Lees deze handleiding grondig door om vertrouwd te worden
met het product en er optimaal gebruik van te kunnen maken.
Lees voordat u dit product installeert het deel over de
installatievoorschriften en -waarschuwingen van de
"Gebruiksaanwijzing (algemene informatie en werking van
kopieerder)".
Bewaar alle bedieningshandleidingen binnen handbereik voor
latere naslag. Hiermee worden deze handleiding, de
"Gebruiksaanwijzing (algemene informatie en werking van
kopieerder)" en de bedieningshandleidingen voor alle
geïnstalleerde optionele apparatuur bedoeld.
Garantie
Hoewel alles in het werk is gesteld om dit document zo nauwkeurig en nuttig mogelijk te maken, geeft SHARP
Corporation geen enkele garantie ten aanzien van de inhoud. Alle informatie in dit document kan worden gewijzigd
zonder kennisgeving. SHARP is niet verantwoordelijk voor enig verlies of schade, direct of indirect, voortvloeiende
uit of gerelateerd aan het gebruik van deze handleiding.
Sharpdesk is een handelsmerk van Sharp Corporation.
Microsoft
en Internet Explorer
®
, Windows®, Windows® 95, Windows® 98, Windows® Me, Windows NT® 4.0, Windows® 2000, Windows® XP
®
zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en andere landen.
Netscape Navigator is een handelsmerk van Netscape Communications Corporation.
Macintosh, Power Macintosh, Mac OS, LaserWriter en AppleTalk zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple
Computer, Inc.
IBM, PC/AT en PowerPC zijn hande lsmerken van International Business Machines Corporation.
Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation.
PCL is een handelsmerk van Hewlett-Packard Company.
PostScript
Acrobat
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
Adobe, het Adobe logo, Acrobat en het Acrobat logo zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Novell, Inc.
Agfa en de Agfa Rhombus zijn gedeponeerde hande lsmerken van Agfa-Gevaert, A.G.
Alle andere productnamen en auteursrechten zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren.
Wegens productverbetering en wijzigingen kunnen de in de handleiding afgebeelde displayschermen, berichten
en toetsnamen verschillen van die op het toestel.
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1
BASISPROCEDURES VOOR
AFDRUKKEN
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
●
Instellingen van het printerstuurprogramma
onder Windows (afdrukvoorwaarden selecteren
en instellen).......................................... ............... 1-2
●
Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de
instellingen in te zien........................................... 1-3
Dit hoofdstuk geeft uitleg over het configureren van de instellingen van
het printerstuurprogramma op uw computer en bevat basisinformatie
over het afdrukken.
Pagina
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA..............................1-2
●
Instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows
(afdrukvoorwaarden selecteren en instellen)
●
Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de instellingen in te zien....1-3
Opties gebruiken voor het afdrukken.....................................................1-6
.............................................1-2
1-1
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
Dit deel beschrijft het wijzigen van de instellingen van het printerstuurprogramma vanaf uw computer. Indien u het
printerstuurprogramma nog niet heeft geïnstalleerd, lees dan de bijbehorende "SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS
(voor printer)" en installeer het printerstuurprogramma vanaf de CD-ROM.
Instellingen van het printerstuurpr ogramma onder Windows
(afdrukvoorwaarden selecteren en instellen)
Instellingen wijzigen met behulp van de printereigenschappen.
■ Windows 95/98/Me
Hierna wordt de procedure beschreven voor het
wijzigen van de instellingen in Windows Me.
Kies in het menu [Start] achtereenv olgens
1
[Instellingen] en [Printers].
Klik rechts op het geïnstalleerde
2
printerstuurprogramma en kies
[Eigenschappen]. Klik op de tab [Instellen]
in de eigenschappen van het
printerstuurprogramma.
In onderstaand voorbeeld is het stuurprogramma
"SHARP AR-M620N PCL6" geselecteerd.
■ Windows NT4.0 / 2000 / XP
Hierna wordt de procedure beschreven voor het
wijzigen van de instellingen in Windows XP.
Kies [Printers en faxapparaten] in het
1
menu [Start].
Klik rechts op het geïnstalleerde
2
printerstuurprogramma en kies
[Voorkeursinstellingen].
