Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, raden wij u aan de volgende secties
zorgvuldig door te lezen: ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ en
BELANGRIJKE OPMERKINGEN (p. 2, p. 4). In deze secties vindt u belangrijke
informatie over het juiste gebruik van het apparaat. Daarnaast dient deze
gebruikershandleiding in zijn geheel te worden gelezen, zodat u een goed beeld krijgt
van alle mogelijkheden, die uw nieuwe apparaat te bieden heeft. Bewaar deze
handleiding om er later aan te kunnen refereren.
Afspraken in deze handleiding
Gebruiksknoppen staan tussen vierkante haakjes [ ], bv. [REC].
Referentiepagina’s worden aangegeven als (p. **).
De volgende symbolen worden gebruikt:
Hier staat een belangrijke notitie, lees deze.
Hier staat een memo over een instelling of functie, lees deze waar nodig.
Hier staat een handige hint voor het gebruik, lees deze waar nodig.
Hier staat informatie voor referentie, lees deze waar nodig.
Hier staat een uitleg van een term, lees deze waar nodig.
Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland JUNO-G.
985
* De toelichtingen in deze handleiding zijn inclusief illustraties, die weergeven wat u normaliter op het scherm ziet. Wees er echter op
bedacht, dat het apparaat een nieuwere en betere versie van de software bevat (deze kan bijvoorbeeld nieuw geluiden bevatten). Het kan
voorkomen, dat wat er in de handleiding staat niet geheel correspondeert met wat u op uw scherm ziet.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
van ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
USING THE UNIT SAFELY
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
WAARSCHUWING
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onderstaande instructies en de gebruikershandleiding.
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne
modificaties uit. (Behalve waar deze handleiding specifieke instructies geeft om extensies te installeren, zoals
op p. 174, p. 176).
Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in
het apparaat te vervangen (behalve, wanneer daartoe
specifieke instructies in de handleiding staan.) Ga voor
alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde
Roland Service Centrum of een erkende Roland distributeur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
006
•
Wanneer u dit product met een standaard (KS-12)
gebruikt, dient u het zo te plaatsen dat het stabiel en
waterpas is. Als u geen rek of standaard gebruikt, dient
u een locatie te kiezen, die voldoende steun biedt en
wiebelen voorkomt.
• Gebruik alleen de bijgeleverde adapter. Ook moet het
voltage van de installatie overeenkomen met het voltage
dat op de behuizing van adapter wordt vermeld.
Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of
op een ander voltage ontworpen zijn, waardoor gebruik
van dergelijke adapters tot beschadiging, storing of
elektrische schok kan leiden.
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er
geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer
beschadigen, waardoor afgebroken elementen en
kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde
snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met
een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan
geluidsniveaus produceren, die in staat zijn permanent
gehoorsverlies te veroorzaken. Werk nooit lange tijd
achter elkaar op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Wanneer u een bepaalde mate van gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het
apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar
materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water,
frisdrank, enz.) in het apparaat terechtkomen. Wanneer
u een Wave uitbreidingskaart (SRX serie) of geheugen
(DIMM) installeert, dient u bijzonder voorzichtig te zijn.
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het
stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar
uw handelaar, het dichtst-bijzijnde Roland Service
Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden
op de ‘Informatie’ pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of
• In huishoudens met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is
de regels, die essentieel zijn voor een veilige bediening
van het apparaat, op te volgen.
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een
stopcontact, waar een buitensporig aantal andere
apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder
voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de
totale hoeveelheid stroom, die door alle aangesloten
apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van het verlengsnoer
overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie
van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat
gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het
dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend
Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
• Zet het apparaat altijd uit, en haal altijd de adapter uit
het stopcontact, voordat u een uitbreidingskaart installeert (SRX serie; p. 174, DIMM; p. 176).
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD
speler af. Het geluidsniveau, dat geproduceerd wordt,
kan permanent gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan
resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeemcomponenten.
Dit apparaat (JUNO-G) is alleen voor gebruik met een
Roland standaard (KS-12). Gebruik in combinatie met
andere standaarden kan resulteren in instabiliteit, wat
verwondingen tot gevolg kan hebben.
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak
deze met een droge doek schoon om stof en andere
opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter
ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere
tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de
stekker en het stopcontact kan tot verminderde isolatie
leiden en brand veroorzaken.
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en
kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en
kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten
worden.
• Indien u de schroef van de aarde of de schroeven van
het deksel aan de onderzijde van de PC card protector
moet verwijderen, bewaart u deze op een veilige plaats,
buiten het bereik van kinderen, zodat zij deze niet per
ongeluk kunnen inslikken.
Naast de dingen, die u onder ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ op pagina 2-3 vindt, dient u ook het volgende te
lezen en in acht te houden:
Stroomvoorziening
• Verbind dit apparaat niet met hetzelfde stopcontact dat gebruikt
wordt door een elektrisch apparaat met een omzetter (zoals een
koelkast, wasmachine, magnetron of airconditioner) of dat een
motor bevat. Afhankelijk van de manier, waarop het elektrische
apparaat gebruikt wordt, kan stroomvoorzieningsruis ervoor
zorgen dat dit apparaat slecht functioneert of ruis produceert. Als
het niet praktisch om een apart stopcontact te gebruiken, dient u
een ruisfilter voor de stroomvoorziening tussen dit apparaat en
het stopcontact te installeren.
• De adapter zal na vele uren opeenvolgend gebruik warmte gaan
genereren. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet
u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade
aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of
andere apparatuur, die grote stroom transformatoren bevat) kan
tot een brom leiden. Om dit probleem op te heffen, verandert u
de richting van dit apparaat of zet het verder van de storingsbron
weg.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren.
Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort
ontvangers.
• Ruis kan geproduceerd worden, wanneer draadloze communicatie apparaten, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit
apparaat worden gebruikt. Ruis kan optreden tijdens bellen of
gebeld worden of tijdens het converseren. Als u dit soort
problemen ondervindt, moet u de draadloze apparaten op meer
afstand van dit apparaat plaatsen of deze uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij
apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten
voertuig achter, en stel het niet aan extreme temperaturen bloot.
Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of
verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst,
waar de temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige
locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condensatie)
gevormd worden. Als u het apparaat in deze staat gebruikt,
kunnen schade of storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op
de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclimatiseren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Laat geen objecten op het keyboard staan. Dit kan storingen
veroorzaken, zoals slecht functionerende toetsen.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het
oppervlak waar u het apparaat plaatst, kunnen de rubberen
voetjes van het apparaat verkleuringen of krassen op het
oppervlak veroorzaken. U kunt wat vilt of stof onder de rubberen
voetjes plaatsen om dit te voorkomen. Als u dit doet, dient u te
controleren dat het apparaat niet per ongeluk gaat schuiven of
bewegen.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een
droge, zachte doek of één, die enigszins vochtig is. Voor het
verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een
mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Daarna veegt u het
apparaat met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen
om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te
voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen verloren
kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van belangrijke
gegevens moet u altijd een reservekopie maken, op een geheugenkaart of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens
reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden.
Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van
het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer
hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort
dataverlies.
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door
storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar
verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van
belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd
tot tijd een reservekopie van belangrijke gegevens, die u in het
geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, te maken.
• De inhoud van data, die in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet
meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland
Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit
apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het
gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan
tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u
deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze
manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne
elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume
van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor
kiezen een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen
om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts
in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de
originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders
kunt u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5, apart
verkrijgbaar). Als u andere expressiepedalen aansluit, riskeert u
storingen en/of schade aan het apparaat.
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u een
kabel van een ander merk gebruikt, neem dan notitie van de
volgende voorzorgsmaatregelen.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik
voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels met
weerstanden. Bij gebruik van dit soort kabels, kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie
over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel
verkrijgen.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
• De gevoeligheid van de D Beam controller is afhankelijk van de
hoeveelheid licht in de directe omgeving van het product. Als de
D Beam controller controller niet naar verwachting functioneert,
dient u de gevoeligheid in te stellen, zodat deze beter bij de
omgeving past.
Voordat u kaarten gebruikt
Geheugenkaarten gebruiken (p. 178)
• Steek de geheugenkaart voorzichtig in de sleuf. Zet hem stevig
vast.
• Raak nooit de contactpunten van de geheugenkaart aan. Vermijd
ook dat deze vies worden.
• De PC Card slot (geheugenkaart sleuf) van dit apparaat accepteert alleen CompactFlash geheugenkaarten.
• Microdrive storage media is niet compatibel.
• CompactFlash en SmartMedia (3.3 V) worden gemaakt met
precisiecomponenten. Wees voorzichtig met deze kaarten,
waarbij u specifiek op het volgende let:
• Om schade aan de kaarten te voorkomen als gevolg van statische
elektriciteit, dient u enige statische elektriciteit te ontladen van
uw lichaam, voordat u de kaarten vastpakt.
• Raak geen metaal aan of laat metaal niet in contact komen met het
contactgedeelte van de kaarten.
• Buig de kaarten nooit, laat ze nooit vallen en stel ze niet bloot aan
zware schokken of trillingen.
• Houd de kaarten niet in direct zonlicht, afgesloten voertuigen of
andere gelijksoortige locaties (opslagtemperatuur: -25 tot 85
graden Celsius).
• Laat de kaarten niet nat worden.
• Haal de kaarten niet uit elkaar, en verander ze niet.
220
• Alle productnamen, die in dit document genoemd worden, zijn
trademarks of geregistreerde handelsmerken van uw respectievelijke eigenaren.
• SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
• CompactFlash en
Corporation en onder licentie van de CompactFlash associatie.
() zijn handelsmerken van SanDisk
* Roland Corporation is een geautoriseerde licentiehouder van de
CompactFlash™ en het CF Logo
() handelsmerken.
Behandeling van CD-ROMs
• Vermijd het aanraken of krassen van de glanzende onderkant
(gecodeerd oppervlak) van de disk. Beschadigde of vuile CD
ROM disks kunnen niet goed gelezen worden. Zorg dat uw disks
met een in de winkel verkrijgbaar CD reinigingsproduct schoon
blijven.
