Index .........................................................................93
Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, raden wij u aan u de volgende
secties zorgvuldig door te lezen: ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER
GEBRUIKEN’ en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (los blad). In deze secties
vindt u belangrijke informatie over het juiste gebruik van het apparaat.
Daarnaast dient deze gebruikershandleiding in zijn geheel gelezen te worden,
zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die dit nieuwe apparaat
te bieden heeft. Bewaar deze handleiding om er later aan te kunnen refereren.
* Alle productnamen in dit document zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun
Hier wordt een variatie aan informatie, zoals de huidige toestand van het instrument, weergegeven.
1
2
3
9
10
13 14
11 12
15
16
Indicatie
Als u een regelaar bedient, wordt de waarde van de para-
Alfanumerieke tekens
DYNAMIC MAPPINGDeze licht op, als de DYNAMIC MAPPING functie actief is.
USB
DATA OUT
4
5
6
7
8
HEX
* Als u de PCR een aantal seconden niet gebruikt, dimt het beeldvenster.
* De toelichtingen in deze handleiding bevatten afbeeldingen, die aanduiden wat het
beeldvenster normaalgesproken zou moeten weergeven. Houd er echter rekening mee, dat
het apparaat wellicht een nieuwere, uitgebreidere versie van het systeem kan bevatten,
zodat hetgeen u in het beeldvenster ziet niet altijd exact overeen hoeft te komen met
hetgeen in de handleiding staat.
meter die aan de betreffende regelaar is toegewezen kort
weergegeven. Bovendien wordt informatie als de MIDI kanalen en programmawijzigingen weergegeven.
Deze licht op, als de PCR via USB op de computer is aangesloten.
Deze knippert, wanneer er via USB of de MIDI OUT een
MIDI bericht wordt verzonden.
Deze licht op wanneer de waarde in het beeldvenster hexadecimaal is.
Samenvatting
DYNAMIC MAPPING] knop, [V-LINK] knop
Als u op de [DYNAMIC MAPPING] knop drukt, wordt de ‘DYNAMIC MAPPING’
of de ‘V-LINK’ functie ingeschakeld.
De functie van de [DYNAMIC MAPPING] knop wordt door de DYNAMIC MAPPING/V-LINK systeeminstelling bepaald (p. 81).
DYNAMIC MAPPING
Dynamic Mapping is een uitgebreide functie voor toekomstig gebruik. Voor
details verwijzen wij u graag naar de Roland website door.
V-LINK
V-LINK () is een functie, met behulp waarvan muziek en beelden samen
kunnen worden uitgevoerd. Door met behulp van MIDI twee of meer V-LINK compatibele apparaten op elkaar aan te sluiten kunt u op eenvoudige wijze van een
4
Namen van dingen en hun functie
111213
14
15
16
brede variatie aan visuele effecten, die aan de expressieve elementen van een
muzikale uitvoering zijn verbonden, genieten.
3
VALUE draaiknop
Door aan de VALUE draaiknop te draaien kunt u de MIDI CHANNEL, PROGRAM
CHANGE, CONTROL MAP of USER instelling wijzigen.
In de Edit functie kunt u met behulp van deze draaiknop het te bewerken item
selecteren.
4
[MIDI CHANNEL] knop
Nadat u de [MIDI CHANNEL] knop heeft ingedrukt, zodat deze oplicht, kunt u aan de
VALUE draaiknop draaien om het kanaal te selecteren, waarop het keyboard berichten
zal versturen.
(
-> Het huidige kanaal selecteren (MIDI verzendkanaal
5
[PROGRAM CHANGE] knop
Nadat u de [PROGRAM CHANGE] knop heeft ingedrukt, zodat deze oplicht, kunt u aan
de VALUE draaiknop draaien om via het huidige kanaal een programmawijzigingbericht
te versturen.
(
-> Geluiden selecteren (Programmawijziging/Bank
6
[CONTROL MAP] knop
Nadat u de [CONTROL MAP] knop heeft ingedrukt, zodat deze oplicht, kunt u aan de
VALUE draaiknop draaien om tussen de regelkaarten in de PCR te schakelen.
(
-> Van regelkaart wisselen
7
[USER] knop
Nadat u de [USER] knop heeft ingedrukt, zodat deze oplicht, kunt u aan de VALUE draaiknop draaien om de waarde van een door de gebruiker toegewezen parameter te wijzigen.
(
->VALUE draaiknop instellingen
8
Controllers [L1]–[L4] (knoppen)
U kunt aan deze knoppen de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Een MIDI bericht toewijzen
9
[AFTERTOUCH] knop
Deze geeft aan of het keyboard wel (ON) of geen (OFF) naslagberichten zal versturen.
10
[DUAL/SPLIT] knop
Deze wisselt tussen de Dual functie en de Split functie.
(p.9))
(p. 80))
(p. 20))
) (p. 33))
) (p. 34))
(
-> Twee geluiden lagen (Dual
(
-> Twee geluiden gecombineerd spelen (Split
) (p. 37))
) (p. 37))
[LOWER] knop, [DATA] knop
Gebruik deze knop, als u het Lower part wilt afspelen of in
knop verlicht is, wordt via het kanaal, dat momenteel voor het Lower part is ingesteld, de gegevens van het keyboard (noten en naslag), de verbuigingshendel
(toonverbuiging, modulatie), voetpedaalberichten en programmawijzigingberichten verzonden.
(
-> De Lower en Upper geluiden selecteren
(p. 36))
stellen. Als de [LOWER]
[UPPER] knop, [CHK SUM] knop
Gebruik deze knop, als u het Upper part wilt afspelen of instellen. Als de [UPPER]
knop verlicht is, wordt via het kanaal, dat momenteel voor het Upper part is ingesteld, de gegevens van het keyboard (noten en naslag), de verbuigingshendel
(toonverbuiging, modulatie), voetpedaalberichten en programmawijzigingberichten verzonden.
(
-> De Lower en Upper geluiden selecteren
(p. 36))
[EDIT] knop
Gebruik deze knop om aan de regelaars MIDI berichten toe te wijzen of systeeminstellingen te maken.
(
-> Op het PCR keyboard MIDI berichten toewijzen
( Systeeminstellingen (p. 68)
(p. 41))
[PRM MUTE] knop, [ENTER] knop
Gebruik deze om de uitvoer van het regelaarbericht onhoorbaar te maken.
Als u zich niet in de Play functie bevindt, kunt u deze knop als [ENTER] knop
gebruiken.
Gebruik deze knoppen om het octaaf van het keyboard te verhogen of verlagen.
Als u zich niet in de Play functie bevindt, kunt u deze knop gebruiken als [BACK]
knop, waarbij u naar de volgende instelling terugkeert, en als [CANCEL] knop,
waarmee u de instelling annuleert.
Verbuigingshendel, [BEND] en [MOD] regelaar
Deze kunt u gebruiken om de toonhoogte aan te passen of vibrato toe te passen.
U kunt aan deze regelaar tevens de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Op het PCR keyboard MIDI berichten toewijzen
(p. 41))
5
Namen van dingen en hun functie
20
212223
fig.Panel-Top.eps
17
18
17
Regelaars [R1]-[R9] (draaiknoppen)
U kunt aan deze draaiknoppen de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Een MIDI bericht toewijzen
18
Regelaars [A1]-[A9], [B1]-[B9] (pads)
U kunt aan deze pads de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Een MIDI bericht toewijzen
De kracht waarmee u deze regelaars indrukt, kan worden gebruikt om een
bijbehorende velocity waarde of naslagwaarde te verzenden.
Als u zich niet in de Play functie bevindt, kunt u deze knoppen als [0]-[9] en [A][F]
knoppen gebruiken, met behulp waarvan u cijferwaarden kunt invoeren.
19
[[DECIMAL] knop
Als u zich niet in de Play functie bevindt, kunt u op deze knop drukken om naar
de decimale invoerfunctie over te schakelen (p. 64).
In de Play functie fungeert deze knop als een reguliere regelaar [A9].
(p. 20))
(p. 20))
1920
21
22
23
[HEX] knop
Als u zich niet in de Play functie bevindt, kunt u op deze knop drukken om naar
de hexadecimale invoerfunctie over te schakelen (p. 64).
In de Play functie fungeert deze knop als een reguliere regelaar [B9].
Regelaars [H1], [H2] (crossfader)
U kunt aan deze crossfader de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Een MIDI bericht toewijzen
(p. 20))
Regelaars [C1]-[C3] (knoppen)
U kunt aan deze knoppen de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Een MIDI bericht toewijzen
(p. 20))
Regelaars [S1]-[S9] (schuiven)
U kunt aan deze schuiven de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(
-> Een MIDI bericht toewijzen
(p. 20))
6
Zijpaneel
27
282930
fig.Panel-Side.eps
24252627282930
24
DC IN jack
Op deze jack kunt u een los verkrijgbare adapter (p. 92) aansluiten. Neem contact op met uw leverancier, als u een adapter wilt aanschaffen.
25
Power (stroom) schakelaar
DC
OFF
USB
Stroomtoevoer ingeschakeld, bij gebruik van de adapter
Stroomtoevoer uitgeschakeld
Stroomtoevoer ingeschakeld, terwijl er een USB kabel is aangesloten.
Als de PCR-300/500/800 door middel van een USB kabel op de
computer is aangesloten, kunt de USB (d.w.z. de busvoeding) instelling gebruiken. De stroom wordt via de USB kabel door de computer
geleverd.
Als u de PCR op busvoeding wilt gebruiken, zet u de stroomschakelaar
op de USB stand.
* Bij sommige computers kan het zijn, dat de PCR niet op busvoeding
kan draaien. Als dit het geval is, dient u de los verkrijgbare adapter
te gebruiken (p. 92).
Namen van dingen en hun functie
MIDI MERGE schakelaar
Deze schakelt de Merge functie voor MIDI IN berichten in/uit.
(
-> MIDI Merge bestemming
(p. 77))
MIDI IN/OUT aansluitingen
Deze kunt u op de MIDI aansluitingen van andere MIDI apparaten aansluiten,
zodat u MIDI berichten kunt verzenden en ontvangen.
(
-> MIDI instellingen
(p. 76))
Regelaars [P1], [P2] (voetpedalen)
Op deze jacks kunt u geschikte pedalen aansluiten, die u als regelaars kunt
gebruiken.
HOLD
EXPRESSION
U kunt aan deze regelaars de gewenste MIDI berichten toewijzen.
(-
> Een MIDI bericht toewijzen
* Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal. Door een willekeurig ander
expressiepedaal te gebruiken riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
Hier kunt u een los verkrijgbare pedaalschakelaar (DP-2, BOSS FS5U) aansluiten, die u als hold pedaal kunt gebruiken.
Hier kunt u een los verkrijgbaar expressiepedaal (EV-5, EV-7) op
aansluiten, dat u kunt gebruiken om de toon of het volume in realtime te regelen.
(p. 20))
Veiligheidssleuf ()
http://www.kensington.com
26
USB aansluiting
Gebruik deze om de PCR door middel van een USB kabel op de computer aan te
sluiten.
7
Regelkaarten gebruiken
Wat is een regelkaart?
De PCR-300/500/800 bevat vijftig, volledig toewijsbare regelaars. U kunt aan elke
willekeurige regelaar een willekeurig MIDI bericht toewijzen.
De MIDI instellingen die aan de regelaars zijn toegewezen, worden als groep een
‘regelkaart’ genoemd. Dit is hetzelfde, als wat op eerdere modellen uit de PCR serie
een ‘geheugenset’ werd genoemd.
Voor details over hoe u aan regelaars MIDI berichten toewijst, verwijzen we u
naar
PCR Editor gebruiken
berichten toewijzen
MIDI instellingen die aan de regelaars zijn toegewezen (d.w.z. de regelkaart),
kunnen in het interne geheugen van de PCR of in DAW software op de computer
worden opgeslagen. Door op eenvoudige wijze van regelkaart te wisselen kunt u een
(p. 41).
(p. 14) of
Op het PCR keyboard MIDI
Regelkaarten en het huidige geheugen
Over het geheugen van de PCR
fig.CurrentMemory-e.eps
Control maps
SONAR
Logic
Cubase
:
:
etc...
brede variatie aan toepassingen regelen.
Van de Roland website kunt u tevens de meest recente regelkaarten downloaden, die
u vervolgens in de PCR kunt inladen.
Geheugensets en regelkaarten
De ‘geheugensets’ in eerdere modellen uit de PCR serie worden nu, op de PCR-300/
500/800, ‘regelkaarten’ genoemd.
Met behulp van de PCR Editor versie 2 software, die met dit product is meegeleverd,
kunt u ‘geheugensets’ importeren en deze als ‘regelkaarten’ gebruiken.
Voor details zie PCR Editor gebruiken (p. 14).
Het interne geheugen van de PCR-300/500/800 bevat zestien regelkaarten. Om
een regelkaart te kunnen gebruiken dient u deze naar een locatie te kopiëren, die
‘het huidige geheugen’
Als u het apparaat uitzet, gaan alle eventuele wijzigingen in
geheugen
die u in
verloren. Zie
het huidige geheugen
Met behulp van het
regelkaart bij het opstarten van het apparaat in het
te worden geladen.
wordt genoemd.
Een regelkaart opslaan
heeft gemaakt, wilt opslaan.
Opstartgeheugen
(p. 79) kunt u aangeven, welke
het huidige
(p. 9), als u de wijzigingen
huidige geheugen
dient
8
Current MemoryCurrent Memory
Regelkaarten gebruiken
Van regelkaart wisselen
Als de PCR-300/500/800 uit de fabriek wordt geleverd, bevat deze zestien
regelkaarten. Door tussen deze regelkaarten te wisselen, kunt u op snelle wijze
regelkaarten selecteren, die voor een brede variatie aan software geschikt zijn. Zie
Regelkaartenoverzicht
regelkaarten en hun fabrieksinstellingen.
fig.H-MemorySet.eps
1
Druk op de [CONTROL MAP] knop.
De [CONTROL MAP] knop licht op.
Het beeldvenster geeft het huidig geselecteerde
geheugennummer aan.
2
Draai aan de [VALUE] draaischijf om het
geheugennummer, dat u wilt opvragen, te
selecteren.
U kunt ook door middel van de volgende methode van regelkaart wisselen.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht. Het beeldvenster geeft
‘EDIT’ aan.
2. Druk op de [CONTROL MAP] knop. Deze licht op, en het beeldvenster
geeft het huidig geselecteerde geheugennummer aan.
3. Gebruik de [A1]-[A8], [B1]-[B8] regelaars of de VALUE draaiknop om
het op te vragen geheugennummer in te voeren.
4. Druk op de [ENTER] knop.
(p. 90) voor details over de geheugennummers van deze
Een regelkaart opslaan
Als u de wijzigingen, die u in het huidige geheugen heeft aangebracht, wilt opslaan,
slaat u de regelkaart met behulp van de onderstaande procedure op.
U kunt de regelkaart in geheugennummer 1-F opslaan. U kunt deze niet in het
geheugennummer 0 opslaan.
* Als u de instellingen van het huidige geheugen heeft gewijzigd, en u de wijzigingen wilt
bewaren, dient u ervoor te zorgen, dat de ‘SAVE’ procedure volgt om ze op te slaan.
fig.H-Edit.eps
1
Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ aan.
fig.D-Save.eps
Draai aan de VALUE draaiknop, zodat het beeldvenster ‘SAVE’
2
aangeeft.
fig.D-Protect.eps
Druk op de [ENTER] knop.
3
* Als het beeldvenster ‘PTC’ weergeeft, is de Protect instelling (beveiliging)
ingeschakeld (ON), en kunt u geen gegevens in het geheugen opslaan.
Schakel de Protect instelling uit (OFF), en herhaal de procedure vanaf
stap 1.
(-
> De regelkaarten beveiligen
Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1]-[A8], [B1]-[B8] regelaars om het
4
geheugennummer ‘1’-‘F’, waaronder u de regelkaart wilt opslaan, te selecteren.
Het aangegeven geheugennummer knippert in het beeldvenster.
Druk op [ENTER] om de regelkaart op te slaan.
5
* Als u op een andere dan de [ENTER] knop drukt, wordt de Save procedure geannuleerd.
(p. 13))
9
Regelkaarten gebruiken
Van de computer een regelkaart ontvangen (Bulk ontvangst)
De PCR-300/500/800 kan in de vorm van een bulk dump regelkaartgegevens
ontvangen. Als u de regelkaartgegevens, die met behulp van PCR Editor zijn gemaakt,
in het huidige geheugen van de PCR wilt ontvangen, dient u PCR Editor zo in te stellen
dat de PCR een bulk dump kan ontvangen. Als u wilt dat de PCR deze gegevens als
berichten van de DAW software ontvangt, dient u het PCR keyboard zo in te stellen,
dat deze een bulk dump kan ontvangen.
Hier tonen we, hoe de instellingen op een PCR keyboard worden gemaakt om een
Bulk Dump te ontvangen.
Voor meer informatie over PCR Editor zie
Gegevens uitwisselen tussen PCR Editor en de PCR
over hoe u een regelkaart van PCR Editor kunt ontvangen.
fig.H-Edit.eps
Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
1
fig.D-Edit.eps
PCR Editor gebruiken
(p. 22) voor details
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ aan.
fig.D-Bulk.eps
2
Draai aan de VALUE draaiknop, zodat het beeldvenster ‘BULK’
aangeeft.
fig.D-BulkR.eps
3
Druk op de [ENTER] knop.
In het beeldvenster knippert ‘BLR’ (Bulk Receive, bulk ontvangst).
(p. 14). Zie
Gebruik de VALUE draaiknop of de regelaars om de ontvangstmethode te
5
selecteren. Kies de methode, die voor de gegevens die u ontvangt, geschikt is.
Regelaar
[A1 (0)]
[A2 (1)]ALL BULK
fig.D-RSBulk-Wait.eps
6
Controleer of het beeldvenster de juiste keuze weergeeft, en druk
ItemBeeldvensterUitleg
Er wordt één regelkaart ontvangen.
SINGLE
BULK
De ontvangen gegevens overschrijven het huidige geheugen.
De geheugens 1-F worden niet beïnvloed.
De gegevens van alle vijftien regelkaarten worden ontvangen. De ontvangen gegevens overschrijven de
interne geheugens 1-F
op de [ENTER] knop. Het meest rechter cijfer van het beeldvenster
knippert, en de PCR wacht tot de bulk gegevens aankomen.
Over het beeldvenster in de Bulk functie
Ontvangen/Verzenden
TransmitReceive
SINGLE BULK / ALL BULK
ALL
SINGLE
BULK
BULK
Verzenden/Ontvangen/Wachten
Wacht op
Wacht op
verzenden
ontvangst
(knippert)
(knippert)
Ontvangen
Verzenden
10
4
Controleer of het beeldvenster ‘BLR’ (bulk ontvangst) weergeeft, en druk
vervolgens op de [ENTER] knop.
Als het beeldvenster ‘BLT’ (Bulk Transmissie) aangeeft, gebruikt u de VALUE
draaiknop om ervoor te zorgen, dat het ‘BLR’ (bulk ontvangst) weergeeft.
Gebruik de PCR Editor of de DAW software om de regelkaartgegevens te
7
verzenden.
Selecteer in PCR Editor of de DAW software ‘EDIROL PCR’ als apparaat voor
MIDI uitvoer. Voor details over hoe u deze instelling in de DAW software maakt,
zie de handleiding van de DAW software.
fig.D-End.eps
8
Als de PCR klaar is met het ontvangen van de regelkaartgegevens,
geeft het beeldvenster ‘END’ weer. Druk op de [ENTER] knop om
de procedure te voltooien.
Foutmelding
Als de gegevens niet goed zijn ontvangen, knippert ‘ERR’ in het
beeldvenster. Als deze situatie zich voordoet, drukt u op de
[CANCEL] knop, en voert u de procedure nogmaals, vanaf stap 1,
uit.
Regelkaarten gebruiken
Voor meer informatie over PCR Editor zie
Gegevens uitwisselen tussen PCR Editor en de PCR
over hoe u een regelkaart naar PCR Editor kunt versturen.