In onderstaand voorbeeld is het stuurprogramma
"SHARP AR-M620N PCL6" geselecteerd.
Stel elk item in.
3
Voor het instellen van items zie de help van het
Stel elk item in.
3
Voor het instellen van items zie de help van het
printerstuurprogramma. Voor informatie over het
inzien van de Help zie de volgende pagina 1-3
Een voorbeeld dat laat zien hoe u altijd de
kleurfunctie gebruikt vindt u op pagina 1-3
Klik op de knop [OK].
4
OPMERKING
Instellingen voor geïnstalleerde randapparatuur zoals een Zadelsteek afwerkingseenheid, afwerkingseenheid en
Ruime lade. kunnen worden opgeroepen door rechts te klikken op het printerstuurprogramma, [Eigenschappen]
te kiezen en vervolgens het tabblad [Configuratie] te selecteren. (In Windows 95/98/Me kiest u [Eigenschappen]
en vervolgens de tab [Configur atie] op het tabblad [Instellen ].) Indien de machine wordt gebruikt als netwerkprinter ,
kiest u de knop [Automatische configuratie] op het tabblad [Configuratie] om de configuratie van randapparatuur
automatisch in te stellen. Om informatie te tonen over de huidige lade (papierformaat, papiersoort en de
hoeve elheid resterend papier), klikt u op de knop [Ladestatus(3)] op het tabblad [Papier].
.
.
printerstuurprogramma. Voor informatie over het
inzien van de Help zie de volgende pagina 1-3
Een voorbeeld dat laat zien hoe u altijd de
kleurfunctie gebruikt vindt u op pagina 1-3
Klik op de knop [OK].
4
.
.
1-2
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
■ Kleurfunctie selecteren
Het volgende voorbeeld toont hoe u de kleurfunctie instelt zodat u deze altijd gebruikt. Deze instelling maakt u
op het tabblad [Taakverwerking] van de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
Volg stappen 1 en 2 op pagina 1-2.
1
Klik op de tab [Taakverwerking].
2
Selecteer het keuzevakje [Documentarchivering].
3
Voer een gebruikers- en opdrachtnaam in
4
in het veld "Taak-id".
Klik op de knop [Toepassen].
5
Klik op de knop [OK].
6
De kleurfunctie wordt nu voor elke printopdracht
gebruikt.
Gebruik van het Help-bestand om uitleg v an de instellingen
in te zien
Om een uitleg van de instellingen van het printerstuurprogramma in te zien op het scherm, opent u het helpbestand.
■ Help openen in Windows
Dit scherm toont de eigenschappen van de SHARP AR-M620N PCL6 in Windows Me.
Druk op [Help] Om het
helpvenster te tonen.
U kunt naar informatie zoeken met
behulp van verschillende methoden
op de tabbladen.
1-3
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
Afdrukken
In dit deel wordt de procedure voor het afdrukken met W ordPad*1 uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. Indien
u geen documenten heeft w elk e zijn a angema akt met b ehulp v a n WordPad, maak dan een tekstdocument aan me t
behulp van WordPad dat kan worden afgedrukt.
*1Dit is een standaard hulpprogramma in Windows
Open een document dat is gemaakt met
1
behulp van WordPad.
Kies [Afdrukken] in het WordPad menu
2
[Bestand].
Kies [SHARP AR-M620N PCL6] in de
3
keuzelijst [Naam].
(1) In Windows 95/98/Me/NT 4.0
Klik op de knop [Eigenschappen] om het venster
met de eigenschappen van het
printerstuurprogramma te openen.
(2) In Windows 2000/XP
Selecteer het [SHARP AR-M620N PCL6]
printericoon in [Printer selecteren]. In Windows
2000 bestaan de instellingen uit vijf tabbladen:
[Algemeen], [Papier], [Geavanceerd],
[Taakverwerking] en [Watermerken].
In Windows XP klikt u op de knop
[V oorkeursin stellingen] om de eigenschappen v an
het printerstuurprogramma te openen.
Klik op de gewenste tab en configureer de
4
instellingen.
OPMERKINGEN
●Indien de instellingen worden geopend vanuit een
toepassing blijven de instellingen die u wijzigt
alleen van kracht gedure nde het gebruik van dez e
applicatie.
