Sharp AR-620N, AR-620U, AR-M550U, AR-M550, AR-M620U User Manual [nl]

...
GEBRUIKSAANWIJZING
(voor printer)
DIGITALE LASER KOPIEERMACHINE/PRINTER DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM
Lees deze handleiding grondig door om vertrouwd te worden met het product en er optimaal gebruik van te kunnen maken.
Lees voordat u dit product installeert het deel over de installatievoorschriften en -waarschuwingen van de "Gebruiksaanwijzing (algemene informatie en werking van kopieerder)".
Bewaar alle bedieningshandleidingen binnen handbereik voor latere naslag. Hiermee worden deze handleiding, de "Gebruiksaanwijzing (algemene informatie en werking van kopieerder)" en de bedieningshandleidingen voor alle geïnstalleerde optionele apparatuur bedoeld.

Garantie

Hoewel alles in het werk is gesteld om dit document zo nauwkeurig en nuttig mogelijk te maken, geeft SHARP Corporation geen enkele garantie ten aanzien van de inhoud. Alle informatie in dit document kan worden gewijzigd zonder kennisgeving. SHARP is niet verantwoordelijk voor enig verlies of schade, direct of indirect, voortvloeiende uit of gerelateerd aan het gebruik van deze handleiding.
© Copyright SHARP Corporation 2003. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren, wijzigen of vertalen van dit document is verboden zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming, uitgezonderd zoals toegestaan door de wetten ten aanzien van het auteursrecht.

Erkenning van handelsmerken

Sharpdesk is een handelsmerk van Sharp Corporation. Microsoft
en Internet Explorer
®
, Windows®, Windows® 95, Windows® 98, Windows® Me, Windows NT® 4.0, Windows® 2000, Windows® XP
®
zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en andere landen. Netscape Navigator is een handelsmerk van Netscape Communications Corporation. Macintosh, Power Macintosh, Mac OS, LaserWriter en AppleTalk zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple
Computer, Inc. IBM, PC/AT en PowerPC zijn hande lsmerken van International Business Machines Corporation. Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. PCL is een handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PostScript Acrobat
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
®
Reader Copyright© 1987-2002 Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden.
Adobe, het Adobe logo, Acrobat en het Acrobat logo zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Novell, Inc. Agfa en de Agfa Rhombus zijn gedeponeerde hande lsmerken van Agfa-Gevaert, A.G. Alle andere productnamen en auteursrechten zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren.
Wegens productverbetering en wijzigingen kunnen de in de handleiding afgebeelde displayschermen, berichten en toetsnamen verschillen van die op het toestel.

INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK 1 BASISPROCEDURES VOOR AFDRUKKEN
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
Instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows (afdrukvoorwaarden selecteren
en instellen).......................................... ............... 1-2
Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de
instellingen in te zien........................................... 1-3
Afdrukken ............................................................ 1-4
Opties gebruiken voor het afdrukken.................. 1-6
1-2
HOOFDSTUK 2 EIGENSCHAPPEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN..................................... 2-2
Instellingen van het tabblad [Algemeen]............. 2-2
Instellingen van het tabblad [Papier]................... 2-6
Instellingen van het tabblad [Geavanceerd]........ 2-9
Instellingen van het tabblad [Taakverwerking]..... 2-13
Instellingen van het tabblad [Watermerken]. ....... 2-16
HOOFDSTUK 5 KEY-OPERATORPROGRAMMA'S
KEY-OPERATORPROGRAMMA'S.............................. 5-2
Lijst van key-operatorprogramma's..................... 5-2
Procedure voor het gebruik van key-
operatorprogramma's.......................................... 5-3
Menu van key-operatorprogramma's................... 5-4
BESCHRIJVING VAN INSTELLINGSPROGRAMMA'S...
Printerinstellingen................................................ 5-5
Netwerkinstellingen ............................................. 5-7
5-5
HOOFDSTUK 6 OPLOSSING VAN PROBLEMEN
OPLOSSING VAN PROBLEMEN ............................... 6-2
Controleren van het IP-adres.............................. 6-4
HOOFDSTUK 7 BIJLAGE
PRINTERSPECIFICATIES.......................................... 7-2
AFDRUKKEN VAN KENNISGEVINGPAGINA............. 7-3
AFDRUKGEBIED........................................................ 7-4
HOOFDSTUK 3 WEBPAGINA'S IN DE PRINTER
BEDIENING VIA EEN NETWERK.............................. 3-2
Vereiste omgeving voor toegang tot de webpagina's ....
Benaderen van de webpagina's en weergeven
van help ............................................................. . 3-2
Items in het menuframe van de webpagina........ 3-3
E-mail afdrukken................................................. 3-7
Een bestand direct afdrukken op een computer......
Direct een bestand afdrukken van een FTP-server.....
3-2
3-8 3-9
HOOFDSTUK 4 BASISINSTELLINGEN VAN DE PRINTER
CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN................ 4-2
Gemeenschappelijke bedieningsprocedure voor alle printerconfiguratie-instellingen (items die kunnen worden ingesteld vanaf het
bedieningspaneel)............................................... 4-2
Standaardinstellingen ......................................... 4-4
PCL-instellingen.................................................. 4-5
PostScript-instellingen......................................... 4-5
0-1
HOOFDSTUK 1
BASISPROCEDURES
VOOR AFDRUKKEN
Dit hoofdstuk geeft uitleg over het configureren van de instellingen van het printerstuurprogramma op uw computer en bevat basisinformatie over het afdrukken.
Pagina
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA..............................1-2
Instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows (afdrukvoorwaarden selecteren en instellen)
Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de instellingen in te zien....1-3
Afdrukken...............................................................................................1-4
Opties gebruiken voor het afdrukken.....................................................1-6
.............................................1-2
1-1

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Dit deel beschrijft het wijzigen van de instellingen van het printerstuurprogramma vanaf uw computer. Indien u het printerstuurprogramma nog niet heeft geïnstalleerd, lees dan de bijbehorende "SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor printer)" en installeer het printerstuurprogramma vanaf de CD-ROM.

Instellingen van het printerstuurpr ogramma onder Windows (afdrukvoorwaarden selecteren en instellen)

Instellingen wijzigen met behulp van de printereigenschappen.

Windows 95/98/Me

Hierna wordt de procedure beschreven voor het wijzigen van de instellingen in Windows Me.
Kies in het menu [Start] achtereenv olgens
1
[Instellingen] en [Printers]. Klik rechts op het geïnstalleerde
2
printerstuurprogramma en kies [Eigenschappen]. Klik op de tab [Instellen] in de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
In onderstaand voorbeeld is het stuurprogramma "SHARP AR-M620N PCL6" geselecteerd.

Windows NT4.0 / 2000 / XP

Hierna wordt de procedure beschreven voor het wijzigen van de instellingen in Windows XP.
Kies [Printers en faxapparaten] in het
1
menu [Start]. Klik rechts op het geïnstalleerde
2
printerstuurprogramma en kies [Voorkeursinstellingen].
In onderstaand voorbeeld is het stuurprogramma "SHARP AR-M620N PCL6" geselecteerd.
Stel elk item in.
3
Voor het instellen van items zie de help van het
Stel elk item in.
3
Voor het instellen van items zie de help van het printerstuurprogramma. Voor informatie over het inzien van de Help zie de volgende pagina 1-3 Een voorbeeld dat laat zien hoe u altijd de kleurfunctie gebruikt vindt u op pagina 1-3
Klik op de knop [OK].
4
OPMERKING
Instellingen voor geïnstalleerde randapparatuur zoals een Zadelsteek afwerkingseenheid, afwerkingseenheid en Ruime lade. kunnen worden opgeroepen door rechts te klikken op het printerstuurprogramma, [Eigenschappen] te kiezen en vervolgens het tabblad [Configuratie] te selecteren. (In Windows 95/98/Me kiest u [Eigenschappen] en vervolgens de tab [Configur atie] op het tabblad [Instellen ].) Indien de machine wordt gebruikt als netwerkprinter , kiest u de knop [Automatische configuratie] op het tabblad [Configuratie] om de configuratie van randapparatuur automatisch in te stellen. Om informatie te tonen over de huidige lade (papierformaat, papiersoort en de hoeve elheid resterend papier), klikt u op de knop [Ladestatus(3)] op het tabblad [Papier].
.
.
printerstuurprogramma. Voor informatie over het inzien van de Help zie de volgende pagina 1-3 Een voorbeeld dat laat zien hoe u altijd de kleurfunctie gebruikt vindt u op pagina 1-3
Klik op de knop [OK].
4
.
.
1-2
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Kleurfunctie selecteren

Het volgende voorbeeld toont hoe u de kleurfunctie instelt zodat u deze altijd gebruikt. Deze instelling maakt u op het tabblad [Taakverwerking] van de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
Volg stappen 1 en 2 op pagina 1-2.
1
Klik op de tab [Taakverwerking].
2
Selecteer het keuzevakje [Documentarchivering].
3
Voer een gebruikers- en opdrachtnaam in
4
in het veld "Taak-id". Klik op de knop [Toepassen].
5
Klik op de knop [OK].
6
De kleurfunctie wordt nu voor elke printopdracht gebruikt.

Gebruik van het Help-bestand om uitleg v an de instellingen in te zien

Om een uitleg van de instellingen van het printerstuurprogramma in te zien op het scherm, opent u het helpbestand.

Help openen in Windows

Dit scherm toont de eigenschappen van de SHARP AR-M620N PCL6 in Windows Me.
Druk op [Help] Om het helpvenster te tonen.
U kunt naar informatie zoeken met behulp van verschillende methoden op de tabbladen.
1-3
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Afdrukken

In dit deel wordt de procedure voor het afdrukken met W ordPad*1 uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. Indien u geen documenten heeft w elk e zijn a angema akt met b ehulp v a n WordPad, maak dan een tekstdocument aan me t behulp van WordPad dat kan worden afgedrukt. *1 Dit is een standaard hulpprogramma in Windows
Open een document dat is gemaakt met
1
behulp van WordPad. Kies [Afdrukken] in het WordPad menu
2
[Bestand].
Kies [SHARP AR-M620N PCL6] in de
3
keuzelijst [Naam].
(1) In Windows 95/98/Me/NT 4.0
Klik op de knop [Eigenschappen] om het venster met de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.
(2) In Windows 2000/XP
Selecteer het [SHARP AR-M620N PCL6] printericoon in [Printer selecteren]. In Windows 2000 bestaan de instellingen uit vijf tabbladen: [Algemeen], [Papier], [Geavanceerd], [Taakverwerking] en [Watermerken]. In Windows XP klikt u op de knop [V oorkeursin stellingen] om de eigenschappen v an het printerstuurprogramma te openen.
Klik op de gewenste tab en configureer de
4
instellingen.
OPMERKINGEN
Indien de instellingen worden geopend vanuit een toepassing blijven de instellingen die u wijzigt alleen van kracht gedure nde het gebruik van dez e applicatie.
Voor informatie over de instellingen in de eigenschappen zie "EIGENSCHAPPEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN" in hoofdstuk 2.
Volg de onderstaande procedure om het
5
afdrukcontract aan te passen. Indien u het afdrukcontrast niet hoeft aan te passen, gaat u door naar stap 6 op de volgende pagina.
Om het afdrukcontrast te wijzigen, klikt u op de knop [Beeldafstelling] op het tabblad [Gevorderde instelling]. Het hieronder weergege ven v enster zal verschijnen. Pas de helderheid en het contrast aan in het veld [Beeldafstelling]. Wanneer u klaar bent, gaat u door naar stap 6 op de volgende pagina.
1-4
Klik op de tab [Papier].
6
Controleer of het papierformaat juist is. Geef vervolgens de papierinvoermethode aan bij [Papierkeuze]. Normaliter wordt [Automatishe keuze] gebruikt. Wanneer u klaar bent, klikt u op de knop [OK] om het venster met printereigenschappen te sluiten.
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
Klik op de knop [OK] in het afdrukvenster
7
in Windows 95/98/Me/NT 4.0, of de knop [Afdrukken] in Windows 2000/XP.
1-5
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Opties gebruiken voor het afdrukken

De procedure voor het afdrukken middels een randapparaat (optie) wordt hiernavolgend uitgelegd met WordPad* als voorbeeld. Indien u geen documenten heeft welke zijn aangemaakt met behulp van WordPad, maak dan een tekstdocument aan met behulp van WordPad dat kan worden afgedrukt. *1 WordPad is een softwaretoepassing welke wordt meegeleverd met Windows als standaard hulpprogramma.
1
Open een document dat is aangemaakt
1
met behulp van WordPad. Kies [Afdrukken] in het WordPad menu
2
[Bestand].
Kies "SHARP AR-M620N PCL6" in de
3
keuzelijst [Naam].
(1) In Windows 95/98/Me/NT 4.0
Klik op de gewenste tab en configureer de
4
instellingen.
OPMERKINGEN
Indien de instellingen worden geopend vanuit een toepassing blijven de instellingen die u wijzigt alleen van kracht gedure nde het gebruik van dez e applicatie.
Voor informatie over de instellingen in de eigenschappen zie "EIGENSCHAPPEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN" in hoofdstuk 2.
Klik op de knop [Eigenschappen] om het venster met de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.
(2) In Windows 2000/XP
In [Printer selecteren] selecteert u het "SHARP AR­M620N PCL6" printericoon. In Windows 2000 bestaan de eigenschappen uit vijf tabbladen: [Algemeen], [Papier], [Geavanceerd], [Taakverwerking], and [Watermerken]. In Windows XP klikt u op de knop [Voorkeursinstellingen] om de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.
(1) Om de optionele Zadelsteek afwerkingseenheid te
gebruiken om te printen, maakt u de instellingen in het volgende scherm:
1
Om de functie voor pamfletstijl te gebruiken, kiest u [Inbindkopie] in het veld [Documenttype] en zet u [Nieten] op [2 nietjes] in het veld [Bezig met voltooien].
1-6
Klik op de tab [Papier].
5
Zorg ervoor dat het geselecteerde papierformaat in het veld [Papierformaat] correct is. Selecteer vervolgens de papierinvoermethode bij [Papierkeuze]. Normaliter wordt [A utomatishe keuz e] gebruikt. Indien u wenst de optionele papierlade te gebruiken, kunt u deze selecteren in het volgende venster.
INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
1
Om een papierlade te selecteren, kiest u [Papierinvoerbron] in [P apierkeu ze] en vervolgens selecteert u de gewenste lade in de lijst.
Voorbeeld: Selecteren van de Ruime lade.
2
Om het papiertype te selecteren, kiest u [Papiertype] in [Papierkeuze] en selecteer daarna het gewenste papiertype in de lijst.
Voorbeeld: Selecteren van gerecycled papier
OPMERKING
Het formaat en type van het papier en of een la de kan worden gebruikt voor het afdrukken worden geconfigureerd in "Papierlade-instellingen" van de machines eigen instellingen. (Zie "Gebruikersinstellingen" in de
"Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)" Indien u [Papierinvoerbron] of [Papiertype] selecteert, zorg er dan voor dat de instellingen van de lade geconfigureerd worden op het [Configuratie] tabblad van de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
.)
Pas het afdrukcontract aan indien nodig
6
(pagina 1-4
). Indien het afdrukcontrast niet aangepast hoeft te worden, ga dan door naar stap 7.
Druk op de knop [OK] in Windows 95/98/Me/
7
NT 4.0. Druk op de knop [Afdrukken] in Windows 2000/XP.
1-7
HOOFDSTUK 2
EIGENSCHAPPEN VAN HET
PRINTERSTUURPROGRAMMA
INSTELLEN
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de instellingen van het printerstuurprogramma configureer t. De instellingen worden gewijzigd in de softwaretoepassing.
Pagina
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN ........................................................................2-2
Instellingen van het tabblad [Algemeen]................................................2-2
Instellingen van het tabblad [Papier] ......................................................2-6
Instellingen van het tabblad [Geavanceerd]...........................................2-9
Instellingen van het tabblad [Taakverwerking]......................................2-13
Instellingen van het tabblad [Watermerken].........................................2-16
2-1

