Deze handleiding heeft betrekking op TI-Nspire-software versie 1.4.
Ga voor de nieuwste versie van de documentatie naar
education.ti.com/guides.
Belangrijke informatie
Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in de bij een programma behorende
Licentie, geeft Texas Instruments betreffende programma's of
boekmateriaal geen uitdrukkelijke noch impliciete garantie, daaronder
mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties met
betrekking tot verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel,
en maakt zulk materiaal uitsluitend beschikbaar op een “as-is” basis. In
geen geval is Texas Instruments tegenover wie dan ook aansprakelijk
voor enige speciale, indirecte, bijkomende of gevolgschade verband
houdend met of voortvloeiend uit de aankoop of het gebruik van dit
materiaal en, ongeacht de vorm van proces, zal de enige en uitsluitende
aansprakelijkheid van Texas Instruments niet hoger zijn dan het in de bij
een programma behorende licentie vermelde bedrag. Daarenboven wijst
Texas Instruments elke aansprakelijkheid van de hand voor vorderingen
van welke aard dan ook tegen het gebruik van dit materiaal door
derden.
Licentie
Zie de complete licentie die is geïnstalleerd in C:\Program Files\TI
Education\TI-Nspire.
Foutcodes en meldingen
Productinformatie, service en
garantie TI
vi
TI-Nspire™
In deze handleiding worden de templates, functies, commando's en operatoren beschreven die
beschikbaar zijn voor het uitwerken van wiskundige uitdrukkingen.
Referentiehandleiding
Uitdrukkingstemplates
Uitdrukkingstemplates bieden u een makkelijke manier om wiskundige uitdrukkingen
in standaard wiskundige notatie in te voeren. Wanneer u een template invoegt, verschijnt
deze op de invoerregel met kleine blokjes op de posities waarop u elementen kunt invoeren.
Een cursor geeft aan welk element u kunt invoeren.
Gebruik de pijltoetsen of druk op
element, en typ een waarde of uitdrukking voor het element in. Druk op
om de uitdrukking uit te werken.
Breukentemplate
Opmerking: zie ook / (delen), pag. 106.
e om de cursor te verplaatsen naar de positie van elk
· of /·
/p-toetsen
Voorbeeld:
Exponent-template
Opmerking: typ de eerste waarde, typ op l en typ dan de
exponent. Om de cursor terug te brengen naar de basisregel drukt u
op de pijl naar rechts (¢).
Opmerking: zie ook ^ (macht), pag. 107.
Worteltemplate
Opmerking: zie ook
N-de wortel-template
Opmerking: zie ook wortel (), pag. 76.
‡
() (wortel), pag. 112.
l-toets
Voorbeeld:
/q-toetsen
Voorbeeld:
/l-toetsen
Voorbeeld:
TI-Nspire™ Referentiehandleiding1
e-macht-template
Het getal e verheven tot een macht
Opmerking: zie ook e^(), pag. 27.
u-toetsen
Voorbeeld:
Log-template
Berekent de log ten opzichte van een gespecificeerd grondtal. Voor
het standaard grondtal 10 laat u het grondtal weg.
Opmerking: zie ook log(), pag. 51.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(2-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een in twee stukkenstuksgewijs gedefinieerde functie creëren. Om ee n stuk toe te voegen
klikt u in de template en herhaalt u de template.
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 66.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(N-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een -stuksgewijs
gedefinieerde functie in N stukken creëren. Vraagt om N.
/s-toets
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Zie het voorbeeld bij Template voor stuksgewijs gedefinieerde
functies (2-stuks).
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 66.
Absolute waarde-template
Voorbeeld:
Opmerking: zie ook abs(), pag. 5.
Catalogus >
2TI-Nspire™ Referentiehandleiding
dd°mm’ss.ss’’ template
Hiermee kunt u hoeken in dd°mm’ss.ss’’-opmaak invoeren, waarbij
dd het aantal decimale graden, mm het aantal minuten en ss.ss het
aantal seconden is.
Catalogus >
Voorbeeld:
Matrixtemplate (2 x 2)
Creëert een 2 x 2 matrix.
Matrixtemplate (1 x 2)
.
Matrixtemplate (2 x 1)
Matrixtemplate (m x n)
De template verschijnt nadat u het aantal rijen en kolommen heeft
ingevoerd.
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Opmerking: als u een matrix creëert met een gro ot aantal rijen en
kolommen, kan het even duren voordat deze verschijnt.
Somtemplate (G)
Voorbeeld:
Catalogus >
TI-Nspire™ Referentiehandleiding3
Product-template (Π)
Opmerking: zie ook Π() (product), pag. 112.
Catalogus >
Voorbeeld:
4TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Alfabetische lijst
Elementen waarvan de namen niet alfabetische zijn (zoals +, ! en >) staan aan het eind van dit
hoofdstuk, vanaf pag. 105. Tenzij anders gespecificeerd zijn alle voorbeelden in dit hoofdstuk
uitgevoerd in de standaard reset-modus, en wordt van alle variabelen aangenomen dat ze
onbepaald zijn.
A
abs()
abs(Waarde1) ⇒ waarde
abs(
Lijst1) ⇒ lijst
abs(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft de absolute waarde van het argument.
Opmerking: zie ook Absolute waarde-template, pag. 2.
Als het argument een complex getal is, dan wordt de modulus van
dat getal gegeven.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
Aflossingsfunctie die een matrix als aflossingstabel genereert voor
een serie TVM-argumenten.
NPmt is het aantal betalingen dat in de tabel moet worden
opgenomen. De tabel begint met de eerste betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 96.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
De kolommen in de resulterende matrix zijn in de volgorde: Aantal
betalingen, bedrag betaald aan rente, bedrag betaald aan de
hoofdsom (aflossing) en balans.
De balans die getoond wordt in rij n is de balans na betaling n.
U kunt de uitvoermatrix gebruiken als invoer voor de andere
aflossingsfuncties GInt() en GPrn(), pag. 113, en bal(), pag. 10.
Catalogus
Catalogus
>
>
and
BooleaanseUitdr1 and BooleaanseUitdr2 ⇒ Booleaanse
uitdrukking
BooleaanseLijst1 and BooleaanseLijst2 ⇒ Booleaanse lijst
BooleaanseMatrix1 and BooleaanseMatrix2 ⇒ Booleaanse
matrix
Geeft waar of onwaar of een vereenvoudigde vorm van de
oorspronkelijke invoer.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding5
and
Geheel getal1 and Geheel getal2 ⇒ geheel getal
Vergelijkt twee reële gehele getallen bit-voor-bit met behulp van een
and-bewerking. Intern worden beide gehele getallen geconverteerd
naar 64-bits binaire getallen met een teken (positief of negatief).
Wanneer overeenkomstige bits vergeleken worden, is het resultaat 1
als beide bits 1 zijn; anders is het resultaat 0. De geretourneerde
waarde geeft de bitresultaten, en wordt weergegeven volgens de
ingestelde grondtal-modus.
U kunt de gehele getallen invoeren in elk grondtal. Voor een binaire
of hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix worden gehele getallen behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
>
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
In de Dec-grondtalmodus:
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
angle()
angle(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft de hoek van het argument, waarbij het argument als een
complex getal wordt geïnterpreteerd.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
angle(Lijst1) ⇒ lijst
angle(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de hoeken van de elementen in Lijst1 of
Matrix1, waarbij elk element geïnterpreteerd wordt als een complex
getal dat een punt in een rechthoekig twee-dime nsionaal assenstelsel
voorstelt.
ANOVA
ANOVA Lijst1,Lijst2[,Lijst3,...,Lijst20][,Vlag]
Voert een eenwegs-variantieanalyse uit voor het vergelijken van
de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 86).
Vlag=0 voor gegevens, Vlag=1 voor statistieken
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FWaarde van de F-statistiek
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de groepen
stat.SSSom van de kwadraten van de groepen
Catalogus
Catalogus
>
>
6TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de groepen
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde kwadraat van de fouten
stat.spGepoolde standaarddeviatie
stat.xbarlistGemiddelde van de invoer van de lijsten
stat.CLowerList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
stat.CUpperList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
Berekent een tweewegs variantieanalyse voor het vergelijken
van de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 86).
NivRij=0 voor blok
NivRij=2,3,...,Len-1, voor tweeweg, waarbij
Len=lengte(Lijst1)=lengte(Lijst2) = … = lengte(Lijst10) en
Len / NivRij ∈ {2,3,…}
Uitvoer: Blokopmaak
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
stat.FBlockF-statistiek voor de factor
stat.PValBlockKleinste kans waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfBlockVrijheidsgraden van de factor
stat.SSBlockSom van de kwadraten van de factor
stat.MSBlockGemiddelde van de kwadraten van de factor
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
stat.sStandaarddeviatie van de fout
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding7
Uitvoer van KOLOMFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FcolF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValColKanswaarde van de kolomfactor
stat.dfColVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSColSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSColGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
Uitvoer van RIJFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FRowF-statistiek van de rijfactor
stat.PValRowKanswaarde van de rijfactor
stat.dfRowVrijheidsgraden van de rijfactor
stat.SSRowSom van de kwadraten van de rijfactor
stat.MSRowGemiddelde van de kwadraten van de rijfactor
Uitvoer van INTERACTIE
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FInteractF-statistiek van de interactie
stat.PValInteractKanswaarde van de interactie
stat.dfInteractVrijheidsgraden van de interactie
stat.SSInteractSom van de kwadraten van de interactie
stat.MSInteractGemiddelde van de kwadraten van de interactie
Uitvoer van FOUT
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
sStandaarddeviatie van de fout
8TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Ans
Ans ⇒ waarde
Geeft het resultaat van de meest recent uitgewerkte uitdrukking.
/v
-toetsen
approx()
approx(Waarde1) ⇒ getal
Geeft de uitwerking van het argument als een uitdrukking met
decimale waarden, indien mogelijk, ongeacht de huidige
Automatische of Benaderende modus.
Dit is hetzelfde als het argument invoeren en op
drukken.
approx(Lijst1) ⇒ lijst
approx(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix waarin elk element uitgewerkt is naar een
decimale waarde, indien mogelijk.
Geeft het argument als een breuk met een tolerantie van tol. Als tol
wordt weggelaten, wordt er een tolerantie van 5.E-14 gebruikt.
augment()
augment(Lijst1,Lijst2) ⇒ lijst
Geeft een nieuwe lijst die bestaat uit Lijst2 aan het eind van Lijst1.
augment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. Wanneer het teken “,” wordt gebruikt, moeten de matrices gelijke rijafmetingen hebben, en wordt Matrix2 toegevoegd aan
Matrix1 als nieuwe kolommen. Augment verandert Matrix1 en
Matrix2 niet.
/
·
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding9
avgRC()
avgRC(Uitdr1, Var [=waarde] [, H]) ⇒ uitdrukking
avgRC(Uitdr1, Var [=Waarde] [, Lijst1]) ⇒ lijst
avgRC(Lijst1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ lijst
avgRC(Matrix1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ matrix
Geeft het differentiequotiënt (gemiddelde veranderingssnelheid).
Uitdr1 kan een door de gebruiker gedefinieerde functienaam zijn
(zie
Func).
Wanneer waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere
variabeletoekenning of elke huidige “waarvoor geldt dat”-substitutie
voor de variabele onderdrukt.
H is de stapgrootte. Als H wordt weggelaten, is de standaardwaarde
0,001.
Merk op dat de soortgelijke functie
differentiequotiënt gebruikt.
Aflossingsfunctie die de geplande balans berekent na een
gespecificeerde betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 96.
NPmt specificeert het nummer van de betaling waarna u de gegevens
berekend wilt hebben.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 96.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
bal(NPmt,amortTable) berekent de balans na het nummer van de
betaling NPmt, op basis van de aflossingstabel amortTable. Het
argument amortTable moet een matrix zijn in de vorm die
beschreven wordt onder amortTbl(), pag. 5.
Opmerking: zie ook GInt() en GPrn(), pag. 113.
Base2 (4Grondtal2)
4
Geheel getal1 4Base2 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een binair getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
Catalogus
Catalogus
>
>
10TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Base2 (4Grondtal2)
4
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt binair weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Base10 (4Grondtal10)
4
Geheel getal1 4Base10 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een decimaal (grondtal 10) getal.
Een binair of hexadecimaal getal moet altijd respectievelijk het prefix
0b of 0h hebben.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal. Het
resultaat wordt als decimaal getal weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Base16 (4Grondtal16)
4
Geheel getal1 4Base16 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een hexadecimaal getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt als hexadecimaal getal
weergegeven, ongeacht de Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding11
binomCdf()
binomCdf(n,p,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
binomCdf(n,p,bovengrens) ⇒ getal als bovengrens een getal
is,
lijst als bovengrens een lijst is
Berekent de cumulatieve kans voor de discrete binomiale verdeling
met aantal pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
bovengrens) stelt u ondergrens=0 in
Voor P(X
Catalogus
>
binomPdf()
binomPdf(n,p) ⇒ getal
binomPdf(n,p,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is,
lijst als XWaarde een lijst is
Berekent de kans voor de discrete binomiale verdeling met aantal
pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
C
ceiling()
ceiling(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft het dichtstbijliggende gehele getal dat ‚ is aan het argument.
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
Opmerking: zie ook floor().
ceiling(Lijst1) ⇒ lijst
ceiling(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de 'plafondwaarde' van elk element.
char()
char(Geheel getal) ⇒ teken
Geeft een tekenreeks die het teken met het nummer Geheel getal
van de tekenserie van de rekenmachine bevat. Het geldige bereik
voor Geheel getal is 0–65535.
2
c
2way
2
c
2way obsMatrix
chi22way obsMatrix
Berekent een c2 -toets voor afhankelijkheid op de kruistabel van
aantallen in de geobserveerde matrix ObsMatrix. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 86).
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht.
12TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.ExpMatMatrix van de verwachte tabel met aantallen elementen, waarbij wordt uitgegaan van de nulhypothese
stat.CompMatMatrix van chi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
2
c
Cdf()
2
c
Cdf(ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
chi2Cdf(
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
Berekent de c2 -verdelingskans tussen ondergrens en bovengrens
voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.
2
c
GOF
2
c
GOF obsLijst,expLijst,df
chi2GOF obsLijst,expLijst,df
Voert een toets uit om te bevestigen dat de steekproefgegevens
afkomstig zijn uit een populatie met de gespecificeerde verdeling.
obsLijst is een lijst met aantallen en moet gehele getallen bevatten.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.CompListChi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
>
>
2
c
Pdf()
2
c
Pdf(XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst als
XWaarde een lijst is
chi2Pdf(
XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent de kansdichtheidsfunctie (pdf) voor de c2-verdeling bij een
gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding13
ClearAZ
ClearAZ
Wist alle variabelen die bestaan uit één teken in de huidige opgave.