●Voor informatie over de instellingen in de
eigenschappen zie "EIGENSCHAPPEN VAN HET
PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN" in
hoofdstuk 2.
Volg de onderstaande procedure om het
5
afdrukcontract aan te passen. Indien u het
afdrukcontrast niet hoeft aan te passen,
gaat u door naar stap 6 op de volgende
pagina.
Om het afdrukcontrast te wijzigen, klikt u op de
knop [Beeldafstelling] op het tabblad [Gevorderde
instelling]. Het hieronder weergege ven v enster zal
verschijnen. Pas de helderheid en het contrast
aan in het veld [Beeldafstelling].
Wanneer u klaar bent, gaat u door naar stap 6 op
de volgende pagina.
1-4
Klik op de tab [Papier].
6
Controleer of het papierformaat juist is. Geef
vervolgens de papierinvoermethode aan bij
[Papierkeuze]. Normaliter wordt [Automatishe
keuze] gebruikt. Wanneer u klaar bent, klikt u op
de knop [OK] om het venster met
printereigenschappen te sluiten.
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
Klik op de knop [OK] in het afdrukvenster
7
in Windows 95/98/Me/NT 4.0, of de knop
[Afdrukken] in Windows 2000/XP.
1-5
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
Opties gebruiken voor het afdrukken
De procedure voor het afdrukken middels een randapparaat (optie) wordt hiernavolgend uitgelegd met WordPad*
als voorbeeld. Indien u geen documenten heeft welke zijn aangemaakt met behulp van WordPad, maak dan een
tekstdocument aan met behulp van WordPad dat kan worden afgedrukt.
*1WordPad is een softwaretoepassing welke wordt meegeleverd met Windows als standaard hulpprogramma.
1
Open een document dat is aangemaakt
1
met behulp van WordPad.
Kies [Afdrukken] in het WordPad menu
2
[Bestand].
Kies "SHARP AR-M620N PCL6" in de
3
keuzelijst [Naam].
(1) In Windows 95/98/Me/NT 4.0
Klik op de gewenste tab en configureer de
4
instellingen.
OPMERKINGEN
●Indien de instellingen worden geopend vanuit een
toepassing blijven de instellingen die u wijzigt
alleen van kracht gedure nde het gebruik van dez e
applicatie.
●Voor informatie over de instellingen in de
eigenschappen zie "EIGENSCHAPPEN VAN HET
PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN" in
hoofdstuk 2.
Klik op de knop [Eigenschappen] om het venster
met de eigenschappen van het
printerstuurprogramma te openen.
(2) In Windows 2000/XP
In [Printer selecteren] selecteert u het "SHARP ARM620N PCL6" printericoon.
In Windows 2000 bestaan de eigenschappen uit vijf
tabbladen: [Algemeen], [Papier], [Geavanceerd],
[Taakverwerking], and [Watermerken].
In Windows XP klikt u op de knop
[Voorkeursinstellingen] om de eigenschappen van
het printerstuurprogramma te openen.
(1) Om de optionele Zadelsteek afwerkingseenheid te
gebruiken om te printen, maakt u de instellingen in
het volgende scherm:
1
Om de functie voor pamfletstijl te gebruiken, kiest
u [Inbindkopie] in het veld [Documenttype] en zet
u [Nieten] op [2 nietjes] in het veld [Bezig met
voltooien].
1-6
Klik op de tab [Papier].
5
Zorg ervoor dat het geselecteerde papierformaat in
het veld [Papierformaat] correct is.
Selecteer vervolgens de papierinvoermethode bij
[Papierkeuze]. Normaliter wordt [A utomatishe keuz e]
gebruikt. Indien u wenst de optionele papierlade te
gebruiken, kunt u deze selecteren in het volgende
venster.
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
1
Om een papierlade te selecteren, kiest u
[Papierinvoerbron] in [P apierkeu ze] en vervolgens
selecteert u de gewenste lade in de lijst.
Voorbeeld: Selecteren van de Ruime lade.
2
Om het papiertype te selecteren, kiest u
[Papiertype] in [Papierkeuze] en selecteer daarna
het gewenste papiertype in de lijst.
