Deze handleiding heeft betrekking op TI-Nspire-software versie 1.4.
Ga voor de nieuwste versie van de documentatie naar
education.ti.com/guides.
Belangrijke informatie
Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in de bij een programma behorende
Licentie, geeft Texas Instruments betreffende programma's of
boekmateriaal geen uitdrukkelijke noch impliciete garantie, daaronder
mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties met
betrekking tot verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel,
en maakt zulk materiaal uitsluitend beschikbaar op een “as-is” basis. In
geen geval is Texas Instruments tegenover wie dan ook aansprakelijk
voor enige speciale, indirecte, bijkomende of gevolgschade verband
houdend met of voortvloeiend uit de aankoop of het gebruik van dit
materiaal en, ongeacht de vorm van proces, zal de enige en uitsluitende
aansprakelijkheid van Texas Instruments niet hoger zijn dan het in de bij
een programma behorende licentie vermelde bedrag. Daarenboven wijst
Texas Instruments elke aansprakelijkheid van de hand voor vorderingen
van welke aard dan ook tegen het gebruik van dit materiaal door
derden.
Licentie
Zie de complete licentie die is geïnstalleerd in C:\Program Files\TI
Education\TI-Nspire.
Foutcodes en meldingen
Productinformatie, service en
garantie TI
vi
TI-Nspire™
In deze handleiding worden de templates, functies, commando's en operatoren beschreven die
beschikbaar zijn voor het uitwerken van wiskundige uitdrukkingen.
Referentiehandleiding
Uitdrukkingstemplates
Uitdrukkingstemplates bieden u een makkelijke manier om wiskundige uitdrukkingen
in standaard wiskundige notatie in te voeren. Wanneer u een template invoegt, verschijnt
deze op de invoerregel met kleine blokjes op de posities waarop u elementen kunt invoeren.
Een cursor geeft aan welk element u kunt invoeren.
Gebruik de pijltoetsen of druk op
element, en typ een waarde of uitdrukking voor het element in. Druk op
om de uitdrukking uit te werken.
Breukentemplate
Opmerking: zie ook / (delen), pag. 106.
e om de cursor te verplaatsen naar de positie van elk
· of /·
/p-toetsen
Voorbeeld:
Exponent-template
Opmerking: typ de eerste waarde, typ op l en typ dan de
exponent. Om de cursor terug te brengen naar de basisregel drukt u
op de pijl naar rechts (¢).
Opmerking: zie ook ^ (macht), pag. 107.
Worteltemplate
Opmerking: zie ook
N-de wortel-template
Opmerking: zie ook wortel (), pag. 76.
‡
() (wortel), pag. 112.
l-toets
Voorbeeld:
/q-toetsen
Voorbeeld:
/l-toetsen
Voorbeeld:
TI-Nspire™ Referentiehandleiding1
e-macht-template
Het getal e verheven tot een macht
Opmerking: zie ook e^(), pag. 27.
u-toetsen
Voorbeeld:
Log-template
Berekent de log ten opzichte van een gespecificeerd grondtal. Voor
het standaard grondtal 10 laat u het grondtal weg.
Opmerking: zie ook log(), pag. 51.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(2-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een in twee stukkenstuksgewijs gedefinieerde functie creëren. Om ee n stuk toe te voegen
klikt u in de template en herhaalt u de template.
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 66.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(N-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een -stuksgewijs
gedefinieerde functie in N stukken creëren. Vraagt om N.
/s-toets
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Zie het voorbeeld bij Template voor stuksgewijs gedefinieerde
functies (2-stuks).
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 66.
Absolute waarde-template
Voorbeeld:
Opmerking: zie ook abs(), pag. 5.
Catalogus >
2TI-Nspire™ Referentiehandleiding
dd°mm’ss.ss’’ template
Hiermee kunt u hoeken in dd°mm’ss.ss’’-opmaak invoeren, waarbij
dd het aantal decimale graden, mm het aantal minuten en ss.ss het
aantal seconden is.
Catalogus >
Voorbeeld:
Matrixtemplate (2 x 2)
Creëert een 2 x 2 matrix.