Catalogus
>
ClrErr
ClrErr
Wist de foutstatus en zet de systeemvariabele errCode op nul.
De Else-bepaling van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of
PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden,
gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet
worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de
volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste
Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het
foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.
Opmerking: zie ook PassErr, pag. 66 en Try , pag. 94.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
colAugment()
colAugment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. De matrices moeten evenveel kolommen hebben, en
Matrix2 wordt toegevoegd aan Matrix1 als nieuwe rijen. Dit verandert Matrix1 of Matrix2 niet.
colDim()
colDim(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het aantal kolommen in Matrix.
Opmerking: zie ook rowDim().
Catalogus
Zie voor een voorbeeld van ClrErr Voorbeeld 2 onder het
commando Try op pag. 94.
Catalogus
Catalogus
>
>
>
colNorm()
colNorm(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de
elementen in de kolommen in Matrix.
Opmerking: onbepaalde matrixelementen zijn niet toegestaan. Zie
Geeft een matrix op basis van de argumenten.
Uitdr is een uitdrukking in de variabelen Va r 1 en Var 2 . Elementen in
de resulterende matrix worden gevormd door Uitdr uit te werken
voor elke opgehoogde waarde van Va r 1 en Va r 2 .
Var 1 wordt automatisch verhoogd van 1 tot en met aantalRijen.
Binnen elke rij wordt Va r 2 verhoogd van 1 tot en met
aantalKolommen.
CopyVar()
CopyVar Var 1 , Va r 2
CopyVar Var 1 ., Va r2 .
CopyVar Var 1 , Va r2 kopieert de waarde van variabele Va r1 naar
variabele Var 2, waar bij Var 2 indien nodig gecreëerd wordt. Variabele
Var 1 moet een waarde hebben.
Als Va r1 de naam van een bestaande, door de gebruiker
gedefinieerde functie is, kopieert CopyVar de definitie van die functie
naar functie Va r2 . Functie Va r 1 moet gedefinieerd zijn.
Var 1 moet voldoen aan de naamgevingsvereisten of moet een
indirecte uitdrukking zijn die vereenvoudigd wordt tot een
variabelenaam die voldoet aan de vereisten.
CopyVar Var 1 ., Va r2 . kopieert alle leden van de variabelegroep
Var 1 . naar de groep Va r 2., waarbij Va r2 . indien nodig wordt
gecreëerd.
Var 1 . moet de naam van een bestaande variabelegroep zijn, zoals de
statistische stat.nn-resultaten, of van variabelen die gecreëerd zijn
met de LibShortcut()-functie. Als Va r2 . reeds bestaat, dan
vervangt deze opdracht alle leden die beide groepen
gemeenschappelijk hebben, en worden de leden die nog nie t bestaan
toegevoegd. Als er een enkelvoudige (geen groep) variabele met de
naam Va r2 bestaat, treedt er een fout op.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding15
corrMat()
corrMat(Lijst1,Lijst2[,…[,Lijst20]])
Berekent de correlatiematrix voor de matrix bestaande uit [Lijst1,
Lijst2, ..., Lijst20].
Catalogus
>
cos()
cos(Waarde1) ⇒ waarde
cos(Lijst1) ⇒ lijst
cos(Waarde1) geeft de cosinus van het argument als een waarde.
cos(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G of ôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
cos(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van de cosinus van elk element.
Wanneer een scalaire functie f(A) werkt op vierkanteMatrix1 (A),
dan wordt het resultaat berekend door het volgende algoritme:
Bereken de eigenwaarden (li) en de eigenvectoren (Vi) van A.
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Bovendien kan hij
geen symbolische variabelen hebben die geen waarde toegekend
hebben gekregen.
Vorm de matrices:
n-toets
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen:
Vervolgens A = X B Xêen f(A) = X f(B) Xê. Bijvoorbeeld cos(A) = X
cos(B) Xê waarbij:
cos(B) =
Alle berekeningen worden uitgevoerd met behulp van drijvende
komma-rekenkunde.
16TI-Nspire™ Referentiehandleiding
cosê()
cosê(Waarde1) ⇒ waarde
cosê(Lijst1) ⇒ lijst
/n-toetsen
In de hoekmodus Graden:
cosê(Waarde1) geeft de hoek waarvan de cosinus Waarde1 is.
cosê(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen van elk
element van Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
cosê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus van elk element.
Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
cosh()
cosh(Waarde1) ⇒ waarde
cosh(Lijst1) ⇒ lijst
cosh(Waarde1) geeft de cosinus hyperbolicus van het argument.
cosh(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen hyperbolicus van elk
element van Lijst1.
cosh(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is
niet hetzelfde als het berekenen van de cosinus hyperbolicus van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
In de hoekmodus Radialen:
>
coshê()
coshê(Waarde1) ⇒ waarde
coshê(Lijst1) ⇒ lijst
ê
cosh
(Waarde1) geeft de inverse cosinus hyperbolicus van het
argument.
ê
cosh
(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen hyperbolicus
van elk element van Lijst1.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding17
coshê()
coshê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1.
Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus
hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de
berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Catalogus
>
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
cot()
cot(Waarde1) ⇒ waarde
cot(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cotangens van Waarde1 of geeft een lijst van de
cotangensen van alle elementen Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G ofôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
cotê()
cotê(Waarde1) ⇒ waarde
cotê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de hoek waarvan de cotangens Waarde1 is of geeft een lijst
met de inverse cotangens van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
coth()
coth(Waarde1) ⇒ waarde
coth(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cotangens hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst van
de cotangensen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
cothê()
cothê(Waarde1) ⇒ waarde
cothê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de inverse cotangens hyperbolicus van Waarde1 of geeft een
lijst met de inverse cotangensen hyperbolicus van elk element in
Lijst1.
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in de
argumenten die uitgewerkt worden tot numerieke waarden.
Elk argument kan een uitdrukking, waarde, lijst of matrix zijn. U kunt
gegevenstypen mengen en argumenten met verschillende afmetingen
gebruiken.
Bij een lijst, matrix of reeks cellen wordt elk element uit gewerkt om te
bepalen of het moet worden opgenomen in de telling.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen op de
plaats van elk argument gebruiken.
Catalogus
>
countif()
countif(Lijst,Criteria) ⇒ waarde
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in Lijst die
voldoen aan de gespecificeerde Criteria.
Criteria kan zijn:
• Een waarde, uitdrukking of tekenreeks. Bijvoorbeeld: 3 telt
alleen die elementen in Lijst die vereenvoudigd worden tot de
waarde 3.
• Een Booleaanse uitdrukking met het symbool ? als tijdelijke
plaatsaanduiding voor elk element. Bijvoorbeeld, ?<5 telt alleen
die elementen in Lijst die kleiner zijn dan 5.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen
gebruiken op de plaats van Lijst.
Opmerking: zie ook sumIf(), pag. 89 en frequency(), pag. 34.
crossP()
crossP(Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft het uitwendige product van Lijst1 en Lijst2 als een lijst.
Lijst1 en Lijst2 moeten gelijke afmetingen hebben, en de afmeting
moet 2 of 3 zijn.
crossP(Vector1, Vector2) ⇒ vector
Geeft een rij- of kolomvector (afhankelijk van de argumenten) die het
uitwendig product is van Vector1 en Vec to r 2 .
Zowel Vector1 als Vector2 moeten rijvectoren zijn, of beide moeten
kolomvectoren zijn. Beide vectoren moeten gelijke afmetingen
hebben, en de afmeting moet 2 of 3 zijn.
Catalogus
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan 3.
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan "def".
Telt 1 en 3.
Telt 3, 5 en 7.
Telt 1, 3, 7 en 9.
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding19
csc()
csc(Waarde1) ⇒ waarde
csc(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cosecans van Waarde1 of geeft een lijst met de cosencansen
van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
>
cscê()
cscê(Waarde1) ⇒waarde
cscê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de hoek waarvan de cosecans Waarde1 is of geeft een lijst met
de inverse cosecans van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
csch()
csch(Waarde1) ⇒ waarde
csch(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cosecans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst van de
cosecansen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
cschê()
cschê(Waarde) ⇒ waarde
cschê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de inverse cosecans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst
met de inverse cosecans hyperbolicus van elk element in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
20TI-Nspire™ Referentiehandleiding
CubicReg
CubicReg X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Catalogus
>
Berekent de derdegraads veeltermregressie y = a·x3+b·
x2+c·x+d op de lijsten X en Y met frequentie Freq. Een
samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
punt voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d
2
stat.R
Regressievergelijking: a·x3+b·x2+c·x+d
Regressiecoëfficiënten
Determinatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
cumSum()
cumSum(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de cumulatieve sommen van de elementen in
Lijst1, beginnend bij element 1.
cumSum(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een matrix van de cumulatieve sommen van de elementen van
Matrix1. Elk element is de cumulatieve som van de kolom, van boven
naar beneden.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding21
Cycle
Cycle
Brengt de besturing onmiddellijk naar de volgende iteratie van de
For, While of Loop).
huidige lus (
Cycle is niet toegestaan buiten de drie lusstructuren (For, While of
Loop).
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Cylind
4
Vec t o r 4Cylind
Geeft de rij- of kolomvector in cilindrische vorm weer [r,q, z].
Vec t o r moet exact drie elementen hebben. De vector kan een rij of
een kolom zijn.
@ te drukken in plaats van op ·
D
Catalogus
Functies die de gehele getallen van 1 tot 100 optelt, waarbij 50
wordt overgeslagen.
Catalogus
>
>
dbd()
dbd(datum1,datum2) ⇒ waarde
Geeft het aantal dagen tussen datum1 en datum2 met behulp van de
actuele-dag-telmethode.
datum1 en datum2 kunnen getallen of lijsten met getallen zijn
binnen het bereik van de datums op de standaard kalender. Als zowel
datum1 als datum2 lijsten zijn, dan moeten deze dezelfde lengte
hebben.
datum1 en datum2 moeten tussen de jaren 1950 tot en met 2049
liggen.
U kunt de datums in twee notaties invoeren. De plaatsing van de
decimale punt onderscheidt de datumnotaties.
MM.DDJJ (algemeen gebruikte notatie in de Verenigde Staten)
DDMM.JJ (algemeen gebruikte notatie in Europa)
Catalogus
>
22TI-Nspire™ Referentiehandleiding
DD
4
4DD ⇒ waarde
Uitdr1
Lijst1 4DD ⇒ lijst
Matrix1
4DD ⇒ matrix
Geeft het decimale equivalent van het argument, uitgedrukt in
graden. Het argument is een getal, lijst of matrix die op basis van de
hoekmodus-instelling geïnterpreteerd wordt als decimale graden,
radialen of graden.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
>
4Decimal
4Decimal
Getal1
4Decimal
Lijst1
Matrix1
Geeft het argument in decimale vorm weer. Deze operator kan alleen
op het eind van de invoerregel gebruikt worden.
Define (Definiëren)
Define Var = Uitdrukking
Define Functie(Param1, Param2, ...) = Uitdrukking
Definieert de variabele Va r of de door de gebruiker gedefinieerde
functie Functie.
Parameters, zoals Param1, vormen de plaats voor het doorgeven van
argumenten aan de functie. Bij het oproepen van een door de
gebruiker gedefinieerde functie moet u argumenten opgeven
(bijvoorbeeld waarden of variabelen) die overeenkomen met de
parameters. De functie werkt, wanneer deze wordt aangeroepen,
Uitdrukking uit met de opgegeven argumenten.
Var en Functie kunnen niet de naam van een systeemvariabele of
van een ingebouwde functie of commando zijn.
Opmerking: deze vorm van Define staat gelijk aan het uitvoeren
van de uitdrukking: uitdrukking & Functie(Param1,Param2).
4
Decimal
⇒ waarde
⇒ waarde
⇒ waarde
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding23
Define (Definiëren)
Define Functie(Param1, Param2, ...) = Func
Blok
EndFunc
Programma(Param1, Param2, ...) = Prgm
Define
Blok
EndPrgm
In deze vorm kan de door de gebruiker gedefinieerde functie of
programma een blok van meerdere beweringen uitvoeren.
Blok kan zowel een enkele bewering als een serie beweringen op
aparte regels zijn. Blok kan ook uitdrukkingen en instructies (zoals If,
Then, Else en For) bevatten.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Opmerking: Zie ook Define LibPriv, pag. 24 en Define
LibPub
Werkt hetzelfde als Define, behalve dat er een persoonlijke
bibliotheekvariabele, -functie of -programma wordt gecreëerd.
Persoonlijke functies en programma's verschijnen niet in de
Catalogus.
Opmerking: Zie ook Define, pag. 23 en Define LibPub,
Werkt hetzelfde als Define, behalve dat er een openbare
bibliotheekvariabele, -functie of -programma wordt gecreëerd.
Openbare functies en programma verschijnen in de Catalogus nadat
de bibliotheek is opgeslagen en vernieuwd.
Opmerking: Zie ook Define, pag. 23 en Define LibPriv,
pag. 24.
Programma(Param1, Param2, ...) = Prgm
Catalogus
>
DelVar
DelVar Var 1 [, Va r 2] [, Va r 3 ] ...
DelVar
Var .
Wist de gespecificeerde variabele of variabelegroep uit het geheugen.
DelVar Var . wist alle leden van de variabelegroep Va r . (zoals de
statistische stat.nn-resultaten of variabelen die gecreëerd zijn met de
LibShortcut()-functie). De punt (.) in deze vorm van het
commando DelVar beperkt dit tot het wissen van een
variabelegroep; de enkelvoudige variabele Va r wordt niet gewist.
det()
det(vierkanteMatrix[, Tolerantie]) ⇒ uitdrukking
Geeft de determinant van vierkanteMatrix.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan Tolerantie is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt Tolerantie genegeerd.
/
•Als u
•Als Tolerantie wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan
Geeft een matrix met de waarden in de argumentenlijst of de
argumentenmatrix op zijn hoofddiagonaal.
diag(vierkanteMatrix) ⇒ rijMatrix
Geeft een rijmatrix met de elementen uit de hoofddiagonaal van
vierkanteMatrix.
vierkanteMatrix moet vierkant zijn.
Catalogus
>
dim()
dim(Lijst) ⇒ geheel getal
Geeft de afmeting van Lijst.
dim(Matrix) ⇒ lijst
Geeft de afmetingen van matrix als een lijst met twee elementen
{rijen, kolommen}.
dim(Strin g) ⇒ geheel getal
Geeft het aantal tekens in de tekenreeks St ring.
Disp
Disp [uitdrOfString1] [, uitdrOfString2] ...
Geeft de argumenten in de geschiedenis van de Rekenmachine. De
argumenten worden achter elkaar weergegeven, met smalle spaties
als scheiding.
