Als bezitter van een DT125R kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime
ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie
van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze DT125R
optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om
ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde
punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
2
4
5
6
7
8
9
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
DAU00005
1
Q
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT
HIER OM UW PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
2
3
X@
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of
dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de
motorfiets inspekteert of repareert.
4
5
6
<>
OPMERKING:
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht
dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te
vergemakkelijken of duidelijker te maken.
7
8
9
OPMERKING:
8 Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook
bij verkoop bij de motorfiets te blijven.
8 Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in
deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie
up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met
uw Yamaha dealer.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN
DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn
echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér
dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede
2
3
staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf
ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De
berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook
de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
4
5
6
7
8
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een
auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van
scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te
rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een
ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je
doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
9
1-1
BESCHRIJVING
123456
7
8
910
Linker aanzicht
1
2
3
4
5
6
7
8
1. Koplampt (blz. 6-33)
9
2. Radiateurdop (blz. 6-13)
3. Benzinekraan (blz. 3-9)
4. Luchtfilter (blz. 6-15)
5. Koelvloeistof-reservoirtank (blz. 6-13)
6. Helmhouder (blz. 3-12)
DAU00026
7. Chokehendel (choke) (blz. 3-10)
8. Versnellingspedaal (blz. 3-5, 5-4)
9. Y.E.I.S. (blz. 3-14)
10. Y.P.V.S. (blz. 3-15)
2-1
111213
1415
Rechter aanzicht
BESCHRIJVING
1
2
3
4
11. Gereedschapsset (blz. 6-1)
12. Zekering (blz. 6-33)
13. Motorolietank (blz. 3-9)
14. Achterrempedaal (blz. 3-6, 6-22)
15. Afsteller de voorbelasting van
de achterschokbreker (blz. 3-13)
5
6
7
8
9
2-2
BESCHRIJVING
16171819202122
2324
25
Bedieningselementen/instrumenten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
16. Koppelingshendel (blz. 3-5, 6-21)
17. Linker stuurschakelaars (blz. 3-4)
18. Snelheidsmeter (blz. 3-3)
19. Motortemperataur-meter (blz. 3-4)
20. Toerenteller (blz. 3-3)
21. Rechter stuurschakelaars (blz. 3-5)
22. Voorremhendel (blz. 3-6, 6-27)
23. Gashendel (blz. 6-17, 6-27)
24. Tankdop (blz. 3-6)
25. Kontaktslot-schakelaar (blz. 3-1)
2-3
ON
OFF
EAU00027
1
2
3
4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Kontaktslot-schakelaar
DAU00028
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen
van de ontsteking en van de verlichting.
Hieronder volgt de beschrijving van de
bediening.
ON
De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze
stand staat, kan de sleutel niet verwijderd
worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
Als de kontaktslot-schakelaar
in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.
DAU00036
DAU00038
1. Richtungaansijzer-kontrolelampje “5”
2. Grootlicht-kontrolelampje “&”
3. Vrijstand-kontrolelampje “N”
4. Oliepeil-waarschuwingslampje “7”
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00057
Richtingsaanwijzer-kontrolelampje
“5”
Dit kontrolelampje knippert als de richtingaanwijzer naar links of naar rechts
wordt gezet.
DAU00061
Vrijstand-kontrolelampje “N”
Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.
3-1
Grootlicht-kontrolelampje “&”
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.
DAU01313
Oliepeil-controlelampje “7”
Dit controlelampje licht op als het oliepeil
te laag is. Dit elektrische circuit kan
gekontroleerd worden volgens de procedure op blz. 3-2.
DC000000
<>
Let op dat u nooit met de motorfiets
rijdt als er niet voldoende olie in het
carter aanwezig is.
OPMERKING:
Ook al is er olie tot het voorgeschreven
peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeilcontrolelampje op een helling of tijdens
plotseling accelereren of remmen wel
eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00075
Kontroleprocedure voor het oliepeil-waarschuwingslampje
1
2
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”.
3
Zet de versnelling in vrij.
4
Oliepeil-waarschuwings-
5
lampje licht niet op.
6
7
Oliepeil-waarschuwingslampje licht niet op.
Oliepeil-waarschuwingslampje licht op.
Schakel een versnelling in.
Oliepeilwaarschuwingslampje licht op.
8
9
Vraag uw Yamaha dealer om
het elektrische circuit te
inspekteren.
Het oliepeil en het elektrische circuit zijn in orde.
U kunt met de motorfiets rijden.
Vul motorolie bij.