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Vrijwel alle printerfuncties worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma dat verschijnt wanneer u afdrukt vanuit een toepassing of wanneer u [Eigenschappen] kiest in het menu van het pictogram van het printerstuurprogramma. De instellingen van het printerstuurprogramma zijn gegroepeerd op tabbladen in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. In dit deel wordt de procedure uitgelegd voor het aanpassen van de instellingen wanneer het eigenschappenvenster wordt geopend vanuit een toepassing. (De getoonde vensters zijn die van het AR-M620N PCL6-printerstuurprogramma in Windows Me.) De volgende optionele randapparaten zijn geïnstalleerd in de printerstuurprogrammavensters: Zadelsteek afwerkingseenheid + Invoegeenheid + Perforatie module + Ruime lade

Instellingen van het tabblad [Algemeen]

Het volgende venster verschijnt wanneer u op de tab [Algemeen] klikt. De instellingen en knoppen worden hieronder uitgelegd.
Klik op deze knop om alle instellingen weer terug te brengen naar hun standaardwaarden. Deze knop is beschikbaar op alle tabbladen.
1
Kopieën
Stel het aantal kopieën in. U kunt elk getal van 1 t/m 999 instellen. Standaard instelling: 1
2
Sorteren
Selecteer dit keuzevakje om de kopieën te sorteren. Wanneer de niet- of perforatiefunctie wordt ingeschakeld, verschijnt automatisch een vinkje in het selectievakje. Standaard instelling: ingeschakeld
3
Documenttype
Kies enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken.
[Enkelzijdig] ..............Afdrukken op één zijde van
het papier.
[Dubbelzijdig(Boek)] .... Afdrukken op beide zijden van
het papier en aan de zijkant inbinden.
[Dubbelzijdig ..................Afdrukken op beide zijden van
(Schrijfblok)] het papier en bovenaan inbinden.
[Inbindkopie]*1...........Afdrukken op beide zijden
van het papier en in het midden inbinden.
Standaard instelling: Enkelzijdig
*1
Vier keuzes zijn beschikbaar voor het
pamfletformaat.
[Pamfletten naast elkaar]
Afdrukken op papier dat dubbel zo groot is als het documentformaat dat is gekozen in de toepassing. De paginavolgorde wordt aangepast zoals vereist voor inbinden in het midden.
[Twee op één pamflet]
Het in de toepassing gekozen documentformaat wordt op dezelfde manier verkleind als bij het afdrukken van 2 pagina's op 1 vel en het afdrukken gebeurt op het gekozen papierformaat.
[Meerbladige folder naast elkaar]
Bij het gebruik van de pamfletfunctie gebeurt het afdrukken op papier dat dubbel zo groot is als dat geselecteerd in de toepassing. Wanneer deze functie wordt gekozen en het aantal pagina's is hoger dan de limiet voor nieten, worden de pagina's opgedeeld in groepen die kunnen worden geniet en de pagina's in elke groep worden geordend in pamfletstijl en geniet. De groepen kunnen vervolgens worden samengevoegd tot een pamflet met de correcte paginavolgorde.
[Meerbladige 2-up folder]
Bij het gebruik van de pamfletfunctie worden de pagina's verkleind en afgedrukt in 2-up-stijl op het papierformaat dat geselecteerd is in de toepassing. Wanneer deze functie wordt gekozen en het aantal pagina's is hoger dan de limiet voor nieten, worden de pagina's opgedeeld in groepen die kunnen worden geniet en de pagina's in elke groep worden geordend in pamfletstijl en geniet. De groepen kunnen vervolgens worden samengevoegd tot een pamflet met de correcte paginavolgorde.
2-2
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)
4
X pagina's-op-1vel afdr
Elke pagina wordt verkleind, zodat meerdere pagina's kunnen worden afgedrukt op elk vel. De pagina's worden in "Z"-volgorde afgedrukt op elk vel. De volgende vijf instellingen zijn mogelijk: [1 pagina op 1 vel], [2 pagina's op 1 v el], [4 pagina's op 1 vel], [6 pagina's op 1 vel], [8 pagina 's op 1 vel]. Standaard instelling: 1 pagina op 1 vel
Rand
[Rand]
Deze instelling wordt grijs weergegeven wanneer [1 pagina op 1 vel] is gekoz en. Kies of er wel of niet een rand rond elke pagina moet worden afgedrukt wanneer een andere instelling dan 1 pagina op 1 v el is gekozen. Standaard instelling: Uitgeschakeld
5
Gebruikersinstellingen
De gebruiker kan tot 30 sets instellingen opslaan, waardoor het mogelijk wordt om de instellingen makkelijk te wijzigen door simpelweg de gewenste set te kiezen. Standaard instelling: Fabrieksinstellingen
[Opslaan]
Slaat de instellingen op onder naam die wordt weergegeven in "Gebruikersinstellingen". U kunt tot maximaal 20 tekens invoeren voor de naam. Als geen instellingen zijn gewijzigd (de instellingen zijn nog steeds de fabrieksinstellingen), dan wordt deze knop grijs weergegeven. Wanneer [Wissen] op de knop verschijnt, kunt u erop klikken om een opgeslagen set gebruikersinstellingen te verwijderen.
[Volgorde]
Deze instelling wordt grijs weergegeven wanneer 1-Up is gekozen. Wanneer een andere instelling dan 1-Up is gekozen, kan de indeling van de pagina's op het vel worden ge kozen. Voorbeeld: Het veranderen van de indeling van
4-Up naar [Links, en omlaag].
2-3
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)
6
Bezig met voltooien
De instellingen voor de niet- of perforatiefunctie configureren.
[Zijde voor inbinden]
Bij automatisch dubbelzijdig afdrukken wordt de instelling [Zijde voor inbinden] gebruikt om te bepalen hoe de boven- en onderranden van de voor- en achterzijden moeten worden geplaatst. De relatie tussen het document en elk van de instellingen is als volgt:
Nietsorteerfunctie
Elke set pagina's waarbij de sorteerfunctie gebruikt wordt tijdens het afdrukken wordt geniet en afgeleverd in de bovenste lade, of geniet in het midden en afgeleverd in de onderste pamfletlade. (Alleen Zadelsteek afwerkingseenheid.) De relaties tussen nietplaatsen, papierinvoeroriëntaties, toegestane papierformaten en nietlimieten worden hieronder aangegeven.
Mogelijke nietplaatsen
Origineel beeld
[Links]
Links inbinden
Inbindrand
[Rechts]
Rechts inbinden
Inbindrand
[Boven]
Bovenaan inbinden
Inbindrand
Standaard instelling: Links
[Nieten]
[Geen]............. Niet nieten.
[1 nietje].......... Op één plaats nieten.
[2 nietjes]........ Op twee plaatsen nieten.
Standaard instelling: Geen
Pamfletnietfunctie
Het papier wordt geniet op twee plaatsen op de middellijn, in tweeën gevouwen zoals afgebeeld en afgeleverd in de uitvoerlade.
[Voorbeeld]
Een niet in de hoek linksboven
Een niet in de hoek linksonder
T wee nieten aan de linkerzijde
Verticale papierinvoer
Twee nieten op de middellijn
Een niet in de hoek linksboven
Een niet in de hoek linksonder
T wee nieten aan de linkerzijde
Horizontale papierinvoer
Mogelijke papierformaten: A4, B5, 8-1/2" x 11" Nietlimiet: 50 vellen
Gelijk aan hierboven
Gelijk aan hierboven
Pamfletstijl is niet mogelijk bij verticale papierinvoer
Mogelijke papierformaten: A3, B4, 11" x 17" Nietlimiet: 30 vellen
Mogelijke papierformaten: A4R, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R Nietlimiet: 30 vellen
Mogelijke papierformaten: A3, B4, A4R, 11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R Nietlimiet: 30 vellen
Gelijk aan hierboven
Twee nieten op de middellijn
6
4
2
7
9
11
Mogelijke papierformaten: A3, B4, A4R, 11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R Nietlimiet: 15 vellen
2-4
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)
7
[Perforatie]
Gebruik dit om de perforatiefunctie te kiezen. Wanneer de performatiefunctie wordt gekozen, wordt automatisch [Sorteren] geselecteerd. Standaard instelling: Uitgeschakeld
Perforatiefunctie (alleen indien een Perforatie module is geïnstalleerd)
Wanneer een P er forat ie module is geïnstalleerd op de Zadelsteek afwerkingseenheid, kunnen (twee) perforaties in de afgedrukte pagina's worden gemaakt voor ze worden afgeleverd in de lade. (De perforatiefunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de pamfletfunctie.) Wanneer de perforatiefunctie wordt gebruikt, werkt de automatische afbeeldingsrotatiefunctie niet. De papierformaten welke kunnen worden geperforeerd zijn aangegeven in de specificaties op pagina 3-3 van de "Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)"".
[Voorbeeld]
{Origineel 1} {Perforatieplaatsen}
8
[Geen offset]
Kies deze instelling wanneer u niet wilt dat gesorteerde of gegroepeerde sets worden verschoven om ze van elkaar te scheiden. Standaard instelling: Uitgeschakeld
Offsetfunctie
Elke set afgedrukte pagina's wordt verschoven ten opzichte van de vorige set in de lade zodat ze makkelijk kunnen worden gescheiden. (De offsetfunctie wordt uitgevoerd in de lade van de afwerkingseenheid of Zadelsteek afwerkingseenheid.) De offsetfun ctie wordt niet uitgevoerd wanneer de nietsorteerfunctie is gekozen.
Offsetmodus Non-offsetmodus
{Origineel 2} {Perforatieplaatsen}
2-5
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Instellingen van het tabblad [Papier]