Vooral handig in programma's en functies om de weergave van
tussenberekeningen te verzekeren.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Catalogus
>
>
26TI-Nspire™ Referentiehandleiding
DMS
4
4DMS
Waarde
Lijst 4DMS
Matrix 4DMS
Interpreteert het argument als een hoek en geeft de equivalente DMS
(DDDDDD¡MM'SS.ss'')-waarde weer. Zie ¡, ', '' op pag. 115voor de
DMS (graden, minuten, seconden)-notatie.
Opmerking: 4DMS converteert van radialen naar graden als hij
wordt gebruikt in de radialenmodus. Als de invoer gevolgd wordt
door een gradensymbool
4DMS alleen op het eind van een invoerregel gebruiken.
¡, treedt er geen conversie op. U kunt
In de hoekmodus Graden:
Catalogus
>
dotP()
dotP(Lijst1, Lijst2) ⇒ uitdrukking
Geeft het inwendige product van twee lijsten.
dotP(Vector1, Vector2) ⇒ uitdrukking
Geeft het inwendige product van twee vectoren.
Beide moeten rijvectoren zijn, of beide moeten kolomvectoren zijn.
E
e^()
e^(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft e tot de macht Waarde1.
Opmerking: zie ook e macht-template, pag. 2.
Opmerking: op u drukken om
hetzelfde als drukken op het teken E op het toetsenbord.
U kunt een complex getal in re
vorm echter alleen in de hoekmodus Radialen; hij veroorzaakt een
domeinfout in de hoekmodi Graden en Decimale graden.
e^(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft e tot de macht van elk element in Lijst1.
e^(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de 'e tot de macht van vierkanteMatrix1'. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van e tot de macht van elk element. Zie voor
informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
e
^( weer te geven is niet
i
q
polaire vorm invoeren. Gebruik deze
Catalogus
u-toets
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding27
eff()
eff(nominaalPercentage,CpY) ⇒ waarde
Financiële functie die het nominale rentepercentage
nominaalPercentage converteert naar een jaarlijks effectief
percentage, waarbij CpY het aantal samengestelde periodes per jaar
is.
nominaalPercentage moet een reëel getal zijn, en CpY moet een
reëel getal > 0 zijn.
Opmerking: zie ook nom(), pag. 61.
Catalogus
>
eigVc()
eigVc(vierkanteMatrix) ⇒ matrix
Geeft een matrix met de eigenvectoren voor een reële of complexe
vierkanteMatrix, waarbij elke kolom in het resultaat overeenkomt
met een eigenwaarde. Merk op dat een eigenvector niet uniek is;
hij kan geschaald worden door een willekeurige constante factor.
De eigenvectoren worden genormaliseerd, wat betekent: als V =
[x1,x2, …, xn], dan:
2
2
+ … + x
2
= 1
n
x
+x
1
2
vierkanteMatrix wordt eerst gebalanceerd met
gelijkheidstransformaties tot de rij- en kolomnormen zo dicht
mogelijk bij dezelfde waarde liggen. vierkanteMatrix wordt
vervolgens gereduceerd tot de upper-Hessenberg-vorm en de
eigenvectoren worden berekend via een Schur-factorisatie.
eigVl()
eigVl(vierkanteMatrix) ⇒ lijst
Geeft een lijst van de eigenwaarden van een reële of complexe
vierkanteMatrix.
vierkanteMatrix wordt eerst gebalanceerd met
gelijkheidstransformaties tot de rij- en kolomnormen zo dicht
mogelijk bij dezelfde waarde liggen. vierkanteMatrix wordt
vervolgens gereduceerd tot de upper-Hessenberg-vorm en de
eigenwaarden worden berekend uit de upper-Hessenberg-matrix.
In rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
In de rechthoekige complexe opmaak-modus:
Catalogus
Catalogus
>
>
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
EndForZie For, pag. 33.
EndFuncZie Func, pag. 35.
EndIfZie If, pag. 40.
EndLoopZie Loop, pag. 53.
EndPrgmZie Prgm, pag. 68.
Catalogus
>
EndTryZie Try, pag. 94.
EndWhileZie While, pag. 99.
TI-Nspire™ Referentiehandleiding29
Exit
Exit
Sluit het huidige For, While of Loop-blok af.
Exit is niet toegestaan buiten de drie lusstructuren (For, While of
Loop).
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Functielijst:
Catalogus
>
exp()
exp(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft e tot de macht Waarde1.
Opmerking: zie ook e exponent-template, pag. 2.
i
U kunt een complex getal in re
vorm echter alleen in de hoekmodus Radialen; hij veroorzaakt een
domeinfout in de hoekmodi Graden en Decimale graden.
exp(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft e tot de macht van elk element in Lijst1.
exp(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de 'e tot de macht van vierkanteMatrix1'. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van e tot de macht van elk element. Zie voor
informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
expr()
expr(Stri ng) ⇒ uitdrukking
Geeft de tekenreeks in Str ing als een uitdrukking en voert deze
onmiddellijk uit.
q
polaire vorm invoeren. Gebruik deze
u-toets
Catalogus
>
30TI-Nspire™ Referentiehandleiding
ExpReg
ExpReg X, Y [, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de exponentiële regressie y = a·(b)xop de lijsten X en Y
met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
2
stat.r
stat.rCorrelatiecoëfficiënt voor getransformeerde gegevens (x, ln(y))
stat.ResidResiduen die geassocieerd zijn met het exponentiële model
stat.ResidTransResiduen die geassocieerd zijn met de lineaire regressie van getransformeerde gegevens
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Regressievergelijking: a·(b)
Coëfficiënt van lineaire verband voor getransformeerde gegevens
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
x
Catalogus
>
F
factor()
factor(rationaalGetal) geeft het rationale getal ontbonden in
priemfactoren. Bij samengestelde getallen neemt de berekeningstijd
exponentieel toe met het aantal cijfers in de op één na grootste
factor. Het ontbinden van een geheel getal van 30 cijfers kan
bijvoorbeeld langer dan een dag duren, en het ontbinden van een
geheel getal van 100 cijfers kan meer dan een eeuw duren.
Opmerking: druk op w om een berekening te stoppen (af te
breken).
Als u alleen wilt bepalen of een getal een priemgetal is, gebruik dan
liever isPrime(). Dat is veel sneller, vooral als rationaalGetal geen
priemgetal is en als de op één na grootste factor meer dan vijf cijfers
heeft.
TI-Nspire™ Referentiehandleiding31
Catalogus
>
FCdf()
FCdf(ondergrens,bovengrens,dfTeller,dfNoemer) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
FCdf(onde rgrens,bovengrens,dfTeller,dfNoemer) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
Berekent de kans voor de F-verdeling tussen ondergrens en
bovengrens voor de gespecificeerde dfTeller (vrijheidsgraden) en
dfNoemer.
bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.
Voor P(X
Catalogus
>
Fill
Fill Waarde, matrixVar ⇒ matrix
Vervangt ieder element in variabele matrixVar door Waarde.
matrixVar moet al bestaan.
Fill Waarde, lijstVar ⇒ lijst
Vervang ieder element in variabele lijstVar door Waarde.
lijstVar moet al bestaan.
FiveNumSummary
FiveNumSummaryX[,[Freq][,Categorie,Opnemen]]
Levert een verkorte versie van de statistieken voor 1 variabele van
lijst X. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de
variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
X representeert een lijst met de gegevens.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elke overeenkomstige X-
waarde voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X-waarden.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
Catalogus
Catalogus
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.MinXMinimum van de x-waarden
stat.Q1X1ste kwartiel van x
stat.MedianXMediaan van x
stat.Q3X3de kwartiel van x
stat.MaxXMaximum van de x-waarden
32TI-Nspire™ Referentiehandleiding
floor()
floor(Waarde1) ⇒ geheel getal
Geeft het grootste gehele getal dat { dan het argument. Deze functie
is hetzelfde als int().
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
floor(Lijst1) ⇒ lijst
floor(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix van de floor-waarde van elk element.
Opmerking: zie ook ceiling() en int().
Catalogus
>
For
For Var , Laag, Hoog[, St ap]
Blok
EndFor
Voert de beweringen in Blok iteratief uit voor elke waarde van Va r ,
van Laag naar Hoog, in stappen van Stap .
Var mag geen systeemvariabele zijn.
Stap kan positief of negatief zijn. De standaardwaarde is 1.
Blok kan een enkele bewering of een serie beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
format()
format(Waarde[, opmaakString]) ⇒ string
Geeft Waarde als een tekenreeks op basis van de opmaaktemplate.
opmaakString is een string die de volgende vorm moet hebben:
“F[n]”, “S[n]”, “E[n]”, “G[n][c]”, waarbij [ ] optionele gedeeltes
aangeeft.
F[n]: Vaste opmaak. n is het aantal cijfers dat weergegeven moet
worden achter de decimale punt.
S[n]: Wetenschappelijke opmaak. n is het aantal cijfers dat
weergegeven moet worden achter de decimale punt.
E[n]: Ingenieursopmaak. n is het aantal cijfers na het eerste
significante cijfer. De exponent wordt aangepast naar een veelvoud
van drie, en de decimale punt wordt met nul, één of twee cijfers naar
rechts verplaatst.
G[n][c]: Zelfde als de vaste opmaak, maar scheidt de cijfers links van
de radix (decimale scheidingsteken) tevens in groepen van drie. c
specificeert het groep-scheidingsteken; de standaardinstelling is een
komma. Als c een punt is, wordt de radix weergegeven als een
komma.
[Rc]: Elk van bovengenoemde specificatietekens kan als suffix de Rc
radix-vlag krijgen, waarbij c een enkel teken is dat specificeert wat er
gesubstitueerd moet worden voor het radixpunt.
Geeft een lijst met de elementen uit Lijst1 uitgebreid volgens de
frequenties in freqGeheelGetalLijst. Deze functie kan gebruikt
worden om een frequentietabel voor de Gegevensverwerking &
Statistiek-toepassing samen te stellen.
Lijst1 kan elke geldige lijst zijn.
freqGeheelGetalLijst moet dezelfde afmeting als Lijst1 hebben en
mag alleen niet-negatieve gehele getallen bevatten. Elk element
specificeert het aantal keer dat het overeenkomstige element uit
Lijst1 wordt herhaald in de resulterende lijst. Een waarde van nul
sluit het overeenkomstige Lijst1-element uit.
frequency()
frequency(Lijst1,klassenLijst) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de aantallen elemente n in Lijst1. De aantallen zijn
gebaseerd op klassen die u definieert in klassenLijst.
Als klassenLijst {b(1), b(2), …, b(n)} is, dan zijn de gespecificeerde
klassen {?{b(1), b(1)<?{b(2),…,b(n-1)<?{b(n), b(n)>?}. De
resulterende lijst is één element langer dan klassenLijst.
Elk element van het resultaat komt over een met het aantal elementen
in Lijst1 die binnen die klasse liggen. Uitgedrukt in termen van de
countIf()-functie is het resultaat { countIf(list, ?{b(1)), countIf(list,
Voert een F -toet s met twee steekproeven uit. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results. (Zie pag.
86).
Voor H1: s1 > s2 stelt u Hypoth>0 in
Voor H1: s1 ƒs2 (standaardinstelling) stelt u Hypoth = 0 in
Voor H1: s1 < s2 stelt u Hypoth<0 in
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.F
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfNumerteller vrijheidsgraden = n1-1
stat.dfDenomnoemer vrijheidsgraden = n2-1
stat.sx1, stat.sx2Steekproefstandaarddeviatie van de gegevensverzamelingen in Lijst 1 en Lijst 2
stat.x1_bar
stat.x2_bar
stat.n1, stat.n2Grootte van de steekproeven
sx1,n1,sx2,n2[,Hypoth]
Berekende ó-statistiek voor de gegevensverzameling
Steekproefgemiddelde van de gegevensverzamelingen in Lijst 1 en Lijst 2
Catalogus
>
Func
Func
Blok
EndFunc
Template voor het creëren van een door de gebruiker gedefinieerde
functie.
Blok kan een enkele bewering of een serie beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”, of een serie beweringen op
aparte regels. De functie kan de instructie Return gebruiken om een
specifiek resultaat te retourneren.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Een stuksgewijs gedefinieerde functie definiëren:
Resultaat grafiek g(x)
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding35
G
gcd()
gcd(Waarde1, Waarde2) ⇒ uitdrukking
Geeft de grootste gemene deler van de twee argumenten. De
van twee breuken is de gcd van hun tellers gedeeld door de lcm van
hun noemers.
In de Automatische of Benaderende modus is de gcd van breuken
met een drijvende komma 1,0.
gcd(Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft de grootste gemene delers van de overeenkomstige elementen
in Lijst1 en Lijst2.
gcd(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft de grootste gemene delers van de overeenkomstige elementen
in Matrix1 en Matrix2.
geomCdf()
geomCdf(p,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als ondergrens
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
en
lijsten zijn
geomCdf(
p,bovengrens) ⇒ getal als bovengrens een getal is,
lijst als bovengrens een lijst isBerekent een cumulatieve geometrische kans van ondergrens naar
bovengrens met de gespecificeerde succeskans p.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 1 in.
geomPdf()
geomPdf(p,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent de kans op XWaarde, het nummer van de poging waarbij
het eerste succes optreedt, voor de discrete geometrische verdeling
met de gespecificeerde succeskans p.
gcd
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
getDenom( )
getDenom(Breuk1) ⇒ waarde
Transformeert het argument in een uitdrukking met een
vereenvoudigde gemeenschappelijke noemer, en geeft vervolgens de
noemer ervan.
Catalogus
>
36TI-Nspire™ Referentiehandleiding
getLangInfo( )
getLangInfo() ⇒ string
Geeft een string die overeenkomt met de korte naam van de actieve
taal. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken in een progr amma of
functie om de huidige taal te bepalen.
Transformeert het argument naar een uitdrukking met een
vereenvoudigde gemeenschappelijke noemer, en geeft vervolgens de
teller ervan.
Catalogus
>
getVarInfo()
getVarInfo() ⇒ matrix of string
getVarInfo(BibliotheekNaamString) ⇒ matrix of string
getVarInfo() geeft een matrix met informatie (variabelenaam, type
en bibliotheektoegankelijkheid) voor alle variabelen en
bibliotheekobjecten die gedefinieerd zijn in de huidige opgave.
Als er geen variabelen gedefinieerd zijn, geeft getVarInfo() de
string "NONE".
getVarInfo(BibliotheekNaamString) geeft een matrix met
informatie voor alle bibliotheekobjecten die gedefinieerd zijn in
bibliotheek BibliotheekNaamString. BibliotheekNaamString moet
een string zijn (tekst tussen aanhalingstekens) of een stringvariabele.
Als de bibliotheek BibliotheekNaamString niet bestaat, treedt er een
fout op.