PCR Editor gebruiken
Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
(p. 14). Zie
(p. 22) voor details
11
Regelkaarten gebruiken
Regelkaartgegevens op de computer opslaan (Bulk Transmit)
De PCR-300/500/800 kan regelkaartgegevens in de vorm van een bulk dump naar
de DAW software versturen.
Om een regelkaart, die u op het PCR keyboard heeft bewerkt, naar PCR Editor of
andere software te kunnen versturen, dient u de PCR zo in te stellen, dat hij de bulk
gegevens verzendt.
Voor meer informatie over PCR Editor zie
Gegevens uitwisselen tussen PCR Editor en de PCR
over hoe u een regelkaart naar PCR Editor kunt versturen.
fig.H-Edit.eps
1
Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
PCR Editor gebruiken
(p. 22) voor details
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ aan.
fig.D-Bulk.eps
2
Draai aan de VALUE draaiknop, zodat het beeldvenster ‘BULK’
aangeeft.
fig.D-BulkR.eps
3
Druk op de [ENTER] knop.
In het beeldvenster knippert ‘BLR’ (Bulk Receive, bulk ontvangst).
fig.D-BulkT.eps
4
Draai aan de VALUE draaiknop, zodat het beeldvenster ‘BLT’ (Bulk
Transmissie) weergeeft.
Als alternatief kunt u in plaats van de VALUE draaiknop te
gebruiken op regelaar [A2 (1)] drukken.
(p. 14). Zie
Regelaar
[A1 (0)]
[A2 (1)]BULK TRANSMITBulk gegevens verzenden
5
Druk op de [ENTER] knop.
Gebruik de VALUE draaiknop of regelaars om het type verzending te selecteren.
6
ItemBeeldvensterUitleg
BULK RECEIVEBulk gegevens ontvangen
Kies het type gegevens, dat u wilt verzenden.
RegelaarItemBeeldvensterUitleg
[A1 (0)]
[A2 (1)]ALL BULK
fig.D-TSBulk-Wait.eps
Controleer de indicatie in het beeldvenster en druk op de [ENTER]
7
SINGLE BULK
De regelkaartgegevens van het huidige geheugen worden verzonden.
De gegevens van alle vijftien regelkaarten in het interne geheugen
(geheugen 1-F) worden verzonden.
knop.
Het meest rechter cijfer van het beeldvenster knippert, en de PCR
wacht tot de bulk gegevens worden verzonden.
Zet PCR Editor of de DAW software in de opnamefunctie, en druk vervolgens op
8
de [ENTER] knop van de PCR. Het verzenden van de gegevens begint.
Selecteer in PCR Editor of de DAW software ‘EDIROL PCR 2’ als apparaat voor
MIDI invoer. Voor details over hoe u deze instelling in de DAW software maakt,
zie de handleiding van de DAW software.
fig.D-End.eps
9
Als de PCR klaar is met het verzenden van de regelkaartgegevens,
geeft het beeldvenster ‘END’ weer. Druk op de [ENTER] knop om
de procedure te voltooien. U dient tevens in de DAW software de
opname te stoppen.
12
De regelkaarten beveiligen
Door de Protect (beveiligings)instelling in te schakelen, kunt u de regelkaartgegevens
zo beveiligen, dat ze niet per ongeluk overschreven kunnen worden.
Hiermee schakelt u All Bulk ontvangst (p. 10) en Save (p. 9) procedures uit, zodat uw
waardevolle gegevens niet overschreven kunnen worden.
De Protect aan/uit instelling wordt zelfs na het uitzetten van de PCR onthouden.
1
Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ aan.
fig.D-Protect.eps
2
Draai aan de VALUE draaiknop, zodat het beeldvenster ‘PTC’
aangeeft.
3
Controleer de indicatie in het beeldvenster en druk vervolgens op
de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft de huidige beveiligingsstatus weer.
fig.H-Edit.eps
Regelkaarten gebruiken
RegelaarItemBeeldvensterUitleg
[A1 (0)]
[A2 (1)]PROTECT ON
4
Draai aan de VALUE draaiknop om de gewenste instelling te kiezen, en druk op
de [ENTER] knop.
PROTECT OFF
Regelkaartgegevens in het interne
geheugen kunnen worden overschreven.
Regelkaartgegevens in het interne
geheugen kunnen niet worden
overschreven.
13
PCR Editor gebruiken
PCR Editor Ver. 2 is een toepassing die het mogelijk maakt om op de computer voor
de EDIROL PCR serie regelkaartgegevens (die op eerdere modellen uit de PCR serie
‘geheugensets’ worden genoemd) te maken.
fig.controller.eps
De MIDI poorten instellen
Om tussen PCR Editor en de PCR regelkaarten uit te kunnen wisselen, dient u aan te
geven welke MIDI poorten PCR Editor hiervoor dient te gebruiken.
Wat zijn MIDI poorten?
Ingaande poorten
Ingaande poortUitleg
EDIROL PCR MIDI IN
EDIROL PCR 1
EDIROL PCR 2
De uitvoerbestemming voor de MIDI berichten, die tijdens het bedienen van de
schuiven, draaiknoppen en knoppen worden verzonden, kan voor elke regelaar
afzonderlijk worden ingesteld. Zie Twee MIDI poorten’ (p. 88) voor details.
Ontvangt gegevens, die bij de MIDI IN aansluiting van de PCR
binnenkomen.
Ontvangt gegevens van de schuiven, draaiknoppen en knoppen van de PCR, die aan ‘POORT 1’ zijn toegewezen.
Ontvangt gegevens van de schuiven, draaiknoppen en knoppen van de PCR, die aan ‘POORT 2’ zijn toegewezen.
Als u bulk gegevens van de PCR ontvangt, kiest u als ingaande
poort voor ‘PCR 2’.
De PCR-300/500/800 heeft in totaal vijftig regelaars: [R1]-[R9], [S1]-[S9], [A1]-[A9],
[B1]-[B9], [C1]-[C3], [L1]-[L4], [H1]-[H2], [P1]-[P2], [BEND], [MODE] en [AFTERTOUCH]. U kunt zelf toewijzen welk MIDI bericht elke regelaar verzendt.
Hoewel het mogelijk is om de MIDI bericht toewijzingen op de PCR zelf in te stellen
(->
Op het PCR keyboard MIDI berichten toewijzen (p. 41)), is het het gemakkelijkst om PCR Editor te gebruiken, aangezien u hiermee op eenvoudige wijze, in een
grafisch venster dat op het paneel van de PCR lijkt, berichten kunt toewijzen.
De vijftig berichten die aan de regelaars zijn toegewezen, worden als groep een
‘regelkaart’ genoemd. Met behulp van de PCR Editor Ver. 2 kunt u regelkaartgegevens bewerken en ze tussen de PCR en de computer uitwisselen. Daarnaast kunt u
regelkaartinstellingen als SMF gegevens opslaan of inladen.
* De onderstaande uitleg is bestemd voor wanneer de PCR via USB is aangesloten. Als u een
MIDI aansluiting gebruikt, geeft u in plaats van ‘EDIROL PCR 2’ en ‘EDIROL PCR’ aan op welke
MIDI in en MIDI out poort de PCR is aangesloten.
Ingaande poort
Ingaande poortUitleg
EDIROL PCR MIDI OUT
EDIROL PCR
Om een in PCR Editor gemaakte regelkaart naar de PCR te kunnen versturen, zodat
deze kan worden gebruikt, dient u als uitgaande poort ‘PCR’ te selecteren.
Verstuurt MIDI berichten naar het apparaat, dat op de MIDI
OUT aansluiting van de PCR is aangesloten.
Verstuurt MIDI berichten naar de PCR.
Als u bulk gegevens naar de PCR verstuurt, kiest u als uitgaande poort voor ‘PCR’.
14
PCR Editor gebruiken
Windows gebruikers
Als u PCR Editor nog niet op de computer heeft geïnstalleerd, installeert u het
programma nu, volgens de beschrijving in de meegeleverde installatiegids.
1 Gebruik een USB kabel om de PCR op de computer aan te sluiten, en zet
vervolgens de PCR aan.
2 Kies in Windows voor [Start]-[All Programs]-[PCR Editor V2] om PCR Editor op te
starten.
3 Kies in PCR Editor voor [Options]-[MIDI apparaten].
fig.WinMIDIPort-e.eps
4 Maak in het MIDI Devices dialoogvenster de
apparaatinstellingen, zoals in de afbeelding is
weergegeven.
5 Klik op [OK] om het dialoogvenster te sluiten.
Mac OS X gebruikers
Als u PCR Editor nog niet op de computer heeft geïnstalleerd, installeert u het
programma nu, volgens de beschrijving in de meegeleverde installatiegids.
1 Gebruik een USB kabel om de PCR op de Mac aan te sluiten, en zet vervolgens
de PCR aan.
2 In Mac Finder opent u de [Applications]-[PCR Editor V2] map, waarin u op PCR
Editor V2 drukt, om zo PCR Editor op te starten.
3 Kies in PCR Editor voor [Options]-[MIDI apparaten].
fig.MacMIDIPort-e.eps
4 Maak in het MIDI Devices dialoogvenster de
apparaatinstellingen, zoals in de afbeelding is
weergegeven.
5 Klik op [OK] om het dialoogvenster te sluiten.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
* De vensterafbeeldingen in dit document zijn in overeenstemming met de richtlijnen van Microsoft
Corporation gebruikt.
* Windows® staat officieel bekend als ‘Microsoft® Windows® operating system’.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
15
PCR Editor gebruiken
Uitleg van de menu’s
Bestandsmenu (File)
MenuUitleg
New
Open
Save
Save As
Import Memory Set
Export Assign List
View Assign List
Maakt een nieuwe regelkaart aan.
In de nieuwe regelkaart zijn alle regelaars op ‘NO ASSIGN’
ingesteld.
Laadt een in SMF formaat opgeslagen regelkaart in.
Voor details zie Een regelkaart inladen (p. 23).
Slaat de regelkaart die momenteel wordt bewerkt op, waarbij de
oorspronkelijke SMF wordt overschreven.
Slaat de regelkaart die momenteel wordt bewerkt in SMF formaat,
met de door u aangegeven naam, op. Voor details zie Een regelkaart op de computer opslaan (p. 23), waarbij de
oorspronkelijke SMF wordt overschreven.
Laadt een geheugenset die in PCR Editor versie 1 is gemaakt als
een versie 2 regelkaart in.
Exporteert een overzicht in HTML-formaat van berichten, die aan
elke regelaar van de regelkaart die momenteel wordt bewerkt,
zijn toegewezen.
* Het HTML bestand dat dit commando aanmaakt, kan niet door
middel van [File]-[Open] worden ingeladen.
Geeft een overzicht in HTML-formaat weer van alle berichten, die
aan elke regelaar van de regelkaart die momenteel wordt
bewerkt, zijn toegewezen.
Bewerkingsmenu (Edit)
MenuUitleg
Copy
PastePlakt de instelling van het klembord op de geselecteerde regelaar.
NO ASSIGN
Kopieert de instelling van de geselecteerde regelaar naar het
klembord.
Stelt de toewijzing van de geselecteerde regelaar op ‘NO
ASSIGN’ in.
Communicatiemenu (Communication)
MenuUitleg
Verzendt de regelkaart, die op dit moment wordt bewerkt, naar
Transmit
Receive
het huidige geheugen van het PCR keyboard.
Voor details zie Gegevens tussen PCR Editor en de PCR uitwisselen (p. 22).
Ontvangt het huidige geheugen van de PCR in PCR Editor.
Voor details zie Gegevens tussen PCR Editor en de PCR
uitwisselen (p. 22).
Opties menu (Options)
MenuUitleg
MIDI Devices
Show Messages
Bepaalt welke MIDI poorten er worden gebruikt om met het PCR
keyboard te communiceren.
Voor details zie De MIDI poorten instellen (p. 14).
Geeft in het hoofdvenster van de PCR Editor weer welke MIDI
berichtinstellingen er aan elke regelaar zijn toegewezen. Voor
details zie De toegewezen MIDI berichten bekijken
(p. 21).
Hulpmenu (Help)
MenuUitleg
PCR Editor HelpOpent de online handleiding.
16
Keyboard sneltoetsen
In PCR Editor kunt u de volgende keyboard sneltoetsen gebruiken.
CommandoWindowsMacintosh
[File]–[New]Ctrl + NCommand + N
[File]–[Open]Ctrl + OCommand + O
[File]–[Save]Ctrl + SCommand + S
[File]–[Save As]Ctrl + Shift + SCommand + Shift + S
[File]–[Exit]Alt + F4Command + Q
[Edit]–[Copy]Ctrl + CCommand + C
[Edit]–[Paste]Ctrl + VCommand + V
[Edit]–[NO ASSIGN]DelDel
Volgende regelaarCtrl + FCommand + F
Vorige regelaarCtrl + BCommand + B
* In sommige tekstvelden, zoals het Titelveld van het hoofdvenster, worden de [Edit]-[Copy] en
[Edit]-[Paste] commando’s voor tekstbewerking gebruikt.
PCR Editor gebruiken
17
PCR Editor gebruiken
1
2
3
Uitleg van elk venster
Hoofdvenster
fig.EditorMainWindow-e.eps
1
Titel
Hier kunt u voor de regelkaart, die momenteel wordt bewerkt, een naam invoeren.
U kunt alleen alfa-cijfertekens van één byte als regelkaartnaam invoeren.
De naam die u hier invoert, wordt weergegeven als titel van het HTML bestand,
dat door het [File]-[Export Assign List] commando wordt gemaakt.
2
Regelaars
Klik op de regelaar, waaraan u een MIDI bericht wilt toewijzen. Als u de muis
over een regelaar beweegt (d.w.z. over een klikbaar gebied van de regelaar),
verandert de muiscursor in de vorm. Als u de regelaar in deze toestand
aanklikt, opent er een venster, waarin een bericht kan worden toegewezen.
* Welk items beschikbaar zijn hangt af van de regelaar en het type bericht dat u toewijst.
6
7
8
Regelaar naam
Geeft de naam van de regelaar, die u bewerkt, weer.
Assign Message
Hier kunt u selecteren welk type MIDI bericht u aan de regelaar wilt toewijzen.
MenuUitleg
NO ASSIGNAnnuleert de MIDI berichttoewijzing
Channel MessageWijst een kanaalbericht (CC, noot, etc) toe
System Realtime/F6Wijst een systeem realtime bericht of F6 (Tune Request) toe
System Ex
Free Message
TempoWijst temporegeling toe
Wijst een systeem exclusief bericht van maximaal vierentwintig bytes toe
Wijst een MIDI bericht van maximaal vierentwintig bytes toe
(het toewijzen van meerdere berichten is toegestaan)
18
Velden voor berichttoewijzing
Hier kunt u de waarde aangeven van elke parameter van het MIDI bericht, dat u
in het Assign Message overzicht heeft geselecteerd.
Voor details over de parameters van elk MIDI bericht, zie Items voor parameterinstelling (p. 24).
2
4
8
Output Port
Deze geeft de USB poort van de via USB aangesloten computer aan, waar het
MIDI bericht naartoe wordt verzonden.
PoortUitleg
Port 1Het bericht wordt naar ‘EDIROL PCR 1’ verzonden.
Port 2Het bericht wordt naar ‘EDIROL PCR 2’ verzonden.
Port 1+2
5
Button Mode
Het bericht wordt naar ‘EDIROL PCR 1’ en ‘EDIROL PCR 2’ verzonden.
Voor een regelaar van het knoptype geeft deze de knopfunctie aan.
ModeUitleg
Unlatch
Latch
Increase
Ingeschakeld, als de knop wordt ingedrukt; uitgeschakeld als de
knop wordt losgelaten.
Knop fungeert als wisselknop, waarbij de functie telkens wanneer
de knop wordt ingedrukt wordt in of uitgeschakeld.
Telkens wanneer u op de knop drukt, gaat de waarde met 1
omhoog (of met 1 omlaag, als de minimale waarde hoger is dan
de maximale waarde). Als de waarde het maximale (minimale)
niveau heeft bereikt, schakelt het over naar de minimale (maximale) waarde; ook wel ‘wrap around’ genoemd.
* Als het berichttype NOTE is, kunt u deze optie niet selecteren.
Ingeschakeld, als de knop wordt ingedrukt; uitgeschakeld als de
knop wordt losgelaten.
PCR Editor gebruiken
ModeUitleg
OFFGeen ‘dead zone’ (dode zone) dichtbij het midden.
ON‘Dead zone’ (dode zone) dichtbij het midden.
Comment
U kunt voor het toegewezen bericht een opmerking invoeren. Bij het invoeren van
de opmerking kunnen alleen alfa-cijfertekens van één byte worden gebruikt.
De opmerking die u hier invoert, wordt in de ‘PARAMETER’ kolom van het HTML
bestand, dat het [File]-[Export Assign List] commando genereert, weergegeven.
* Opmerkingen kunnen alleen vanuit een SMF bestand, dat PCR Editor heeft opgeslagen,
worden ingeladen.
6
Aftertouch Mode
Als de regelaar die momenteel wordt bewerkt [A1]-[A9] of [B1]-[B9] is, geeft deze
parameter de naslaginstelling aan.
ModeUitleg
OFFGeen aftertouch.
Channel Pressure
Polyphonic Key Pressure
7
Virtual Center Click
Op het aangegeven kanaal wordt kanaal aftertouch toegepast.
Er wordt op een individueel nootnummer polifonische aftertouch toegepast.
Als de regelaar, die momenteel wordt bewerkt, [R1]-[R9] of [S1]-[S9] is, geeft
deze parameter een virtuele middenklik weer (p. 65).
19
PCR Editor gebruiken
PCR Editor gebruiken om MIDI berichten toe te wijzen
fig.EH-AssignType.eps_25
Een MIDI bericht toewijzen
Zo wijst u aan elke regelaar een MIDI bericht toe.
fig.EH-Assign.eps_81
1 Klik in het hoofdvenster op de regelaar,
waaraan u een MIDI bericht wilt toewijzen.
3 Stel in het gebied voor berichttoewijzing, op
basis van het type MIDI bericht dat u heeft
geselecteerd, de diverse parameters in.
Voor details over de parameters zie Items voor parameterinstelling (p. 24).
fig.EH-AssignPort.eps_25
4 Geef in het Output Port veld de uitgaande
MIDI poort aan.
20
fig.EH-AssignMessage.eps_25
2 Gebruik in het venster voor berichttoewijzing
het Assign Message veld om te selecteren,
welk type MIDI bericht u wilt toewijzen.
5 Gebruik, indien gewenst, het Comment veld
om een opmerking toe te voegen.
6 Klik op [OK].
PCR Editor gebruiken
De toegewezen MIDI berichten bekijken
Om de MIDI berichten, die u heeft toegewezen, te bekijken kunt u één van de
volgende twee methoden gebruiken.
Toewijzingenoverzicht
Als u een overzicht van de toewijzingen voor de huidige regelkaart met behulp van
uw browser wilt bekijken, kiest u voor [File]-[View Assign List]. Deze methode is
handig voor wanneer u de regelkaartinstellingen in één oogopslag wilt kunnen zien.
Als u het toewijzingenoverzicht als HTML bestand wilt opslaan, kiest u voor [File][Export Assign List]. Het ‘Save As’ dialoogvenster verschijnt. Geef aan op welke
bestemming u het bestand wilt opslaan, wijs een bestandsnaam toe en klik op [Save].
De toegewezen berichten bekijken
Als u wilt dat de huidige instellingen in het hoofdvenster op elke regelaar worden
weergegeven, kiest u voor [Options]-[Show Messages] en voegt u naast [Show
Messages] een vinkteken toe. Deze methode geeft de huidige instellingen als volgt op
eenvoudige wijze weer:
fig.EditorViewAssign-e.eps
WeergaveBetekenis
NO ASSIGN (geen toewijzing)
Noot
Kanaaldruk
Polifonische toetsdruk
Controlewijziging
Programmawijziging
Programmawijziging (Min-Max)
Bank Select + Programmawijziging
Programmawijziging – Dec
Programmawijziging – Inc
RPN
NRPN
Encoder simulatie
Systeem Realtime/F6
Systeem Ex.
