2. Verklaring van symbolen ....................................................................................................................................... 4
3. Voorgeschreven gebruik ....................................................................................................................................... 5
a) Algemeen ....................................................................................................................................................... 7
b) Stroomkabel/netspanning ............................................................................................................................... 8
c) Opstelplaats .................................................................................................................................................... 8
d) Gebruik ........................................................................................................................................................... 9
a) Algemeen ......................................................................................................................................................11
b) Extra informatie over lithium-accu’s .............................................................................................................. 12
a) Algemeen ..................................................................................................................................................... 21
b) Accu zonder Balancer-aansluiting opladen (“CHARGE”) ............................................................................. 22
c) Accu met Balancer-aansluiting opladen (“BALANCE”) ................................................................................. 23
12. NiMH- EN NiCd-accu’s ....................................................................................................................................... 26
a) Algemeen ..................................................................................................................................................... 26
b) Accu laden (“CHARGE”) ............................................................................................................................... 26
c) Automatische laadmodus (“Auto CHARGE”) ................................................................................................ 27
a) Algemeen ..................................................................................................................................................... 31
b) Accu laden (“CHARGE”) ............................................................................................................................... 31
c) Accu ontladen (“DISCHARGE”) .................................................................................................................... 32
a) Accugegevens selecteren/instellen .............................................................................................................. 34
b) Accugegevens opslaan ................................................................................................................................ 37
c) Accugegevens opladen ................................................................................................................................ 38
15. Spanningsindicator voor lithium-accu’s .............................................................................................................. 39
17. Waarschuwingen op het display ......................................................................................................................... 43
18. Informatie van het laadapparaat ......................................................................................................................... 44
19. Onderhoud en reiniging ...................................................................................................................................... 45
a) Algemeen ..................................................................................................................................................... 45
b) Batterijen en accu’s ...................................................................................................................................... 45
Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een uitstekend apparaat in
huis gehaald.
Voltcraft® - Deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning voor onovertroffen
kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid, buitengewone prestaties en
permanente innovaties.
Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest ingewikkelde taken
met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen handbereik. Bovendien: Bieden wij
u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze Voltcraft® -producten tegen een nagenoeg niet te
evenaren verhouding van prijs en prestaties. Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens
succesvolle samenwerking.
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft® -product!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
2. VERKLARING VAN SYMBOLEN
Het bliksemsymbool wordt gebruikt wanneer er gevaar bestaat voor uw gezondheid, bijv. door een elektri-
sche schok.
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaan-
wijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het pijlsymbool ziet u, wanneer u bijzondere tips en aanwijzingen voor de bediening zult verkrijgen.
4
3. VOORGESCHREVEN GEBRUIK
Het laadapparaat dient voor het op- en ontladen van accu’s van het type NiMH/NiCd (1 - 15 cellen), LiPo/LiIon/LiFe
(1 - 6 cellen) en voor loodaccu’s (1 - 10 cellen, 2 V - 20 V).
De laadstroom kan tussen 0,1 A en 7,0 A worden ingesteld (afhankelijk van het aantal cellen/de accuspanning). Het
maximale laadvermogen bedraagt 50 W.
De ontlaadstroom kan tussen 0,1 A en 2,0 A worden ingesteld (afhankelijk van het aantal cellen/de accuspanning).
Het maximale ontlaadvermogen bedraagt 5 W.
De bediening van het laadapparaat gebeurt via vier bedientoetsen en een verlicht LCD-scherm met twee regels.
Het laadapparaat biedt bovendien een aansluiting voor een externe temperatuursensor (niet inbegrepen, als accessoire bestelbaar) voor de accubewaking. Voor meercellige lithium-accu’s is een balancer geïntegreerd, het laadapparaat stelt hierbij verschillende aansluitbussen voor 2 - 6 cellige accu’s met XH-balancerstekker beschikbaar.
Het laadapparaat beschikt over een ingebouwde stekkertransformator zodat het mogelijk is om met netspanning
(100 - 240 V/AC, 50/60 Hz) te werken. Het laadapparaat kan echter ook met een gestabiliseerde gelijkspanning van
11 - 18 V/DC worden gebruikt (bv. via een externe voertuigaccu of een geschikte stekkertransformator).
De veiligheidsinstructies en alle andere informatie in deze gebruiksaanwijzing dienen absoluut in acht te worden
genomen!
Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en bewaar deze voor toekomstig gebruik. Geef het product uitsluitend samen met de gebruiksaanwijzing aan derden door.
Een andere toepassing dan hierboven beschreven, kan leiden tot beschadiging van het product. Daarnaast bestaat
het risico van bijv. kortsluiting, brand of elektrische schokken. Het volledige product mag niet aangepast of omgebouwd worden en de behuizing mag niet geopend worden!
Het product voldoet aan de nationale en Europese wettelijke voorschriften.
5
4. LEVERINGSOMVANG
• Multifunctionele oplader “V-Charge 50”
• Stroomkabel
• Laadsnoer met T-stekker
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen:
1. Open de webpagina www.conrad.com/downloads in uw browser of scan de rechts
afgebeelde QR-code.
2. Kies het documenttype en de taal en voer dan het overeenkomstige bestelnummer in
het zoekveld in. Nadat u het zoeken hebt gestart, kunt u de gevonden documenten
downloaden.
6
5. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Lees voor ingebruikneming de volledige gebruiksaanwijzing door; deze bevat belangrijke aanwij-
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van de
zingen voor het juiste gebruik.
garantie! Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk! In zulke gevallen vervalt
de garantie.
a) Algemeen
• Om veiligheids- en vergunningsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het
• Onderhouds-, instellings- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door een erkend technicus/
• Dit product is geen speelgoed: houd het daarom buiten bereik van kinderen! Het product mag alleen op
• In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende
• In bedrijven moet rekening gehouden worden met de voorschriften ter voorkoming van ongevallen
• Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos slingeren. Dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn!
• Behandel het product voorzichtig. Door stoten, schokken of een val - zelfs van geringe hoogte - kan het
• Bij vragen met betrekking tot het correcte gebruik of met betrekking tot problemen waar u in de
product niet toegestaan. Haal het product nooit uit elkaar!
elektrotechnisch bedrijf worden uitgevoerd. Binnenin het apparaat bevinden zich geen onderdelen die
door de gebruiker kunnen worden ingesteld of onderhouden.
een plaats worden gezet, gebruikt of opgeborgen die voor kinderen niet bereikbaar is. Hetzelfde geldt
voor accu’s. Wees dus extra voorzichtig als kinderen in de buurt zijn! Kinderen kunnen instellingen
veranderen of de accu(‘s) kortsluiten, wat kan leiden tot een brand of explosie. Dit is levensgevaarlijk!
toezicht worden gehouden op de bediening van het product.
opgesteld door de nationale bonden van de ongevallenverzekering voor elektrische installaties en
bedrijfsmiddelen.
beschadigd raken.
gebruiksaanwijzing geen oplossing voor kunt vinden, contact opnemen met ons of met een andere
vakman.
7
b) Stroomkabel/netspanning
• De opbouw van het product komt overeen met beschermklasse I. Bij gebruik van een laadapparaat via
• De contactdoos waarmee het netsnoer wordt verbonden, moet makkelijk toegankelijk zijn.
• Trek de stekker nooit aan de kabel uit de contactdoos.
• Wanneer het stekkertransformator of het laadapparaat tekenen van schade vertoont, mag u het niet
Schakel eerst de netspanning voor de contactdoos, waaraan de netkabel is aangesloten uit (bijhorende
Trek pas daarna de stekker uit het stopcontact.
Als het laadapparaat beschadigd is, mag u het product niet meer gebruiken. Breng het laadapparaat
Als het netsnoer beschadigd is, verwijdert u het beschadigde netsnoer op een milieuvriendelijke manier
het netsnoer mag alleen een standaard contactdoos met randaarding worden gebruikt.
beetpakken; er bestaat levensgevaar door elektrische schok!
zekeringsautomaat uitschakelen of zekering uitdraaien, vervolgens bijhorende FI-beschermschakelaar
uitschakelen zodat de contactdoos aan alle polen van de stroomtoevoer is afgesloten).
naar een reparatiedienst of verwijder het op milieuvriendelijke wijze.
en gebruikt u het niet meer. Vervang hem door een identieke nieuw netkabel.
c) Opstelplaats
• Het laadapparaat mag alleen in droge en gesloten ruimtes worden gebruikt. Het apparaat mag niet
Als het laadapparaat via het netsnoer wordt aangedreven, bestaat bij vochtigheid/natte op het laadap-
• Vermijd direct zonlicht, sterke hitte en koude. Houd het laadapparaat uit de buurt van stof en vuil.
• Kies voor het laadapparaat een stabiel, effen, schoon en voldoende groot oppervlak om het toestel
• Houd het laadapparaat ver van brandbare of licht ontvlambare materialen (vb. gordijnen).
• Dek de verluchtingsopeningen nooit af; er bestaat oververhittings- of brandgevaar. Steek nooit voorwer-
• Plaats het laadapparaat niet zonder geschikte bescherming op kostbare meubeloppervlakken. Anders
• Gebruik het laadapparaat niet binnen in voertuigen.
• Het laadapparaat mag alleen op een plaats worden gezet, gebruikt of opgeborgen die voor kinderen
• Vermijd de opstelling in de onmiddellijke buurt van sterke magnetische of elektromagnetische velden,
• Zorg dat de kabels niet afgekneld, gebogen of door scherpe randen beschadigd wordt. Plaats geen
vochtig of nat worden.
paraat/het netsnoer levensgevaar door elektrische slag!
Hetzelfde geldt voor de aangesloten accu.
neer te zetten. Zet het oplader nooit op brandbare oppervlakken (vb. tapijt, tafelkleed). Gebruik altijd
een geschikte onbrandbare, hittebestendige ondergrond.
pen in de verluchtingsopeningen van het laadapparaat. Er bestaat levensgevaar door elektrische slag!
zijn er krassporen, drukplaatsen of verkleuringen mogelijk. Hetzelfde geldt voor de accu.
niet bereikbaar is. Kinderen kunnen instellingen veranderen of de accu/accupack kortsluiten, wat kan
leiden tot een brand of explosie. Dit is levensgevaarlijk!
zendantennes of HF-generatoren. Hierdoor kan de besturingselektronica beïnvloed worden.
voorwerpen op de kabels.
8
• Zet geen voorwerpen met vloeistoffen, vazen of planten op of naast het laadapparaat/netsnoer.
Wanneer deze vloeistoffen in het laadapparaat (of in de steekverbindingen van het netsnoer) raken,
Als het laadapparaat via het netsnoer wordt aangedreven, schakelt u eerst de netspanning voor de
Als het laadapparaat via de DC-ingang (11 - 18 V/DC) wordt aangedreven, ontkoppelt u het laadappa-
Vervolgens ontkoppelt u de aangesloten accu van het laadapparaat. Gebruik het laadapparaat hierna
wordt het laadapparaat vernietigd en bestaat er bovendien groot levensgevaar voor elektrische slag of
brand.
contactdoos, waaraan de netkabel is aangesloten, uit (bijhorende zekeringsautomaat uitschakelen of
zekering uitdraaien, vervolgens bijhorende aardlekschakelaar uitschakelen zodat de contactdoos aan
alle polen van de stroomtoevoer is afgesloten). Trek nu pas de stekker van het netsnoer uit de contactdoos.
raat van de spannings-/stroomverzorging.
niet meer, maar breng het naar een elektrotechnisch bedrijf.
d) Gebruik
• Het laadapparaat kan ofwel via de netspanning (100 - 240 V/AC, 50/60 Hz) of via een gestabiliseerde
Gebruik altijd slechts een van beide aansluittypes, maar nooit beide tegelijk. Hierdoor kan het laadap-
• Wanneer u met het laadapparaat of accu’s werkt, mag u geen metalen of geleidende materialen, zoals
• Laat het product nooit onbewaakt tijdens het gebruik. Ondanks de vele veiligheidsschakelingen kunnen
• Zorg voor voldoende ventilatie rondom de labvoeding tijdens het gebruik. Dek de laadapparaat nooit af.