Het volgende venster verschijnt wanneer op de tab [Papier] wordt geklikt. De instellingen en knoppen in dit venster worden hieronder verklaard.
1
Papierformaat
Kies het papierformaat waarop moet worden afgedrukt. Klik op één van de papierformaten die in de lijst worden weergegeven. Standaard instelling: A4
[Extra]
U kunt ook een extra papierformaat instellen. Er kan slechts één extra papierformaat worden opgeslagen. Klik op deze knop om het venster te openen v oor het instellen van het extra papierformaat.
2
Aanpassen aan pagina
Dit veld wordt gebruikt voor de functie Aanpassen aan pagina. Deze functie vergroot of verkleint het afgedrukte beeld automatisch om het aan te passen aan het gebruikte papier. Bij het vergroten of verkleinen wordt het beeld op de pagina gecentreerd. Om deze functie te gebruiken, schakelt u het keuzevakje [Aanpassen pagina] in en kiest u vervolgens het te gebruiken papierformaat.
OPMERKING
Het afdrukken gebeurt normaal gesproken op het papierformaat dat is ingesteld in de toepassing, ongeacht welk papierformaat is gekozen in het printerstuurprogramma. W anneer het pa pierformaat niet is aangegeven in de toepassing, wordt de papierformaatinstellingen van het printerstuur programma gebruikt.
3
Afdrukstand
Stel de afdrukstand van het document in. Klik op het keuzerondje voor [Staand] of het keuzerondje voor [Liggend].
[Staand].......... Kies staande afdrukstand.
[Liggend]......... Kies liggende afdrukstand.
Standaard instelling: Staand
[180 graden draaien]
Draai het beeld 180° voor het afdrukken. Standaard instelling: Uitgeschakeld
[Aanpassen pagina]
Wanneer dit keuzevakje is geselecteerd, wordt het afdrukbeeld overeenkomende met het papierformaat gekozen bij [Papierformaat] automatisch verkleind of vergroot om het aan te passen aan het papier dat is gekozen bij [Aanpassen aan pagina]. Standaard instelling: Uitgeschakeld
2-6
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Papier] (vervolg)
4
Papierkeuze
Met deze instelling worden de papierlade en het papiertype gekozen. Standaard instelling: Automatishe keuze
[Automatishe keuze]
Wanneer [Automatishe keuze] wordt gekozen, wordt automatisch de lade gebruikt welke het papier bevat dat is gekozen bij [Papierformaat].
[Papierinvoerbron]
Wanneer dit wordt gek ozen, wordt het papier gebruikt uit de aangegeven lade, ongeacht de instelling voor het papierformaat.
[Papiertype]
Wanneer dit wordt gek ozen, wordt het papier gebruikt uit de lade welke het aangegeven type papier bevat. Er zijn ook 7 instellingen voor het gebr uikerstype. Een naam kan worden toegek end aan elk type (met een maximum van 14 tekens).
[Instellingen voor carbonafdruk]
Klik op deze knop om de instellingen te maken in het venster [Instellingen voor carbonafdruk]. Standaard instelling: Uitgeschakeld
Afdrukopdracht
Resultaat (wanneer [Sorteren] is gekozen)
OPMERKING
De grootte en type van het papier en of een lade kan worden gebruikt voor het afdrukken, wordt ingesteld bij "Papierlade-instellingen" van de aangepaste instellingen van de machine. (Zie "Gebruikersinstellingen" in de "Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)"
) Als u [Papierinvoerbron] of [Papiertype] kiest, zorg er dan voor dat de instellingen voor de lades worden gemaakt op het tabblad [Configuratie] van het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
[Ladestatus]
Klik op deze knop om om het papierformaat, het papiertype en de resterende hoeveelheid papier in de papierladen van de machine weer te geven. Deze functie werkt alleen wanneer de machine via een netwerk wordt gebruikt.
5
Carbonafdruk
Kies deze functie om meerdere afdrukken te maken van hetzelfde document op papier uit verschillende lades. Klik op de knop [Instellingen voor carbonafdruk] om de instellingen voor carbonafdruk te configureren. Bijvoorbeeld, wanneer lade 1 gewoon papier bevat en lade 2 gekleurd papier, kunt u een origineel en een kopie afdrukken van een factuur. U kunt lade 1 ook vullen met geowon papier en lade 2 met gerecycled papier om een kopie af te drukken ter presentatie en een om te bewaren.
6
Uitvoer
Gebruik deze instelling om de uitvoerlade te selecteren. Wann eer de nietfunctie is gekozen, kan de middelste lade niet worden geselecteerd. Standaard instelling: Middelste lade
7
Transparant-insteekvellen
De printer kan worden opgedragen de transparanten te scheiden door blanke vellen papier tussen te voegen. Klik op deze knop om het venster te openen voor de instellingen voor transparant-insteekvellen. Deze instelling kan niet worden gekozen wanneer dubbelzijdig afdrukken, de nietfunctie, of de perforatiefunctie is gekozen.
Origineel
Inlegvellen
2-7
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Papier] (vervolg)
3
[Instelling ander papier]
Deze instellingen worden gebruikt om de geselecteerde pagina's af te drukken op een sp ecifiek papiertype of papier uit een specifieke lade, of om blanke vellen papier toe te voegen als insteekvellen bij specifieke pagina's.
1
Gebruikersinstellingen
Maximaal 30 sets [Instelling ander papier] kunnen worden opgeslagen, waardoor het mogelijk is de instellingen te wijzigen door simpelweg een set te kiezen. Standaard instellingen: Geen ander papier
[Opslaan]
Klik op deze knop om een set papierinstellingen te bewaren. Een venster [Gebruikersinstellingen] zal verschijnen. Tekstinvoer voor gebruikersinstellingen is beperkt tot 20 tekens. Wanneer een knop [Wissen] verschijnt, kan een set gebruikersinstellingen worden verwijderd door op deze knop te klikken.
2
Invoegpositie [Omslagpagina]
Wanneer deze instelling wordt gekozen, wordt papier van een andere papierinvoerbron of een ander type papier gebruikt voor de eerste pagina van de printopdracht. Kies [Papierinvoerbron] of [Papiertype].
[Laatste pagina]
Wanneer deze instelling wordt gekozen, wordt papier van een andere papierinvoerbron of een ander type papier gebruikt voor de laatste pagina van de printopdracht. Kies [Papierinvoerbron] of [Papiertype].
[Andere pagina]
Wanneer deze instelling wordt gebruikt, dient u de pagina's aan te geven waar u een ander type papier wilt invoegen. Indien de [Afdrukmethode] is ingesteld op [Blanco], wordt het vel ingevoegd voor de aangege ven pagina. Indien [Enkelzijdig] is gekozen, wordt de aangegeven pagina afgedrukt op de voorzijde van het ingevoegde vel. Indien [Dubbelzijdig] is gekozen, worden de aangegeven pagina en de daarop volgende afgedrukt op de voor- en achterzijde van het ingevoegde vel.
5
Papierkeuze [Papierinvoerbron]
Kies dit indien u een papierlade wilt aangeven om te gebruiken voor [Invoegpositie] .
[Papiertype]
Kies dit indien u een papiertype wilt aangeven om te gebruiken voor [Invoegpositie] . Standaard instelling: Handinvoer
4
Informatie
De opgeslagen instelling voor [Ander papier] verschijnen hier.
[Wissen]
Klik op deze knop om de in de informatielijst geselecteerde instellingen te verwijderen.
[Alle verwijderen]
Klik op deze knop om alle instellingen in de informatielijst te verwijderen.
5
Afdrukmethode
Hiermee kunt u een afdrukmethode kiezen voor een omslag, laatste pagina, of een ande re pa gina.
[Blanco]
Voeg een blank vel in bij de aangegeven pagina.
[Enkelzijdig]
Om enkel op één zijde af te drukk en van het papier dat wordt gebruikt voor ee n omslag, laatste pag ina of andere pagina, kiest u dit. W anneer deze optie is geselecteerd voor [Laatste pagina] (achterzijde omslag), vindt het afdrukken plaats op de achterzijde van het vel.
[Dubbelzijdig]
Om op beide zijden af te drukken op papier dat wordt gebruikt voor een omslag, laatste pagina of andere pagina, kiest u dit. Standaard instelling: Nee
6
[Toev.]
Klik op deze knop om een set instellingen voor [Ander papier] op te slaan. De instellingen worden toegevoegd aan de informatielijst.
Standaard instelling: Omslagpagina
2
2
2-8
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Instellingen van het tabblad [Geavanceerd]

Het volgende scherm verschijnt wanneer op de tab [Geavanceerd] wordt geklikt. De instellingen en knoppen in dit scherm worden hieronder verklaard.
1
Beeldkwaliteit
Deze instelling wordt gebruikt om de [Resolutie-instelling] en [Grafische functie] voor het afdrukken te kiezen.
[Resolutie-instelling]
Kies 300 dpi of 600 dpi. Standaard instelling: 600 dpi
[Grafische functie]
Kies [Raster] of [Vector] (HP-GL/2). [Raster] wordt gebruikt om af te drukken met gerasterde beelden, [V ector] wordt gebruikt om af t e drukken met V ector (HP-GL/2) opdrachten. Standaard instelling: Vector (HP-GL/2)
2
Beeldafstelling
Dit veld wordt gebruikt om de helderheid en het contrast aan te passen.
[Helderheid]
Hiermee past u de helderheid van de kleuren aan. De helderheid kan worden ingesteld v an 0 t/m 100. Kleuren zullen witter lijken naarmate het getal wordt verhoogd. Standaard instelling: 50
[Contrast]
Het contrast kan worden ingesteld van 0 t/m 100. Hoe hoger het getal, hoe hoger het contrast. Standaard instelling: 50
3
Tekst naar zwart
Gebruik deze instelling om alle tekst anders dan witte tekst af te drukken in zwart. (Deze instelling is bruikbaar om lichtgekleurde tekst af te drukken welke moeilijk te lezen is.)
Afdrukresultaat
Afdrukgegevens
ABCD EFGH
4
Vector naar zwart
Gebruik deze instelling om alle lijnen of gebieden anders dan witte lijnen en gebieden af te drukken in zwart. (Deze instelling is bruikbaar om lichtgekleurde lijnen of gebieden af te drukken welke moeilijk waar te nemen zijn.)
Afdrukgegevens
Tekst naar zwart
ABCD EFGH
Afdrukresultaat
Vector
naar zwart
Tekst naar zwart
ABCD EFGH
Vector
naar zwart
2-9
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Geavanceerd] (vervolg)
g
g
5
Margeverschuiving
Gebruik deze instelling om het beeld te verschuiven om een m arge aan de linker-, rechter , boven- of onderzijde van het papier te creëren. Kies [Geen], [10 mm.], [20 mm.], of [30 mm.]. Standaard instelling: Geen
Enkelzijdig kopiëren
Afdrukgegevens
Beeld verschoven naar rechts
Marge
Dubbelzijdig kopiëren
Afdrukgegevens
Beeld verschoven naar links
Marge
Beeld verschoven naar onder
Marge
7
Tandemafdruk
T wee m achines die verbonden zijn door mi ddel van een systeem die tandemkopiëren mogelijk maakt (een grote kopieeropdracht verdelen over twee machines) kunnen ook worden gebruikt voor tandemafdrukken. Om gebruik te maken van tandemafdrukken, moeten er instellingen gemaakt worden in de key-operatorprogramma's. (Zie "Tandeminstelling" in "Netwerkinstellingen" op
pagina 5-7
van het key-operatorprogramma.)
Standaard instelling: Uitgeschakeld
Het stoppen van een tandemafdrukopdracht
Druk op de toets [STOP./WIS.] in het statusscherm van de servermachine en de clientmachine. Het afdrukken zal worden gestopt en de opdracht wordt geannuleerd.
8
Overlays
Deze functie wordt gebruikt om een beeld af te drukken als overlay op een eerder aangemaakt formulier. Het f ormulier moet zijn aangemaakt v oor deze functie kan worden gebruikt. Standaard instelling: Uitgeschakeld
[Overlay]
Klik op deze knop om het venster met
Beeld verschoven naar rechts
Beeld verschoven naar links
Beeld verschoven naar onder
Marge
overlayinstellingen te openen. Het in dit venster gekozen bestand zal worden gebruikt als overlay.
9
10
Lettertype
Klik op deze knop om de fontinstellingen te configureren.
10
11
Mar
e
e
Mar
Vloeiend maken
Selecteer "Vloeiend maken" om de randen van tekst en grafische informatie vloeiender te maken
6
Tonerbesparingsfunctie
Kies deze instelling om toner te besparen. Ongerasterde kleuren zullen worden afgedrukt in halftoon om het tonergebruik te verminderen.
en om gekartelde lijnen te verminderen zodat een hoge resolutie kan worden verkregen.
11
12
Fotobeelden
Deze modus is het meest geschikt voor het afdrukken van fotografische beelden. De beeldkwaliteit kan minder zijn voor tekeningen.
2-10
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Geavanceerd] (vervolg)
1
8
Gebruikersinstellingen
Er kunnen max. 25 aangepaste Instellingen Afdruk op tabpapier worden opgeslagen die kunnen worden opgeroepen door de naam van de instellingen te kiezen. Bovendien zijn er vijf voorgeprogrammeerde instellingen beschikbaar. Standaard instelling: Geen Afdruk op tabpapier
[Opslaan]
Klik op deze toets om de Instellingen Afdruk op tabpapier op te slaan. Het dialoogvenster [Naam Afdruk tabpapier] verschijnt. Voor de naam kunnen maximaal 20 tekens worden gebruikt
[Opslaan als]
Klik op deze toets om de Instellingen Afdruk op tabpapier onder een andere naam of op een andere plaats op te slaan. Het dialoogvenster [Opslaan als] verschijnt.
[Laden]
Hiermee kan een bestand worden geopend dat werd opgeslagen m.b.v. [Opslaan als].
2
10
Beeldverschuiving
Met deze instelling kan worden bepaald hoe ver het op het tabpapier af te drukken beeld moet worden verscho ven. Hiermee bepaalt u hoe v er het afdrukbeeld verschuift ten opzichte van de tabs van het papier. Het af te drukken beeld moet in een toepassing worden aangemaakt en de als tabpapier in te voegen paginanummers moeten worden ingesteld m.b.v. [Instelling ander papier] pagina 2-8
van h et tabblad [Papier]. De beeldverschuiving kan in stappen van 1 mm worden ingesteld o p 0 mm tot 20 mm. Wanneer deze instelling niet is gekozen, kan er in de afdruktaak aangegeven plaatsen tabpapier worden ingevoegd en kan op elke tab een tekst worden afgedrukt. Standaard instelling: Uitgeschakeld
3
11
Positie v an de eerste tab
Stel hier de afstand tussen de bovenkant van het tabpapier en de eerste tab in. De afstand kan in stappen van 1 mm worden ingesteld op 0 mm tot 254 mm. Standaard instelling: 6 mm
4
12
Interval
Stel hier de onderlinge afstand tussen de tabs van het tabpapier in. De onderlinge afstand kan in stappen van 1 mm worden ingesteld op 0 mm tot 254 mm. Standaard instelling: 6 mm
5
12
Papierformaat
Stel hier het papierfo rmaat van het tabpapier in.
76
12
Tabbreedte
Stel hier de breedte van de t abs in. De breedte kan in stappen van 1 mm w orden ingesteld op 5 mm to t 20 mm. Standaard instelling: 13 mm
87
12
Tablengte
Stel hier de hoogte van de tabs in. De hoogte kan in stappen van 1 mm worden ingesteld op 10 mm tot 149 mm. Standaard instelling: 52 mm
98
12
Pagina-instellingen
Klik op deze toets om het dialoogvenster [Pagina-instellingen] te openen om de tekst die op de tabs moet worden afgedrukt in te voeren en de pagina's waar het tabpapier moet worden ingevoegd (pagina 2-12
) te kiezen. Dit is alleen mogelijk als het keuzevakje [Beeldverschuiving] niet is aangekruist.
2-11
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Geavanceerd] (vervolg)
93
12
[Informatie]
Toont de instellingen van [Tekstinstellingen].
[Toev.]
Klik op deze toets om de instellingen van [Tekstinstellingen] toe te voegen aan [Informatie].
[Wissen]
Klik op deze toets om een geselecteerde instelling van [Informatie] te verwijderen.
[Bijwerken]
Als u veranderingen heeft aangebracht aan de instellingen die in [Informatie] verschijnen, klik dan op deze toets om [Informatie] bij te werken.
1
9
12
Papierkeuze
Als [Papierinvoerbron] is geselecteerd, wordt voor het afdrukken de gekozen invoerlade gebruikt. Als [Papiertype] is geselecteerd, wordt voor het afdrukken de lade met het tabpapier gebruikt. Standaard instelling: Papierinvoerbron
92
12
Tekstinstellingen
Dit veld wordt gebruikt voor het invoeren van de tekst die op de tab moet worden afgedrukt en de pagina's waar de tabbladen moeten worden ingevoerd.
[Tekstoplijning]
Deze instelling bepaalt hoe de tekst op de tab moet worden uitgelijnd. Selecteer [Links], [Midden] of [Rechts]. Standaard instelling: Midden
[Pagina]
Voer de paginanummers in waar de tabbladen moeten worden ingevoegd. Afzonderlijke pagina's moeten worden gescheiden met een komma. Gebruik een koppelteken om een reeks pagina's op te geven. Voorbeeld: 1,2,3,5-10
[Lettertype]
Klik op deze toets om instellingen voor het lettertype te selecteren.
[Tekst]
Voer de op de tabs af te drukken tekst in. Er kunnen maximaal 50 tekens worden ingevoerd.
[180 graden draaien]
Kruis dit keuzevakje aan om de tekst op de tabs 180 graden te draaien.
Voorbeeld:
180 graden draaien 180 graden draaien
AAA
AAA
2-12
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Instellingen van het tabblad [Taakverwerking]