Zie het voorbeeld links, waarin het resultaat van getVarInfo()
wordt toegekend aan variabele vs. Als u probeert rij 2 of rij 3 van vs
weer te geven, krijgt u de foutmelding “Ongeldige lijst of matrix”
omdat minimaal één van de elementen in deze rijen (variabele b
bijvoorbeeld) opnieuw wordt uitgewerkt naar een matrix.
Deze fout kan ook optreden wanneer u Ans gebruikt om een
getVarInfo()-resultaat opnieuw uit te werken.
Het systeem geeft bovengenoemde foutmelding omdat de huidige
versie van de software geen gegeneraliseerde matrixstructuur
ondersteunt waarbij een element van een matrix een matrix of een
lijst kan zijn.
Catalogus
>
38TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Goto
Goto labelNaam
Brengt de besturing over naar het label labelNaam.
labelNaam moet in dezelfde functie gedefinieerd worden met behulp
Lbl-instructie.
van een
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Grad
4
Uitdr1 4 Grad ⇒ uitdrukking
Converteert Uitdr1 naar een hoek in decimale graden.
I
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
identity()
identity(Geheel getal) ⇒ matrix
Geeft de eenheidsmatrix met de afmeting Geheel getal.
Geheel getal moet een positief geheel getal zijn.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding39
If
If BooleaanseUitdr Bewering
If BooleaanseUitdr Then
Blok
EndIf
Voert, als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar waar, de enkele
bewering Bewering of het blok beweringen Blok uit alvorens door te
gaan met de uitvoering.
Gaat, als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar onwaar, door met
de uitvoering zonder de bewering of het blok beweringen uit te
voeren.
Blok kan een enkele bewering of een reeks beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
If BooleaanseUitdr Then
Blok1
Else
Blok2
EndIf
Als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar waar, wordt Blok1
uitgevoerd en wordt Blok2 vervolgens overgeslagen.
Als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar onwaar, wordt Blok1
overgeslagen maar wordt Blok2 wel uitgevoerd.
Hiermee kunnen vertakkingen gemaakt worden.
Als BooleaanseUitdr1 wordt uitgewerkt naar waar, wordt Blok1
uitgevoerd. Als BooleaanseUitdr1 wordt uitgewerkt naar onwaar,
wordt BooleaanseUitdr2 uitgevoerd enz.
Waarde_Indien_onbekend]]) ⇒ uitdrukking, lijst of matrix
Werkt de Booleaanse uitdrukking BooleaanseUitdr (of ieder element
uit BooleaanseUitdr ) uit en geeft een resultaat op basis van de
volgende regels:
• BooleaanseUitdr kan een enkele waarde, een lijst of e en matrix
toetsen.
• Als een element van BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar
waar, wordt het overeenkomstige element uit
Waarde_Indien_waar gegeven.
• Als een element van BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar
onwaar, wordt het overeenkomstige element uit
Waarde_Indien_onwaar gegeven. Als u
Waarde_Indien_onwaar weglaat, wordt undef gegeven.
• Als een element van BooleaanseUitdr niet waar en niet onwaar
is, wordt het overeenkomstige element
Waarde_Indien_onbekend gegeven. Als u
Waarde_Indien_onbekend weglaat, wordt undef gegeven.
• Als het tweede, derde of vierde argument van de ifFn()-functie
een enkele uitdrukking is, dan wordt de Booleaanse toets
toegepast op elke positie in BooleaanseUitdr.
Opmerking: als de vereenvoudigde BooleaanseUitdr-bewering
een lijst of een matrix bevat, dan moeten alle andere lijst- of
matrixargumenten dezelfde afmeting(en) hebben, en heeft het
resultaat dezelfde afmeting(en).
Catalogus
De toetswaarde 1 is kleiner dan 2,5, dus het overeenkomstige
Waarde_Indien_Waar-element 5 wordt gekopieerd naar de
resultatenlijst.
De toetswaarde 2 is kleiner dan 2,5, dus het overeenkomstige
Waarde_Indien_Waar-element 6 wordt gekopieerd naar de
resultatenlijst.
De toetswaarde 3 is niet kleiner dan 2,5, dus het
overeenkomstige Waarde_Indien_Onwaar-element 10 wordt
gekopieerd naar de resultatenlijst.
Waarde_Indien_waar is een enkele waarde en komt overeen
met elke willekeurige geselecteerde positie.
Waarde_Indien_onwaar is niet gespecificeerd. Undef
(onbepaald) wordt gebruikt.
Eén element geselecteerd uit Waarde_Indien_waar. Eén
element geselecteerd uit Waarde_Indien_onbekend.
>
imag()
imag(Waarde1) ⇒ waarde
Catalogus
>
Geeft het imaginaire deel van het argument.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
reële variabelen. Zie ook real(), pag. 74
imag(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de imaginaire delen van de elementen.
imag(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een matrix met de imaginaire delen van de elementen.
Geeft het grootste gehele getal met een plus- of minteken dat kleiner
of gelijk is aan (Getal1 ÷ Getal2).
Geeft bij lijsten en matrices dit getal (argument 1 ÷ argument 2) voor
elk paar elementen.
invc2()
invc2(Oppervlakte,df)
Oppervlakte,df)
invChi2(
Berekent de inverse cumulatieve c2 (chi-kwadraat) kansfunctie die
gespecificeerd wordt door de vrijheidsgraad, df voor een gegeven
Oppervlakte onder de kromme.
invF()
invF(Oppervlakte,dfTeller,dfNoemer)
Oppervlakte,dfTeller,dfNoemer)
invF(
Berekent de inverse cumulatieve F verdelingsfunctie die
gespecificeerd wordt door dfTeller en dfNoemer voor een gegeven
Oppervlakte onder de kromme.
invNorm()
invNorm(Oppervlakte[,m,s])
Berekent de inverse cumulatieve normale verdelingsfunctie voor een
gegeven Oppervlakte onder de normale verdelingskromme die
gespecificeerd wordt door m en s.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
invt()
invt(Oppervlakte,df)
Berekent de inverse cumulatieve student-t-kansfunctie die
gespecificeerd wordt door de vrijheidsgraad, df voor een gegeven
Oppervlakte onder de kromme.
Geeft het gehele deel van het argument.
Geeft bij lijsten en matrices het gehele deel van elk element.
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
Catalogus
>
irr()
irr(CF0,CFLijst [,CFFreq]) ⇒ waarde
Financiële functie die de interne rentabiliteit van een investering
berekent.
CF0 is de begin-cashflow op tijdstip 0; dit moet een reëel getal zijn.
CFLijst is een lijst met cashflow-bedragen na de begin-cashflow CF0.
CFFreq is een optionele lijst waarin elk element de frequentie
waarmee een gegroepeerde (opeenvolgend) cashflow-bedrag
voorkomt specificeert; dit is het overeenkomstige element van
CFLijst. De standaardwaarde is 1; als u waarden invoert, dan
moeten dit positieve gehele getallen < 10.000 zijn.
Opmerking: zie ook mirr(), pag. 56.
isPrime()
isPrime(Getal) ⇒ Booleaanse constante uitdrukking
Geeft waar of onwaar om aan te geven of getal een geheel getal ‚ 2
is, dat alleen deelbaar is door zichzelf en door 1.
Als Getal groter is dan 306 cijfers en geen factoren {1021 heeft, dan
geeft isPrime(Getal) een foutmelding weer.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Catalogus
Functie om het volgende priemgetal na een gespecificeerd getal
te vinden:
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding43
L
Lbl
Lbl labelNaam
Definieert een label met de naam labelNaam binnen een functie.
U kunt een GotolabelNaam-instructie gebruiken om de besturing
naar de instructie onmiddellijk na het label te brengen.
labelNaam moet aan dezelfde naamgevingsvereisten voldoen als een
variabelenaam.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geeft het kleinste gemene veelvoud van de twee argumenten. De
lcm van twee breuken is de lcm van hun tellers gedeeld door de
gcd (grootste gemene veelvoud) van hun noemers. De lcm van
breukgetallen met een drijvende komma is hun product.
Geeft bij twee lijsten of matrices de kleinste gemene veelvouden van
de overeenkomstige elementen.
left()
left(bronString[, Aantal]) ⇒ string
Geeft het meest linkse Aantal tekens in tekenreeks bronString.
Als u Aantal weglaat, wordt de hele bronString gegeven.
left(Lijst1[, Aantal]) ⇒ lijst
Geeft het meest linkse Aantal elementen in Lijst1.
Als u Aantal weglaat, wordt de hele Lijst1 gegeven.
left(Vergelijken) ⇒ uitdrukking
Geeft het linkerlid van een vergelijking of ongelijkheid.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
44TI-Nspire™ Referentiehandleiding
libShortcut()
libShortcut(BibliotheekNaamString, SnelNaamString[, LibPrivVlag]) ⇒ lijst met variabelen
Creëert een variabelegroep in de huidige opgave die verwijzingen
naar alle objecten in het gespecificeerde bibliotheekdocument
BibliotheekNaamString bevat. Voegt de groepsleden tevens toe aan
het Variabelen-menu. U kunt vervolgens naar elk object verwijzen
met behulp van zijn SnelNaamString.
Stel LibPrivVlag=
sluiten (standaardinstelling)
Stel LibPrivVlag=1 om persoonlijke bibliotheekobjecten op te
nemen
Zie voor het kopiëren van een variabelegroep CopyVar op pag. 15.
Zie voor het wissen van een variabelegroep DelVar op pag. 25.
0 om persoonlijke bibliotheekobjecten uit te
Catalogus
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van een op de juiste manier
opgeslagen en vernieuwd bibliotheekdocument met de naam
linalg2 dat de gedefinieerde objecten clearmat, gauss1 en
gauss2 bevat.
>
LinRegBx
LinRegBx X,Y[,[Freq][,Categorie,Opnemen]]
Berekent de lineaire regressie y = a+b·x op de lijsten X en Y met
frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a+b·x
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Determinatiecoëfficiënt
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.FreqReg en stat.YReg
TI-Nspire™ Referentiehandleiding45
LinRegMx
LinRegMx X,Y[,[Freq][,Categorie,Opnemen]]
Berekent de lineaire regressie y = m·x+b op de lijsten X en Y met
frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: m·x+b
stat.m, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Determinatiecoëfficiënt
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
LinRegtIntervals
LinRegtIntervals X,Y[,Freq[,0[,CNiv]]]
Voor helling. Berekent een niveau C betrouwbaarheidsinterval voor
de helling.
LinRegtIntervals X,Y[,Freq[,1,Xwaarde[,CNiv]]]
Voor respons. Berekent een voorspelde y-waarde, een niveau C
voorspellingsinterval voor één observatie en een niveau C
betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde respons.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
46TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.dfVrijheidsgraden
2
stat.r
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
Alleen voor het type Hellling
UitvoervariabeleBeschrijving
[stat.CLower,
stat.CUpper]
stat.MEFoutmarge betrouwbaarheidsinterval
stat.SESlopeStandaardfout van helling
stat.sStandaardfout van de lijn
Alleen voor het type Respons
UitvoervariabeleBeschrijving
[stat.CLower,
stat.CUpper]
stat.MEFoutmarge betrouwbaarheidsinterval
stat.SEStandaardfout van de gemiddelde respons
[stat.LowerPred ,
stat.UpperPred]
stat.MEPredFoutmarge voor voorspellingsinterval
stat.SEPredStandaardfout voor voorspelling
stat.y
Regressievergelijking: a+b·x
Determinatiecoëfficiënt
Betrouwbaarheidsinterval voor de helling
Betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde respons
Voorspellingsinterval voor één observatie
a + b·XWaarde
TI-Nspire™ Referentiehandleiding47
LinRegtTest
LinRegtTest X,Y[,Freq[,Hypoth]]
Berekent een lineaire regressie op de X- en Y-lijsten en een t-toets op
de waarde van helling b en de correlatiecoëfficiënt r voor de
vergelijking y=a+bx. Hij toetst de nulhypothese H0:b=0 (equivalent
r=0) tegen één van de drie alternatieve hypothesen.
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Hypoth is een optionele waarde die één van de drie alternatieve
hypothesen specificeert, waartegen de nulhypothese (H0:b=r=0)
wordt getoetst.
Voor H1: bƒ0 en rƒ0 (standaard) stelt u Hypoth=0 in
Voor H1: b<0 en r<0 stelt u Hypoth<0 in
Voor H1: b>0 en r>0 stelt u Hypoth>0 in
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.tt-statistiek voor significantietoets
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.sStandaardfout van de lijn
stat.SESlopeStandaardfout van helling
2
stat.r
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
Regressievergelijking: a + b·x
Determinatiecoëfficiënt
Catalogus
>
List()
@
Catalogus
>
@List(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de verschillen tussen opeenvolgende elementen in
Lijst1. Ieder element van Lijst1 wordt afgetrokken van het volgende
element van Lijst1. De resulterende lijst is altijd één element korter
dan de oorspronkelijke Lijst1.
48TI-Nspire™ Referentiehandleiding
list4mat()
list4mat(Lijst[, elementenPerRij]) ⇒ matrix
Geeft een matrix die rij voor rij gevuld wordt met de elementen uit
Lijst.
elementenPerRij specificeert, indien opgenomen, het aantal
elementen per rij. De standaardwaarde is het aantal element in Lijst
(één rij).
Als Lijst de resulterende matrix niet vult, dan worden er nullen
toegevoegd.
Catalogus
>
ln()
ln(Waarde1) ⇒ waarde
ln(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de natuurlijke logaritme van het argument.
Geeft bij een lijst de natuurlijke logaritme van de elementen.
ln(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de natuurlijke logaritme van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de natuurlijke logaritme van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
LnReg
LnReg X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de logaritmische regressie y = a+b·ln(x) op de lijsten X en
Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
Catalogus
-toetsen
>
/u
Als de complexe opmaak-modus Reëel is:
Als de complexe opmaak-modus Rechthoekig is:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
TI-Nspire™ Referentiehandleiding49
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a+b·ln(x)
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Coëfficiënt van lineaire determinatie voor getransformeerde gegevens
stat.rCorrelatiecoëfficiënt voor getransformeerde gegevens (ln(x), y)
stat.ResidResiduen die geassocieerd zijn met het logaritmische model
stat.ResidTransResiduen die geassocieerd zijn met de lineaire regressie van getransformeerde gegevens
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Local
Local Var 1 [, Va r 2] [, Va r 3 ] ...
Maakt de gespecificeerde vars bekend als lokale variabelen. Die
variabelen bestaan alleen tijdens de uitwerking van een functie, en
worden gewist wanneer de functie uitgevoerd is.
