumeMic Volume
TriggerVolumeAlgemeen volume triggergeluid
Inst VolumeInstrumentvolume triggergeluid
Voice VolumeVoice-volume triggergeluid
Instellingen
Instellingen
Scene Edit
Volum e
Scene Edit
InstVoiceEffectVolum eTe m po
Scene Volume : Algemeen scènevolume
Hiermee stelt u het algemene volume voor de scène in. Stelt de balans tussen scènes bij.
0 tot 127
Mic Volume
Mic Volume : Mic Volume
Stelt het volume van de microfoon in (nadat effecten op het microfoongeluid zijn toegepast). Stelt de balans tussen het
microfoongeluid en het triggergeluid in dezelfde scène bij.
0 tot 127
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
23
Page 24
MENU
Instellingen
Instellingen
Instellingen
Scene Edit/Tempo Tempo-instellingen
Structuur van instellingenscherm
Scene Edit
Tempo
TempoTempo voor geselecteerde scène
Instellingen
Scene Edit
Triggervolume
TriggerVolume : Algemeen volume triggergeluid
Hiermee stelt u het algemene volume voor het triggergeluid (interne voice) in. Gebruik deze parameter om de balans tussen het
microfoongeluid en het triggergeluid in dezelfde scène bij te stellen.
0 tot 127
Scene Edit
Inst Volume : Instrumentvolume triggergeluid
Hiermee wordt het volume van het instrument voor elke trigger input ingesteld. Gebruik deze parameter om de balans tussen
de instrumenten in dezelfde scène bij te stellen.
U kunt de waarden met de knop [TRIGGER] fijnstellen.
0 tot 127
InstVoiceEffectVolum eTem po
Voice Volume : Voice-volume triggergeluid
Hiermee wordt het volume van de voice voor elke trigger input source ingesteld. Gebruik deze parameter om de
balans tussen de zones in hetzelfde instrument bij te stellen.
0 tot 127
Temp o
Tempo : Tempo voor geselecteerde scène
Hiermee stelt u het metronoomtempo voor de geselecteerde scène in. Wanneer deze instelling “off” is, blijft het tempo hetzelfde, ook
wanneer u naar een andere scène schakelt. Voor elke andere instelling dan off wordt het tempo boven aan het Scene-scherm weergegeven.
De instelling voor scènetempo is handig om de metronoom in live situaties te kunnen gebruiken om het tempo te controleren of bij het
gebruik van temposynchronisatie-effecten.
off, 30 tot 300
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
24
Page 25
Structuur van instellingenscherm
Tri gger
Input ModeInstellingen voor de invoermodus
CurveCurve-instellingen
Type padInstellingen van type pad
CrosstalkInstellingen voor de preventie van crosstalk
FootSwSelectInstellingen voor voetschakelaar selecteren
Trigger/Input Mode Instellingen voor de invoermodus
Structuur van instellingenscherm
Tri gger
Input Mode
Trg1/Trg2Trigger 1/Trigger 2 invoermodus
Trg3/Trg4Trigger 3/Trigger 4 invoermodus
Hiermee stelt u in hoe de mono × 2 input-jack moet worden gebruikt.
Selecteer “paired” wanneer u een drumtrigger (DT50S) of vergelijkbaar apparaat gebruikt.
Instellingen
Tri g ge r
Trigger
In dit hoofdstuk worden de instellingen van “Trigger” in het menu uitgelegd. Afhankelijk van de door u aangesloten
pad, worden verschillende triggersignalen gegenereerd wanneer u tijdens het optreden de pad raakt. Met de “Trigger”instellingen kunt u triggersignalen voor elke pad optimaliseren voor verwerking door de Hoofdgedeelte.
De instellingen worden opgeslagen wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Selecteer het geschikte padtype wanneer u de pad aansluit.
Wanneer u de pad aansluit op de [qKICK/w]-jack en [eSNARE/r]-jack, moet u ervoor zorgen de invoermodus in te
schakelen.
Trigg er
Input ModeCurveType padCrosstalk
Input Mode
Trg1 / Trg2 : Trigger 1/Trigger 2 invoermodus
Hiermee stelt u de [qKICK/w]-jack in op gebruik van de qKICK- en w-trigger inputs als set of op afzonderlijk gebruik.
Trg3 / Trg4 : Trigger 3/Trigger 4 invoermodus
FootSwSelect
Hiermee stelt u in of de [eSNARE/r]-jack eSNARE en r trigger inputs als een set of afzonderlijk worden gebruikt.
paired, separate
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
25
Page 26
MENU
Trigger/Curve Curve-instellingen
Structuur van instellingenscherm
Tri gger
Curve
Velocity CurveSnelheidscurve
Instellingen
ofs3
ofs4
ofs5
ofs2
ofs1
norm
loud1
hard1
hard2
loud2
Fix1
Fix2
Fix3
Fix4
Fix5
Niveau van trigger input
Snelheid
Niveau van trigger input
Snelheid
Niveau van trigger input
Snelheid
Niveau van trigger input
Snelheid
Niveau van trigger input
Snelheid
Tri gge r
Curve
Velocity Curve : Snelheidscurve
Selecteert een snelheidscurve voor de geselecteerde pad. Een snelheidscurve bepaalt hoe de snelheid (of kracht) van het geluid wordt
beïnvloed door hoe hard u de pad raakt.
loud2, loud1, norm, hard1, hard2, Fix1 tot Fix5, Spl11 tot Spl15, Spl21 tot Spl25, ofs1 tot ofs5
Trigg er
Input ModeCurveType padCrosstalk
Spl22
Spl23
Spl21
Spl24
Spl25
Spl11
Spl12
Spl13
Spl14
Spl15
FootSwSelect
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
26
Page 27
MENU
Trigger/Type pad Instellingen van type pad
Structuur van instellingenscherm
Tri gger
Type pa d
1/4
PadTypeType pad selecteren
2/4
GainVersterking
SensitivityGevoeligheid
RejectTimeAfwijzingstijd
3/4
MinLevelMinimumniveau
MaxLevelMaximumniveau
MinVelocityMinimumsnelheid
MaxVelocityMaximumsnelheid
4/4
WaitTimeWachttijd
RimGainRandversterking
H/R BalanceH/R-balans
Als u een pad-type selecteert, veranderen de instellingen van Gain tot H/R Balance.
Tri gge r
Type pa d
Trigg er
Input ModeCurveType padCrosstalk
FootSwSelect
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
27
Page 28
MENU
Trigger/Pad Type 1/4
[Tips] Wat is een pad-type?
Om het beste geluid uit elke pad te krijgen, hebben we een complete verzameling geoptimaliseerde triggerparameters
voorbereid (dat wil zeggen, verschillende waarden gerelateerd aan pad-invoersignalen en dergelijke) en een passende naam
gegeven. Deze groepen parameters noemen we “pad-typen”. Aangezien pads in vele verschillende variaties bestaan, zoals
kicks, snares, toms, cymbalen en drum triggers, is het logisch dat de kenmerken ervan ook sterk uiteenlopen. De EAD10
wordt geleverd met pad-typen voor elke verzameling kenmerken, waardoor u deze optimaal kunt gebruiken.