Auteursrecht
• Het onbevoegd opnemen, verspreiden, verkopen, uitlenen,
publiekelijk uitvoeren, uitzenden of soortgelijke handelingen van
een volledig werk of gedeelte daarvan (muzikale compositie,
video, uitzending, publiekelijke uitvoering enz.) van derden, is bij
wet verboden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, waarbij het
auteursrecht van een derde partij overtreden kan worden. Wij
zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor overtredingen
van dit auteursrecht, die door gebruik van dit apparaat worden
begaan.
5
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN ..................2
Het contrast van het display bijstellen (LCD Contrast)...................................................................... 15
De demosongs beluisteren ...................................................................................................................... 15
Verschillende functies..........................................................................16
Overzicht van de JUNO-G ....................................................................17
Hoe de JUNO-G ingedeeld is.................................................................................................................. 17
Over geheugen..........................................................................................................................................19
Over de onboard effecten........................................................................................................................ 20
Over de Song recorder.............................................................................................................................21
Over audio track recording.....................................................................................................................22
Wisselen van modus van de geluidsgenerator ....................................................................................23
Over de functieknoppen.......................................................................................................................... 23
De cursor verplaatsen .............................................................................................................................. 24
Een waarde veranderen........................................................................................................................... 24
Een naam toewijzen .................................................................................................................................24
Spelen in Patch Mode...........................................................................25
Over het Patch PLAY scherm ................................................................................................................. 25
Patches in het hoofdscherm selecteren.................................................................................................. 26
De categorie groep knoppen gebruiken om Patches te selecteren.................................................... 26
Patches uit de lijst selecteren................................................................................................................... 27
Een Patch of Ritme set vooraf beluisteren (Phrase preview) ............................................................. 28
Het keyboard transponeren in eenheden van een octaaf (Octave Shift)..........................................28
Het keyboard transponeren in stappen van een halve toon (Transpose) ........................................ 29
De tonen selecteren, die zullen klinken (Tone On/Off) .....................................................................29
Instellingen voor de D Beam en de controller...................................................................................... 68
Het geluid in realtime veranderen .......................................................69
D Beam Controller.................................................................................................................................... 69
Control pedaal .......................................................................................................................................... 72
Over arpeggio’s......................................................................................................................................... 73
Een geluid registreren.............................................................................................................................. 83
Een song registreren................................................................................................................................. 83
Een registratie verwijderen ..................................................................................................................... 83
Alle registraties van een bank verwijderen .......................................................................................... 83
Een song afspelen ................................................................................84
Een song laden en afspelen (Load Play) ............................................................................................... 84
MIDI tracks direct afspelen (Quick Play).............................................................................................. 84
Verschillende afspeelmethoden .............................................................................................................85
7
Een song opnemen (MIDI track) ..........................................................87
Voordat u een nieuwe MIDI track opneemt.........................................................................................87
Uw Performance opnemen, zoals u hem speelt (Realtime Recording) ............................................ 88
Data stapsgewijs invoeren (Step Recording)........................................................................................92
Een song bewerken (MIDI track)..........................................................94
De song laden, die u wilt bewerken ......................................................................................................94
Sequencerdata over een bepaald bereik bewerken (Track Edit) .......................................................97
Individuele items van de sequencerdata bewerken (Micro Edit) ..................................................... 99
Een naam aan een song toewijzen (Song Name) ............................................................................... 103
Een song opnemen (Audio Track).....................................................104
Voordat u audio via de AUDIO INPUT jacks opneemt ...................................................................104
Een audio track opnemen (SOLO/RE-SAMPLING)......................................................................... 105
Meerdere audio tracks tot één track combineren (AUDIO MERGE).............................................. 106
Een song bewerken (Audio Track) ....................................................108
Items in het AUDIO TRACK scherm................................................................................................... 108
Items in het AUDIO MIXER scherm.................................................................................................... 111
De audio tracks instellen (AUDIO MIXER scherm).......................................................................... 111
Een song laden/opslaan (Save/Load) ...............................................113
Een song opslaan (Save) ........................................................................................................................ 113
Een song als een SMF opslaan (Save as SMF) .................................................................................... 114
Een song laden (Load) ...........................................................................................................................115
Bewerken van een audio phrase (Sample) .......................................117
Sample List .............................................................................................................................................. 117
Kopiëren van een bestand (Copy)........................................................................................................ 166
Wissen van een bestand (Delete).......................................................................................................... 166
Verplaatsen van een bestand (Move) ..................................................................................................166
Initialiseren van een geheugenkaart (Card Format) ......................................................................... 166
Verbinden met de computer via USB................................................167
Over USB functies .................................................................................................................................. 167
Selecteren van USB bewerking Mode.................................................................................................. 167
Verplaatsen van bestanden naar of van de computer (Storage Mode) ..........................................167
Uitwisselen van MIDI boodschappen met de computer (MIDI Mode) .........................................169
Gebruik van de JUNO-G Editor/Librarian .........................................170
Installeren van de JUNO-G Editor/Librarian op de computer....................................................... 170
Over PC Mode ........................................................................................................................................ 170
Over V-LINK.........................................................................................172
Wat is V-LINK?.......................................................................................................................................172
De JUNO-G is een hogekwaliteits synthesizer met professionele
geluiden en bespeelbaarheid. Hij bevat de nieuwste geluidsgenerator, een variëteit aan effecten en een song recorder met audio
tracks, dit alles gecombineerd in een gebruiksvriendelijk instrument.
De functies, die hieronder staan, maken de JUNO-G een goede keus
voor elke muziekstijl, voor gebruik van podiumoptredens tot
compositie en arrangementen.
De nieuwste geluidsgenerator met
128-stemmige polyfonie
De JUNO-G heeft 128-stemmige polyfonie – de standaard voor het
nieuwe tijdperk. U kunt complexe geluiden in lagen maken, en
genieten van multitrack opnames met behulp van de recorder.
Ondersteuning voor wave
uitbreidingskaarten
Om de talrijke Patches, die de met zorg geselecteerde waves
gebruiken, die in de JUNO-G zijn ingebouwd, kunt u een wave
uitbreidingskaart installeren om meer waveform data toe te voegen.
Afhankelijk van uw behoeften en favoriete muziekstijlen, kunt u een
kaart kiezen uit de grote verscheidenheid van professioneel
vermaarde Roland SRX serie uitbreidingskaarten, die nu beschikbaar
zijn.
Song recorder met audio tracks
De ingebouwde song recorder bevat vier gereserveerde audio tracks
(stereo) naast de MIDI tracks (16 Parts). Hiermee kunt u songs
creëren, die audio bevatten, van een vocalist of gitaarspeler, in
combinatie met de muziek, die u van de interne geluidsgenerator
heeft. De MIDI track sectie bevat een hoge resolutie 16-Parts (MIDI)
sequencer, met functies, zoals loop recording, zodat u non-stop kunt
opnemen zonder dat u uw muzikale verbeelding hoeft te verstoren.
De audio track sectie bevat standaard 4 MB geheugen (wat met
ongeveer 23.5 seconden stereo opnemen correspondeert). U kunt
DIMM geheugen (tot 512 MB) toevoegen om de opname capaciteit
tot 51 minuten (stereo) uit te breiden. Naast de audio phrases, die u
op de JUNO-G opneemt, kunt u ook audio bestanden van uw PC
importeren (in WAV of AIFF formaat) en deze als audio track
phrases gebruiken.
Veelzijdige geluidscontrole
functionaliteit
Naast een D Beam controller bevat de JUNO-G een grote verscheidenheid aan controllers, zoals de geluidveranderingsknoppen en een
hold pedaal jack, dat compatibel is met half-damper bewerkingen.
De JUNO-G geeft uw complete controle over het live geluid.
Heel veel externe interfaces
De USB connector op het achterpaneel ondersteunt zowel bestandsoverdracht als USB-MIDI. Hier kunt u naar wens tussen wisselen. Er
is ook een PC card slot dat SmartMedia of CompactFlash ondersteunt via een commercieel verkrijgbare adapter. U kunt een kaart
van maximaal 1 GB gebruiken om data op te slaan (wanneer u
CompactFlash gebruikt).
JUNO-G Editor/Librarian is
meegeleverd
Speciale editor/librarian software is meegeleverd, waarmee u uw
JUNO-G geluiden vanaf het grote scherm van een computer kunt
bewerken en beheren.
V-LINK functionaliteit
Met V-LINK kunt u muziek en video synchroniseren, wat toegang
geeft tot een scala aan nieuwe performancemogelijkheden.
Als u de JUNO-G samen met een video-apparaat gebruikt, dat
compatibel is met V-LINK (zoals de Edirol motion drive .tokyo
Performance Package, DV-7PR, PR-50 of V-4), kunt u de beelden
besturen met dezelfde bewerkingen als muziek bewerking op de
JUNO-G.
General MIDI GM2 compatibiliteit
De JUNO-G is compatibel met General MIDI/GM2, en kan
muziekdata afspelen, die overeenkomt met de General MIDI/GM2
standaard (General MIDI scores).
Live Setting functie
Met de Live Setting functie kunt u uw instellingen in het geheugen
opslaan en deze oproepen op ieder moment in uw live set, wat
garandeert dat het optreden soepel verloopt.
Sample Patch functie
Met deze functie kunt u audio phrases van de audio tracks
oproepen, en ze op het keyboard bespelen net, zoals u dat met
Patches of Ritme sets zou doen.
Krachtige effecten, inclusief mastering
De JUNO-G bevat drie multi-effecten processors (78 types), plus
onafhankelijke chorus en reverb processors. Er is een mastering
effect, cruciaal voor het toevoegen van de eindmix van uw prodoctie,
wat de opname de impact en geluidskwaliteit van een CD-master
geeft.
10
Paneelbeschrijvingen
Voorpaneel
fig.Front
1
34
2
567
10
1
D BEAM
Schakelt de D Beam functie aan/uit. U kunt een allerlei effecten
toepassen door simpelweg uw hand te bewegen (p. 69).
[SOLO SYNTH]
Bespeel de JUNO-G als een mono synthesizer (p. 70).
[ACTIVE EXPRESS]
Bespeel de JUNO-G met actieve expressie (p. 71).
[ASSIGNABLE]
U kunt een verscheidenheid aan parameters en functies aan de D
Beam toewijzen om het geluid in realtime te bewerken (p. 71).
* Druk op een van de corresponderende knoppen, terwijl u [SHIFT]
ingedrukt houdt om naar het D Beam instellingen scherm te gaan.