Het volgende venster verschijnt wanneer u op de tab [Taakverwerking] klikt. De instellingen en knopppen worden hieronder verklaard.
1
Documentarchivering
Deze instelling wordt gebruikt om een opdracht op te slaan als een bestand op de harde schijf v an de machine. Twee methoden voor het opslaan v an het beeld zijn beschikbaar: Automatisch tijdelijk opslaan [Snelbestand], [Hoofdmap] en [Aangepaste map]. Het opgeslagen beeld kan worden opgeroepen wanneer het nodig is en worden afgedrukt of op andere wijze worden gemanipuleerd. Een naam (gebruikersnaam, bestandsnaam, etc) kan aan het bestand worden toegekend om het zoeken te v ergemakkelijken. V oor informatie van het gebruik v an deze functie op het bedieningspaneel van de machine, zie hoofdstuk 7, "Document-archivering", van de ""Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)". Standaard instelling: Uitgeschakeld
[Snelbestand]
Hiermee kunt u een afdrukopdracht automatisch laten opslaan in de map voor automatisch tijdelijk bewaarde opdrachten. Een gebruikers- en opdrachtnaam kunnen worden toegekend aan het bestand (pagina 2-15 worden opgeslagen als een vertrouwelijk document met een wachtwoord (pagina 2-14
); echter, de opdracht kan niet
[Hoofdmap]
Selecteer dit wanneer u een afdrukopdracht in de "Hoofdmap" van het toestel wilt opslaan. U kunt een gebruikersnaam en opdrachtnaam (pagina
2-15) aan het bestand toewijzen. U kunt
vertrouwelijke afdrukopdrachten in deze map opslaan met een wachtwoord (pagina 2-14
[Aangepaste map]
Selecteer dit wanneer u een afdrukopdracht in de "Aangepaste map" van het toestel wilt opslaan. U kunt een gebruikersnaam en opdrachtnaam (pagina 2-15 vertrouwelijke afdrukopdrachten in deze map opslaan met een wachtwoord (pagina 2-14
[Opgeslagen in]
Wanneer "Aangepaste map" is geselecteerd, klikt u op deze knop om het v enste r "Opgeslagen in" te openen. In dit venster selecteert u de map waarin het bestand wordt opgeslagen, en voert u het wachtwoord in als dit is ingesteld voor de map. De map (Hoofdmap of Aangepaste map) wordt geselecteerd in de lijst in het scherm "Mapkeuze". Naast de mappen met een wachtwoord staat " ".
).
) aan het bestand toewijzen. U kunt
)
).
2-13
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Taakverwerking] (vervolg)
1
1
2
Vasthouden [Alleen vasthouden]
Deze instelling wordt gebruikt om te voorkomen dat een afdrukopdracht wordt mistplaatst. Wanneer een afdrukopdracht naar de computer wordt gestuurd, houdt de machine deze vast in een archiveringsmap zonder deze af te drukken. De gebruiker kan het afdrukken starten wanneer nodig met behulp van het bedieningspaneel op de machine. De opdracht kan ook worden verwijderd zonder deze af te drukken.
[Vasthouden na afdr.]
Deze instelling wordt gebruikt om een afdrukopdracht vast te houden in een archiveringsmap nadat deze is afgedrukt. Het bestand kan opnieuw worden afgedrukt of verwijderd wanneer nodig.
[Voorbeeldafdruk]
Deze instelling wordt gebruikt om een groot aantal misdrukken te voorkomen wanneer een groot aantal kopieën worden afgedrukt. Wanneer deze instelling is gekozen en een afdrukopdracht wordt naar de machine gestuurd, wordt alleen de eerste set kopieën afgedrukt, waar na de opdracht wordt opgeslagen in een archiveringsmap. Nadat de
[Wachtwoord] (5-cijferig nummer)
Om een wachtwoord in te stellen dat ingevoerd moet worden op het bedieningspaneel van de machine om een opdracht die is opgeslagen in een archiveringsmap te kunnen afdrukken, voert u het wachtwoord (5-cijferig nummer) in bij [Wachtwoord].
• Wanneer een wachtwoord is ingesteld in de
modus "Alleen vasthouden"
Het wachtwoord moet worden ingevoerd op het bedieningspaneel van de machine om de opdracht te kunnen afdrukken.
• Wanneer een wachtwoord is ingesteld in de
modus "Vasthouden na afdr."
Na de eerste afdruk, moet het wachtwoord worden ingevoerd op het bedieningspaneel van de machine om de opdracht opnieuw te kunnen afdrukken.
• Wanneer een wachtwoord is ingesteld in de
modus "Voorbeeldafdruk"
Na het afdrukken van de voorbeeldset moet het wachtwoord worden ingevoerd op het bedieningspaneel van de machine om de resterende sets te kunnen afdrukken. Standaard instelling: Alleen vasthouden
eerste set kopieën gecontroleerd is om er zeker van te zijn dat de kantlijnen, nietposities en andere aspecten van de opdracht in orde zijn, start de gebruiker het afdrukken via het bedieningspaneel op de machine en worden de resterende sets afgedrukt. (De voorbeeldset wordt meegeteld bij het totaal aantal sets.) Indi en de voordbeeldset niet voldoet, kan de opdracht worden verwijderd.
2-14
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Taakverwerking] (vervolg)
2
Opdracht voltooid
3
Kies deze instelling indien u een kennisgeving wilt wanneer een afdrukopdracht is voltooid. Deze instelling werkt alleen indien de printerstatusmonitor in werking is. Wanneer de printerstatusmo nitor niet in werking is, werkt deze instelling niet, zelfs al is deze geselecteerd. Standaard instelling: ingeschakeld
4
3
Contr.opd.regeling
Kies dit om het opdrachtregelingv enster altijd open hebben wanneer u afdrukt vanuit het printerstuurprogramma. Standaard instelling: Uitgeschakeld
5
4
Accountnummer
Wanneer "Accountregeling aan/uit" is ingeschakeld in de key-operatorprogramma's, wordt het aantal pagina's geteld dat door elk account is afgedrukt. Voor uw accountnummer voor afdrukken in dat aangemaakt is met behulp van de key-operatorprogramma's. Zie de handleiding van het key-operatorprogramma voor het aanmaken van accountnummers. Als er een limiet voor het aantal pagina's dat uw account kan afdrukken is ingesteld in de key-operatorprogramma's, is afdrukken niet mogelijk wanneer de limiet is bereikt. Wanneer "Kennisgeving pagina niet afdrukken" is uitgeschakeld in de key-operatorprogramma's, wordt er een kennisgevingpagina afgedrukt. (De kennigsgevingpagina is initieel ingesteld op niet afdrukken.) Wanneer "Opdrachten van ongeldige accounts annuleren" is ingeschakeld in de key-oper atorprogr amma's en er w ordt geen of een incorrect accountnummer ingevoerd, vindt het afdrukken niet plaats. Indien u het gebruik van de machine niet wilt beperken, schakelt u de instelling uit. Pagina's die afgedrukt worde n zonder invoering van een geldig accountnummer worden opgeteld bij "OVERIGE".
6
5
Taak-id
Gebruik dit om de standaard gebruikers- en opdrachtnaam in te stellen die verschijnen op het bedieningspaneel van de machine . Wanneer [ Altijd deze gebruikersnaam gebruiken] en [Altijd deze taaknaam gebruiken] niet zijn geselecteerd, worden automatisch uw Windows-gebruikersnaam gebruikt en de bestandsnaam die is gekozen in de toepassing. De namen die verschijnen in het dialoogvenster dat verschijnt wanneer het afdrukken plaatsvindt zullen verschijnen op het bedieningspaneel van de printer.
[Gebruikersnaam]
Gebruik dit om de standaard gebruikersnaam in te stellen die verschijnt op het bedieningspaneel van de machine. Wanneer [Altijd deze gebruikersnaam gebruiken] niet is geselecteerd, wordt automatisch uw Windows-gebruikersnaam gebruikt. De naam die verschijnt bij [Taak-id] in het venster [Opdrachtregeling] (welke verschijnt wanneer het afdrukken plaatsvindt) zal verschijnen op het bedieningspaneel van de printer. Tot maximaal 16 tekens kunnen worden ingevoerd voor de naam.
[Altijd deze gebruikersnaam gebruiken]
Selecteer dit keuzevakje om de [Gebruikersnaam] ingevoerd in dit scherm te laten v erschijn en op het bedieningspaneel van de machine. Wanneer dit niet geselecteerd is, wordt automatisch uw Windows-gebruikersnaam gebru i kt . Standaard instelling: Uitgeschakeld
[Naam taak]
Gebruik dit om de standaard opdrachtnaam in te stellen die verschijnt op het bedieningspaneel van de machine. Wanneer [Altijd deze taaknaam gebruiken] niet is geselecteerd, wordt automat isch de bestandsnaam gebruikt die is gekozen in de toepassing. De naam die verschijnt bij [Taak-id] in het venster [Opdrachtregeling] (welke verschijnt wanneer het afdrukken plaatsvindt) zal v erschijnen op het bedieningspaneel van de printer. Tot maximaal 30 tekens kunnen worden ingevoerd voor de naam.
[Altijd deze taaknaam gebruiken]
Selecteer dit keuzevakje om de [Naam taak] ingevoerd in dit venster te laten verschijnen op het bedieningspaneel van de machine. Wanneer dit niet is geselecteerd, wordt automatisch de naam gebruikt die is gekozen in de toepassing. Standaard instelling: Uitgeschakeld
2-15
AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Instellingen van het tabblad [Watermerken]

Het volgende venster verschijnt wanneer u op de tab [Watermerken] klikt. De instellingen en knoppen worden hieronder verklaard.
1
Watermerkvoorbeeld
De watermerkfunctie wordt gebruikt om een watermerk (een lichte, schaduwachtige tekst) op het papier af te drukken. Hier wordt een voorbeeld van het huidige geselecteerd e watermerk getoond. De positie van het watermerk kan worden aangepast door het beeld rechtstreeks te verslepen met uw muis, of door de schuifbalken rechts en onder aan het voorbeeldscherm te gebruiken. Standaard instelling: x: 0, y: 0
OPMERKING
Het beeld dat verschijnt in het Water merkvoorbeeld is een benadering van wat er wordt afgedrukt.
[Midden]
Kies deze instelling om het watermerk af te drukken in het midden van het papier.
2
Formaat
Gebruik deze instelling om het formaat van de tekens van het huidige geselecteerde watermerk aan te passen. U kunt een willekeurige puntgrootte tussen 6 en 300 punten kiezen. Standaard instelling: 200 (punten)
3
Hoek
Gebruik deze instelling om de hoek van de tekst van het huidige geselecteerde watermerk aan te passen. U kunt elke hoek tussen -90° en 90° kiezen. Standaard instelling: 45°
4
Watermerk
Kies een watermerk uit de watermerken die worden weergegeven in de lijst. Standaard instelling: Geen
[Toev.]
Klik op deze knop om een eigen wate rmerk aan te maken.
[Bijwerken]
Klik op deze knop om het for maat of de hoek van de tekst van een opgeslagen watermerk aan te passen.
[Wissen]
Klik op deze knop om een opgeslagen watermerk te verwijderen.
5
Tekst
Wanneer u een eigen watermerk wilt aanmaken, voert u hier de tekst voor het watermerk in. Tot maximaal 100 tekens kunnen worden ingevoerd. Om de ingevoer de tekst op te slaan als watermerk, klikt u op de knop [Toev.] welke hierboven in is verklaard.
6
Grijstint
Gebruik deze instelling om de kleur van het lettertype van het huidige geselecteerde watermerk aan te passen. U kunt elke w aarde tussen 0 en 255 punten kiez en.
Standaard instelling: 192 punten
7
Fonts bewerken
Gebruik deze instelling om het font te kiezen voor het huidige geselecteerde watermerk.
8
Transparante tekst
Selecteer dit keuzevakje wanneer u de tekens van het watermerk licht wilt afdrukken in de achtergrond van de tekst. Standaard instelling: Ingeschakeld
9
Alleen op de eerste pagina
Selecteer dit keuzevakje wanneer u alleen een watermerk op de eerste pagina van de afdrukopdracht wilt. Standaard instelling: Uitgeschakeld
10
Als outline
Selecteer dit keuzevakje wanneer u alleen de contouren van de tekens van het watermerk wilt afdrukken. Standaard instelling: Uitgeschakeld Deze instelling kan niet worden geselecteerd wanneer de instelling is geselecteerd.
8
4
2-16
HOOFDSTUK 3
WEBPAGINA'S IN DE
PRINTER
Dit hoofdstuk bevat informatie over de diverse functies due u toegang geven tot de webpagina's in de printer vanaf uw computer.
Pagina
BEDIENING VIA EEN NETWERK.................................................................3- 2
Vereiste omgeving voor toegang tot de webpagina's.............................3-2
Benaderen van de webpagina's en weergeven van help.......................3-2
Items in het menuframe van de webpagina ...........................................3-3
E-mail afdrukken..................... .. ........................................ ... ..................3-7
Een bestand direct afdrukken op een computer ....................................3-8
Direct een bestand afdrukken van een FTP-server...............................3-9
3-1

BEDIENING VIA EEN NETWERK

U kunt een webbrowser gebruiken op uw computer zoals Netscape Navigator of Internet Explorer om toegang te verkrijgen tot de webpagina's van de printer en zo de instellingen aan te passen.

Vereiste omgeving voor toegang tot de webpagina's

U moet een van de v olgende webbrowsers hebben om toegang te krijgen tot de webpagina's van de machine:
• Optionele printserverkaart (netwerkkaart)
• Aanbevolen webbrowser Internet Explorer: 5.5 of hoger (Windows), 5.1 of hoger (Macintosh) Netscape Navigator: 6.0 of hoger (of gelijkwaardig)

Benaderen van de webpagina's en weergeven van help

Vo lg deze stappen om de webpagina's te benaderen. Voor uitleg over de functie-instellingen die via een netwerk kunnen worden geconfigureerd door middel van de webpagina's van de machine, klikt u op de knop "Algemeen" of "Documentarchivering" in Help in het menuframe.
Start uw webbrowser op uw computer.
1
Vul het in de machine geprogrammeerde
2
IP-adres in in het Adres-veld van de browser.
Zie pagina 5-7 voor het controleren van het IP­adres.
De webpagina wordt geopend. (De instellingen op de webpagina worden verklaard op de volgende pagina.)
Klik op de knop "Algemeen" of
3
"Documentarchivering" in Help in het menuframe.
De helppagina bevat gedetailleerde uitleg van de instellingen.
Sluit de helpagina.
4
Kies de instellingen die u wilt configureren in het menuframe. Wanneer u klaar bent met de webpagina, klikt u op de knop (sluiten) in de rechterbovenhoek van de pagina.
3-2
BEDIENING VIA EEN NETWERK

Items in het menuframe van de webpagina

Klik op de items in het menuframe en configureer de instellingen waar nodig. Voor sommige instellingen kan een wachtwoord vereist zijn. Alleen netwerkbeheerders zouden deze instellingen moeten configureren (pagina 3-5 Wanneer u klaar bent met de configuratie van een instelling, klikt u op [Indienen] om de instelling te bewaren. Voor meer informatie over instellingen klikt u op [Algemeen] in [Help] in het menuframe.
Menuframe
Klik op een instelling in het menu om deze te configureren.
).
1

Systeeminformatie

Hier wordt systeeminformatie weergegeven, de status van apparaten, de apparaatconfiguratie en de netwerkstatus. Deze pagina kan alleen worden bekeken; namen en locaties kunnen niet worden aangepast op de pagina.