Instellingen
Trigger/Pad Type 2/4
Instellingen
Met een hoge instelling worden alle invoersignalen boven een bepaald niveau versterkt tot hetzelfde niveau (het maximumniveau).
Dit betekent dat variatie in de kracht (zacht of hard) waarmee de pad wordt geraakt, kan worden afgevlakt. Met een lage instelling zal
de kracht waarmee de pad worden geraakt veel beter worden weerspiegeld in het uitvoertriggersignaal, waardoor meer expressie
mogelijk is.
Hiermee stelt u de versterking van het invoersignaal in voor wanneer de bij Pad Type geselecteerde pad wordt geraakt.
1 tot 127
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
28
Page 29
MENU
Instellingen
Met een waarde die te laag is, kan dit ertoe leiden dat er niets te horen is wanneer de pad te licht wordt geraakt of wanneer een snelle
roll wordt gespeeld. Een te hoge waarde kan leiden tot crosstalk. Als u een aanpassing moet doen, probeer dit dan zo te doen dat het
uw optredens niet hindert.
OPMERKING
Instellingen
In het volgende geval wordt een geluid uitgevoerd bij de tweede invoer, ook al vindt dit tijdens de afwijzingstijd plaats.
• Wanneer het triggerniveau van de tweede slag binnen de RejectTime minstens tweemaal zo krachtig is als van de eerste.
OPMERKING
Trigger/Pad Type 3/4
Instellingen
Instellingen
Tri gge r
Sensitivity : Gevoeligheid
Hiermee wordt de gevoeligheid ingesteld voor wanneer de pad licht wordt aangeraakt.
1 tot 13
RejectTime : Afwijzingstijd
Triggersignalen die binnen de hier ingestelde tijd optreden, worden beschouwd als dubbele triggers. Deze produceren geen geluid.
Hoe hoger de waarde, hoe langer de tijd dat er geen geluid wordt geproduceerd.
4ms tot 500ms
Trigg er
Input ModeCurveType padCrosstalk
MinLevel : Minimumniveau
MaxLevel : Maximumniveau
Met deze parameters wordt het bereik van trigger input-signalen die worden omgezet in snelheidswaarden van minimum (%) naar
maximum (%) gezet. Triggersignalen onder het hier ingestelde minimumniveau produceren geen geluid. De triggersignalen boven
het maximumniveau worden ingesteld als maximumsnelheid, zoals wordt uitgelegd bij MinVelocity/MaxVelocity hieronder.
Minimumniveau 0 tot 99
Maximumniveau: 1 tot 100
MinVelocity : Minimumsnelheid
MaxVelocity : Maximumsnelheid
Met deze parameters stelt u de minimum- en maximumsnelheid in die overeenkomen met de parameters voor MinLevel/MaxLevel
hierboven. Tussen de hier opgegeven snelheden wordt geluid geproduceerd.
Minimumsnelheid 0 tot 126
Maximumsnelheid: 1 tot 127
FootSwSelect
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
29
Page 30
MENU
Trigger/Pad Type 4/4
Instellingen
Instellingen
Instellingen
Tri gge r
Trigg er
WaitTime : Wachttijd
Deze parameter wordt gebruikt om de tijd in te stellen totdat de doel-pad een triggersignaal detecteert. Stel deze parameter in om de
tijd zo bij te stellen dat het triggersignaal op het piekmoment wordt gedetecteerd en dat de kracht waarmee de pad moet worden
geraakt, overeenkomt met het volume van het geproduceerde geluid.
1 tot 64 (msec)
RimGain : Randversterking
Stelt het randversterkingsniveau in voor een pad met twee piezo's, zoals de DT50S aangesloten op de mono × 2 input-jack. Deze
parameter is alleen effectief wanneer de invoermodus op “paired” is ingesteld.
1 tot 127
H/R Balance : H/R-balans
Hiermee stelt u de balans in tussen de twee-piezo head en rim (H49 tot H1, 0, R1 tot R49). Als het head-geluid wordt geproduceerd
wanneer de rand wordt geraakt, verhoogt u de R-waarde om het randgeluid harder te maken. Als het rand-geluid wordt geproduceerd
wanneer de head wordt geraakt, drukt u op de knop [–] om de H-waarde te verhogen om het head-geluid harder te maken.
Deze parameter is alleen effectief wanneer de invoermodus op “paired” is ingesteld.
H49 tot H1, 0, R1 tot R49
Input ModeCurveType padCrosstalk
FootSwSelect
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
30
Page 31
MENU
Trigger/Crosstalk Instellingen voor de preventie van crosstalk
Structuur van instellingenscherm
Tri gger
Crosstalk
All Reject LvlAfwijsniveau Alles
Reject LvlAfwijsniveau (Bronpad)
De term “crosstalk” verwijst naar de uitvoer van triggersignalen van een andere elektronische drum pad (met een akoestische drum met
drumtrigger eraan bevestigd) dan de geraakte pad, als gevolg van trillingen of interferentie tussen pads. Crosstalk is te voorkomen door elk
geluid van triggersignalen lager dan de opgegeven waarde te onderdrukken.
Instellingen
Instellingen
Wanneer de invoermodus “paired” is, worden Trg2 en Trg4 niet als bron voor afwijzing ingesteld, zelfs als beide zijn aangevinkt.
OPMERKING
Trigger/FootSwSelect
Instellingen voor voetschakelaar selecteren
Structuur van instellingenscherm
Tri gger
FootSwSelect
FootSwSelectVoetschakelaar selecteren
Instellingen
Tri gge r
Crosstalk
All Reject Lvl : Afwijsniveau Alles
Trigg er
Input ModeCurveType padCrosstalk
Lost crosstalk tussen de pad rechtsboven in het scherm en alle andere pads op.
Met hogere waarden is crosstalk beter te voorkomen, maar hierdoor kan het ook moeilijk worden om tegelijk andere geluiden af te spelen.
Niveau: 0 tot 99
Reject Lvl : Afwijsniveau (Bronpad)
Lost crosstalk tussen de pad rechtsboven in het scherm en andere afzonderlijke pads op.
Als Trg2 bijvoorbeeld onbedoeld een geluid produceert wanneer u Trg1 raakt, stel Trg2 dan in om rechtsboven in het scherm te worden
weergegeven, plaats een vinkje op Trg1 en verhoog het Reject Lvl.
Met hogere waarden is crosstalk beter te voorkomen, maar hierdoor kan het ook moeilijk worden om tegelijk andere geluiden af te spelen.
Niveau: 0 tot 99
Bronpad: Trg 1, Trg 2, Trg 3, Trg 4, Trg 5, Trg 6
FootSwSelect
FootSwSelect
FootSwSelect : Voetschakelaar selecteren
Maak een keuze uit HH65 (hi-hat controller), FC3 (voetpedaal), FC4/5 (voetpedaal of voetschakelaar) of FC7 (voetcontroller) voor de
controller die is aangesloten op de [FOOT SW]-jack.