Opmerking: lokale variabelen besparen geheugen omdat ze
slechts tijdelijk bestaan. Bovendien storen ze eventuele bestaande
algemene variabelen niet. Lokale variabelen moeten gebruikt worden
voor For-lussen en voor het tijdelijk opslaan van waarden in een
functie van meerdere regels, aangezien wijzigingen van algemene
variabelen niet zijn toegestaan in een functie.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geeft de logaritme met grondtal-Waarde2- van het eerste argument.
Opmerking: zie ook Log-template, pag. 2.
Geeft bij een lijst de logaritme met grondtal-Waarde2- van de
elementen.
Als het tweede argument wordt weggelaten, dan wordt 10 als
grondtal gebruikt.
/
Als de complexe opmaak-modus Reëel is:
Als de complexe opmaak-modus Rechthoekig is:
s
-toetsen
log(vierkanteMatrix1[,Waarde]) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de logaritme met grondtal-Waarde- van vierkanteMatrix1. Dit
is niet hetzelfde als het berekenen van de logaritme met grondtalWaarde- van elk element. Zie voor informatie over de
berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Als het grondtal-argument wordt weggelaten, dan wordt 10 als
grondtal gebruikt.
Logistic
Logistic X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de logistische regressie y = (c/(1+a·e
en Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
-bx
)) op de lijsten X
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding51
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: c/(1+a·e
-bx
)
stat.a, stat.b, stat.cRegressiecoëfficiënten
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
LogisticD
LogisticD X, Y [, [Iteraties], [Freq] [, Categorie, Opnemen] ]
Berekent de logistische regressie y = (c/(1+a·e
en Y met frequentie Freq, met behulp van een gespecificeerd aantal
Iteraties. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in
de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
-bx
)+d) op de lijsten X
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Iteraties is een optionele waarde die het maximaal aantal keer
specificeert dat een oplossing wordt geprobeerd. Als deze wordt
weggelaten, wordt 64 gebruikt. Doorgaans leiden grotere waarden
tot een hogere nauwkeurigheid maar een langere berekeningstijd, en
andersom.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d
Regressievergelijking: c/(1+a·e
Regressiecoëfficiënten
-bx
)+d)
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
52TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Loop
Loop
Blok
EndLoop
Voert de beweringen in Blok herhaaldelijk uit. Merk op dat de lus
eindeloos wordt uitgevoerd, tenzij er een
wordt uitgevoerd binnen Blok.
Blok is een reeks beweringen die gescheiden worden door het teken
“:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Goto- of Exit-instructie
Catalogus
>
LU
LU Matrix, lMatNaam, uMatNaam, pMatNaam[, Tol ]
Berekent de Doolittle LU (beneden-boven)-decompositie van een
reële of complexe matrix. De benedendriehoeksmatrix wordt
opgeslagen in lMatNaam, de bovendriehoeksmatrix in uMatNaam
en de permutatiematrix (die de rijverwisselingen tijdens de
berekening beschrijft) in pMatNaam.
lMatNaam · uMatNaam = pMatNaam · matrix
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
standaardtolerantie berekend als:
5EM14 ·max(dim(Matrix)) ·rowNorm(Matrix)
Het LU ontbindingsalgoritme gebruikt gedeeltelijke pivoting met
rijverwisselingen.
· gebruikt of de modus Automatisch of
instelt op Benaderend, dan worden berekeningen
M
mat4list()
mat4list(Matrix) ⇒ lijst
Geeft een lijst die gevuld is met de elementen in Matrix.
De elementen worden rij voor rij gekopieerd uit Matrix.
Geeft het maximum van de twee argumenten. Als de argumenten
twee lijsten of matrices zijn, dan wordt een lijst of matrix met de
maximumwaarde van elk paar corresponderende gegevens gegeven.
max(Lijst) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximumelement in lijst.
max(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met het maximumelement van elke kolom in
Matrix1.
Opmerking: zie ook min().
Catalogus
>
mean()
mean(Lijst[, freqLijst]) ⇒ uitdrukking
Geeft het gemiddelde van de elementen in Lijst.
Elk element uit freqLijst telt het aantal malen dat het
overeenkomstige element in Lijst achter elkaar voorkomt.
mean(Matrix1[, freqMatrix]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector van de gemiddelden van alle kolommen in
Matrix1.
Elk element uit freqMatrix telt het aantal malen dat het
overeenkomstige element inMatrix1 achter elkaar voorkomt.
median()
median(Lijst) ⇒ uitdrukking
Geeft de mediaan van de elementen in Lijst.
median(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de medianen van de kolommen in Matrix1.
Opmerking: alle gegevens in de lijst of matrix moeten
vereenvoudigen tot getallen.
In de rechthoekige vectoropmaak:
Catalogus
Catalogus
>
>
54TI-Nspire™ Referentiehandleiding
MedMed
MedMed X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de mediaan-mediaan-lijn y = (m·x+b) op de lijsten X en Y
met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.m, stat.bModelcoëfficiënten
stat.ResidResiduen uit de mediaan-mediaan-lijn
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Mediaan-mediaan-lijnvergelijking: m·x+b
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
Catalogus
>
mid()
mid(bronString, Start[, Aantal]) ⇒ string
Geeft Aantal tekens uit de tekenreeks bronString, beginnend met
teken nummer Start.
Als Aantal wordt weggelaten of groter is dan de afmeting van
bronString, dan worden alle tekens van bronString gegeven,
beginnend met het teken nummer Start.
Aantal moet ‚ 0 zijn. Als Aantal = 0, dan wordt een lege string
gegeven.
mid(bronLijst, Start[, Aantal]) ⇒ lijst
Geeft Aantal elementen uit bronLijst, beginnend met element
nummer Start.
Als Aantal wordt weggelaten of groter is dan de afmeting van
bronLijst, dan worden alle elementen uit bronLijst gegeven,
beginnend met element nummer Start.
Aantal moet ‚ 0 zijn. Als Aantal = 0, dan wordt er een lege lijst
gegeven.
mid(bronStringLijst, Start[, Aantal]) ⇒ lijst
Geeft Aantal strings uit de lijst met strings bronStringLijst,
beginnend met element nummer Start.
Geeft het minimum van de twee argumenten. Als de argumenten
twee lijsten of matrices zijn, dan wordt een lijst of matrix met de
minimumwaarde van elk paar corresponderende gegevens gegeven.
min(Lijst) ⇒ uitdrukking
Geeft het minimumelement van Lijst.
min(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met het minimumelement van elke kolom in
Matrix1.
Financiële functie die de gewijzigde interne rentabiliteit van een
investering geeft.
financPercentage is het rentepercentage dat u betaalt over de
cashflow-bedragen.
herinvestPercentage is het rentepercentage waarop de cashflows
opnieuw geïnvesteerd worden.
CF0 is de begin-cashflow op tijdstip 0; dit moet een reëel getal zijn.
CFLijst is een lijst met cashflow-bedragen na de begin-cashflow CF0.
CFFreq is een optionele lijst waarin elk element de frequentie
waarmee een gegroepeerde (opeenvolgend) cashflow-bedrag
voorkomt specificeert; dit is het overeenkomstige element van
CFLijst. De standaardwaarde is 1; als u waarden invoert, dan
moeten dit positieve gehele getallen < 10.000 zijn.
Geeft het eerste argument modulus het tweede argument zoals
gedefinieerd wordt door de identiteiten:
mod(x,0) = x
mod(x,y) = x -ìy floor(x/y)
Wanneer het tweede argument niet-nul is, dan is het resultaat
periodiek in dat argument. Het resultaat is nul of heeft hetzelfde
teken als het tweede argument.
Als de argumenten twee lijsten of twee matrices zijn, dan wordt een
lijst of matrix met de modulus van elk paar corresponderende
elementen gegeven.
Opmerking: zie ook remain(), pag. 75
Catalogus
Catalogus
>
>
56TI-Nspire™ Referentiehandleiding
mRow()
mRow(Waarde, Matrix1, Index) ⇒ matrix
Geeft een kopie van Matrix1 met elk element in rij Index van
Matrix1 vermenigvuldigd met Waarde.
Catalogus
>
mRowAdd()
mRowAdd(Waarde, Matrix1, Index1, Index2) ⇒ matrix
Geeft een kopie van Matrix1 met elk element in rij Index2 van
Matrix1 vervangen door:
Waarde · rij Index1 + rij Index2
MultReg
MultReg Y, X1[,X2[,X3,…[,X10]]]
Berekent een meervoudige lineaire regressie van lijst Y op de lijsten
X1, X2, …, X10. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: b0+b1·x1+b2·x2+ ...
stat.b0, stat.b1, ...Regressiecoëfficiënten
stat.R
2
Coëfficiënt van meervoudige determinatie
stat.yLijstyLijst = b0+b1·x1+ ...
stat.ResidResiduen uit de regressie
MultRegIntervals
MultRegIntervals Y,
X1[,X2[,X3,…[,X10]]],XWaardeLijst[,CNiveau]
Berekent een voorspelde y-waarde, een niveau C
voorspellingsinterval voor één observatie en een niveau C
betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde respons.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: b0+b1·x1+b2·x2+ ...
stat.yEen puntschatting: y = b0 + b1 · xl + ... voor XWaardeLijst
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.CLower, stat.CUpperBetrouwbaarheidsinterval voor een gemiddelde respons
TI-Nspire™ Referentiehandleiding57
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.MEFoutmarge betrouwbaarheidsinterval
stat.SEStandaardfout van de gemiddelde respons
stat.LowerPred,
stat.UpperPred
Voorspellingsinterval voor één observatie
stat.MEPredFoutmarge voor voorspellingsinterval
stat.SEPredStandaardfout voor voorspelling
stat.bListLijst van regressiecoëfficiënten, {b0,b1,b2,...}
stat.ResidResiduen uit de regressie
MultRegTests
MultRegTests Y, X1[,X2[,X3,…[,X10]]]
Meervoudige lineaire regressietoets berekent een meervoudige
lineaire regressie op de gegevens, en biedt de globale F-toets-
statistiek en t-toets-statistieken voor de coëfficiënten.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
Uitvoer
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: b0+b1·x1+b2·x2+ ...
stat.FGlobale F-toets-statistiek
stat.PValP-waarde geassocieerd met de globale F-statistiek
stat.R
stat.AdjR
2
2
Coëfficiënt van meervoudige determinatie
Aangepaste coëfficiënt van meervoudige determinatie
stat.sStandaarddeviatie van de fout
stat.DWDurbin-Watson-statistiek; wordt gebruikt om te bepalen of er automatische correlatie van de eerste orde
aanwezig is in het model
stat.dfRegVrijheidsgraden van de regressie
stat.SSRegSom van de kwadraten van de regressies
stat.MSRegGemiddelde kwadraat van de regressies
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde kwadraat van de fouten
stat.bList{b0,b1,...} Lijst van coëfficiënten
stat.tListLijst van t-statistieken, één voor elke coëfficiënt in de bLijst
stat.PListLijst van P-waarden voor elke t-statistiek
stat.SEListLijst van standaardfouten voor coëfficiënten in bLijst
>
58TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.yLijstyLijst = b0+b1·x1+...
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.sResidGestandaardiseerde residuen; verkregen door een residu te delen door zijn standaarddeviatie
stat.CookDistAfstand van Cook; maat voor de invloed van een observatie op basis van het residue en de invloed
stat.LeverageMaat voor hoever de waarden van de onafhankelijke variabelen van hun gemiddelde waarden af liggen
N
nCr()
nCr(Waarde1, Waarde2) ⇒ uitdrukking
Voor geheel getal Waarde1 enWaarde2 met Waarde1 ‚ Waarde2 ‚
0, is nCr() het aantal combinaties van Waarde1 dingen die met
Waarde2 keer tegelijk genomen zijn. (Dit is ook bekend als een
binomiale coëfficiënt.)
nCr(Waarde, 0) ⇒ 1
Waarde, negGeheel getal) ⇒ 0
nCr(
Waarde, posGeheel getal) ⇒Waarde·(WaardeN1)...
nCr(
(WaardeNposGeheel getal+1)/ posGeheel getal!
Waarde, nietGeheel getal) ⇒ uitdrukking!/
nCr(
((WaardeNnietGeheel getal)!·nietGeheel getal!)
nCr(
Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft een lijst met combinaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee lijsten. De argumenten moeten lijsten van
dezelfde afmeting zijn.
nCr(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een matrix met combinaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee matrices. De argumenten moeten matrices
van dezelfde afmeting zijn.
nDeriv()
nDeriv(Uitdr1, Va r [=Waarde][, H]) ⇒ uitdrukking
nDeriv(Uitdr1, Va r [, H] | Var=Waarde) ⇒ uitdrukking
nDeriv(Uitdr1, Va r [=Waarde], Lijst) ⇒ lijst
nDeriv(Lijst1, Va r [=Waarde][, H]) ⇒ lijst
nDeriv(Matrix1, Va r [=Waarde][, H]) ⇒ matrix
Geeft de numerieke afgeleide als een uitdrukking. Gebruikt de
centraal-differentiequotiënt-formule.
Wanneer waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere
variabeletoekenning of elke huidige “waarvoor g eldt dat”-substitutie
voor de variabele onderdrukt.
H is de stapwaarde. Als H wordt weggelaten, is de standaardwaarde
0,001.
Wanneer u Lijst1 of Matrix1 gebruikt, dan wordt de bewerking
toegepast op de waarden in de lijst of op de elementen in de matrix.
Opmerking: zie ook avgRC().
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding59
newList()
newList(aantalElementen) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de afmeting aantalElementen. Elk element is nul.
Catalogus
>
newMat()
newMat(aantalRijen, aantalKolommen) ⇒ matrix
Geeft een matrix met nullen met de afmeting aantalRijen bij
aantalKolommen.
nfMax()
nfMax(Uitdr, Va r ) ⇒ waarde
nfMax(Uitdr, Va r , ondergrens) ⇒ waarde
nfMax(Uitdr, Va r , ondergrens, bovengrens) ⇒ waarde
nfMax(Uitdr, Var) | ondergrens<Var <bovengrens ⇒ waarde
Geeft een mogelijke numerieke waarde van variabele Var waarvoor
het lokale maximum van Uitdr optreedt.
Als u ondergrens en bovengrens opgeeft, zoekt de functie tussen
deze waarden naar het lokale maximum.
nfMin()
nfMin(Uitdr, Var ) ⇒ waarde
nfMin(Uitdr, Var , ondergrens) ⇒ waarde
nfMin(Uitdr, Var , ondergrens, bovengrens) ⇒ waarde
nfMin(Uitdr, Var) | ondergrens<Var <bovengrens ⇒ waarde
Geeft een mogelijke numerieke waarde van variabele Var waarvoor
het lokale minimum van Uitdr optreedt.