Apparaatstatus

Toont de huidige status van de machine, papierladen, uitvoerladen, toner en andere benodigdheden, en paginatellingen. Papier op en andere waarschuwingen worden in rood weergegeven.

Apparaatconfiguratie

Geeft weer welke opties geïnstalleerd zijn. Dit zijn onder andere optionele papierinvoerbronnen, optionele uitvoerappar aten, hardware opties, geheugen en software opties.

Netwerkstatus

Toont de netwerkstatus. Informatie over "Algemeen", "TCP/IP", "Netware", "AppleTalk" en "NetBEUI" wordt getoond op de respectievelijke pagina's.
3-3
BEDIENING VIA EEN NETWERK
2

Documentarchivering

Opdrachten die zijn opgeslagen op de harde schijf door de documentarchiver ingsfunctie te gebruiken kunnen worden afgedrukt, verzonden en verwijderd. Mappen op de harde schijf kunnen worden toegevoegd en verwijderd.

Map/taak-bediening

De map Snelbestand wordt gebruikt v oor het automatisch opslaan automatisch v an een afgew erkte opdracht. De standaardmap en gebruikersmappen zijn v oor handmatig gebruik door ge bruikers . Opdracht en in dez e mappen kunnen worden gemanipuleerd.

Installatie

Dit wordt gebruikt voor het bekijken en configureren van gebruikers, opdrachtinstellingen, automatisch opslaan in de map Snelbestand, instellingen van key-operatorrechten en ha rdwaregebruik.
3

Beeldverzendingsbeheer

Dit wordt gebruik voor het configureren van instellingen betreffende het verzenden van beelden.

Bestemming

Opslaan, bewerken en verwijderen van bestemmingen voor elke functie (Scannen naar E-mail, Scannen naar FTP, Scannen naar desktop, fax, en Internet-fax) . Het adres van elke bestemming en de naam die wordt getoond in het bedieningspaneel worden opgesla gen. Groepen bestemmingen k unnen ook worden gepr ogrammeerd als een makkelijke manier om hetzelfde beeld naar een group van bestemmingen te verzenden.

Afzender

Opslaan, bewerk en en v erwijderen v an afz enders. Tot maximaal 999 afz enders ku nnen word en opgeslage n. De naam, e-mailadres en andere informatie wordt opgeslagen.

Netwerkscanning

Basisinstellingen voor de netwerkscannerfunctie. Bestursingsinstellingen, het onderwerp voor Scannen naar E­mail, bestands- en indexnamen voor het bedieningspaneel k unnen worden geconfigureerd.
4

Functie

Dit kan worden gebruikt om afdrukopdrachten te versturen naar de machine.

Afdruktaak indienen

Een bestandsnaam kan worden ingevoerd om een specifiek bestand af te drukken. Wanneer het bestand geen afdrukinstellingen bev at, kunnen deze worden geconfigureerd op deze pagina (pagina 3-8
5

Koppeling

Wanneer een aangepaste koppeling is toegevoegd door middel van de functie voor aangepaste koppelingen, welke verklaard wordt op de volgende pagina, wordt de koppeling hier weergegeven.
6

Apparaatbeheer

Dit menu ondersteunt appara atfuncties.
).

Fax-geheugenvak

Aanmaken, wijzigen en verwijderen van geheugenvakken. Faxgeheugen is een gebied op de harde schijf dat gebruikt wordt voor pollinggeheugen, vertrouwelijke ontvangst en het verzenden van relay broadcasts. Een maximum van 100 vakken kan worden aangemaakt voor alle drie functies.

Accountregeling

Bekijken van accountbeheerinformatie en programma-accountnummers. Accountbeheerinformatie toont heft aantal pagina' s dat is afgedrukt in elke modus (kopiëren, printen, etc.) door elk account. Accountnummers kunnen worden geprogrammeerd, gewijzigd en verwijderd. Paginalimieten kunnen worden ingesteld voor elk account afzo nderlijk of alle accounts tegelijk.

Opslag-backup

Hiermee kunnen instellingen worden geëxporteerd naar een reservekopie op een extern apparaat.
3-4
BEDIENING VIA EEN NETWERK
7

Instelling Apparaat

Instellen van systeemparamet ers en functieopties.

Informatie

Bewaar informatie over de machine zoals de naam, machinecode en locatie. Deze informatie zal worden weergegeven in status- en waarschuwingsberichten.

Wachtwoorden

Er kunnen wachtwoord en worden ingesteld om de toegang tot d e webpagina' s te beschermen en instellingen t e beveilingen. De beheerder moet het wachtwoord dat in de fabriek is ingesteld veranderen. Ook moet de beheerder het nieuwe wachtwoord onthouden. Het wachtwoord is nodig om met de instellingen in het wachtwoordbeveiligde scherm te kunnen werken. Een wachtwoord kan worden ingesteld voor de beheerder en voor elk e gebruiker . W anneer u gebruik maakt v an het wachtwoord van een gebruiker, kunt u geen instellingen maken in het Setupmenu. De wachtwoorden voor "user" en "admin" zijn initieel beide ingesteld op "Sharp". Wanneer u de wachtwoorden wilt wijzigen wanneer u voor het eerst de instellingen maakt, voer dan "Sharp" in bij "Beheerderswachtwoord" voor u de instellingen ma akt. Een wa chtwoord m ag alleen alf an umerieke te kens be v att en en mag niet mee r dan 7 tekens lang zijn. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. Na het invoeren van een wachtwoord, klikt u op "Indienen" om deze in te stellen. Na het instellen van het wachtwoord moet de machine uit- en weer aangezet worden. Indien een wachtwoord is in gesteld, zult u om het w achtw oord worde n ge vraagd w anneer u ee n webpagi na met beveiligde instellingen probeert te benaderen. Voer bij "Gebruikersnaam" "user" in als u de pagina benadert als een gebruiker, of "admin" als u de pagina benadert als een beheerder. Zie "Algemeen" onder "Help" voor gedetailleerde informatie over het instellen van wachtwoorden.

Aangepaste koppelingen

Instellen van aangepaste koppelingen die worden getoond in het menuframe. Koppelingen die hier worden ingesteld worden aan het menu toegevoegd. Tot maximaal vijf aangepaste koppelingen kunnen worden opgeslagen.

Pull Print(Paneel)

PDF- en TIFF-bestanden kunne n direct vanaf het bedieningspaneel worden afgedrukt zonder gebruik te mak en van het printerstuurprogramma. Gebruik deze instelling om FTP-servers in te voeren waar bestanden worden bewaard. Tot maximaal vier FTP-servers kunnen worden ingevoerd (pagina 3-9
).

Statusbericht

Gebruik dit om aan de hand van een schema statistiek en te versturen zoals het aantal pagina's afgedrukt in de kopieer- en printmodus. Voer het verzendschema in en de e-mailadressen waarnaar de berichten moeten worden verzonden.

Waarschuwingsbericht

Gebruik dit om foutberichten zoals papier op, toner op , storingen en f outieve papierin voer te ver sturen naar vooraf opgegeven e-mailadressen.

i-Fax

Configureer de instellingen voor het verzenden en ontvangen van faxen via het Internet.

Takenlogboek

Er wordt een log bijgehouden van de opdrachten die worden uitgevoerd op de machine. Dit wordt gebruikt om een logbestand op een computer te plaatsen in CSV-formaat.
3-5
BEDIENING VIA EEN NETWERK
8

Netwerkinstelling

Configureer de instellingen van het netwerkprotocol, Direct print en LDAP.

Algemeen

Configureer de insetllingen in de schermen [ALGEMEEN] en [Filter].

Protocol

Configureer de insetllingen in de schermen [TCP/IP], [NetWare], [AppleTalk] en [NetBEUI].

Services

Configureer de insetllingen in de schermen [DNS], [WINS], [SMTP], [SNMP ] en [Kerberos]. DNS en SMTP zijn vereist voor e-mail.

Direct print

Configureer de instellingen in de schermen [Ruwe afdruk] en [E-mail afdrukken]. "E-mail afdrukken" wordt gebruikt om e-mails me t aanhechtingen (attachments) te v erz enden naar de mach ine, waarna de machine de aanhechtingen afdrukt, zonder het printerstuurprogramma nodig te hebben. Om gebruik te maken van deze functie, moeten de instellingen voor het e-mailaccount van de machine worden geconfigureerd op de machine (pagina 3-7
).

LDAP

LDAP is vereist wanneer gebruik wordt gemaakt van een LDAP-server en wanneer gebruik wordt gemaakt van gebruikersauthenticatie voor de netwerkscannerfunctie.
3-6
BEDIENING VIA EEN NETWERK

E-mail afdrukken

Wanneer een e-ma ilaccount wordt ingeste ld voo r de machine, w ordt dez e functie gebruikt om de machine periodiek verbinding te laten maken met de mailserver en automatisch de aanhecht ing en te lat en afdrukk en van de mails die worden ontvangen, zonder het printerstuurprogramma nodig te hebben.

Configuratie van instellingen voor E-mail afdrukken

Om gebruik te maken van E-mail afdrukken, moeten de instellingen voor het e-mailaccount van de machine worden geconfigureerd op de machine. Volg deze stappen:
Klik op [Direct print] in het
1
koppelingenmenu van het menuframe.
De pagina "Direct print instellingen" verschijnt.
Klik op [E-mail afdrukken].
2
V oer de instellingen voor E-mail afdrukken
3
in.
Voor uitleg over de instellingen klikt u op de knop [Algemeen] in de [Help] in het menuframe.
Klik op [Indienen] en sla de ingevoerde
4
instellingen op.

E-mail afdrukken gebruiken

Voer het e-mailadres van de machine in in het "Aan:"-veld van uw e-mailprogramma, hecht het bestand aan dat u wenst af te drukken en verstuur de e-mail. Bestanden met de exten sies pcl, ps*, pdf*, tiff en tif kunnen worden afgedrukt. *De optionele PS3-uitbreidingskit is vereist. Het aantal kopieën en andere instellingen kunnen worden opgegeven door stuuropdrachten in te voeren in het bericht van de e-mail. De volgende stuuropdrachten kunnen worden ingevoerd:
Functie Opdracht Waarden Voorbeeld
Aantal kopieën COPIES 1-999 COPIES=2 Nieten JOBSTAPLE STAPLENO,
STAPLELEFT
JOBSTAPLE=STAPLENO
Dubbelzijdig afdrukken DUPLEX OFF, TOP, LEFT,
RIGHT Accountnummer ACCOUNTNUMBER 5-cijferig nummer ACCOUNTNUMBER=11111 Bestandstype LANGUAGE PCL, PCLXL,
POSTSCRIPT, PDF,
TIFF Papier PAPER Bruikbaar papiertype
(zoals A4) Snelbestand QUICKFILE OFF, ON QUICKFILE=ON
OPMERKINGEN
Stel het formaat van het e-mailbericht in op "tekst". Indien tekst met opm aak (HTML) wordt gebruikt, worden de ingevoerde opdrachten genegeerd.
Om een lijst van de stuuropdrachten te verkrijgen, stuurt u een e-mail waarbij u "config" invoert in het bericht.
Wanneer niets wordt ingevoerd in het bericht, wordt het afdrukken uitgevoerd aan de hand van de instellingen in "VOORWAARDEINSTELLINGEN" in het menu "STANDAARDINSTELLINGE N" van de gebruikersinstellingen.
Om PS- en PDF-bestanden af te drukken, is de PS3-uitbreidingskit benodigd.
Een versleuteld PDF-bestand kan niet worden afgedrukt.
Geef alleen een bestandstype op wanneer u een paginabeschrijvingstaal opgeeft . Normaal gesproken hoeft het
bestandstype niet te worden opgegeven.
DUPLEX=TOP
LANGUAGE=TIFF
PAPER=A4
3-7
BEDIENING VIA EEN NETWERK

Een bestand direct afdrukken op een computer

Het adres van een bestand op uw computer waar toegang tot is, kan worden opgegeven om het bestand direct af te drukken zonder gebruik te maken van het printerstuurprogramma. Met bestanden op uw computer en bestanden op elk e andere computer in hetzelfde netw erk waar u toegang tot heeft vanaf uw computer, is het mogelijk op deze wijze te printen.
Om direct een bestand op een computer af te drukken, volgt u deze stappen:
Klik op [Afdruktaak indienen] in het
1
koppelingenmenu van het menuframe.
De pagina "Afdruktaak indienen" verschijnt.
Kies afdrukinstellingen in [Taakdetails].
2
Voor uitleg over de instellingen klikt u op de knop [Algemeen] in de [Help] in het menuframe.
V oer het adres van het bestand dat u wenst
3
af te drukken in bij [Voer bestandsnaam in].
U kunt ook op [Bladeren] klikken om naar het bestand toe te bladeren.
Voor meer informatie klikt u op de knop [Algemeen] in de [Help] in het menuframe.
Klik op [Afdrukken].
4
Het afdrukken begint.
3-8
BEDIENING VIA EEN NETWERK
BEELD VERZENDEN
GEBRUIKERS-
KOPIE
DOC ARCHIVERING
ALGEMENE TOEGANG
FTP
ALGEMENE TOEGANG
FTP
Technical dept. server PPD1_FTP_server

Direct een bestand afdrukken van een FTP-server

Een FTP-server kan worden opgeslagen in de machine om het mogelijk te maken direct een bestand op een FTP­server af te drukken vanaf het bedieningspaneel van de machine, zonder gebruik te maken van het printerstuurprogramma. Bestanden met de extensies pcl, ps*, pdf*, tiff, tif en prn kunnen worden afgedrukt. *De PS3-uitbreidingskit is vereist.

Een FTP-server opslaan

Om direct een bestand van een FTP-server te kunnen afdrukken, moet de FTP-server worden opgeslagen. Volg deze stappen:
Klik op [Pull Print(Paneel)] in het
1
koppelingenmenu van het menuframe.
De pagina "Pull Print(Paneel)" verschijnt.
Sla de FTP-serverinformatie op in
2
[Instelling FTP-server].
Voor meer informatie klikt u op de knop [Algemeen] in de [Help] in het menuframe.