HH65, FC3, FC4/5, FC7
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
31
Page 32
Structuur van instellingenscherm
Utility
GeneralAlgemene instellingen voor hulpprogramma's
PadFunctionInstellingen van pad-functies
Phones EQEQ-instellingen koptelefoon
Utility/General Algemene instellingen voor hulpprogramma's
Structuur van instellingenscherm
Utility
General
1/4
SceneKnobScèneknop
AutoPowerOffAutomatisch uitschakelen
LCD ContrastLCD-contrast
2/4
ClickOutputBestemming klik-uitvoer
ClickCountOffAantal kliks uit
L&R VolumeUitvoervolume extern apparaat
MicNoiseGateLimiet microfoonruis
3/4
AudioOutGainVersterking audio uit
AudioMixAudiomix
USB To HostInstelling [USB TO HOST]-aansluiting
MIDI LocalCtrlLokale controle MIDI
4/4
AuxInVolume[AUX IN]-volume
USB VolumeVolume van USB-audio of afspelen recorder
ClickVolumeKlikvolume
Utility
Utility
In dit hoofdstuk worden de instellingen van “Utility” in het menu uitgelegd.
Hier worden algemene instellingen, padfuncties en koptelefoon EQ-instellingen opgegeven.
General
Utility
GeneralPadFunctionPhones EQ
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
32
Page 33
MENU
Utility/General 1/4
Instellingen
Instellingen
• De tijdinstelling voor de functie voor automatisch uitschakelen is een benadering.
• Op de Hoofdgedeelte worden alle instellingen automatisch opgeslagen wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
Instellingen
Utility
Utility
SceneKnob : Scèneknop
De [SCENE]-knop kunt u instellen voor gebruik voor alleen scènes of voor gegevensinvoer (in plaats van de knop [–] of [+]).
scene, data
AutoPowerOff : Automatisch uitschakelen
Hiermee stelt u de tijd in voordat de functie Auto Power Off het apparaat automatisch uitschakelt. U kunt deze functie ook uitschakelen.
off, 5, 10, 15, 30, 60, 120 (min)
LCD Contrast : LCD-contrast
Hiermee stelt u het contrast op het scherm bij.
0 tot 63
GeneralPadFunctionPhones EQ
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
33
Page 34
MENU
Utility/General 2/4
L&R+phWordt verzonden naar de OUTPUT [R]/[L/MONO]-jacks en de [PHONES]-jack.
phonesWordt alleen naar de [PHONES]-jack verzonden.
Instellingen
Instellingen
Instellingen
Het volume voor AUX IN kan worden bijgesteld met de [MASTER VOLUME]-knop, ook wanneer voor deze parameter een vaste waarde is
ingesteld.
OPMERKING
Instellingen
Utility
Utility
ClickOutput : Bestemming klik-uitvoer
Hiermee stelt u de bestemming voor het klikgeluid in.
L&R+ph, phones
ClickCountOff : Aantal kliks uit
Hiermee stelt u in dat het klikgeluid wordt gestopt na één of twee maten. Wanneer deze instelling uitstaat, blijft het klikgeluid afspelen.
off, 1, 2
L&R Volume : Uitvoervolume extern apparaat
Hiermee stelt u het volume voor de externe uitvoer in.
In live situaties stelt u het volume voor externe uitvoer bijvoorbeeld in op een vaste waarde, zodat u alleen het volume voor de koptelefoon
hoeft bij te stellen met de [MASTER VOLUME]-knop. Wanneer u de instelling “variable” gebruikt, kunt u het volume voor de koptelefoon
én voor de externe uitvoer bijstellen met de [MASTER VOLUME]-knop.
GeneralPadFunctionPhones EQ
variable (werkt met de [MASTER VOLUME]-knop), 1 tot 127 (vaste waarde)
MicNoiseGate : Limiet microfoonruis
Hiermee stelt u de limiet voor microfoonruis in.
off, on
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
34
Page 35
MENU
Utility/General 3/4
Instellingen
Instellingen
Instellingen
Instellingen
Utility
Utility
AudioOutGain : Versterking audio uit
Hiermee stelt u voor USB-audio de uitvoerversterking van de USB in.
Wanneer u de recorder gebruikt, stelt u de invoerversterking voor opnamen in.
-12dB, -6dB, 0dB, +6dB, +12dB
AudioMix : Audiomix
Voor USB-audio stelt u in of de USB-invoer naar USB OUT wordt verzonden of niet.
Wanneer u de recorder gebruikt, stelt u hiermee in of het afspelen van de recorder tegelijk met uw optreden wordt opgenomen of niet.
Met de instelling “auto” wordt de USB-invoer naar USB OUT verzonden voor USB-audio en wordt afspelen tegelijk opgenomen wanneer de
recorder wordt gebruikt.
auto, off, on
USB To Host : Instelling [USB TO HOST]-aansluiting
Selecteer welk type gegevens wordt verzonden of ontvangen via de [USB TO HOST]-aansluiting.
De instelling “Audio+MIDI” verwerkt audio- en MIDI-gegevens, terwijl de instelling “MIDI” alleen MIDI-gegevens verwerkt.
Met de instelling auto worden de instelling automatisch omgeschakeld, zodat alleen MIDI-gegevens worden uitgewisseld wanneer de
recorder wordt gebruikt en in alle andere gevallen audio én MIDI worden uitgewisseld.
De recorder is uitgeschakeld bij de instelling Audio+MIDI.
GeneralPadFunctionPhones EQ
auto, Audio+MIDI, MIDI
MIDI LocalCtrl : Lokale controle MIDI
Hiermee wordt de interne toongenerator in- of uitgeschakeld wanneer u pads gebruikt. Stel deze parameter standaard in op “on”. Wanneer
deze parameter op “off” is ingesteld, zijn binnen de Hoofdgedeelte het trigger input-gedeelte en de toongenerator-gedeelte niet verbonden,
zodat er geen geluid wordt geproduceerd wanneer de pads worden geraakt. Ongeacht deze instelling worden gegevens over optreden in de
Hoofdgedeelte verzonden als MIDI-gegevens, en worden MIDI-berichten die worden ontvangen van andere apparaten, verwerkt door de
Hoofdgedeelte. De instelling “off” is handig wanneer u uw drum-optreden wilt opnemen als MIDI-gegevens op een sequencer of DAWsoftware.
off, on
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
35
Page 36
MENU
Utility/General 4/4
Instellingen
Utility/PadFunction Instellingen van pad-functies
Structuur van instellingenscherm
Utility
PadFunction
1/2
PadFunctionPad-functie
2/2
BypassSwBypassschakelaar
Utility
Utility
Met deze drie parameters stelt u vooraf de balans tussen volumes in om de balans te behouden wanneer u de [AUDIO/CLICK VOLUME]knop gebruikt.
AuxInVolume : [AUX IN]-volume
Hiermee stelt u het volume in voor het signaal dat via de [AUX IN]-jack wordt ontvangen.
USB Volume : Volume van USB-audio of afspelen recorder
Hiermee stelt u het volume voor de USB-audio-invoer of het afspelen van de recorder in.
ClickVolume : Klikvolume
Hiermee stelt u het klikvolume in.