Voorbeeld: Selecteren van gerecycled papier
OPMERKING
Het formaat en type van het papier en of een la de kan
worden gebruikt voor het afdrukken worden
geconfigureerd in "Papierlade-instellingen" van de
machines eigen instellingen. (Zie "Gebruikersinstellingen"
in de
"Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie
en kopiëren)"
Indien u [Papierinvoerbron] of [Papiertype] selecteert,
zorg er dan voor dat de instellingen van de lade
geconfigureerd worden op het [Configuratie] tabblad
van de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
.)
Pas het afdrukcontract aan indien nodig
6
(pagina 1-4
). Indien het afdrukcontrast niet
aangepast hoeft te worden, ga dan door
naar stap 7.
Druk op de knop [OK] in Windows 95/98/Me/
7
NT 4.0. Druk op de knop [Afdrukken] in
Windows 2000/XP.
1-7
HOOFDSTUK 2
EIGENSCHAPPEN VAN HET
PRINTERSTUURPROGRAMMA
INSTELLEN
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de instellingen van het
printerstuurprogramma configureer t. De instellingen worden gewijzigd
in de softwaretoepassing.
Instellingen van het tabblad [Algemeen]................................................2-2
●
Instellingen van het tabblad [Papier] ......................................................2-6
●
Instellingen van het tabblad [Geavanceerd]...........................................2-9
●
Instellingen van het tabblad [Taakverwerking]......................................2-13
●
Instellingen van het tabblad [Watermerken].........................................2-16
2-1
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN
Vrijwel alle printerfuncties worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma dat
verschijnt wanneer u afdrukt vanuit een toepassing of wanneer u [Eigenschappen] kiest in het menu van het
pictogram van het printerstuurprogramma. De instellingen van het printerstuurprogramma zijn gegroepeerd op
tabbladen in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
In dit deel wordt de procedure uitgelegd voor het aanpassen van de instellingen wanneer het eigenschappenvenster
wordt geopend vanuit een toepassing. (De getoonde vensters zijn die van het AR-M620N
PCL6-printerstuurprogramma in Windows Me.)
De volgende optionele randapparaten zijn geïnstalleerd in de printerstuurprogrammavensters:
Zadelsteek afwerkingseenheid + Invoegeenheid + Perforatie module + Ruime lade
Instellingen van het tabblad [Algemeen]
Het volgende venster verschijnt wanneer u op de tab [Algemeen] klikt. De instellingen en knoppen worden hieronder
uitgelegd.
Klik op deze knop om alle
instellingen weer terug te brengen
naar hun standaardwaarden.
Deze knop is beschikbaar op alle
tabbladen.
1
Kopieën
Stel het aantal kopieën in.
U kunt elk getal van 1 t/m 999 instellen.
Standaard instelling: 1
2
Sorteren
Selecteer dit keuzevakje om de kopieën te
sorteren.
Wanneer de niet- of perforatiefunctie wordt
ingeschakeld, verschijnt automatisch een vinkje in
het selectievakje.
Standaard instelling: ingeschakeld
3
Documenttype
Kies enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken.
[Enkelzijdig] ..............Afdrukken op één zijde van
het papier.
[Dubbelzijdig(Boek)] .... Afdrukken op beide zijden van
het papier en aan de zijkant
inbinden.
[Dubbelzijdig ..................Afdrukken op beide zijden van
(Schrijfblok)] het papier en bovenaan
inbinden.
[Inbindkopie]*1...........Afdrukken op beide zijden
van het papier en in het
midden inbinden.
Standaard instelling: Enkelzijdig
*1
Vier keuzes zijn beschikbaar voor het
pamfletformaat.
[Pamfletten naast elkaar]
Afdrukken op papier dat dubbel zo groot is als het
documentformaat dat is gekozen in de toepassing.
De paginavolgorde wordt aangepast zoals vereist
voor inbinden in het midden.
[Twee op één pamflet]
Het in de toepassing gekozen documentformaat
wordt op dezelfde manier verkleind als bij het
afdrukken van 2 pagina's op 1 vel en het afdrukken
gebeurt op het gekozen papierformaat.