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
4
2
3
1
OPMERKING:
(alleen voor het Duitse model met snelheidsbegrenzer)
Deze motorfiets is voorzien van een snelheidsbegrenzer die zorgt dat de maximumsnelheid van 80 km/uur niet overschreden kan worden.
1
2
3
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Dagteller
4. Nulstelknop
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van
de motorfiets aan. Deze snelheidsmeter
is tevens uitgerust met een kilometerteller
en een dagteller. De dagteller kan op nul
teruggezet worden met de nulstelknop.
Gebruik deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt
afleggen, zonder op reserve te hoeven
overgaan. Als u dit enkele malen doet,
zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om
te tanken.
DAU01087
3-3
1. Toerenteller
2. Rode gebied
DAU00102
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische
toerenteller zodat de bestuurder het
motortoerental goed kan aflezen, en
zodoende de motorbelasting binnen de
vereiste grenzen kan houden.
DC000003
<>
Zorg dat de toerenteller nooit in het
rode gebied komt.
Rode gebied: 10,500 tpm en hoger
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
2
1
34
1
2
3
1. Koelvloeistoftemperatuur-meter
4
2. Rode gebied
Koelvloeistoftemperatuur-meter
5
Deze meter geeft de temperatuur van de
koelvloeistof aan, als de kontaktslot-scha-
6
kelaar op “ON” staat. De temperatuur van
de motor is afhankelijk van de weersom-
7
standigheden en van de mate waarin de
motor belast wordt. Als de naald van de
meter in het rode gebied komt, stop de
8
motorfiets dan onmiddellijk en laat de
motor afkoelen. (Zie blz. 6-13 voor meer
9
details.)
<>
Als de motor oververhit is, stop dan
onmiddellijk met rijden.
DAU01652
DC000002
1. Lichtschakelaar
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Klaxon-schakelaar “*”
4. Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “&”voor grootlicht en naar “%” voor dimlicht.
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“4”. Als u de schakelaar loslaat, keert
deze terug naar de middenpositie. Om de
richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt
u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.
Klaxon-schakelaar “*”
DAU00129
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
Lichtschakelaar
DAU00134
Door de lichtschakelaar naar “
'” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld
worden. Door de lichtschakelaar naar
“:” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.
3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
6
5
4
3
2
1
N
1
1
1
2
3
1. Motorstop-schakelaar
DAU00138
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder
noodomstandigheden, zoals wanneer de
motorfiets is omgevallen of bij problemen
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
“#” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “$”.
1. Koppelingshendel
DAU00155
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur. Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in.
Om de koppeling weer te laten opkomen
laat u de koppelingshendel weer langzaam van het stuur weg gaan. Voor een
soepele bediening is het het beste om de
koppelingshendel snel in te trekken en
langzaam te laten opkomen.
3-5
N. Vrijstand
1. Versnellingspedaal
DAU00157
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 6versnellingsbak met konstante aangrijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich links
van het motorblok. Schakel nooit op of
terug, zonder de koppeling te gebruiken.
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
3
1
2
1
2
3
1. Voorremhendel
4
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
5
rechterhandvat van het stuur. Trek de
hendel in om te remmen.
6
7
8
9
DAU00158
1. Achterrempedaal
DAU00162
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts
van het motorblok. Trap het pedaal in om
te remmen.
3-6
1. Benzinetankdop
2. Ontsluiten
3. Openen
DAU00177
Benzinetankdop
Openen
Steek de sleutel in het sleutelgat en draai
deze 1/4 slag rechtsom. Draai de dop 1/3
slag naar links en verwijder deze van de
benzinetank.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de
juiste plaats en draai deze 1/3 slag rechtsom. Vergrendel de dop door de sleutel
een 1/4 slag rechtsom te draaien en verwijder de sleutel.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
2
1
2
1
3
4
OPMERKING:
De benzinetankdop kan niet op de benzinetank worden aangebracht als deze niet
ontgrendeld is. De sleutel dient in de benzinetankdop te blijven totdat deze weer
geplaatst en vergrendeld is.
1
2
X@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens
weg te rijden.
DW000023
1. Vulslang
2. Brandstonivo
DAU01183
Benzine
(Behalve voor Zwitserland en
Oostenrijk)
Kontroleer of er zich voldoende benzine
in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in
de afbeelding aangegeven.
DW000130
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt gemorst.
Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans
dat de benzinetank overloopt, als de
benzine door verwarming uitzet.