• Het laadapparaat is uitsluitend geschikt voor het opladen (of ontladen) van NiMH-, NiCd-, Lilon-/LiPo-/
• Sluit altijd eerst de laadkabel aan het laadapparaat aan. Pas daarna mag de accu met de laadkabel
Bij het verwijderen moet in omgekeerde volgorde te werk worden gegaan - eerst de accu van de
Bij een verkeerde volgorde kan het tot kortsluiting van de stekkers van de laadkabel komen, er bestaat
• Gebruik het product uitsluitend in een gematigd klimaat; niet in een tropisch klimaat. Neem hierbij ook
gelijkspanning van 11 - 18 V/DC (bv. via een externe voertuigaccu of een geschikte stekkertransformator) worden aangedreven.
paraat beschadigd worden.
vb. juwelen (kettingen, armbanden, ringen, etc.) dragen. Door een kortsluiting aan de accu of laadkabel
bestaat er brand- en explosiegevaar.
storingen of problemen bij het opladen van een accu niet geheel worden uitgesloten.
Laat voldoende afstand (min. 20 cm) tussen het laadapparaat en andere voorwerpen. Door oververhitting kan brand ontstaan!
LiFe- en loodaccu’s. Laad nooit andere accutypes of niet-heroplaadbare batterijen op. Er bestaat groot
brandgevaar of gevaar voor een explosie!
worden verbonden.
laadkabel ontkoppelen, dan de laadkabel van het laadapparaat.
brand- en explosiegevaar!
de omgevingsvoorwaarden van het hoofdstuk “Technische gegevens” in acht.
9
• Gebruik het apparaat nooit direct wanneer dit van een koude in een warme ruimte is gebracht. Het
Verbind het product niet onmiddellijk met een contactdoos, maar laat het eerst op kamertemperatuur
• Vermijd een gebruik van het apparaat in de onmiddellijke buurt van sterke magnetische of elektromag-
• Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, mag het apparaat niet
Koppel het laadsysteem los van de spannings-/stroomverzorging. U mag het product daarna niet meer
Men mag aannemen dat een gevaarloze werking niet meer mogelijk is wanneer het product zichtbaar
• Bewaar het gehele product op een droge, koele, schone plaats, niet toegankelijk voor kinderen.
condenswater dat wordt gevormd, kan onder bepaalde omstandigheden het apparaat beschadigen of
storingen veroorzaken!
komen voor u het in bedrijf neemt. Dit kan een paar uur duren!
netische velden, zendantennes of HF-generatoren. Hierdoor kan de besturingselektronica beïnvloed
worden.
meer worden gebruikt en moet het worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik.
gebruiken. Breng hem naar een reparatiedienst of verwijder hem op milieuvriendelijke wijze.
is beschadigd, niet meer functioneert, langdurig onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of
tijdens transport te zwaar is belast.
10
6. ACCUVOORSCHRIFTEN
Het gebruik van accu´s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan toch tal van gevaren en
problemen. Vooral bij LiPo-/LiIon-/LiFe-accu´s met hun hoge energie-inhoud (in vergelijking met gewone NiCd of
NiMH accu´s) moeten er verschillende voorschriften in acht worden genomen aangezien er anders explosie- en
brandgevaar bestaat.
Neem daarom in ieder geval de volgende informatie en veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van accu´s in acht.
Wanneer de fabrikant van de accu meer informatie ter beschikking stelt, moeten deze eveneens aandachtig
worden gelezen en in acht worden genomen!
a) Algemeen
• Accu’s zijn geen speelgoed. U moet accu’s ook buiten het bereik van kinderen opbergen.
• Laat batterijen niet achteloos liggen; er bestaat het gevaar dat deze door kinderen of huisdieren worden
• Accu’s mogen nooit worden kortgesloten, uit elkaar gehaald of in het vuur geworpen. Er bestaat brand-
• Lekkende of beschadigde batterijen kunnen bij contact met de huid verwondingen veroorzaken. Draag
• Traditionele niet-oplaadbare batterijen mogen niet worden opgeladen. Er bestaat brand- en explosiege-
Niet-oplaadbare batterijen zijn bedoeld voor eenmalig gebruik. Ze moeten volgens de plaatselijk voor-
Laad uitsluitend batterijen op die hier geschikt voor zijn; gebruik een geschikte oplader.
• Accu’s mogen niet vochtig of nat worden.
• Zet het laadapparaat en accu op een niet-brandbaar en hittebestendig oppervlak, zoals bijvoorbeeld
• Omdat zowel het laadapparaat als de aangesloten accupack warm worden tijdens het opladen/ontla-
• Gebruik nooit accupacks die uit verschillende cellen zijn samengesteld.
• Laad/ontlaad accu’s nooit zonder toezicht.
• Laad/ontlaad een accu nooit rechtstreeks in een model. Verwijder de accu eerst uit het model.
• Houd bij de aansluiting van de accu op uw model of laadapparaat rekening met de juiste polariteit
Het hier geleverde laadapparaat is voorzien van een veiligheidsschakeling tegen omgekeerde polariteit.
ingeslikt. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
en explosiegevaar!
hierbij daarom beschermende handschoenen.
vaar!
schriften worden ingeleverd als ze leeg zijn.
een stenen vloer. Zorg voor voldoende afstand t.o.v. brandbare voorwerpen. Houd tussen laadapparaat
en accu voldoende afstand. Leg de accu nooit op het laadapparaat.
den, moet er voor voldoende ventilatie gezorgd worden. Dek het oplader en de accu nooit af!
(plus/+ en min/-). Bij een omgekeerde polariteit raakt niet alleen het laadapparaat maar ook de accu
beschadigd. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
Toch kan een omgekeerde polariteit in bepaalde gevallen leiden tot beschadigingen.
11
• Wanneer u het apparaat langere tijd niet gebruikt (bijv. bij opslag), dient u een eventueel aangesloten
Het laadapparaat beschikt niet over een netschakelaar. Wanneer u het laadapparaat via het netsnoer
• Laad/ontlaad geen accu’s die nog heet zijn (bijv. veroorzaakt door een te hoge ontlaadstroom in het
• Beschadig nooit het omhulsel van de accu. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Laad/ontlaad nooit beschadigde, lekkende of vervormde accu’s. Dit kan leiden tot brand of een ontplof-
• Koppel de accu los van het laadapparaat als de accu volledig opgeladen is.
• Laad accu´s ongeveer om de 3 maanden op omdat anders door de zelfontlading de zogeheten diepont-
• Bewaar accu’s op een geschikte plaats. Plaats een rookmelder in de ruimte. Het risico voor brand
accu van het laadapparaat te verwijderen en koppel het laadsysteem los van de spannings-/stroomverzorging.
gebruikt, trekt u de stekker uit de contactdoos wanneer u het laadapparaat niet meer nodig hebt.
model). Laat de accu eerst op kamertemperatuur komen voordat deze weer wordt opgeladen of ontladen.
ng! Gooi zulke onbruikbaar geworden accu’s op een milieuvriendelijke manier weg, gebruik deze niet
meer.
lading kan optreden waardoor de accu´s onbruikbaar zullen worden.
(of ontstaan van giftige rook) kan niet worden uitgesloten. Speciale accu’s voor de modelbouw zijn
geschikt voor grotere belastingen (bv. hoog laad- en ontlaadstromen, trillingen, etc.).
b) Extra informatie over lithium-accu’s
Moderne accu’s met lithium-techniek hebben niet alleen een veel hogere capaciteit dan NiMH- of
Lithium-accu’s vereisen echter bijzondere zorgvuldigheid bij het laden/ontladen en bij gebruik en onder-
Daarom willen wij u in de volgende hoofdstukken laten zien welke gevaren bestaan en hoe deze kunnen
Raadpleeg hiervoor ook hoofdstuk 6. a).
NiCd-accu´s, maar ze hebben ook een veel lager gewicht. Dit maakt dit type accu met name voor
toepassingen in de modelbouw zeer interessant en meestal worden hier dus de zogenaamde LiPo-accu’s
gebruikt (lithium-polymeer).
houd.
worden voorkomen, zodat dergelijke accu’s lange tijd hun capaciteit behouden.
• Het buitenste omhulsel van veel lithium-accu’s bestaat alleen uit een dikke folie en is daarom zeer
Demonteer of beschadig accu’s niet. Laat de accu niet vallen en steek niet met scherpe voorwerpen in
Let hier ook op wanneer de accu in het model wordt geplaatst of eruit wordt verwijderd.
• Zorg bij het gebruik, op- of ontladen, transport en de opslag van de accu dat deze niet oververhit
De accu mag nooit een hogere temperatuur dan +60 °C hebben (raadpleeg evt. extra informatie van
gevoelig.
de accu! Voorkom elke mechanische belasting van de accu. Trek nooit aan de aansluitkabels van de
accu! Er bestaat brand- en explosiegevaar!
raakt. Plaats de accu niet in de buurt van warmtebronnen (zoals rijregelaar, motor) en voorkom ook de
blootstelling aan direct zonlicht. Bij oververhitting van de accu bestaat brand- en explosiegevaar!
fabrikant!).
12
• Indien de accu beschadigingen vertoont (bijv. na het neerstorten van een modelvliegtuig of modelhe-
Pak de accu slechts voorzichtig beet en gebruik eventueel beschermende handschoenen. Verwijder de
Bewaar zulke accu’s in geen geval meer in een woning of huis/garage. Beschadigde of opgeblazen
• Gebruik voor het opladen van een lithium-accu alleen een hiervoor bestemd laadapparaat, resp.
Kies naargelang de accu altijd de juiste manier van opladen.
• Laadt u een lithium-accu met meer dan één cel, gebruik dan absoluut een zog. balancer (b.v. in het hier
• Laad de LiPo-accu’s met een laadstroom van max. 1C (in zoverre door de accufabrikant niet anders
Neem bij LiFe- en LiIon-accu’s altijd de instructies van de accufabrikant in acht.
• De ontlaadstroom mag de op de accu aangegeven waarde niet overschrijden.
Als bijvoorbeeld bij een LiPo-accu een waarde van “20C” op de accu staat aangegeven, dan komt
Anders kan de accu oververhit raken, hetgeen kan leiden tot vervorming/bol gaan staan van de accu of
De aangegeven waarde (bijv. “20C”) heeft doorgaans geen betrekking op de permanente stroomsterkte
• Let op dat de afzonderlijke cellen van een lithium-accu niet diepontladen worden. Een diepontlading
Als het model niet is voorzien van een beveiliging tegen diepontlading of een optische indicatie van de
likopter) of als het omhulsel uitgezet is of bol staat, mag de accu niet meer worden gebruikt. Laad de
accu niet meer op. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
accu overeenkomstig de milieuvoorschriften.
lithium-accu’s kunnen plotseling vuur vatten.
gebruik de juiste laadprocedure. Gewone laadapparaten voor NiCd-, NiMH- of loodaccu’s mogen niet
worden gebruikt; er bestaat brand- en explosiegevaar!
geleverde laadapparaat al geïntegreerd).
aangeduid!). Dit betekent dat de laadstroom de op de accu vermelde capaciteitswaarde niet mag
overschrijden (bijv. accucapaciteit 1000 mAh, max. laadstroom 1000 mA = 1 A).
de maximale ontlaadstroom overeen met 20 maal de capaciteit van de accu (bijv. accucapaciteit
1000 mAh, max. ontlaadstroom 20C = 20 x 1000 mA = 20 A).
tot een ontplofng of brand!
maar op de maximale stroom die de accu kortstondig kan leveren. De permanente stroomsterkte mag
niet hoger zijn dan de helft van deze aangegeven waarde.
van een lithium-accu voert tot een permanente beschadiging/vernietiging van de accu.
te lage accuspanning, stel het gebruik van het model dan tijdig in.
