Yamaha DT125R User Manual [nl]

HANDLEIDING
DT125R
3MB-28199-D7
Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!
DAU00001
1
Als bezitter van een DT125R kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze DT125R optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onder­houd van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
2
4
5
6
7
8
9

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
DAU00005
1
Q
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
2
3
X@
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de motorfiets inspekteert of repareert.
4
5
6
<>
OPMERKING:
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.
7
8
9
OPMERKING:
8 Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook
bij verkoop bij de motorfiets te blijven.
8 Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
1
2
4
5
6
7
8
9
1
2
3
4
5
6
7
© 2000 door Yamaha Motor Co., Ltd.
8
9
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
1e Uitgave, December 2000
Alle rechten voorbehouden.
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
DT125R
HANDLEIDING
Printed in Japan.
DAU03337
DAU00009

INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG...............................1-1
1
BESCHRIJVING............................................................2-1
2
Linker aanzicht...........................................................2-1
Rechter aanzicht........................................................2-2
Bedieningselementen/instrumenten ..........................2-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN
3
BEDIENINGSELEMENTEN..........................................3-1
Kontaktslot-schakelaar ..............................................3-1
Kontrolelampjes.........................................................3-1
Kontroleprocedure voor het
oliepeil-waarschuwingslampje...................................3-2
Snelheidsmeter..........................................................3-3
Toerenteller................................................................3-3
Koelvloeistoftemperatuur-meter.................................3-4
Stuurschakelaars.......................................................3-4
Koppelingshendel......................................................3-5
Versnellingspedaal ....................................................3-5
Voorremhendel..........................................................3-6
Achterrempedaal .......................................................3-6
Benzinetankdop.........................................................3-6
Benzine (Behalve voor Zwitserland en Oostenrijk)....3-7
Benzine (Voor Zwitserland en Oostenrijk).................3-7
Katalysator (Voor Zwitserland en Oostenrijk)............3-8
Motorolie....................................................................3-9
Benzinekraan.............................................................3-9
Chokeknop (choke) “
1”..........................................3-10
Kickstarter................................................................3-11
Stuurslot...................................................................3-11
Zadel........................................................................3-12
Helmhouder.............................................................3-12
Afstellen van de achterschokbreker.........................3-13
Achterste opbergbak................................................3-14
Opmerking over het Yamaha
energie-induktiesysteem (Y.E.I.S.)..........................3-14
Y.P.V.S. (Yamaha Power Valve System
= Yamaha kleppensysteem)....................................3-15
Zijstandaard.............................................................3-15
Kontrole van de
zijstandaard-onderbrekingsschakelaar....................3-16
KONTROLE VOOR HET RIJDEN.................................4-1
4
Kontrole voor het rijden..............................................4-1
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET
5
RIJDEN.........................................................................5-1
Starten van de motor.................................................5-1
Starten van een warme motor ...................................5-3
Schakelen..................................................................5-4
Aanbevolen snelheden voor op- en
terugschakelen (alleen voor Zwitserland)..................5-4
Tips voor het beperken van het benzineverbruik........5-5
Inrijden.......................................................................5-5
Parkeren....................................................................5-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE
6
REPARATIES ...............................................................6-1
Gereedschapsset.......................................................6-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Periodiek smeer- en onderhoudsschema..................6-3
Verwijderen en aanbrengen van
stroomlijnkappen........................................................6-6
Stroomlijnkap A..........................................................6-6
Stroomlijnkap B..........................................................6-7
Stroomlijnkap C .........................................................6-8
Verwijderen en aanbrengen van panelen..................6-8
Paneel D....................................................................6-9
Paneel E....................................................................6-9
Inspektie van de bougies.........................................6-10
Versnellingsbak-olie.................................................6-11
Koelsysteem............................................................6-12
Koelvloeistof verversen............................................6-13
Luchtfilter.................................................................6-15