0 tot 127
PadFunction
GeneralPadFunctionPhones EQ
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
36
Page 37
MENU
Utility/PadFunction 1/2
offPad produceert het gebruikelijke geluid.
inc sceneVerhoogt het scènenummer met één.
dec sceneVerlaagt het scènenummer met één.
select sceneSelecteert de scène.
Scènenummer
toggle sceneSelecteert een scène.
Telkens wanneer de pad wordt geraakt, wisselt de scène (twee beschikbare scènes).
Scènenummer 1
Scènenummer 2
inc tempoVerhoogt de tempowaarde met één.
dec tempoVerlaagt de tempowaarde met één.
tap tempoStelt het tiktempo in.
clickOn/OffSchakelt de klik in en uit.
bypassOn/OffSchakelt de bypass in en uit. Nuttig voor het in- en uitschakelen van effect of triggereffecten tijdens het spelen. Om dit
te omzeilen, gebruikt u BypassSW (de bypass-schakelaar).
REVERBBepaalt de hoeveelheid galm ([REVERB]-knopwaarde) op basis van hoever het pedaal wordt ingedrukt of hoe hard de
pad wordt geraakt.
MinValue: De (minimum)hoeveelheid galm die moet worden toegepast wanneer het pedaal wordt losgelaten of
wanneer de pad lichtjes wordt geraakt.
MaxValue: De (maximum)hoeveelheid galm die moet worden toegepast wanneer het pedaal helemaal wordt
ingedrukt of wanneer de pad hard wordt geraakt.
EFFECTBepaalt de hoeveelheid effect ([EFFECT]-knopwaarde) op basis van hoever het pedaal wordt ingedrukt of hoe hard de
pad wordt geraakt.
MinValue: De (minimum)hoeveelheid effect die moet worden toegepast wanneer het pedaal wordt losgelaten of
wanneer de pad lichtjes wordt geraakt.
MaxValue: De (maximum)hoeveelheid effect die moet worden toegepast wanneer het pedaal helemaal wordt
ingedrukt of wanneer de pad hard wordt geraakt.
CC01 tot CC95Stuurt een controlewijzigingsbericht op basis van hoever het pedaal wordt ingedrukt of hoe hard de pad wordt geraakt.
MinValue: De minimumwaarde die wordt gebruikt wanneer het pedaal wordt losgelaten of wanneer de pad lichtjes
wordt geraakt.
MaxValue: De maximumwaarde die wordt gebruikt wanneer het pedaal helemaal wordt ingedrukt of wanneer de
pad hard wordt geraakt.
MIDI Ch:MIDI-kanaal
Instellingen
Utility
Utility
PadFunction : Pad-functie
U kunt in plaats van het afspelen van een geluid functies uitvoeren als een scènenummer of het tempo wisselen door een pad aan te raken.
U kunt een functie selecteren die u wilt toewijzen door de pad aan te raken die u wilt instellen of door op de knop TRG ([F3]) te drukken om
een pad te selecteren.
off, inc scene, dec scene, select scene, toggle scene, inc tempo, dec tempo, tap tempo, clickOn/Off, bypassOn/Off, RevKnob,
EffKnob, CC01 tot CC95
Trg 1 tot Trg 6Speelt het triggergeluid wel of niet af
Instellingen
Utility/Phones EQ EQ-instellingen koptelefoon
Structuur van instellingenscherm
Utility
Phones EQ
EQ LowGainLage gain EQ
EQ HighGainHoge gain EQ
OPMERKING
EQ LowGainStelt de low-end versterking (dB) van de koptelefoonequalizer (twee-band shelving) in.
Hoe hoger de waarde, hoe meer de lage kant wordt versterkt.
EQ HighGainStelt de high-end versterking (dB) van de koptelefoonequalizer (twee-band shelving) in.
Hoe hoger de waarde, hoe meer de hoge kant wordt versterkt.
Instellingen
Utility
Utility
BypassSw : Bypassschakelaar
Selecteert de doelinstelling bypassOn/Off bij de PadFunction (pad-functie). Dit is een algemene instelling, geen afzonderlijke pad-instelling.
Bij alle selectievakjes die zijn ingeschakeld om de bypass op “on” in te stellen, worden geen galm of effecten toegepast op het geluid dat
door de EAD passeert, en worden geen triggergeluiden geproduceerd. Het geluid van een akoestische drum afkomstig van de microfoon
verandert niet, dit klinkt zoals het is.
on, off
Phones EQ
GeneralPadFunctionPhones EQ
De koptelefoon-EQ heeft geen invloed op de audio die wordt ontvangen van de [AUX IN]-jack.
EQ LowGain : Lage gain EQ
EQ HighGain : Hoge gain EQ
-12 tot 0 tot +12
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
38
Page 39
Structuur van instellingenscherm
Job
SceneScène-instellingen
WaveWave-instellingen
RecorderRecorderinstellingen
Job/Scene Scène-instellingen
Structuur van instellingenscherm
Job
Scene
RecallTerugroepen
SortSorteren
ExchangeUitwisselen
ClearWissen
Het bewerkte scènenummer en de scènenaam worden weergegeven. Als er geen terugroepgegevens zijn, wordt “No data” weergegeven in
plaats van de scènenaam.
OPMERKING
Procedure
Job
Job
Het menu Job bevat taken met betrekking to Scene, Wave en Recorder.
Scene
Job
SceneWaveRecorder
U kunt alleen de instellingen voor gebruikersscènes wijzigen in de scène-instellingen (Job/Scene). Vooraf ingestelde scènes kunnen niet
worden gewijzigd.
Recall : Terugroepen
Wijzigingen in scènes gaan verloren als u een andere scène selecteert voordat u de instellingen opslaat. Bewerkingen worden echter bewaard
in het terugroepgeheugen, zodat u wijzigingen kunt terugroepen met de functie Recall.
1. Druk op de knop “RECALL” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
2. Druk op de knop “YES” ([F1]) om de gegevens terug te roepen.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het terugroepen voltooid is en het Recall-scherm weer wordt geopend.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
39
Page 40
MENU
Procedure
Als u de sorteervolgorde wilt annuleren, drukt u op de knop [EXIT].
OPMERKING
Job
Sort : Sorteren
Wijzigt de volgorde van terug te halen scènes wanneer u de [SCENE]-knop draait.
1. Druk op de knoppen “” en “” ([F1] en [F2]) om de cursor te verplaatsen.
2. Druk op de knop “SELECT” ([F3]) om de scène te selecteren die u wilt verplaatsen.
3. Druk op de knoppen “” en “” ([F1] en [F2]) of op [–] en [+]-om de geselecteerde scène te verplaatsen.
Job
SceneWaveRecorder
4. Nadat u de scène naar de gewenste positie hebt verplaatst, drukt u op de knop “INSERT” ([F3]).
Wanneer u op de knop “INSERT” ([F3]) drukt, wordt de herschikte volgorde ingesteld en worden de scènenummers daaraan aangepast.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
40
Page 41
MENU
Procedure
Procedure
Job
Exchange : Uitwisselen
Wisselt de volgorde van twee scènes uit.