Matrixtemplate (1 x 2)
.
Matrixtemplate (2 x 1)
Matrixtemplate (m x n)
De template verschijnt nadat u het aantal rijen en kolommen heeft
ingevoerd.
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Opmerking: als u een matrix creëert met een gro ot aantal rijen en
kolommen, kan het even duren voordat deze verschijnt.
Somtemplate (G)
Voorbeeld:
Catalogus >
TI-Nspire™ Referentiehandleiding3
Product-template (Π)
Opmerking: zie ook Π() (product), pag. 112.
Catalogus >
Voorbeeld:
4TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Alfabetische lijst
Elementen waarvan de namen niet alfabetische zijn (zoals +, ! en >) staan aan het eind van dit
hoofdstuk, vanaf pag. 105. Tenzij anders gespecificeerd zijn alle voorbeelden in dit hoofdstuk
uitgevoerd in de standaard reset-modus, en wordt van alle variabelen aangenomen dat ze
onbepaald zijn.
A
abs()
abs(Waarde1) ⇒ waarde
abs(
Lijst1) ⇒ lijst
abs(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft de absolute waarde van het argument.
Opmerking: zie ook Absolute waarde-template, pag. 2.
Als het argument een complex getal is, dan wordt de modulus van
dat getal gegeven.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
Aflossingsfunctie die een matrix als aflossingstabel genereert voor
een serie TVM-argumenten.
NPmt is het aantal betalingen dat in de tabel moet worden
opgenomen. De tabel begint met de eerste betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 96.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
De kolommen in de resulterende matrix zijn in de volgorde: Aantal
betalingen, bedrag betaald aan rente, bedrag betaald aan de
hoofdsom (aflossing) en balans.
De balans die getoond wordt in rij n is de balans na betaling n.
U kunt de uitvoermatrix gebruiken als invoer voor de andere
aflossingsfuncties GInt() en GPrn(), pag. 113, en bal(), pag. 10.
Catalogus
Catalogus
>
>
and
BooleaanseUitdr1 and BooleaanseUitdr2 ⇒ Booleaanse
uitdrukking
BooleaanseLijst1 and BooleaanseLijst2 ⇒ Booleaanse lijst
BooleaanseMatrix1 and BooleaanseMatrix2 ⇒ Booleaanse
matrix
Geeft waar of onwaar of een vereenvoudigde vorm van de
oorspronkelijke invoer.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding5
and
Geheel getal1 and Geheel getal2 ⇒ geheel getal
Vergelijkt twee reële gehele getallen bit-voor-bit met behulp van een
and-bewerking. Intern worden beide gehele getallen geconverteerd
naar 64-bits binaire getallen met een teken (positief of negatief).
Wanneer overeenkomstige bits vergeleken worden, is het resultaat 1
als beide bits 1 zijn; anders is het resultaat 0. De geretourneerde
waarde geeft de bitresultaten, en wordt weergegeven volgens de
ingestelde grondtal-modus.
U kunt de gehele getallen invoeren in elk grondtal. Voor een binaire
of hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix worden gehele getallen behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
>
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
In de Dec-grondtalmodus:
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
angle()
angle(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft de hoek van het argument, waarbij het argument als een
complex getal wordt geïnterpreteerd.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
angle(Lijst1) ⇒ lijst
angle(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de hoeken van de elementen in Lijst1 of
Matrix1, waarbij elk element geïnterpreteerd wordt als een complex
getal dat een punt in een rechthoekig twee-dime nsionaal assenstelsel
voorstelt.
ANOVA
ANOVA Lijst1,Lijst2[,Lijst3,...,Lijst20][,Vlag]
Voert een eenwegs-variantieanalyse uit voor het vergelijken van
de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 86).
Vlag=0 voor gegevens, Vlag=1 voor statistieken
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FWaarde van de F-statistiek
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de groepen
stat.SSSom van de kwadraten van de groepen
Catalogus
Catalogus
>
>
6TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de groepen
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde kwadraat van de fouten
stat.spGepoolde standaarddeviatie
stat.xbarlistGemiddelde van de invoer van de lijsten
stat.CLowerList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
stat.CUpperList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
Berekent een tweewegs variantieanalyse voor het vergelijken
van de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 86).