Vrij bericht
Tempo
De kleur van de indicatie geeft de Output Port instelling weer.
Als u PCR Editor heeft gebruikt om regelkaartinstellingen te maken en u deze op het
PCR keyboard wilt gebruiken, dient u de regelkaart, die momenteel wordt bewerkt,
volgens de onderstaande beschrijving naar het interne geheugen van de PCR te
verzenden.
* Als u deze gegevens verzendt, wordt het huidige geheugen van de PCR overschreven. Als u de
instellingen van het huidige geheugen van de PCR wilt bewaren, dient u deze als één van de
interne regelkaarten op te slaan. (-> Een regelkaart opslaan (p. 9)).
fig.EditorT1-e.eps
1 Kies in de menubalk voor [Communication]-
[Transmit].
fig.EditorT2-e.eps
2 Er verschijnt een bevestigingsdialoogvenster. Klik
op [Continue].
fig.EditorT3-e.eps
3 Het Transmit Control Map dialoogvenster
verschijnt.
Stel, volgens de instructies van het dialoogvenster,
de PCR zo in, dat deze op de te ontvangen bulk
gegevens wacht.
4 Klik, als u klaar bent, op [Continue].
fig.EditorR4-e.eps
5 Er verschijnt een dialoogvenster, dat aangeeft dat
de gegevens worden verzonden.
Zodra het dialoogvenster verdwijnt, is de
verzending voltooid.
6 Het beeldvenster van de PCR geeft ‘END’ aan.
Druk op de [ENTER] knop van de PCR om naar de
Play functie terug te keren.
Als u PCR Editor wilt gebruiken om een regelkaart in het huidige geheugen van het
PCR keyboard te bewerken, dient u de regelkaart van het huidige geheugen van de
PCR naar PCR Editor te versturen, zodat deze kan worden bewerkt.
fig.EditorR1-e.eps
1 Kies in de menubalk voor [Communication]-
[Receive].
fig.EditorR2-e.eps
2 Er verschijnt een bevestigingsdialoogvenster. Klik
op [Continue].
fig.EditorR3-e.eps
3 Het Receive Control Map dialoogvenster
verschijnt.
Volg de instructies van het dialoogvenster, en
verstuur de bulk gegevens vanaf de PCR.
fig.EditorR4-e.eps
4 Er verschijnt een dialoogvenster, dat aangeeft dat
de gegevens worden verzonden.
Zodra het dialoogvenster verdwijnt, is de
verzending voltooid.
5 Het beeldvenster van de PCR geeft ‘END’ aan.
Druk op de [ENTER] knop van de PCR om naar de
Play functie terug te keren.
22
PCR Editor gebruiken
Een regelkaart op de computer opslaan
U kunt een regelkaart, die u met behulp van PCR Editor heeft bewerkt, op de computer
als SMF bestand opslaan. Daarnaast kunt u een dergelijk bestand ook van of naar het
PCR keyboard verzenden.
* De opmerkingen die voor de regelaars zijn ingevoerd, worden ook in de SMF opgeslagen.
Als u een regelkaart als SMF bestand wilt opslaan, gaat u als volgt te werk:
1 Kies in de menubalk voor [File]-[Save As].
Als u wilt dat de instellingen het laatst geopende bestand overschrijven, kiest u voor
[File]-[Save].
2 Voer een bestandsnaam in en klik op [Save].
Een regelkaart inladen
U kunt regelkaartgegevens, die als SMF bestand zijn opgeslagen, inladen.
* U kunt geen SMF inladen, die geen PCR regelkaartgegevens bevat. De SMF dient instellingen
voor alle regelaars te bevatten.
* De inhoud van het Comment veld kan alleen worden ingeladen, als het een SMF bestand
betreft, dat door PCR Editor is opgeslagen.
Zo laadt u een regelkaart uit een SMF bestand in.
1 Kies in de menubalk voor [File]-[Open].
2 Geef aan welk SMF bestand u wilt inladen en klik op [Open].
Een geheugenset als regelkaart inladen
U kunt een ‘geheugenset (SMF bestand)’, dat met een eerder model uit de PCR serie
is gemaakt, als ‘regelkaart’ voor de PCR-300/500/800 inladen.
Een geheugenset importeren
Regelaars die op eerdere modellen uit de PCR serie niet aanwezig zijn, worden op
‘NO ASSIGN’ ingesteld.
* U kunt geen SMF inladen, die geen PCR geheugensetgegevens van een eerder model uit de
bevat. De SMF dient instellingen voor alle regelaars van het eerdere model uit de PCR serie te
bevatten.
1 Kies in de menubalk voor [File]-[Import Memory Set].
2 Geef aan welk SMF bestand u wilt inladen en klik op [Open].
23
PCR Editor gebruiken
Items voor parameterinstelling
Welke instellingsitems in het venster voor berichttoewijzing worden weergegeven hangt af van het MIDI bericht, dat u heeft geselecteerd. Deze sectie geeft een toelichting op de instellingsitems van elk MIDI bericht. De parameterwaarden worden in decimale vorm aangeduid.
* Binnen de toelichtingen staan hexadecimale waarden tussen vierkante haken [ ].
NO ASSIGNChannel Message
Wist eventuele berichttoewijzingen.
Er wordt bij het bedienen van een regelaar, die op
NO ASSIGN (geen toewijzing) is ingesteld, geen
bericht verzonden.
fig.EditorNoAssign.eps_35
Wijst een kanaalbericht toe.
Gebruik het Type veld om het type bericht, dat u wilt
toewijzen, te selecteren. Op basis van het geselecteerde bericht kunt u de volgende parameters
instellen.
Note [9n kk vv]
Een nootbericht toewijzen.
fig.EditorChannelMessage.eps_35
Channel Pressure [Dn vv]
Een kanaaldrukbericht toewijzen.
fig.EditorChPres.eps_35
24
NO ASSIGN geeft geen in te stellen parameters.
U kunt de volgende parameters als nootbericht
toewijzen.
U kunt de volgende parameters als Control Change
toewijzen.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
Control NumberRegelaarnummer [cc]
Min Value
Max Value
Ondergrens [vv] van de
regelwaarde
Bovengrens [vv] van de
regelwaarde
Program Change [Cn pp]
Een programmawijzigingbericht (met een vast
programmanummer) toewijzen.
fig.EditorPC1.eps_35
U kunt de volgende parameters als Program Change
toewijzen.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
PC NumberProgrammanummer [pp]
* Het bereik van het programmanummer [pp] is 1-128.
25
PCR Editor gebruiken
Channel Message
Program Change (Min-Max) [Cn pp]
Wijs een programmawijzigingbericht (met een
variabel programmanummer) toe.
fig.EditorPC2.eps_35
U kunt de volgende parameters als Program Change
(Min-Max) toewijzen.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
Min Number
Max Number
* Het bereik van het programmanummer [pp] is 1-128.
Ondergrens van het programmanummer [pp].
Bovengrens van het programmanummer [pp].
Bank Select + Program Change
[Bn 00 mm Bn 20 ll Cn pp]
Een bankselectiebericht en programmawijzigingbericht toewijzen (alle waarden staan vast).
fig.EditorBankSelect.eps_35
U kunt de volgende parameters toewijzen als Bank
Select + Program Change.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
Bank MSBBanknummer MSB [mm]
Bank LSBBanknummer LSB [ll]
PC NumberProgrammanummer [pp]
* Het bereik van het programmanummer [pp] is 1-128.
Program Change – Dec
De programmawijziging verlagingfunctie (PC DEC)
toewijzen.
Dit commando verzendt een programmawijzigingnummer, dat één lager is dan het programmawijzigingnummer, dat in de programmawijzigingfunctie
van de PCR als laatst is verzonden.
fig.EditorPCDec.eps_35
U kunt geen parameters als Program Change – Dec
toewijzen.
26
Channel Message
PCR Editor gebruiken
Program Change – Inc
De verhogingsfunctie (PC INC) wijziging toewijzen.
Dit commando verzendt eenwijzigingnummer dat
één hoger is dan het wijzigingnummer van de wijzigingfunctie, die als laatst is verzonden.
fig.EditorPCInc.eps_35
U kunt geen parameters als Program Change – Inc
toewijzen.
RPN
[Bn 65 mm Bn 64 ll Bn 06 dm Bn 26 dl]
Een geregistreerd parameternummer toewijzen
fig.EditorRPN.eps_35
U kunt de volgende parameters als RPN toewijzen.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
RPN MSB
RPN LSB
MSB Min Value
MSB Max Value
RPN parameternummer
MSB [mm]
RPN parameternummer LSB
[ll]
Ondergrens van data
invoer MSB [dm]
Bovengrens van data
invoer MSB [dm]
NRPN
[Bn 63 mm Bn 62 ll Bn 06 dm Bn 26 dl]
Een niet geregistreerd parameternummer toewijzen
fig.EditorNRPN.eps_35
U kunt de volgende parameters als NRPN toewijzen.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
NRPN MSB
NRPN LSB
MSB Min Value
MSB Max Value
NRPN parameternummer
MSB [mm]
NRPN parameternummer
LSB [ll]
Ondergrens van data
invoer MSB [dm]
Bovengrens van data
invoer MSB [dm]
* Het data invoer LSB [d] bereik staat vast tussen 0-127 en
kan niet worden gewijzigd.
* Het data invoer LSB [d] bereik staat vast tussen 0-127 en
kan niet worden gewijzigd.
27
PCR Editor gebruiken
Channel Message
Encoder Simulate [Bn cc 41] – [Bn cc 01]
Een functie die een roterende encoder simuleert toewijzen.
fig.EditorEncoder.eps_35
U kunt de volgende parameters als Encoder Simulate toewijzen.
ItemInhoud
MIDI ChannelMIDI kanaal [n]
Control NumberRegelaarnummer [cc]
* U kunt deze functie aan knop toewijzen, maar dit heeft geen effect.
System Realtime/F6 [F6/F8/FA/FB/FC/FF]
Een systeem realtime bericht of F6 [Tune Request] toewijzen.
fig.EditorSR.eps_35
Gebruik voor Systeem realtime/F6 berichten het Status veld om het bericht dat u wilt
toewijzen te selecteren.
Een systeem exclusief bericht (System Ex.) toewijzen. U kunt maximaal vierentwintig
bytes invoeren.
fig.EditorSysEx.eps_35
U kunt de volgende parameters als System Ex. toewijzen.
ItemInhoud
U kunt een systeem exclusief bericht van maximaal vierentwintig bytes invoeren.
Voer elke byte als hexadecimale waarde in, gescheiden door een spatie van één
byte.
Veld
voor
berichtinvoer
Data
Type
Min
Value
Max
Value
Op de invoer zijn de volgende beperkingen van toepassing:
* Het bericht dient met ‘F0’ te beginnen en met ‘F7’ te eindigen.
* U kunt niet meer dan één exclusief bericht invoeren.
* U kunt geen andere berichten dan exclusieve berichten invoeren.
Met behulp van de speciale tekens die in Tabel 1: Speciale tekens die in het
veld voor berichtinvoer worden gebruikt worden omschreven kunt u varia-
bele gegevens of een checksum invoeren. Als u het speciale ‘DT’ teken gebruikt, kiest
u het Data Type veld om het type gegevens aan te geven.
Als u in het veld voor berichtinvoer het speciale ‘DT’ teken heeft gebruikt, kunt u deze
parameter gebruiken om te bepalen welk type gegevens op de betreffende locatie
wordt ingevoerd. Voor deze gegevens, zie Tabel 2: Type gegevens die u in het Data Type veld kunt aangeven.
Bovengrens van de datawaarde.
Ondergrens van de datawaarde.
PCR Editor gebruiken
Tabel 1: Speciale tekens die in het veld voor berichtinvoer
worden gebruikt
Speciaal
teken
DT
SS
S1/S2
?n
?x
UitlegDetails
Invoeglocatie van
gegevens
Begin van de
checksum
berekening
Invoeglocatie en
type van de checksum
Kanaal (? staat
voor een willekeurige waarde
tussen 0-7)
Bloknummer (?
staat voor een
willekeurige
waarde tussen 0-7)
Als u de functie voor automatische checksum berekening
gebruikt, kiest u dit speciale teken om aan te geven op welk
punt de checksum berekening dient te beginnen.
Als u voor de functie voor automatische checksum berekening
kiest, gebruikt u dit speciale teken om het punt, waarop de
checksum ingevoegd dient te worden en het type aan te geven.
S1: Het meest gebruikelijke type, dat Roland en overige fabri-
kanten gebruiken.
S2: Gebruik deze voor een andere methode dan S1.
Als u in het exclusieve bericht een kanaalnummer wilt invoegen,
gebruikt u dit speciale teken om de locatie en de vier hoogste bits
(een vaste waarde van 0-7) aan te geven. In het kanaalgedeelte
wordt het huidige kanaal van de PCR ingevoegd.
Als u in het exclusieve bericht een GS bloknummer wilt invoegen,
gebruikt u dit speciale teken om de locatie en de vier hoogste bits
(een vaste waarde van 0-7) aan te geven. Het huidige kanaal van
de PCR wordt in het bloknummer omgezet en vervolgens ingevoegd.
Tabel 2: Type gegevens die u in het Data Type veld kunt aangeven
Data typeData lengteDoel van de aangegeven Min Value / Max Value
DT0: 7-bit1 byteGeeft het bereik van de gegevens zelf aan (0-127)
DT1: 4-bit/4-bit 2 bytes
DT2: 7-bit/7-bit
(MSB/LSB)
DT3: 7-bit/7-bit
(LSB/MSB)
DT4: 4-bit/
4-bit/4-bit/4-bit
2 bytes
2 bytes
4 bytes
Geeft het bereik van de eerste byte aan (0-15)
* De tweede byte staat vast op 0-15
Geeft het bereik van de MSB aan (0-127)
* De LSB staat vast op 0-127
Geeft het bereik van de MSB aan (0-127)
* De LSB staat vast op 0-127
Bepaalt het wijzigingsbereik (0-255) tussen de negatieve richting (min) en de positieve richting (Max), waarbij het midden op
8000h ligt.
Invoervoorbeeld
Roland GS TVF CUTOFF FREQ
Block number
F0 41 10 42 12 SS 40 1x 32 DATA SUM F7
AddressData Checksum
Calculation range for checksum
One byte
1. Voer in het veld voor berichtinvoer het
volgende in.
F0 41 10 42 12 SS 40 1X 32 DT S1 F7
2.
Kies in het Data Type veld voor ‘DT0’. Geef bij
Min Value ‘0’ aan en bij Max Value ‘127’.
29
PCR Editor gebruiken
Free Message [...]
U kunt maximaal vierentwintig bytes invoeren.
U kunt, indien gewenst, meer dan één MIDI bericht toewijzen.
fig.EditorFreeMessage.eps_35
U kunt de volgende parameters als Free Message toewijzen.
Item
U kunt een MIDI bericht van maximaal vierentwintig bytes invoeren. Voer elke byte als hexadecimale waarde in, gescheiden door
een spatie van één byte.
Op de invoer zijn de volgende beperkingen van toepassing:
* U kunt geen checksum gebruiken.
Invulveld boodschap
Datatype
Min. waardeBovengrens van de datawaarde.
Max. waardeOndergrens van de datawaarde.
* U kunt als eerste byte geen speciaal teken gebruiken.
Met behulp van de speciale tekens die in Tabel 1: Speciale
tekens die in het veld voor berichtinvoer worden
gebruikt (p. 29) worden omschreven kunt u variabele gegevens
invoeren. Als u het speciale ‘DT’ teken gebruikt, gebruikt u het
Data Type veld om het type gegevens aan te geven.
Als u in het veld voor berichtinvoer het speciale ‘DT’ teken heeft
gebruikt, kunt u deze parameter gebruiken om te bepalen welk
type gegevens op de betreffende locatie wordt ingevoerd. Voor
de typen gegevens die kunnen worden aangegeven, zie Tabel
2: Type gegevens die u in het Data Type veld kunt
aangeven (p. 29).
Tempo
Temporegeling toewijzen voor het verzenden van MIDI Clock berichten.
fig.EditorTempo.eps_35
Er zijn geen parameters om het Tempo aan te geven.
Inhoud
30
PCR Editor gebruiken
31
Spelen (Play functie)
Als u het keyboard van de PCR wilt bespelen of de regelaars wilt gebruiken om uw
software of geluidsmodule te bedienen, gebruikt u de Play functie.
In brede zin is de PCR met twee functies uitgerust.
ModeOverzichtHoe u selecteert
Play functie
Edit functie
(p. 41)
In deze functie bespeelt u het keyboard en
bedient u de regelaars. Elke regelaar verzendt MIDI berichten.
In deze functie kunt u aan elke regelaar
MIDI berichten toewijzen, bulk gegevens
verzenden of ontvangen of systeeminstellingen maken.
Als u de PCR-300/500/800 aanzet, start deze in de Play functie op. Om vanuit de
Edit functie (p. 41) naar de Play functie terug te keren, drukt u op de [EDIT] knop of
de [CANCEL] knop. In dit geval worden alle instellingen, die u niet heeft voltooid,
geannuleerd. Als u het keyboard in de Play functie bespeelt, worden er noot berichten
verzonden, zodat uw geluidsmodule geluid voortbrengt.
Ga uw gang en speel
1 Stel het huidige kanaal van de PCR in (MIDI verzendkanaal).
Stel het MIDI verzendkanaal van de PCR zo, in dat het met het MIDI ontvangstkanaal
van uw geluidsmodule overeenkomt.
Voor het instellen van de MIDI kanaalinstelling volgt u de beschrijving onder Het huidige kanaal (MIDI verzendkanaal) selecteren (p. 33).
2 Selecteer vanaf de PCR een geluid van uw geluidsmodule.
Voor het selecteren van geluiden volgt u de beschrijving onder Geluiden
selecteren (programmawijziging/bank) (p. 34).
3 Bespeel het keyboard van de PCR.
Als u klaar bent met instellen, kunt u het keyboard in de Play functie bespelen. Er
worden MIDI berichten naar de applicatie verzonden.
* Aangezien het keyboard van de PCR geen generator bevat, kan het zelfstandig geen geluid
produceren.
Als u de stroom aanzet
Als u de Edit functie verlaat
Als u op de Edit knop
drukt
Handige functies voor uitvoeringen
Hieronder leggen we een aantal functies uit, die voor uitvoeringen handig kunnen
zijn.
DoelOmschrijving
De toonhoogte van de
noot die momenteel
wordt gespeeld aanpassen (toonverbuiging/
Pitch Bend)
Op de huidig gespeelde
noot wijzigingen toepassen (modulatie)
Het octaaf verschuiven
(Octave Shift
U kunt tijdens het bespelen van het keyboard de verbuigingshendel naar links
bewegen om de toonhoogte te verlagen of naar rechts om de toonhoogte te
verhogen. Dit wordt het toonverbuigingseffect (Pitch Bend) genoemd. Als u de
hendel van u af beweegt, past u vibrato toe. Dit wordt het modulatie effect
genoemd. Als u de hendel naar links of rechts toepast, terwijl u hem ook van u
af beweegt, worden beide effecten gelijktijdig toegepast.
ToonverbuigingseffectModulatie effect
Als u de verbuigingshendel naar links of rechts beweegt, worden
er toonverbuigingsberichten verzonden, zodat de huidige noot in
toonhoogte varieert.
* Het bereik van de toonverbuiging hangt van de instellingen
van de geluidsmodule af.
Als u de verbuigingshendel van u af duwt, worden er modulatieberichten (CC#01) verzonden, zodat er op het geluid een vibrato
effect wordt toegepast.
* De wijziging, die in het geluid plaatsvindt, hangt van de
instellingen van de geluidsmodule af.
U kunt op [OCTAVE -] of [OCTAVE +] drukken om de toonhoogte
van het keyboard in stappen van één octaaf te verlagen of verhogen (Octave Shift). Gebruik deze functie als u het bereik van het
keyboard omhoog of omlaag wilt verschuiven.