1. Selecteer de twee scènes die u wilt verwisselen.
2. Druk op de knop “EXCHNG” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
3. Druk op knop “YES” ([F1]) om de volgorde van de twee scènes te wijzigen.
“Completed” wordt weergegeven wanneer de scènes zijn uitgewisseld en het Exchange-scherm weer wordt geopend.
Job
SceneWaveRecorder
Clear : Wissen
Initialiseer de scène.
1. Selecteer met de knoppen [–] en [+] de scène dat u wilt initialiseren.
2. Druk op de knop “CLEAR” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
3. Druk op de knop “YES” ([F1]) om de geselecteerde scène te initialiseren.
“Completed” wordt weergegeven wanneer de initialisatie is voltooid en het Clear-scherm wordt weer geopend.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
41
Page 42
MENU
Job/Wave Wave-instellingen
Structuur van instellingenscherm
Job
Wave
1/2
ImportGeselecteerd audiobestand importeren
Import AllAlle audiobestanden importeren
DeleteGeselecteerd audiobestand verwijderen
Delete AllAlle audiobestanden verwijderen
OptimizeGeheugen optimaliseren
2/2
Memory InfoGeheugeninformatie
Job/Wave 1/2
VoiceAssign: Triggertoewijzing
File: Te importeren bestand
Job
Wave
Job
SceneWaveRecorder
Import : Geselecteerd audiobestand importeren
Selecteer welk opgeslagen audiobestand (.WAV) op een USB-flashstation op de EAD10 moet worden geïmporteerd.
Wijst de geselecteerde wave die in de EAD is geïmporteerd, toe aan een trigger input source. Wanneer “off” is geselecteerd, wordt er geen
toewijzing uitgevoerd. Wanneer u de geïmporteerde wave hebt toegewezen aan een trigger input source, slaat u de scène op.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
42
Page 43
MENU
Procedure
Instellingen
• Met de EAD10 kunnen uitsluitend 16-bits audiobestanden (.WAV) worden gebruikt.
• De maximumlengte van een enkel bestand dat kan worden geïmporteerd, is ongeveer 20 seconden (bij 44,1 kHz, 16-bits audio).
• Sommige audiobestanden worden niet geïmporteerd, ook al voldoen ze aan alle bovenstaande voorwaarden.
• De geïmporteerde waves kunnen later voor andere scènes worden gebruikt door de Wave in de categorie instrument of voice te kiezen.
OPMERKING
Procedure
Afhankelijk van het type of het aantal audiobestanden, worden sommige bestanden mogelijk niet geïmporteerd.
OPMERKING
Job
1. Druk op de knop “IMPORT” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
2. Druk op de knop “YES” ([F1]) om te importeren.
Druk op de knop “NO” ([F3]) om het importeren te annuleren; het scherm gaat terug naar stap 1.
Druk tijdens het importeren op de knop “CANCEL” ([F3]) om het importeren te stoppen; het scherm gaat terug naar stap 1.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het importeren is voltooid en het Import-scherm wordt weer geopend.
Importeert alle audiobestanden (.wav) in de hoofddirectory van het USB-flashstation in het wave-geheugen van EAD10.
Job
SceneWaveRecorder
1. Druk op de knop “IMPORT” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
2. Druk op de knop “YES” ([F1]) om te importeren.
Druk op de knop “NO” ([F3]) om het importeren te annuleren; het scherm gaat terug naar stap 1.
Druk tijdens het importeren op de knop “CANCEL” ([F3]) om het importeren te stoppen; het scherm gaat terug naar stap 1.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het importeren is voltooid en het Import All-scherm wordt weer geopend.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
43
Page 44
MENU
Procedure
Gebruik de knop “” ([F2]) om het bestand te beluisteren.
OPMERKING
Procedure
Job
Delete : Geselecteerd audiobestand verwijderen
Verwijdert de geselecteerde wave uit de EAD10.
1. Druk op de knoppen [+] en [–] om de wave te selecteren die u wilt verwijderen.
2. Druk op de knop “DELETE” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
3. Druk op de knop “YES” ([F1]) om de geselecteerde Wave te verwijderen.
Druk op de knop “NO” ([F3]) om de verwijdering te annuleren; het scherm gaat terug naar stap 1.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het verwijderen is voltooid en het Delete-scherm wordt weer geopend.
Job
SceneWaveRecorder
Delete All : Alle audiobestanden verwijderen
Verwijdert alle waves uit het interne Wave-geheugen van de EAD10.
1. Druk op de knop “DELETE” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
2. Druk op de knop “YES” ([F1]) om alle Waves te verwijderen.
Druk op de knop “NO” ([F3]) om de verwijdering te annuleren; het scherm gaat terug naar stap 1.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het verwijderen is voltooid en het Delete All-scherm wordt weer geopend.
De vrije ruimte wordt weergegeven in MB (megabytes). Tevens wordt de vrije geheugenruimte voor het gehele geheugen
weergegeven in %.
Gefragmenteerd geheugen kan het importeren van audiobestanden hinderen, ook als er voldoende ruimte is.
Eenheden die worden gebruikt om capaciteitsverandering volgens geheugengrootte aan te geven (KB: kilobyte, MB: megabyte).
OPMERKING
Job
Optimize : Geheugen optimaliseren
Optimaliseert het Wave-geheugen van de EAD10. Optimalisatie reorganiseert de inhoud van het geheugen, zodat de beschikbare
geheugenruimte efficiënter en effectiever kan worden gebruikt. Optimaliseren van het geheugen kan de hoeveelheid vrije, aangrenzende
geheugenruimte vergroten.
1. Druk op de knop “OPTIMIZ” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
2. Druk op de knop “YES” ([F1]) om het geheugen te optimaliseren.
Druk op de knop “NO” ([F3]) om de optimalisatie te annuleren; het scherm gaat terug naar stap 1.
“Completed” wordt weergegeven wanneer de optimalisatie is voltooid en het Optimize-scherm wordt weer geopend.
Job
SceneWaveRecorder
Memory Info : Geheugeninformatie
Toont het gebruik van het Wave-geheugen van de EAD10.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
45
Page 46
MENU
Job/Recorder Recorderinstellingen
Structuur van instellingenscherm
Job
Recorder
Export AudioAudio exporteren
Procedure
De bestandsnaam invoeren
1. Selecteer een teken met [–] en [+] en gebruik de knoppen “<” en “>” ([F1] en [F3]) om de cursor naar de
volgende tekenpositie te verplaatsen. U kunt een bestandsnaam van maximaal 16 tekens toewijzen.
2. Wanneer u alle tekens hebt ingevoerd, drukt u op de knop “OK” ([F2]).
• Opgenomen gegevens gaan verloren wanneer de stroom wordt uitgeschakeld of wanneer u de fabrieksinstellingen herstelt.
• Er wordt geen back-up van audiogegevens gemaakt bij “All” bestanden.
OPMERKING
Job
Recorder
Export Audio : Audio exporteren
Hiermee wordt het op de interne recorder opgenomen audiobestand op een USB-flashstation opgeslagen.