13
7. GESCHIKTE ACCUTYPEN
AccutypeLiPoLiIonLiFeNiCdNiMHPb
Nominale spanning (V/cel)3,73,63,31,21,22,0
Max. laadspanning (V/cel)4,24,13,61,51,52,46
Spanning voor opslag (V/cel)3,83,73,3--Laadstroom voor snelladen<= 1C<= 1C<= 4C1C - 2C1C - 2C<= 0,4C
Min. spanning na ontladen (V/cel)3,0 - 3,32,9 - 3,22,6 - 2,90,1 - 1,10,1 - 1,11,8
De spanningen in de bovenstaande tabel gelden voor een enkele cel.
De max. laad- en ontlaadstromen worden met de capaciteitswaarde “C” aangegeven.
Een laadstroom van 1C komt daarmee overeeen met de op de accu vermelde capaciteitswaarde (vb. aange-
7 Balancer-aansluitingen (slechts een tegelijk bruikbaar!)
8 Koudapparaatbus voor aansluiting van het laadapparaat aan de netspanning
9 Gelijkspanningsingang (11 - 18 V/DC, gestabiliseerd), bv. voor de aansluiting aan een externe voertuigaccu
Gebruik het laadapparaat ofwel via de netspanningsaansluiting (8) of via de gelijkspanningsingang (9).
Gebruik nooit beide ingangen tegelijkertijd. Hierdoor kan het laadapparaat beschadigd worden.
10 Bus voor externe temperatuursensor (niet inbegrepen, afzonderlijk bestelbaar)
15
9. INGEBRUIKNAME
a) Aan de spannings-/stroomverzorging aansluiten
Let op!
Sluit het laadapparaat altijd eerst aan de spannings-/stroomverzorging aan; pas daarna mag een accu
Het laadapparaat biedt twee verschillende bedrijfsmogelijkheden:
• Bedrijf via de netspanning (100 - 240 V/AC, 50/60 Hz)
• Bedrijf via gestabiliseerde gelijkspanning (11 - 18 V/DC, bv. via een externe voertuigaccu of een stekkertransfor-
Het laadapparaat beschikt over een maximumlaadvermogen van 50 W. Als het laadapparaat via de gelijkspanningsingang moet worden gebruikt, moet de stroomvoorziening overeenkomstig sterk worden gekozen. Naargelang
hoe hoog het werkelijk gebruikte laadvermogen is (afhankelijk van het accutype, het cellenaantal en de ingestelde
laadstroom).
Als het laadapparaat niet met een 12 V-voertuigaccu moet worden aangedreven, maar via het vaste stroom-
Bij gebruik van een gelijkspanningsingang moet bij aansluiting op de juiste polariteit (plus/+ en min/-) worden gelet.
Na aansluiting aan de spannings-/stroomverzorging schakelt het laadapparaat automatisch in. Het scherm licht op, de startmelding (zie afbeelding
rechts) verschijnt en het laadapparaat geeft een kort geluidssignaal weer.
Het laadapparaat bevindt zich vervolgens in het hoofdmenu.
met het laadapparaat worden verbonden.
mator)
Gebruik nooit beide bedrijfsmodi tegelijkertijd. Hierdoor kan het laadapparaat beschadigd worden. Verlies
van waarborg/garantie!
Bij volledig gebruik van het maximum laadvermogen van 50 W is er omwille van conversieverlies een vermo-
gensopname die ongeveer 20 - 30% hoger is.
net, moet dit een overeenkomstig hoge stroom kunnen leveren (wij raden min. 6,5 A aan).
VOLTCRAFT
V-CHARGE 50
16
b) Accu aan het laadapparaat aansluiten
Neem de volgende punten in acht voordat u een accu aansluit of laadt/ontlaadt:
• Indien u dit nog niet hebt gedaan, moet u eerst hoofdstuk 5, 6 en 7 geheel en zorgvuldig doorlezen.
• Weet u precies welke gegevens uw accu heeft? Onbekende of niet-bedrukte accu’s waarvan de waar-
• Hebt u het juiste laad-/ontlaadprogramma voor het betreffende accutype geselecteerd? Onjuiste instel-
• Hebt u de passende laad- of ontlaadstroom ingesteld?
• Hebt u de juiste spanning ingesteld (bijv. bij meercellige LiPo-accu’s)? Een tweecellige LiPo-accu kan
• Zijn alle verbindingskabels en aansluitingen in orde? Zijn de stekkers goed in de aansluitbussen gesto-
• Sluit aan de uitgang van het laadapparaat altijd slechts een afzonderlijke accu of een afzonderlijk
• Bij aansluiting van een accu aan het laadapparaat verbind u altijd eerst het laadkanaal met het
Anders bestaat het gevaar op kortsluiting. Dit kan leiden tot brand of explosie van de accu!
• Wanneer u zelfgeconfectioneerde accupacks wilt opladen, dan moeten de cellen soortgelijk zijn (zelfde
Bovendien moeten de cellen dezelfde laadtoestand hebben (lithium-accu’s kunnen via de balancer
• Voor u een accu/accupack aan het laadapparaat aansluit, ontkoppelt u het volledig, bv. van een vlieg-
de niet bekend is, mogen niet worden aangesloten/geladen/ontladen!
lingen beschadigen het laadapparaat en de accu; er bestaat brand- en explosiegevaar!
o.a. parallel geschakeld zijn (3,7 V) of in serie (7,4 V).
ken? Beschadigde stekkers en kabels dienen te worden vervangen.
accupack aan, maar nooit meerdere tegelijk.
laadapparaat. Pas daarna mag de laadkabel met de accu verbonden worden. Bij het verwijderen gaat
u in omgekeerde volgorde te werk (eerst accu van de laadkabel ontkoppelen, dan de laadkabel van het
laadapparaat).
type, zelfde capaciteit, zelfde fabrikant).
overeenkomstig gelijk worden gesteld, andere accupacks zoals NiMH of NiCd, echter niet).
of rijregelaar.
Belangrijk bij het opladen/ontladen van een lithium-accupack met balanceraansluiting:
Meercellige lithium-accupacks beschikken normaal gezien altijd over een balanceraansluiting. Via deze accu is het
mogelijk dat het laadapparaat de spanning van elke afzonderlijke cel apart kan bewaken.
Het laadapparaat synchroniseert bij afwijkingen de spanning van alle cellen met elkaar. De balancer voorkomt op
die manier dat een of meerdere cellen wordt overladen of andere cellen niet voldoende vol worden opgeladen. De
balancer beschermt dus zowel tegen overladen (wat tot brand of explosie kan leiden) of een diepontlading van een
afzonderlijke cel en garandeert daardoor het optimale vermogen van het accupack in uw model.
17
Werkwijze bij het aansluiten van een accupack aan het laadapparaat:
1. Verbind eerst de laadkabel met beide ronde bussen van 4 mm van laaduitgang. Let daarbij op de juiste polariteit
(plus/+ = rode kabel, min/- = zwarte kabel).
De laadkabel mag nog niet met de accu zijn verbonden! Hierbij kan het tot kortsluiting van de stekkers
van de laadkabel komen, er bestaat brand- en explosiegevaar!
2. Sluit nu de laadkabel op de accu aan. Let daarbij op de juiste polariteit (plus/+ = rode kabel, min/- = zwarte
kabel).
3. Wanneer de lithium-accu over een balancerkabel beschikt, verbindt u deze met de overeenkomstige aansluiting
van het laadapparaat (voor 2- tot 6-cellige accu’s). Let hierbij op de juiste vorm van bus en stekker aan het
laadapparaat en aan de accu. Gebruik bij het aandrukken geen geweld!
Het laadapparaat beschikt over XH-bussen. Als de aansluitstekker van de accu een andere stekkervorm
heeft, moet u een overeenkomstige adapter gebruiken (niet inbegrepen, in de accessoirehandel verkrijgbaar).
Bij het ontkoppelen van een accu gaat u als volgt te werk:
1. Wanneer u een lithiumaccu met balancerkabel aan het laadapparaat hebt aangesloten, ontkoppelt u dit van het
laadapparaat.
2. Ontkoppel vervolgens de laadkabel van de accu.
3. Tenslotte ontkoppelt u de laadkabel van het laadapparaat.
Gelieve in deze volgorde te werken!
De accu moet altijd eerst van de laadkabel (en bij lithium-accu’s van de balanceraansluiting) worden
Bij een andere volgorde bestaat het gevaar voor kortsluiting door beide ronde stekkers van de met de
ontkoppeld. Pas daarna mag de laadkabel van het laadapparaat worden ontkoppeld.
accu aangesloten laadkabel. Bovendien bestaat er brand- en explosiegevaar!
18
c) Algemene informatie i.v.m. de bediening van de menu’s
Een overzicht van de menustructuur vindt u in het volgend hoofdstuk.
• Selecteer in het hoofdmenu, zoals beschreven, met de toets “INC” of “DEC” het gewenste submenu en bevestig
de keuze met de toets “START/ENTER”.
• Met de toetsen “INC” en “DEC” kunnen de verschillende instellingen worden opgeroepen.
• Om een waarde te veranderen, drukt u op “START/ENTER”; het indicatielampje knippert. Verander de op het
scherm knipperende waarde met de toetsen “INC” of “DEC”. Om een waarde snel te wijzigen (vb. de laadstroom)
houdt u de respectievelijke toets langer ingedrukt.
• Sla de (gewijzigde) waarde op met de toets “START/ENTER”.
• Verlaat het instelmenu met de toets “BATT. TYPE/STOP”, het laadapparaat bevindt zich dan opnieuw in het
hoofdmenu.
Tijdens het laad-/ontlaadproces kunt u door meerdere keren op de toets “DEC” te drukken, diverse gegevens
op het scherm weergeven (zie hoofdstuk 18). Als er gedurende enkele seconden op geen enkele toets wordt
gedrukt, keert het laadapparaat terug naar de normale weergave.
Als een lithium-accu met balancerstekker aan het laadapparaat is aangesloten, kunt u tijdens het laden/
ontladen op de toets “INC” drukken om te schakelen naar de weergave van de spanning van de individuele
cellen. Druk kort op de toets “START/ENTER” zodat het laadapparaat opnieuw naar de normale weergave
terugkeert.
19
10. MENUSTRUCTUUR
20
11. LITHIUM-ACCU’S (LIPO, LIION, LIFE)
a) Algemeen
De accuprograma’s voor LiPo-, Lilon- en LiFe-accu’s verschillen alleen in de spanningen en de toegelaten laadstroom, zie tabel in hoofdstuk 7.
Bij het opladen van een lithium-accu zijn er twee van elkaar verschillende fasen. Eerst wordt de accu met constante
stroom opgeladen. Als de accu de maximale spanning (bij een LiPo-accu, vb. 4,2 V) bereikt, wordt met constante
spanning verder geladen (de laadstroom daalt daarbij). Als de laadstroom onder een bepaalde grens daalt, wordt
het laden beëindigt en is de accu volledig opgeladen.
Wanneer de accu een balancer-aansluiting heeft (normaal gezien bijna alle lithium-accu’s met meer dan
een cel), moet bij het laden/ontladen van de accu niet alleen de aansluitkabel van de accu, maar ook de
balancer-aansluiting met het laadapparaat worden verbonden.