[Meerbladige folder naast elkaar]
Bij het gebruik van de pamfletfunctie gebeurt het
afdrukken op papier dat dubbel zo groot is als dat
geselecteerd in de toepassing. Wanneer deze
functie wordt gekozen en het aantal pagina's is
hoger dan de limiet voor nieten, worden de pagina's
opgedeeld in groepen die kunnen worden geniet en
de pagina's in elke groep worden geordend in
pamfletstijl en geniet. De groepen kunnen
vervolgens worden samengevoegd tot een pamflet
met de correcte paginavolgorde.
[Meerbladige 2-up folder]
Bij het gebruik van de pamfletfunctie worden de
pagina's verkleind en afgedrukt in 2-up-stijl op het
papierformaat dat geselecteerd is in de toepassing.
Wanneer deze functie wordt gekozen en het aantal
pagina's is hoger dan de limiet voor nieten, worden
de pagina's opgedeeld in groepen die kunnen
worden geniet en de pagina's in elke groep worden
geordend in pamfletstijl en geniet. De groepen
kunnen vervolgens worden samengevoegd tot een
pamflet met de correcte paginavolgorde.
2-2
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)
4
X pagina's-op-1vel afdr
Elke pagina wordt verkleind, zodat meerdere
pagina's kunnen worden afgedrukt op elk vel. De
pagina's worden in "Z"-volgorde afgedrukt op elk
vel.
De volgende vijf instellingen zijn mogelijk:
[1 pagina op 1 vel], [2 pagina's op 1 v el], [4 pagina's
op 1 vel], [6 pagina's op 1 vel], [8 pagina 's op 1 vel].
Standaard instelling: 1 pagina op 1 vel
Rand
[Rand]
Deze instelling wordt grijs weergegeven wanneer [1
pagina op 1 vel] is gekoz en. Kies of er wel of niet een
rand rond elke pagina moet worden afgedrukt
wanneer een andere instelling dan 1 pagina op 1 v el
is gekozen.
Standaard instelling: Uitgeschakeld
5
Gebruikersinstellingen
De gebruiker kan tot 30 sets instellingen opslaan,
waardoor het mogelijk wordt om de instellingen
makkelijk te wijzigen door simpelweg de gewenste
set te kiezen.
Standaard instelling: Fabrieksinstellingen
[Opslaan]
Slaat de instellingen op onder naam die wordt
weergegeven in "Gebruikersinstellingen".
U kunt tot maximaal 20 tekens invoeren voor de
naam. Als geen instellingen zijn gewijzigd (de
instellingen zijn nog steeds de fabrieksinstellingen),
dan wordt deze knop grijs weergegeven.
Wanneer [Wissen] op de knop verschijnt, kunt u
erop klikken om een opgeslagen set
gebruikersinstellingen te verwijderen.
[Volgorde]
Deze instelling wordt grijs weergegeven wanneer
1-Up is gekozen. Wanneer een andere instelling
dan 1-Up is gekozen, kan de indeling van de
pagina's op het vel worden ge kozen.
Voorbeeld: Het veranderen van de indeling van
4-Up naar [Links, en omlaag].
2-3
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)
6
Bezig met voltooien
De instellingen voor de niet- of perforatiefunctie
configureren.
[Zijde voor inbinden]
Bij automatisch dubbelzijdig afdrukken wordt de
instelling [Zijde voor inbinden] gebruikt om te
bepalen hoe de boven- en onderranden van de
voor- en achterzijden moeten worden geplaatst. De
relatie tussen het document en elk van de
instellingen is als volgt:
Nietsorteerfunctie
Elke set pagina's waarbij de sorteerfunctie gebruikt
wordt tijdens het afdrukken wordt geniet en
afgeleverd in de bovenste lade, of geniet in het
midden en afgeleverd in de onderste pamfletlade.
(Alleen Zadelsteek afwerkingseenheid.) De relaties
tussen nietplaatsen, papierinvoeroriëntaties, toegestane
papierformaten en nietlimieten worden hieronder
aangegeven.
Mogelijke nietplaatsen
Origineel beeld
[Links]
Links inbinden
Inbindrand
[Rechts]
Rechts inbinden
Inbindrand
[Boven]
Bovenaan inbinden
Inbindrand
Standaard instelling: Links
[Nieten]
[Geen]............. Niet nieten.