Een bestand op een FTP-server afdrukken vanaf het bedieningspaneel van de m achine

Druk tweemaal op de toets [DOC
1
ARCHIVERING] om het algemene toegangsscherm te tonen.
AFDRUKKEN
GEREED DATA
LIJN DATA
Voer de FTP-serverinformatie in.
3
Voor meer informatie klikt u op de knop [Algemeen] in de [Help] in het menuframe.
Klik op [Indienen] om de ingevoerde
4
informatie op te slaan.
Selecteer de gewenste FTP-server.
3
Raak de toets [FTP] aan.
2
Dit scherm zal niet worden getoond als er geen FTP-server is opgeslagen.
3-9
BEDIENING VIA EEN NETWERK
BESTANDS- OF MAPNAAM Data base User_area Product_info.tiff Reply.pdf
PPD1_FTP_server
Selecteer de gewenste bestands- of
4
mapnaam.
Wanneer het bestand of de map niet op het scherm worden weergegev en, druk dan op de of toets tot deze verschijnt.
Om terug te keren naar het algemene toegangsscherm, raakt u de toets aan.
Wanneer een bestandsnaam ( ) wordt aangeraakt, verschijnt het afdrukvenster (stap 5).
Wanneer een map ( ) wordt aangeraakt, worden alle bestanden in de map weergegeven. Raak het gewenste bestand aan. Op dit moment verschijnen en appear rechtsboven op het scherm.
Raak aan om naar de bovenligg ende map te gaan. Raak aan om naar de hoofdmap te gaan.
Om de weergavevolgorde te wijzigen, raakt u "BESTANDS- OF MAPNAAM" aan.
1/2
Kies afdrukinstellingen in het afdrukvenster.
5
AFDRUKKEN Basic specifications
AUTO A4
PAPIERFORMAAT
SNELBESTAND
UITVOER
2-ZIJDIG
TANDEMAFDR.
AANTAL AFDRUKKEN
(1~999)
1
ANNULEREN
AFDRUKKEN
Afdrukinstellingen kunnen worden gewijzigd in dit scherm voor het afdrukken. Voor meer informatie over de afdrukinstellingen, zie pagina 7-16 v an de "Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)".
Het beeld dat hier wordt afgedrukt kan worden opgeslagen in de map Snelbestand door het aanraken van de toets [SNELBESTAND].
Raak de toets [AFDRUKKEN] aan.
6
Het afdrukken begint. Wanneer het afdrukken klaar is, gaat u terug naar het scherm van stap 4.
3-10
HOOFDSTUK 4
B ASISINSTELLINGEN V AN
DE PRINTER
Dit hoofdstuk beschrijft de printerconfiguratie-instellingen.
Pagina
CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN ...................................................4-2
Gemeenschappelijke bedieningsprocedure voor alle printerconfiguratie­instellingen
(items die kunnen worden ingesteld vanaf het bedieningspaneel).............. 4-2
Standaardinstellingen.............................................................................4-4
PCL-instellingen.....................................................................................4-5
PostScript-instellingen............................................................................4-5
4-1

CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN

GEBRUIKERS­INSTELLINGEN
PAPIERLADE-
INSTELLINGEN
PRINTER­TOESTAND
ONTV/
UREN
PAPIERLADE-
INSTELLINGEN
VERLATEN
PRINTER-
De printerconfiguratie-instellingen worden gebruikt om de basisinstellingen van de printer te configureren. De hieronder weergegeven items kunnen worden ingesteld.
Standaardinstellingen printer ....Basisinstellingen voor het afdrukken. (Zie pagina 4-4
PCL-instellingen.........................Instelling van het PCL-symbolenset. (Zie pagina 4-5
PostScript-instellingen* .............Instelling voor het afdrukken van een PostScript-foutpagina wanneer een
PostScript-fout is opgetreden. (Zie pagina 4-5
* Een optionele PS3-uitbreidingskit is vereist.
.)
Gemeenschappelijke bedieningsprocedure voor alle printerconfiguratie­instellingen (items die kunnen wor den ingesteld v a naf het bedieningspaneel)
.)
.)
Druk op de knop [GEBRUIKERSINSTELLINGEN].
1
Het menuscherm voor aangepaste instellingen zal verschijnen.
Raak de toets [PRINTERTOESTAND] op het
2
menuscherm voor aangepaste instellingen aan om het menuscherm printervoorwaar de­instellingen weer te geven.
Raak de toets van het gewenste item aan
3
om het instelscherm van dat item weer te geven.
Raak het gewenste instelitem aan op het
4
scherm een raak de toets [OK] aan.
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
STANDAARDINSTELLINGEN
AANTAL KOPIEËN
AFDRUKSTAND
STANDAARD PAPIERFORMAAT
Om een ander item in te stellen, herhaalt u stappen 3 en 4.
Om de instelprocedure te voltooien, raakt
5
u de toets [VERLATEN] aan.
1
STAAND
A4
GEBRUIKERSINSTELLINGEN VOORWAARDEINSTELLINGEN
STANDAARDINSTELLINGEN
PostScript-INSTELLINGEN
Gedetailleerde beschrijvingen van configuratie­instellingen beginnen op pagina 4-4
PCL-INSTELLINGEN
.
4-2
CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN

Aanvullende informatie over de toetsbediening voor het instellen van de configuratie

Deze toetsen en indicatoren zijn beschikbaar
op instelschermen die de invoer van
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
STANDAARDINSTELLINGEN
A
STANDAARD UITVOERLADE
MIDDELSTE LADE
numerieke waarden vereisen.
(1 999)
20
STANDAARD PAPIERSOORT
LIJNDIKTE
A De naam van de programmacategorie of specifiek item om ingesteld te worden verschijnt op de aanraaktoets.
Door een aanraking van de toets wordt het getoonde item geselecteerd.
B Wanneer de instellingen doorlopen op eventuele volgende schermen, kunt u met de toetsen en voor-
en achteruit gaan door de schermen. Om terug te keren naar het categorieselectiescherm, raakt u de toets [OK]
aan. C De huidige ingestelde numerieke waarde wordt getoond. D Numerieke waarden kunnen worden inge steld door de toetsen en aan te raken.
NORMAAL PAPIER
5
B
CD
4-3
CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN

Standaardinstellingen

De standaardinstellingen worden gebruikt om specifieke afdrukvoorwaarden in te stellen voor het afdrukken in een omgeving waarin het printerstuurprogramma niet wordt gebruikt (bijvoorbeeld afdrukken vanuit MS-DOS of vanaf een computer waarop het bijgeleverde printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd).
OPMERKING
Wanneer items zowel in het printerstuurprogramma als op het bedieningspaneel kunnen worden ingesteld, hebben de waarden die zijn ingesteld in het printerstuurprogramma voorrang op de waarden die zijn ingesteld op het bedieningspaneel. Voer instellingen die ingesteld kunnen worden in het printerstuurprogramma uit in het printerstuurprogramma.
De volgende instellingen zijn beschikbaar:

Aantal kopieën

AANTAL KOPIEËN stelt het aantal te maken afdrukken in.
Standaard instelling: 1
Het aantal kopieën kan worden ingesteld op een waarde van 1 t/m 999.

Afdrukstand

AFDRUKSTAND biedt de keuze tussen staand en liggend afdrukken.
Standaard instelling: STAAND
STAAND of LIGGEND kan worden ingesteld.

Standaard papierformaat

Stelt het papierformaat welke dient te worden gebruikt voor het afdrukken onder normale omstandigheden. Het afdrukken wordt uitgevoerd op het aangegeven papierformaat, tenzij anders aangegeven.
Standaard instelling: A4 or 8-1/2X11
A3, B4, A4, B5, A5, 11X17, 8-1/2X14, 8-1/2X13, 8-1/2X11, 7-1/4X10-1/2 or 5-1/2X8-1/2 kunnen worden ingesteld.

Standaard uitvoerlade

Stelt de uitvoerlade in welke dient te worden gebruikt voor het afdrukken onder normale omstandigheden. Afgedrukte vellen worden afgeleverd in de aangegeven lade, tenzij anders aangegeven door de toepassingssoftware.

Standaard papiersoort

Stelt de papiersoort in welke dient te worden gebruikt voor afdrukken onder normale omstandigheden. Het afdrukken zal worden uitgevoerd op het aangegeven papiersoort, tenzij anders aangegeven.
Standaard instelling: NORMAAL PAPIER
NORMAAL PAPIER, VOORBEDRUKT, RECYCLED, BRIEFPAPIER, GEPERFOREERD of KLEUR kunnen worden ingesteld.

2-ZIJDIGE AFDRUK

Stelt de afdrukmodus (1-ZIJDIG of 2-ZIJDIG) in welke dient te worden gebruikt voor afdrukken onder normale omstandigheden.
Standaard instelling: 1-ZIJDIG
1-ZIJDIG, 2-ZIJDIG (Boek) of 2-ZIJDIG (schrijfblok) kunnen worden ingesteld.

Bijwerken

BIJWERKEN vermindert kartelingen die verschijnen op de rondgebogen delen van tekens en afbeeldingen en verbetert de pseudoresolutie.
Standaard instelling: Aan
Bijwerken aan en uit kunnen worden geselecteerd.
OPMERKING
Deze functie is niet beschikbaar bij de modellen AR­M700U en AR-M700N.
Standaard instelling: MIDDELSTE LADE
Welke lades die kunnen worden geselecteerd hangt af van de geïnstalleerde randapparaten.
4-4
CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN

Lijndikte

Deze instelling wordt gebruikt voor het aanpassen v an de lijndikte van v ectortekeningen. Wanneer u bijvoorbeeld een dunnere lijn wenst, kiest u een waarde v an 0 t/m 4. Wanneer u een dikkere lijn wilt, kiest u een waarde van 6 t/m 9. Om terug te keren naar de standaard lijndikte kiest u 5. Gebruik deze instelling voor speciale toepassingen zoals CAD wanneer lijnen niet duidelijk genoeg worden weergegeven. Voor normale toepassingen is het doorgaans niet nodig deze instelling te wijzigen.
Standaard instelling: 5 De relatie tussen de instelwaarden en de verandering van lijndikte zijn als volgt.
Waarde Verandering in de
dikte
*1 Alle lijnen zijn 1-punts lijnen.
0123456789
1 punt *150% 75% 90% 95% 100% 105% 110% 125% 150%

PCL-instellingen

PCL-symbolenset instel.

Deze instelling wordt gebruikt om te bepalen van welk land de tekens worden gebruikt v oor bepaalde symbolen uit de tekencodetabel van de PCL-symbolenset. (Gebruik deze setting wanneer u symbolen nodig heeft die verschillen per land.)
Standaard instelling: "3" (PC-8) Zie pagina 7-4
U kunt ook de "PCL-SYMBOLENSET INSTEL." afdrukken in "LIJST AFDRUKKEN" (zie pagina 2-15 van de ""Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)"") voor een tabel met de numerieke waarden en de corresponderende symbolensets.

PCL-lettertypen instellen

Deze instelling wordt gebruikt om het afdruklettertype te selecteren. Standaard instelling: "0" (Courier) (intern font)
voor de instellingen van de symbolenset.
Indien de optionele uitgebreide fontkit is geïnstalleerd, kunt u ook uit deze fonts kiezen. Ook kan de "PCL­LETTER-TYPELIJST" in "TESTPAGINA PRINTER" van "LIJST AFDRUKKEN" (zie pagina 2-15 van de ""Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren") worden afgedrukt.
Wanneer de optionele uit gebreide fontkid is geïnstalleerd, kan de "OPTION FONT LIST" worden afgedrukt.

PCL-REGELEINDECODE

Deze instelling wordt gebruikt om aan te gev en hoe de printer reageert wanneer een regelafbraakopdracht wordt ontvangen.
Standaard instelling: 0.CR=CR; LF=LF; FF=FF

WIDE A4

Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kunnen tot 80 tekens worden afgedrukt op één regel op A4-formaat, gebruik makende van een 10 cpi font (8-bits tekens). Wanneer deze is uitgeschakeld, kunnen tot 78 worden afgedrukt. Standaard instelling: Uitgeschakeld

PostScript-instellingen

Deze instelling geeft aan of een foutpagina met een beschrijving van de oorzaak v an de fout wordt afgedrukt of niet wanneer een PostScript-fout is opgetre den. Keuzemogelijkheden zijn aanwezig om te kiezen tussen het printen of niet printen van foutpagina's.
Standaardinstelling: Niet printen
4-5
HOOFDSTUK 5
KEY-OPERAT ORPROGRAMMA'S
Dit hoofdstuk verklaard de key-operatorprogramma's voor de printerfunctie. Key-operators moeten dit hoofdstuk aandachtig doorlezen om een correct gebruik van de key-operatorprogramma's te verzekeren.
Pagina
KEY-OPERATORPROGRAMMA'S.................................................................5-2
Lijst van key-oper atorprogramma's........................................ ... .............5-2
Procedure voor het gebruik van key-operatorprogramma's...................5-3
Menu van key-operatorprogramma's......................................................5-4
BESCHRIJVING VAN INSTELLINGSPROGRAMMA'S.................................5-5
Printerinstellingen ..................................................................................5-5
Netwerkinstellingen................................................................................5-7
5-1

KEY-OPERATORPROGRAMMA'S

Key-operatorprogramma's gerelateerd aan de printerfunctie worden hier beschreven. Voor key-operatorprogramma's voor algemeen gebruik van de machine, zie het Handboek voor de hoofdopera to r.
OPMERKING
Welke key -operatorprogramma's toegankelijk zijn, hangt af van hoe het product is geconfigureerd met optionele apparatuur.

Lijst van key-operatorprogramma's

Programmanaam Pagina
Printerinstellingen
Standaardinstellingen
Kennisgeving pagina niet afdrukken 5-5 Afdrukdichtheid printer 5-5 Testpagina niet afdrukken 5-5 A4/letter-formaat auto veranderen 5-5
Interface-instellingen
Hexadecimale dump 5-5 I/O-time-out 5-5 Parallel poort inschakelen 5-6 Omschakeling parallel poortemulatie 5-6 USB-poort inschakelen 5-6 Omschakeling USB-poortemulatie 5-6 Netwerkpoort inschakelen 5-6 Omschakeling netwerk-poortemulatie 5-6 Methode voor poortomschakeling 5-6 Parallel port ECP setting 5-6
Netwerkinstellingen
IP-adresinstellingen 5-7 TCP/IP inschakelen 5-7 NetWare inschakelen 5-7 EtherTalk inschakelen 5-7 NetBEUI inschakelen 5-7 NIC terugstellen 5-7 Tandeminstelling 5-7
5-2
KEY-OPERATORPROGRAMMA'S
GEBRUIKERS­INSTELLINGEN
KEY-OPERATORPROGRAMMA'S
STANDAARD-
INSTELLINGEN
FAXDATA ONTV/
DOORSTUREN
LIJSTAFDRUK
AFZENDERBEHEER
KEY-OPERATORCODE
PRINTER-
INSTELLINGEN
OPERATORCODE

Procedure voor het gebruik van key-operatorprogramma's

Uitleg over de procedure voor het instellen van een key-operator programma.
Druk op de knop [GEBRUIKERSINSTELLINGEN].
1
Raak de toets [KEY-OPERA TORPROGRAMMA'S]
2
aan.
Gebruik de numerieke toetsen om het
3
5-cijferige key-operatorcode in te voeren.
De fabrieksinstelling van de key-operatorcode staat op pagina 2 van het Handboek voor de hoofdoperator.
Raak de toets [PRINTERINSTELLINGEN]
4
aan.
Volg deze stappen om het programma te kiez en dat u wenst te gebruiken.
In de volgende stappen verschijnen de instelschermen voor het
geselecteerde programma. Zie de beschrijvingen van de programma's op pagina 5-5 deze stappen om een instelling voor het programma te selecteren.
Maak de gewenste instellingen voor het
5
geselecteerde programma.
Selecteer het gewenste programma uit de programma's weergegeven op pagina 5-2
Gedetailleerde beschrijven van programmainstellingen beginnen op de volgende pagina.
Druk op de toets [CA] om het programma
6
te verlaten.
en verder en volg
.