Er zijn verschillende typen voor de balancer-stekker. Gebruik geen geweld wanneer de stekker niet in het
Er zijn ook soms accu’s met meer dan een cel, waarbij de celaansluitingen afzonderlijk uitgevoerd
Alleen bij gebruik van een balancer (in het laadapparaat geïntegreerd) hebben alle cellen van een meer-
De in te stellen laadstroom is afhankelijk van de capaciteit van de accu de bouwwijze (zie hoofdstuk 7).
Het laadapparaat moet zich in het hoofdmenu bevinden.
Kies met de toetsen “INC” of “DEC” het bij de te gebruiken accu passende
accutype (LiPo, Lilon of LiFe), zie afbeeldingen rechts.
Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”.
Vervolgens kunt u met de toetsen “INC” of “DEC” de verschillende accuprogramma’s kiezen:
• “BALANCE”: Lithium-accu met balancer-aansluiting opladen
• “CHARGE”: Lithium-accu zonder balancer-aansluiting opladen
• “FAST CHG”: Snel opladen voor lithium-accu
• “STORAGE”: Accu’s op een bepaalde spanningswaarde laden of ontladen (bijv. tijdens de opslag)
• “DISCHARGE”: Accu ontladen
laadapparaat past! In een speciaalzaak zijn de juiste adapters verkrijgbaar voor balancer-stekkers.
worden en waarbij het strikt genomen niet om een “meercellig accupack” gaat. Let daarom altijd op de
informatie van de accufabrikant in verband met het bouwtype en de nominale spanning.
cellig accupak na het laadproces dezelfde spanning en komt het niet tot een overlading van een van de
cellen (brand- en explosiegevaar), resp. tot een diepontlading van een van de cellen (beschadiging van
de accu).
Raadpleeg in elk geval de gegevens van de accufabrikant.
PROGRAM SELECT
LiPo BATT
PROGRAM SELECT
LiIo BATT
PROGRAM SELECT
LiFe BATT
21
b) Accu zonder Balancer-aansluiting opladen (“CHARGE”)
Uiteraard kunt u ook meercellige Lithium-accu’s met balanceraansluiting met het accuprogramma
“CHARGE” opladen.
Hierbij volgt echter geen synchronisering van de afzonderlijke celspanningen zodat het tot een overladen
Laad daarom meercellige lithium-accu’s met balanceraansluiting altijd met het accuprogramma
• Kies eerst, zoals beschreven in hoofdstuk 11. a), in het hoofdmenu met de toetsen “INC” of “DEC” het accutype
• Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” het accuprogramma “CHARGE”.
Linksboven staat het voorheen geselecteerde accutype.
De waarde linksonder geeft de huidig ingestelde laadstroom weer (“2.0A”), rechtsonder staat de nominale
• Om een waarde te veranderen, drukt u op de toets “START/ENTER”.
De laadstroom linksonder op het scherm knippert. Verander de laadstroom met de toetsen “INC” of “DEC”. Voor
• Bevestig de laadstroom met de toets “START/ENTER”.
Het aantal cellen rechtsonder op het scherm knippert. Stel het aantal cellen met de toetsen “INC” of “DEC”
Bevestig het aantal cellen met de toets “START/ENTER”.
• Wanneer er geen enkele weergave meer knippert, start u het opladen door de toets “START/ENTER” langer
• Het laadapparaat controleert nu de aangesloten accu. Bij een fout wordt
Als er geen fout werd vastgesteld, verschijnt bijvoorbeeld de rechts afge-
De waarde bij “R:” geeft het cellenaantal dat die het laadapparaat herkend
De waarde bij “S:” geeft het cellenaantal aan die u in het menu hebt
van een of meerdere cellen kan komen. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
“BALANCE” op, maar nooit met het accuprogramma “CHARGE”!
(LiPo, Lilon of LiFe) en druk dan op de toets “START/ENTER”.
LiPo CHARGE
2.0A 11.1V(3S)
accuspanning (“11.1V”) en het bijhorend aantal cellen (“3S” = 3-cellige accu).
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets ”BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
een snelle instelling dient u de betreffende toets langer ingedrukt te houden.
De maximaal mogelijke laadstroom is afhankelijk van het accutype en het cellenaantal. Het max. laadvermo-
gen bedraagt 50 W, waardoor de werkelijke laadstroom later evt. vermindert.
in. Voor een snelle instelling dient u de betreffende toets langer ingedrukt te houden. De bijhorende nominale
accuspanning wordt automatisch berekend en linksonder naast het aantal cellen weergegeven.
ingedrukt te houden (ong. 3 seconden).
een waarschuwingssignaal uitgestuurd en de overeenkomstige informatie
op het scherm weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/STOP” beëindigt
u het waarschuwingssignaal; u komt weer terug in het vorige instelmenu.
beelde weergave op het scherm.
heeft (in het voorbeeld een 3-cellige accu).
BATTERY CHECK
WAIT...
R: 3SER S: 3SER
CANCEL(STOP)
R: 3SER S: 3SER
CONFIRM(ENTER)
ingesteld (bijvoorbeeld eveneens een 3-cellige accu).
22
Indien deze beide aantallen niet overeenkomen, controleer dan zowel de instellingen van het laadappa-
raat als de accu. Het kan zijn dat de accu diepontladen is of dat een cel defect is. Dergelijke accu’s moet
u niet opladen aangezien hierbij brand- en explosiegevaar bestaat!
Met de toets “BATT. TYPE/STOP” komt u weer terug in het vorige instelmenu.
• Als beide cellenaantallen overeenstemmen, drukt u kort op de toets “START/ENTER”.
• Het opladen begint. Op het scherm verschijnt er diverse informatie over de
actuele vooruitgang van het laden.
Voorbeeld:
Linksboven wordt het accutype en het cellenaantal aangegeven (bijv. “LP3s” = LiPo-accu met 3 cellen), boven in
het midden de laadstroom en rechtsboven de huidige accuspanning.
Linksonder staat het actuele accuprogramma (“CHG” = “CHARGE”), in het midden de verstreken laadduur en
rechts daarnaast de opgeladen capaciteit in mAh.
Tijdens het laad-/ontlaadproces kunt u door meerdere keren op de toets “DEC” te drukken, diverse gegevens
op het scherm weergeven (zie hoofdstuk 18). Als er gedurende enkele seconden op geen enkele toets wordt
gedrukt, keert het laadapparaat terug naar de normale weergave.
• Nadat het opladen is voltooid, weerklinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet werd uitgeschakeld).
Indien u het laadproces wilt stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
LP3s 1.2A 12.32V
CHG 022:43 00682
c) Accu met Balancer-aansluiting opladen (“BALANCE”)
In tegenstelling tot het eenvoudige accuprogramma “CHARGE” (zie hoofdstuk 11. b)) wordt bij het accuprogramma “BALANCE” de spanning van elke
afzonderlijke cel van een meercellig lithium-accu bewaakt en bij afwijkingen
overeenkomstig gecorrigeerd.
Naast de normale twee accuaansluitingen (plus/+ en min/-) moet bovendien ook de balancer-aansluiting van de
accu op het laadapparaat worden aangesloten.
Let bij de aansluiting van de balancerstekker van de accu aan het laadapparaat op de correcte polariteit. In regel is
de minpool van de balanceraansluiting van een zwarte kabel voorzien of speciaal gemarkeerd. Deze zijde van de
balancerstekker moet in de richting “-” van de balancerbus van het laadapparaat wijzen en natuurlijk ook op deze
aansluitstift worden gestoken.
Als u zelfgeconfectioneerde accu’s gebruikt, moet de balancerstekker correct zijn gecongureerd.
De zwarte/gemarkeerde kabel is de minpool van de eerste cel. De volgende aansluitpen is de pluspool van
de eerste cel. De volgende aansluitpen is de pluspool van de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde cel
(naargelang het aantal cellen).
De laatste aansluitpin van de balancerstekker van de accu is ook de pluspool van de laatste cel. Zo kan
tussen de buitenste beide pins van de balancerstekker dezelfde spanning worden gemeten als aan beide
accuaansluitingen zelf.
Het vervolg van deze laadprocedure wordt in hoofdstuk 11. b) beschreven.
LiPo BALANCE
2.0A 7.4V(2S)
23
Als een lithium-accu met balancerstekker aan het laadapparaat is
aangesloten, kunt u door op de toets “INC” te drukken omschakelen
naar de weergave van de spanning van de individuele cellen, zie
afbeelding rechts.
Druk kort op de toets “START/ENTER” zodat het laadapparaat opnieuw naar de normale weergave terug-
keert.
Belangrijk!
Alleen een accupack met een exact gelijke spanning per cel levert het maximale vermogen en de maxi-
male gebruiksduur voor een modelvliegtuig of -auto.
Door de schommelingen in materiaalkwaliteit en de interne opbouw van bijvoorbeeld een meercellige
lithium-accupack kan het bij ontladen voorkomen dat de cellen aan het eind van het ontlaadproces een
verschillende spanning hebben.
Indien men een dergelijke lithium-accu zonder balancer laadt, dan ontstaan zeer snel grote verschillen in
de spanning van de cellen. Dit leidt niet alleen tot een kortere gebruiksduur (omdat één cel in spanning
zwak is), maar ook wordt de accu door diepontlading beschadigd.
Verder bestaat bij het opladen van een lithium-accu met verschillende accuspanningen zonder balancer
het gevaar voor overladen van een individuele cel.
Voorbeeld:
Het lijkt alsof een zonder balancer geladen LiPo-accupack met 2 cellen een spanning van 8,4 V heeft en dus volledig is opgeladen. Maar de afzonderlijke cellen hebben echter een spanning van 4,5 V en 3,9 V (een cel is gevaarlijk
overladen en de andere is half leeg).
Een dergelijk overladen cel kan gaan lekken, opzwellen of in het ergste geval exploderen of in brand raken!
Wanneer deze LiPo-accu bv. in een modelvliegtuig wordt gebruikt, leidt dit tot een zeer korte vliegtijd aangezien de
spanning van de halege cel snel leeg raakt en de accu geen stroom meer levert.
Als uw lithium-accu over een balanceraansluiting beschikt, moet deze bijkomend bij de normale twee
accuaansluitingen (plus/+ en min/-) altijd over de balancerstekker aan het laadapparaat worden aangesloten; gebruik dan altijd het laadprogramma “BALANCE” en niet het laadprogramma “CHARGE”.
3.90 3.92 3.89 V
0.00 0.00 0.00 V
24
d) Snelladen (“FAST CHG”)
Bij het laden van een lithium-accu wordt de laadstroom door de gebruikte laadprocedure altijd minder, hoe voller de
accu (wanneer de accu zijn maximale laadspanning heeft bereikt en het laadapparaat van constante stroom naar de
constante spanningslaadprocedure omschakelt). Daardoor neemt natuurlijk ook de oplaadtijd toe.
Bij het snel opladen wordt een hogere laadstroom bereikt. Dit gaat echter ten koste van de capaciteit aangezien op
grond van de veiligheidsschakelingen in het laadapparaat het laadproces vroeger wordt beëindigd.
Dit betekent dat bijvoorbeeld een LiPo-accu bij de snellading niet volledig kan worden opgeladen. Er is slechts
ongeveer 90% van de capaciteit beschikbaar die bij het normale oplaadproces mogelijk is.
De snellading is dus alleen zinvol wanneer u de accu zo snel mogelijk weer gebruiksklaar moet hebben.