Als u ondergrens en bovengrens opgeeft, zoekt de functie tussen die
waarden naar het lokale minimum.
nInt()
nInt(Uitdr1, Var, Onder, Boven) ⇒ uitdrukking
Als de integrand Uitdr1 geen andere variabele dan Va r bevat, en als
Onder en Boven constanten, positief ˆ of negatief ˆ zijn, dan geeft
nInt() een benadering van ‰(Uitdr1,Va r,Onder,Boven). Deze
benadering is een gewogen gemiddelde van enkele
steekproefwaarden van de integrand in het interval
Onder<Va r<Boven.
Het doel is zes significante cijfers. Het adaptieve algoritme eindigt
wanneer het waarschijnlijk lijkt dat het doel is bere ikt, of wanneer het
onwaarschijnlijk lijkt dat extra steekproeven een lonende verbetering
zullen opleveren.
Er wordt een waarschuwing weergegeven (“Twijfelachtige
nauwkeurigheid”) wanneer het erop lijkt dat het doel niet is bereikt.
Nest nInt() om meervoudige numerieke integratie uit te voeren.
Integratiegrenzen kunnen afhangen van integratievariabelen
erbuiten.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
60TI-Nspire™ Referentiehandleiding
nom()
nom(effectiefPercentage,CpY) ⇒ waarde
Financiële functie die het jaarlijkse effectieve rentepercentage
effectiefPercentage naar een nominaal percentage converteert,
waarbij CpY het aantal rentetermijnen per jaar is.
effectiefPercentage moet een reëel getal zijn en CpY moet een reëel
getal > 0 zijn.
Opmerking: zie ook eff(), pag. 28.
Catalogus
>
norm()
norm(Matrix) ⇒ uitdrukking
norm(Ve c to r ) ⇒ uitdrukking
Geeft de Frobenius-norm.
normCdf()
normCdf(ondergrens,bovengrens[,m[,s]]) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
Berekent de normale verdelingskans tussen ondergrens en
bovengrens voor de gespecificeerde m (standaard=0) en s
(standaard=1).
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = in.9E999.
normPdf()
normPdf(XWaarde[,m[,s]]) ⇒ getal als XWaarde een getal is,
lijst als XWaarde een lijst is
Berekent de kansdichtheidsfunctie voor de normale verdeling bij een
gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde m en s.
not
not BooleaanseUitdr ⇒ Booleaanse uitdrukking
Geeft waar, onwaar of een vereenvoudigde vorm van het argument.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding61
not
not Geheel getal1 ⇒ geheel getal
Geeft het één-complement van een reëel geheel getal. Intern wordt
Geheel getal1 geconverteerd naar een 64-bits binair getal met
een plus- of min-teken. De waarde van elke bit wordt omgewisseld
(0 wordt 1 en andersom) voor het één-complement. Resultaten
worden weergegeven volgens de grondtal-modus.
U kunt het gehele getal in elk grondtal invoeren. Voor een binaire of
hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix wordt het gehele getal behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een
64-bits binaire vorm met een plus- of min-teken, dan wordt er een
symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen het
betreffende bereik te brengen.
Catalogus
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
Om het hele resultaat te zien drukt u op
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
£ en gebruikt u
>
nPr()
nPr(Waarde1, Waarde2) ⇒ uitdrukking
Voor geheel getal Waarde1 enWaarde2 met Waarde1 ‚ Waarde2 ‚
0, is nPr() het aantal permutaties van Waarde1 dingen die met
Waarde2 tegelijk genomen zijn.
nPr(Waarde, 0) ⇒ 1
Waarde, negGeheel getal) ⇒ 1/
nPr(
((
Waarde+1)·(Waarde+2)... (WaardeNnegGeheel getal))
Waarde, posGeheel getal) ⇒
nPr(
Waarde·(WaardeN1)... (WaardeNposGeheel getal+1)
Waarde, nietGeheel getal) ⇒
nPr(
Waarde! / (WaardeNnietGeheel getal)!
Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
nPr(
Geeft een lijst met permutaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee lijsten. De argumenten moeten lijsten van
dezelfde afmeting zijn.
nPr(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een matrix met permutaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee matrices. De argumenten moeten matrices
van dezelfde afmeting zijn.
Catalogus
>
62TI-Nspire™ Referentiehandleiding
npv()
npv(RentePercentage,CFO,CFLijst[,CFFreq])
Financiële functie die de netto contante waarde berekent; de som van
de contante waarden voor de kasinstromen en -uitstromen. Een
positief resultaat voor npv duidt op een winstgevende investering.
RentePercentage is de rente waarmee de cashflows verdisconteerd
moeten worden (de kosten van het geld) over één periode.
CF0 is de begin-cashflow op tijdstip 0; dit moet een reëel getal zijn.
CFLijst is een lijst met cashflow-bedragen na de begin-cashflow
CF0.
CFFreq is een lijst waarin elk element de frequentie waarmee een
gegroepeerde (opeenvolgend) cashflow-bedrag voorkomt
specificeert; dit is het overeenkomstige element vanCFLijst. De
standaardwaarde is 1; als u waarden invoert, dan moeten dit
positieve gehele getallen < 10.000 zijn.
Catalogus
>
nSolve()
nSolve(Vergelijking,Var [=Gok]) ⇒ getal of fout_string
nSolve(Vergelijking,Var [=Gok],ondergrens)
Zoekt iteratief naar één benaderende numerieke oplossing van
Vergelijking, voor de ene variabele ervan. Specificeer de variabele
als:
variabele
– of –
variabele = reëel getal
Bijvoorbeeld: x is geldig en x=3 ook.
nSolve() probeert één punt te bepalen waarop het residu nul is, of
twee relatief dicht bij elkaar liggende punten waarop het residu
tegenovergestelde tekens heeft, en de grootte van het residu niet
overdreven is. Als dit niet bereikt kan worden met behulp van een
bescheiden aantal steekproefpunten, dan wordt de string “geen
oplossing gevonden” gegeven.
Catalogus
Opmerking: als er meerdere oplossingen zijn, dan kunt u een
gok gebruiken om een bepaalde oplossing te helpen vinden.
Berekent statistieken voor één variabele op maximaal 20 lijsten. Een
samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele
stat.results. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
De X-argumenten zijn gegevenslijsten.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elke overeenkomstige X-
waarde voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X-waarden.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes.
Alleen de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in
deze lijst worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.v
stat.Gx
2
stat.Gx
stat.sxSteekproef-standaarddeviatie van x
stat.ssssxPopulatie-standaarddeviatie van x
stat.nAantal gegevens
stat.MinXMinimum van de x-waarden
stat.Q1X1ste kwartiel van x
stat.MedianXMediaan van x
stat.Q3X3de kwartiel van x
stat.MaxXMaximum van de x-waarden
stat.SSXSom van de kwadraten van de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde van x
Gemiddelde van de x-waarden
Som van de x-waarden
Som van de x2-waarden
Catalogus
>
64TI-Nspire™ Referentiehandleiding
or
BooleaanseUitdr1 or BooleaanseUitdr2
⇒ Booleaanse uitdrukking
Geeft waar of onwaar of een vereenvoudigde vorm van de
oorspronkelijke invoer.
Geeft waar als een van beide of beide uitdrukkingen uitgewerkt
worden tot waar. Geeft alleen onwaar als beide uitdrukkingen
uitgewerkt worden tot onwaar.
Opmerking: zie xor.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geheel getal1 or Geheel getal2 ⇒ geheel getal
Vergelijkt twee reële gehele getallen bit voor bit met behulp van een
or-bewerking. Intern worden beide gehele getallen geconverteerd
naar 64-bits binaire getallen met een plus- of min-teken. Wanneer
overeenkomstige bits vergeleken worden, is het resultaat 1 als een
van beide of beide bits 1 zijn; het resultaat is alleen 0 als beide bits 0
zijn. De geretourneerde waarde geeft de bitresultaten, en wordt
weergegeven volgens de grondtal-modus.
U kunt de gehele getallen invoeren in elk grondtal. Voor een binaire
of hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix worden gehele getallen behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een
64-bits binaire vorm met een plus- of min-teken, dan wordt er een
symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen het
betreffende bereik te brengen.
Opmerking: zie xor.
Catalogus
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
>
ord()
ord(Str ing) ⇒ geheel getal
ord(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de numerieke code van het eerste teken in tekenreeks Strin g,
of een lijst van de eerste tekens van elk lijstelement.
Geeft de equivalente x-coördinaat van het
(r, q)-paar.
Opmerking: het q-argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus. Als het argument een uitdrukking is, dan kunt u ó,G
of ôgebruiken om de hoekmodusinstelling tijdelijk te onderdrukken.
Geeft het equivalente y-coördinaat van het (r,q)-paar.
Opmerking: het q-argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus.
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
>
PassErr
PassErr
Brengt een fout naar het volgende niveau.
Als systeemvariabele errCode nul is, dan doet PassErr niets.
De Else-zin van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of
PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden,
gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet
worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de
volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste
Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het
foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.
Opmerking: zie ook ClrErr, pag. 14 en Try, pag. 94.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geeft definities van een stuksgewijs gedefinieerde functie in de vorm
van een lijst. U kunt ook stuksgewijs gedefinieerde functies creëren
met behulp van een template.
Opmerking: zie ook Stuksgewijs gedefinieerde functietemplate
, page 2.
poissCdf()
poissCdf(l,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als ondergrens
en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
poissCdf(
l,bovengrens) (voor P(0Xbovengrens) ⇒ getal
als
bovengrens een getal is, lijst als bovengrens een lijst is
Berekent een cumulatieve kans voor de discrete Poisson-verdeling
met het gespecificeerde gemiddelde l.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens=0 in
Catalogus
Zie voor een voorbeeld van PassErr Voorbeeld 2 onder het
commando Try op pag. 94.
Catalogus
Catalogus
>
>
>
poissPdf()
poissPdf(l,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
als
XWaarde een lijst is
Berekent een kans voor de discrete Poisson-verdeling met het
gespecificeerde gemiddelde l.
Catalogus
>
66TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Polar
4
4Polar
Vec t o r
Geeft vector weer in polaire vorm [r q]. De vector moet de
afmeting 2 hebben en kan een rij of een kolom zijn.
Opmerking: 4Polar is een weergave-opmaakinstructie, geen
conversiefunctie. U kunt dit commando alleen gebruiken op het eind
van een invoerregel, en ans wordt niet bijgewerkt.
Opmerking: zie ook 4Rect, pag. 74.
complexeWaarde 4Polar
Geeft complexeWaarde in polaire vorm weer.
• De hoekmodus Graden geeft (rq).
• De hoekmodus Radialen geeft re
complexeWaarde kan elke complexe vorm hebben. Een re
veroorzaakt echter een fout in de hoekmodus Graden.
Opmerking: u moet haakjes gebruiken voor een (rq) polaire
Interpreteert het eerste argument als de coëfficiënt van een veelterm
met aflopende machten, en geeft de veelterm uitgewerkt voor de
waarde van het tweede argument.
PowerReg
PowerReg X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de machtsregressie y = (a·(x)b) op de lijsten X en Y met
frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a·(x)
b
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding67
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.r
2
Coëfficiënt van lineaire determinatie voor getransformeerde gegevens
stat.rCorrelatiecoëfficiënt voor getransformeerde gegevens (ln(x), ln(y))
stat.ResidResiduen die geassocieerd zijn met het machtsmodel
stat.ResidTransResiduen die geassocieerd zijn met de lineaire regressie van getransformeerde gegevens
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Prgm
Prgm
Blok
EndPrgm
Template voor het creëren van een door de gebruiker gedefinieerd
programma. Moet gebruikt worden met het commando Define,
Define LibPub of Define LibPriv.
Blok kan een enkele bewering of een serie beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”, of een serie beweringen op
aparte regels.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Product (PI)
product()
product(Lijst[, Start[, Eind]]) ⇒ uitdrukking
Geeft het product van de elementen in Lijst. Start en Eind zijn
optioneel. Ze specificeren een bereik van elementen.
Catalogus
Bereken GCD (grootste gemene deler) en geef tussenresultaten
weer.
>
Zie Π(), pag. 112.
Catalogus
>
68TI-Nspire™ Referentiehandleiding
product()
product(Matrix1[, Start[, Eind]]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de producten van de elementen in de
kolommen van Matrix1. Start en Eind zijn optioneel. Ze specificeren
een bereik van rijen.
Catalogus
>
propFrac()
propFrac(Waarde1[, Var ]) ⇒ waarde
propFrac(rationaal_getal) geeft rationaal_getal als de som van
een geheel getal en een breuk die hetzelfde t eken hebben, en waarbij
de noemer groter is dan de teller.
propFrac(rationale_uitdrukking,Var ) geeft de som van echte
breuken en een veelterm ten opzichte van Var . De graad van Va r in
de noemer is groter dan de graad van Va r in de teller in elke echte
breuk. Gelijke machten van Va r worden samengenomen. De termen
en hun factoren worden gesorteerd met Va r als de hoofdvariabele.
Als Va r wordt weggelaten, dan wordt een uitbreiding naar een echte
breuk uitgevoerd ten opzichte van de belangrijkste hoofdvariabele.
De coëfficiënten van het veeltermdeel worden vervolgens eerst echt
gemaakt ten opzichte van hun belangrijkste hoofdvariabele, en zo
verder.
U kunt de functie propFrac() gebruiken om gemengde breuken te
representeren en om het optellen en aftrekken van gemengde
breuken te demonstreren.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding69
Q
QR
QR Matrix, qMatrix, rMatrix[, Tol ]
Berekent de Householder QR-ontbinding van een reële of complexe
matrix. De resulterende Q- en R-matrices worden opgeslagen in de
gespecificeerde Matrix. De Q-matrix is unitair. De R-matrix is
bovendriehoeks.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
standaardtolerantie berekend als:
5Eë14 ·max(dim(Matrix)) ·rowNorm(Matrix)
De QR-ontbinding wordt numeriek berekend met behulp van
Householder-transformaties. De symbolische oplossing wordt
berekend met behulp van Gram-Schmidt. De kolommen in
qMatNaam zijn de orthonormale basisvectoren die de ruimte die
gedefinieerd wordt door matrix omspannen.
QuadReg
QuadReg X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de kwadratische veeltermregressie y = a·x2+b·x+c op
de lijsten X en Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de
resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag.
86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
· gebruikt of de modus Automatisch of
instelt op Benaderend, dan worden berekeningen
Catalogus
Het getal met drijvende komma (9.) in m1 zorgt ervoor dat de
resultaten worden berekend in drijvende-kommavorm.