[1 nietje].......... Op één plaats nieten.
[2 nietjes]........ Op twee plaatsen nieten.
Standaard instelling: Geen
Pamfletnietfunctie
Het papier wordt geniet op twee plaatsen op de
middellijn, in tweeën gevouwen zoals afgebeeld en
afgeleverd in de uitvoerlade.
[Voorbeeld]
Een niet in de
hoek linksboven
Een niet in de
hoek linksonder
T wee nieten aan
de linkerzijde
Verticale papierinvoer
Twee nieten op
de middellijn
Een niet in de
hoek linksboven
Een niet in de
hoek linksonder
T wee nieten aan
de linkerzijde
Horizontale papierinvoer
Mogelijke papierformaten: A4, B5,
8-1/2" x 11"
Nietlimiet: 50 vellen
Gelijk aan hierboven
Gelijk aan hierboven
Pamfletstijl is niet mogelijk bij
verticale papierinvoer
Mogelijke papierformaten: A3, B4,
11" x 17"
Nietlimiet: 30 vellen
Mogelijke papierformaten: A4R,
8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13",
8-1/2" x 11"R
Nietlimiet: 30 vellen
Mogelijke papierformaten: A3, B4,
A4R, 11" x 17", 8-1/2" x 14",
8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R
Nietlimiet: 30 vellen
Gelijk aan hierboven
Twee nieten op
de middellijn
6
4
2
7
9
11
Mogelijke papierformaten: A3, B4,
A4R, 11" x 17", 8-1/2" x 14",
8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R
Nietlimiet: 15 vellen
2-4
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)
7
[Perforatie]
Gebruik dit om de perforatiefunctie te kiezen.
Wanneer de performatiefunctie wordt gekozen, wordt
automatisch [Sorteren] geselecteerd.
Standaard instelling: Uitgeschakeld
Perforatiefunctie (alleen indien een Perforatie
module is geïnstalleerd)
Wanneer een P er forat ie module is geïnstalleerd op
de Zadelsteek afwerkingseenheid, kunnen (twee)
perforaties in de afgedrukte pagina's worden
gemaakt voor ze worden afgeleverd in de lade. (De
perforatiefunctie kan niet worden gebruikt in
combinatie met de pamfletfunctie.) Wanneer de
perforatiefunctie wordt gebruikt, werkt de
automatische afbeeldingsrotatiefunctie niet.
De papierformaten welke kunnen worden
geperforeerd zijn aangegeven in de specificaties
op pagina 3-3 van de "Gebruiksaanwijzing (voor
algemene informatie en kopiëren)"".
[Voorbeeld]
{Origineel 1}{Perforatieplaatsen}
8
[Geen offset]
Kies deze instelling wanneer u niet wilt dat
gesorteerde of gegroepeerde sets worden
verschoven om ze van elkaar te scheiden.
Standaard instelling: Uitgeschakeld
Offsetfunctie
Elke set afgedrukte pagina's wordt verschoven ten
opzichte van de vorige set in de lade zodat ze makkelijk
kunnen worden gescheiden. (De offsetfunctie wordt
uitgevoerd in de lade van de afwerkingseenheid of
Zadelsteek afwerkingseenheid.) De offsetfun ctie wordt
niet uitgevoerd wanneer de nietsorteerfunctie is
gekozen.
OffsetmodusNon-offsetmodus
{Origineel 2}{Perforatieplaatsen}
2-5
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN
Instellingen van het tabblad [Papier]
Het volgende venster verschijnt wanneer op de tab [Papier] wordt geklikt. De instellingen en knoppen in dit venster
worden hieronder verklaard.
1
Papierformaat
Kies het papierformaat waarop moet worden
afgedrukt.
Klik op één van de papierformaten die in de lijst
worden weergegeven.
Standaard instelling: A4
[Extra]
U kunt ook een extra papierformaat instellen.
Er kan slechts één extra papierformaat worden
opgeslagen.
Klik op deze knop om het venster te openen v oor het
instellen van het extra papierformaat.