De procedure voor het instellen van de laadstroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde manier te worden
uitgevoerd als bij het accuprogramma “CHARGE”, zie hoofdstuk 11. b).
e) Accu opslaan (“STORAGE”)
Dit accuprogramma kan worden gebruikt wanneer de accu langere tijd moet worden opgeslagen. Afhankelijk van
het ingestelde accutype wordt de accu tot op een bepaalde spanning geladen of ontladen.
Afhankelijk van de celspanning wordt de accu opgeladen of ontladen. Dit is bij een meercellige accupack
alleen zinvol wanneer een balancer-aansluiting aanwezig is en aan het laadapparaat werd aangesloten.
Bij het langer opslagen van een lithium-accu (zoals vb. bij het overwinteren van een vliegaccu) moet de accu
in elk geval elke 3 maanden worden gecontroleerd en opnieuw met het accuprogramma “STORAGE” worden
behandeld, opdat het niet tot een schadelijke diepontlading komt.
De procedure voor het instellen van de laadstroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde manier te worden
uitgevoerd als bij het accuprogramma “CHARGE”, zie hoofdstuk 11. b).
f) Accu ontladen (“DISCHARGE”)
Normaliter is het bij lithium-accu’s niet nodig deze voor het opladen te ontladen (dit in tegenstelling tot de werkwijze
bij NiCd-accu’s). De accu kan ongeacht zijn aanwezige capaciteit direct worden opgeladen. Als u toch een lithium-accu wilt ontladen, kan de ontlaadstroom worden ingesteld.
De maximaal mogelijke ontlaadstroom is afhankelijk van het accutype, de accucapaciteit en het cellenaantal.
Het max. ontlaadvermogen van het laadapparaat bedraagt 5 W. Dit begrenst de max. mogelijke ontlaadstroom bij accu’s met meer cellen.
Ontlaad een lithium-accu alleen tot aan de minimum toegelaten ontlaadeindspanning per cel (zie tabel in
hoofdstuk 7 of let op de informatie van de accufabrikant). Als de accu nog verder wordt ontladen, wordt hij
door deze diepontlading permanent beschadigd en onbruikbaar!
De werkwijze bij het instellen van ontlaadstroom en spanning/cellenaantal moet precies zo worden uitgevoerd als
bij het opladen, zie hoofdstuk 11. b), behalve dat de accu na het starten van het accuprogramma niet geladen, maar
ontladen wordt.
25
12. NIMH- EN NICD-ACCU’S
a) Algemeen
De accuprogramma voor NiMH- en NiCd-accu’s verschillen in principe alleen in de intern gebruikte laadprocedure.
De instellingen in de menu’s zijn gelijk.
Het laadapparaat moet zich in het hoofdmenu bevinden.
Kies hier met de toetsen “INC” of “DEC” het bij de te gebruiken accu passende accutype, zie afbeeldingen rechts.
Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”.
Vervolgens kunt u met de toetsen “INC” of “DEC” de verschillende accuprogramma’s kiezen:
• “CHARGE”: Accu laden
• “Auto CHARGE”: Laadstroom in overeenstemming met de accu selecteren
Met de toets “BATT. TYPE/STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
b) Accu laden (“CHARGE”)
De in te stellen laadstroom is afhankelijk van de capaciteit van de accu en dient normaliter 1C te bedragen (zie
ook hoofdstuk 7). Hoogwaardige accu’s verdragen ook een laadstroom tot 2C. Raadpleeg hiervoor in elk geval de
gegevens van de accufabrikant.
De aanduiding “1C” betekent dat de laadstroom overeenkomt met de waarde van de capaciteit van de accu.
Bij een 3000 mAh-NiMH-accu met 1C moet dus een laadstroom van 3 A worden ingesteld.
Een waarde van 0,5C betekent dat de laadstroom met de halve capaciteitswaarde overeenkomt. Bij een
NiMH-accu met een capaciteit van 3000 mAh betekent 0,5C dat een laadstroom van 1,5 A moet worden
ingesteld.
Daarbij geldt: Hoe kleiner de accu (de afzonderlijke cellen dus), des te geringer is de maximale laadstroom.
Traditionele NiMH-mignon/AA-cellen met een capaciteit van 2000 mAh laten bijvoorbeeld geen laadstroom
van 1C toe (dit komt overeen met een laadstroom van 2 A). Om zulke cellen snel op te laden (inbegrepen in
ontvangeraccu’s) mag niet meer dan 0,5C worden ingesteld.
Ga voor het laden van een NiMH- resp. NiCd-accu als volgt te werk:
• Kies eerst, zoals beschreven in hoofdstuk 12. a), in het hoofdmenu met de toetsen “INC” of “DEC” het accutype
(NiMH of NiCd) en druk dan op de toets “START/ENTER”.
• Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” het accuprogramma “CHARGE”.
De waarde rechtsonder staat voor de huidig ingestelde laadstroom.
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets”BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
PROGRAM SELECT
NiMH BATT
PROGRAM SELECT
NiCD BATT
NiMH CHARGE
CURRENT 2.0A
NiMH CHARGE
CURRENT 2.0A
26
• Wanneer de waarde voor de laadstroom gewijzigd moet worden, drukt u op de toets “START/ENTER”. De
laadstroom knippert. Verander de laadstroom met de toetsen “INC” of “DEC”. Voor een snelle instelling dient u de
betreffende toets langer ingedrukt te houden.
De maximaal mogelijke laadstroom is afhankelijk van het accutype en het cellenaantal. Het max. laadvermo-
gen bedraagt 50 W, waardoor de werkelijke laadstroom later evt. vermindert.
Bevestig de ingestelde laadstroom met de toets “START/ENTER”.
• Wanneer er geen enkele weergave meer knippert, start u het opladen door de toets “START/ENTER” langer
ingedrukt te houden (ong. 3 seconden).
• Het laadapparaat controleert nu de aangesloten accu. Bij een fout wordt
een waarschuwingssignaal uitgestuurd en de overeenkomstige informatie
op het scherm weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/STOP” beëindigt
u het waarschuwingssignaal; u komt weer terug in het vorige instelmenu.
Als er geen fout werd vastgesteld, verschijnt bijvoorbeeld de rechts afge-
beelde weergave op het scherm.
Linksboven wordt het accutype weergegeven (“NiMH” = NiMH-accu), bovenaan in het midden de laadstroom en
rechtsboven de huidige accuspanning.
Linksonder wordt het huidige accuprogramma weergegeven (“CHG” = “CHARGE”), in het midden de verstreken
laadduur en rechts daarnaast de geladen capaciteit in mAh.
• Nadat het opladen is voltooid, weerklinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet werd uitgeschakeld).
Indien u het laadproces wilt stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
BATTERY CHECK
................
NiMH 1.2A 7.63V
CHG 022:43 00682
c) Automatische laadmodus (“Auto CHARGE”)
Bij de automatische laadmodus controleert het laadapparaat de toestand
van de aangesloten accu (bv. in binnenweerstand) en berekent daaruit de
laadstroom. U moet een bovengrens voor de laadstroom instellen zodat de
accu door een te hoge laadstroom niet beschadigd wordt.
Afhankelijk van de accu en diens binnenweerstand kunnen in het accuprogramma “Auto CHARGE” o.m. korte
laadtijden worden bereikt dan bij het accuprogramma “CHARGE” (hoofdstuk 12 b)).
Ga om in te stellen of te bedienen te werk zoals bij het accuprogramma “CHARGE” (hoofdstuk 12. b)).
Het enige verschil is dat niet de daadwerkelijke laadstroom wordt ingesteld, maar de grenswaarde voor de
maximale laadstroom die het laadapparaat omwille van veiligheidsredenen niet mag overschrijden.
NiMH Auto CHARGE
CURRENT 5.0A
27
d) Accu nogmaals heropladen (“RE-PEAK”)
Het laadapparaat beëindigt bij NiMH- en NiCd-accu’s het opladen automatisch wanneer de accu vol is. De herkenning wanneer de accu volledig is opgeladen wordt op basis van de Delta-U-methode uitgevoerd.
Met behulp van het accuprogramma “RE-PEAK” is het mogelijk dat deze herkenning nogmaals wordt uitgevoerd. Zo
kan niet alleen worden verzekerd dat de accu werkelijk volledig is opgeladen, maar kan ook worden gecontroleerd
hoe goed de accu de snellading verdraagt.
Laad de accu dus eerst volledig op (zie hoofdstuk 12. b) of hoofdstuk 12 c)). Pas daarna start u het accuprogramma
“RE-PEAK”.
Ga als volgt te werk:
• Stel zoals beschreven in hoofdstuk 12. a), het accutype in (NiMH of NiCd)
en kies het accuprogramma “RE-PEAK”.
De waarde rechtsonder staat voor het aantal herkenningsprocedures.
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets “BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
• Wanneer het aantal herkenninsprocessen voor de Delta-U-methode moet worden gewijzigd, drukt u kort op de
toets “START/ENTER”. Het aantal knippert.
• Met de toetsen “INC” of “DEC” kunt u het aantal herkenningsprocessen instellen.
• Druk kort op de toets “START/ENTER” om de instelling te bevestigen. De weergave stopt met knipperen.
• Start het accuprogramma “RE-PEAK” door de toets “START/ENTER” 3 seconden ingedrukt te houden.
Wanneer de instellingen verkeerd zijn resp. het laadapparaat een fout vaststelt, dan klinkt een waarschu-
wingssignaal en wordt de betreffende informatie op het scherm weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/
STOP” beëindigt u het waarschuwingssignaal en keert het laadapparaat terug naar het vorige instelmenu.
Het scherm geeft tijdens het opladen bijvoorbeeld de volgende gegevens weer:
Linksboven wordt het accutype weergegeven (“NiMH” = NiMH-accu),
bovenaan in het midden de laadstroom en rechtsboven de huidige
accuspanning.
Linksonder staat het actuele accuprogramma (“RPC” = “RE-PEAK”), in
het midden de verstreken laadduur en rechts daarnaast de opgeladen
capaciteit in mAh.
• Wanneer het laadproces is voltooid, klinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet is uitgeschakeld).
Indien u het laadproces wilt stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
NiMH RE-PEAK
2
NiMH 0.2A 9.59V
RPC 000:33 00017
28
e) Accu ontladen (“DISCHARGE”)
Dit accuprogramma kan worden gebruikt om deels geladen NiMH-/NiCd-accu’s in een gedenieerde uitgangstoestand te brengen of om een meting van de accucapaciteit uit te voeren.
Speciale NiCd-accu’s mogen niet in deels opgeladen toestand opnieuw worden opgeladen aangezien de capaciteit
hierbij kan verlagen (Memory-effect).
De maximaal mogelijke ontlaadstroom is afhankelijk van het accutype, de accucapaciteit en het cellenaantal.
Het max. ontlaadvermogen van het laadapparaat bedraagt 5 W. Dit begrenst de max. mogelijke ontlaadstroom bij accu’s met meer cellen.
Ga voor het ontladen van een NiMH- of NiCd-accu als volgt te werk:
• Stel het accutype in (NiMH-of NiCd), zoals beschreven in hoofdstuk 12. a)
en kies het accuprogramma “DISCHARGE”.
Linksboven in het scherm wordt het ingestelde accutype weergegeven
(NiMH-of NiCd), rechts daarnaast het accuprogramma.
De waarde linksonder geeft de huidig ingestelde ontlaadstroom weer, de waarde rechtsonder staat voor de
uitschakelspanning aan het einde van het ontlaadproces.
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets “BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
• Om de waarde voor de ontlaadstroom en de uitschakelspanning te wijzigen, drukt u kort op de toets
“START/ENTER”. De ontlaadstroom knippert.
• Stel met de toetsen “INC” of “DEC” de ontlaadstroom in. Voor een snelle instelling dient u de betreffende toets
langer ingedrukt te houden.
• Druk kort op de toets “START/ENTER” en de uitschakelspanning knippert.