2
VOLUME knop
Stelt het algemene volume van de OUTPUT A (MIX) jacks en de
PHONES jack op het achterpaneel bij (p. 15).
[V-LINK]
Schakelt de V-LINK functie aan/uit (p. 172).
Druk op deze knop om in het V-LINK instellingen scherm te komen.
3
MODE
[Patch]
Ga naar Patch Mode (p. 25).
[PERFORM]
Bekijk het Play scherm van de Performance Mode (p. 58).
[LIVE SETTING]
Bekijk het LIVE SETTING scherm (p. 83).
[USB]
Ga naar het USB functie selectie scherm (p. 167).
[PART MIXER]
Bekijk het Mixer scherm van de Performance Mode (p. 58).
[AUDITION]
Houd deze knop om het geselecteerde geluid te beluisteren (p. 28).
[TRANSPOSE]
Door op [+] [-] te drukken, terwijl u [TRANSPOSE] ingedrukt houdt,
89
kunt u het bereik van het keyboard in stappen van een halve toon (p.
29) verhogen of verlagen.
OCTAVE [UP] [DOWN]
Verandert de toonhoogte van het keyboard in stappen van 1 octaaf
(p. 28).
4
EDIT
[Patch]
Maak Patch-gerelateerde instellingen (p. 30).
[EFFECTS]
Maak effect-gerelateerde instellingen (p. 125).
[MENU]
Opent het MENU. De inhoud van het menu hangt af van de huidige
Mode.
[SONG]
Druk op deze knop om de hele song of om MIDI tracks te bewerken.
U drukt ook op deze knop om te wisselen tussen het Song Edit
scherm en het Song List scherm (p. 84, p. 87, p. 94).
[AUDIO]
Deze knop brengt u naar het Sample Edit scherm. U drukt ook op
deze knop om te wisselen tussen het Sample Edit scherm en het
Sample List scherm (p. 117).
[WRITE]
Sla bewerkte instellingen op in het interne geheugen of op een
geheugenkaart (p. 32, p. 51, p. 63, p. 76, p. 78, p. 124).
[ARPEGGIO]
Schakelt de ARPEGGIO aan/uit. Bij inschakeling verschijnt het
arpeggio instellingen scherm (p. 73).
[CHORD MEMORY]
Schakelt het CHORD MEMORY aan/uit. Het Chord Memory
instellingen scherm verschijnt, wanneer u dit inschakelt (p. 77).
6
Display
Dit geeft informatie weer over de bewerking, die u aan het uitvoeren
bent.
[RHYTHM PATTERN]
Met deze knop gaat u naar het Ritme patroon playback scherm (p. 79).
11
Paneelbeschrijvingen
[PART SELECT/TONE SW/SEL]
Wanneer u op deze knop drukt (licht op), zullen de categorie groep
knoppen functioneren als Part Select, Tone Switch of Tone Select
knoppen.
[RHYTHM]-[BASS]
Dit zijn categorie groep knoppen (alleen in Patch Mode).
Functieknoppen
([F1 (KBD/ORG)]-[F6 (VOCAL/PAD)])
Deze rij van zes knoppen onder het display worden gebruikt om
verschillende functies uit te voeren, tijdens het bewerken en andere
taken. De functies van deze knoppen hangen af van het scherm, dat
u geselecteerd heeft (p. 23).
7
VALUE draaiknop
Deze wordt gebruikt om waardes te veranderen. Als u aan de
VALUE draaiknop draait, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt,
verandert de waarde in grotere stappen (p. 24).
[DEC], [INC]
Deze worden gebruikt om waardes te veranderen. Als u op een van
de knoppen drukt, terwijl u de andere ingedrukt houdt, versnelt de
verandering van de waarde. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl
u op een van deze knoppen drukt, verandert de waarde in grotere
stappen (p. 24).
[], [], [ ], [ ]
Beweegt de cursorlocatie omhoog/omlaag/links/rechts (p. 24).
[SHIFT]
Deze knop wordt in combinatie met andere knoppen gebruikt om
verschillende functies uit te voeren.
[EXIT]
Keert terug naar het vorige scherm of sluit het geopende venster. In
sommige schermen zorgt deze knop ervoor, dat de functie, die
uitgevoerd wordt, afgebroken wordt.
[ENTER]
Gebruik deze knop om een bewerking uit te voeren.
te laten keren. Als u hier tijdens het afspelen op drukt, keert u terug
naar het begin van de song, en stopt het afspelen.
[STOP]
Stopt de song recorder.
[PLAY]
Start de song recorder.
* Als het afspelen gestopt is, kunt u op [PLAY] drukken, terwijl u
[SHIFT] ingedrukt houdt om MIDI Update uit te voeren (p. 86).
[REC]
Het display verandert van het Recording Standby scherm (p. 88, p.
92, p. 105). Als u op deze knop drukt, terwijl u een MIDI track aan
het opnemen bent, wordt de Rehearsal functie geactiveerd (p. 92).
9
SOUND MODIFY
Draai aan deze knoppen om het geluid in realtime te bewerken of
om parameter waardes te veranderen.
Als u op de knop drukt, die zich links van de 1-4 knoppen bevindt,
verandert de verlichting van de indicators boven de knop. Dit
verandert de functies van de 1-4 knoppen (p. 30).
* Deze knop functioneert niet in Performance Mode.
De CUTOFF knop en de RESONANCE knop zijn gereserveerd voor
Cutoff Frequency en Resonance (p. 30).
10
Pitch Bend/Modulation hendel
Hiermee kunt u de Pitch Bend (toonverbuiging) bepalen of vibrato
toepassen (p. 16).
8
SONG RECORDER
[AUDIO TRACK]
Deze knop brengt u naar het Audio Track scherm (p. 104, p. 108).
[TEMPO]
Stelt het tempo (BPM) in (p. 73, p. 79, p. 85, p. 88).
[LOOP]
Schakelt Loop Play aan/uit. Het loop instellingen scherm verschijnt,
wanneer u dit inschakelt (p. 86, p. 95).
AUDIO IN schuifknop
Dit stelt het niveau van AUDIO INPUT bij. Als u deze schuifknop
verplaatst, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, zal het Input Setting
scherm verschijnen (p. 104).
TRACK A1-A4 schuifknoppen
Deze schuifknoppen stellen het volume van elke audio track (stereo)
bij.
[BWD], [FWD]
Verplaatst de song positie naar de eerste beat van de vorige of
volgende maat (p. 85).
Wanneer het afspelen gestopt i,s kunt u op [BWD] drukken, terwijl u
[STOP] indrukt om de song positie naar het begin van de song terug
12
Achterpaneel
fig.Rear
Paneelbeschrijvingen
12345
1
LCD CONTRAST knop
Deze knop stelt het contrast van het display op het bovenpaneel in.
USB aansluiting
Via deze aansluiting kunt u de computer met een USB-kabel op de
JUNO-G aansluiten (p. 167, p. 170).
2
PC CARD slot
Een geheugenkaart kan hier in worden gestoken (p. 178).
* Steek hier nooit een geheugenkaart in, terwijl het apparaat aanstaat.
Dit kan corruptie van de data van het apparaat of van de
geheugenkaart veroorzaken.
* Steek de geheugenkaart voorzichtig in de sleuf –, totdat deze stevig
vast zit.
3
MIDI aansluitingen (OUT, IN)
Deze kunnen met andere MIDI apparaten verbonden worden om
MIDI opdrachten te versturen en ontvangen.
CONTROL PEDAL jack
U kunt optionele expressiepedalen (EV-5, etc) met deze jacks
verbinden. Door de gewenste functie aan een pad toe te wijzen, kunt
u deze gebruiken om geluiden te selecteren of te veranderen of
andere taken te verrichten. U kunt ook optionele pedaal schakelaars
(DP serie, etc) gebruiken om geluiden vast te houden (p. 16).
* Gebruik alleen het specifieke expressiepedaal (EV-5, apart
verkrijgbaar). Met het aansluiten van andere expressiepedalen riskeert
u storingen en/of schade aan het apparaat.
HOLD PEDAL jack
Een optionele pedaal schakelaar (DP serie, etc) kan met deze jack
verbonden worden om als een hold pedaal gebruikt te worden (p.
16).
Dit kan ook ingesteld worden, zodat het half-pedaal technieken
ondersteunt. Dus, na het verbinden van een optioneel
expressiepedaal (DP-8/10), kunt u pedaaltechnieken toepassen om
nog fijnere controle te verkrijgen in performances, waar pianotonen
gebruikt worden.
4
AUDIO INPUT LEVEL knop
Deze knop bepaalt het volume van de input naar de AUDIO INPUT.
Gebruik deze knop om het volume bij te stellen als het geluid
overstuurt, zelfs als u het volume van de AUDIO IN schuifknop op
het bovenpaneel al heeft bijgesteld. Anderzijds, stel het volume
hoger in als het nog niet hard genoeg is, nadat u de schuifknop in de
maximale positie heeft gezet (p. 104).
AUDIO INPUT jacks (L (MONO)/MIC, R)
Accepteert input of audiosignalen in stereo (L/R) van externe
apparaten. Als u mono input wilt gebruiken, verbindt u deze met de
L jack. Wanneer u vanaf een microfoon opneemt, dient u deze ook
met de L jack te verbinden.
* Wanneer aansluitingskabels met weerstanden gebruikt worden, kan
het volume van apparaten, die met de AUDIO INPUT jacks
verbonden zijn, te laag doorkomen. Als dit gebeurt, dient u kabels te
gebruiken, die geen weerstanden bevatten, zoals, die uit de Roland
PCS serie.
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO)/1, R/2)
Deze jacks zorgen voor de uitvoer van het audiosignaal naar de
verbonden mixer/versterker, in stereo. Gebruik voor mono output
de L jack (p. 14).
*U kunt deze ook gebruiken voor de aparte uitvoer van elke Part.
OUTPUT B jacks (L/3, R/4)
Deze jacks zorgen voor de uitvoer van het audiosignaal naar de
verbonden mixer/versterker, in stereo.
*U kunt deze ook gebruiken voor de aparte uitvoer van elke Part.
PHONES jack
Hierop kut u een koptelefoon aansluiten (apart verkrijgbaar) (p. 14).
5
Kabelhaak
Hierachter kunt u de kabel van de adapter vasthaken. (p. 14).