Aanvullende uitleg over de toetsbediening van de key-operatorprogramma's

KEY-OPERATORPROGRAMMA'S INTERFACE-INSTELLINGEN
A
A Selectievakjes zijn aanraaktoetsen die de status van selecties weergeven. Een vakje met een vinkje geeft aan
dat de functie "aan" staat (ingeschakeld) en een vakje zonder vinkje geeft aan dat de functie "uit" staat (uitgeschakeld). Telkens wanneer een vakje wordt aangeraakt, verandert de aan/uit-status.
B De naam van de programmacategorie of instelitem verschijnt op de aanraaktoets. Wanneer de toets wordt
angeraakt, wordt het weergegeven item geselecteerd.
C W anneer de instellingen doorlopen op ev entuele volgende schermen, kunt u met de toetsen en voor- en
achteruit gaan door de schermen. Om terug te keren naar het categorieselectiescherm, raakt u de toets [OK]
aan. D De huidige ingestelde numerieke waarde wordt getoond. E Numerieke waarden kunnen worden ingesteld door de toetsen en aan te raken.
HEXADECIMALE DUMP
PARALLEL POORT INSCHAKELEN
USB-POORT INSCHAKELEN
I/O-TIME-OUT
OMSCHAKELING PARALLELLE
POORTEMULATIE
OMSCHAKELING USB-
POORTEMULATIE
B
5-3
20
AUTO
AUTO
OK
Deze toetsen en indicatoren zijn beschikbaar op
instelschermen die de invoer van numerieke waarden vereisen.
20
1/2
C
DE
(1 999)
KEY-OPERATORPROGRAMMA'S

Menu van key-operatorprogramma's

De key-operatorprogramma's zijn toegankelijk via de volgende menustructuur. Raadpleeg dit menu wanneer u de instellingen wijzigt die op de volgende pagina's worden beschreven.
Niveau 2Niveau 1 Niveau 3
KENNISGEVING PAGINA NIET AFDRUKKEN
STANDAARDINSTELLINGEN
AFDRUKDICHTHEID PRINTER TESTPAGINA NIET AFDRUKKEN
A4/LETTER-FORMAAT AUTO VERANDEREN
PRINTERINSTELLINGEN
Key-Operatorcode Invoeren
NETWERKINSTELLINGEN
Raadpleeg de vermelde handleidingen voor informatie over de volgende instellingen.
Algemene instellingen/Kopieerinstellingen/ documentopslag-instellingen
Afbeelding verzenden instellingen
INTERFACE-INSTELLINGEN
IP-ADRESINSTELLINGEN TCP/IP INSCHAKELEN NetWare INSCHAKELEN EtherTalk INSCHAKELEN NetBEUI INSCHAKELEN NIC TERUGSTELLEN TANDEMINSTELLING
Handboek voor de hoofdoperator Gebruiksaanwijzing (voor fax) en
Gebruiksaanwijzing (voor netwerkscanner)
HEXADECIMALE DUMP I/O-TIME-OUT PARALLEL POORT INSCHAKELEN
OMSCHAKELING PARALLEL POORTEMULATIE
USB-POORT INSCHAKELEN
OMSCHAKELING USB-POORTEMULATIE
NETWERKPOORT INSCHAKELEN
OMSCHAKELING NETWERK-POORTEMULATIE
METHODE VOOR POORTOMSCHAKELING
PARALLEL PORT ECP
5-4

BESCHRIJVING VAN INSTELLINGSPROGRAMMA'S

Hierna worden de key-operatorprogramma's beschreven die verband houden met de printerfuntie.

Printerinstellingen

Standaardinstellingen

De programma's worden gebruikt om de instellingen van verschillende printerfuncties aan te passen.

Kennisgeving pagina niet afdrukken

Dit programma wordt gebruikt om het afdrukken van kennisgevingpagina's uit te schakelen. Schakel dit programma in wanneer u niet wilt dat de machine de kennisgevingspagina afdrukt zoals beschreven in "KENNIGSGEVINGPAGINA AFDRUKKEN" op pagina 7- 3 Normaal gesproken staat dit programma ingesteld om geen kennisgevingpagina af te drukken.
.

Afdrukdichtheid printer

Dit programma wordt gebruikt voor het aanpassen v an de afdrukdichtheid van afdrukken. Er zijn vijf niveau's voor het aanpassen van de dichtheid. Deze worden ge representeerd door getallen die worden weergege ven op het bedieningspaneel. Bij de weergegeven getallen geeft een laag getal een lichtere dichtheid aan terwijl een hoger getal een donkerdere dichtheid aangeeft.

Testpagina niet afdrukken

Dit programma wordt gebruikt voor het uitschakelen van het afdrukken van een testpagina. Wanneer dit programma is ingeschakeld, kan de TESTPAGINA PRINTER in de gebruikersinstellingen niet worden afgedrukt. (Zie pagina 2-15 van de ""Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)")

A4/letter-formaat auto veranderen

Wanneer dit programma is ingesteld en afdrukken op het papierformaat 8-1/2" x 11" wor dt gekozen, welke niet beschikbaar is, zal de printer automatisch het papierformaat A4 gebruiken in plaats van het formaat 8-1/2" x 11" indien A4-papier beschikbaar is. * Het papierformaat 8-1/2" x 11" kan niet automatisch
worden gekozen in plaats van A4.
OPMERKING
Wanneer het formaat 8-1/2" x 1 1" is opgege ven voor een documentbijlage bij een e-mail die is verzo nden vanuit een ander land en er geen A4-papier in de printer zit, kan het afdrukken niet doorgaan zonder tussenkomst van de gebruiker. Wanneer dit programma is ingesteld, verloopt het afdrukken zonder tussenkomst indien een papierlade geladen is met A4-papier.

Interface-instellingen

Deze programma's worden gebruikt voor het omgaan met gegev ens die w orden verzonden naar de parallele poort, de USB-poort, of de netwerkpoort van deze printer.

Hexadecimale dump

Dit programma wordt gebruikt voor de uitvoer van afdrukgegevens van een computer in het formaat voor heximale dump met de corresponderende tekens (ASCII). Dit programma wordt gebruikt voor het controleren van de correct overdracht van afdrukgegevens van de computer naar de printer.
Voorbeelduitvoer van de modus voor hexadecimale dump.

I/O-time-out

Dit programma wordt gebruikt om de wachttijd in te stellen voordat een I/O een taak op de parallelle poort of de netwerkpoort voltooit. Wanneer de gegevensstroom naar de poort langer dan de ingestelde time-out geen gege vens v erstuurt, wordt de taak geannuleerd en wordt de verwerking van de volgende taak gestart. De instelling voor I/O-time-out wordt gebruikt om de tijdsduur in te stellen waarna een I/O-time-out zal plaatsvinden tijdens het wachten op af drukgegevens. Standaard instelling: 20 seconden
OPMERKING
Het toegestane bereik voor de tijd is 1 t/m 999 seconde.
5-5
BESCHRIJVING VAN INSTELLINGSPROGRAMMA'S

Parallel poort inschakelen

Dit programma wordt gebruikt voor het in- en uitschakelen van het afdrukken via de parallelle poort. Standaard instelling: inschakelen

Omschakeling parallel poortemulatie

Dit programma wordt gebruikt om een te emuleren printertaal in te stellen wanneer de printer is verbonden met een computer via de parallelle poort.
Instelitems Omschrijving Auto De printertaal zal automatisch
omschakelen in overeenkomst met de gegevens van de computer.
PostScript PostScript-emulatie wordt gebruikt
voor het afdrukken van de gegevens van de computer. (Een optionele PS3-uitbreidingskit is vereist.)
PCL PCL-emulatie wordt gebruikt v oor het
afdrukken van de gegevens van de computer.
OPMERKING
Het is aanbevolen om "AUTO" te selecteren (standaard instelling), tenzij aan de hand van deze instelling vaak fouten optreden.

USB-poort inschakelen

Dit programma wordt gebruikt voor het in- en uitschakelen van afdrukken via de USB-poort. Standaard instelling: inschakelen

Methode voor poortomschakeling

De machine kan de drie onderstaande poorten gebruiken voor het afdrukken. Dit programma wordt gebruikt om aan te geven wanneer de omschakeling tussen poorten plaatsvindt. "OMSCHAKELEN NA EINDE OPDRACHT" of "OMSCHAKELEN NA I/O-TIME-OUT" kunnen worden geselecteerd. Wanneer "OMSCHAKELEN NA EINDE OPDRACHT" wordt gekozen, zal de poort automatisch worden gekozen nadat elke afdrukopdracht is voltooid. Wanneer "OMSCHAKELEN NA I/O-TIME-OUT" is gekozen, zal d e poort automatisch worden gk eozen na het verstrijken van de tijd die is ingesteld in het programma I/O-time-out.
Parallelle poort
USB-poort
Netwerkpoort

Parallel port ECP setting

Dit wordt gebruikt voor het inschakelen van bi-directionele communicatie via de Centronix-interface. Selecteer "Parallel p ort ECP setting" om het verzenden van gegevens van zowel de computer naar de pr inter als van de printer naar de computer mogelijk te maken. Normaliter is de ECP-modus niet geselecte erd.

Omschakeling USB-poortemulatie

Wanneer de machine verbonden is via de USB-poort, kiest u hier de geëmuleerde printertaal. De instelitems zijn dezelfde als die bij "Omschakeling parallel poortemulatie".
OPMERKING
Het is aanbevolen om "AUTO" te selecteren (standaard instelling), tenzij aan de hand van deze instelling vaak fouten optreden.

Netwerkpoort inschakelen

Dit programma wordt gebruikt voor het in- en uitschakelen va n afdrukken via de netwerkpoort. Standaard instelling: inschakelen

Omschakeling netwerk-poortemulatie

Dit programma wordt gebruikt voor het selecteren van een te emuleren printertaal wanneer de printer is verbonden met een computer via de netwerkpoort. De instelitems zijn dezelfde als die bij "Omschakeling parallel poortemulatie".
OPMERKING
Het is aanbevolen om "AUTO" te selecteren (standaard instelling), tenzij aan de hand van deze instelling vaak fouten optreden.
5-6

Netwerkinstellingen

BESCHRIJVING VAN INSTELLINGSPROGRAMMA'S
Deze programma's worden ingesteld wanneer dit product wordt gebruikt als netwerkprinter. Wanneer u de instelling van een programma heeft voltooid, moet u de key-operatorpro gramma's verlaten, de hoofdschakelaar uitschakelen, even wachten en vervolgens de hoofdschakelaar opnieuw inschakelen voordat u andere programma's kunt instellen. Het programma dat was ingesteld zal van kracht worden nadat de stroom is ingeschakeld.
OPMERKING
Raadpleeg de netwerkbeheerder voor het instellen en aanpassen van "Netwerkinstellingen".

IP-adresinstellingen

Wanneer dit p roduct w ordt gebruikt in een n etwerk dat het TCP/IP-protocol gebruikt, stelt u met dit programma voor het instellen van het IP-adres (IP-adres, IP-subnetmasker en IP-gateway) van dit product. Het programma is standaard ingesteld op DHCP INSCHAKELEN, waarbij de instelling van het IP-adres automatisch wordt verkregen. Wanneer dit product wordt gebruikt in een TCP/IP-n etwerk, moet u het programma "TCP/IP inschakelen" inschakelen.
Wanneer DHCP wordt gebruikt, kan het aan de machine toegewezen IP-adres automatisch veranderen. Wanneer dit gebeurt, is afdr ukken niet mogelijk.

TCP/IP inschakelen

Wanneer dit p roduct w ordt gebruikt in een n etwerk dat het TCP/IP-protocol gebruikt, moet u dit programma instellen. Stel ook het IP-adres in met het programma "IP-adresinstellingen" hierboven. Standaard instelling: inschakelen

NetWare inschakelen

Wanneer dit p roduct w ordt gebruikt in een n etwerk dat het NetWare-protocol gebruikt, moet u dit programma instellen. Standaard instelling: inschakelen

NIC terugstellen

Dit programma wordt gebruikt om alle instelitems van de NIC (netwerkkaart) van dit product weer terug te zetten op de fabrieksinstellingen.
OPMERKING
Wanneer de [NETWERKINSTELLINGEN] gewijzigd waren voor d e uitv oering v an dit prog ramma, moet u de stroomschakelaar uitschakelen na het verlaten van het key-operatorprogramma, even wachten en vervolgens de stroomschakelaar weer inschakelen om de fabrieksinstellingen te activeren.

Tandeminstelling

Deze instelling wordt gebruikt voor het configureren van het IP-adres en -poortnummer van de clientmachine wanneer u twee machines (die gebruikt worden als TCP/IP-netwerkprinters) wilt gebruiken voor tandemafdrukken. De fabrieksinstelling voor het poortnummer is [50001]. Tenzij u problemen ondervindt met deze instelling, hoeft deze niet te worden gewijzigd. De tandemfunctie kan ook worden uitgeschakeld, of het ontvangen van tandemdata van de andere machine kan worden uitgeschakeld. (Nor maliter is dit niet nodig.) Om de tandemfunctie uit te schakelen, kiest u "MASTER-MACHINEMODUS UITSCHAKELEN". Om de ontvangst van tandemdata van de andere machine uit te schakelen, kiest u "SLAVE-MACHINEMODUS UITSCHAKELEN".
OPMERKING
Om de tandemfunctie te gebruiken wanneer de accountregelingmodus is ingeschakeld, moet hetzelfde accountnummer worden ingevoerd op beide machines. Indien niet hetzelfde accountnummer wordt ingevoerd, mag alleen de servermachine afdrukken of de afgedrukte pagina's worden wellicht niet opgeteld bij het juiste account.