NivRij=0 voor blok
NivRij=2,3,...,Len-1, voor tweeweg, waarbij
Len=lengte(Lijst1)=lengte(Lijst2) = … = lengte(Lijst10) en
Len / NivRij ∈ {2,3,…}
Uitvoer: Blokopmaak
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
stat.FBlockF-statistiek voor de factor
stat.PValBlockKleinste kans waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfBlockVrijheidsgraden van de factor
stat.SSBlockSom van de kwadraten van de factor
stat.MSBlockGemiddelde van de kwadraten van de factor
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
stat.sStandaarddeviatie van de fout
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding7
Uitvoer van KOLOMFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FcolF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValColKanswaarde van de kolomfactor
stat.dfColVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSColSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSColGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
Uitvoer van RIJFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FRowF-statistiek van de rijfactor
stat.PValRowKanswaarde van de rijfactor
stat.dfRowVrijheidsgraden van de rijfactor
stat.SSRowSom van de kwadraten van de rijfactor
stat.MSRowGemiddelde van de kwadraten van de rijfactor
Uitvoer van INTERACTIE
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FInteractF-statistiek van de interactie
stat.PValInteractKanswaarde van de interactie
stat.dfInteractVrijheidsgraden van de interactie
stat.SSInteractSom van de kwadraten van de interactie
stat.MSInteractGemiddelde van de kwadraten van de interactie
Uitvoer van FOUT
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
sStandaarddeviatie van de fout
8TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Ans
Ans ⇒ waarde
Geeft het resultaat van de meest recent uitgewerkte uitdrukking.
/v
-toetsen
approx()
approx(Waarde1) ⇒ getal
Geeft de uitwerking van het argument als een uitdrukking met
decimale waarden, indien mogelijk, ongeacht de huidige
Automatische of Benaderende modus.
Dit is hetzelfde als het argument invoeren en op
drukken.
approx(Lijst1) ⇒ lijst
approx(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix waarin elk element uitgewerkt is naar een
decimale waarde, indien mogelijk.
Geeft het argument als een breuk met een tolerantie van tol. Als tol
wordt weggelaten, wordt er een tolerantie van 5.E-14 gebruikt.
augment()
augment(Lijst1,Lijst2) ⇒ lijst
Geeft een nieuwe lijst die bestaat uit Lijst2 aan het eind van Lijst1.
augment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. Wanneer het teken “,” wordt gebruikt, moeten de matrices gelijke rijafmetingen hebben, en wordt Matrix2 toegevoegd aan
Matrix1 als nieuwe kolommen. Augment verandert Matrix1 en
Matrix2 niet.
/
·
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding9
avgRC()
avgRC(Uitdr1, Var [=waarde] [, H]) ⇒ uitdrukking
avgRC(Uitdr1, Var [=Waarde] [, Lijst1]) ⇒ lijst
avgRC(Lijst1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ lijst
avgRC(Matrix1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ matrix
Geeft het differentiequotiënt (gemiddelde veranderingssnelheid).
Uitdr1 kan een door de gebruiker gedefinieerde functienaam zijn
(zie
Func).
Wanneer waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere
variabeletoekenning of elke huidige “waarvoor geldt dat”-substitutie
voor de variabele onderdrukt.
H is de stapgrootte. Als H wordt weggelaten, is de standaardwaarde
0,001.
Merk op dat de soortgelijke functie
differentiequotiënt gebruikt.
Aflossingsfunctie die de geplande balans berekent na een
gespecificeerde betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 96.
NPmt specificeert het nummer van de betaling waarna u de gegevens
berekend wilt hebben.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 96.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
bal(NPmt,amortTable) berekent de balans na het nummer van de
betaling NPmt, op basis van de aflossingstabel amortTable. Het
argument amortTable moet een matrix zijn in de vorm die
beschreven wordt onder amortTbl(), pag. 5.