Job
SceneWaveRecorder
1. Als u het bestand een naam wilt geven, drukt u op de knop “NAME” ([F2]) en geeft u een nieuwe naam op.
2. Druk op de knop “EXPORT” ([F3]) en het bevestigingsscherm wordt geopend.
3. Druk op de knop “YES” ([F1]) om te exporteren.
Druk op de knop “NO” ([F3]) om het exporteren te annuleren; het scherm gaat terug naar stap 1.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het exporteren is voltooid en het Export-scherm wordt weer geopend.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
46
Page 47
OPMERKING
Structuur van instellingenscherm
File
1/2
SaveBestand opslaan
LoadBestand laden
RenameNaam van bestand wijzigen
DeleteBestand verwijderen
FormatUSB-flashstation formatteren
2/2
Memory InfoGeheugeninformatie USB-flashstation
OPMERKING
File
File
U moet weten wat de termen betekenen om de functies en werking van het gedeelte MENU/File te begrijpen.
In dit gedeelte wordt de terminologie uitgelegd die in het gedeelte MENU/File wordt gebruikt.
Bestand
De term “file” wordt gebruikt om een reeks gegevens te definiëren die op een USB-flashstation zijn opgeslagen. Gegevens worden in de
vorm van bestanden tussen de EAD10 en een USB-flashstation uitgewisseld.
Bestandsnaam
De naam die aan het bestand wordt gegeven, is een bestandsnaam. Aan de hand van namen kunnen bestanden worden onderscheiden.
In één directory kunnen geen twee identieke bestandsnamen zijn. Computers kunnen met lange namen overweg, en zelfs met nietWesterse tekens, maar de EAD10 kan alleen alfanumerieke tekens gebruiken.
Extensies
De drie letters na de punt aan het einde van een bestandsnaam, zoals “.wav”, worden een “bestandsextensie” genoemd. De extensie duidt
op het type bestand. Bestanden die door de EAD10 worden gebruikt, hebben de extensie “.bin”, die niet op de EAD10-scherm wordt
weergegeven.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
Bestandsgrootte
Deze term verwijst naar de grootte van het bestand. De bestandsgrootte wordt bepaald door de hoeveelheid gegevens die in het bestand zijn
opgeslagen. De bestandsgrootte wordt gemeten in eenheden die met B (byte) worden aangegeven. Grote files en de geheugencapaciteit van
apparaten worden aangeduid in eenheden van kB (kilobyte), MB (megabyte) en GB (gigabyte). 1 kB=1024 B, 1 MB=1024 kB en
1 GB=1024 MB.
Formatteren
Initialisatie van het USB-flashstation heet “formatteren”. Als u een USB-flashstation formatteert via de EAD10, worden alle bestanden en
directory's (of mappen) gewist.
Opslaan, laden
“Opslaan” verwijst naar het schrijven van gegevens naar een USB-flashstation, terwijl “laden” verwijst naar het lezen van bestanden van
een USB-flashstation.
De EAD10 kan maximaal 100 “.wav”-bestanden en 100 “.bin”-bestanden verwerken.
Zie pagina 6 voor meer informatie over het werken met de cursor.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
47
Page 48
MENU
File 1/2
Save: Bestand opslaan
Procedure
AllAlle gegevens (alle scènes, alle waves, Utility-gegevens en triggerinstellingen)
AllSceneScènegegevens voor alle scènes
OneSceneScènegegevens
Scene: Selecteer de scène u wilt opslaan.
Tri gg erTriggerinstellingen
Instellingen
Songs die met de recorder (intern geheugen) zijn opgenomen, worden niet opgeslagen bij “All” bestanden. Gebruik JOB/
RECORD ER/ EXPORT om gegevens als een bestand op te slaan die door de recorder zijn opgenomen.
LET OP
Omdat alle vier bestandstypen met dezelfde bestandsextensie (.bin) worden opgeslagen, kunt u niet dezelfde
bestandsnaam gebruiken bij het opslaan, zelfs niet als u het bestandstype wijzigt. Als u dezelfde bestandsnaam
gebruikt, overschrijft u het eerdere bestand met dezelfde naam.
OPMERKING
File
Save
Hiermee wordt het bestand op een USB-flashstation opgeslagen.
1. Sluit een USB-flashstation aan op de [USB TO DEVICE]-aansluiting.
2. Ga naar MENU/File/Save.
Het volgende scherm verschijnt.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
3. Selecteer het Type (bestandstype).
Gebruik de knoppen [–] en [+] om het bestandstype te selecteren dat u wilt opslaan.
3-1.
All, AllScene, OneScene, Trigger
Selecteer bij OneScene de scène die u wilt opslaan.
3-2.
Druk op de knop “” ([F1]) om de cursor naar het scènenummer te verplaatsen en gebruik de [–] en [+] om de scène te
selecteren die u wilt opslaan.
Wanneer de scène gebruikerswaves bevat, worden deze ook opgeslagen.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
48
Page 49
MENU
De bestandsnaam invoeren
1. Selecteer een teken met [–] en [+] en gebruik de knoppen “<” en “>” ([F1] en [F3]) om de cursor naar de
volgende tekenpositie te verplaatsen. U kunt een bestandsnaam van maximaal 16 tekens toewijzen.
2. Wanneer u alle tekens hebt ingevoerd, drukt u op de knop “OK” ([F2]).
File
4. Geef een naam op voor het bestand dat u wilt opslaan.
Druk op de knop “NAME” ([F2]).
4-1.
File
Het scherm NAME Edit verschijnt.
5. Sla het bestand op.
Druk op de knop “SAVE” ([F3]).
5-1.
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
Het bevestigingsscherm voor bestand opslaan verschijnt.
Druk op de knop “YES” ([F1]) om het bestand op te slaan. Als u het bestand niet wilt opslaan, drukt u op de knop “NO” ([F3]);
5-2.
het scherm gaat terug naar stap 2.
Als er al een bestand met dezelfde bestandsnaam bestaat, verschijnt het onderstaande bevestigingsscherm waarin u wordt
gevraagd of u het wilt overschrijven.
Als u het bestand met een andere naam wilt opslaan, drukt u op de knop “NO” ([F3]); het scherm gaat terug naar stap 2.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
49
Page 50
MENU
LET OP
Koppel het USB-flashstation niet los van de [USB TO DEVICE]-aansluiting of schakel de EAD10 niet uit terwijl gegevens worden
opgeslagen. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot een defect aan de EAD10 of tot beschadiging van het geheugen op het USBflashstation.
Load: Bestand laden
De EAD10 kan het bestand niet laden als het in een submap staat.
OPMERKING
Procedure
File
6. Druk op de knop “YES” ([F1]) om het bestand op te slaan.
Tijdens het opslaan wordt een bericht als het onderstaande weergegeven.
Als u tijdens het opslaan op de knop “CANCEL” ([F3]) drukt, wordt het proces gestopt en keert het scherm terug naar stap 2.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
“Completed” wordt weergegeven wanneer het opslaan voltooid is; het scherm gaat terug naar stap 2.
Load
Laadt een bestand in de EAD10 dat op een USB-flashstation is opgeslagen.