Catalogus
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.cRegressiecoëfficiënten
2
stat.R
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
Regressievergelijking: a·x2+b·x+c
Determinatiecoëfficiënt
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
70TI-Nspire™ Referentiehandleiding
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
QuartReg
QuartReg X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de vierdegraads veeltermregressie
y = a·x4+b·x3+c· x2+d·x+e op de lijsten X en Y met frequentie
Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de
variabele stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d, stat.e
2
stat.R
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Regressievergelijking: a·x4+b·x3+c· x2+d·x+e
Regressiecoëfficiënten
Determinatiecoëfficiënt
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
randInt(ondergrens,bovengrens) geeft een geheel toevalsgetal
binnen het bereik dat gespecificeerd is door ondergrens en
bovengrens.
randInt(ondergrens,bovengrens,#Pogingen) geeft een lijst met
#Pogingen gehele toevalsgetallen binnen het gespecificeerde bereik.
randMat()
randMat(aantalRijen, aantalKolommen) ⇒ matrix
Geeft een matrix met gehele getallen tussen -9 en 9 met de
gespecificeerde afmeting.
Beide argumenten moeten vereenvoudigen tot gehele getallen.
randNorm()
randNorm(m, s [,aantalPogingen]) ⇒ uitdrukking
Geeft een decimaal getal uit de gespecificeerde normale verdeling.
Dit kan elk reëel getal zijn, maar het zal sterk geconcentreerd zijn in
het interval [mN3·s, m+3·s].
randPoly()
randPoly(Va r , Orde) ⇒ uitdrukking
Geeft een veelterm in Va r van de gespecificeerde Orde. De
coëfficiënten zijn gehele toevalsgetallen in het bereik ë9 tot en met
9. De leidende coëfficiënt is niet nul.
Orde moet 0–99 zijn.
Catalogus
Catalogus
Opmerking: de waarden in deze matrix veranderen elke keer
>
>
dat u op · drukt.
Catalogus
Catalogus
>
>
randSamp()
randSamp(Lijst,#Pogingen[,geenTerugl]) ⇒ lijst
Geeft een lijst met een willekeurige steekproef van #Pogingen uit
Lijst met teruglegging (geenTerugl=0), of zonder teruglegging
(geenTerugl=1). De standaardinstelling is met teruglegging.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding73
RandSeed
RandSeed Getal
Als Getal = 0, dan worden de seeds op de fabrieksinstellingen voor
de generator van toevalsgetallen ingesteld. Als Getal
commando gebruikt om twee seeds te genereren, die opgeslagen
worden in systeemvariabelen seed1 en seed2.
ƒ 0, wordt dit
Catalogus
>
real()
real(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft het reële deel van het argument.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
reële variabelen. Zie ook imag(), pag. 41.
real(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de reële delen van alle elementen.
real(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft de reële delen van alle elementen.
Rect
4
Vec t o r 4Rect
Geeft Ve ct o r in rechthoekige vorm [x, y, z]. De vector moet de
afmeting 2 of 3 hebben en kan een rij of een kolom zijn.
Opmerking: 4Rect is een weergave-opmaakinstructie, geen
conversiefunctie. U kunt dit commando alleen gebruiken op het eind
van een invoerregel, en ans wordt niet bijgewerkt.
Opmerking: zie ook 4Polar, pag. 67.
complexeWaarde 4Rect
Geeft complexeWaarde in rechthoekige vorm a+bi weer. De
complexeWaarde kan elke complexe vorm hebben. Een re
veroorzaakt echter een fout in de hoekmodus Graden.
Opmerking: u moet haakjes gebruiken voor een (rq) polaire
invoer.
i
q
-invoer
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Decimale graden:
Catalogus
Catalogus
>
>
In de hoekmodus Graden:
Opmerking: om te typen selecteert u dit uit de
symbolenlijst in de Catalogus.
74TI-Nspire™ Referentiehandleiding
ref()
ref(Matrix1[, To l]) ⇒ matrix
Geeft de rij-echelon-vorm van Matrix1.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
standaardtolerantie berekend als:
root(Waarde) geeft de wortel van Waarde.
root(Waarde1, Waarde2) geeft de Waarde2-wortel van Waarde1.
Waarde1 kan een reël e of complexe constante met drijvende komma,
een geheel getal of een complexe rationale constante zijn.
Opmerking: zie ook N-de wortel-template, pag. 1.
rotate()
rotate(Geheel getal1[,#Rotaties]) ⇒ geheel getal
Roteert de bits in een binair geheel getal. U kunt Geheel getal1 in elk
grondtal invoeren; het wordt automatisch geconverteerd naar een 64bits binaire vorm met een teken. Als de grootte van Geheel getal1 te
groot is voor deze vorm, dan wordt een symmetrische modulobewerking gebruikt om het binnen het bereik te brengen.
Als #Rotaties positief is, dan is de rotatie naar links. Als #Rotaties
negatief is, dan is de rotatie naar rechts. De standaardinstelling is ë1
(één bit naar rechts roteren).
Bijvoorbeeld in een rotatie naar rechts:
Elk bit roteert naar rechts.
0b00000000000001111010110000110101
Het meest rechtse bit roteert naar het meest linkse.
Dit levert op:
0b10000000000000111101011000011010
Het resultaat wordt weergegeven volgens de grondtal-modus.
rotate(Lijst1[,#Rotaties]) ⇒ lijst
Geeft een kopie van Lijst1 die met #Rotaties elementen naar rechts
of links is geroteerd. Verandert Lijst1 niet.
Als #Rotaties positief is, dan is de rotatie naar links. Als #Rotaties
negatief is, dan is de rotatie naar rechts. De standaardinstelling is ë1
(één element naar rechts roteren).
rotate(String1[,#Rotaties]) ⇒ string
Geeft een kopie van String1 die met #Rotaties tekens naar rechts of
links is geroteerd. Verandert String1 niet.
Als #Rotaties positief is, dan is de rotatie naar links. Als #Rotaties
negatief is, dan is de rotatie naar rechts. De standaardinstelling is ë1
(één teken naar rechts roteren).
Catalogus
Catalogus
>
>
In de Bin-grondtalmodus:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: om een binair of hexadecimaal getal in te voeren
moet u altijd het prefix 0b of 0h gebruiken (nul, niet de letter O).
In de Dec-grondtalmodus:
76TI-Nspire™ Referentiehandleiding
round()
round(Waarde1[, cijfers]) ⇒ waarde
Geeft het argument, afgerond op het gespecificeerde aantal cijfers
achter de komma.
cijfers moet een geheel getal van 0–12 zijn. Als cijfers niet
opgenomen wordt, dan wordt het argument afgerond op 12
significante cijfers.
Opmerking: de cijferweergavemodus kan invloed hebben op hoe
dit wordt weergegeven.
round(Lijst1[, cijfers]) ⇒ lijst
Geeft een lijst van een elementen, afgerond op het gespecificeerde
aantal cijfers.
round(Matrix1[, cijfers]) ⇒ matrix
Geeft een matrix met de elementen, afgerond op het gespecificeerde
aantal cijfers.
Catalogus
>
rowAdd()
rowAdd(Matrix1, rIndex1, rIndex2) ⇒ matrix
Geeft een kopie van Matrix1 met rij rIndex2 vervangen door de som
van rijen rIndex1 en rIndex2.
rowDim()
rowDim(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het aantal rijen in Matrix.
Opmerking: zie ook colDim(), pag. 14.
rowNorm()
rowNorm(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de
elementen in de rijen in Matrix.
Opmerking: alle matrixelementen moeten vereenvoudigen tot
getallen. Zie ook colNorm(), pag. 14.
rowSwap()
rowSwap(Matrix1, rIndex1, rIndex2) ⇒ matrix
Geeft Matrix1 met rijen rIndex1 en rIndex2 omgewisseld.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding77
rref()
rref(Matrix1[, To l]) ⇒ matrix
Geeft de gereduceerde rij-echelon-vorm van Matrix1.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft,
en geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt
de standaardtolerantie berekend als:
5Eë14 ·max(dim(Matrix1)) ·rowNorm(Matrix1)
Opmerking: zie ook ref(), page 75.
· gebruikt of de modus Automatisch of
instelt op Benaderend, dan worden berekeningen
S
Catalogus
>
sec()
sec(Waarde1) ⇒ waarde
sec(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de secans van Waarde1 of geeft een lijst met de secansen van
alle elementen in Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G ofôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
sec/()
sec/(Waarde1) ⇒ waarde
sec/(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de hoek waarvan de secans Waarde1 is of geeft een lijst met de
inverse secans van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
78TI-Nspire™ Referentiehandleiding
sech()
sech(Waarde1) ⇒ waarde
sech(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de secans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst met de
secansen hyperbolicus van de elementen in Lijst1.
Catalogus
>
sechê()
sechê(Waarde1) ⇒waarde
sechê (Lijst1) ⇒lijst
Geeft de inverse secans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst
met de inverse secans hyperbolicus van elk element in Lijst1.
seq()
seq(Uitdr, Var , Laag, Hoog[, Sta p]) ⇒ lijst
Verhoogt Va r van Laag naar Hoog met een stapgrootte van Stap ,
werkt Uitdr uit en geeft de resultaten in een lijst. De oorspronkelijke
inhoud van Va r is er nog steeds nadat seq() is uitgevoerd.
Var kan geen systeemvariabele zijn.
De standaardwaarde voor Sta p = 1.
Catalogus
>
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
stelt de modus modeNaamGeheel getal tijdelijk in op de nieuwe
instelling instellingGeheel getal, een geeft een geheel getal dat
correspondeert met de oorspronkelijke instelling van die modus.
De verandering is beperkt tot de duur van de uitvoering van het
programma/de functie.
modeNaamGeheel getal specificeert welke modus u wilt
instellen. Dit moet één van de gehele getallen voor modi in
onderstaande tabel zijn.
instellingGeheel getal specificeert de nieuwe instelling voor de
modus. Dit moet één van de gehele getallen voor instellingen in
onderstaande tabel zijn, voor de specifieke modus die u instelt.
setMode(lijst) stelt u in staat meerdere instellingen te
veranderen. lijst bevat paren van gehele getallen voor modi en
instellingen. setMode(lijst) geeft een vergelijkbare lijst
waarvan de paren gehele getallen de oorspronkelijke modi en
instellingen representeren.
Als u alle modusinstellingen hebt opgeslagen met getMode(0)
&var, dan kunt u setMode(var) gebruiken om die
instellingen te herstellen tot de functie of het programma wordt
afgesloten. Zie getMode(), pag. 37.
Opmerking: de huidige modusinstellingen worden
doorgegeven aan opgeroepen subroutines. Als een subroutine
een modusinstelling verandert, dan gaat de modusverandering
verloren als de besturing terugkeert naar de oproeproutine.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld:
In de Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u
meerregelige definities invoeren door op @ te drukken in plaats
van op · aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord v an
de computer houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Geef de benaderde waarde van p weer met behulp van de
standaardinstelling voor Cijfers weergeven, en geef p vervolgens
weer met een instelling van Vast2. Controleer om te zien of de
standaardinstelling hersteld wordt nadat het programma is
uitgevoerd.
Verschuift de bits in een binair geheel getal. U kunt Geheel getal1 in
elk grondtal invoeren; het wordt automatisch geconverte erd naar een
64-bits binaire vorm met een teken. Als de groott e van Geheel getal1
te groot is voor deze vorm, dan wordt een symmetrische modulobewerking gebruikt om het binnen het bereik te brengen.
Als #Verschuivingen p ositief is, dan is de verschuiving naar links. Als #Verschuivingen negatief is, dan is de verschuiving naar rechts. De
standaardinstelling is ë1 (één bit naar rechts verschuiven).
In een verschuiving naar rechts vervalt de meest rechtse bit en wordt
0 of 1 ingevoegd om overeen te komen met de meest linkse bit. In
een verschuiving naar links vervalt de meest linkse bit en wordt 0
ingevoegd als de meest rechtse bit.
Bijvoorbeeld in een verschuiving naar rechts:
Elke bit schuift naar rechts.
0b0000000000000111101011000011010
Voegt 0 in als de meest linkse bit 0 is,
of 1 als de meest linkse bit 1 is.
Dit levert op:
0b0000000000000011110101100001101-0
Het resultaat wordt weergegeven volgens de grondtal-modus. Nullen
aan het begin worden niet weergegeven.
shift(Lijst1 [,#Verschuivingen]) ⇒ lijst
Geeft een kopie van Lijst1 die met #Verschuivingen elementen naar
rechts of links is verschoven. Verandert Lijst1 niet.
Als #Verschuivingen positief is, dan is de verschuiving naar links.
Als #Verschuivingen negatief is, dan is de verschuiving naar rechts.
De standaardinstelling is ë1 (één element naar rechts verschuiven).
Elementen die aan het begin of eind van lijst ingevoegd worden door
de verschuiving, worden ingesteld op het symbool “undef”.
shift(String1 [,#Verschuivingen]) ⇒ string
Geeft een kopie van String1 die met #Verschuivingen tekens naar
rechts of links is verschoven. Verandert String1 niet.
Als #Verschuivingen positief is, dan is de verschuiving naar links.
Als #Verschuivingen negatief is, dan is de verschuiving naar rechts.
De standaardinstelling is ë1 (één teken naar rechts verschuiven).
Tekens die aan het begin of eind van string ingevoegd worden door
de verschuiving, worden ingesteld op een spatie.
Catalogus
>
In de Bin-grondtalmodus:
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: om een binair of hexadecimaal getal in te voeren
moet u altijd het prefix 0b of 0h gebruiken (nul, niet de letter O).
Geeft, bij reële en complexe Waarde1, Waarde1 / abs(Waarde1)
wanneer Waarde1ƒ 0.
Als de complexe opmaak-modus Reëel is:
Catalogus
>
Geeft 1 als Waarde1 positief is.
Geeft ë1 als Waarde1 negatief is.
sign(0) geeft „1 als de complexe opmaak-modus Reëel is; anders
geeft hij zichzelf.
sign(0) representeert de eenheidscirkel in het complexe vlak.
Geeft bij een lijst of matrix de tekens van alle elementen.
TI-Nspire™ Referentiehandleiding81
simult()
simult(coëffMatrix, constVector[, Tol ]) ⇒ matrix
Geeft een kolomvector die de oplossingen voor een stelsel lineaire
vergelijkingen bevat.
coëffMatrix moet een vierkante matrix zijn die de coëfficiënten van
de vergelijkingen bevat.
constVector moet hetzelfde aantal rijen (dezelfde afmeting) als
coëffMatrix hebben en de constanten bevatten.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolera ntie wordt alleen gebruikt
als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en geen
symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend hebben
gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
• Als u de modus Automatisch of Benaderend instelt op
Benaderend, dan worden berekeningen met behulp van de
drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
standaardtolerantie berekend als:
Lost meerdere stelsels lineaire vergelijkingen op, waarbij elk stelsel
dezelfde vergelijkingscoëfficiënten, maar verschillende constanten
heeft.
Elke kolom in constMatrix moet de constanten voor een stelsel
vergelijkingen bevatten. Elke kolom in de resulterende matrix bevat
de oplossing voor het corresponderende stelsel.