Opmerking: zie ook GInt() en GPrn(), pag. 113.
Base2 (4Grondtal2)
4
Geheel getal1 4Base2 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een binair getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
Catalogus
Catalogus
>
>
10TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Base2 (4Grondtal2)
4
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt binair weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Base10 (4Grondtal10)
4
Geheel getal1 4Base10 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een decimaal (grondtal 10) getal.
Een binair of hexadecimaal getal moet altijd respectievelijk het prefix
0b of 0h hebben.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal. Het
resultaat wordt als decimaal getal weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Base16 (4Grondtal16)
4
Geheel getal1 4Base16 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een hexadecimaal getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt als hexadecimaal getal
weergegeven, ongeacht de Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding11
binomCdf()
binomCdf(n,p,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
binomCdf(n,p,bovengrens) ⇒ getal als bovengrens een getal
is,
lijst als bovengrens een lijst is
Berekent de cumulatieve kans voor de discrete binomiale verdeling
met aantal pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
bovengrens) stelt u ondergrens=0 in
Voor P(X
Catalogus
>
binomPdf()
binomPdf(n,p) ⇒ getal
binomPdf(n,p,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is,
lijst als XWaarde een lijst is
Berekent de kans voor de discrete binomiale verdeling met aantal
pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
C
ceiling()
ceiling(Waarde1) ⇒ waarde
Geeft het dichtstbijliggende gehele getal dat ‚ is aan het argument.
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
Opmerking: zie ook floor().
ceiling(Lijst1) ⇒ lijst
ceiling(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de 'plafondwaarde' van elk element.
char()
char(Geheel getal) ⇒ teken
Geeft een tekenreeks die het teken met het nummer Geheel getal
van de tekenserie van de rekenmachine bevat. Het geldige bereik
voor Geheel getal is 0–65535.
2
c
2way
2
c
2way obsMatrix
chi22way obsMatrix
Berekent een c2 -toets voor afhankelijkheid op de kruistabel van
aantallen in de geobserveerde matrix ObsMatrix. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 86).
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht.
12TI-Nspire™ Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.ExpMatMatrix van de verwachte tabel met aantallen elementen, waarbij wordt uitgegaan van de nulhypothese
stat.CompMatMatrix van chi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
2
c
Cdf()
2
c
Cdf(ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
chi2Cdf(
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
Berekent de c2 -verdelingskans tussen ondergrens en bovengrens
voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.
2
c
GOF
2
c
GOF obsLijst,expLijst,df
chi2GOF obsLijst,expLijst,df
Voert een toets uit om te bevestigen dat de steekproefgegevens
afkomstig zijn uit een populatie met de gespecificeerde verdeling.
obsLijst is een lijst met aantallen en moet gehele getallen bevatten.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Catalogus
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.CompListChi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
>
>
2
c
Pdf()
2
c
Pdf(XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst als
XWaarde een lijst is
chi2Pdf(
XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent de kansdichtheidsfunctie (pdf) voor de c2-verdeling bij een
gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding13
ClearAZ
ClearAZ
Wist alle variabelen die bestaan uit één teken in de huidige opgave.
Catalogus
>
ClrErr
ClrErr
Wist de foutstatus en zet de systeemvariabele errCode op nul.
De Else-bepaling van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of
PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden,
gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet
worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de
volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste
Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het
foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.
Opmerking: zie ook PassErr, pag. 66 en Try , pag. 94.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
colAugment()
colAugment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. De matrices moeten evenveel kolommen hebben, en
Matrix2 wordt toegevoegd aan Matrix1 als nieuwe rijen. Dit verandert Matrix1 of Matrix2 niet.
colDim()
colDim(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het aantal kolommen in Matrix.
Opmerking: zie ook rowDim().
Catalogus
Zie voor een voorbeeld van ClrErr Voorbeeld 2 onder het
commando Try op pag. 94.
Catalogus
Catalogus
>
>
>
colNorm()
colNorm(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de
elementen in de kolommen in Matrix.
Opmerking: onbepaalde matrixelementen zijn niet toegestaan. Zie
Geeft een matrix op basis van de argumenten.