Afstelling van de carburateur...................................6-16
Afstelling stationair toerental....................................6-17
Afstelling van de gaskabel.......................................6-17
Banden ....................................................................6-18
Wielen......................................................................6-20
Afstelling van de vrije slag van de
koppelingshendel.....................................................6-21
Afstellen van de vrije slag van de
voorremhendel.........................................................6-21
Afstellen van de achterrem-pedaalhoogte...............6-22
Afstelling van de remlicht-schakelaar......................6-23
Kontrole van de remvoeringen voor en achter.........6-23
Kontrole van het remvloeistofnivo............................6-24
Verversen van de remvloeisto.................................6-25
Kontrole van de kettingspanning .............................6-25
Afstellen van de kettingspanning.............................6-26
Smering van de ketting............................................6-26
Inspektie en smering van de kabels ........................6-27
Smering van de gaskabel en van de gashendel .......6-27
Afstellen van de pomp voor de zelfsmering.............6-28
Smeren van het rempedaal en
versnellingspedaal...................................................6-28
Smeren van de voorremhendel en
koppelingshendel.....................................................6-28
Smering van de zijstandaard...................................6-29
Inspektie van de voorvork........................................6-29
Inspektie van de stuurinrichting...............................6-30
Wiellagers................................................................6-30
Accu.........................................................................6-31
Vervangen van zekeringen......................................6-33
Vervangen van de gloeilamp van de koplamp.........6-33
Vervangen van de gloeilamp van de
richtingaanwijzer......................................................6-35
Vervangen van de gloeilamp van het
remlicht/achterlicht...................................................6-35
Ondersteunen van de motorfiets .............................6-36
Demonteren van het voorwiel..................................6-36
Monteren van het voorwiel.......................................6-37
Demonteren van het achterwiel...............................6-38
Monteren van het achterwiel....................................6-39
Verhelpen van storingen..........................................6-39
Lijst voor het opsporen van storingen......................6-40
ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE
7
MOTORFIETS...............................................................7-1
Onderhoud.................................................................7-1
Opslag .......................................................................7-4
TECHNISCHE GEGEVENS..........................................8-1
8
INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT......................9-1
9
Identifikatie-nummer..................................................9-1
Identifikatienummer van de sleutel............................9-1
Motorfiets-identifikatienummer...................................9-1
Modelplaatje ..............................................................9-2
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU00021
QQ

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.
1
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede
2
3
staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
4
5
6
7
8
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoe­nen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risi­co’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere wegge­bruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
9
1-1

BESCHRIJVING

1 23 4 5 6
7
8
910
Linker aanzicht
1
2
3
4
5
6
7
8
1. Koplampt (blz. 6-33)
9
2. Radiateurdop (blz. 6-13)
3. Benzinekraan (blz. 3-9)
4. Luchtfilter (blz. 6-15)
5. Koelvloeistof-reservoirtank (blz. 6-13)
6. Helmhouder (blz. 3-12)
DAU00026
7. Chokehendel (choke) (blz. 3-10)
8. Versnellingspedaal (blz. 3-5, 5-4)
9. Y.E.I.S. (blz. 3-14)
10. Y.P.V.S. (blz. 3-15)
2-1
11 12 13
1415
Rechter aanzicht
BESCHRIJVING
1
2
3
4
11. Gereedschapsset (blz. 6-1)
12. Zekering (blz. 6-33)
13. Motorolietank (blz. 3-9)
14. Achterrempedaal (blz. 3-6, 6-22)
15. Afsteller de voorbelasting van de achterschokbreker (blz. 3-13)
5
6
7
8
9
2-2
BESCHRIJVING
16 17 18 19 20 21 22
2324
25
Bedieningselementen/instrumenten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
16. Koppelingshendel (blz. 3-5, 6-21)
17. Linker stuurschakelaars (blz. 3-4)
18. Snelheidsmeter (blz. 3-3)
19. Motortemperataur-meter (blz. 3-4)
20. Toerenteller (blz. 3-3)
21. Rechter stuurschakelaars (blz. 3-5)
22. Voorremhendel (blz. 3-6, 6-27)
23. Gashendel (blz. 6-17, 6-27)
24. Tankdop (blz. 3-6)
25. Kontaktslot-schakelaar (blz. 3-1)
2-3
ON
OFF
EAU00027
1
2
3
4

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar
DAU00028
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschake­laar) dient voor het in- en uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.
ON
De elektrische circuits worden ingescha­keld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwij­derd worden.
DAU00036
DAU00038
1. Richtungaansijzer-kontrolelampje “5
2. Grootlicht-kontrolelampje “&
3. Vrijstand-kontrolelampje “N”
4. Oliepeil-waarschuwingslampje “7
DAU00056
Kontrolelampjes
DAU00057
Richtingsaanwijzer-kontrolelampje “5
Dit kontrolelampje knippert als de rich­tingaanwijzer naar links of naar rechts wordt gezet.
DAU00061
Vrijstand-kontrolelampje “N”
Dit kontrolelampje licht op als de versnel­ling in zijn vrij staat.