DC IN jack
Verbind hier de adapter mee (p. 14).
Gebruik alleen de meegeleverde adapter.
POWER ON schakelaar
Druk hierop om het apparaat aan/uit te schakelen (p. 15).
Aarde aansluiting
Afhankelijk van de omstandigheden van een bepaalde opstelling,
kunt u een onplezierig gevoel ervaren of voelen dat het oppervlak
korrelig aanvoelt, wanneer u het apparaat, verbonden microfoons of
metalen gedeeltes (van bijvoorbeeld verbonden gitaren) aanraakt.
Dit komt door een onmeetbaar kleine elektrische spanning, die
compleet ongevaarlijk is. Als u zich hier echter zorgen over maakt,
kunt de aarde aansluiting met een extern contact verbinden.
Wanneer het product geaard is, kan er een zachte zoemtoon
optreden, afhankelijk van de opstelling. Als u onzeker bent over de
methode waarmee u aarde verbindt, kunt u contact opnemen met
het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een geautoriseerde
Roland distributeur, die u vindt op de ‘Informatie’ pagina.
Ongeschikte plaatsen voor aansluiting:
• Waterleidingen (kan schokken of elektrocutie veroorzaken)
• Gaspijpen (kan brand of explosies veroorzaken)
• Telefoonlijn of bliksemafleider (kan bij bliksem gevaarlijk zijn)
13
Voorbereiding
Verbindingen
Omdat de JUNO-G geen versterker of speakers bevat, zult u hem met audioapparatuur, zoals een keyboard versterker, monitor speakersysteem
of stereoset moeten verbinden of zult u een koptelefoon moeten gebruiken om geluid te horen.
Om de ervaring van het geluid van de JUNO-G compleet te maken, raden we u aan om een stereo versterker/speaker systeem te gebruiken. Als u
echter een mono systeem gebruikt, dient u het met de OUTPUT A (MIX) jack L (MONO) van de JUNO-G te verbinden.
* Audiokabels worden niet met de JUNO-G meegeleverd.
Om storingen en/of schade aan speakers of andere apparaten te voorkomen, dient u het volume van alle apparaten op zijn laagste stand te
zetten, en alle apparaten uit te schakelen, voordat u ze met elkaar verbindt.
fig.Connect.e
Naar een stopcontact
Adapter
Stereo koptelefoon
Mixer etc.
Versterker
924
Om te voorkomen, dat er per ongeluk stroomstoringen in het apparaat optreden (als de stekker er per ongeluk uitgetrokken wordt), en om te
voorkomen dat er teveel druk op de adapter stekker wordt uitgeoefend, dient u de stroomkabel achter de kabelhaak te bevestigen, zoals in de
illustratie wordt weergegeven.
Monitor speakers
(met eigen voeding)
14
Voorbereiding
Aan/uitzetten
941
* Wanneer de aansluitingen gemaakt zijn (p. 14), dient u de apparaten
in de opgegeven volgorde in te schakelen. Het inschakelen van
apparaten in de verkeerde volgorde kan leiden tot storingen en/of
schade aan speakers en andere apparaten.
1. Voordat u de JUNO-G inschakelt, dient u de volgende twee
vragen te overwegen:
• Zijn alle apparaten goed aangesloten?
• Staat het volume van de JUNO-G en alle verbonden apparaten
op zijn laagste stand?
2. Zet de POWER ON schakelaar op het achterpaneel van de
JUNO-G aan.
* Dit apparaat is uitgerust met een beschermingscircuit. Er is na het
inschakelen een korte tijd (een paar seconden) nodig, voordat het
apparaat normaal functioneert.
* Om te zorgen voor een goed functioneren van de Pitch Bend hendel,
dient u deze niet aan te raken, wanneer u de JUNO-G inschakelt.
Niet aanraken!
Het contrast van het display
bijstellen (LCD Contrast)
De tekens in het display kunnen direct na het inschakelen van de
JUNO-G of na lang gebruik, moeilijk zichtbaar zijn. Wanneer dit
gebeurt, dient u aan de LCD CONTRAST knop op het achterpaneel
te draaien om het display weer leesbaar te maken.
De demosongs beluisteren
De interne demosongs bevatten de exceptionele geluiden en effecten
van de JUNO-G.
1. Druk op EDIT [MENU] om het Top menu scherm te openen.
fig.TopMenu
2. Druk op [ ][] om ‘7. Demo Play’ te selecteren.
fig.DemoPlay
3. Schakel de verbonden audioapparaten in.
4. Verhoog het volume van de JUNO-G en de verbonden
apparaten, terwijl u het keyboard bespeelt.
fig.Volume
Uitzetten
1. Voordat u de JUNO-G uitschakelt, dient u de volgende twee
vragen te overwegen:
• Staat het volume van de JUNO-G en alle verbonden apparaten
op zijn laagste stand?
• Heeft u de JUNO-G geluiden of andere data opgeslagen?
2. Zet alle verbonden audioapparaten uit.
3. Zet de POWER ON schakelaar van de JUNO-G uit.
3. Druk op [ENTER].
Het DEMO MENU scherm verschijnt.
4. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruikt [INC] [DEC] om
een song te selecteren.
5. Druk op [ENTER] om het afspelen te starten.
Het afspelen stopt automatisch, wanneer de song afgelopen is.
Als u op [F6 (PLAY ALL)] drukt, worden de songs achter elkaar
afgespeeld, beginnend met de eerste.
* Druk op [EXIT] of [STOP] om de demosong te laten stoppen.
6. Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Zie voor de namen en de copyright informatie van deze
demosongs het display van de JUNO-G.
* Alle rechten voorbehouden. Ongeautoriseerd gebruik anders dan voor
privédoelen is een schending van geldend recht.
* Voor de afgespeelde muziek wordt er geen data van de MIDI OUT-
aansluiting uitgevoerd.
Wanneer u demo’s afspeelt, gaan Patches of performancedata,
die u mogelijk aan het bewerken was, verloren.
15
Verschillende functies
Velocity (aanslaggevoeligheid)
De Velocity – de sterkte waarmee u het keyboard bespeelt – kan het
volume of het timbre van een geluid beïnvloeden.
Pitch Bend/Modulation hendel
Beweeg de hendel, terwijl u het keyboard bespeelt naar links om de
toonhoogte van de geselecteerde Patch te verlagen of naar rechts om
de Patch te verhogen (Pitch Bend). U kunt ook vibrato toepassen
door de hendel zachtjes van u af te drukken (modulatie).
Als u de hendel tegelijk van u af drukt en hem tegelijkertijd naar
links of rechts beweegt, kunt u beide effecten tegelijk toepassen.
fig.Bender.e
ModulatiePitch Bend
Octave shift
U kunt de toonhoogte van het keyboard in eenheden van een octaaf
veranderen over een bereik van +/- 3 octaven.
• Druk in de MODE sectie op OCTAVE [DOWN][UP] om de
octave shift in te stellen.
• Om naar de oorspronkelijke toonhoogte terug te keren, drukt u
tegelijk op beide knoppen.
Hold pedaal
Als er een optionele pedaalschakelaar (DP serie) met de PEDAL
HOLD jack op het achterpaneel verbonden is, kunt u het pedaal
indrukken om ervoor te zorgen dat noten vastgehouden worden,
zelfs nadat de toetsen zijn losgelaten.
fig.HolPdl
Control pedaal
Als een optioneel expressiepedaal of pedaalschakelaar (EV-5, DP
serie) met de PEDAL CONTROL jack op het achterpaneel verbonden
is, kunt u het pedaal gebruiken om het volume of andere functies te
besturen.
fig.CtrlPdl
Tranpose
U kunt de toonhoogte van het keyboard transponeren in stappen
van een halve toon, over een bereik van G-F# (-5-+6 halve tonen).
• Druk op [-] [+], terwijl u MODE [TRANSPOSE] ingedrukt
houdt om de transpositie te veranderen.
• Om naar de oorspronkelijke toonhoogte terug te keren, drukt u
op beide knoppen tegelijk, terwijl u [TRANSPOSE] ingedrukt
houdt.
De Octave shift en Transpose instellingen worden onthouden,
zelfs als u van Patch of Performance wisselt.
Roland
Zie voor meer informatie over pedaalinstellingen ‘Control
pedaal instellingen’ (p. 72).
Gebruik alleen het specifieke expressiepedaal of
pedaalschakelaar (EV-5, DP serie, apart verkrijgbaar). Het
verbinden van een ander expressiepedaal kan leiden tot
storingen en/of schade aan het apparaat.
16
Overzicht van de JUNO-G
De JUNO-G kan bestanden in WAV of AIFF-formaat laden via een
Hoe de JUNO-G ingedeeld is
USB-aansluiting.
Basisstructuur
Grofweg bestaat de JUNO-G uit een controller sectie, een geluidsgenerator sectie, en een song recorder sectie.
fig.BasicStruct.e
Audio Input
Sample event
Song recorder sectie
Audio track
MIDI track
Opnemen
Controller sectie (controllers zoals keyboard, pitch bend hendel, etc)
Afspelen
Controller sectie
Deze sectie bestaat uit het keyboard, de Pitch Bend/modulatie
hendel, paneelknoppen en de D Beam controller. Deze bevat ook de
pedalen, die met het achterpaneel verbonden kunnen worden. De
Performance informatie, die gegenereerd wordt, wanneer u dingen
doet, zoals het indrukken of loslaten van een toets of een pedaal,
wordt geconverteerd in MIDI opdrachten en vervolgens naar de
geluidsgenerator sectie, song recorder sectie, en/of een extern MIDI
apparaat gestuurd.
Audio track
opname
Sample
Geluidsgenerator
sectie
Spelen
Resampling
Classificatie van de JUNO-G
geluidstypes
Wanneer u de JUNO-G gebruikt, zal het u opvallen dat er verschillende categorieën geluiden voorkomen. Hier volgt een korte uitleg
van elke geluidscategorie.
Tonen
Tonen zijn de kleinste geluidseenheden op de JUNO-G. Het is echter
niet mogelijk om een toon afzonderlijk te spelen. De Patch is de
eenheid waar geluid mee afgespeeld wordt, en tonen zijn de blokken
waar de Patch mee opgebouwd is.
fig.Tone.e
Toon
WG
Pitch
Envelope
audio signaal
Tonen bestaan uit de volgende vijf componenten.