Uitdr is een uitdrukking in de variabelen Va r 1 en Var 2 . Elementen in
de resulterende matrix worden gevormd door Uitdr uit te werken
voor elke opgehoogde waarde van Va r 1 en Va r 2 .
Var 1 wordt automatisch verhoogd van 1 tot en met aantalRijen.
Binnen elke rij wordt Va r 2 verhoogd van 1 tot en met
aantalKolommen.
CopyVar()
CopyVar Var 1 , Va r 2
CopyVar Var 1 ., Va r2 .
CopyVar Var 1 , Va r2 kopieert de waarde van variabele Va r1 naar
variabele Var 2, waar bij Var 2 indien nodig gecreëerd wordt. Variabele
Var 1 moet een waarde hebben.
Als Va r1 de naam van een bestaande, door de gebruiker
gedefinieerde functie is, kopieert CopyVar de definitie van die functie
naar functie Va r2 . Functie Va r 1 moet gedefinieerd zijn.
Var 1 moet voldoen aan de naamgevingsvereisten of moet een
indirecte uitdrukking zijn die vereenvoudigd wordt tot een
variabelenaam die voldoet aan de vereisten.
CopyVar Var 1 ., Va r2 . kopieert alle leden van de variabelegroep
Var 1 . naar de groep Va r 2., waarbij Va r2 . indien nodig wordt
gecreëerd.
Var 1 . moet de naam van een bestaande variabelegroep zijn, zoals de
statistische stat.nn-resultaten, of van variabelen die gecreëerd zijn
met de LibShortcut()-functie. Als Va r2 . reeds bestaat, dan
vervangt deze opdracht alle leden die beide groepen
gemeenschappelijk hebben, en worden de leden die nog nie t bestaan
toegevoegd. Als er een enkelvoudige (geen groep) variabele met de
naam Va r2 bestaat, treedt er een fout op.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding15
corrMat()
corrMat(Lijst1,Lijst2[,…[,Lijst20]])
Berekent de correlatiematrix voor de matrix bestaande uit [Lijst1,
Lijst2, ..., Lijst20].
Catalogus
>
cos()
cos(Waarde1) ⇒ waarde
cos(Lijst1) ⇒ lijst
cos(Waarde1) geeft de cosinus van het argument als een waarde.
cos(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G of ôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
cos(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van de cosinus van elk element.
Wanneer een scalaire functie f(A) werkt op vierkanteMatrix1 (A),
dan wordt het resultaat berekend door het volgende algoritme:
Bereken de eigenwaarden (li) en de eigenvectoren (Vi) van A.
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Bovendien kan hij
geen symbolische variabelen hebben die geen waarde toegekend
hebben gekregen.
Vorm de matrices:
n-toets
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen:
Vervolgens A = X B Xêen f(A) = X f(B) Xê. Bijvoorbeeld cos(A) = X
cos(B) Xê waarbij:
cos(B) =
Alle berekeningen worden uitgevoerd met behulp van drijvende
komma-rekenkunde.
16TI-Nspire™ Referentiehandleiding
cosê()
cosê(Waarde1) ⇒ waarde
cosê(Lijst1) ⇒ lijst
/n-toetsen
In de hoekmodus Graden:
cosê(Waarde1) geeft de hoek waarvan de cosinus Waarde1 is.
cosê(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen van elk
element van Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
cosê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus van elk element.
Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
cosh()
cosh(Waarde1) ⇒ waarde
cosh(Lijst1) ⇒ lijst
cosh(Waarde1) geeft de cosinus hyperbolicus van het argument.
cosh(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen hyperbolicus van elk
element van Lijst1.
cosh(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is
niet hetzelfde als het berekenen van de cosinus hyperbolicus van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
In de hoekmodus Radialen:
>
coshê()
coshê(Waarde1) ⇒ waarde
coshê(Lijst1) ⇒ lijst
ê
cosh
(Waarde1) geeft de inverse cosinus hyperbolicus van het
argument.
ê
cosh
(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen hyperbolicus
van elk element van Lijst1.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding17
coshê()
coshê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1.
Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus
hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de
berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Catalogus
>
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
cot()
cot(Waarde1) ⇒ waarde
cot(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cotangens van Waarde1 of geeft een lijst van de
cotangensen van alle elementen Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G ofôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
cotê()
cotê(Waarde1) ⇒ waarde
cotê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de hoek waarvan de cotangens Waarde1 is of geeft een lijst
met de inverse cotangens van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
coth()
coth(Waarde1) ⇒ waarde
coth(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cotangens hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst van
de cotangensen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
cothê()
cothê(Waarde1) ⇒ waarde
cothê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de inverse cotangens hyperbolicus van Waarde1 of geeft een
lijst met de inverse cotangensen hyperbolicus van elk element in
Lijst1.
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in de
argumenten die uitgewerkt worden tot numerieke waarden.
Elk argument kan een uitdrukking, waarde, lijst of matrix zijn. U kunt
gegevenstypen mengen en argumenten met verschillende afmetingen
gebruiken.
Bij een lijst, matrix of reeks cellen wordt elk element uit gewerkt om te
bepalen of het moet worden opgenomen in de telling.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen op de
plaats van elk argument gebruiken.
Catalogus
>
countif()
countif(Lijst,Criteria) ⇒ waarde
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in Lijst die
voldoen aan de gespecificeerde Criteria.
Criteria kan zijn:
• Een waarde, uitdrukking of tekenreeks. Bijvoorbeeld: 3 telt
alleen die elementen in Lijst die vereenvoudigd worden tot de
waarde 3.
• Een Booleaanse uitdrukking met het symbool ? als tijdelijke
plaatsaanduiding voor elk element. Bijvoorbeeld, ?<5 telt alleen
die elementen in Lijst die kleiner zijn dan 5.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen
gebruiken op de plaats van Lijst.
Opmerking: zie ook sumIf(), pag. 89 en frequency(), pag. 34.
crossP()
crossP(Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft het uitwendige product van Lijst1 en Lijst2 als een lijst.
Lijst1 en Lijst2 moeten gelijke afmetingen hebben, en de afmeting
moet 2 of 3 zijn.
crossP(Vector1, Vector2) ⇒ vector
Geeft een rij- of kolomvector (afhankelijk van de argumenten) die het
uitwendig product is van Vector1 en Vec to r 2 .
Zowel Vector1 als Vector2 moeten rijvectoren zijn, of beide moeten
kolomvectoren zijn. Beide vectoren moeten gelijke afmetingen
hebben, en de afmeting moet 2 of 3 zijn.
Catalogus
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan 3.
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan "def".
Telt 1 en 3.
Telt 3, 5 en 7.
Telt 1, 3, 7 en 9.
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding19
csc()
csc(Waarde1) ⇒ waarde
csc(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cosecans van Waarde1 of geeft een lijst met de cosencansen
van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
>
cscê()
cscê(Waarde1) ⇒waarde
cscê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de hoek waarvan de cosecans Waarde1 is of geeft een lijst met
de inverse cosecans van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
csch()
csch(Waarde1) ⇒ waarde
csch(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cosecans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst van de
cosecansen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
cschê()
cschê(Waarde) ⇒ waarde
cschê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de inverse cosecans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst
met de inverse cosecans hyperbolicus van elk element in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
20TI-Nspire™ Referentiehandleiding
CubicReg
CubicReg X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Catalogus
>
Berekent de derdegraads veeltermregressie y = a·x3+b·
x2+c·x+d op de lijsten X en Y met frequentie Freq. Een
samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 86).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
punt voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d
2
stat.R
Regressievergelijking: a·x3+b·x2+c·x+d
Regressiecoëfficiënten
Determinatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
cumSum()
cumSum(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de cumulatieve sommen van de elementen in
Lijst1, beginnend bij element 1.
cumSum(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een matrix van de cumulatieve sommen van de elementen van
Matrix1. Elk element is de cumulatieve som van de kolom, van boven
naar beneden.