3-1
Grootlicht-kontrolelampje “&”
DAU00063
Dit kontrolelampje licht op als het groot­licht wordt ingeschakeld.
DAU01313
Oliepeil-controlelampje “7
Dit controlelampje licht op als het oliepeil te laag is. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de proce­dure op blz. 3-2.
DC000000
<>
Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt als er niet voldoende olie in het carter aanwezig is.
OPMERKING:
Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeil­controlelampje op een helling of tijdens plotseling accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00075
Kontroleprocedure voor het oliepeil-waarschuwingslampje
1
2
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”.
3
Zet de versnelling in vrij.
4
Oliepeil-waarschuwings-
5
lampje licht niet op.
6
7
Oliepeil-waarschuwings­lampje licht niet op.
Oliepeil-waarschuwings­lampje licht op.
Schakel een versnelling in.
Oliepeil­waarschuwingslampje licht op.
8
9
Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.
Het oliepeil en het elektri­sche circuit zijn in orde. U kunt met de motorfiets rij­den.
Vul motorolie bij.
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
4
2
3
1
OPMERKING:
(alleen voor het Duitse model met snel­heidsbegrenzer) Deze motorfiets is voorzien van een snel­heidsbegrenzer die zorgt dat de maxi­mumsnelheid van 80 km/uur niet over­schreden kan worden.
1
2
3
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Dagteller
4. Nulstelknop
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van de motorfiets aan. Deze snelheidsmeter is tevens uitgerust met een kilometerteller en een dagteller. De dagteller kan op nul teruggezet worden met de nulstelknop. Gebruik deze dagteller om te kijken hoe­veel kilometer u met één volle tank kunt afleggen, zonder op reserve te hoeven overgaan. Als u dit enkele malen doet, zult u in de toekomst beter kunnen plan­nen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.
DAU01087
3-3
1. Toerenteller
2. Rode gebied
DAU00102
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.
DC000003
<>
Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt. Rode gebied: 10,500 tpm en hoger
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
2
1
34
1
2
3
1. Koelvloeistoftemperatuur-meter
4
2. Rode gebied
Koelvloeistoftemperatuur-meter
5
Deze meter geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan, als de kontaktslot-scha-
6
kelaar op “ON” staat. De temperatuur van de motor is afhankelijk van de weersom-
7
standigheden en van de mate waarin de motor belast wordt. Als de naald van de meter in het rode gebied komt, stop de
8
motorfiets dan onmiddellijk en laat de motor afkoelen. (Zie blz. 6-13 voor meer
9
details.)
<>
Als de motor oververhit is, stop dan onmiddellijk met rijden.
DAU01652
DC000002
1. Lichtschakelaar
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Klaxon-schakelaar “*”
4. Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “&”voor groot­licht en naar “%” voor dimlicht.
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “4”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de mid­denpositie staat.
Klaxon-schakelaar “*
DAU00129
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
Lichtschakelaar
DAU00134
Door de lichtschakelaar naar “
'” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlich­ting en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “:” te draaien zal de koplamp ook inge­schakeld worden.
3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
6 5 4 3 2
1
N
1
1
1
2
3
1. Motorstop-schakelaar
DAU00138
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veilig­heids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar “#” als u de motor wilt starten. In nood­gevallen draait u de schakelaar naar “$”.
1. Koppelingshendel
DAU00155
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur. Om te ont­koppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten opkomen laat u de koppelingshendel weer lang­zaam van het stuur weg gaan. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam te laten opkomen.
3-5
N. Vrijstand
1. Versnellingspedaal
DAU00157
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 6­versnellingsbak met konstante aangrij­ping. Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
3
1
2
1
2
3
1. Voorremhendel
4
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
5
rechterhandvat van het stuur. Trek de hendel in om te remmen.
6
7
8
9
DAU00158
1. Achterrempedaal
DAU00162
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om te remmen.
3-6
1. Benzinetankdop
2. Ontsluiten
3. Openen
DAU00177
Benzinetankdop
Openen
Steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. Draai de dop 1/3 slag naar links en verwijder deze van de benzinetank.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats en draai deze 1/3 slag recht­som. Vergrendel de dop door de sleutel een 1/4 slag rechtsom te draaien en ver­wijder de sleutel.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
2
1
2
1
3
4
OPMERKING:
De benzinetankdop kan niet op de benzi­netank worden aangebracht als deze niet ontgrendeld is. De sleutel dient in de ben­zinetankdop te blijven totdat deze weer geplaatst en vergrendeld is.