LFO 1LFO 2
TVF
TVF
Envelope
controle signaal
TVA
TVA
Envelope
Geluidsgenerator sectie
De geluidsgenerator sectie produceert het geluid. Deze ontvangt de
MIDI opdrachten van de controller en song recorder sectie en/of een
extern MIDI apparaat, genereert muzikal geluid van de MIDI
opdrachten, die ontvangen zijn, en voert het geluid uit via de output
jacks of de koptelefoon jack.
Song recorder sectie
Deze bestaat uit de MIDI tracks, die keyboard- en controllerbewerkingen, zoals MIDI opdrachten opnemen, en audiotracks, die de
performancedata (sample events) opnemen, die gebruikt worden om
audiophrases (Samples) af te laten spelen. De opgenomen data
wordt naar de geluidsgenerator sectie gestuurd, die de Performance
weer laat klinken.MIDI opdrachten, die in MIDI tracks opgenomen
zijn, kunnen ook via de MIDI OUT aansluiting uitgevoerd worden
om externe MIDI apparaten te besturen.
Audiotrack opname
Met de opname van audiotracks kunt u geluid van een CD-speler of
microfoon opnemen als ze met de audio input jacks verbonden zijn, en
er in de geluidsgenerator sectie een sample van maken. Performancedata voor, die sample wordt opgenomen op de audiotrack van de
song recorder als een sample event. De opgenomen sample kan in een
audiotrack gebruikt worden of kan op dezelfde manier als een
waveform voor de geluidsgenerator gebruikt worden. U kunt ook de
Performance van de interne geluidsgenerator als een sample opnemen.
WG (Wave generator)
Specificeert de PCM waveform (wave), die de basis van het geluid
vormt, en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid verandert.
De JUNO-G bevat 1267 verschillende waveforms. Alle Patches, die in
de JUNO-G zijn ingebouwd, bestaan uit combinaties van tonen, die
op basis van deze waveforms worden gecreëerd.
* Er zijn vier wave generators voor elke Ritme toon (percussie
geluiden).
TVF (Time variant filter)
Bepaalt de veranderingen in requentiecomponenten van het geluid.
TVA (Time variant amplifier)
Bepaalt de veranderingen van het volume en de positie van het
geluid in een stereo geluidsveld.
Envelope
U gebruikt Envelope om veranderingen te maken, die over een
bepaalde tijdsduur in een geluid voorkomen. Er zijn verschillende
envelopes voor Pitch, TVF (filter) en TVA (volume). Als u bijvoorbeeld op een bepaalde manier de Attack (dynamiek) of het
wegsterven van het geluid wilt veranderen, stelt u de TVA Envelope
bij.
LFO (Low frequency oscillator)
Gebruik de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in een
geluid te creëren. De JUNO-G bevat twee LFO’s. U kunt de LFO
17
Overzicht van de JUNO-G
gebruiken om een effect op de WG (toonhoogte), de TVF (filter) of de
TVA (volume) toe te passen. Wanneer u een LFO op de WG
toonhoogte toepast, wordt er een vibrato effect geproduceerd.
Wanneer u een LFO op de TVF cutoff frequentie toepast, produceert
dit een wah effect. Wanneer u een LFO op het TVA volume toepast,
produceert dit een tremolo effect.
De Ritmes (percussie geluiden) bevatten geen LFO.
Patches
Patches zijn de basis geluidsconfiguraties, die u tijdens een Performance afspeelt. Elke Patch kan geconfigureerd worden door vier
tonen te combineren. Hoe de vier tonen gecombineerd worden,
wordt bepaald door de Structure Type parameter (p. 34).
fig.Patch.e
Patch
Tone 4
Tone 3
Tone 2
Tone 1
LFO 1LFO 2
• TVA (Time variant amplifier)
• Envelope
Performances
Een Performance heeft een Patch of Ritme set toegewezen aan alle 16
Parts, en kan tegelijk zestien geluiden behandelen.
De Performances van de JUNO-G worden via twee schermen
bestuurd: een Play scherm en een Part mixer scherm (p. 58).
Gebruik het PLAY scherm als u twee of meer Patches tegelijk wilt
bespelen (Layer) of verschillende Patches op verschillende delen van
het keyboard wilt bespelen (Split).
Gebruik het MIXER scherm als u wilt ‘mixen’ door de pan en level
instellingen voor elk van de zestien Parts individueel bij te stellen.
Omdat de geluidsgenerator van de JUNO-G meerdere geluiden kan
behandelen, wordt hij een Multi-timbrale geluidsgenerator
genoemd.
fig.Performance.e
Performance
LAYER/SPLIT
MIXER
Part 16
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Ritme sets
Ritme sets zijn groepen van een aantal verschillende percussie
geluiden. Omdat percussie instrumenten normaliter geen melodieën
afspelen, is het niet nodig dat een percussie instrument in een
toonschaal op het keyboard bespeelt wordt. Het is echter belangrijker dat zoveel mogelijk precussie instrumenten tegelijk
beschikbaar zijn. Hiervoor produceert elke toets (nootnummer) van
een Ritme set een ander percussie instrument.
fig.RitmeSet.e
Rhythm set
Nootnummer 98 (D7)
Nootnummer 97 (C#7)
Nootnummer 36 (C2)
Nootnummer 35 (B1)
Rhythm toon (Percussie intrument geluid)
WG
TVF
TVA
Part 1
Patch/
Rhythm set
Part
Op de JUNO-G is een ‘Part’ iets dat u aan een Patch of Ritme set
toewijst. In de Patch Mode kunt u een Patch of Ritme set aan het
keyboard toewijzen. In Performance Mode heeft elke Performance
zestien Parts, en u kunt een Patch of Ritme set aan elke Part
toewijzen.
Pitch
Envelope
TVF
Envelope
TVA
Envelope
Elk percussie instrument bestaat uit de volgende vier elementen:
(Zie voor meer informatie de toelicihting van ‘Tonen’.)
• WG (Wave generator): 1-4
• TVF (Time variant filter)
18
Overzicht van de JUNO-G
Over gelijktijdige polyfonie
De JUNO-G kan maximaal 128 geluiden tegelijk afspelen. De
volgende paragrafen behandelen wat dit betekent, en wat er gebeurt,
wanneer er meer dan 128 stemmen tegelijkertijd van de JUNO-G
gevraagd worden.
Het aantal stemmen dat gebruikt
wordt berekenen
De JUNO-G kan tegelijk 128 noten afspelen. De polyfonie of het
aantal stemmen (geluiden), refereert niet alleen aan het aantal
Patches dat feitelijk afgespeeld wordt, maar verandert afhankelijk
van het aantal tonen dat in de Patches, en het aantal waves dat in de
tonen gebruikt wordt. De volgende methode wordt gebruikt om het
aantal geluiden te berekenen, dat voor een afgespeelde Patch
gebruikt wordt:
(Aantal Patches dat afgespeeld wordt) x (Aantal tonen dat
gebruikt wordt door de afgespeeld Patches) x (Aantal waves dat
in de tonen gebruikt wordt)
Een Patch met bijvoorbeeld vier tonen van elk twee waves, zal acht
noten polyfonie gebruiken. Wanneer u in Performance Mode speelt,
zal het aantal geluiden voor elke Part geteld worden om het totale
aantal geluiden voor alle Parts te verkrijgen.
Hoe een Patch klinkt
Wanneer van de JUNO-G gevraagd wordt om meer dan 128
stemmen tegelijk af te spelen, zullen noten die al klinken uitgeschakeld worden om ruimte te maken voor toegevoegde noten. De
noot met de laagste prioriteit zal het eerst uitgeschakeld worden. De
prioriteitsvolgorde wordt bepaald door de Patch Priority instelling
(p. 36).
Patch Priority kan op ‘LAST’ of ‘LOUDEST’ ingesteld worden.
Wanneer ‘LAST’ geselecteerd wordt, zal het toevoegen van een
nieuwe noot, die de 128-stemmen limit overschrijdt, ervoor zorgen
dat de noot, die het eerste afgespeeld werd uitgeschakeld wordt.
Wanneer ‘LOUDEST’ is geselecteerd, zal de minst harde van de
huidig klinkende noten worden uitgeschakeld. Meestal is ‘LAST’
geselecteerd.
Nootprioriteit in Performance Mode
Omdat Performance Mode normaliter gebruikt wordt een ensemble
af te spelen dat uit meerdere Patches bestaat, is het belangrijk om te
beslissen welke Parts prioriteit hebben. Prioriteit wordt bepaald door
de Voice Reserve instellingen (p. 66). Wanneer een noot van een
Patch uitgeschakeld dient te worden om ruimte voor een nieuwe
noot te maken, wordt de Patch Priority instelling toegepast (p. 36).
Voice Reserve
De JUNO-G heeft een Voice Reserve functie, die u in de gelegenheid
stelt om een minimum aantal noten te reserveren, die voor elke Part
altijd beschikbaar zijn. Als Voice Reserve voor Part 16 bijvoorbeeld
op ‘10’ ingesteld is, zal Part 16 altijd 10 geluidsproducerende noten
beschikbaar hebben, zelfs, wanneer er meer dan 128 noten (totaal
voor alle Parts) gebruikt worden. Wanneer u Voice Reserve instellingen maakt, moet u op het aantal noten letten dat u in elke Part
wilt bespelen, en ook het aantal tonen dat door de geselecteerde
Patch gebruikt wordt (p. 66).
Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken, waarbij
het totaal van alle Parts meer is dan 64 stemmen.
Over geheugen
Patch en Performance isntellingen worden opgeslagen in het
geheugen. Er zijn drie types geheugen: tijdelijk, overschrijfbaar en
niet-overschrijfbaar.
fig.04-006.e
JUNO-G
Preset (PRST)
Rhythm Set
36
Performance
64
Preset F (PR-F)
Preset E (PR-E)
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Patch
128
SelecteerSelecteer
Selecteer
EXP Slot
Patch
Rhythm Set
Wave uitbreidingskaart
• 1 De geselecteerde Patches/Ritme sets kunnen niet veranderd worden.
GM (GM2)
Patch
256
Rhythm Set
Tijdelijk gebied
9
* 1
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk deel
Dit is het gedeelte, dat de data bevat voor de Patch of Performance,
die u met de paneelknoppen heeft geselecteerd.