3-7
1. Vulskang
2. Vultrechter
3. Bladklep
4. Brandstofnivo
DAU01184
Benzine
(Voor Zwitserland en Oostenrijk)
Kontroleer of er zich voldoende benzine
in de benzinetank bevindt. Voor het bijvullen steekt u het vulmondstuk in de vulopening en vult u de tank niet verder dan
tot onderaan de vulhals, zoals in de
afbeelding aangegeven.
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
1
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt gemorst.
Vul de tank nooit verder dan tot onder-
2
aan de vulhals, anders bestaat de kans
dat de benzinetank overloopt, als de
3
benzine door verwarming uitzet.
4
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
5
deze dan onmiddellijk weg met een
droge, zachte doek. Benzine kan
6
geverfde oppervlakken en plastic
afwerking aantasten.
7
8
9
DW000130
DAU00185
DAU00191
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een
oktaangehalte van 91 ron of hoger
(oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
10,0 L
Reserve:
1,8 L
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte.
Katalysator
DAU01084
(Voor Zwitserland en Oostenrijk)
Deze motorfiets is voorzien van een katalysator in de uitlaat.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet meteen na
het afzetten van de motor.
Zorg dat het uitlaatsysteem voldoende
is afgekoeld alvorens te beginnen met
afstellingen of smering.
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
RES
ON
FUEL
OFF
1
2
1
<>
Neem de volgende punten in acht om
brand of eventuele beschadigingen
aan de motorfiets te voorkomen.
88
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal de katalysator
onherstelbaar worden beschadigd.
88
Parkeer de motorfiets nooit boven
gras of op een andere plaats met
brandbare materialen.
88
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
DC000114
1. Olietankdop
2. Stopmoer
DAU02956
Tweetakt-motorolie
Zorg dat er voldoende tweetakt-motorolie
in de olietank aanwezig is. Indien nodig,
bijvullen met het aanbevolen type olie.
Aanbevolen motorolie:
Yamalube 2 of 2-takt motorolie
(JASO FC kwaliteit of ISO EG-C,
EG-D kwaliteit)
Inhoud olietank:
1,2 L
3-9
OFF: gesloten stand
1. Pijlteken op “OFF”
DAU03050
Benzinekraan
De benzinekraan voert benzine toe aan
de carburateur en tegelijkertijd wordt de
benzine gefilterd.
De benzinekraan heeft drie verschillende
standen:
OFF
Met de benzinekraan in deze stand
stroomt er geen benzine naar de motor.
Zet de benzinekraan altijd in deze stand
als de motor niet draait.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
ON
FUEL
RES
OFF
1
ON
OFF
ON
FUEL
RES
1
RES
ON: normale stand
1
2
3
1. Pijlteken op “ON”
4
ON
Met de benzinekraan in deze stand
5
stroomt er benzine naar de carburateur.
Zet de benzinekraan in deze stand voor
6
het starten van de motor en het rijden met
de motorfiets.
7
8
9
RES: reserve-stand
1. Pijlteken op “RES”
RES
Dit is de reservestand. Als de tank tijdens
het rijden leeg raakt, zet u de benzinekraan in deze stand. Vul de tank dan bij
de eerste gelegenheid bij. Zet na het bijtanken vooral de benzinekraan weer
terug in de normale “ON” stand!
3-10
a
b
1. Chokeknop (choke) “1”
1
DAU02976
Chokeknop (choke) “1”
Het starten van een koude motor vereist
een rijker mengsel (meer benzine/minder
lucht). Een gescheiden choke-startcircuit
zorgt voor de toevoer van dit verrijkte
mengsel.
Draai in de a richting om de chokeknop
(choke) in te schakelen.
Draai in de b richting om de chokeknop
(choke) uit te schakelen.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
Het stuur van het slot halen
Steek de sleutel in het slot, druk hem in
en draai hem een 1/8 slag naar links
zodat hij omhoogkomt. Dan is het stuur
ontgrendeld en kunt u de sleutel verwijderen.
1
2
3
1. Kickstarter
DAU00212
Kickstarter
Draai de kickstarter weg van het motorblok. Duw de kickstarter met uw voet
lichtjes omlaag, totdat u voelt dat deze
aangrijpt en trap deze vervolgens met
kracht omlaag om de motor te starten. Dit
model beschikt over een primair-gekoppelde kickstarter dus u kunt de motor
starten terwijl er een versnelling is ingeschakeld, mits de koppeling ingetrokken
is. Het is echter raadzaam om de versnelling vrij te zetten om de motor te starten.