Als u één maal op [OCTAVE -] drukt, gaat de toonhoogte één octaaf omlaag. Als u deze knop nogmaals indrukt, gaat de toonhoogte nog een octaaf omlaag. U kunt het octaaf tussen -4
(omlaag) en +5 (omhoog) verschuiven. Afhankelijk van de instelling van de octaafverschuiving, licht de [OCTAVE -] of [OCTAVE
+] op. Als u [OCTAVE -] en [OCTAVE +] tegelijkertijd indrukt,
wordt de Octave Shift instelling op 0 teruggezet, en keert het keyboard naar zijn normale toonbereik terug.
fig.PitchBend-e.eps
* Het bereik van de toonverbuiging
hangt van de instellingen van de
geluidsmodule af.
* Als u aan de verbuigingshendel
andere MIDI berichten toewijst,
worden de toonverbuiging en
modulatie effecten niet toegepast.
32
Het huidige kanaal (MIDI verzendkanaal) selecteren
Zo kunt u het huidige kanaal aangeven. Dit wordt gebruikt om de gegevens, die u
genereert door het keyboard te bespelen, alsmede overige uitvoeringsgegevens, te
verzenden.
Wat is het huidige kanaal?
Het huidige kanaal is het MIDI verzendkanaal voor het keyboard en de
verbuigingshendel.
* Voor elke regelaar kunt u een afzonderlijk verzendkanaal instellen. Als echter de ‘OMNI’
parameter is ingeschakeld, worden alle berichten via het huidige kanaal verzonden.
Wat is OMNI
Als u de OMNI instelling inschakelt, versturen alle regelaars hun gegevens altijd via
het huidige kanaal, ongeacht welk MIDI verzendkanaal er voor elke afzonderlijke
regelaar is aangegeven.
Gebruik de volgende procedure om OMNI in te schakelen, als u wilt dat wijzigingen
in het huidige kanaal de MIDI transmissiekanalen van de regelaars ook veranderen.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Spelen (Play functie)
MIDI kanaal
Zo wijzigt u het huidige kanaal (MIDI verzendkanaal).
fig.H-MIDI-Ch.eps
1 Druk op de [MIDI CHANNEL] knop.
De [MIDI CHANNEL] knop licht op. Het
beeldvenster geeft het huidige kanaal weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om het gewenste
kanaalnummer aan te geven.
Hiermee voltooit u de instelling van het huidige
kanaal.
U kunt het huidige kanaal ook op de volgende wijze wijzigen:
1. Druk op de [EDIT] knop zodat de [EDIT] knop oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDT’ weer.
2. Druk op de [MIDI CHANNEL] knop. De [MIDI CHANNEL] knop licht op, en
het beeldvenster geeft de instelling van het huidige kanaal weer.
3. Gebruik regelaar [A1]-[A8] of [B1]-[B2] of de VALUE draaiknop, om het
gewenste kanaalnummer aan te geven.
4. Druk op de [ENTER] knop.
2. Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het
beeldvenster ‘OMNI’ aangeeft.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft de huidige instelling aan.
RegelaarItemBeeldvensterUitleg
[A1 (0)]
[A2 (1)]
OMNI
OFF
OMNI
ON
Berichten worden verzonden naar het
kanaal en de poort, die voor elke regelaar afzonderlijk zijn ingesteld.
Berichten worden via het huidige kanaal naar de KEYBOARD PORT verzonden, ongeacht de kanaal en
poortinstellingen van elke afzonderlijke regelaar.
4. Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1 (0)]-[A2 (1)] om voor de
instelling On (aan) of Off (uit) te kiezen.
5. Druk op de [ENTER] knop.
De [EDIT] knop gaat uit, en u keert naar de Play functie terug.
33
Spelen (Play functie)
Geluiden selecteren (programmawijziging/bank)
Door programmawijzigingen te versturen, kunt u vanaf de PCR geluiden voor een
geluidsmodule selecteren.
Als u geluiden uit een andere bank wilt selecteren, dient u eerst middels de Bank
functie een Bank Select bericht te versturen, zodat u van bank wisselt. Vervolgens
verzendt u een programmawijzigingbericht.
Het bankselectiebericht dient vóór de programmawijziging te worden verzonden.
Programmawijziging en bankselectie
Met behulp van MIDI kunt u programmawijzigingen en bankselectieberichten
combineren, zodat u toegang krijgt tot meer dan 128 geluiden.
Als u binnen dezelfde bank als het huidig geselecteerde geluid een ander geluid wilt
selecteren, hoeft u slechts een programmawijzigingbericht te verzenden om van
geluid te veranderen.
Als u een geluid uit een andere bank wilt selecteren, dient u het geschikte
banknummer en programmanummer te verzenden. Het banknummer wordt door
middel van twee MIDI berichten verzonden; controlewijziging 0 (MSB) en
controlewijziging 32 (LSB). Om het geluid ook daadwerkelijk te wijzigen, dient u de
berichten in de volgende volgorde te versturen: het banknummer (MSB), het
banknummer (LSB) en tot slot het programmanummer.
Programmawijziging
Zo verstuurt u via het huidige kanaal (p. 33) een programmawijziging.
fig.H-PC.eps
1 Druk op de [PROGRAM CHANGE] knop.
De [PROGRAM CHANGE] knop licht op.
Het beeldvenster geeft het
programmawijzigingnummer weer dat als laatst
is verzonden.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om het
programmawijzigingnummer dat u wilt
verzenden aan te geven.
Het programmawijzigingbericht is nu verzonden.
34
U kunt tevens op de volgende wijze een programmawijziging verzenden:
1. Druk op de [EDIT] knop zodat deze oplicht.
In het Display staat ‘EDIT’.
2. Druk op de [PROGRAM CHANGE] knop. Deze licht op en het beeldvenster
geeft het meest recent verzonden programmawijzigingnummer weer.
3. Gebruik regelaar [A1]-[A8] en [B1]-[B8] of de VALUE draaiknop om het
programmawijzigingnummer dat u wilt verzenden aan te geven.
4. Druk op de [ENTER] knop.
Bankselectie
Als u van banknummer wilt wisselen, dient u de systeeminstellingen voor ‘Value
Encoder’ zo in te stellen, dat [USER] aan ‘BANK SELECT LSB’ of ‘BANK SELECT MSB’
is toegewezen.
* Voor details over hoe u deze instelling maakt, zie verderop in deze pagina of Instellingen
van de VALUE draaiknop (p. 80).
Als ‘BANK SELECT LSB’ of ‘BANK SELECT MSB’ aan de VALUE draaiknop is
toegewezen, kunt u middels de volgende procedure bankselectie (MSB, LSB)
berichten verzenden.
fig.H-User.eps
1 Druk op de [USER] knop.
De [USER] knop licht op. Het beeldvenster geeft
het laatst verzonden bankselectienummer weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om het
bankselectienummer dat u wilt verzenden aan
te geven.
De bankselectie (MSB, LSB) gegevens zijn nu
verzonden.
Spelen (Play functie)
Toewijzingen voor de VALUE draaiknop
Zo wijst u ‘BANK SELECT LSB’ of ‘BANK SELECT MSB’ aan de [USER] knop van de
VALUE draaiknop toe.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ aan.
2. Druk op de [USER] knop. Deze licht op en het beeldvenster geeft de huidig
toegewezen parameter weer.
3. Gebruik regelaar [A2], [A3] of de VALUE draaiknop om ‘LSB’ of ‘MSB’ te
selecteren, en druk vervolgens op de [ENTER] knop.
De [EDIT] knop gaat uit, en u keert naar de Play functie terug.
35
Spelen (Play functie)
De Lower en Upper geluiden selecteren
Het PCR-300/500/800 keyboard kunt in twee delen verdelen – Lower en Upper. Zo kunt u voor elk deel verschillende geluiden selecteren.
Het Lower geluid selecteren
Het gehele keyboard speelt het Lower geluid.
fig.Lower.eps_80
LOWER
1 Druk op de [LOWER] knop, zodat deze oplicht.
2 Druk op de [PROGRAM CHANGE] knop en draai aan de VALUE draaiknop. Het
Lower geluid wordt gewijzigd.
Als u het keyboard bespeelt, hoort u het geluid dat u voor het Lower deel heeft
geselecteerd.
Lower en Upper
Gebruik de [UPPER] knop en [LOWER] knop om tussen het Upper en Lower deel te
schakelen.
Als de [UPPER] knop is verlicht, worden via het kanaal dat momenteel voor het Upper
deel is aangegeven uitvoeringsgegevens van het keyboard (noten en naslag), de
verbuigingshendel (toonhoogte en modulatie) en het voetpedaal, evenals
programmawijzigingberichten verzonden.
Voor elk deel kunt u afzonderlijke Octave Shift instellingen maken. Deze worden
tijdens uw uitvoering onthouden.
* Als MIDI berichten aan de naslag of verbuigingshendel zijn toegewezen, worden deze via het
toegewezen MIDI kanaal verzonden, dus niet via het huidige kanaal.
Het Upper geluid selecteren
Het gehele keyboard speelt het Upper geluid.
fig.Upper.eps
UPPER
1 Druk op de [UPPER] knop, zodat deze oplicht.
2 Druk op de [PROGRAM CHANGE] knop en draai aan de VALUE draaiknop. Het
Upper geluid wordt gewijzigd.
Als u het keyboard bespeelt, hoort u het geluid dat u voor het Upper deel heeft
geselecteerd.
36
Spelen (Play functie)
Twee geluiden lagen (Dual)
Met behulp van de Dual functie kunt u zowel het Lower als het Upper geluid op het
gehele keyboard spelen.
Dual
Het gehele keyboard speelt de Lower en Upper geluiden.
fig.Dual.eps_80
UPPER
LOWER
1 Druk meerdere malen op de [DUAL/SPLIT] knop, zodat deze oplicht.
* Als u het Upper geluid wilt wijzigen, drukt u op de [UPPER] knop.
Twee geluiden gecombineerd spelen (Split)
Met behulp van de Split functie kunt u tussen het Upper en Lower gebied een grens
aangeven, en de Upper en Lower met uw rechter en linker hand afzonderlijk spelen.
Split
U kunt de gebieden voor het Lower geluid en het Upper geluid zo instellen, dat u ze
met behulp van uw linker en rechter hand afzonderlijk spelen.
fig.Sprit.eps_80
UPPER
LOWER
1 Druk meerdere malen op de [DUAL/SPLIT] knop, zodat deze gaat knipperen.
* Als u het Upper geluid wilt wijzigen, drukt u op de [UPPER] knop.
Het splitspunt instellen
Zo bepaalt u het splitspunt, waarop de Upper en Lower gebieden van elkaar worden gescheiden.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2. Druk op de [SPLIT] knop, zodat deze oplicht.
3. Druk op de toets die u in het Upper gebied als meest linker toets wilt instellen. Het
beeldvenster geeft de toets aan, die u heeft ingedrukt.
4. Druk op de [ENTER] knop.
Hiermee voltooit u de instelling van het splitspunt.
2
4
1
3
UPPER
LOWER
37
Spelen (Play functie)
Uitvoeringsdynamiek toepassen (Velocity)
Normaalgesproken varieert de velocity (aanslag) waarde van de verzonden noten op basis van hoe krachtig u het keyboard bespeelt.
Indien gewenst kunt u ook een vaste velocity aangeven. Alle noten worden dan, ongeacht de kracht waarmee u het keyboard bespeelt, met deze waarde verzonden.
Dit is handig wanneer u de gegevens op een vaste velocity in de DAW software wilt opnemen.
Een vaste velocity aangeven (Key Velocity)
Een vaste velocity aangeven (Key Velocity)
Als u een vaste velocity wilt aangeven, dient u de ‘VALUE ENCODER’
systeeminstelling van [USER] op ‘Key Velocity’ in te stellen.
* Voor details over deze instelling zie de beschrijving onderaan deze pagina of Instellingen
van de VALUE draaiknop (p. 80).
Als ‘KEY VELOCITY’ aan de VALUE encoder is toegewezen, kunt u met behulp van de
volgende procedure bankselectie (MSB, LSB) berichten verzenden.
fig.H-User.eps
1 Druk op de [USER] knop.
De [USER] knop licht op. Het beeldvenster geeft
de laatst verzonden velocity waarde weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om de velocity
waarde (tch, 1-127) die u wilt verzenden aan
te geven.
fig.D-tch.eps
* Als het beeldvenster ‘tch’ weergeeft, hangt de verzonden velocity af van
de kracht, waarmee u het keyboard bespeelt.
De keyboardaanslag wijzigen (Velocity Curve)
Zie de systeeminstelling Keyboard Velocity Curve (p. 72).
De VALUE draaiknop toewijzen
Zo wijzigt u de [USER] knop toewijzing van de VALUE draaiknop in ‘KEY VELOCITY’.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2. Druk op de [USER] knop. Deze licht op, en het beeldvenster geeft de huidig
toegewezen parameter weer.
3. Gebruik de VALUE draaiknop om ‘VEL’ te selecteren, en druk
op de [ENTER] knop.
Hiermee voltooit u de instelling. U keert naar de Play functie
terug.
38
Spelen (Play functie)
De huidige waarde van alle regelaars
verzenden (Snapshot)
U kunt alle regelaars op de gewenste stand zetten, en hun toestand vervolgens als
‘snapshot’ verzenden.
Met behulp van de snapshot functie verzendt u in één handeling de huidige waarden
van de regelaars [R1]-[R9], [S1]-[S9] en [H1]-[H2].
Dit is een handige manier om regelgegevens naar de DAW software
te verzenden. U kunt deze functie gebruiken om de basisinstellingen
aan het begin van uw song op te nemen.
Snapshot
fig.H-SNAP.eps
1 Druk gelijktijdig op de [PRM MUTE] knop en de
OCTAVE [-] knop.
De [PRM MUTE] ([ENTER]) knop gaat
knipperen.
2 Druk op de [ENTER] knop.
De [PRM MUTE] knop knippert een aantal
keren.
Hiermee is de verzending van de shapshot voltooid.
De regelaarwaarden onhoorbaar
maken (PRM MUTE)
U kunt alle regelaars onhoorbaar maken, zodat ze, zelfs als ze worden bewogen,
geen MIDI berichten verzenden.
Als een parameterwaarde zich ver van de huidige positie van een
regelaar bevindt, kunt u een ongewenst plotseling verspringen van de
waarde voorkomen door, voordat u de regelaar op een stand te zetten
die dicht bij de huidige waarde zit, met behulp van de [PRM MUTE]
knop de regelaars onhoorbaar te maken.
PRM MUTE
fig.H-PRMMute.eps
1 Druk op de [PRM MUTE] knop.
De [PRM MUTE] knop licht op, en het
beeldvenster geeft ‘P ON’ weer.
fig.D-PRMOn.eps
2 Bedien de regelaars.
Op dit moment worden er, bij het bewegen van de regelaars, geen
MIDI berichten verzonden.
fig.D-PRMOff.eps
3 Druk nogmaals op de [PRM MUTE] knop.
De [PRM MUTE] knop gaat uit, en het beeldvenster geeft ‘POFF’
weer.
Als u de regelaars nu beweegt, worden er weer MIDI berichten verzonden.
39
Spelen (Play functie)
Als er ‘noten blijven hangen’ (Panic)
Als u tijdens het bedienen van de PCR problemen tegenkomt, zoals noten die op uw
geluidsmodule blijven hangen, of als er iets anders aan het geluid schort, kunt u het
probleem verhelpen met behulp van de Panic functie.
De Panic functie verzendt op alle kanalen All Sound Off, All Notes Off en Reset All
Controllers berichten.
Panic
fig.H-PANIC.eps
1 Druk gelijktijdig op de [EDIT] knop en de [PRM
MUTE] knop.
De [PRM MUTE] ([ENTER]) knop gaat
knipperen.
2 Druk op de [ENTER] knop.
De [EDIT] knop en de [PRM MUTE] knop
knipperen een aantal keren.
Hiermee is de verzending van de Panic functie
voltooid.
40
Instellingen (Edit functie)
De PCR-300/500/800 heeft in totaal vijftig regelaars: [R1]-[R9], [S1]-[S9], [A1]-[A9], [B1]-[B9], [C1]-[C3], [L1]-[L4], [H1]-[H2], [P1]-[P2], [BEND], [MODE] en [AFTERTOUCH]. U kunt
zelf vrij toewijzen welk MIDI bericht elke regelaar verzendt. Voor het maken van MIDI berichttoewijzingen dient u de Edit functie te gebruiken. Deze sectie legt uit, hoe u met behulp
van het PCR keyboard MIDI berichten aan de regelaars toewijst.
Als alternatief kunt u deze toewijzingen met behulp van PCR Editor maken. Voor details zie PCR Editor gebruiken
Op het PCR keyboard MIDI berichten toewijzen
De volgende functies kunnen aan de regelaars worden toegewezen:• Als u aan [AFTERTOUCH] een MIDI bericht wilt toewijzen, drukt u eerst op de
FunctieBeeldvensterZie
NootNoot toewijzing (p. 42)
Naslag (aftertouch)
Controlewijziging
Programmawijziging
Aftertouch toewijzing
(p. 44)
Controle wijziging
toewijzing (p. 46)
Programma wijziging
toewijzing (p. 48)
[EDIT] knop en drukt u vervolgens krachtig op het keyboard, of drukt u op de
[AFTERTOUCH] knop.
• Als u de regelaar instellingen heeft gewijzigd en u uw wijzigingen wilt bewaren,
slaat u de regelkaart op. Als u het instrument uitzet zonder ze op te slaan, gaan
uw wijzigingen verloren. (-> Een regelkaart opslaan (p. 9)).
• U kunt een toegewezen bericht naar een andere regelaar kopiëren, of de
toewijzing annuleren. Voor details zie Toewijzing kopiëren (p. 66) of Een toewijzing annuleren (NO ASSIGN) (p. 67).
* Zie Systeem exclusief toewijzing (p. 55) als u een systeembericht van één byte (systeem
realtime bericht, stemmingsverzoek) wilt toewijzen of een bericht van maximaal vierentwintig
bytes zelf vrij wilt invoeren.
RPN
NRPN
Systeem exclusief
(Sys Ex.)
TempoTempo toewijzing (p. 52)
Geen toewijzing
(No Assign)
RPN/NRPN toewijzing
(p. 53)
RPN/NRPN toewijzing
(p. 53)
Systeem exclusief
toewijzing (p. 55)
Een toewijzing annuleren
(NO ASSIGN) (p. 67)
Over eenvoudige bewerking en geavanceerde
bewerking
Voor andere toewijzingen dan Tempo en No Assign, biedt de PCR een eenvoudige
en een geavanceerde bewerkingsmogelijkheid. Afhankelijk van wat u nodig heeft,
kunt u voor eenvoudige of geavanceerde bewerking kiezen.
Eenvoudige bewerking:
U kunt op eenvoudige wijze MIDI berichten toewijzen en hoeft slechts een
minimaal aantal stappen te doorlopen.
Geavanceerde bewerking:
U dient meer stappen te doorlopen, maar kunt meer parameters aangeven,
zodat u meer geavanceerde MIDI berichten kunt toewijzen.
41
Instellingen (Edit functie)
Noottoewijzing
Zo wijst u aan een regelaar een nootbericht toe. Nootberichten worden in een uitvoering gebruikt, en kunnen tevens worden toegepast om DAW software te bedienen.
2 Beweeg de regelaar waaraan u een nootbericht wilt toewijzen.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar
weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op
de [ENTER] knop.
fig.D-Note.eps
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘NT’ (Noottoewijzing) weergeeft.
NootnummerVelocityPoortKnopfunctieAftertouch
0–127
(00–7FH)
0–127
(00–7FH)
fig.D-NoteEdit0.eps
100 (64H)
(vast)
0–127
(00–7FH)
PORT1
(vast)
PORT1,
PORT2,
PORT1+2
Unlatch/LatchOFF (vast)
Unlatch/Latch
OFF,
kanaaldruk,
polifonische toetsdruk
6 Draai aan de VALUE draaiknop of druk op de [A2 (1)] regelaar
om voor eenvoudige bewerking de ‘NT0’ indicatie op te roepen.
fig.D-ChannelSelect.eps
7 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CH- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft het huidig ingestelde kanaal weer.