Wanneer u het keyboard bespeelt of een sequentie afspeelt, wordt
geluid geproduceerd op basis van data in het tijdelijke gedeelte.
Wanneer u een Patch of Performance bewerkt, verandert u niet de
data in het geheugen, maar u verandert de data in het tijdelijke
gedeelte.
Instellingen in dit gedeelte zijn tijdelijk, en gaan verloren, wanneer
het apparaat uitgeschakeld wordt of, wanneer u een andere Patch of
Performance selecteert. Om de instellingen, die u veranderd heeft te
bewaren, dient u ze in het overschrijfbare geheugen op te slaan.
Systeem
Gebruiker (USER)
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
SelecteerSchrijf
CARD Slot
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Geheugenkaart
SchrijfSelecteer
19
Overzicht van de JUNO-G
Overschrijfbare geheugen
Systeemgeheugen
Systeemgeheugen bevat de systeemparameter instellingen, die
bepalen hoe de JUNO-G functioneert.
Gebruikersgeheugen
Gebruikersgeheugen is het interne geheugengedeelte, waarin de
Patches, Performances, Samples en performancedata zich bevindt.
Geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart gebruiken om Patches, Performances,
Samples en performancedata te bewaren, net, zoals u dat doet in het
gebruikersgeheugen.
Reverb
Reverb voegt galmende karakteristieken van hallen of auditoria aan
het geluid toe. Er zijn vijf verschillende types, dus kunt u het type
dat past bij uw doel selecteren en gebruiken.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor (limiter), die op de uitgang van de
JUNO-G toegepast wordt. Het heeft een onafhankelijk hoog, midden
en laag bereik. Onafhankelijk van de hoge frequentie, lage frequentie
en midden frequentie regionen, comprimeert dit effect alle geluiden,
die het ingestelde niveau overschrijden, wat het volume consistenter
maakt.
Hoe effect units in verschillende
modi functioneren
Niet-overschrijfbare geheugen
Vooraf ingestelde geheugen
Data in het vooraf ingestelde geheugen kan niet overschreven
worden. U kunt de instellingen uit dit geheugen echter wel naar het
tijdelijke geheugenen verplaatsen, veranderen en opslaan in het
overschrijfbare geheugen (behalve GM2).
Wave uitbreidingskaart (SRX serie)
De JUNO-G kan met een Wave uitbreidingskaart (SRX serie, apart
verkrijgbaar) uitgebreid worden. Wave uitbreidingskaarten bevatten
zowel Wave data als Patches en Ritme sets, die direct in het tijdelijke
geheugen verplaatst en afgespeeld kunnen worden.
Over de onboard effecten
Effect types
De JUNO-G heeft ingebouwde effect units, en u kunt de instellingen
hiervan individueel bewerken.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn effecten met meerdere doeleinden, die het
geluidstype compleet veranderen door de klank zelf te bewerken. Er
zijn 78 verschillende effect types, selecteer en gebruik het type dat bij
uw bedoeling past. Naast de eenvoudige effect types, zoals
Distortion, Flanger en soortgelijke effecten, kunt u ook een grote
verscheidenheid aan andere effecten instellen. U kunt zelfs effecten
in serie of parallel met elkaar verbinden. Hoewel u chorus en reverb
tussen de multi-effecten types vindt, worden de volgende chorus en
reverb met een verschillend systeem behandeld. In Performance
Mode kunnen drie soorten multi-effecten tegelijk worden gebruikt,
deze worden MFX1, MFX2 en MFX3 genoemd. In Patch Mode kunt u
MFX1 en MFX2 gebruiken.
Chorus
Chorus voegt diepte en ruimtelijkheid aan het geluid toe. U kunt
kiezen of dit als een chorus effect of als een delay effect gebruikt
wordt.
In Patch Mode
Multi-effecten kunnen onafhankelijk door elke Patch en Ritme set
gebruikt worden. Chorus en reverb worden gedeeld door Patches en
Ritme sets, hetzelfde effect wordt op elke toon toegepast. Het
aanpassen van het niveau van het signaal, dat naar elke effects unit
verstuurd wordt (Send level), verschaft u controle over de intensiteit
van het effect dat op elke toon wordt toegepast.
fig.FXinPatch
Keyboard part
Patch
TONE
Pad part
Rhythm Set
A0
RHYTHM
C8
TONE
+
*U wijst aan elke Part een Patch of Ritme set toe.
+
Multi-Effecten
Multi-Effecten
Chorus
Reverb
In de Performance Mode
De multi-effecten, chorus en reverb kunnen onafhankelijk voor elke
Performance ingesteld worden. De intensiteit van elk effect wordt
voor elke Part ingesteld. Wanneer u effecten in Performance Mode
toepast, worden de effect instellingen van de Patch of Ritme set, die
aan elke Part is toegewezen genegeerd, en worden de effect instellingen van de Performance gebruikt. De effecten voor dezelfde Patch
of Ritme set kunnen dus verschillen, wanneer ze in Patch Mode of in
Performance Mode afgespeeld worden. Echter, afhankelijk van de
instellingen, kunt u effect instellingen voor een Patch of Ritme set,
die aan een Part is toegewezen op de hele Performance toepassen.
Hiernaast kunt u, wanneer u de multi-effect instellingen van een
Performance gebruikt, drie multi-effecten tegelijk gebruiken, afhankelijk van het type effect.
20
Overzicht van de JUNO-G
fig.FXinPfm.e
Performance/Multitimbre
Part 1
Part16
Patch
TONE
Multi-Effecten
Chorus
Reverb
Over de Song recorder
De song recorder neemt performancedata van het keyboard en de
controllers, en de performancedata voor de Samples van de audio
track recording op, en beheert deze data als een ‘song’. Wanneer u
de song recorder afspeelt, wordt deze performancedata naar de
geluidsgenerator gestuurd, wat geluid genereert en de opgenomen
Performance weer laat klinken.
Wat is een song?
Muzikale performancedata voor een song of compositie wordt op de
JUNO-G een song genoemd. Dit bestaat uit de performancedata, die
op de MIDI tracks (MIDI kanalen 1-16) is opgenomen, de tempo
track, de beat track, en audio tracks 1-4.
fig.Song.e_71
Song
MIDI Tracks (.SVQ)
1
16
Tempo Track
Beat Track
AUDIO Tracks (.SVA)
1
2
3
4
Setup Mixer
Track instellingen worden aan het begin van de song opgeslagen.
sample event
Maximaal 256 events kunnen op een
track geplaatst worden.
Wat is een track?
Referentie
Sample
USER
U0001
CARD
C0001
U2000
U0002
C7000
C0002
kunnen nemen, functioneren ze ook als een bandrecorder.
Eigenlijk neemt een MIDI track niet het geluid zelf op, maar alleen
de stappen, die ervoor zorgen dat de geluidsgenerator geluid produceert. Het biedt dus meerdere voordelen. De geluidskwaliteit is altijd
uitmuntend, gelijk aan, die van een eerste-generatie band, ongeacht
hoe vaak de data afgespeeld wordt, tempoveranderingen hebben
geen invloed op de toonhoogte, gedetailleerde bewerkingen zijn
mogelijk, etc.
De MIDI tracks kunnen performancedata voor zestien MIDI kanalen
opnemen. In Performance Mode corresponderen de zestien Parts van
de geluidsgenerator met de zestien MIDI kanalen. In In Patch Mode
wordt de keyboard Performance opgenomen op MIDI kanaal 1 en
het Ritme patroon Performance op MIDI kanaal 10 (met de
standaard-instellingen).
Audio tracks 1-4
Audio tracks behandelen de Samples, die u opgenomen hebt met
audio track opname, en de geïmporteerde Samples. Zelfs als u het
tempo tijdens de song verandert, worden audio tracks gerekt, zodat
ze synchroon met de song af blijven spelen. U kunt ook vanaf het
midden van een sample afspelen. Audio tracks openen niet de
sample zelf. Ze bevatten alleen informatie om de geluidsgenerator
een ‘USER (of CARD) sample nummer ‘x’ af te laten spelen’. (Deze
informatie wordt een ‘sample event’ genoemd. Dit betekent, dat zelfs
als u een sample event van de audio track wist, de sample data zelf
zal blijven bestaan.
Er kunnen maximaal 256 sample events op elk audio track geplaatst
worden.
* Elke audio track kan één sample tegelijk afspelen. Als er meer
overlappende Samples op een audio track staan, wordt aan de sample
event met de latere locatie voorrang gegeven.
Tempo track
De Tempo track neemt tempo veranderingen binnen een song op.
Het kan gebruikt worden voor tempo veranderingen tijdens een
song. Als een song van begin tot eind hetzelfde tempo heeft, kan het
Tempo track genegeerd worden.
Wanneer een song op de JUNO-G opgenomen wordt, wordt er een
tempo instellingen aan het begin van het Tempo track opgeslagen.
Wanneer het afspelen van de song vanaf het begin begint, zal de
song altijd op dit tempo afgespeeld worden.
Het afspeeltempo wordt dus bepaald door de Tempo track
instelling. Als u het tempo tijdens het afspelen verandert, zal het
tempo van de song bepaald worden door de gemaakte instelling.
Beat track
De Beat track neemt de maatsoort van elke eenheid van een geluid
op. Stel de Beat track in, wanneer u een nieuwe song opneemt of,
wanneer u de maatsoort tijdens een song wilt veranderen.
Elke sectie van een song, die muzikale performancedata opslaat, heet
een track.
MIDI tracks 1-16
MIDI tracks slaan uw keyboardspel en controllerbewerkingen op als
MIDI opdrachten. Wanneer u een song afspeelt, sturen de MIDI
tracks deze opgenomen MIDI opdrachten naar de geluidsgenerator,
die geluid gaat produceren. MIDI tracks spelen de instrumenten zelf,
in plaats van de musicus, en omdat ze een muzikale Performance op
21
Overzicht van de JUNO-G
Sample
Audio
opname
Drum
Sample lijst
0001
0002
2000
User Sample
Wave
(Sample)
Automatisch
toegevoegd
Locaties om een song op te slaan
Tijdelijk gedeelte
De song recorder heeft een tijdelijk geheugen, waar u de song
tijdelijk op kunt slaan. We noemen dit dus een tijdelijke song. De
song in het tijdelijk gedeelte is vluchtig en gaat verloren, wanneer
het apparaat uitgeschakeld wordt. Om een song te bewaren, moet u
het opslaan in het gebruikersgeheugen of op een geheugenkaart.