2
Aanpassen aan pagina
Dit veld wordt gebruikt voor de functie Aanpassen
aan pagina. Deze functie vergroot of verkleint het
afgedrukte beeld automatisch om het aan te
passen aan het gebruikte papier. Bij het vergroten
of verkleinen wordt het beeld op de pagina
gecentreerd.
Om deze functie te gebruiken, schakelt u het
keuzevakje [Aanpassen pagina] in en kiest u
vervolgens het te gebruiken papierformaat.
OPMERKING
Het afdrukken gebeurt normaal gesproken op het
papierformaat dat is ingesteld in de toepassing,
ongeacht welk papierformaat is gekozen in het
printerstuurprogramma. W anneer het pa pierformaat
niet is aangegeven in de toepassing, wordt de
papierformaatinstellingen van het printerstuur programma
gebruikt.
3
Afdrukstand
Stel de afdrukstand van het document in.
Klik op het keuzerondje voor [Staand] of het
keuzerondje voor [Liggend].
[Staand].......... Kies staande afdrukstand.
[Liggend]......... Kies liggende afdrukstand.
Standaard instelling: Staand
[180 graden draaien]
Draai het beeld 180° voor het afdrukken.
Standaard instelling: Uitgeschakeld
[Aanpassen pagina]
Wanneer dit keuzevakje is geselecteerd, wordt het
afdrukbeeld overeenkomende met het
papierformaat gekozen bij [Papierformaat]
automatisch verkleind of vergroot om het aan te
passen aan het papier dat is gekozen bij
[Aanpassen aan pagina].
Standaard instelling: Uitgeschakeld
2-6
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Papier] (vervolg)
4
Papierkeuze
Met deze instelling worden de papierlade en het
papiertype gekozen.
Standaard instelling: Automatishe keuze
[Automatishe keuze]
Wanneer [Automatishe keuze] wordt gekozen, wordt
automatisch de lade gebruikt welke het papier bevat
dat is gekozen bij [Papierformaat].
[Papierinvoerbron]
Wanneer dit wordt gek ozen, wordt het papier gebruikt
uit de aangegeven lade, ongeacht de instelling voor
het papierformaat.
[Papiertype]
Wanneer dit wordt gek ozen, wordt het papier gebruikt
uit de lade welke het aangegeven type papier bevat.
Er zijn ook 7 instellingen voor het gebr uikerstype.
Een naam kan worden toegek end aan elk type (met
een maximum van 14 tekens).
[Instellingen voor carbonafdruk]
Klik op deze knop om de instellingen te maken in
het venster [Instellingen voor carbonafdruk].
Standaard instelling: Uitgeschakeld
Afdrukopdracht
Resultaat (wanneer [Sorteren] is gekozen)
OPMERKING
De grootte en type van het papier en of een lade kan
worden gebruikt voor het afdrukken, wordt ingesteld bij
"Papierlade-instellingen" van de aangepaste instellingen
van de machine. (Zie "Gebruikersinstellingen" in de
"Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en
kopiëren)"
)
Als u [Papierinvoerbron] of [Papiertype] kiest, zorg er
dan voor dat de instellingen voor de lades worden
gemaakt op het tabblad [Configuratie] van het
eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
[Ladestatus]
Klik op deze knop om om het papierformaat, het
papiertype en de resterende hoeveelheid papier in de
papierladen van de machine weer te geven.
Deze functie werkt alleen wanneer de machine via
een netwerk wordt gebruikt.
5
Carbonafdruk
Kies deze functie om meerdere afdrukken te maken
van hetzelfde document op papier uit verschillende
lades. Klik op de knop [Instellingen voor
carbonafdruk] om de instellingen voor carbonafdruk
te configureren. Bijvoorbeeld, wanneer lade 1
gewoon papier bevat en lade 2 gekleurd papier, kunt
u een origineel en een kopie afdrukken van een
factuur. U kunt lade 1 ook vullen met geowon papier
en lade 2 met gerecycled papier om een kopie af te
drukken ter presentatie en een om te bewaren.
6
Uitvoer
Gebruik deze instelling om de uitvoerlade te
selecteren. Wann eer de nietfunctie is gekozen, kan
de middelste lade niet worden geselecteerd.