8 Voer het MIDI verzendkanaal in.
Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)] regelaar om
het gewenste kanaal aan te geven.
fig.D-NoteSelect.eps
9 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘N- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
10 Voer het nootnummer in. Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar
[A1]-[A8] of [B1]-[B8] om het gewenste nootnummer aan te geven.
11 Druk op de [ENTER] knop.
12 Als u regelaar [A1]-[A9], [B1]-[B9], [C1]-[C3], [L1]-[L4], of [P1] gebruikt, geeft u
de knopfunctie aan (p. 64).
42
5 Druk op de [ENTER] knop.
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1
Bij noottoewijzing in de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 kunt u, naast de items
van de eenvoudige bewerking, tevens de velocity waarde invoeren.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u een nootbericht wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4.Zorg ervoor, dat het beeldvenster ‘NT’ (Noottoewijzing) weergeeft.
5.Druk op de [ENTER] knop.
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar om
de ‘NT1’ indicatie op te roepen.
7.Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CH- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft het huidig ingestelde kanaal weer.
8.Voer het MIDI verzendkanaal in.
9.Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘N- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
10. Voer het nootnummer in.
11. Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘V- - -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
12. Voer de velocity waarde in.
Als de regelaar [A1]-[A9] of [B1]-[B9] is, zorgt het selecteren van 'tch'
ervoor dat de verzonden velocity waarde overeenkomt met de kracht,
waarmee u de pad indrukt.
13. Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft 'P- -' weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
14. Geef de uitgaande MIDI poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65).
15. Als u regelaar [A1]-[A9], [B1]-[B9], [C1]-[C3], [L1]-[L4], of [P1]
gebruikt, geeft u de knopfunctie aan (p. 64).
16. Als de regelaar [A1]-[A9] of [B1]-[B9] is, geeft u de aftertouch
instelling aan.
AFTERTOUCH OFF
CHANNEL
PRESSURE
POLYPHONIC KEY
PRESSURE
Aftertouch uitvoer is
uitgeschakeld.
Er worden kanaaldruk
berichten verzonden.
Er worden polifonische toets-
druk berichten verzonden.
* Als u aan [S1]-[S9], [R1]-[R9], of [P2] een noodbericht toewijst, zorgt het op de maximum stand zetten van de regelaar ervoor, dat er een nootbericht met de aangegeven velocity waarde wordt verzonden.
Als u de regelaar iets van de maximum stand af verlaag, verzendt u een nootbericht met een velocity van 0.
* Als u aan [A1]-[A9], [B1]-[B9], [C1]-[C3], [L1]-[L4] of [P1] een nootbericht toewijst, zorgt het inschakelen van de regelaar ervoor dat er een nootbericht met de aangegeven velocity waarde wordt verzonden.
Als u de regelaar uitschakelt, verzendt u een nootbericht met een velocity van 0.
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘AT’ weergeeft.
5 Druk op de [ENTER] knop.
fig.D-AfterEdit0.eps
6 Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar
om de ‘AT0’ indicatie (eenvoudige bewerking) op te roepen.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
fig.D-r1.eps
2 Beweeg de regelaar, waaraan u een aftertouch wilt toewijzen,
iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-ChannelSelect.eps
7 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CH- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft het huidig ingestelde kanaal weer.
8 Voer het kanaal in.
Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)] regelaar om het gewenste kanaal
aan te geven.
9 Druk op de [ENTER] knop.
10 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64).
WaardebereikPoortKnopfunctie
U kunt een boven en
ondergrens instellen
U kunt een boven en
ondergrens instellen
POORT1
(vast)
POORT1,
POORT2,
POORT1+2
POORT1
(vast)
POORT1,
POORT2,
POORT1+2
Unlatch, Latch,
Increase
Unlatch, Latch,
Increase
Unlatch, Latch,
Increase
Unlatch, Latch,
Increase
44
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1-3
Bij AFTERTOUCH toewijzing in de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 kunt u, naast
de items van de eenvoudige bewerking, tevens de boven en ondergrens van de
aftertouch gegevens invoeren. In de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 en 3 kunt u
bovendien ook in plaats van een kanaal noot aftertouch gegevens (polifonische
toetsdruk) aangeven.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u een aftertouch wilt toewijzen iets. Als de
regelaar een knop is, drukt u deze in. Het beeldvenster geeft het nummer
van de geselecteerde regelaar weer.
3.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4.Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘AT’ weergeeft.
5.Druk op de [ENTER] knop.
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)]-[A4 (3)] regelaar
om de ‘AT1’, 'AT2' of 'AT3' indicatie op te roepen.
7.Druk op de [ENTER] knop.
8.Voer het kanaal in.
9.Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer, als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 of 3 gebruikt, een
nootnummer in en druk op de [ENTER] knop.
11. Geef, als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 of 3 gebruikt, een
bovengrens en ondergrens aan; volg de beschrijving onder Het
waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45).
12. Geef, als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 of 3 gebruikt, de
uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65).
13. Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64).
Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven
Als u in de Edit functie met behulp van het PCR keyboard MIDI berichten toewijst, en
u een functie heeft geselecteerd, waarbij het mogelijk is om het bereik van de waarde
aan te geven, dient u de maximale en minimale waarde in te stellen.
1.Het beeldvenster dient er als volgt uit te zien.
2.Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en
[B1]-[B8] om de bovengrens aan te geven.
3.Druk op de [ENTER] knop.
4.Het beeldvenster dient er als volgt uit te zien.
5.Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en
[B1]-[B8] om de ondergrens aan te geven.
6.Druk op de [ENTER] knop.
45
Instellingen (Edit functie)
Controlewijziging toewijzing
Zo wijst u aan een regelaar een controlewijziging toe.
2 Beweeg de regelaar waaraan u een aftertouch wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar
weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-CC.eps
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘CC’ weergeeft.
5 Druk op de [ENTER] knop.
RegelaarnummerWaardebereikPoortKnopfunctie
0–127
(00–7FH)
0–127
(00–7FH)
0–127
(00–7FH)
fig.D-CCEdit0.eps
0–127 (00–7FH)
U kunt een boven en
ondergrens instellen
Simuleert een
roterende encoder
PORT1
(vast)
PORT1,
PORT2,
PORT1+2
PORT1,
PORT2,
PORT1+2
Unlatch, Latch,
Increase
Unlatch, Latch,
Increase
—
6 Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar
om de ‘CC0’ indicatie (eenvoudige bewerking) op te roepen.
fig.D-ChannelSelect.eps
7 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CH- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
8 Voer het kanaal in.
Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)] regelaar om het gewenste kanaal
aan te geven.
fig.D-NoteSelect.eps
9 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘N- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
10 Voer het controlewijzigingnummer in.
Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] of [B1]-[B8] om het
gewenste controlewijziging nummer aan te geven.
11 Druk op de [ENTER] knop.
12 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie of virtuele
middenklikinstellingen aan (p. 64).
46
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1
In de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 voor controlewijziging toewijzing kunt u ,
naast de items van de eenvoudige bewerkingsfunctie, voor de controlewijziging
gegevens tevens een boven en ondergrens instellen.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u een controlewijziging wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4.Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘CC’ weergeeft.
5.Druk op de [ENTER] knop.
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)] regelaar om de
14. Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie of virtuele
middenklik instellingen aan (p. 64).
Geavanceerde bewerking 2
In de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 kunt u de functie van een typische
roterende encoder simuleren. Als deze functie aan een regelaar is toegewezen,
zorgt het naar rechts (of naar boven) bewegen van de regelaar ervoor, dat de
middenpositie hetzelfde resultaat voortbrengt, als wanneer u de encoder met de klok
mee zou draaien. Op gelijksoortige wijze zorgt het naar links (of naar beneden)
draaien van de middenpositie voor een resultaat alsof u de encoder tegen de klok
in draait. Naarmate de regelaarpositie verder van het midden af wordt bewogen,
heeft dit eenzelfde resultaat als wanneer u de roterende encoder sneller zou draaien.
U kunt deze geavanceerde bewerkingsfunctie 2 wel aan een knop toewijzen,
maar deze heeft geen functie.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u een controlewijziging wilt toewijzen
iets. Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
3.Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
4.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
5.Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘CC’ weergeeft.
6.Druk op de [ENTER] knop.
7.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A3 (2)] regelaar om de
‘CC2’ indicatie op te roepen.
8.Druk op de [ENTER] knop.
9.Voer het kanaal in.
10. Druk op de [ENTER] knop.
11. Voer het controlewijzigingnummer in en druk op de [ENTER] knop.
Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65).
47
Instellingen (Edit functie)
Programmawijziging toewijzing
Zo wijzigt u aan een regelaar een programmawijziging toe:
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘PC’ weergeeft.
5 Druk op de [ENTER] knop.
fig.D-PCEdit0.eps
6 Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar
om de ‘PC0’ indicatie (eenvoudige bewerking) op te roepen.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
fig.D-r1.eps
2 Beweeg de regelaar, waaraan u een programmawijziging wilt
toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
fig.D-ChannelSelect.eps
7 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CH- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
8 Voer het kanaal in. Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)]
regelaar om het gewenste kanaal aan te geven.
PORT 1
(vast)
PORT 1,
PORT 2,
PORT 1+2
PORT 1
(vast)
PORT 1
(vast)
48
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-NoteSelect.eps
9 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘N- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
10 Voer het programmanummer in. Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-
[A8] of [B1]-[B8] om het gewenste programmanummer aan te geven.
11 Druk op de [ENTER] knop.
Als u deze basis bewerkingsfunctie aan [R1]-[R9], [S1]-[S9] of [P2] heeft toegewezen,
zorgt het op de maximum stand zetten van de regelaar ervoor, dat het aangegeven
programmawijzigingbericht wordt verzonden.
Instellingen (Edit functie)
49
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1, 2
Bij programmawijziging toewijzing in de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 kunt u, naast de items van de eenvoudige bewerking, tevens de boven en ondergrens van het
programmawijzigingbericht invoeren. In de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 kunt u bovendien Bank LSB/MSB instellingen met de programmawijziging meesturen.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u een programmawijzigingbericht wilt toewijzen iets. Als de regelaar een knop is, drukt u deze in. Het beeldvenster geeft het nummer van
de geselecteerde regelaar weer.
3.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER] knop.
4.Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen dat het beeldvenster ‘PC’ weergeeft.
5.Druk op de [ENTER] knop.
Geavanceerde bewerking 1 - het waardebereik aangeven -
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)] regelaar om
de ‘PC1’, indicatie op te roepen.
7.Druk op de [ENTER] knop.
8.Voer het kanaal in.
9.Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer het waardebereik in
(-> Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
Geavanceerde functie 2 - een bankselectie verzenden -
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A3 (2)] regelaar om
de ‘PC2’, indicatie op te roepen.
7.Druk op de [ENTER] knop.
8.Voer het kanaal in.
9.Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer de bankselectie MSB (CC#00) in. Gebruik de
VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en [B1]-[B8] om
de gewenste MSB in te voeren.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
11. Druk op de [ENTER] knop.
12. Voer de bankselectie LSB (CC#32) in. Gebruik de
VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en [B1]-[B8] om
de gewenste LSB in te voeren.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
13. Druk op de [ENTER] knop.
14. Voer het programmanummer in.
15. Druk op de [ENTER] knop.
16. Geef de uitgaande poort aan. (-> Poortinstelling (p. 65).
50
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 3 en 4
Met behulp van de geavanceerde bewerkingsfunctie 3 kunt u aan een regelaar de
programmawijziging verminderfunctie (PC DEC) toewijzen.
Met behulp van de geavanceerde bewerkingsfunctie 4 kunt u aan een regelaar de
programmawijziging vermeerderfunctie (PC INC) toewijzen.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u PC DEC of PC INC wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4.Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘PC’ weergeeft.
5.Druk op de [ENTER] knop.
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A4 (3)] of [A5 (4)]
regelaar om de ‘PC3’ of ‘PC4’, indicatie op te roepen.
7.Druk op de [ENTER] knop.
Programmawijziging verminderfunctie (PC DEC)
Hiermee kunt u een programmawijziging verzenden met een waarde van één onder
het laatst verzonden programmawijzigingnummer.
Programmawijziging vermeerderfunctie (PC INC)
Hiermee kunt u een programmawijziging verzenden met een waarde van één boven
het laatst verzonden programmawijzigingnummer.
De PC DEC en PC INC berichten worden net als de programmawijziging (p. 34) via
het huidige kanaal (p. 33) verzonden. Het beeldvenster geeft de waarde die wordt
verzonden weer.
* Met ‘laatst verzonden programmawijzigingnummer’ bedoelen we de waarde, die als laatste
door de geavanceerde bewerkingsfunctie 3 en 4 of de programmawijzigingfuncties is
verzonden (p. 34).
* Programmawijzigingen die door de eenvoudige bewerkingsfunctie of de geavanceerde
bewerkingsfunctie 1 en 2 is verzonden, hebben geen effect op de PC DEC of PC INC waarde.
51
Instellingen (Edit functie)
Tempo toewijzen
U kunt een regelaar toewijzen, waarmee u de snelheid van de F8 Clock (20-250) kunt
aanpassen.
* Om een F8 Clock bericht te kunnen verzenden, dient de F8 Clock instelling te zijn ingeschakeld
(‘ON’) (-> F8 Clock aan/uit (p. 70)).
fig.H-Edit.eps
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
fig.D-r1.eps
2 Beweeg de regelaar, waaraan u het Tempo wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar
weer.
52
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-Tempo.eps
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘TMP’ weergeeft.
5 Druk op de [ENTER] knop.
6 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64).
* Voor een knop geeft de On stand de maximale waarde (250) en de Off stand de minimale
waarde (20) aan.
RPN/NRPN toewijzen
U kunt aan een regelaar een RPN of NRPN toewijzen.
2 Beweeg de regelaar, waaraan u een RPN of NRPN bericht wilt
toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-RPN.eps
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘RP’ weergeeft.
* Als u een NRPN wilt toewijzen, zorgt u ervoor dat ‘NP’ verschijnt. De rest
van de procedure is hetzelfde als bij RPN.
5 Druk op de [ENTER] knop.
Bereik van data invoer
MSB (CC#6)
U kunt een boven en onder-
grens instellen
fig.D-RPNEdit0.eps
Bereik van data invoer
LSB (CC#38)
0–127 (00–7FH)
Poort
POORT 1,
POORT 2,
POORT 1+2
6 Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar
om de ‘RP0’ indicatie (eenvoudige bewerking) op te roepen.
fig.D-ChannelSelect.eps
7 Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CH- -’ weer.
* Het - - gedeelte geeft het huidig ingestelde kanaal weer.
8 Voer het kanaal in. Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)]
regelaar om het gewenste kanaal aan te geven.
9 Druk op de [ENTER] knop.
fig.D-MSBSelect.eps
10 Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)] regelaar om
de gewenste RPN MSB (CC#101) of NRPN MSB (CC#99) te aan
te geven.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
11 Druk op de [ENTER] knop.
fig.D-LSBSelect.eps
12 Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1 (0)]-[B2 (9)] regelaar om
de gewenste RPN LSB (CC#100) of NRPN LSB (CC#98) te aan te
geven.
13 Druk op de [ENTER] knop.
14 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklik instellingen (p. 65).
53
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1
Met behulp van de bewerkingsfunctie 1 voor RPN/NRPN kunt u, naast de
instellingen, die onder de eenvoudige bewerkingsfunctie worden beschreven, de
bovengrens en ondergrens van de data invoer MSB (CC#6) van het verzonden RPN/
NRPN bericht aangeven.
1.Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2.Beweeg de regelaar waaraan u een RPN of NRPN bericht wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in. Het beeldvenster geeft het
nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3.Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4.Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster ‘RP’
weergeeft.
* Als u een NRPN wilt toewijzen, zorgt u ervoor dat ‘NP’ verschijnt. De rest van de
procedure is hetzelfde als bij RPN.
5.Druk op de [ENTER] knop.
6.Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)] regelaar om de ‘RP1’
indicatie (eenvoudige bewerking) op te roepen.
7.Druk op de [ENTER] knop.
8.Voer het kanaal in.
9.Druk op de [ENTER] knop.
10. Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1]-[A8] en [B1]-[B8] regelaars om de
gewenste RPN MSB (CC#101) of NRPN MSB (CC#99) te aan te geven.
11. Druk op de [ENTER] knop.
12. Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1]-[A8] en [B1]-[B8] regelaars om de
gewenste RPN LSB (CC#100) of NRPN LSB (CC#98) te aan te geven.
13. Druk op de [ENTER] knop.
14. Geef het bereik van de data invoer MSB (CC#6) aan.
(-> Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
15. Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65)).
16. Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).
54
Systeem exclusief toewijzing
U kunt aan een regelaar een systeem exclusief bericht toewijzen.
Met behulp van de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 kunt u een systeembericht van één byte toewijzen (systeem realtime bericht, stemmingsverzoek).
Met behulp van bewerkingsfunctie 3 en 4 kunt u vrij een bericht van maximaal vierentwintig bytes toewijzen.
Instellingen (Edit functie)
BewerkingRegelaarBeeldvensterInhoudWaardebereik
Eenvoudige
bewerking
Geavanceerde
bewerking 1
Geavanceerde
bewerking 2
Geavanceerde
bewerking 3
Geavanceerde
bewerking 4
[A1 (0)]Sys Ex. Bericht
[A2 (1)]Sys Ex. Bericht
[A3 (2)]1-byte systeembericht——
[A4 (3)]
[A5 (4)]
Een willekeurig MIDI be-
richt
Een willekeurig MIDI be-
richt
Bereik van begin-
waarden
Kan worden
aangegeven
Bereik van begin-
waarden
Kan worden
aangegeven
Voorwaarde einde
bericht
Voer F7 inEerste byte staat vast op F0
Voer F7 inEerste byte staat vast op F0
Aangegeven aantal bytes[CHECKSUM] knop is niet beschikbaar.
Aangegeven aantal bytes[CHECKSUM] knop is niet beschikbaar.
Opmerkingen/beperkingen
[0-5, 7, 9, D, E], [DATA] en [CHECKSUM] knoppen zijn niet beschikbaar.
Met behulp van systeem exclusief toewijzing kunt u de checksum automatisch berekenen of variabele gegevens of een kanaal/bloknummer in het bericht invoegen.
Voor systeem exclusieve toewijzing is de invoerfunctie (p. 64) hexadecimaal.
55
Instellingen (Edit functie)
Procedure voor systeem exclusief toewijzing
fig.H-Edit.eps
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
De eenvoudige bewerkingsfunctie of geavanceerde
bewerkingsfunctie 1 gebruiken
fig.D-F0.eps
De eerste byte ‘F0’ van het systeem exclusief (de beginstatus)
knippert. (Deze ‘F0’ byte kan niet worden gewijzigd).
8 Controleer of de weergave klopt, en druk op de [ENTER] knop.
9 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en [B1]-[B8] om de tweede
byte in te voeren.
fig.D-r1.eps
2 Beweeg de regelaar waaraan u het systeem exclusief bericht wilt
toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-SysEx.eps
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster
‘SE’ weergeeft.
5 Druk op de [ENTER] knop.
fig.D-SysExEdit0.eps
6 Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar
om de ‘SE0’ indicatie op te roepen.
Druk op de [ENTER] knop.
* Als u een geavanceerde bewerkingsfunctie wilt selecteren, drukt u één van de regelaars [A2
(1)] - [A5 (4)] in, zodat de ‘SE1’ - ‘SE4’ indicatie wordt weergegeven.
7 Druk op de [ENTER] knop.
U kunt nu verder gaan met de procedure voor eenvoudige bewerking/geavanceerde
bewerking 1.
Voor details over de expliciete opdrachten, kijkt u bij Voorbeelden van systeem exclusief toewijzing (p. 58).