Catalogus
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding21
Cycle
Cycle
Brengt de besturing onmiddellijk naar de volgende iteratie van de
For, While of Loop).
huidige lus (
Cycle is niet toegestaan buiten de drie lusstructuren (For, While of
Loop).
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Cylind
4
Vec t o r 4Cylind
Geeft de rij- of kolomvector in cilindrische vorm weer [r,q, z].
Vec t o r moet exact drie elementen hebben. De vector kan een rij of
een kolom zijn.
@ te drukken in plaats van op ·
D
Catalogus
Functies die de gehele getallen van 1 tot 100 optelt, waarbij 50
wordt overgeslagen.
Catalogus
>
>
dbd()
dbd(datum1,datum2) ⇒ waarde
Geeft het aantal dagen tussen datum1 en datum2 met behulp van de
actuele-dag-telmethode.
datum1 en datum2 kunnen getallen of lijsten met getallen zijn
binnen het bereik van de datums op de standaard kalender. Als zowel
datum1 als datum2 lijsten zijn, dan moeten deze dezelfde lengte
hebben.
datum1 en datum2 moeten tussen de jaren 1950 tot en met 2049
liggen.
U kunt de datums in twee notaties invoeren. De plaatsing van de
decimale punt onderscheidt de datumnotaties.
MM.DDJJ (algemeen gebruikte notatie in de Verenigde Staten)
DDMM.JJ (algemeen gebruikte notatie in Europa)
Catalogus
>
22TI-Nspire™ Referentiehandleiding
DD
4
4DD ⇒ waarde
Uitdr1
Lijst1 4DD ⇒ lijst
Matrix1
4DD ⇒ matrix
Geeft het decimale equivalent van het argument, uitgedrukt in
graden. Het argument is een getal, lijst of matrix die op basis van de
hoekmodus-instelling geïnterpreteerd wordt als decimale graden,
radialen of graden.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
>
4Decimal
4Decimal
Getal1
4Decimal
Lijst1
Matrix1
Geeft het argument in decimale vorm weer. Deze operator kan alleen
op het eind van de invoerregel gebruikt worden.
Define (Definiëren)
Define Var = Uitdrukking
Define Functie(Param1, Param2, ...) = Uitdrukking
Definieert de variabele Va r of de door de gebruiker gedefinieerde
functie Functie.
Parameters, zoals Param1, vormen de plaats voor het doorgeven van
argumenten aan de functie. Bij het oproepen van een door de
gebruiker gedefinieerde functie moet u argumenten opgeven
(bijvoorbeeld waarden of variabelen) die overeenkomen met de
parameters. De functie werkt, wanneer deze wordt aangeroepen,
Uitdrukking uit met de opgegeven argumenten.
Var en Functie kunnen niet de naam van een systeemvariabele of
van een ingebouwde functie of commando zijn.
Opmerking: deze vorm van Define staat gelijk aan het uitvoeren
van de uitdrukking: uitdrukking & Functie(Param1,Param2).
4
Decimal
⇒ waarde
⇒ waarde
⇒ waarde
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ Referentiehandleiding23
Define (Definiëren)
Define Functie(Param1, Param2, ...) = Func
Blok
EndFunc
Programma(Param1, Param2, ...) = Prgm
Define
Blok
EndPrgm
In deze vorm kan de door de gebruiker gedefinieerde functie of
programma een blok van meerdere beweringen uitvoeren.
Blok kan zowel een enkele bewering als een serie beweringen op
aparte regels zijn. Blok kan ook uitdrukkingen en instructies (zoals If,
Then, Else en For) bevatten.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Opmerking: Zie ook Define LibPriv, pag. 24 en Define
LibPub
Werkt hetzelfde als Define, behalve dat er een persoonlijke
bibliotheekvariabele, -functie of -programma wordt gecreëerd.
Persoonlijke functies en programma's verschijnen niet in de
Catalogus.
Opmerking: Zie ook Define, pag. 23 en Define LibPub,
pag. 25.
Programma(Param1, Param2, ...) = Prgm
Catalogus
>
24TI-Nspire™ Referentiehandleiding
Loading...
+ 114 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.