EtherTalk inschakelen

Wanneer dit p roduct w ordt gebruikt in een n etwerk dat het EtherTalk-protocol gebruikt, moet u dit programma instellen. Standaard instelling: inschakelen

NetBEUI inschakelen

Wanneer dit p roduct w ordt gebruikt in een n etwerk dat het NetBEUI-protocol gebruikt, moet u dit programma instellen. Standaard instelling: inschakelen
5-7
HOOFDSTUK 6
OPLOSSING V AN PR OBLEMEN
Dit hoofdstuk biedt oplossingen voor problemen die zich kunnen voordoen tijdens het gebruik van de machine. Lees dit hoofdstuk wanneer zich een probleem voordoet.
Pagina
OPLOSSING VAN PROBLEMEN ..................................................................6-2
Controleren van het IP-adres.................................................................6-4
6-1

OPLOSSING VAN PROBLEMEN

De volgende problemen zijn mogelijk niet te wijten aan een storing van de machine, dus controleer nogmaals alvorens technische hulp in te roepen. Wanneer technische hulp nodig is, schakel dan de hoofdschakelaar en stroomschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact. In dit hoofdstuk worden problemen beschreven die verband houden met de printerfunctie . Voor het oplossen van problemen gerelateerd aan het algemene gebruik v an de machine, de kopieerfunctie, de documentarchiveringsfunctie of de netwerkscannerfunctie, zie "Oplossing van problemen" in de bijbehorende handleidingen.
Probleem Controle Oplossing of oorzaak
De printer staat aan, maar ontvangt geen gegevens.
Gegevens worden ontvangen, maar niet afgedrukt.
De printer kan niet worden geselecteerd vanaf de computer.
De stand van het beeld is incorrect op de afdruk.
Het afgedrukte beeld wordt afgesneden.
De randen van het afgedrukte beeld ontbreken.
De printer drukt af in omgekeerde volgorde.
De printer stopt halverwege een afdruktaak.
Het afdrukken gebeurt niet op het gewenste papierformaat.
Er doet zich een printerschrijffout voor tijdens het afdrukken via de parallelle poort.
De invoer van een wachtwoord is vereist.
Is de interfacekabel correct aangesloten? Controleer of de USB- of parallellekabel correct is
aangesloten op de machine en op uw computer. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor meer informatie.
Is het printerstuurprogramma correct geïnstalleerd?
Is het printerstuurprogramma juist geselecteerd? / Is het geconfigureerd in het netwerk (bij gebruik als netwerkprinter)?
Is papier van het opgegeven type en formaat geladen?
Is het printerstuurprogramma correct geïnstalleerd?
Zijn de afdrukstandinstellingen in het printerstuurprogramma correct?
Een incorrecte verhouding is geselecteerd. Selecteer een geschikte verhouding bij het afdrukken.
Er zijn marges op de randen van het papier waar afdrukken niet mogelijk is. Overlapt het beeld deze marges?
Is omgekeerde paginavolgorde geselecteerd in de softwaretoepassing?
Is de "lade vol"-sensor geactiveerd en is daardoor het afdrukken onderbroken omdat er zich teveel pagina's in de uitvoerlade bevinden?
Is het papier in de lade op? Laad papier. (zie pagina 2-2 van de
Installeer het juiste printerstuurprogramma. (Zie de "SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor printer)".)
Controleer of deze printer is geselecteerd in de softwaretoepassing of gebruik een geschikt hulpprogramma om te controleren of de printer is geregistreerd in het netwerk. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor meer informatie.
Laad papier, kies een ander papierformaat, of annuleer het afdrukken.
Installeer het juiste printerstuurprogramma. (Zie de "SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor printer)".)
Corrigeer de stand in het printerstuurprogramma.
Wijzig het afdrukgebied of verklein het beeld.
Annuleer de omgekeerde paginavolgorde in de toepassingssoftware.
Verwijder het papier uit de uitvoerlade.
"Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie
Is de papierkeuze ingesteld op automatisch in het printerstuurprogramma?
Is de time-outinstelling voor het printerstuurprogramma te kort ?
Heeft u een wachtwoord ingevoerd voor de vasthoudfunctie?
en kopiëren)"
Controleer of het gewenste papierformaat is geplaatst in een papierlade van de printer en selecteer "Automatische keuze" bij de papierkeuze van het printerstuurprogramma.
Stel een langere tijd in bij de time-outinstelling in het printerstuurpgoramma.
Een wachtwoord is vereist om af te drukken. Indien het wachtwoord onbekend is, is afdrukken niet mogelijk.
)
6-2
OPLOSSING VAN PROBLEMEN
Probleem Controle Oplossing of oorzaak
Het printerstuurprogramma kan niet worden geïnstalleerd.
Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk.
Niet alles van het beeld wordt afgedrukt.
Er wordt niet geniet.
De Invoegeenheid werkt niet (wanneer een Invoegeenheid is geïnstalleerd).
Er wordt niet geperforeerd (wanneer een Perforatie module is geïnstalleerd).
Documentarchivering is niet mogelijk.
Is er ge noeg vrije ruimte op uw harde schijf? Verwijder onnodige bestanden en toepassing en om de
vrije ruimte op uw harde schijf te verhogen.
Gebruikt u een besturingssysteem dat niet wordt ondersteund?
Is [Dubbelzijdig(Boek)] of [Dubbelzijdig(Schrijfblok)] geselecteerd op het tabblad "Algemeen" van het printerstuurprogramma?
Is dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld in de key-operatorprogramma's?
Draaien er meerdere toepassingen tegelijk? Stop alle toepassingen die u niet gebruikt en probeer
Is het gebruik van de nietfunctie uitgeschakeld in de key-operatorprogramma's?
Heeft u geprobeerd meer te nieten dan het maximum aantal pagina's?
Is het gebruik van de Invoegeenheid uitgeschakeld in de key-operatorprogramma's?
Is het selectievakje voor "Perforatie" geselecteerd op het tabblad "Algemeen" van het printerstuurprogramma?
Is het gebruik van de Perforatie module uitgeschakeld in de key-operatorprogramma's?
Is het printerstuurprogramma ingesteld om de documentarchiveringsfunctie te gebruiken?
Worden gebruikersmappen die zijn aangemaakt op de machine weergegeven in "Mapinformatie"?
Heeft de gebruikersmap een wachtwoord? Voer het wachtwoord in bij "Mapwachtwoord" in het
Controleer of uw besturingssysteem wordt ondersteund. (Zie de SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor printer) die meegeleverd werd met de machine.)
Selecteer [Dubbelzijdig(Boek)] of [Dubbelzijdig (Schrijfblok)] (pagina 2-2).
"Uitschakelen van duplex" is ingeschakeld in de key­operatorprogramma's. Raadpleeg de key-operator.
opnieuw af te drukken. "Uitzetten nieteenheid" is ingeschakeld in de key-
operatorprogramma's. Raadpleeg de key-operator. De Invoegeenheid werkt niet (wanneer een Invoegeenheid is geïnstalleerd).
Controleer het maximum aantal pagina's dat kan worden geniet (pagina 2-4
"Invoegeenheid uitschakelen" is ingeschakeld in de key-operatorprogramma's. Raadpleeg de key-operator.
Selecteer het selectievakje voor "Perforatie". (pagina 2-5)
"Perforator uitschakelen" is ingeschakeld in de key­operatorprogramma's. Raadpleeg de key-operator.
Selecteer het selectievakje voor "Documentarchivering" op het tabblad "Taakverwerking" van het printerstuurprogramma. (pagina 2-13
Klik op de knop "Mapnaam opvragen" in het documentarchiveringsscherm om de mappen op te roepen die zijn aangemaakt op de machine. (pagina 2-13
documentarchiveringsscherm. (pagina 2-13
).
)
)
)
6-3
OPLOSSING VAN PROBLEMEN
GEBRUIKERS­INSTELLINGEN
FAXDATA ONTV/
DOORSTUREN
LIJSTAFDRUK
TESTPAGINA PRINTER
DOCUMENTARCHIVERING
GEBRUIKERS- / MAPPENLIJST
OPTION FONT
LIST
NIC-PAGINA

Controleren van het IP-adres

Er zijn drie manier om het IP-adres te controleren:
1. Met [LIJSTAFDRUK] in [GEBRUIKERSINSTELLINGEN] vanaf het bedieningspaneel
Selecteer NIC-PAGINA om een lijst van machine-instellingen af te drukken. Het IP-adres dat is ingesteld voor de machine wordt vermeld in deze lijst. V olg de onderstaande procedure om het IP-adres te controleren met behulp van de NIC-PAGINA.
2. Met de key-operatorprogramma's
het IP-adres kan worden gecontroleerd met behulp van de key-operatorprogramma's. Raadpleeg uw key­operator voor het gebruik van deze procedure.
3. Met het hulpprogramma NIC Manager op de Software CD-ROM (2)
Het hulpprogramma NIC Manager op de Software CD-ROM (2) kan worden gebruikt om het IP-adres te controleren. Zie de online handleiding (Gebruikershandleiding Print Server Card) op de Software CD-ROM (2).

Het IP-adres controleren vanuit het sc herm [GEBR UIKERSINSTELLINGEN] van het bedieningspaneel

Druk op de knop [GEBRUIKERSINSTELLINGEN].
1
Het menuscherm voor aangepaste instellingen zal verschijnen.
Raak de toets [LIJSTAFDRUK] aan.
2
Raak de toets [TESTPAGINA PRINTER]
3
aan.
Raak de toets [NIC-PAGINA] aan.
4
VERWERKT DAT A V OOR AFDRUKKEN. verschijnt in het berichtenscherm en het afdrukken begint. Om het afdrukken te annuleren, raakt u de toets [ANNULEREN] aan.
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten netwerkomgevingen. Wanneer u de machine gebruikt in een netwerkomgeving, raadpleeg dan de gedetailleerde uitleg in de online handleiding (Gebruikershandleiding Print Server Card) op de Software CD-ROM (2).
6-4
HOOFDSTUK 7
BIJLAGE
Dit hoofdstuk bevat productspecificaties en andere technische informatie.
Pagina
PRINTERSPECIFICATIES.............................................................................7-2
AFDRUKKEN VAN KENNISGEVINGPAGINA ...............................................7-3
AFDRUKGEBIED...........................................................................................7-4
7-1

PRINTERSPECIFICATIES

Geheugencapaciteit (standaard) Standaard 128 MB
DIMM-sloten voor extra geheugen Een (64 MB tot 256 MB geheugen kan worden geïnstalleerd.)
Paginabeschrijvingstaal PCL6, PCL5e, PS3-emulatie*
Intern font Voor PCL: Outline-fonts: 80
Streepjescodelettertypen (optie): 28 Bitmaplettertypen: 1
PostScript-compatibele fonts (Optie): 136
Interface IEEE-1284-compatibele parallelle interface (P1284B-connector)
USB1.1 (Windows98/ME/2000/XP) USB2.0 (Windows2000/XP)
LAN-verbinding 10Base-T/100Base-TX
Ondersteunde protocollen: IPX/SPX, TCP/IP, EtherTalk, NetBEUI Zie de handleiding van de printserverkaart voor gedetailleerde netwerkspecificaties. (De handleiding wordt meegeleverd in PDF­formaat op de CD-ROM die wordt meegeleverd met de printserverkaart.)
Besturingssysteem IBM PC/AT of compatibele computer: Windows® 95/98/Me, Windows
®
4.0 (ServicePack5 of later), Windows® 2000, Windows XP
NT Macintosh-modellen*: Mac OS 8.6 tot 9.x, 10.1.5 en 10.2 tot 10.2.8 (behalve 10.2.2) *Vereist een PS3-expansieset in optie.
®
Continue afdruksnelheid Gelijk aan continue kopieersnelheid van de machine
(Opmerking: dit geldt voor kopieën van dezelfde pagina.)
Resolutie Dataverwerking: 600 x 600 dpi
Afdrukken: 600 x 600 dpi, equivalent van 1200 dpi x 600 dpi
Afwijkingen kunnen voorkomen in de illustraties en de inhoud door verbeteringen aan de machine.
7-2

AFDRUKKEN VAN KENNISGEVINGPAGINA

Een kennisgevingpagina wordt afgedrukt wanneer de huidige afdruktaak niet kan worden uitgevoerd door een systeembeperking en de verklaring van deze beperking is te lang om te worden weergegeven in berichtenvenster. Een kennisgevingpagina beschrijft de beperking en andere mogelijke manieren om de taak uit te voeren. Het afdrukken van de kennisgevingpagina is initieel uitgeschakeld in de key-operatorprogramma's (zie "KENNISGEVING PAGINA NIET AFDRUKKEN" op pagina 5-5 Een kennisgevingpagina wordt afgedrukt in de volgende gevallen.
Wanneer de afdrukgegevens van één taak zo omvangrijk zijn dat ze niet in het geheugen kunnen worden gehouden. (Wanneer er andere taken zijn die geheugenruimte innemen, is het mogelijk dat er vaker kennigsgevingpagina's worden afgedrukt, ook voor taken met kleinere hoeveelheden gegevens.)
Wanneer verschillende papierformaten zijn geselecteerd binnen één afdruktaak en één of meer formaten kunnen niet worden nietge v oerd naar de gek ozen uitv oerlade of naar de nieteenhe id. In deze ge va llen worden afgedrukte pagina's deels afgeleverd in de aangegeven bestemming (lade of nieteenheid) en deels in een andere uitvoerlade.
Wanneer een functie is g eselecteerd die is uitgesch ak eld met b ehulp v a n de k e y-ope ratorprogr amma's , z oals het uitschakelen van dubbelzijdig afdrukken, het uitschakelen van de nietfunctie, of het uitschakelen van een specifieke uitvoerlade.
Er is een ongeldig accountnummer ingevoerd wanneer de accountregelingmodus is ingeschakeld.
).
7-3

AFDRUKGEBIED

Het afdrukgebied van dit product wordt hieronder weergegeven.
Ong. 4,2 mm
(11/64")*

PCL-symbolenset

1 Roman-8 2 ISO 8859-1 Latin 1 3 PC-8 4 PC-8 Danish/Norwegian 5 PC-850 6 ISO 6 ASCII 7 Legal 8
9 10 11 ISO 15 Italian 12 ISO 60 Norwegian v1 13 ISO 4 14 ISO 11 15 PC1004 (OS/2) 16 DeskTop 17 PS Text 18 Microsoft Publishing 19 Math-8 20 PS Math
ISO 21 German ISO 17 Spanish ISO 69 French
United Kingdom
Swedish : names
Ong. 4,2 mm (11/64")
Ong. 4,2 mm (11/64")
Papierformaat Afdrukbaar gebied
symbolensetNr.
Ong. 4,2 mm
(11/64")*
Het afdrukgebied is de gehele pagina met uitzondering van een mar ge van 4,2 mm (11/64") aan elke zijde. Het werkelijke afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het gebruikte printerstuurprogramma en het type softwaretoepassing.
symbolensetNr.
21 Pi Font 22 ISO 8859-2 Latin 2 23 ISO 8859-9 Latin 5 24 ISO 8859-10 Latin 6 25 PC-852 26 PC-775 27 PC Turkish 28 MC Text 29 Windows 3.1 Latin 1 30 Windows 3.1 Latin 2 31 Windows 3.1 Latin 5 32 Windows Baltic (not 3.1) 33 Windows 3.0 Latin 1 34 Symbol 35 Wingdings
Deze symbolensets zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
7-4
GEBRUIKSAANWIJZING (voor printer)
ARM550N-NL2-PRINTER
Loading...