10 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
11 Voer de derde en volgende bytes op dezelfde wijze in.
12 Als u klaar bent met het invoeren van het bericht, gebruikt u de regelaars om als
laatste ‘F7’ status (End of Exclusive (einde exclusief) de ‘F’ en ‘7’ in te voeren.
13 Druk op de [ENTER] knop. Als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 gebruikt,
geeft u de boven en ondergrens aan.
(-> Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
14 Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65)).
15 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).
56
Instellingen (Edit functie)
De geavanceerde bewerkingsfunctie 2 gebruiken
fig.D-F.eps
Het beeldvenster geeft ‘F-’ weer.
* Het - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
8 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A7 (6)], [B1 (8)], [B3
(A)]-[B5 (C)] en [B8 (F)] om het systeem exclusief in te voeren.
9 Druk op de [ENTER] knop.
10 Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65)).
De geavanceerde bewerkingsfunctie 3 of 4 gebruiken
fig.D-LSBSelect.eps
Het beeldvenster geeft ‘L- - -’ weer.
* Het - - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
8 Gebruik de [A1]-[A8] en B12 regelaars om in de vorm van een
decimaal cijfer aan te geven, hoeveel bytes u wilt voeren.
9 Druk op de [ENTER] knop.
10 Gebruik de [A1]-[A8] en [B1]-[B8] regelaars om de eerste byte in te voeren.
11 Druk op de [ENTER] knop.
12 Voer de tweede en volgende bytes op dezelfde wijze in.
13 Zodra u zoveel bytes heeft ingevoerd als u bij stap 8 had aangegeven, wordt er
gecontroleerd of het bericht dat u heeft ingevoerd een geldig MIDI bericht is. Als
er een probleem is, geeft het beeldvenster ‘ERR’ weer.
Druk op de [ENTER] knop; u keert naar stap 8 terug. Voer de waarden opnieuw in.
14 Als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 4 gebruikt, geeft u de boven en
ondergrens aan.
(-> Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
15 Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65)).
16 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).
57
Instellingen (Edit functie)
Voorbeelden van systeem exclusief toewijzing
• Een checksum aangeven (p. 58)
• De locatie van de gegevens aangeven (p. 59)
• Kanaal/blokgegevens invoeren (p. 60).
Een checksum aangeven
De PCR-300/500/800 kan binnen een systeem exclusief bericht automatisch een
checksum berekenen, en het resultaat van deze berekening in het bericht invoegen.
Om deze functie te gebruiken, volgt u de onderstaande procedure. Hiermee geeft u
aan op welk locatie de checksum berekening dient te worden ingevoegd. U kunt
tevens het soort checksum selecteren.
Voor een specifiek voorbeeld, zie systeem exclusief toewijzing Bend Pitch Control
(p. 63).
fig.D-css.eps
1 Druk voor het invoeren van de byte, waarmee de checksum
berekening begint, op de [CHK SUM] (checksum) knop.
Het beeldvenster geeft ‘CSS’ (checksum start) weer.
Als u nogmaals op de [CHK SUM] knop drukt, wordt ‘CSS’ geannuleerd.
2 Druk op de [ENTER] knop.
3 Blijf gegevens invoeren.
fig.D-cs1.eps
4 Druk op de locatie waar u de checksum wilt invoegen op [CHK
SUM] knop.
Het beeldvenster geeft ‘CS1’ (checksum type 1) weer.
5 Druk op de [ENTER] knop.
Checksum types
Er zijn twee soorten checksums:
RegelaarBeeldvensterItemSamenvatting
[A1 (0)]
[A2 (1)]
CHECK SUM
TYPE1
CHECK SUM
TYPE2
De methode, waarvan Roland
en de meeste andere fabri-
kanten gebruik maken.
Andere methoden dan Type 1
Van type wisselen
fig.Switch-cs12.eps
[CHK SUM]
[A1 (0)][A2 (1)]
[CHK SUM]
Als u naar Type 2 wilt omschakelen, drukt u na het indrukken van de [CHK SUM] knop
in stap 4 op regelaar [A2].
Als u naar Type 1 wilt terugschakelen, drukt u op regelaar [A1]. U kunt de instelling
tevens met behulp van de VALUE draaiknop wijzigen.
58
Instellingen (Edit functie)
De locatie van de gegevens aangeven
Zoals hieronder beschreven, kunt u de locatie en het type variabele gegevens die in het systeem exclusief bericht ingevoegd dienen te worden aangeven.
In de eenvoudige bewerkingsfunctie en geavanceerde bewerkingsfunctie 3 is het bereik met datawaarden het standaard bereik. In de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 en
geavanceerde bewerkingsfunctie 4 wordt dit bereik door de gebruiker bepaald.
Voor een specifiek voorbeeld zie Master Volume (p. 62).
1 Druk op de locatie, waarop u de variabele gegevens wilt invoegen op de [DATA] knop.
Het beeldvenster geeft ‘DT0’ weer.
2 Gebruik pad [0]-[4] om het type gegevens te selecteren.
DatanummerDatatypeStandaard bereikDoel van de bereikinstelling
DT07bit00H–7FHHet databereik instellen (00H-7FH)04–45 (minimum 4H, maximum 45H)
DT14bit/4bit0H/0H–FH/FH
DT27bit/7bit (MSB/LSB)00H/00H–7FH/7FH
DT37bit/7bit (LSB/MSB)00H/00H–7FH/7FH
DT44bit/4bit/4bit/4bit7H/FH/0H/1H–8H/0H/FH/FH
* In geval van DT1-DT4 (gegevens, die twee of meer bytes in beslag nemen), wordt er voor de volgende bytes automatisch een datagebied toegewezen, en geeft het beeldvenster ‘-DT’ weer. (Dit kan niet
worden gewijzigd).
Het bereik van de eerste byte instellen (0H-FH)
Tweede byte staat vast op 0-FH.
Het bereik van de MSB instellen (00H-7FH)
LSB staat vast op 00H-7FH.
Het bereik van de MSB instellen (00H-7FH)
LSB staat vast op 00H-7FH.
Het bereik van negatief en
positief op 00H-FFH instel-
len, waarbij 8000H het
midden is.
min
8000H
max
FFFF
Voorbeeld (aangegeven minimum
en maximum waarde)
0/0–D/F (minimum 0H, maximum DH)
23/00–68/7F (minimum 23H, maximum 68H)
00/23–7F/68 (minimum 23H, maximum 68H)
7/F/0/2–8/0/5/0 (minimum FEH, maximum 50H)
3 Druk op de [ENTER] knop.
Als u DT1 tot en met DT4 heeft geselecteerd, geeft het beeldvenster ‘-DT’ weer.
4 Druk op de [ENTER] knop.
59
Instellingen (Edit functie)
Kanaal/blokgegevens invoeren
Als het systeem exclusief bericht een kanaal of GS bloknummer bevat, volgt u de onderstaande procedure om het type en de waarde van de hogere bits aan te geven. In de lagere
bits wordt een kanaal of bloknummer dat met het huidige kanaal (p. 33) overeenstemt ingevoegd.
Het bloknummer is niet een daadwerkelijk kanaal. Het stemt met de ‘part’ van een GS geluidsmodule overeen. Op de PCR stemt dit nummer voor het gemak met het kanaal overeen.
Voor een specifiek voorbeeld zie systeem exclusief toewijzing Bend Pitch Control (p. 63).
Huidig kanaal12345678910111213141516
CH0123456789ABCDEF
BL1234567890ABCDEF
1 Druk op de locatie, waarop u het kanaal/bloknummer wilt invoegen meerdere malen op de [DATA] knop om voor het kanaal ‘0CH’ of voor het blok ‘0BL’ te selecteren.
fig.chbl.eps_70
[DATA][ DATA ]
[ DATA ]
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
[ DATA ]
2 Gebruik regelaar [A1]-[A8] om de waarde van de vier hogere bits in te voeren.
In het beeldvenster verandert de ‘0’ in de door u ingevoerde waarde.
3 Druk op de [ENTER] knop.
60
Voorbeelden van systeem exclusief berichttoewijzingen
• GM2 System On (p. 61)
• Master Volume (p. 62)
• Bend Pitch Control (p. 63)
Hier volgen enkele voorbeelden van systeem exclusief berichten:
GM2 System On
“F0 7E 7F 09 03 F7”
Laten we met behulp van de eenvoudige bewerkingsfunctie een GM2 System On
systeem exclusief bericht invoeren.
Instellingen (Edit functie)
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Beweeg de regelaar waaraan u het systeem exclusief bericht wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
3 Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
4 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
5 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster ‘SE’ weergeeft.
6 Druk op de [ENTER] knop.
7 Draai aan de VALUE draaiknop of druk op de [A1 (0)] regelaar om de ‘SE0’
indicatie op te roepen.
8 Controleer of de weergave klopt, en druk vervolgens op de [ENTER] knop.
9 Het beeldvenster geeft de eerste byte ‘F0’ (beginstatus) van het systeem exclusief
bericht weer. (Dit kan niet worden gewijzigd).
10 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
11 Gebruik de [A8 (7)] en [B7 (E)] regelaars om de tweede byte ‘7E’ in te voeren.
U kunt de waarde ook wijzigen met behulp van de VALUE draaiknop.
12 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
Op dezelfde wijze voert u de vierde Byte “09” en de vijfde Byte “03” in.
13 Gebruik tenslotte de [B8 (F)] en [A8 (7)] regelaars om de eindstatus ‘F7’ in te
voeren.
U kunt de waarde ook wijzigen met behulp van de VALUE draaiknop.
14 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
15 Geef de uitgaande poort aan. (-> Poortinstelling (p. 65)).
16 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).
Hiermee voltooit u de benodigde stappen om het GM2 System On bericht toe te
wijzen.
61
Instellingen (Edit functie)
Master Volume
“F0 7F 7F 04 01 vL vM F7”
Aangezien het databereik van het Master Volume bericht 00 00-7F 7F is, en het niet nodig is om dit bereik aan te geven, kunt u voor de eenvoudige bewerkingsfunctie kiezen.
Aangezien het dataformaat op volgorde van LSB MSB twee bytes is, kiest u bij het invoegen van de gegevens voor ‘DT3’ (p. 59).
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Beweeg de regelaar, waaraan u het systeem exclusief bericht wilt toewijzen,
iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot het beeldvenster ‘SE’ weergeeft.
5 Druk op de [ENTER] knop.
6 Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A1 (0)] regelaar om de ‘SE0’
indicatie op te roepen.
7 Controleer of de weergave klopt, en druk vervolgens op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft de eerste byte ‘F0’ (beginstatus) van het systeem exclusief
bericht weer. (Dit kan niet worden gewijzigd).
8 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
9 Gebruik de [A8 (7)] en [B8 (F)] regelaars om de tweede byte ‘7F’ in te voeren.
10 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
Het beeldvenster geeft ‘DT3’ weer.
13 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
‘-DT’ weer.
14 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
15 Gebruik de [B8 (F)] en [A8 (7)] regelaars om de eindstatus ‘F7’ in te voeren.
16 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
17 Geef de uitgaande poort aan. (-> Poortinstelling (p. 65)).
18 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).
Hiermee voltooit u de benodigde stappen om het Master Volume bericht toe te wijzen.
62
11 Voer op dezelfde wijze de derde byte ‘7F’, vierde byte ‘04’ en vijfde byte ‘01’
in.
12 Aangezien de zesde byte het datagebied is, drukt u op de [DATA] knop, en
drukt u vervolgens op regelaar [A4 (3)].
Instellingen (Edit functie)
Bend Pitch Control
Het GS bericht Bend Pitch Control heeft een databereik van 40H-58H (0-24 halve
tonen), dus u dient de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 kiezen, waarmee u het
gebied aan kunt geven. Aangezien het dataformaat één byte is, dient u bij het
invoegen van de gegevens ‘DT0’ (p. 59) te selecteren.
fig.checksum-e.eps
Bloknummer
één byte
F0 41 10 42 12 40 2x 10 DATA SUM F7
AdresDataChecksum
Checksum calculation region
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Beweeg de regelaar, waaraan u het systeem exclusief bericht wilt toewijzen,
iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
3 Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
4 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
5 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop, tot het beeldvenster ‘SE’ weergeeft.
6 Draai aan de VALUE draaiknop om de ‘SE1’ indicatie op te roepen.
7 Controleer of de weergave klopt, en druk vervolgens op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft de eerste byte ‘F0’ (beginstatus) van het systeem exclusief
bericht weer. (Dit kan niet worden gewijzigd).
8 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
9 Gebruik de [A5 (4)] en [A2 (1)] regelaars om de tweede byte ‘41’ in te voeren.
Als alternatief kunt u de waarde met behulp van de VALUE draaiknop wijzigen.
10 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
11 Voer op dezelfde wijze de derde, vierde en vijfde byte in.
12 Aangezien het checksum gebied op de zesde byte begint, drukt u op de [CHK
SUM] knop om het begin van het gebied voor checksum berekening aan te
geven.
In het beeldvenster begint ‘CSS’ (‘checksum start’) te knipperen.
13 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
14 Voer vervolgens de zesde byte in.
15 Aangezien de zevende byte ‘2’ als hogere bits en het bloknummer als lagere bits
heeft, drukt u drie keer op [DATA].
Het beeldvenster geeft ‘0BL’ weer.
16 Druk op pad [2] om voor de hogere bits ‘2’ in te voeren.
Het beeldvenster geeft ‘2BL’ weer.
17 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
18 Voer vervolgens de achtste byte in.
19 Aangezien de negende byte het datagebied is, drukt u op de [DATA] knop.
Het beeldvenster geeft ‘DT0’ weer.
20 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
21 Aangezien de checksum op de tiende byte wordt ingevoegd, drukt u op de
[CHK SUM] knop om de locatie, waarop de checksum wordt ingevoegd aan te
geven.
In het beeldvenster knippert ‘CS1’ (checksum type 1).
22 Aangezien u bij de zesde byte ‘DT3’ heeft geselecteerd, wordt de zevende byte
automatisch als datagebied toegewezen, en kan deze niet worden bewerkt.
23 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
24 Gebruik de [B8 (F)] en [A8 (7)] regelaars om de eindstatus ‘F7’ in te voeren.
25 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
63
Instellingen (Edit functie)
26 Geef vervolgens ‘58’ als bovengrens van het datagebied aan.
27 Druk op de [ENTER] knop.
28 Geef ‘40’ als ondergrens van het datagebied aan.
29 Geef de uitgaande poort aan. (-> Poortinstelling (p. 65)).
30 Geef de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).
Hiermee voltooit u de benodigde stappen om het GS Bend Pitch Control bericht toe te
wijzen.
Instelling van de invoerfunctie
Als u in andere functies dan de Play functie cijferwaarden invoert, dient u tussen de
decimale en de hexadecimale invoerfunctie te kiezen.
Druk op de [DECIMAL] knop, als u de decimale invoerfunctie wilt gebruiken, of druk
op de [HEX] knop, als u de hexadecimale invoerfunctie wilt gebruiken.
* Als u de PCR aanzet, start hij in de decimale invoerfunctie op.
De decimale en hexadecimale waarden komen met het volgende overeen.
Decimaal: 0-127
Hexadecimaal : 00-7F
Echter, voor MIDI kanalen en programmawijzigingen komen ze met het volgende
overeen.
DecimaalHexadecimaal
MIDI kanaal1–1600–0F
Programmawijziging1–12800–7F
Instelling van de knopfunctie
Als u de bewerkingsfunctie gebruikt om op het PCR keyboard MIDI berichten toe te
wijzen (p. 41), en u een bericht aan een knop toewijst, dient u de manier waarop
de knop hoort te fungeren (knopfunctie) in te stellen.
Als u een knop als regelaar gebruikt, wordt bij het inschakelen van de knop de
maximale aangegeven waarde verzonden, terwijl bij het uitschakelen van de knop
de minimale waarde wordt verzonden.
1.Draai aan de VALUE draaiknop om tussen de Unlatch, Latch of Increase
functie te kiezen.
FunctieBeeldvensterSamenvatting
Unlatch
Latch
Increase
2.Druk op de [ENTER] knop.
Als de knop wordt ingedrukt, gaat hij aan, en als hij
wordt losgelaten gaat hij uit. De knop is verlicht, als
hij wordt ingedrukt.
De knop gaat telkens, wanneer u hem indrukt afwis-
selend aan of uit. De knop licht op, als er een On
(aan) signaal wordt verzonden, en gaat uit, als er
een Off (uit) signaal wordt verzonden.
Telkens, wanneer u de knop indrukt, gaat de waarde
met één omhoog. (Als de minimale waarde onder de
maximale waarde ligt, gaat de waarde met één omlaag). Als de waarde het maximum (of minimum) be-
reikt, slaat hij om (‘wrap around’) naar de minimale
(of maximale) waarde. De knop is alleen verlicht
wanneer u deze indrukt.
64
Instellingen (Edit functie)
Virtuele middenklikinstelling
Als u de bewerkingsfunctie gebruikt om op het PCR keyboard MIDI berichten toe te
wijzen (p. 41), en u een bericht aan een draaiknop [R1]-[R9] of schuif [S1]-[S8]
toewijst, dient u aan te geven of de virtuele middenklik is in of uitgeschakeld.
1.Draai aan de VALUE draaiknop om tussen aan of uit te kiezen.
FunctieBeeldvensterSamenvatting
Uit
Aan
64
6365
De draaiknoppen en schuiven van de PCR hebben geen ‘fysieke’
middenklik. Als u echter de virtuele middenklik functie inschakelt, kunt
u het gebied in het middenbereik van de regelaar, waarvoor de
0127
middenwaarde wordt geproduceerd, verbreden.
2.Druk op de [ENTER] knop.
De waarde wijzigt vloeiend van het mini-
mum naar het maximum.
De waarde blijft op de middenwaarde
(64), die zich in de buurt van het midden
van het bereik van de regelaar bevindt.
Poortinstelling
Als u de bewerkingsfunctie gebruikt om op het PCR keyboard MIDI berichten toe te
wijzen (p. 41), en u de geavanceerde bewerkingsfunctie heeft geselecteerd, dient u
aan te geven welk bericht wordt verzonden.
1.Draai aan de VALUE draaiknop om de poort te selecteren.
PoortBeeldvensterSamenvatting
PORT 1
PORT 2
PORT 1+2
2.Druk op de [ENTER] knop.
* Voor meer informatie over de poorten, zie Wat zijn MIDI poorten (p. 14).
* Als u een PCR met een MIDI aansluiting gebruikt, wordt deze instelling genegeerd.
Berichten worden naar ‘EDIROL PCR 1’ ver-
zonden.
Berichten worden naar ‘EDIROL PCR 2’ ver-
zonden.
Berichten worden naar ‘EDIROL PCR 1’ en
‘EDIROL PCR 2’ verzonden.
65
Instellingen (Edit functie)
Handige functies
Toewijzing kopiëren
U kunt een aan een regelaar toegewezen bericht naar een andere regelaar kopiëren.
Als u bijvoorbeeld aan meer dan één regelaar soortgelijke berichten wilt toewijzen, kunt u voor een grotere mate van efficiëntie het gewenste MIDI bericht aan één regelaar toewijzen
en de toewijzing naar andere regelaars kopiëren.
Als u een toegewezen bericht tussen regelaars van verschillende types kopieert (bijvoorbeeld tussen een knop en een draaiknop, kunnen de resultaten onverwacht uitpakken. Als er bijvoorbeeld
een nootbericht, dat aan een pad is toegewezen, naar een draaiknop wordt gekopieerd, krijgt u niet het verwachte resultaat.
Als een aan een draaiknop toegewezen roterende encoder naar een knop wordt gekopieerd, functioneert deze niet.
fig.H-Edit.eps
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
Houd bij het kopiëren van MIDI berichttoewijzingen rekening met het regelaar type en de inhoud van het bericht.
6 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
66
fig.D-r1.eps
2 Selecteer de regelaar, waar u het bericht naartoe wilt kopiëren, en
beweeg deze iets. Als het een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het regelaarnummer weer.
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-Copy.eps
4 Selecteer de regelaar, waarvan u het bericht wilt kopiëren, en
beweeg deze iets. Als het een knop is, drukt u deze in.