1
2
X@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop goed op de bezinetank zit, alvorens weg te rijden.
DW000023
1. Vulslang
2. Brandstonivo
DAU01183
Benzine
(Behalve voor Zwitserland en Oostenrijk)
Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.
DW000130
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onder­aan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.
3-7
1. Vulskang
2. Vultrechter
3. Bladklep
4. Brandstofnivo
DAU01184
Benzine
(Voor Zwitserland en Oostenrijk)
Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Voor het bijvul­len steekt u het vulmondstuk in de vulo­pening en vult u de tank niet verder dan tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
1
is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onder-
2
aan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de
3
benzine door verwarming uitzet.
4
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
5
deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan
6
geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.
7
8
9
DW000130
DAU00185
DAU00191
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onder­zoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
10,0 L
Reserve:
1,8 L
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.
Katalysator
DAU01084
(Voor Zwitserland en Oostenrijk)
Deze motorfiets is voorzien van een kata­lysator in de uitlaat.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet meteen na het afzetten van de motor. Zorg dat het uitlaatsysteem voldoende is afgekoeld alvorens te beginnen met afstellingen of smering.
3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
RES
ON
FUEL
OFF
1
2
1
<>
Neem de volgende punten in acht om brand of eventuele beschadigingen aan de motorfiets te voorkomen.
88
Gebruik uitsluitend loodvrije ben­zine. Bij gebruik van loodhouden­de benzine zal de katalysator onherstelbaar worden bescha­digd.
88
Parkeer de motorfiets nooit boven gras of op een andere plaats met brandbare materialen.
88
Laat de motor niet langdurig sta­tionair draaien.
DC000114
1. Olietankdop
2. Stopmoer
DAU02956
Tweetakt-motorolie
Zorg dat er voldoende tweetakt-motorolie in de olietank aanwezig is. Indien nodig, bijvullen met het aanbevolen type olie.
Aanbevolen motorolie:
Yamalube 2 of 2-takt motorolie (JASO FC kwaliteit of ISO EG-C, EG-D kwaliteit)
Inhoud olietank:
1,2 L
3-9
OFF: gesloten stand
1. Pijlteken op “OFF”
DAU03050
Benzinekraan
De benzinekraan voert benzine toe aan de carburateur en tegelijkertijd wordt de benzine gefilterd. De benzinekraan heeft drie verschillende standen:
OFF
Met de benzinekraan in deze stand stroomt er geen benzine naar de motor. Zet de benzinekraan altijd in deze stand als de motor niet draait.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
ON
FUEL
RES
OFF
1
ON
OFF
ON
FUEL
RES
1
RES
ON: normale stand
1
2
3
1. Pijlteken op “ON”
4
ON
Met de benzinekraan in deze stand
5
stroomt er benzine naar de carburateur. Zet de benzinekraan in deze stand voor
6
het starten van de motor en het rijden met de motorfiets.
7
8
9
RES: reserve-stand
1. Pijlteken op “RES”
RES
Dit is de reservestand. Als de tank tijdens het rijden leeg raakt, zet u de benzine­kraan in deze stand. Vul de tank dan bij de eerste gelegenheid bij. Zet na het bij­tanken vooral de benzinekraan weer terug in de normale “ON” stand!
3-10
a
b
1. Chokeknop (choke) “1
1
DAU02976
Chokeknop (choke) “1”
Het starten van een koude motor vereist een rijker mengsel (meer benzine/minder lucht). Een gescheiden choke-startcircuit zorgt voor de toevoer van dit verrijkte mengsel. Draai in de a richting om de chokeknop (choke) in te schakelen. Draai in de b richting om de chokeknop (choke) uit te schakelen.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
Het stuur van het slot halen
Steek de sleutel in het slot, druk hem in en draai hem een 1/8 slag naar links zodat hij omhoogkomt. Dan is het stuur ontgrendeld en kunt u de sleutel verwijde­ren.
1
2
3
1. Kickstarter
DAU00212
Kickstarter
Draai de kickstarter weg van het motor­blok. Duw de kickstarter met uw voet lichtjes omlaag, totdat u voelt dat deze aangrijpt en trap deze vervolgens met kracht omlaag om de motor te starten. Dit model beschikt over een primair-gekop­pelde kickstarter dus u kunt de motor starten terwijl er een versnelling is inge­schakeld, mits de koppeling ingetrokken is. Het is echter raadzaam om de versnel­ling vrij te zetten om de motor te starten.