1. Stuurslot
DAU02934
Stuurslot
Het stuur op slot zetten
Draai het stuur helemaal naar rechts en
open het dekseltje van het stuurslot.
Steek de sleutel in het slot en draai deze
een 1/8 slag naar links. Druk vervolgens
de sleutel in terwijl u het stuur iets terug
naar links draait en draai de sleutel nu 1/8
slag rechtsom.
Controleer of het stuur vergrendeld is,
trek de sleutel uit het slot en plaats het
dekseltje terug over het slot.
3-11
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
1
2
3
1. Bout (×2)
4
Zadel
5
Verwijderen
1. Verwijder de panelen D en E. (Zie
6
7
blz. 6-9 voor het verwijderen en
installeren van de panelen.)
2. Verwijder de zadelbouten en licht
het zadel omhoog.
8
9
DAU01648
Installeren
1. Steek de nokken aan de voorkant
van het zadel in de uitsparingen en
draai de zadelbouten aan.
2. Installeer de panelen.
OPMERKING:
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het
zadel goed vast zit.
3-12
1. Openen
DAU00261
Helmhouder
Om de helmhouder te openen, steekt u
de sleutel in het slot en draait u hem in de
aangegeven richting.
Draai de sleutel terug in de oorspronkelijke stand om de helmhouder op slot te
zetten.
DW000030
X@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm
in de helmhouder bevindt. De helm
zou ergens tegenaan kunnen stoten,
waardoor u uw evenwicht zou kunnen
verliezen met als gevolg een ongeluk.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
b
a
2
1
“A”
3. Draai de borgmoer vast met het
voorgeschreven aantrekkoppel.
1. Vergrendelmoer
2. Afsteller
DAU01650
Afstellen van de
achterschokbreker
Deze schokbreker is uitgevoerd met een
afstelmechanisme voor de voorbelasting.
Stel de voorbelasting als volgt in:
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de afstelmoer in de a richting
om de veer-voorbelasting te verhogen en in de b richting om de veervoorbelasting te verlagen. De voorbelasting is geheel afhankelijk van
de ingestelde lengte van de veer.
Als u de veer korter instelt, geeft dit
een hogere voorbelasting en als u
de veer langer instelt, zal de voorbelasting minder zijn.
Veer-voorbelasting:
Minimaal (zacht):
Afstand A: 235 mm
Standaard:
Afstand A: 230 mm
Maximaal (stug):
Afstand A: 220 mm
DC000015
<>
Probeer de afsteller nooit voorbij de
minimum- of maximumstand te draaien.
3-13
Aantrekkoppel:
Borgmoer:
55 Nm (5,5 m·kg)
DC000018
<>
Draai de vergrendelmoer altijd tegen
de veer-afstelmoer aan en draai de vergrendelmoer met het voorgeschreven
aantrekkoppel vast.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
DAU00315
X@
Deze schokbreker bevat stikstofgas
1
onder bijzonder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie aandachtig
door alvorens over te gaan tot onder-
2
houdswerkzaamheden aan de schokbreker. Yamaha is niet verantwoorde-
3
lijk voor beschadigingen of
verwondingen ontstaan door verkeerd
behandelen van de schokbreker.
4
88
Probeer de cilinder niet te ope-
5
6
7
8
9
nen.
88
Zorg dat de schokbreker niet in de
buurt komt van open vuur of
blootgesteld wordt aan hoge temperaturen. Dit zou kunnen leiden
tot een ontploffing door uitzetting
van het stikstofgas.
88
Zorg dat de cilinder niet vervormd
of anderzins beschadigd wordt.
Dit zal een slechte werking van de
schokbreker tot gevolg hebben.
88
Als er iets mis is met de schokbreker of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng
uw motorfiets dan naar een
Yamaha dealer.
1. Achterste opbergvak
DAU00320
Achterste opbergvak
DW000032
X@
Zorg dat de 2 kg maximale belading
niet overschreden wordt.
1. Luchtkamer
2. Slang
Opmerking over het Yamaha
energie-induktiesysteem
(Y.E.I.S.)
De luchtkamer en -slang dienen altijd
uiterst voorzichtig behandeld te worden.
Een verkeerde installatie of een beschadigd onderdeel zullen leiden tot slecht
funktioneren van de motorfiets. Vervang
gescheurde of beschadigde onderdelen
onmiddellijk. Breng nooit enige wijziging
in dit systeem aan.
<>
Probeer nooit veranderingen aan te
brengen in het Yamaha energie-induktiesysteem.
DAU00325
DC000022
3-14
Loading...
+ 63 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.