In het beeldvenster knippert ‘COPY’.
fig.D-s1.eps
5 Druk op de [ENTER] knop.
Het regelaarnummer van de kopieerbron knippert in het
beeldvenster.
Een toewijzing annuleren (NO ASSIGN)
Zo annuleert u de toewijzing van het MIDI bericht aan een regelaar. Als u de
toewijzing heeft geannuleerd, zorgt het bewegen van die regelaar er niet meer voor
dat er een MIDI bericht wordt verzonden.
* Als u de MIDI berichttoewijzing van de verbuiger, modulatie, aftertouch, hold (Pa1X) of
epxression (P2) regelaar annuleert, keert de betreffende regelaar naar zijn oorspronkelijke
regelfunctie terug. In dergelijke gevallen wordt het huidige kanaal als MIDI verzendkanaal
gebruikt.
fig.H-Edit.eps
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
fig.D-Edit.eps
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
fig.D-r1.eps
2 Selecteer de regelaar, waarvan u de berichttoewijzing wilt
annuleren, en beweeg deze iets. Als het een knop is, drukt u deze
in.
Het beeldvenster geeft het regelaarnummer weer.
Instellingen (Edit functie)
3 Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER]
knop.
fig.D-NoAssign.eps
4 Draai net zolang aan de VALUE draaiknop tot de ‘NOA’ indicatie
verschijnt.
5 Druk op de [ENTER] knop.
fig.D-yes.eps
6 In het beeldvenster knippert ‘YES’. Druk nogmaals op de [ENTER]
knop.
67
Systeeminstellingen
Zo bepaalt u de systeeminstellingen van de PCR-300/500/800.
Hieronder vindt u een overzicht van alle systeeminstellingen:
CategorieRegelaarBeeldvensterItemInhoud
[A1 (0)]F8 CLOCK ON/OFFGeeft aan of er een F8 Clock wordt verzonden.OFFp. 70
Als de ‘F8 Clock On/Off’ parameter is ingeschakeld, bepaalt deze
de standaardwaarde van de F8 Clock. Nadat het instrument wordt
uitgeschakeld, wordt dit tempo net zolang uitgevoerd, tot u de VALUE
encoder, waaraan TEMPO is toegewezen, beweegt.
Bepaalt vanaf welke poort F8 Clock wordt verzonden, wanneer ‘F8
Clock On/Off’ is ingeschakeld.
Bepaalt de responscurve van de velocity, die wordt verzonden, wanneer u het keyboard bespeelt.
Bepaalt vanaf welke poort het keyboard en de verbuigingshendel uitvoeringsgegevens verzendt.
Bepaalt de responscurve van de keyboard aftertouch.1p. 74
Bepaalt de responscurve van de velocity, die wordt verzonden, wanneer u een padregelaar [A1]-[A9] of [B1]-[B9] aanslaat.
Bepaalt de responscurve van de aftertouch, die wordt verzonden
wanneer u een padregelaar [A1]-[A9] of [B1]-[B9] aanslaat.
Klok
Keyboard
Pads
[A2 (1)]
[A3 (2)]F8 CLOCK PORT SET
[A4 (3)]
[A5 (4)]KEYBOARD PORT SET
[A6 (5)]
[A7 (6)]PAD VELOCITY CURVE
[A8 (7)]
F8 CLOCK DEFAULT
TEMPO
KEYBOARD VELOCITY
CURVE
KEYBOARD
AFTERTOUCH CURVE
PAD AFTERTOUCH
CURVE
Fabrieksinstelling
120p. 70
PORT 1p. 71
1-MEDIUMp. 72
PORT 1p. 74
1p. 75
1p. 75
Procedure
68
Systeeminstellingen
CategorieRegelaarBeeldvensterItemInhoud
[B1 (8)]MIDI I/F SWITCHBepaalt of de MIDI aansluitingen, als MIDI interface worden gebruikt.ONp. 76
MIDI
Regelkaart
Regelaar
Overig
[B2 (9)]
[A2 (1)]
+
[A1 (0)]
[A2 (1)]
+
[A2 (1)]
[A2 (1)]
+
[A3 (2)]
[A2 (1)]
+
[A5 (4)]
[A2 (1)]
+
[A6 (5)]
[A2 (1)]
+
[A4 (3)]
[A2 (1)]
+
[A7 (6)]
MIDI MERGE
DESTINATION
ADVANCED DRIVER
SWITCH
USB UNIT NUMBER
STARTUP MEMORY
VALUE ENCODERBepaalt welke parameter de VALUE draaiknop verzendt.KEY VELOCITYp. 80
DYNAMIC MAPPING/
V-LINK
H-ACTIVITY ON/OFF
FACTORY RESET
Bepaalt welke poort wordt gemengd, als de ‘MIDI MERGE’ schakelaar is ingeschakeld.
Schakelt de bedieningsfunctie van de driver.
* Als u deze instelling wijzigt, zal deze verandering de volgende
maal dat u de stroom weer aanzet, ngaan.
Deze instelling is voor toekomstige uitbreidingsfunctionaliteit bedoeld. Op dit moment is deze niet in gebruik.
Bepaalt welke regelkaart bij het opstarten van de PCR wordt ingeladen.
Bepaalt de functie van de DYNAMIC MAPPING/V-LINK schakelaar.
Schakel deze functie in, als u de PCR in combinatie met bepaalde
toepassingen (zoals Pro Tools LE) gebruikt. Als deze optie is ingeschakeld (On), worden er vanaf ‘PCR 2’ op intervallen van ongeveer
500 ms ’90 00 7F’ berichten verzonden.
Hiermee zet u de instellingen van de PCR-300/500/800 op hun
fabriekswaarden terug.
Fabrieksinstelling
PORT 1p. 77
ONp. 78
0—
CONTROL MAP
No. 0
DYNAMIC
MAPPING 0
OFFp. 81
—p. 81
Procedure
p. 79
p. 81
69
Systeeminstellingen
Klokinstellingen
F8 Clock aan/uitF8 Clock standaard tempo
Zo geeft u aan of er een F8 Clock wordt verzonden.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
Zo geeft u aan wat het basistempo van de F8 Clock is, wanneer ‘F8 Clock’ is
ingeschakeld. Nadat u het apparaat aanzet, wordt dit tempo net zolang verzonden,
tot u de VALUE draaiknop, waaraan het Tempo is toegewezen, beweegt. (-> Tempo toewijzen (p. 52).
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY00’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1] en [A2] om de F8 Clock
parameter in of uit te schakelen.
Het beeldvenster geeft ‘ON’ (aan) of ‘OFF’ (uit) weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY00’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop om het F8 Clock Default Tempo op een waarde
tussen 20 en 250 in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u ingestelde waarde weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
70
F8 Clock poortinstelling
Zo geeft u aan vanaf welke poort het F8 Clock bericht wordt verzonden, wanneer ‘F8
Clock On/Off’ is ingeschakeld.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY02’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A3] om de F8 Clock Port in te
stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven poort weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
Systeeminstellingen
[A1 (0)]POORT 1
[A2 (1)]POORT 2
[A3 (2)]POORT 1+2
Het klokbericht wordt naar ‘EDIROL
PCR 1’ verzonden.
Het klokbericht wordt naar ‘EDIROL
PCR 2’ verzonden.
Het klokbericht wordt naar ‘EDIROL
PCR 1’ en ‘EDIROL PCR 2’ verzonden.
71
Systeeminstellingen
Keyboardinstellingen
Keyboard Velocity Curve
Zo geeft u aan hoe de verzonden velocity tijdens het bespelen van het keyboard op
uw speelkracht reageert.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY03’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1]-[A8] en [B1]-[B4] regelaars om de
gewenste Keyboard Velocity Curve in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven curve weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
[A8 (7)]3-MEDIUMDe keyboardgevoeligheid is normaal.
[B1 (8)]3-HEAVY
[B2 (9)]4-LIGHT
[B3 (A)]4-MEDIUMDe keyboardgevoeligheid is normaal.
[B4 (B)]4-HEAVY
3
Deze velocity curven genereren, in reactie
op variaties op uw speelkracht, minder
wijzigingen, zodat het voor u gemakkelijker wordt om een consequent speelvolume
aan te houden.
4
Vergeleken met curve 1 zorgen deze curven voor een grotere volumewijziging in
het krachtiger gespeelde notengebied.
Zelfs als u het keyboard zacht bespeelt, kunt u hoge velocity waarden (volumes) voortbrengen.
U moet krachtiger spelen om hoge velocity waarden (volumes) te kunnen voortbrengen.
Zelfs als u het keyboard zacht bespeelt, kunt u hoge velocity waarden (volumes) voortbrengen.
U moet krachtiger spelen om hoge velocity waarden (volumes) te kunnen voortbrengen.
73
Systeeminstellingen
Keyboardpoortinstelling
Zo geeft u aan welke poort uitvoeringsgegevens van het keyboard en de
verbuigingshendel verstuurt.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY04’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A3] om de gewenste Keyboard
Port in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven poort weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
[A1 (0)]PORT 1
[A2 (1)]PORT 2
[A3 (2)]PORT 1+2
Berichten worden naar
‘EDIROL PCR 1’ verzonden.
Berichten worden naar
‘EDIROL PCR 2’ verzonden.
Berichten worden naar
‘EDIROL PCR 1’ en ‘EDIROL PCR 2’ verzonden.
Keyboard Aftertouch Curve
Zo stelt u de aftertouch respons van het keyboard in.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY05’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A4] om de gewenste Keyboard
Aftertouch Curve in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven poort weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
Regelaar
[A1 (0)]1
[A2 (1)]2
[A3 (2)]3
[A4 (3)]4
Indicatie
Instel-
ling
Curve type
1
2
3
4
Effect
Dit is de meest gangbare instelling. Deze geeft het meest
natuurlijke verband tussen de
druk, die u op het keyboard
toepast, en de aftertouch gegevens die worden voortgebracht.
Vergeleken met curve 1 zorgt
deze instelling ervoor, dat er
zelfs met lichte druk op het
keyboard aftertouch gegevens worden voortgebracht.
Deze curve genereert in reactie op de druk op het keyboard minder aftertouch
wijzigingen, zodat het voor
u gemakkelijker wordt om
een consequenter te spelen.
Vergeleken met curve 1 zorgt
deze instelling ervoor, dat er
bij krachtige druk op het keyboard aftertouch gegevens
worden voortgebracht.
74
Pad settings
Systeeminstellingen
Pad Velocity Curve
Zo geeft u aan hoe de verzonden velocity tijdens het bespelen van de padregelaars
[A1]-[A9] en [B1]-[B9] op uw speelkracht reageert.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER] knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY06’ te selecteren, en druk op de [ENTER] knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of de [A1]-[A4] regelaars om de gewenste Pad Velocity
Curve in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven curve weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
Regelaar
[A1 (0)]1
[A2 (1)]2
[A3 (2)]3
[A4 (3)]4
Indicatie
Instel-
ling
Curve type
1
2
3
4
Effect
Dit is de meest gangbare instelling. Deze geeft het meest natuurlijke verband tussen de
druk, waarmee u de pad aanslaat en de volumewijziging.
Vergeleken met curve 1 zorgt
deze instelling ervoor, dat er
bij lichte padaanslag een grotere wijziging in volume optreedt.
Deze curve genereert in reactie op de padaanslagen minder wijzigingen in volume,
zodat het voor u gemakkelijker
wordt om op een consequent
volume te blijven spelen.
Vergeleken met curve 1 zorgt
deze instelling ervoor, dat er
bij krachtige padaanslag een
grotere wijziging in volume optreedt.
Pad Aftertouch Curve
Zo stelt u de aftertouch respons van de pads in.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY07’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A4] om de gewenste Pad
Aftertouch Curve in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven instelling weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
Rege-
laar
[A1 (0)]1
[A2 (1)]2
[A3 (2)]3
[A4 (3)]4
Indicatie
Instel-
ling
Curve type
1
2
3
4
Effect
Dit is de meest gangbare instelling. Deze geeft het meest natuurlijke verband tussen de
druk, die u op de pad toepast
en de aftertouch gegevens die
worden voortgebracht.
Vergeleken met curve 1 zorgt
deze instelling ervoor, dat er
zelfs met lichte druk op de pad
aftertouch gegevens worden
voortgebracht.
Deze curve genereert in reactie
op de druk op de pad minder
aftertouch wijzigingen, zodat
het voor u gemakkelijker wordt
om een consequenter te spelen.
Vergeleken met curve 1 zorgt
deze instelling ervoor, dat er
bij krachtige druk op de pad aftertouch gegevens worden
voortgebracht.
75
Systeeminstellingen
MIDI instellingen
MIDI I/F schakelaar
Zo geeft u aan of de MIDI aansluitingen als MIDI interface worden gebruikt.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY08’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1] of [A2] om de gewenste MIDI I/F
instelling aan te geven.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven instelling weer.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
MIDI OUT device
MIDI IN device
MIDI OUT device
MIDI IN device
[A1 (0)]OFF
[A2 (1)]ON
De MIDI berichten die het PCR keyboard ontvangt, worden niet vanaf de PCR verzonden.
MIDI berichten worden tussen de PCR en de
computer of tussen de PCR en het externe MIDI
apparaat uitgewisseld.
De MIDI aansluitingen van het PCR keyboard
fungeren als MIDI interface. MIDI berichten van
de computer die via USB op de PCR is aangesloten, worden naar de geluidsmodule, die op
de MIDI OUT aansluiting van de PCR is aangesloten, verzonden. MIDI berichten van het MIDI
apparaat dat op de MIDI IN aansluiting van de
PCR is aangesloten, worden naar de computer
verzonden.
EDIROL PCR MIDI OUT
EDIROL PCR
EDIROL PCR MIDI IN
EDIROL PCR 1
EDIROL PCR 2
EDIROL PCR MIDI OUT
EDIROL PCR
EDIROL PCR MIDI IN
EDIROL PCR 1
EDIROL PCR 2
MIDI I/F MODE OFF
USB
MIDI messages
MIDI I/F MODE ON
USB
MIDI messages
X
Bulk reception
X
PORT 1
PORT 2 /
Bulk transmission
Bulk reception
PORT 1
PORT 2 /
Bulk transmission
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI IN
76
MIDI Merge bestemming
De PCR-300/500/800 is met een MIDI MERGE schakelaar uitgerust. De MIDI Merge Destination instelling bepaalt welke poort wordt gemengd, wanneer de MIDI MERGE schakelaar
is ingeschakeld (ON).
De MIDI Merge functie is handig, wanneer u een andere externe MIDI controller dan de PCR op de MIDI IN aansluiting van de PCR heeft aangesloten. U kunt bijvoorbeeld een andere PCR
aansluiten en de ene PCR gebruiken om de software synthesizer te bedienen, terwijl u de andere PCR gebruikt om de DAW software te bedienen.
Systeeminstellingen
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY09’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
[A1 (0)]PORT 1
[A2 (1)]PORT 2
Berichten van de MIDI IN worden
met POORT 1 van de PCR gemengd.
Berichten van de MIDI IN worden
met POORT 2 van de PCR gemengd.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A3] om de gewenste MIDI
merge bestemming in te stellen.
Het beeldvenster geeft de door u aangegeven instelling weer.
[A3 (2)]MIDI OUT
De MIDI MERGE schakelaar en de MIDI merge bestemming
MIDI I/F MODE ON
MIDI OUT apparaat
EDIROL PCR MIDI OUT
EDIROL PCR
MIDI IN apparaat
X
EDIROL PCR MIDI IN
EDIROL PCR 1
EDIROL PCR 2
USB
MIDI berichten
Bulk ontvangst
PORT 1
PORT 2 /
Bulk transmissie
MIDI OUT
PORT 1
PORT 2
PORT 2
OFF
ON
ON
MIDI MERGE BESTEMMING
In deze afbeelding is de MIDI MERGE schakelaar ingeschakeld (ON), en is de MIDI Merge bestemming op POORT 2 ingesteld, zodat de berichten die door de MIDI IN worden
ontvangen, met de berichten van POORT 2 worden gemengd, en vervolgens naar de computer worden verzonden.
* Als u de MIDI MERGE schakelaar inschakelt en u op de computer EDIROL PCR MIDI IN als MIDI IN heeft ingesteld, worden er geen berichten ontvangen.
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI MERGE schakelaar
Berichten van de MIDI IN worden
met de MIDI OUT van de PCR gemengd.
77
Systeeminstellingen
Geavanceerde driver schakelaar
De ADVANCED DRIVER ON/OF werkt als volgt.
We raden u aan om over het algemeen de ON instelling te gebruiken.
* Wijzigingen die u in deze instelling maakt, zijn de volgende keer dat u het apparaat aanzet,
van kracht.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY10’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1] of [A2] om het gewenste USB
MIDI driver type in te stellen.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
[A1 (0)]OFF
[A2 (1)]ON
Kies voor deze instelling, als u de
standaard MIDI driver van uw besturingssysteem wilt gebruiken.
Kies voor deze instelling, als u door
middel van FPT technologie MIDI
verzending op hoge snelheid
mogelijk wilt maken. We raden u
aan, om over het algemeen deze instelling te gebruiken.
78
* FPT - Fast Processing Technology (snelle verwerkingstechnologie) voor MIDI verzending.
Deze maakt effectief gebruik van de USB bandbreedte, afhankelijk van de hoeveelheid MIDI
gegevens die worden verzonden. Hiermee wordt een optimale verwerking van de MIDI
gegevens gegarandeerd.
5 Druk op de [ENTER] knop om naar de Play functie terug te keren.
Regelkaartinstellingen
Startup Memory
Zo geeft u aan welke regelkaart bij het aanzetten van de PCR-300/500/800 is
geselecteerd.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY12’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1] of [A2] om CONTROL MAP No.
0 of LAST ACCESS MEMORY te selecteren.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
[A1 (0)]
[A2 (1)]
CONTROL
MAP No. 0
LAST
ACCESS
MEMORY
Bij het opstarten van de PCR wordt
regelkaart 0 in het huidige geheugen (p. 8) geladen.
Bij het opstarten van de PCR wordt
de regelkaart, die u als laatst heeft
opgevraagd of opgeslagen, in het
huidige geheugen (p. 8) geladen.
Systeeminstellingen
5 Druk op de [ENTER] knop.
79
Systeeminstellingen
Instellingen van de VALUE draaiknop
VALUE encoder
Zo geeft u aan welke functie de VALUE draaiknop regelt, wanneer u de [USER] knop indrukt.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER] knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY14’ te selecteren, en druk op de [ENTER] knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A5], om te selecteren welke
parameter de VALUE draaiknop verzendt.
5 Druk op de [ENTER] knop.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvattingValue range
De VALUE draaiknop bepaalt de vaste velocity waarde. De PCR registreert de kracht, waarmee
[A1 (0)]KEY VELOCITY
[A2 (1)]BANK LSBDe VALUE draaiknop geeft de bankselectie LSB (CC#32) aan.0–127
[A3 (2)]BANK MSBDe VALUE draaiknop geeft de bankselectie MSB (CC#00) aan.0–127
[A4 (3)]
[A5 (4)]TEMPODe VALUE draaiknop geeft het tempo van de F8 Clock aan.20–250
Als alternatief voor de bovenstaande procedure kunt u deze instelling tevens middels de onderstaande procedure maken.
CONTROL
CHANGE
u het keyboard bespeelt, en verzendt deze als velocity. Echter, als u deze functie gebruikt, wordt
de velocity, ongeacht hoe krachtig u het keyboard bespeelt, als de vaste waarde die de VALUE
draaiknop aangeeft, verzonden. Gebruik dit in gevallen waarbij u de dynamiek uit uw spel wilt
verwijderen.
De VALUE draaiknop geeft een controlewijziging aan.0–127
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht. Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2. Druk op de [USER] knop. Deze licht op en het beeldvenster geeft weer, welke parameter op dit moment is toegewezen.
3. Gebruik de VALUE draaiknop om de parameter te selecteren, die u wilt verzenden.
4. Druk op de [ENTER] knop.
tch, 1–127
* Als u ‘tch’ aangeeft, komen de
verzonden velocity waarden met uw
speelkracht op het keyboard overeen.