• Stel de uitschakelspanning met de toetsen “INC” of “DEC” in. Voor een snelle instelling dient u de betreffende
toets langer ingedrukt te houden.
• Druk kort op de toets “START/ENTER” om de instelling te bevestigen.
Ga zoals hierboven beschreven te werk om de ontlaadstroom of de uitschakelspanning nogmaals te veran-
deren, indien gewenst.
• Wanneer er geen enkele weergave meer knippert, houdt u de toets “START/ENTER” langer ingedrukt (ong.
3 seconden) om het ontladen te starten.
Wanneer de instellingen verkeerd zijn resp. het laadapparaat een fout vaststelt, dan klinkt een waarschu-
wingssignaal en wordt de betreffende informatie op het scherm weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/
STOP” beëindigt u het waarschuwingssignaal en keert het laadapparaat terug naar het vorige instelmenu.
Het scherm geeft tijdens het ontladen bijvoorbeeld de volgende gegevens weer:
Linksboven op het scherm wordt het accutype weergegeven (“NiMH” =
NiMH-accu), bovenaan in het midden de ontlaadstroom en rechtsboven de
huidige accuspanning.
Linksonder staat het actuele accuprogramma (“DSC” = “DISCHARGE”), in het midden de verstreken ontlaadduur
en rechts daarnaast de ontladen capaciteit in mAh.
• Wanneer het ontlaadproces is voltooid, klinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet is uitgeschakeld).
Indien u het ontlaadproces wilt stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
NiMH DISCHARGE
0.1A CUT: 1.0V
NiMH 0.5A 7.42V
DSC 022:45 00230
29
f) Cyclusprogramma (“CYCLE”)
Om accu’s te testen, nieuwe accu’s te formatteren of oudere accu’s op te frissen, kunt u tot 5 cycli automatisch na
elkaar uitvoeren. Zowel de combinatie “Laden/ontladen” (“CHG>DCHG”) als “Ontladen/laden” (“DCHG>CHG”) is
mogelijk.
Als laad- of ontlaadstroom worden de waarden gebruikt die u in het laadprogramma
(“CHARGE”) of ontlaadprogramma (“DISCHARGE”) hebt ingesteld.
Ga als volgt te werk:
• Stel het accutype in (NiMH-of NiCd), zoals beschreven in hoofdstuk 12. a)
en kies het accuprogramma “CYCLE”.
Linksboven in het scherm wordt het ingestelde accutype weergegeven,
rechts daarnaast het accuprogramma.
Het indicatielampje linksonder staat voor de overeenkomstige combinatie “Laden/ontalden” (“CHG>DCHG”) of
“Ontladen/laden” (“DCHG>CHG”), rechtsonder wordt het aantal huidig ingestelde cycli weergegeven.
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets “BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
• Als een andere cyclusmodus moet worden geselecteerd of u het aantal cycli wilt instellen, drukt u kort op de toets
“START/ENTER”. Het indicatielampje “CHG>DCHG” of “DCHG>CHG” knippert.
• Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” de gewenste volgorde bij het cyclusbedrijf:
“CHG>DCHG” = laden + aansluitend ontladen
“DCHG>CHG” = ontladen + aansluitend laden
• Druk kort op de toets “START/ENTER” en het aantal cycli knippert (hoe vaak de net ingestelde volgorde van
laden/ontladen of ontladen/laden wordt uitgevoerd).
• Stel met de toetsen “INC” of “DEC” het aantal cycli in (1 - 5 cycli mogelijk).
• Druk kort op de toets “START/ENTER” om de instelling te bevestigen. De weergave stopt met knipperen.
• Om de cyclusmodus te starten, houdt u de toets “START/ENTER” langer ingedrukt (ong. 3 seconden).
Als de instellingen verkeerd zijn resp. het laadapparaat een fout vaststelt, dan klinkt een waarschuwings-
signaal en wordt de betreffende informatie op het scherm weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/STOP”
beëindigt u het waarschuwingssignaal en keert het laadapparaat terug naar het vorige instelmenu.
Het scherm geeft tijdens het laden of ontladen bijvoorbeeld de volgende gegevens weer:
Linksboven wordt het accutype weergegeven (“NiMH” = NiMH-accu), bo-
venaan in het midden de laad- of ontlaadstroom en rechtsboven de huidige
accuspanning.
Linksonder staat de geselecteerde cyclusmodus (“C>D” = laden/ontladen, “D>C” = ontladen/laden), in het midden
de verstreken laad- of ontlaadduur en rechts daarnaast de opgeladen of ontladen capaciteit in mAh.
• Wanneer de cyclusmodus is afgesloten, klinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet is uitgeschakeld).
Om de cyclusmodus te stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
NiMH CYCLE
DCHG>CHG 1
NiMH 2.0A 7.42V
C>D 022:45 00890
30
13. LOODACCU’S (PB)
a) Algemeen
Loodaccu’s zijn een heel ander soort accu’s dan lithium-, NiMH- of NiCd-accu’s. Deze kunnen vergeleken met hun
hoge capaciteit slechts een geringe stroom leveren en bovendien is het laadproces heel anders.
De laadstroom voor moderne loodaccu’s mag niet hoger zijn dan 0,4C, optimaal voor alle loodaccu’s is 1/10C.
Een hogere laadstroom is niet toegestaan omdat de accu hierdoor overbelast raakt! Er bestaat niet alleen
explosie- en brandgevaar, maar ook verwondingsgevaar door de bevatten zuren.
Raadpleeg bovendien altijd de op de accu aangegeven informatie resp. de gegevens van de accufabri-
Het laadapparaat moet zich in het hoofdmenu bevinden.
Selecteer hier met de toetsen “INC” of “DEC” het accutype “Pb BATT”, zie
afbeelding rechts.
Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”.
Vervolgens kunt u met de toetsen “INC” of “DEC” de verschillende accuprogramma’s kiezen:
• “CHARGE”: Accu laden
• “DISCHARGE”: Accu ontladen
b) Accu laden (“CHARGE”)
De in te stellen laadstroom is afhankelijk van de capaciteit van de accu en dient normaliter 0,1C te bedragen (zie
ook hoofdstuk 7). Hoogwaardige laadaccu’s verdragen ook een laadstroom tot 0,4C. Raadpleeg hiervoor in elk
geval de gegevens van de accufabrikant.
Ga voor het laden van een loodaccu als volgt te werk:
• Kies eerst, zoals beschreven in hoofdstuk 13. a), in het hoofdmenu met de toetsen “INC” of “DEC” het accutype
• Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” het accuprogramma “CHARGE”.
Linksboven in het scherm wordt het ingestelde accutype weergegeven,
De waarde linksonder geeft de huidig ingestelde laadstroom aan; de waarde rechtsonder de spanning resp. het
• Wanneer de waarde voor de laadstroom gewijzigd moet worden, drukt u op de toets “START/ENTER”. De
kant om te bepalen welke laadstroom is toegestaan.
PROGRAM SELECT
Pb BATT
De aanduiding “0,1C” betekent dat de laadstroom voor 1/10 met de capaciteit van de accu overeenkomt. Bij
een loodaccu met een capaciteit van 5000 mAh (= 5 Ah) moet bij 0,1 C een laadstroom van 0,5 A worden
ingesteld.
“Pb BATT” en druk dan op de toets “START/ENTER”.
Pb CHARGE
rechts daarnaast het accuprogramma.
aantal cellen van de loodaccu (hier in het voorbeeld een 6-cellige loodaccu (6 x 2,40 V = 14,40 V)).
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets “BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
laadstroom knippert. Verander de laadstroom met de toetsen “INC” en “DEC”. Voor een snelle instelling dient u de
betreffende toets langer ingedrukt te houden.
1.0A 12.0V(6P)
31
De maximaal mogelijke laadstroom is afhankelijk van het accutype en het cellenaantal. Het max. laadvermo-
gen bedraagt 50 W, waardoor de werkelijke laadstroom later evt. vermindert.
• Bevestig de ingestelde laadstroom met de toets “START/ENTER”.
• Het aantal cellen rechtsonder op het scherm knippert. Stel het aantal cellen met de toetsen “INC” of “DEC” in.
Voor een snelle instelling dient u de betreffende toets langer ingedrukt te houden.
• Bevestig het aantal cellen met de toets “START/ENTER”.
• Wanneer er geen enkele weergave meer knippert, start u het opladen door de toets “START/ENTER” langer
ingedrukt te houden (ong. 3 seconden).
Indien de instellingen verkeerd zijn resp. het laadapparaat een fout vaststelt, dan klinkt een waarschuwings-
signaal en wordt de betreffende informatie op het display weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/STOP”
beëindigt u het waarschuwingssignaal en keert het laadapparaat terug naar het vorige instelmenu.
Het scherm geeft tijdens het opladen bijvoorbeeld de volgende gegevens weer:
Linksboven wordt het accutype weergegeven (“P” = loodaccu), bovenaan
in het midden de laadstroom en rechtsboven de huidige accuspanning.
Linksonder staat het actuele accuprogramma (“CHG” = “CHARGE”), in
het midden de verstreken laadduur en rechts daarnaast de opgeladen
capaciteit in mAh.
• Wanneer het laadproces is voltooid, klinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet is uitgeschakeld).
Indien u het laadproces wilt stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
P-6 1.0A 12.32V
CHG 022:45 00690
c) Accu ontladen (“DISCHARGE”)
Dit accuprogramma kan worden gebruikt om deels geladen loodaccu’s in een gedenieerde uitgangstoestand te
brengen of om een meting van de accucapaciteit uit te voeren.
De maximaal mogelijke ontlaadstroom is afhankelijk van het accutype, de accucapaciteit en het cellenaantal.
Het max. ontlaadvermogen van het laadapparaat bedraagt 5 W. Dit begrenst de max. mogelijke ontlaadstroom bij accu’s met meer cellen.
Ga voor het ontladen van een loodaccu als volgt te werk:
• Kies eerst, zoals beschreven in hoofdstuk 13. a), in het hoofdmenu met de toetsen “INC” of “DEC” het accutype
“Pb Battery” en druk dan kort op de toets “START/ENTER”.
•
Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” het accuprogramma “DISCHARGE”.
Linksboven in het scherm wordt het ingestelde accutype weergegeven,
rechts daarnaast het accuprogramma.
De waarde linksonder geeft de huidig ingestelde ontlaadstroom aan; de waarde rechtsonder de spanning resp.
het aantal cellen van de loodaccu (hier in het voorbeeld een 6-cellige loodaccu, (6 x 2,0 V = 12,0 V)).
Met de toetsen “INC” of “DEC” kan een ander accuprogramma worden gekozen; met de toets”BATT. TYPE/
STOP” keert u terug naar het hoofdmenu.
• Wanneer de waarde voor de ontlaadstroom gewijzigd moet worden, drukt u kort op de toets “START/ENTER”. De
ontlaadstroom knippert.
Pb DISCHARGE
0.2A 12.0V(6P)
32
• Verander de ontlaadstroom met de toetsen “INC” of “DEC”. Voor een snelle instelling dient u de betreffende toets
langer ingedrukt te houden.
Druk kort op de toets “START/ENTER” om de ingestelde ontlaadstroom te bevestigen.
• Wanneer er geen enkele weergave meer knippert, houdt u de toets “START/ENTER” langer ingedrukt (ong.
3 seconden) om het ontladen te starten.
Indien de instellingen verkeerd zijn resp. het laadapparaat een fout vaststelt, dan klinkt een waarschuwings-
signaal en wordt de betreffende informatie op het display weergegeven. Met de toets “BATT. TYPE/STOP”
beëindigt u het waarschuwingssignaal en keert het laadapparaat terug naar het vorige instelmenu.