Geheugenkaart/Gebruikersgeheugen
Als u de opgenomen of bewerkte song in het tijdelijke gedeelte wilt
behouden, moet u het als een song bestand op een geheugenkaart of
in het gebruikersgeheugen opslaan. Met beide methodes kunt u 256
songs opslaan. Een kaart en het gebruikersgeheugen kunnen twee
bestandstypen bevatten. Het drieletterige symbool, dat in haakjes ( )
wordt weergegeven is een extensie, die de twee soorten bestandstypen onderscheidt.
Song file (.SVQ, .SVA)
Elke song, die u op de JUNO-G heeft gemaakt, wordt als twee
bestanden opgeslagen: een bestand met een naam, die bestaat uit de
naam van de song en een ‘.SVQ’ extensie (het SVQ bestand), en een
bestand met een ‘.SVA’ extensie (het SVA bestand). Het SVQ
bestand bevat hoofdzakelijk de data van de MIDI tracks. Het SVA
bestand bevat hoofdzakelijk de audio track data (sample events).
Standaard MIDI bestand (.MID)
Standaard MIDI bestand is een gestandaardiseerd bestandsformaat,
dat ervoor zorgt, dat sequencer data tussen de meeste applicaties
uitgewisseld kan worden. JUNO-G bestanden worden als Standaard
MIDI bestanden opgeslagen. Hiermee kunt u commercieel
verkrijgbare muziekdata afspelen (GM scores), die compatibel is met
het GM/GM2 systeem.
fig.SongFile.e
Over audio track recording
Met audio track recording kunt u externe inputbronnen, zoals een
audioapparaat of microfoon als digitale audiodata opnemen. Een
opname wordt als een Patch (sample Patch) afgespeeld of als een
waveform voor een Patch of drum set toegepast. U kunt ook WAV/
AIFF-formaat bestanden importeren en ze op dezelfde manier
gebruiken.
Samples
Een ‘sample’ is een waveform (geluidsdeel) dat u verkrijgt door het
opnemen van een audio track op de JUNO-G. Naast de daadwerkelijke waveform data, bevat een sample ook parameters, zoals een
start point, loop start, en loop end. De JUNO-G kan 9000 Samples
opslaan (Gebruiker: 2000, geheugenkaart: 7000).
fig.Sample.e
Waar Samples opgeslagen
worden
Samples, die u opneemt of importeert, worden in het sample
geheugen opgeslagen. Dit sample geheugen is tijdelijk, en de data
gaat verloren, wanneer u het apparaat uitzet. Als u deze Samples
wilt bewaren, dient u ze in het gebruikersgeheugen of op een geheugenkaart op te slaan
*U kunt data niet in het vooraf ingestelde geheugen opslaan.
fig.SampleMemory.e
22
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk gedeelte
Geheugenkaart
Song bestand
Standaard MIDI bestand
Gebruikersgeheugen
Song bestand
Standaard MIDI bestand
JUNO-G
Sample geheugen
schrijven
schrijven
laden/schrijven
Geheugenkaart
Preset Bank
User Bank
Card Bank
laden
schrijven
laden
schrijven
schrijven
Vooraf ingesteld
geheugen
Gebruikers-
geheugen
JUNO-G
Audio opname
Basisgebruik van de JUNO-G
fig.PatchPlay
Wisselen van modus van de
geluidsgenerator
De JUNO-G heeft twee geluidsgenererende modes: Patch Mode,
Performance Mode. U kunt de geluidsgenererende Mode (State)
kiezen, die het beste bij het bespelen van de JUNO-G past.
Gebruik de volgende procedure om tussen de modes te wisselen.
Het PERFORM PLAY scherm en het PART MIXER scherm
Patch Mode
Dit is de Mode, waarin u een enkel geluid (Patch/Ritme set) vanaf
het keyboard afspeelt.
Het keyboard en de geluidsgenerator zijn met één MIDI kanaal
verbonden.
verschaffen u verschillende beelden van eenzelfde Performance.
U zult bijvoorbeeld het PERFORM PLAY scherm willen
gebruiken, wanneer u een keyboard split aan het instellen bent
of het PART MIXER scherm, wanneer u de effect instellingen of
de volumebalans voor de Patches van elke Part wilt instellen.
Patch Mode selecteren
1. Druk op MODE [Patch].
fig.PatchPlay
Performance Mode
Met deze Mode kunt u verschillende geluiden (Patches of Ritme sets)
combineren.
PERFORM PLAY scherm
Gebruik dit scherm als u twee of meer geluiden (Patches of Ritme
sets) tegelijk wilt bespelen.
U kunt Patches samen bespelen (Layer) of het keyboard in twee
regionen opdelen, en verschillende Patches in de verschillende delen
bespelen (Split).
1. Druk op MODE [PERFORM].
fig.PatchPlay
Over de functieknoppen
De zes [KBD/ORG]-[VOCAL/PAD] knoppen onder het display
voeren verschillende functies (functieknoppen) uit, en het gebruik
hangt van het scherm af. Functies worden onderaan het scherm
weergegeven.
fig.FButtons
Venster
De ietwat kleinere schermen, die tijdelijk bovenop het normale
scherm verschijnen worden vensters genoemd. Verschillende
vensters verschijnen, afhankelijk van de situatie. Sommige
geven lijsten weer, met anderen kunt u instellingen maken, en
weer andere vragen u voor bevestiging van een bewerking.
fig.Tempo
MIXER scherm
Gebruik dit scherm, wanneer u de geluiden wilt mixen door het
bijstellen van de level en pan voor elk van de 16 Parts.
1. Druk op MODE [PART MIXER].
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten. Sommige vensters
sluiten automatisch, wanneer een bewerking uitgevoerd is.
23
Basisgebruik van de JUNO-G
De cursor verplaatsen
Een enkel scherm of venster geeft meerdere parameters of items
weer. Om de instelling of een parameter te wijzigen, beweegt u de
cursor naar de waarde van, die parameter. Om een item te
selecteren, beweegt u de cursor naar dat item. Wanneer een
parameterwaarde of andere selectie geselecteerd is, zal het oplichten.
fig.CursorScreen
Cursor
terwijl u op [DEC] drukt. Voor snellere waardeverminderingen
houdt u [DEC] ingedrukt, terwijl u op [INC] drukt.
• Als u op [INC] of [DEC] drukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, zullen de stappen waarmee de waarde verandert groter
worden.
Wanneer de cursor op een parameterwaarde staat, drukt u op
[ENTER] om een venster weer te geven waar u de waarde kunt
instellen. Gebruik [] [] om een waarde te selecteren, en
druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
Een naam toewijzen
Beweeg de cursor met de [], [], [ ] en [ ] (cursorknoppen).
[]: beweegt de cursor omhoog.
[]: beweegt de cursor omlaag.
[ ]: beweegt de cursor naar links.
[ ]: beweegt de cursor naar rechts.
• Als u een cursorknop ingedrukt houdt, terwijl u de cursorknop
voor de tegenstelde richting indrukt, zal de cursor versneld
bewegen in de richting van de eerst ingedrukte cursorknop.
• Als u op [ENTER] drukt kan de waarde van de geselecteerde
parameter in een lijst verschijnen. Dit is handig, wanneer u wilt
zien wat uw keuzes zijn.
Een waarde veranderen
Om de waarde te veranderen, gebruikt u de VALUE draaiknop of de
[INC][DEC] knoppen.
fig.VALUE
Op de JUNO-G kunt u namen aan elke Patch, Ritme set,
Performance, Song en Sample toewijzen. De procedure is hetzelfde
voor alle datatypes.
fig.PatchName
1. Druk op [ ][ ] om de cursor naar de locatie wilt bewegen
waar u een teken in wilt voeren.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC][DEC] om
het karaketer te kiezen.
• [F2 (TYPE)]:Selecteert het type teken. Elke keer dat u hierop
drukt zult u het eerste teken van een set
selecteren: hoofdletters (A), kleine letters (a) of
nummers en symbolen (0).
• [F3 (DELETE)]: Wist het teken op de cursorlocatie.
• [F4 (INSERT)]: Voert een spatie op de cursorlocatie in.
•[] of [ ]: Beweeg de cursor.
•[ ], []:Wissel tussen hoofd en kleine letters.
* Als u uw input wilt annuleren, drukt u op [F5 (CANCEL)].
U kunt in elk scherm van de JUNO-G de cursorknoppen
gebruiken om het geselecteerde deel te verplaatsen, en de
waarde ervan aan te passen.
VALUE draaiknop
De VALUE draaiknop met de klok meedraaien, laat de waarde
toenemen, tegen de klok indraaien laat de waarde afnemen.
• [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u de VALUE draaiknop
draait, vergroot de stappen waarmee de waarde toeneemt,
waardoor u grote veranderingen sneller kunt maken.
[INC] en [DEC]
Op [INC] drukken verhoogt de waarde, op [DEC] drukken verlaagt
de waarde.
• Houd de knop ingedrukt om de waarde te blijven veranderen.
• Voor snellere waarde toenames houdt u [INC] ingedrukt,
In de Patch Mode kunt u uw favoriete en meestgebruikte Patches (of
Ritme sets) op één plaats bij elkaar brengen door ze als favoriet te
registreren. Met deze functie kunt u snel favoriete Patches uit het
Preset/User/Card gedeelte of een Wave Uitbreidingskaart
selecteren. U kunt een totaal van 64 geluiden (8 geluiden x 8 banks)
als favoriete Patches registreren.
6. Druk op [F6 (SELECT)] of [ENTER] om uw keuze te
bevestigen.
Een Patch of Ritme set
vooraf beluisteren (Phrase
preview)
Met deze functie kunt u een Patch vooraf beluisteren met een
passende phrase, die voor elk type (categorie) Patch is ingesteld.
Een favoriete Patch/Ritme set
registreren
1. Selecteer in het Patch PLAY scherm de Patch (of Ritme set),
die u wilt registreren.
2. Druk op [ENTER] om naar het Patch LIST scherm te gaan.
3. Druk op [F3 (FAVORIT)].
Het FAVORITE Patch scherm verschijnt.
4. Gebruik de VALUE draaiknop of [ ][ ] om de Bank te
selecteren.