80
Hiermee voltooit u de instelling.
Overige instellingen
Systeeminstellingen
Dynamic Mapping/V-LINK
Zo bepaalt u de functie van de DYNAMIC MAPPING/V-LINK knop.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY15’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1] of [A2] om voor Dynamic
Mapping of V-LINK te kiezen.
RegelaarIndicatieInstellingSamenvatting
[A1 (0)]
[A2 (1)]
::::
[A2 (1)]
+
[A6 (5)]
[A2 (1)]
+
[A7 (6)]
DYNAMIC
MAPPING 0
DYNAMIC
MAPPING 1
DYNAMIC
MAPPING
15
V-LINK
De knop fungeert als DYNAMIC
MAPPING aan/uit knop.
De knop fungeert als DYNAMIC
MAPPING aan/uit knop.
De knop fungeert als DYNAMIC
MAPPING aan/uit knop.
De knop fungeert als V-LINK aan/
uit knop.
H-activity aan/uit
Schakel deze functie in, als u bepaalde toepassingen (zoals Pro Tools LE) gebruikt.
Als u deze parameter inschakelt, worden er vanaf ‘PCR 2’ op intervallen van ongeveer
500 ms ’90 00 7F’ berichten verzonden.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY13’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 Gebruik de VALUE draaiknop om de H-activity functie in of uit te schakelen.
Het beeldvenster geeft ‘ON’ of ‘OFF’ weer.
5 Druk op de [ENTER] knop.
Factory Reset
Zo brengt u de instellingen van het PCR keyboard terug naar de toestand van het
moment, waarop het instrument uit de fabriek werd geleverd.
1 Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
Het beeldvenster geeft ‘EDIT’ weer.
* DYNAMIC MAPPING
Dynamic Mapping is een uitbreidende functie voor toekomstig gebruik. Voor details
verwijzen wij u naar de Roland website.
5 Druk op de [ENTER] knop.
2 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SYS’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
3 Gebruik de VALUE draaiknop om ‘SY16’ te selecteren, en druk op de [ENTER]
knop.
4 In het beeldvenster knippert ‘RST’. Druk op de [ENTER] knop.
5 In het beeldvenster knippert ‘YES’. Druk op de [ENTER] knop.
81
Probleemoplossing
Als u problemen tegenkomt, raden we u aan om eerst dit hoofdstuk te lezen. Het bevat tips voor het oplossen van problemen.
Problemen met aansluitingen
Geen geluidKan de driver niet installeren
● Is de PCR goed aangesloten?
Zorg ervoor, dat de PCR via een USB kabel op de USB aansluiting van de computer
is aangesloten. Nadat u de USB aansluiting heeft gemaakt, kan het vijftien seconden
of langer duren, voordat de computer de PCR herkent.
● Staat de stroomschakelaar van de PCR op de juiste
stand?
Zorg ervoor, dat de stroomschakelaar van de PCR op ‘USB’ is ingesteld, als u USB
busvoeding gebruikt of op ‘DC’, als u een adapter gebruikt.
(-> Power (stroom) schakelaar (p. 7).
● Krijgt de computer of USB hub voldoende voeding?
Als er te weinig stroomtoevoer naar de PCR plaatsvindt, kan de aansluiting niet
worden gemaakt. Zorg ervoor, dat geen van de volgende gevallen van toepassing
zijn.
• Als u een laptop gebruikt, die op zijn batterij draait, kan het functioneren bij
sommige computers instabiel zijn. Sluit in dit geval een adapter op de computer
aan.
• De instellingen voor het stroombeheer op de computer kunnen de voeding naar
de USB beperken. Controleer de instellingen van de computer.
• In sommige gevallen kan de PCR niet met busgevoede hubs (USB hubs die geen
stroomvoorziening hebben) worden gebruikt. Gebruik een zelfvoedende hub (een
hub met een stroomvoorziening).
● Is er wellicht een ander USB apparaat aangesloten?
Alle andere USB apparaten dan een muis en keyboard dienen voor het installeren van
de driver van de computer te zijn losgekoppeld.
● Zijn er wellicht andere applicaties of
systeemprogramma’s (zoals antivirusprogramma’s) in
gebruik?
Als er andere programma’s in gebruik zijn, is het mogelijk dat de installatie niet goed
verloopt. Sluit voor het installeren van de driver alle overige programma’s af.
● Is het stroombeheer van de computer uitgeschakeld?
Als op de computer de instellingen voor stroombeheer of energiebesparing zijn
ingeschakeld, dient u deze uit te schakelen. Zie de handleiding van de computer voor
details.
● Heeft uw harde schijf voldoende vrije ruimte?
Verwijder onbenodigde bestanden, zodat er meer ruimte vrijkomt. Nadat u
onbenodigde bestanden heeft verwijderd, dient u de prullenbak te legen.
● Geeft de Device Manager ‘Other Device’, ‘Unknown
Device’ of een apparaat dat met een ‘?/!/x’ wordt
aangegeven weer?
Als de driver niet juist is geïnstalleerd, kan de geïnstalleerde driver in een onvolledige
toestand blijven. Verwijder de driver volgens de beschrijving onder De USB driver verwijderen (p. 84), en installeer de PCR driver vervolgens opnieuw, volgens de
beschrijving onder ‘Setup gids’.
82
Hoewel u de driver al heeft geïnstalleerd,
vraagt de computer om het driver bestand
● Heeft u de PCR wellicht op een andere USB aansluiting
aangesloten dan de poort, waarmee u de driver heeft
geïnstalleerd?
Voor elke USB aansluiting, waarop u de PCR aansluit, dient de USB driver te zijn
geïnstalleerd. Als u een USB hub gebruikt, of een computer met meer dan één
aansluiting, dient u de PCR normaalgesproken op dezelfde USB aansluiting aan te
sluiten, als waarop u de driver heeft geïnstalleerd. Als u de PCR op een andere USB
aansluiting wilt aansluiten, dient u de USB driver als volgt te installeren.
1 Sluit de PCR op de computer aan.
Windows XP gebruikers:
1. Het Found New Hardware Wizard dialoogvenster verschijnt. Als u
gevraagd wordt of u met Windows Update verbinding wilt maken, kiest u
voor ‘No, ...’. Vervolgens klikt u op [Next].
2. Kies voor ‘Install the software automatically (recommended)’ en klik op
[Next]. Als er een dialoogvenster met een ‘!’ of ‘X’ symbool verschijnt, klikt u
op [Continue], zodat de installatieprocedure wordt voortgezet. Als u niet
verder kunt met de procedure, klikt u op [OK] en installeert u de driver
opnieuw.
Windows 2000 gebruikers:
Als er een dialoogvenster verschijnt met ‘Unable to find digital signature’, klikt u op
[Yes] om door te gaan met de installatieprocedure. Als u niet verder kunt met de
procedure, klikt u op [OK] en installeert u de driver opnieuw.
Probleemoplossing
2 Het Found New Hardware Wizard dialoogvenster verschijnt.
Klik op [Finish].
3 Als het Change System Settings dialoogvenster verschijnt, klikt u op [Yes].
Windows start automatisch opnieuw op.
Als u de installatie door middel van bovenstaande procedure niet kunt voltooien,
installeert u de driver opnieuw.
Los vel: Setup gids
83
Probleemoplossing
De USB driver verwijderen
Als u de USB driver niet door middel van de gegeven procedure kon installeren, is het mogelijk dat de computer de USB driver van de PCR niet juist heeft herkend. In dit geval dient
u de foutief geïnstalleerde USB driver te verwijderen. Volg de onderstaande procedure om de USB driver te verwijderen, en installeer hem vervolgens opnieuw.
Windows gebruikers
1 Koppel alle kabels van de computer, behalve het USB keyboard en USB muis
(indien u deze gebruikt) los. Ontkoppel ook de PCR. Start de computer op, en
log in met een gebruikeraccount met administratieve rechten.
2 Plaats de CD-ROM in de CD-ROM drive van de computer.
3 Kies voor [Start]-[My Computer], en selecteer de [DVD/CD-ROM] drive.
4 Selecteer de [DRIVER]-[XP2K] map.
5 Dubbelklik op het [UNINSTALL] icoon.
6 Volg de instructies, die verschijnen voor de verdere procedure voor het
de-installeren.
Mac OS X gebruikers
1 Start uw Mac op, terwijl de PCR is ontkoppeld.
Zorg ervoor, dat alle USB kabels, behalve die van een USB keyboard en USB muis
zijn losgekoppeld.
2 Plaats de CD-ROM in de CD-ROM drive van de computer.
3 Dubbelklik in de Driver map van de CD-ROM op ‘PCR_Uninstaller’.
4 Het beeldvenster geeft ‘EDIROL PCR Driver will be deleted’ weer. Klik op
[Uninstall].
Als er een andere melding wordt weergegeven, volgt u de instructies hiervan op.
5 Het beeldvenster vraagt u ‘OK to delete the driver?’. Klik op [OK].
6 Er verschijnt een ‘Authentication’ dialoogvenster. Voer het wachtwoord in, en
klik op [OK].
7 Het beeldvenster geeft ‘Uninstallation completed’ weer. Klik op [Restart] om de
Mac opnieuw op te starten.
84
Problemen tijdens gebruik van de PCR
Probleemoplossing
Geluid wordt tijdens MIDI weergave
onderbroken
● Heeft u er in Windows XP/2000 wellicht voor gezorgd,
dat instellingen ‘de voorkeur gegeven aan
achtergrondverwerking’?
Om ervoor te zorgen, dat MIDI verwerking vloeiend verloopt, dient u de computer zo
in te stellen, dat ‘achtergrondverwerking de voorkeur geniet’.
Los vel: Setup gids
● Heeft u de USB kabel wellicht losgekoppeld en weer
aangesloten?
Sluit alle DAW software, die van de PCR gebruik maakt, af en zet vervolgens de PCR
uit en weer aan. Als u busvoeding gebruikt, sluit u de PCR opnieuw aan.
● Is de computer wellicht op de standby toestand of
slaapfunctie overgegaan?
Nadat de computer weer functioneert, sluit u alle DAW software die van de PCR
gebruik maakt, af en sluit u vervolgens de PCR opnieuw aan.
● Heeft u in het besturingssysteem de uitvoerbestemming
voor MIDI gegevens aangegeven?
Bij sommige software is het nodig om op de computer de uitvoerbestemming voor
MIDI gegevens aan te geven. Zie de handleiding van de software voor details.
● Is de driver juist geïnstalleerd?
Om de PCR te kunnen gebruiken dient de driver te zijn geïnstalleerd.
Los vel: Setup gids
Weergave of opname stopt halverwege, en
hierna is afspelen of opnemen niet meer
mogelijk
● Is er tijdens het gebruik van de PCR wellicht een zware
procedure gestart, zoals het openen van de CD-ROM
drive of het netwerk?
Als er tijdens het gebruik van de PCR een zware opdracht wordt gegeven, is het
mogelijk, dat het instrument niet meer goed functioneert. Indien dit het geval is, stopt
u de weergave of opname, om deze vervolgens weer te starten. Als u nog steeds niet
op normale wijze kunt afspelen of opnemen, sluit u alle software, die van de PCR
gebruik maakt, af en sluit u de PCR opnieuw aan.
Het besturingssysteem wordt instabiel
● Heeft u de computer wellicht opgestart, terwijl de PCR
was aangesloten?
Start de computer op, terwijl de PCR niet is aangesloten, en sluit de PCR vervolgens
aan. Op een computer die van een USB keyboard gebruik maakt, kan het opstarten
van de computer, terwijl de PCR is aangesloten, ervoor zorgen dat het systeem
instabiel wordt.
● Gebruikt u wellicht meerdere programma’s?
Als u meerdere programma’s tegelijk gebruikt, kunnen er eventueel foutmeldingen
optreden. Indien dit het geval sluit u de software, die u niet gebruikt, af. Als een
dergelijk programma na het afsluiten van het venster nog steeds in de taakbalk wordt
weergegeven, is de software nog steeds in gebruik. Sluit alle onbenodigde software
in de taakbalk af.
85
Probleemoplossing
Tussen het bespelen van het keyboard en
Stel de verbuiger en modulatie op NO ASSIGN in. Zie de beschrijving onder Een
toewijzing annuleren (NO ASSIGN) (p. 67).
het voortbrengen van geluid door uw
software synthesizer zit een vertraging
Een software synthesizer genereert van nature geluid via de geluidskaart van de
computer. Voordat het geluid van de software synthesizer daadwerkelijk door de
geluidskaart wordt weergegeven, treedt er een vertraging op, wat ‘latentie’ wordt
genoemd. Voor alle combinaties van software synthesizers en geluidskaarten zal er
een bepaalde hoeveelheid latentie optreden. Door echter de juiste combinatie van
geluidskaart en sequencer software instellingen te gebruiken kunt u de latentie tot een
minimale hoeveelheid beperken, waarbij deze geen problemen oplevert voor het
daadwerkelijk gebruik van de instrumenten.
Over het algemeen verminderen de volgende instellingen de latentie op effectieve
wijze.
• Verklein de audio bufferomvang van de DAW software
• Verlaag de bufferomvang van de geluidskaart.
Voor beide handelingen verwijzen we voor de specifieke procedure naar de
handleiding van de sequencer software of geluidskaart.
Als u de PCR in combinatie met DAW
software gebruikt, kunt u geen systeem
exclusieve berichten naar een externe
geluidsmodule verzenden
U dient in de DAW software de juiste instellingen te maken, zodat de functie die
ervoor zorgt, dat systeem exclusieve berichten naar de geluidsmodule worden
verzonden, is ingeschakeld. Zie de handleiding van de software voor details.
Aftertouch wordt niet toegepast
Op de PCR kunt u MIDI berichten aan de aftertouch regelaar toewijzen. Als dergelijke
toewijzingen zijn gemaakt, wordt er geen aftertouch toegepast. Stel de aftertouch
volgens de beschrijving onder Een toewijzing annuleren (NO ASSIGN) (p. 67)
op No Assign in.
Verbuigingshendel past geen
toonverbuiging of modulatie toe
Op de PCR kunt u MIDI berichten aan de verbuiging en modulatieregelaars van de
verbuigingshendel toewijzen. Als dergelijke toewijzingen zijn gemaakt, genereert de
hendel geen toonverbuiging of modulatie.
86
Appendix
87
Twee MIDI poorten
Als de PCR via USB op een computer is aangesloten, kan de PCR twee poorten voor MIDI uitvoer (POORT 1 en POORT 2) gebruiken. Elke regelaar van de PCR kan zo worden
toegewezen, dat deze zijn MIDI berichten naar één van deze poorten verzendt.
Voor details over hoe u deze toewijzingen maakt, zie PCR Editor gebruiken om MIDI berichten toe te wijzen (p. 20) of Op het PCR keyboard MIDI berichten toewijzen (p. 41).
PCR
PORT1
PORT2
PCR 1
PCR 2
DAW software
Track
:
Recorded
on a track
THRU
Software
synthesizer
MIDI OUT
MIDI sound module
fig.MIDI-port1-e.eps_55
Als u DAW software gebruikt en u de alleen het deel van de geluidsmodule gebruikt dat het
geluid produceert, kunnen de regelaars van de PCR dezelfde poort voor MIDI uitvoer
gebruiken als het keyboard. Als de PCR in de standaard toestand staat, worden tevens de
uitvoeringsgegevens vanaf POORT 1 verzonden, zodat u de regelaars ook aan POORT 1
kunt toewijzen.
88
DAW software
DAW software
Track
:
Recorded
on a track
Tra ck
:
Recorded
on a track
THRU
Software
synthesizer
Software
synthesizer
MIDI OUT
MIDI sound module
MIDI OUT
PCR
PCR
PORT1
PORT2
PORT1
PORT2
PCR 1
PCR 2
PCR 1
PCR 2
fig.MIDI-port2-e.eps_55
Sommige DAW software heeft een ingaande poort, die wordt gebruikt om het mixer gedeelte
van de DAW software te regelen. Aangezien de PCR twee poorten voor MIDI uitvoer heeft,
kunt u één poort gebruiken om geluiden af te spelen en de geluidsmodule te bedienen, terwijl
u met behulp van de andere poort de DAW software aanstuurt.
fig.MIDI-port3-e.eps_55
Als u bijvoorbeeld de [A1]-[A9] en [B1]-[B9] knoppen wilt gebruiken om op uw
geluidsmodule van geluid te wisselen, en de [S1]-[S9] schuiven gebruikt om de volumefaders
van de DAW software mixer te regelen, kunt u de regelaars als volgt aan de poorten voor
MIDI uitvoer toewijzen.
[A1]-[A9] en [B1]-[B9] knoppen: POORT 1
[S1]-[S9] schuiven: POORT 2
* Voor details over hoe u de DAW software bedient, zie de handleiding van de DAW software.
De PCR direct op een geluidsmodule aansluiten
U kunt de PCR direct op een MIDI geluidsmodule aansluiten en gebruiken om de geluidsmodule af te spelen en bedienen.
Als u de PCR via USB op een computer aansluit, dient u een los verkrijgbare adapter (p. 92) te gebruiken. U kunt de juiste adapter bij uw leverancier aanschaffen.
fig.MIDI-External-e.eps
MIDI geluidsmodule (los verkrijgbaar)
MIDI IN
Adapter
(los verkrijgbaar)
DC IN
MIDI OUT
Zorg ervoor dat tijdens het aansluiten van uw
apparatuur de stroomtoevoer is uitgeschakeld.
1 Gebruik een MIDI kabel om de MIDI OUT aansluiting van de PCR op de MIDI IN aansluiting van uw MIDI geluidsmodule aan te sluiten.
2 Sluit de adapter op de DC IN jack aan.
3 Zet de stroomschakelaar van de PCR op de ‘DC’ om het instrument aan te zetten.
Schakel tevens de stroomtoevoer op uw MIDI geluidsmodule in.
4 Stel het huidige kanaal van de PCR zo in, dat dit met het MIDI ontvangstkanaal van uw MIDI geluidsmodule overeenstemt.
5 Als u het keyboard bespeelt, brengt de MIDI geluidsmodule geluid voort.
89
Regelkaartoverzicht
Als de PCR-300/500/800 vanuit de fabriek wordt geleverd, bevat hij zestien regelkaarten. Door tussen deze regelkaarten te wisselen, kunt u op snelle wijze regelkaarten
selecteren, die voor een brede variatie aan software geschikt zijn. Zie Regelkaarten gebruiken (p. 8).
U kunt tevens de meest recente regelkaarten van de Roland website downloaden en in de PCR inladen.
(Bulkontvangst) (p. 10)
Regelkaartgegevens op de computer opslaan
(Bulktransmissie) (p. 12)
Controllers
:
:
NOTE ASSIGN
AFTERTOUCH ASSIGN
CONTROL CHANGE ASSIGN
PROGRAM CHANGE ASSIGN
RPN/NRPN ASSIGN
RPN/NRPN ASSIGN
Sys Ex. ASSIGN
TEMPO ASSIGN
Een toewijzing annuleren (NO ASSIGN)
-> p. 42
-> p. 44
-> p. 46
-> p. 48
-> p. 53
-> p. 53
-> p. 55
-> p. 52
-> p. 67
Memo
Informatie
Als u een reparatiedienst nodig heeft, belt u het dichtstbijzijnde EDIROL/Roland Service Centrum of
erkend EDIROL/Roland distributeur in uw land, zoals hieronder getoond.
EUROPE
EDIROL (Europe) Ltd.
Studio 3.4 114 Power Road
London W4 5PY
U. K.
TEL: +44 (0)20 8747 5949
FAX:+44 (0)20 8747 5948
http://www.edirol.com/europe
Deutschland
TEL: 0700 33 47 65 20
Italia
TEL: 02 93778329
NORTH AMERICA
CANADA
Roland Canada Ltd.
(Head Office)
5480 Parkwood Way Richmond
B. C., V6V 2M4 CANADA
TEL: (604) 270 6626