Het scherm geeft tijdens het ontladen bijvoorbeeld de volgende gegevens weer:
Linksboven wordt het accutype weergegeven (“P” = loodaccu), bovenaan
in het midden de ontlaadstroom en rechtsboven de huidige accuspanning.
Linksonder staat het actuele accuprogramma (“DSC” = “DISCHARGE”),
in het midden de verstreken ontlaadduur en rechts daarnaast de ontladen
capaciteit in mAh.
• Wanneer het ontlaadproces is voltooid, klinkt een geluidssignaal (mits deze optie niet is uitgeschakeld).
Indien u het ontlaadproces wilt stoppen, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
P-6 1.0A 12.32V
DSC 022:45 00690
33
14. ACCUGEGEVENS OPSLAAN/LADEN
Het laadapparaat beschikt over in totaal 10 geheugens waarin u accugegevens/instellingen kunt opslaan.
Deze kunnen indien nodig opnieuw worden opgeladen.
a) Accugegevens selecteren/instellen
• Kies in het hoofdmenu van het laadapparaat met de toetsen “INC” of
“DEC” de functie “BATT MEMORY”.
• Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”. Het geheugennummer
knippert.
• Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” en van de 10 opslagplaatsen.
Als er in het geheugen reeds gegevens aanwezig zijn, geeft het
scherm vb. afwisselend het accutype, het cellenaantal en de laad- en
ontlaadstroom weer.
Bij een leeg geheugen wordt alleen “ENTER SET ->” weergegeven.
• Bevestig de keuze van het opslagplaatsnummer met de toets “START/
ENTER”.
Eerst wordt het accutype weergegeven, zie afbeelding rechts.
Met de toetsen “INC” of “DEC” kunt u de gewenste instelfunctie selecteren (bv. accutype, aantal cellen,
laadstroom, etc.); een beschrijving van de respectievelijke weergegeven instelfuncties vindt u op de volgende
pagina’s.
Als een instelling gewijzigd moet worden, drukt u kort op de toets “START/ENTER”. Telkens knippert de
instelbare waarde.
Verander de knipperende waarde met de toetsen “INC” en “DEC”. Voor een snelle instelling dient u de betref-
fende toets langer ingedrukt te houden.
Voltooi de instelling op door kort op de toets “START/ENTER” te drukken. De respectievelijk instelbare
waarde stopt met knipperen. U kunt vervolgens een andere instelfunctie kiezen, zie hierboven.
Als alle uitgevoerde instellingen in het bij het begin gekozen geheu-
gen moeten worden opgeslagen, moet u tot slot met de toetsen “INC”
of ‘DEC” de instelfunctie “SAVE PROGRAM” oproepen en kort op de
toets “START/ENTER”.
Anders gaan alle instellingen verloren! Vervolgens geeft het scherm de weergave met het knipperende
geheugennummer weer.
Om uitgevoerde instellingen te annuleren en de instelmodus te verlaten, drukt u op de toets “BATT. TYPE/
STOP” tot het hoofdmenu opnieuw verschijnt.
PROGRAM SELECT
BATT MEMORY
[ BATT MEMORY 1]
ENTER SET->
BATT TYPE
LiPo
SAVE PROGRAM
ENTER
34
De volgende instelfuncties zijn beschikbaar:
Afhankelijk van het ingestelde accutype (LiPo, Lilo, LiFe, NiMH, NiCd, Pb) zijn verschillende instelfuncties
beschikbaar. Bijvoorbeeld is er bij lithium-accu’s een instelfunctie voor de laadsluitspanning per cel.
Stel daarom altijd eerst het accutype in en pas daarna de andere gegevens zodat het laadapparaat de bij het
accutype passende instelfuncties kan aanbieden.
Accutype
BATT TYPE
LiPo
Kies het accutype “LiPo”, “Lilo”, “LiFe”, “NiMH”, “NiCd” of “Pb”.
Zoals reeds hierboven beschreven, moet deze selectie eerst worden voorgenomen aangezien slechts dan de
bij het accutype passende instelfuncties worden weergegeven.
Accuspanning
BATT VOLTS
7.4V(2S)
Afhankelijk van het ingestelde accutype kan de accuspanning hier worden ingesteld.
Er kan echter geen willekeurige spanning worden ingesteld, maar het bereik is afhankelijk van de nominale
spanning van een afzonderlijke cel van het respetievelijke accutype, zie hoofdstuk 7.
Bijvoorbeeld bedraagt bij LiPo-accu’s de nominale spanning van een cel 3,7 V, dan kan de accuspanning ook
slechts in stappen van 3,7 V worden ingesteld (3,7 V, 7,4 V, 11,1 V, etc.).
Laadstroom
CHARGE CURRENT
2.2A
Stel hier de gewenste laadstroom (0,1 - 7,0 A) in. Dit moet in overeenstemming met de gebruikte accu worden
gekozen.
Let op dat de maximale belasting van het laadapparaat tot 50 W bedraagt. Afhankelijk van het cellenaantal
daarom mogelijks niet de maximale laadstroom beschikbaar.
Ontlaadstroom
DSCH CURRENT
2.0A
Stel hier de gewenste ontlaadstroom in (0,1 - 2,0 A). Dit moet in overeenstemming met de gebruikte accu worden
gekozen.
Let op dat het ontlaadvermogen van het laadapparaat max. 5 W bedraagt. Afhankelijk van het cellenaantal
daarom mogelijks niet de maximale ontlaadstroom beschikbaar.
35
Ontlaadsluitspanning per cel
DSCH VOLTAGE
3.0V/CELL
Hier kan de spanning per cel worden ingesteld waarbij het ontladen wordt beëindigd.
Let op!
Stel nooit een te lage spanning in. Bij lithium-accu’s kan dit bijvoorbeeld tot een diepontlading en perma-
Neem de tabel in hoofdstuk 7 of de speciale informatie van de accufabrikant in acht.
Laadsluitspanning per cel
nente beschadiging van de accu leiden!
TVC=YOUR RISK!
4.20V
Hier kan bij lithium-accu’s de spanning per cel worden ingesteld waarbij het laden wordt beëindigd.
Let op!
Stel nooit een te hoge spanning in. Bij lithium-accu’s kan dit tot brand of een ontplofng van de accu
Neem de tabel in hoofdstuk 7 of de speciale informatie van de accufabrikant in acht.
Uitschakelen bij overtemperatuur
leiden!
TEMPERATURE
CUT-OFF 50C
Het laadapparaat kan het laden/ontladen automatisch stoppen wanneer de accu de hier ingestelde temperatuur
overschrijdt.
Opdat deze functie kan worden gebruikt, is een externe temperatuursensor nodig (niet inbegrepen). Deze
moet aan de overeenkomstige bus van het laadapparaat worden aangesloten.
Onderhoudslaadstromm (alleen bij NiMH en NiCd)
TRICKLE
100mA
Stel hier de onderhoudslaadstroom in. Wanneer een NiMH- of NiCd-accu volledig is opgeladen, verliest hij door
zelfontlading opnieuw een deel van zijn vermogen. Door de onderhoudslaadstroom (korte laadimpulsen, geen permanente laadstroom!) wordt verzekerd dat de accu volledig opgeladen blijft. Bovendien voorkomt dit dat kristallen in
de accu worden gevormd.
36
Vertragingstijd bij Delta-U-herkenning (alleen bij NiMH en NiCd)
PEAK DELAY
1Min
Het laadapparaat beëindigt het opladen van NiMH- of NiCd-accu’s in overeenstemming met de Delta-U-methode.
Stel hier in hoe lang het laadapparaat na deze herkenning nog moet worden verder opgeladen.
Spanning voor Delta-U-herkenning (alleen bij NiMH)
DELTA PEAK SENSE
4mV/C
Stel hier de spanning in waarbij de Delta-U-laadmethode een volledig opgeladen accu herkent.
Als de waarde te hoog wordt ingesteld, herkent het laadapparaat niet dat de accu volledig is opgeladen. Hier
wordt dan normaal gezien de beschermingsschakeling voor de laadduur of het maximaal vermogen (indien
correct ingesteld) geactiveerd.
Als de waarde te laag is ingesteld, schakelt het laadapparaat te vroeg uit en wordt de accu niet volledig
opgeladen.
Wijzig de spanning stap voor stap en controleer het laadproces. Omwille van het groot aantal verschillende
accu’s is het niet mogelijk om een optimale waarde voor te stellen.
Instellingen opslaan
SAVE PROGRAM
ENTER
Houd hiervoor rekening met het volgende hoofdstuk 14. b).
b) Accugegevens opslaan
Om de ingestelde waarden op te slaan, moet u de instelfunctie “SAVE PROGRAM” kiezen en vervolgens kort op de toets “START/ENTER” drukken.
Anders gaan alle instellingen verloren.
Het laadapparaat toont bij het opslaan een overeenkomstige schermmelding
(“SAVE....”) en geeft dan een geluidssignaal weer.
Wanneer u in het hoofdmenu van het laadapparaat de functie “BATT MEMORY” en daarna een reeds gebruikt geheugen kiest, toont het laadapparaat u
afwisselend de belangrijkste informatie, zie voorbeeld in de afbeelding rechts
(accutype LiPo, 2 cellen, laadstroom 2,2 A, ontlaadstroom 0,4 A).
Zo kunt u zeer snel herkennen welke accu of gegevens in het geheugen
werden opgeslagen.
Bij een leeg geheugen wordt in de onderste cel alleen
“ENTER SET ->” weergegeven.
SAVE PROGRAM
ENTER
SAVE PROGRAM
SAVE....
[ BATT MEMORY 1]
LiPo 7.4V(2S)
[ BATT MEMORY 1]
C:2.2A D:0.4A
[ BATT MEMORY 1]
ENTER SET->
37
c) Accugegevens opladen
• Kies in het hoofdmenu van het laadapparaat met de toetsen “INC” of
“DEC” de functie “BATT MEMORY”.
• Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”. Het geheugennummer
knippert.
• Selecteer met de toetsen “INC” of “DEC” en van de 10 opslagplaatsen.
Als er in het geheugen gegevens aanwezig zijn, geeft het scherm in
de onderste regel bv. afwisselend het accutype, het aantal cellen en
de laad- en ontlaadstroom weer.
Bij een leeg geheugen wordt in de onderste cel alleen
“ENTER SET ->” weergegeven.
• Laad de accugegevens van het geselecteerde geheugen door de toets
“START/ENTER” gedurende 3 seconden ingedrukt houdt.
Op het scherm verschijnt de melding “ENTER CHARGE LOAD.....”, de
gegevens zijn daarop opgeladen en het gewenste laad-/ontlaadprogramma
kan aansluitend worden gestart (toets “START/ENTER” opnieuw gedurende 3 seconden ingedrukt houden).
Wanneer u bij een leeg geheugen de toets “START/ENTER” gedurende 3 seconden ingedrukt houdt, start
het laadapparaat de selectie-/instelmodus, zie hoofdstuk 14. a).
PROGRAM SELECT
BATT MEMORY
[ BATT MEMORY 1]
LiPo 7.4V(2S)
[ BATT MEMORY 2]
ENTER SET->
ENTER CHARGE
LOAD...
38
15. SPANNINGSINDICATOR VOOR LITHIUM-ACCU’S
Het laadapparaat an de huidige spanningen van de cellen van een lithium-accu weergeven.
Hiervoor moet de lithium-accu over een balanceraansluiting beschikken die aan het laadapparaat moet zijn
aangesloten.
Ga als volgt te werk:
• Kies in het hoofdmenu van het laadapparaat met de toetsen “INC” of
“DEC” de functie “LI BATT METER”.
• Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”.
Vervolgens verschijnt het spanningsindicatielampje.