Standaard instelling: Middelste lade
7
Transparant-insteekvellen
De printer kan worden opgedragen de
transparanten te scheiden door blanke vellen
papier tussen te voegen.
Klik op deze knop om het venster te openen voor
de instellingen voor transparant-insteekvellen.
Deze instelling kan niet worden gekozen wanneer
dubbelzijdig afdrukken, de nietfunctie, of de
perforatiefunctie is gekozen.
Origineel
Inlegvellen
2-7
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Papier] (vervolg)
3
[Instelling ander papier]
Deze instellingen worden gebruikt om de
geselecteerde pagina's af te drukken op een sp ecifiek
papiertype of papier uit een specifieke lade, of om
blanke vellen papier toe te voegen als insteekvellen
bij specifieke pagina's.
1
Gebruikersinstellingen
Maximaal 30 sets [Instelling ander papier] kunnen
worden opgeslagen, waardoor het mogelijk is de
instellingen te wijzigen door simpelweg een set te
kiezen.
Standaard instellingen: Geen ander papier
[Opslaan]
Klik op deze knop om een set papierinstellingen te
bewaren. Een venster [Gebruikersinstellingen] zal
verschijnen.
Tekstinvoer voor gebruikersinstellingen is beperkt
tot 20 tekens. Wanneer een knop [Wissen]
verschijnt, kan een set gebruikersinstellingen
worden verwijderd door op deze knop te klikken.
2
Invoegpositie
[Omslagpagina]
Wanneer deze instelling wordt gekozen, wordt
papier van een andere papierinvoerbron of een
ander type papier gebruikt voor de eerste pagina
van de printopdracht. Kies [Papierinvoerbron] of
[Papiertype].
[Laatste pagina]
Wanneer deze instelling wordt gekozen, wordt
papier van een andere papierinvoerbron of een
ander type papier gebruikt voor de laatste pagina
van de printopdracht. Kies [Papierinvoerbron] of
[Papiertype].
[Andere pagina]
Wanneer deze instelling wordt gebruikt, dient u de
pagina's aan te geven waar u een ander type
papier wilt invoegen. Indien de [Afdrukmethode]
is ingesteld op [Blanco], wordt het vel ingevoegd
voor de aangege ven pagina. Indien [Enkelzijdig] is
gekozen, wordt de aangegeven pagina afgedrukt
op de voorzijde van het ingevoegde vel. Indien
[Dubbelzijdig] is gekozen, worden de aangegeven
pagina en de daarop volgende afgedrukt op de
voor- en achterzijde van het ingevoegde vel.
5
Papierkeuze
[Papierinvoerbron]
Kies dit indien u een papierlade wilt aangeven om
te gebruiken voor [Invoegpositie] .
[Papiertype]
Kies dit indien u een papiertype wilt aangeven om
te gebruiken voor [Invoegpositie] .
Standaard instelling: Handinvoer
4
Informatie
De opgeslagen instelling voor [Ander papier]
verschijnen hier.
[Wissen]
Klik op deze knop om de in de informatielijst
geselecteerde instellingen te verwijderen.
[Alle verwijderen]
Klik op deze knop om alle instellingen in de
informatielijst te verwijderen.
5
Afdrukmethode
Hiermee kunt u een afdrukmethode kiezen voor
een omslag, laatste pagina, of een ande re pa gina.
[Blanco]
Voeg een blank vel in bij de aangegeven pagina.
[Enkelzijdig]
Om enkel op één zijde af te drukk en van het papier
dat wordt gebruikt voor ee n omslag, laatste pag ina
of andere pagina, kiest u dit. W anneer deze optie is
geselecteerd voor [Laatste pagina] (achterzijde
omslag), vindt het afdrukken plaats op de
achterzijde van het vel.
[Dubbelzijdig]
Om op beide zijden af te drukken op papier dat
wordt gebruikt voor een omslag, laatste pagina of
andere pagina, kiest u dit.
Standaard instelling: Nee
6
[Toev.]
Klik op deze knop om een set instellingen voor
[Ander papier] op te slaan. De instellingen worden
toegevoegd aan de informatielijst.
Standaard instelling: Omslagpagina
2
2
2-8
Loading...
+ 39 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.