Wanneer u bestanden naar een computer hebt verplaatst voor bestandsbeheer, moet u ervoor zorgen deze terug te zetten in de hoofdmap van
het USB-flashstation.
1. Sluit het USB-flashstation met de bestanden die via de EAD10 zijn opgeslagen, aan op de [USB TO DEVICE]-
aansluiting.
2. Ga naar MENU/File/Load.
Het volgende scherm verschijnt.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
50
Page 51
MENU
AllAlle gegevens (alle scènes, alle waves, Utility-gegevens en triggerinstellingen)
AllSceneScènegegevens voor alle scènes
OneSceneScènegegevens
Tri gg erTriggerinstellingen
Instellingen
LET OP
Koppel het USB-flashstation niet los van de [USB TO DEVICE]-aansluiting of schakel de EAD10 niet uit terwijl gegevens worden
geladen. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot een defect aan de EAD10 of tot beschadiging van het geheugen op het USBflashstation.
File
3. Selecteer het Type (bestandstype).
Gebruik de knoppen [–] en [+] om het bestandstype te selecteren dat u wilt laden.
3-1.
File
All, AllScene, OneScene, Trigger
4. Selecteer het bestand dat u wilt laden.
Gebruik de knoppen “” en “” ([F1] en [F2]) om de cursor naar “File” te verplaatsen en selecteer het bestand dat u wilt
4-1.
laden met [–] en [+]. Alleen de bestanden die overeenkomen met uw geselecteerde bestandstype, worden weergegeven om te
kunnen laden.
Selecteer voor OneScene de scène waarnaar u OneScene wilt laden.
4-2.
Gebruik de knoppen “” en “” ([F1] en [F2]) om de cursor te verplaatsen naar het scènenummer en selecteer met [–] en [+]
de scène waarnaar u OneScene wilt laden.
Als de scène gebruikerswaves bevat, worden deze ook geladen.
5. Druk op de knop “LOAD” ([F3]).
Het bevestigingsscherm voor bestand laden verschijnt.
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
6. Druk op de knop “YES” ([F1]) om te laden.
Tijdens het laden wordt een bericht als het onderstaande weergegeven.
Als u tijdens het laden op de knop “CANCEL” ([F3]) drukt, wordt het proces gestopt en keert het scherm terug naar stap 2.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het laden voltooid is; het scherm gaat terug naar stap 2.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
51
Page 52
MENU
Rename: Naam van bestand wijzigen
Procedure
AllAlle gegevens (alle scènes, alle waves, Utility-gegevens en triggerinstellingen)
AllSceneScènegegevens voor alle scènes
OneSceneScènegegevens
Tri gg erTriggerinstellingen
WavWave-bestand
Instellingen
De bestandsnaam invoeren
1. Selecteer een teken met [–] en [+] en gebruik de knoppen “<” en “>” ([F1] en [F3]) om de cursor naar de
volgende tekenpositie te verplaatsen. U kunt een bestandsnaam van maximaal 16 tekens toewijzen.
2. Druk na het invoeren van alle tekens op de knop “OK” ([F2]).
File
Rename
Hiermee wordt de naam gewijzigd van het bestand dat op een USB-flashstation is opgeslagen.
1. Sluit het USB-flashstation aan op de [USB TO DEVICE]-aansluiting.
2. Ga naar MENU/File/Rename.
Het volgende scherm verschijnt.
3. Selecteer het type bestand waarvan u de naam wilt wijzigen.
Gebruik de knoppen [–] en [+] om het bestandstype te selecteren waarvan u de naam wilt wijzigen.
3-1.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
All, AllScene, OneScene, Trigger, Wav
4. Selecteer het bestand waarvan u de naam wilt wijzigen.
Druk op de knop “” ([F2]) om de cursor te verplaatsen naar “File”.
4-1.
Selecteer met [–] en [+] het bestand waarvan u de naam wilt wijzigen.
4-2.
5. Stel een nieuwe naam in voor het bestand.
Druk op de knop “” ([F2]) om de cursor naar de onderkant van het scherm te verplaatsen.
Druk op de knop “Name” ([F2]) om het scherm Enter File Name te openen.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
52
Page 53
MENU
LET OP
Koppel het USB-flashstation niet los van de [USB TO DEVICE]-aansluiting of schakel de EAD10 niet uit terwijl de naam van het
bestand wordt gewijzigd. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot een defect aan de EAD10 of tot beschadiging van het geheugen op
het USB-flashstation.
Delete: Bestand verwijderen
Procedure
File
6. Druk op de knop “RENAME” ([F3]).
Het bevestigingsscherm wordt geopend.
7. Druk op de knop “YES” ([F1]) om de naam te wijzigen.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
“Completed” wordt weergegeven wanneer het wijzigen van de naam voltooid is; het scherm gaat terug naar stap 2.
Delete
Hiermee wordt een bestand op het USB-flashstation verwijderd.
1. Sluit het USB-flashstation met het bestand dat u via de EAD10 wilt verwijderen aan op de [USB TO DEVICE]-
aansluiting.
2. Ga naar MENU/File/Delete.
Het volgende scherm verschijnt.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
53
Page 54
MENU
AllAlle gegevens (alle scènes, alle waves, Utility-gegevens en triggerinstellingen)
AllSceneScènegegevens voor alle scènes
OneSceneScènegegevens
Tri gg erTriggerinstellingen
WavWave-bestand
Instellingen
LET OP
Koppel het USB-flashstation niet los van de [USB TO DEVICE]-aansluiting of schakel de EAD10 niet uit terwijl het bestand wordt
verwijderd. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot een defect aan de EAD10 of tot beschadiging van het geheugen op het USBflashstation.
File
3. Selecteer het type bestand dat u wilt verwijderen.
Gebruik de knoppen “” en “” ([F1] en [F2]) om de cursor te verplaatsen naar “Type”.
3-1.
Gebruik de knoppen [–] en [+] om het bestandstype te selecteren.
3-2.
All, AllScene, OneScene, Trigger, Wav
4. Gebruik de knoppen “” en “” ([F1] en [F2]) om de cursor te verplaatsen naar “File”.
5. Selecteer met de knoppen [–] en [+] het bestand dat u wilt verwijderen.
Afhankelijk van de in stap 3 geselecteerde bestanden, worden alleen de bestanden weergegeven die u kunt verwijderen.
6. Druk op de knop “DELETE” ([F3]).
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
Het bevestigingsscherm voor verwijderen wordt geopend.
7. Druk op de knop “YES” ([F1]) om het bestand te verwijderen.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het verwijderen voltooid is; het scherm gaat terug naar stap 2.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
54
Page 55
MENU
Format: USB-flashstation formatteren
LET OP
Formatteren wist alle gegevens op het USB-flashstation. Controleer vóór het formatteren of het USB-flashstation geen belangrijke
gegevens bevat.
Procedure
File
Format
Soms zijn USB-flashstations niet direct te gebruiken. Dan moet u het USB-flashstation formatteren volgens onderstaande procedures.