Catalogus
Los op naar x en y:
x + 2y = 1
3x + 4y = ë1
De oplossing is x=ë3 en y=2.
Los op:
ax + by = 1
cx + dy = 2
Los op:
x + 2y = 1
3x + 4y = ë1
x + 2y = 2
3x + 4y = ë3
Voor het eerste stelsel: x=ë3 en y=2. Voor het tweede stelsel:
x=ë7 en y=9/2.
>
sin()
sin(Waarde1) ⇒ waarde
sin(Lijst1) ⇒ lijst
sin(Waarde1) geeft de sinus van het argument.
sin(Lijst1) geeft een lijst van de sinussen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, in decimale graden of in radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus. U kunt ó,G of ô gebruiken om de hoekmodusinstelling
tijdelijk te onderdrukken.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
m
-toets
82TI-Nspire™ Referentiehandleiding
sin()
sin(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixsinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde als
het berekenen van de sinus van elk element. Zie voor informatie over
de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Radialen:
m
-toets
sinê()
sinê(Waarde1) ⇒ waarde
sinê(Lijst1) ⇒ lijst
sinê(Waarde1) geeft de hoek waarvan de waarde Waarde1 is.
sinê(Lijst1) geeft een lijst van de inverse sinussen van elk element
in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
sinê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixsinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de inverse sinus van elk element. Zie
voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
sinh()
sinh(Getal1) ⇒ waarde
sinh(Lijst1) ⇒ lijst
sinh (Waarde1) geeft de sinus hyperbolicus van het argument.
sinh (Lijst1) geeft een lijst met de sinus hyperbolicus van elk
element in Lijst1.
sinh(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixsinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de sinus hyperbolicus van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
/m
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaakmodus:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
-toetsen
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding83
sinhê()
sinhê(Waarde1) ⇒ waarde
sinhê(Lijst1) ⇒ lijst
sinhê(Waarde1) geeft de inverse sinus hyperbolicus van het
argument.
sinhê(Lijst1) geeft een lijst met de inverse sinus hyperbolicus van
elk element in Lijst1.
sinhê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixsinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit
is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse sinus hyperbolicus
van elk element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode
cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Berekent de sinusoïde regressie op de lijsten X en Y. Een
samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Iteraties is een waarde die het maximaal aantal keer (1 tot en met
16) specificeert dat een oplossing wordt geprobeerd. Als dit wordt
weggelaten, wordt 8 gebruikt. Doorgaans leiden grotere waarden tot
een hogere nauwkeurigheid maar een langere berekeningstijd, en
andersom.
Periode specificeert een geschatte periode. Als deze wordt
weggelaten, dan moet het verschil tussen waarden in X gelijk zijn en
in volgorde. Als u Periode specificeert, kunnen de verschillen tussen
x-waarden ongelijk zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
De uitvoer van SinReg is altijd in radialen, ongeacht de instelling
van de hoekmodus.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d
Regressievergelijking: a·sin(bx+c)+d
Regressiecoëfficiënten
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
84TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
SortA
SortA Lijst1[, Lijst2] [, Lijst3] ...
SortA
Vector1[, Vector2] [, Vector3] ...
Sorteert de elementen van het eerste argument in oplopende
volgorde.
Als u extra argumenten opneemt, dan worden de elementen van elk
daarvan gesorteerd, zodat de nieuwe posities overeenkomen met de
nieuwe posities van de elementen in het eerste argument.
Alle argumenten moeten namen van lijsten of vectoren zijn.
Alle argumenten moeten gelijke afmetingen hebben.
SortD
SortD Lijst1[, Lijst2] [, Lijst3] ...
SortD
Vector1[,Vector2] [,Vector3] ...
Identiek aan SortA, behalve dat SortD de elementen in aflopende
volgorde sorteert.
Sphere
4
Vec t o r 4Sphere
Geeft de rij- of de kolomvector in bolvorm weer [r q f].
Vec t o r moet de afmeting 3 hebben en kan een rij- of een kolomvector
zijn.
Opmerking: 4Sphere is een weergave-opmaakinstructie, geen
conversiefunctie. U kunt dit commando alleen op het eind van een
invoerregel gebruiken.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Z
>
>
>
(ρ,θ,φ)
φ
ρ
Y
θ
X
TI-Nspire™ Referentiehandleiding85
sqrt()
sqrt(Waarde1) ⇒ waarde
sqrt(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de wortel van het argument.
Geeft bij een lijst de wortel van alle elementen in Lijst1.
Opmerking: zie ook
Wortel
-template
, pag. 1.
stat.results (stat.resultaten)
stat.results
Geeft resultaten van een statistische berekening weer.
De resultaten worden weergegeven als een serie naam-waarde-
paren. De weergegeven specifieke namen zijn afhankelijk van de
meest recent uitgewerkte statistiekfunctie of -commando.
U kunt een naam of waarde kopiëren en hem in andere locaties
plakken.
Opmerking: vermijd het om variabelen te definiëren die dezelfde
namen hebben als de variabelen die gebruikt worden bij statistische
analyse. In bepaalde gevallen zou er dan een fout kunnen optreden.
Variabelenamen die gebruikt worden voor statistische analyse staan
in onderstaande tabel vermeld.
Opmerking: telkens wanneer de Lijsten & Spreadsheet-toepassing stat istische resultaten berekent, kopieert deze de variabelen uit
de "stat groep ." naar een groep "stat #.", waarbij # een getal is dat automatisch toeneemt. Hierdoor kunt u eerdere resultaten
behouden terwijl u meerdere berekeningen uitvoert.
stat.values
stat.values
Geeft een matrix met de waarden die berekend zijn voor de meest
recent uitgewerkte statistiekfunctie of -commando.
In tegenstelling tot
geassocieerd zijn met de waarden weg.
stat.results laat stat.values de namen die
U kunt een waarde kopiëren en deze op andere locaties plakken.
stDevPop()
stDevPop(Lijst[, freqLijst]) ⇒ uitdrukking
Geeft de populatiestandaarddeviatie van de elementen in Lijst.
Elk element uit freqLijst telt het aantal malen dat het
overeenkomstige element in Lijst achter elkaar voorkomt.
Opmerking: Lijst moet tenminste twee elementen hebben.
stDevPop(Matrix1[, freqMatrix]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de populatiestandaarddeviaties van de
kolommen in Matrix1.
Elk element van freqMatrix telt het aantal opeenvolgende malen dat
het overeenkomstige element voorkomt in Matrix1.
Opmerking: Matrix1moet tenminste twee rijen hebben.
stDevSamp()
stDevSamp(Lijst[, freqLijst]) ⇒ uitdrukking
Geeft de steekproefstandaarddeviatie van de elementen in Lijst.
Elk element uit freqLijst telt het aantal malen dat het
overeenkomstige element in Lijst achter elkaar voorkomt.
Opmerking: Lijst moet tenminste twee elementen hebben.
stDevSamp(Matrix1[, freqMatrix]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de steekproefstandaarddeviaties van de
kolommen in Matrix1.
Elk element van freqMatrix telt het aantal opeenvolgende malen dat
het overeenkomstige element voorkomt in Matrix1.
Opmerking: Matrix1moet tenminste twee rijen hebben.
Catalogus
Zie het voorbeeld
stat.results.
Catalogus
In de hoekmodus Radialen en de automatisch modus:
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding87
Stop
Stop
Programmeringscommando: beëindigt het programma.
Stop is niet toegestaan in functies.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
>
Store
string()
string(Uitdr) ⇒ string
Vereenvoudigt Uitdr en geeft het resultaat als een tekenreeks.
Geeft de gespecificeerde submatrix van Matrix1.
Standaardinstellingen: startRij=1, startKol=1, eindRij=laatste rij,
eindKol=laatste kolom.
Som (Sigma)
sum()
sum(Lijst[, Star t[, Eind]]) ⇒ uitdrukking
Geeft de som van de elementen in Lijst.
Start en Eind zijn optioneel. Ze specificeren een bereik van
elementen.
zie
& (store)
Catalogus
Catalogus
Zie G(), pag. 113.
Catalogus
, pag. 117.
>
>
>
88TI-Nspire™ Referentiehandleiding
sum()
sum(Matrix1[, Start[, Eind]]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de sommen van de elementen in de
kolommen van Matrix1.
Start en Eind zijn optioneel. Ze specificeren een bereik van rijen.
Catalogus
>
sumIf()
sumIf(Lijst,Criteria[, SomLijst]) ⇒ waarde
Geeft de cumulatieve som van alle elementen in Lijst die vol doen aan
de gespecificeerde Criteria. Optioneel kunt u een alternatieve lijst
specificeren, somLijst, om de elementen te leveren die opgeteld
moeten worden.
Lijst kan een uitdrukking, een lijst of een matrix zijn. SomLijst,
indien gespecificeerd, moet dezelfde afmeting(en) hebben als Lijst.
Criteria kan zijn:
• Een waarde, uitdrukking of tekenreeks. Bijvoorbeeld: 34 telt
alleen die elementen in Lijst op die vereenvoudigd worden tot
de waarde 34.
• Een Booleaanse uitdrukking met het symbool ? als
plaatsaanduiding voor elk element. Bijvoorbeeld, ?<10 telt
alleen die elementen in Lijst op die kleiner zijn dan 10.
Als een Lijst-element voldoet aan de Criteria, dan wordt het
element opgeteld bij de cumulatieve som. Als u somLijst opneemt,
dan wordt in plaats daarvan het overeenkomstige element van
somLijst bij de som opgeteld.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen
gebruiken op de plaats van Lijst en somLijst.
Opmerking: zie ook countIf(), pag. 19.
system()
system(Waarde1 [, Waarde2 [, Waarde3 [, ...]]])
Geeft een stelsel vergelijkingen, in de vorm van een lijst. U kunt ook
een stelsel creëren met behulp van een template.
Opmerking: zie ook Stelsel van vergelijkingen, pag. 1.
T
Catalogus
Catalogus
>
>
T
(transponeren)
T
Matrix1
⇒ matrix
Geeft de complex geconjugeerde transponering van Matrix1.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding89
tan()
tan(Waarde1) ⇒ waarde
tan(Lijst1) ⇒ lijst
tan(Waarde1) geeft de tangens van het argument.
tan(Lijst1) geeft een lijst met de tangensen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, in decimale graden of in radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus. U kunt ó,G ofôgebruiken om de instelling van de
hoekmodus tijdelijk te onderdrukken.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
o
-toets
tan(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixtangens van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van de tangens van elk element. Zie voor
informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
tanê()
tanê(Waarde1) ⇒ waarde
tanê(Lijst1) ⇒ lijst
tanê(Waarde1) geeft de hoek waarvan de tangens Waarde1 is.
tanê(Lijst1) geeft een lijst met de inverse tangens van elk element
in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
/o
-toetsen
90TI-Nspire™ Referentiehandleiding
tanê()
tanê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixtangens van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de inverse tangens van elk element.
Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Radialen:
/o
-toetsen
tanh()
tanh(Waarde1) ⇒ waarde
tanh(Lijst1) ⇒ lijst
tanh(Waarde1) geeft de tangens hyperbolicus van het argument.
tanh(Lijst1) geeft een lijst met de tangens hyperbolicus van elk
element in Lijst1.
tanh(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixtangens hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is
niet hetzelfde als het berekenen van de tangens hyperbolicus van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
tanhê()
tanhê(Waarde1) ⇒ waarde
tanhê(Lijst1) ⇒ lijst
tanhê(Waarde1) geeft de inverse tangens hyperbolicus van het
argument.
tanhê(Lijst1) geeft een lijst van de inverse tangens hyperbolicus
van elk element in Lijst1.
tanhê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixtangens hyperbolicus van vierkanteMatrix1.
Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse tangens
hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de
berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Catalogus
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
In rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
>
>
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
TI-Nspire™ Referentiehandleiding91
tCdf()
tCdf(ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
Berekent de Student-t-verdelingskans tussen ondergrens en
bovengrens bij de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
bovengrens) stelt u ondergrens = in.9E999.
Voor P(X
ThenZie If, pag. 40.
Catalogus
>
tInterval
TInterval Lijst[,Freq[,CNiveau]]
(Invoer van een gegevenslijst)
TInterval v,Sx,n[,CNiveau]
(Invoer van samenvattingsstatistieken)
Berekent een t-betrouwbaarheidsinterval. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.resultaten.
(Zie pag. 86).
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.CLower, stat.CUpperBetrouwbaarheidsinterval voor een onbekend populatiegemiddelde
stat.x
stat.MEFoutmarge
stat.dfVrijheidsgraden
stat.sx
stat.nLengte van de gegevensverzameling met het steekproefgemiddelde
Steekproefgemiddelden van de gegevensverzameling uit de willekeurige normale verdeling
Steekproefgemiddelden van de gegevensverzameling uit de willekeurige normale verdeling
Steekproefstandaarddeviaties voor Lijst 1 en Lijst 2
tPdf()
tPdf(XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst als
XWaarde een lijst is
Berekent de kansdichtheidsfunctie (pdf) voor de Student-t-verdeling
bij een gespecificeerde x-waarde met de gespecificeerde
vrijheidsgraden df.
trace()
trace(vierkanteMatrix) ⇒ waarde
Geeft het spoor (som van alle elementen van de hoofddiagonaal) van
vierkanteMatrix.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding93
Try
Try
blok1
Else
blok2
EndTry
Voert blok1 uit tenzij er een fout optreedt. De uitvoering van het
programma gaat over naar blok2 als er een fout optreedt in blok1.
Systeemvariabele errCode bevat de foutcode zodat het programma
foutherstel kan uitvoeren. Zie "Foutcodes en meldingen", pag. 119
voor een lijst met foutcodes.
blok1 en blok2 kunnen een enkele bewering of een serie beweringe n
zijn die gescheiden worden door het teken “:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
>
Voorbeeld 2
Om de commando's Try , ClrErr en PassErr in werking te zien,
voert u het eigenvals() programma in dat rechts wordt weergegeven.
Voer het programma uit door elk van de volgende uitdrukkingen uit
te voeren.
Opmerking: zie ook ClrErr, pag. 14 en PassErr, pag. 66.
tTest
tTest m0,Lijst[,Freq[,Hypoth]]
(Invoer van een gegevenslijst)
tTest m0,x,sx,n,[Hypoth]
(Invoer van samenvattingsstatistieken)
Voert een hypothesetoets uit voor één onbekend
populatiegemiddelde, m, wanneer de populatiestandaarddeviate, s,
onbekend is. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen
in de variabele stat.results. (Zie pag. 86).
Toets H0: m = m0 tegen één van de volgende alternatieven:
Voor H1: m < m0 stelt u Hypoth<0 in
Voor H1: mƒm0 (standaardinstelling) stelt u Hypoth=0 in
Voor H1: m > m0 stelt u Hypoth>0 in