5. Druk op [INC][DEC] of [ ][] om een favorietennummer te
selecteren.
6. Druk op [F2 (REGIST)] om de registratie uit te voeren.
7. Druk op [F3 )LIST)] om naar het Patch LIST scherm terug te
keren.
U kunt MODE [AUDITION] of [F5 (PREVIEW)] ingedrukt
houden om de Patch of Ritme set te beluisteren.
Een Patch registratie annuleren
Door op [F1 (REMOVE)] te drukken, kunt u het registratieproces
annuleren voor de Patch (of Ritme set), die in het FAVORITE Patch
scherm is geselecteerd.
De favoriete Patch/Ritme set kiezen
1. Houd in het Patch PLAY scherm, het RHYTHM LIST scherm,
het FAVORITE Patch scherm of het CATEGORY scherm, de
MODE [AUDITION] knop ingedrukt.
De Patch (of Ritme set), die u geselecteerd heeft, zal afgespeeld
worden.
2. Het afspelen houdt op, wanneer u uw vinger van de
[AUDITION] knop haalt.
U kunt de Preview Mode parameter gebruiken om de manier,
waarop Phrase Preview het geluid afspeelt, veranderen. (p. 158)
Het keyboard transponeren
in eenheden van een octaaf
(Octave Shift)
De Octave Shift functie transponeert de toonhoogte van het
keyboard in stappen van een octaaf (-3-+3 octaven).
Om een bas stuk makkelijker met uw rechterhand te spelen,
transponeert u het keyboard met 1 of 2 octaven omlaag.
* Octave Shift is alleen van toepassing op het keyboard Part.
1. Druk in het Patch PLAY scherm op OCTAVE [-] of [+] om de
hoeveelheid transpositie in te stellen (-3-+3).
De knop licht op als dit is ingesteld.
• Elke keer, dat u op de OCTAVE {+] knop drukt, verandert de
hoeveelheid transpositie naar +1, +2 en +3. Elke keer dat u op
OCTAVE [-] drukt, verandert de hoeveelheid transpositie naar -
1, -2 en -3.
• [UP] licht op als de instelling +1, +2 of +3 is, [DOWN] licht op,
wanneer de instelling -1, -2 of -3 is.
• Druk op beide knoppen tegelijk om de instelling naar 0 terug te
laten keren.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Druk op [ENTER] om naar het Patch LIST scherm te gaan.
3. Druk op [F1 (FAVORIT)].
Het FAVORITE Patch scherm verschijnt.
4. Om van Bank te wisselen, gebruikt u de VALUE draaiknop
of [ ][].
5. Druk op [INC][DEC] of [ ][] om de Patch te selecteren.
28
Er is één Octave Shift instelling (Setup parameter) voor de
gehele JUNO-G. De instelling wordt onthouden, zelfs als u van
Patch of Performance wisselt.
Spelen in Patch Mode
Het keyboard transponeren
in stappen van een halve
toon (Transpose)
Transpose verandert de toonhoogte van het keyboard in stappen van
een halve toon.
Deze functie is handig, wanneer u getransponeerd instrumenten aan
de hand van bladmuziek bespeelt, zoals een trompet of een klarinet.
1. Houd in het Patch PLAY scherm [TRANSPOSE] ingedrukt,
en druk op [-] of [+] om de verandering in te stellen (G-F#: 5-+6 halve tonen).
• [TRANSPOSE] zal oplichten als de instelling op iets anders dan
C is ingesteld.
• Houd [TRANPOSE] ingedrukt en druk op beide knoppen
tegelijk om de instelling naar C terug te laten keren.
Er is één Transpose instelling (Setup parameter) voor de gehele
JUNO-G. De instelling wordt onthouden, zelfs als u van Patch
of Performance wisselt.
De tonen selecteren, die
De volumebalans tussen de
keyboardperformance en
het Ritme patroon
aanpassen
1. Houd in het Patch PLAY scherm [SHIFT] ingedrukt, en druk
op [F4 (LEVEL)].
Het PART LEVEL venster verschijnt.
2. Druk op [F4 (KBD)] (keyboard) of [F5 (PTN)] (Ritme patroon)
om een Part te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om het volume
bij te stellen.
4. Druk op [F6 (CLOSE)] om het venster te sluiten.
zullen klinken (Tone On/Off)
Omdat een Patch een combinatie is van maximaal vier tonen, kunt u
ongewenste (tonen van de vier) uitschakelen, en zo het geluid van
een specifieke toon verkrijgen.
1. Druk in het Patch PLAY scherm op [TONE SW/SEL], zodat
de knop oplicht.
2. Gebruik SWITCH [1]-[4] om elke toon aan/uit te schakelen.
Als de knop oplicht, staat de toon aan.
Als u slechts één of twee tonen in een Patch wilt laten klinken,
schakelt u de andere uit en slaat u deze Patch instelling op.
Hiermee vermindert u onnodig gebruik van klanken in de
JUNO-G.
3. Druk nogmaals op [TONE SW/SEL], zodat de verlichting
uitgaat.
Percussieinstrumenten
bespelen
In Patch Mode kunt u percussie instrumenten vanaf het keyboard
bespelen door een Ritme set te selecteren. De Ritme toon, die aan
elke toets is toegewezen is voor elke geselecteerde Ritme set anders,
waardoor u een grote hoeveelheid percussie instrumenten kunt
bespelen.
29
Een Patch creëren
Met de JUNO-G heeft u totale controle over een grote
verscheidenheid aan instellingen. Elk item dat ingesteld kan worden
wordt een parameter genoemd. Wanneer u de waarde van
parameters verandert, bent u aan het Bewerken. Dit hoofdstuk gaat
over de procedures, die bij het creëren van Patches, en de functies
van de Patch parameters gebruikt worden.
Vier tips voor het bewerken van Patches
Kies een Patch, die lijkt op het geluid dat u wenst, te
creëren (p. 26)
Het is moeilijk een nieuw geluid te creëren dat precies naar
wens is, wanneer u zomaar een Patch selecteert en de
parameters willekeurig wijzigt. Het is verstandig om met een
geluid te beginnen, dat lijkt op wat u in gedachten heeft.
Beslis wele tonen zullen klinken (p. 29)
Omdat een Patch een combinatie van vier tonen is, dient u
eerst te luisteren, hoe de afzonderlijke tonen klinken, voordat
u gaat bewerken. Beslis dan welke tonen u wilt gaan
gebruiken. Het is belangrijk ongebruikte tonen uit te
schakelen om het verspillen van stemmen te voorkomen,
waardoor het aantal noten, dat u tegelijkertijd kunt spelen,
onnodig verminderd wordt.
Controleer de Structure instelling (p. 34)
De belangrijke structuur parameter bepaalt hoe de vier tonen
worden gecombineerd. Voordat u nieuwe tonen selecteert,
dient u ervoor te zorgen, dat u weet hoe de op dat moment
geselecteerde tonen elkaar beïnvloeden.
Schakel de effecten uit (p. 1125)
Omdat u het originele geluid zult horen, wanneer de effecten
zijn uitgeschakeld, is het makkelijker om de resultaten van uw
bewerkingen te horen. Soms kan het veranderen van de
effecten al het gewenste geluid geven.
fig.PatchPlay
*U kunt tegelijk meerdere knoppen indrukken om verschillende tonen te
selecteren.
* Door TONE SWITCH aan/uit te schakelen, kunt u het geluid
bewerken, terwijl u alleen de gewenste toon hoort.
De helderheid van het geluid en speciale
kwaliteiten toevoegen (CUTOFF/RESONANCE)
De geluidsgenerator sectie van de JUNO-G bevat een filter, die
bepaalde frequenties van het geluid kan versterken of verwijderen.
De CUTOFF knop bepaalt de frequentie (cutoff frequentie), waarop
het filter begint met het bewerken van het geluid, en de
RESONANCE knop versterkt de regio bij de cutoff frequentie om het
geluid meer karakter te geven.
5. Draai aan de CUTOFF of RESONANCE knoppen.
Een knop naar rechts draaien, verhoogt de waarde.
FREQ: Frequentie waar het filter begint met het hebben van
effect op de frequentiecomponenten van de waveform
RESO: Legt nadruk op het deel van het geluid in de regio van
de cutoff frequentie, wat het geluid karakter geeft
* Extreem hoge instellingen kan oscillatie veroorzaken, wat storing van
het geluid tot gevolg heeft.
Patch instellingen maken
De knoppen gebruiken om het
geluid te bewerken
U kunt de zes SOUND MODIFY knoppen gebruiken om het geluid
in realtime te bewerken.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Selecteer de Patch, waarvan u de instellingen u wilt
bewerken (p. 26).
U kunt de Patches in de GM2 groep niet bewerken.
De Toon selecteren, die u wilt bewerken
3. Druk in het Patch PLAY scherm op [TONE SW/SEL], zodat
de knop oplicht.
4. Druk op SELECT[1]-[4] om de toon(en) te selecteren, die u
wilt bewerken.
In het SOUND MODIFY 1-4 gedeelte aan de onderkant van het
scherm verschijnt er een vinkje (✔) bij het geselecteerde toon
nummer.
De manier, waarop het volume verandert,
bewerken
Het volume verandert vanaf het moment, dat een toets ingedrukt ,
en weer losgelaten wordt.
6. Druk op de SOUND MODIFY select knop, zodat AMP ENV
oplicht.
7. Draai aan de ATTACK, DECAY, SUSTAIN en RELEASE
knoppen.
Een knop naar rechts draaien, verhoogt de waarde.
A: Attack Time: Hoe lang het duurt vanaf het indrukken van
het keyboard, totdat de maximale toonverandering bereikt
wordt.
D: Delay Time: Hoe lang het duurt vanaf de maximale
toonverandering tot het Sustain level bereikt wordt.
S: Sustain Level: Volume, dat vastgehouden wordt, wanneer u
de toets ingedrukt houdt.
R: Release Time: Hoe lang het duurt vanaf het loslaten van het
keyboard tot het geluid verdwijnt.
* Als u op de SOUND MODIFY select knop drukt, zodat alle indicators
uit staan, produceren deze knoppen geen verandering.
De manier, waarop de toon (helderheid)
verandert, bewerken
De toon ondergaat veranderingen vanaf het moment, dat u de toets
indrukt, totdat u deze loslaat.
30
Loading...
+ 222 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.