1. Stuurslot
DAU02934
Stuurslot
Het stuur op slot zetten
Draai het stuur helemaal naar rechts en open het dekseltje van het stuurslot. Steek de sleutel in het slot en draai deze een 1/8 slag naar links. Druk vervolgens de sleutel in terwijl u het stuur iets terug naar links draait en draai de sleutel nu 1/8 slag rechtsom. Controleer of het stuur vergrendeld is, trek de sleutel uit het slot en plaats het dekseltje terug over het slot.
3-11
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
1
1
2
3
1. Bout (×2)
4
Zadel
5
Verwijderen
1. Verwijder de panelen D en E. (Zie
6
7
blz. 6-9 voor het verwijderen en installeren van de panelen.)
2. Verwijder de zadelbouten en licht het zadel omhoog.
8
9
DAU01648
Installeren
1. Steek de nokken aan de voorkant van het zadel in de uitsparingen en draai de zadelbouten aan.
2. Installeer de panelen.
OPMERKING:
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het zadel goed vast zit.
3-12
1. Openen
DAU00261
Helmhouder
Om de helmhouder te openen, steekt u de sleutel in het slot en draait u hem in de aangegeven richting. Draai de sleutel terug in de oorspronkelij­ke stand om de helmhouder op slot te zetten.
DW000030
X@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
b
a
2
1
“A”
3. Draai de borgmoer vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.
1. Vergrendelmoer
2. Afsteller
DAU01650
Afstellen van de achterschokbreker
Deze schokbreker is uitgevoerd met een afstelmechanisme voor de voorbelasting. Stel de voorbelasting als volgt in:
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de afstelmoer in de a richting om de veer-voorbelasting te verho­gen en in de b richting om de veer­voorbelasting te verlagen. De voor­belasting is geheel afhankelijk van de ingestelde lengte van de veer. Als u de veer korter instelt, geeft dit een hogere voorbelasting en als u de veer langer instelt, zal de voorbe­lasting minder zijn.
Veer-voorbelasting:
Minimaal (zacht):
Afstand A: 235 mm
Standaard:
Afstand A: 230 mm
Maximaal (stug):
Afstand A: 220 mm
DC000015
<>
Probeer de afsteller nooit voorbij de minimum- of maximumstand te draai­en.
3-13
Aantrekkoppel:
Borgmoer:
55 Nm (5,5 m·kg)
DC000018
<>
Draai de vergrendelmoer altijd tegen de veer-afstelmoer aan en draai de ver­grendelmoer met het voorgeschreven aantrekkoppel vast.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
DAU00315
X@
Deze schokbreker bevat stikstofgas
1
onder bijzonder hoge druk. Lees de onderstaande informatie aandachtig door alvorens over te gaan tot onder-
2
houdswerkzaamheden aan de schok­breker. Yamaha is niet verantwoorde-
3
lijk voor beschadigingen of verwondingen ontstaan door verkeerd behandelen van de schokbreker.
4
88
Probeer de cilinder niet te ope-
5
6
7
8
9
nen.
88
Zorg dat de schokbreker niet in de buurt komt van open vuur of blootgesteld wordt aan hoge tem­peraturen. Dit zou kunnen leiden tot een ontploffing door uitzetting van het stikstofgas.
88
Zorg dat de cilinder niet vervormd of anderzins beschadigd wordt. Dit zal een slechte werking van de schokbreker tot gevolg hebben.
88
Als er iets mis is met de schok­breker of er moet onderhouds­werk aan verricht worden, breng uw motorfiets dan naar een Yamaha dealer.
1. Achterste opbergvak
DAU00320
Achterste opbergvak
DW000032
X@
Zorg dat de 2 kg maximale belading niet overschreden wordt.
1. Luchtkamer
2. Slang
Opmerking over het Yamaha energie-induktiesysteem (Y.E.I.S.)
De luchtkamer en -slang dienen altijd uiterst voorzichtig behandeld te worden. Een verkeerde installatie of een bescha­digd onderdeel zullen leiden tot slecht funktioneren van de motorfiets. Vervang gescheurde of beschadigde onderdelen onmiddellijk. Breng nooit enige wijziging in dit systeem aan.
<>
Probeer nooit veranderingen aan te brengen in het Yamaha energie-induk­tiesysteem.
DAU00325
DC000022
3-14
Loading...
+ 63 hidden pages