• Met de toetsen “INC” en “DEC” kunt u omschakelen tussen:
- Individuele spanningen van cellen 1 - 6
- Totale spanning (“MAIN”), maximale celspanning (“H”) en minimale
celspanning (“L”)
De weergave van de afzonderlijke spanningen is natuurlijk afhankelijk van
het cellenaantal. In de voorbeeldafbeelding rechts kan het dus om een
3-cellige LiPo-accu gaan (of om een meercellige LiPo-accu met defecte
cellen of balanceraansluitingen).
Door de weergave van de maximale celspanning (“H”) en de minimale celspanning (“L”) van alle cellen van het
aangesloten accupack kunt u in een oogopslag het verschil tussen de spanningstoestand van de cellen herkennen.
• Met de toets “BATT. TYPE/STOP” keert u zoals gewoonlijk terug naar het hoofdmenu.
PROGRAM SELECT
LI BATT METER
4.19 4.17 4.19 V
0.00 0.00 0.00 V
MAIN 12.55V
H4.191V L4.170V
39
16. SYSTEEMINSTELLINGEN
In de systeeminstellingen van het laadapparaat zijn diverse basisinstellingen samengevat. In de leveringstoestand
zijn deze van meest voorkomende waarden voorzien.
Afhankelijk van de accu’s die u wilt laden of ontladen, zijn echter bepaalde wijzigingen van de waarden zinvol.
Ga als volgt te werk:
• Kies in het hoofdmenu van het laadapparaat met de toetsen “INC” of
“DEC” de functie “SYSTEM SET ->”.
• Bevestig de keuze met de toets “START/ENTER”.
Eerst wordt de pauzetijd tussen het laden/ontladen (vb. bij cyclusmodus)
weergegeven, zie afbeelding rechts.
Met de toetsen “INC” of “DEC” kunt u de gewenste instelfunctie kiezen.
Als een instelling gewijzigd moet worden, drukt u kort op de toets “START/ENTER”. Telkens knippert de
instelbare waarde.
Verander de knipperende waarde met de toetsen “INC” en “DEC”. Voor een snelle instelling dient u de betref-
fende toets langer ingedrukt te houden.
Voltooi de instelling op door kort op de toets “START/ENTER” te drukken. De respectievelijk instelbare
waarde stopt met knipperen. U kunt vervolgens een andere instelfunctie kiezen, zie hierboven.
Om naar het hoofdmenu terug te keren, drukt u op de toets “BATT. TYPE/STOP”.
Voor een beschrijving van de mogelijke instelfuncties let u op de volgende informatie.
Pauzeduur tussen laden/ontladen
Rest Time
CHG>DCHG 10Min
Bij het opladen van een accu wordt deze warm (afhankelijk van de laadstroom). In de cyclusmodus kan het laadapparaat een pauze tussen het laden en ontladen inlassen zodat de accu afkoelt voor hij het ontladen start.
PROGRAM SELECT
SYSTEM SET->
Rest Time
CHG>DCHG 10Min
Veiligheidstimer
SAFETY TIMER
ON 120Min
Wanneer een laadproces start, start ook de interne veiligheidstimer. Wanneer het laadapparaat om een of andere
reden niet kan vaststellen of de accu volledig is geladen (bijv. bij de Delta-U-herkenning), dan wordt bij een geacti-
veerde veiligheidstimer het laadproces na aoop van de hier ingestelde tijd automatisch beëindigd. Dit beschermt
de accu tegen overlading.
De veiligheidstimer kan worden ingeschakeld (“ON”) of uitgeschakeld (“OFF”). Bovendien kan de tijd voor de
veiligheidstimer worden gewijzigd.
Stel de tijd echter niet te kort in aangezien de accu anders niet volledig kan worden opgeladen omdat de
veiligheidstimer het laden stopzet.
40
Bereken de tijd voor de veiligheidstimer als volgt:
Voorbeelden:
Accucapaciteit Laadstroom Timertijd
2000 mAh 2,0 A 2000 / 2,0 = 1000 / 11,9 = 84 minuten
3300 mAh 3,0 A 3300 / 3,0 = 1100 / 11,9 = 92 minuten
1000 mAh 1,2 A 1000 / 1,2 = 833 / 11,9 = 70 minuten
De factor 11,9 dient om te zorgen dat 140% van de accucapaciteit kan worden opgeladen (de accu is daar-
door gegarandeerd volledig opgeladen) voor de veiligheidstimer wordt geactiveerd.
Automatische uitschakeling bij bepaalde laadcapaciteit
Capacity Cut-Off
ON 5000mAh
Door deze beveiligingsfunctie van het laadapparaat wordt het laadproces automatisch stopgezet wanneer een
bepaalde capaciteit in de accu is “binnengeladen”.
De beveiligingsfunctie kan worden ingeschakeld (“ON”) of uitgeschakeld (“OFF”). Bovendien kan de capaciteit
worden ingesteld.
Stel de capaciteit echter niet te kort in want dan kan de accu niet volledig worden geladen.
Met de functie “Key Beep” wordt de bevestigingstoon bij elke druk op een toets in- (“ON”) of uitgeschakeld (“OFF”).
Via de functie “Buzzer” kan het geluidssignaal bij diverse functies/waarschuwingsmeldingen worden ingeschakeld
(“ON”) of uitgeschakeld (“OFF”).
Bewaking van de ingangsspanning
Input Power Low
Cut-Off 11.0V
Deze functie bewaakt de spanning aan de ingang van het laadapparaat. Dit is zinvol wanneer een 12 V-voertuig-loodaccu voor de stroomverzorging wordt gebruikt.
Als de spanning onder de ingestelde waarde zakt, wordt het opladen afgebroken zodat het niet tot een diepontlading van de voertuig-loodaccu komt.
41
Weergave van de accu- en laadapparaattemperatuur
Ext.Temp 0C
Int.Temp 27C
In deze functie kunt u de externe accutemperatuur en de interne temperatuur van het laadapparaat laten weergeven.
De externe temperatuur kan alleen worden weergegeven wanneer aan het laadapparaat is aangesloten (niet
inbegrepen, maar als accessoire verkrijgbaar).
Fabrieksinstellingen laden (reset)
LOAD FACTORY SET
ENTER
Hier kunnen de fabrieksinstellingen worden teruggezet (reset).
Houd de toets “START/ENTER” gedurende 3 seconden ingedrukt. Daarop verschijnt in de onderste schermregel
“COMPLETED”; het laadapparaat start opnieuw en bevindt zich vervolgens opnieuw in het hoofdmenu.
Let op dat vervolgens alle door u ingestelde waarden naar de fabrieksinstelling zijn teruggezet; ook de 10
accugeheugens (zie hoofdstuk 14) zijn gewist.
Versie van de rmware weergeven
VERSION
4.01
Rechtsonder op het scherm wordt de huidige rmware van het laadapparaat weergegeven.
42
17. WAARSCHUWINGEN OP HET DISPLAY
REVERSE POLARITY
CONNECTION BREAK
CONNECT ERROR
CHCK MAIN PORT
BALANCE CONNECT
ERROR
DC IN TOO LOW
DC IN TOO HIGH
CELL ERROR
LOW VOLTAGE
CELL ERROR
HIGH VOLTAGE
CELL ERROR
VOLTAGE-INVALID
CELL NUMBER
INCORRECT
De polariteit van de accuaansluitingen is omgedraaid.
De verbinding met de accu is onderbroken, vb. wanneer de accu
tijdens het laadproces is losgekoppeld.
De polen van de accu werden verkeerd aangesloten.
De balanceraansluiting van de accu werd verkeerd aangesloten of de
polen werden verkeerd aangesloten.
De ingangsspanning (aan de gelijkspanningsingang) voor het laadapparaat is te laag (<11 V).
De ingangsspanning (aan de gelijkspanningsingang) voor het laadapparaat is te hoog (>18 V).
De spanning in een cel van een aangesloten lithium-accu is te laag.
De spanning in een cel van een aangesloten lithium-accu is te hoog.
De spanning van een cel van een aangesloten lithium-accu is niet
correct meetbaar.
Het ingestelde cellenaantal is verkeerd.
INT.TEMP.TOO HI
EXT.TEMP.TOO HI
OVER CHARGE
CAPACITY LIMIT
OVER TIME LIMIT
BATTERY WAS FULL
De binnentemperatuur van het laadapparaat is te hoog.
Die via de externe temperatuursensor (niet inbegrepen, afzonderlijk te
bestellen) aan de accu gemeten temperatuur is te hoog.
De ingestelde capaciteitslimiet (zie hoofdstuk 16) werd overschreden.
De ingestelde tijdslimiet voor het opladen (zie hoofdstuk 16) werd
overschreden.
De aangesloten accu is vol. Controleer evt. de instelling van het
cellenaantal.
43
18. INFORMATIE VAN HET LAADAPPARAAT
Tijdens het laad-/ontlaadproces kunt u door meerdere keren op de toets “DEC” te drukken, diverse gegevens op het
scherm weergeven. Als er gedurende enkele seconden op geen enkele toets wordt gedrukt, keert het laadapparaat
terug naar de normale weergave.
Welke informatie kan worden weergegeven, is afhankelijk van het aangesloten accutype.
Spanning van de accu bij het einde laad-/ontlaadproces
End Voltage
12.6V(3S)
Ingangsspanning
IN Power Voltage
14.93V
Weergave van de temperatuur aan de externe temperatuursensor
Ext.Temp 0C
Int.Temp 27C
Als er geen externe temperatuursensor is aangesloten (niet inbegrepen, afzonderlijk te bestellen), verschijnt
bij “Ext. Temp” de aanduiding “0C”.
Tijdsduur voor veiligheidstimer
Safety timer
ON 200min
Accucapaciteit voor veiligheidsuitschakeling
Capacity Cut-off
ON 5000mAh
44
19. ONDERHOUD EN REINIGING
Het apparaat is nagenoeg onderhoudsvrij en mag absoluut niet worden geopend.
Laat het apparaat uitsluitend door een deskundige of elektrotechnisch bedrijf repareren; anders bestaat het gevaar
dat het product defect raakt en bovendien vervalt hierdoor de goedkeuring (CE) en de garantie.
Voor een reiniging moet een evt. aangesloten accu van het laadapparaat worden ontkoppeld. Koppel vervol-
gens het laadapparaat los van de spannings-/stroomverzorging.
Reinig het apparaat alleen met een zachte, schone, droge en pluisvrije doek; gebruik geen reinigingsmiddel aangezien dit de behuizing en tekst kan beschadigen.
Stof kan eenvoudig worden verwijderd met een stofzuiger of schone, zachte borstel.
20. AFVOER
a) Algemeen
Het product hoort niet thuis in het huishoudelijk afval.
Verwijder het onbruikbaar geworden product aan het einde van zijn levensduur volgens de geldende
b) Batterijen en accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan!
Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente,
onze lialen of andere verkooppunten van batterijen en accu´s.
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
wettelijke voorschriften.
Op batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, vindt u de hiernaast vermelde symbolen. Deze ge-
ven aan dat ze niet via het huisvuil mogen worden verwijderd. De aanduidingen voor irriterend werkende,
zware metalen zijn: Cd=cadmium, Hg=kwik, Pb=lood (aanduiding staat op de batterij/accu bv. onder de
links afgebeelde containersymbolen).
Omgevingsvoorwaarden ..........................Temperatuur +10 °C tot +40°C; luchtvochtigheid 0% tot 90% relatief, niet
Gewicht ....................................................ong. 600 g
Afmetingen ..............................................ong. 137 x 147,5 x 45 mm (B x D x H)
condenserend
46
47
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverlming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.
Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
1416554_V1_1116_02_VTP_m_nl
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.