1. Sluit het USB-flashstation aan op de [USB TO DEVICE]-aansluiting.
2. Ga naar MENU/File/Format.
Het volgende scherm verschijnt.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
3. Druk op de knop “FORMAT” ([F3]).
Het bevestigingsscherm voor het formatteren van het USB-flashstation verschijnt.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
55
Page 56
MENU
LET OP
Koppel het USB-flashstation niet los van de [USB TO DEVICE]-aansluiting of schakel de EAD10 niet uit terwijl het USBflashstation wordt geformatteerd. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot een defect aan de EAD10 of tot beschadiging van het
geheugen op het USB-flashstation.
De vrije ruimte wordt weergegeven in MB (megabytes). Tevens wordt de vrije geheugenruimte voor het gehele geheugen
weergegeven in %.
Eenheden die worden gebruikt om capaciteitsverandering volgens geheugengrootte aan te geven (KB: kilobyte, MB: megabyte, GB: gigabyte).
OPMERKING
File
4. Druk op de knop “YES” ([F1]) om te formatteren.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het formatteren voltooid is; het scherm gaat terug naar stap 2.
File
SaveLoadRenameDeleteFormatMemory Info
Memory Info
Geeft het geheugengebruik van het USB-flashstation weer.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
56
Page 57
Structuur van instellingenscherm
Factory Reset
Factory ResetFabriekstoestand
Factory Reset: Fabriekstoestand
LET OP
Als u het apparaat in de fabriekstoestand terugzet, worden alle gegevens in de gebruikersinstellingen gewist. Zorg ervoor dat alle
belangrijke gegevens zijn opgeslagen op een USB-flashgeheugen (pagina 48).
Standaardfabrieksin
Factory Reset
Factory Reset
Hiermee worden alle gegevens in de gebruikersinstellingen (gebruikersscènes, triggerinstellingen, waves,
hulpprogramma's, recorder intern geheugen) in de fabriekstoestand teruggezet.
Factory Reset
1. Ga naar MENU/Factory Reset.
Het volgende scherm verschijnt.
2. Druk op de knop “RESET” ([F3]).
Het scherm voor bevestiging om de fabriekstoestand terug te zetten, wordt geopend.
3. Druk op de knop “YES” ([F1]) om de fabriekstoestand terug te zetten.
Als u dit niet wilt doen, drukt u op de knop “NO” ([F3]).
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
57
Page 58
MENU
Factory Reset
Het volgende bericht wordt tijdens deze handeling weergegeven.
“Completed” wordt weergegeven wanneer het terugzetten in de fabriekstoestand is voltooid en het Scene-scherm wordt weer geopend.
Factory Reset
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
58
Page 59
Een computer aansluiten
Computer
[USB TO HOST]-aansluiting (achterpaneel)
[USB]-
aansluiting
USB-kabel
Hoofdgedeelte
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de [USB TO HOST]-aansluiting
Neem de volgende punten in acht wanneer u de computer aansluit op de [USB TO HOST]-aansluiting. Als u dit niet doet,
loopt u het risico dat de computer vastloopt en dat gegevens worden beschadigd of verloren gaan.
Als de computer of de EAD10 vastloopt, start u de toepassingssoftware of het besturingssysteem van de computer
opnieuw op of schakelt u de EAD10 uit en weer in.
LET OP
• Gebruik een USB-kabel van het type A-B. Zorg er ook voor dat de kabel niet langer is dan 3 meter. U kunt geen USB 3.0-kabels
gebruiken.
• Voordat u een computer op de [USB TO HOST]-aansluiting aansluit, sluit u de eventuele energiebesparende modus van de
computer af (zoals de sluimerstand, de slaapstand of stand-by).
• Ga als volgt te werk voordat u de EAD10 aan- of uitzet of de USB-kabel verbindt met of loskoppelt van de [USB TO HOST]aansluiting.
- Sluit eventuele geopende softwaretoepassingen op de computer af.
• Als u de Hoofdgedeelte in-/uitschakelt, moet u minstens zes seconden wachten voordat u de USB-kabel aansluit of loskoppelt.
Het Yamaha Steinberg USB Driver installeren
OPMERKING
Als u de Hoofdgedeelte op een computer aansluit via een USB-kabel, kunt u audio- of MIDI-gegevens verzenden en
ontvangen.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Hoofdgedeelte en de computer op elkaar aansluit.
Een USB-kabel wordt niet meegeleverd. Als u de computer op de Hoofdgedeelte wilt aansluiten, gebruikt u een USB A-B-kabel die niet langer is
dan 3 meter.
Als u audiogegevens met een Windows-computer wilt gebruiken, moet u het Yamaha Steinberg USB Driver installeren.
Wanneer u een MacOs-computer gebruikt of wanneer u een Windows-computer gebruikt om alleen MIDI-gegevens te verwerken, hoeft u het
Yamaha Steinberg USB Driver niet te installeren.
1. Download het meest recente Yamaha Steinberg USB Driver via de volgende URL.
http://download.yamaha.com/
Druk op de knop [(stuurprogrammanaam)], download en open het bestand.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
59
Page 60
Een computer aansluiten
OPMERKING
DAW-software gebruiken
Meer informatie over MIDI
De informatie met betrekking tot MIDI en het maken van muziek met een computer vindt u in de
Datalijst (PDF-document).
De Datalijst (PDF-document) kan worden gedownload via de volgende webpagina.
http://download.yamaha.com/
* Yamaha Corporation behoudt zich het recht voor deze URL op elk gewenst moment zonder voorafgaande
• Op de bovenstaande webpagina vindt u informatie over systeemvereisten.
• Ter verbetering kan het Yamaha Steinberg USB Driver zonder voorafgaande kennisgeving worden bijgewerkt. Zie de bovenstaande website
voor de meeste recente informatie.
2. Installeer het Yamaha Steinberg USB Driver op uw computer.
Zie voor meer informatie de installatiehandleiding voor het Yamaha Steinberg USB Driver.
Zie voor meer informatie over het opnemen of afspelen van audio de gebruikershandleiding voor de DAW-software.
USB-audio en de opnamefunctie kunnen niet tegelijkertijd op de EAD10 worden gebruikt.
De standaardinstelling schakelt automatisch naar alleen MIDI via USB wanneer de recorder in gebruik is.
Normaal gesproken hoeft u geen stuurprogramma te installeren. Als het apparaat echter onstabiel functioneert of er andere problemen
optreden, downloadt u het USB-MIDI-stuurprogramma van de onderstaande website en installeert u dit op uw computer.
Yamaha Downloads: http://download.yamaha.com/
Voer de modelnaam in en selecteer het USB-MIDI-stuurprogramma voor uw besturingssysteem.
Zie de installatiehandleiding bij het downloadbestand voor installatie-instructies.
• Het is mogelijk dat het standaard Yamaha USB-MIDI-stuurprogramma niet compatibel is, afhankelijk van het door u gebruikte
besturingssysteem.
• Voor MAC-computers is de installatie van stuurprogramma's niet nodig omdat de standaardstuurprogramma's in MacOs worden gebruikt.
EAD10 Naslaggids (geavanceerd)
60
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.