Roland JUNO-G User Manual [nl]

Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland JUNO-G.
985
* De toelichtingen in deze handleiding zijn inclusief illustraties, die weergeven wat u normaliter op het scherm ziet. Wees er echter op
bedacht, dat het apparaat een nieuwere en betere versie van de software bevat (deze kan bijvoorbeeld nieuw geluiden bevatten). Het kan voorkomen, dat wat er in de handleiding staat niet geheel correspondeert met wat u op uw scherm ziet.
202
Copyright © 2006 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
van ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
USING THE UNIT SAFELY

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

WAARSCHUWING
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onder­staande instructies en de gebruikershandleiding.
..........................................................................................................
002d
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne modificaties uit. (Behalve waar deze handleiding speci­fieke instructies geeft om extensies te installeren, zoals op p. 174, p. 176).
..........................................................................................................
003
Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve, wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distri­buteur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Gebruik of berg het apparaat nooit op op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn (bijvoor-
beeld in direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of
natte vloeren hebben of die
• aan regen worden blootgesteld of die
• stoffig zijn of die
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
005
•U dient dit product alleen te gebruiken met een standaard (KS-12), die door Roland wordt aanbevolen.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG opmerkingen
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
006
Wanneer u dit product met een standaard (KS-12) gebruikt, dient u het zo te plaatsen dat het stabiel en waterpas is. Als u geen rek of standaard gebruikt, dient u een locatie te kiezen, die voldoende steun biedt en wiebelen voorkomt.
..........................................................................................................
008c
• Gebruik alleen de bijgeleverde adapter. Ook moet het voltage van de installatie overeenkomen met het voltage dat op de behuizing van adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of op een ander voltage ontworpen zijn, waardoor gebruik van dergelijke adapters tot beschadiging, storing of elektrische schok kan leiden.
..........................................................................................................
008e
• Gebruik alleen de meegeleverde stroomkabel. De meegeleverde stroomkabel dient u ook niet in combi­natie met een ander apparaat te gebruiken.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren, die in staat zijn permanent gehoorsverlies te veroorzaken. Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of oncomfortabel volume­niveau. Wanneer u een bepaalde mate van gehoors­verlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
..........................................................................................................
2
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
011
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terechtkomen. Wanneer u een Wave uitbreidingskaart (SRX serie) of geheugen (DIMM) installeert, dient u bijzonder voorzichtig te zijn.
..........................................................................................................
012b
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtst-bijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de ‘Informatie’ pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of
een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels, die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat, op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. ( Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom, die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classifi­catie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Infor­matie’ pagina.
..........................................................................................................
022b
• Zet het apparaat altijd uit, en haal altijd de adapter uit het stopcontact, voordat u een uitbreidingskaart instal­leert (SRX serie; p. 174, DIMM; p. 176).
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het geluidsniveau, dat geproduceerd wordt, kan permanent gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeem­componenten.
..........................................................................................................
101b
• Het apparaat en de adapter dienen op een zodanige wijze geplaatst te worden, dat er voldoende ventilatie­ruimte beschikbaar is.
..........................................................................................................
101c
Dit apparaat (JUNO-G) is alleen voor gebruik met een Roland standaard (KS-12). Gebruik in combinatie met andere standaarden kan resulteren in instabiliteit, wat verwondingen tot gevolg kan hebben.
..........................................................................................................
102c
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, houdt u deze altijd bij de stekker zelf vast.
..........................................................................................................
103b
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot verminderde isolatie leiden en brand veroorzaken.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit boven op dit apparaat staan, en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107c
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, mogen uw handen nooit nat zijn.
..........................................................................................................
108b
• Voordat u het apparaat gaat verplaatsen, haalt u het netsnoer uit het stopcontact, en koppelt u de snoeren van alle apparaten los.
..........................................................................................................
109b
• Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, zet u de stroom uit, en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. (p. 15).
..........................................................................................................
110b
• Indien er onweer in uw omgeving wordt verwacht, haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
..........................................................................................................
115a
• Installeer alleen specifieke uitbreidingskaart(en) (SRX serie, DIMM). Verwijder alleen de aangegeven schroeven (p. 174, p. 176).
..........................................................................................................
118a
• Indien u de schroef van de aarde of de schroeven van het deksel aan de onderzijde van de PC card protector moet verwijderen, bewaart u deze op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen, zodat zij deze niet per ongeluk kunnen inslikken.
..........................................................................................................
3

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

291a
Naast de dingen, die u onder ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ op pagina 2-3 vindt, dient u ook het volgende te lezen en in acht te houden:
Stroomvoorziening
• Verbind dit apparaat niet met hetzelfde stopcontact dat gebruikt wordt door een elektrisch apparaat met een omzetter (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airconditioner) of dat een motor bevat. Afhankelijk van de manier, waarop het elektrische apparaat gebruikt wordt, kan stroomvoorzieningsruis ervoor zorgen dat dit apparaat slecht functioneert of ruis produceert. Als het niet praktisch om een apart stopcontact te gebruiken, dient u een ruisfilter voor de stroomvoorziening tussen dit apparaat en het stopcontact te installeren.
• De adapter zal na vele uren opeenvolgend gebruik warmte gaan genereren. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of andere apparatuur, die grote stroom transformatoren bevat) kan tot een brom leiden. Om dit probleem op te heffen, verandert u de richting van dit apparaat of zet het verder van de storingsbron weg.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan geproduceerd worden, wanneer draadloze communi­catie apparaten, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Ruis kan optreden tijdens bellen of gebeld worden of tijdens het converseren. Als u dit soort problemen ondervindt, moet u de draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat plaatsen of deze uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter, en stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condensatie) gevormd worden. Als u het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclima­tiseren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Laat geen objecten op het keyboard staan. Dit kan storingen veroorzaken, zoals slecht functionerende toetsen.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het oppervlak waar u het apparaat plaatst, kunnen de rubberen voetjes van het apparaat verkleuringen of krassen op het oppervlak veroorzaken. U kunt wat vilt of stof onder de rubberen voetjes plaatsen om dit te voorkomen. Als u dit doet, dient u te controleren dat het apparaat niet per ongeluk gaat schuiven of bewegen.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge, zachte doek of één, die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van belangrijke gegevens moet u altijd een reservekopie maken, op een geheu­genkaart of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, te maken.
• De inhoud van data, die in een ander MIDI apparaat (bijvoor­beeld een sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders kunt u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5, apart verkrijgbaar). Als u andere expressiepedalen aansluit, riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, neem dan notitie van de volgende voorzorgsmaatregelen.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels met weerstanden. Bij gebruik van dit soort kabels, kan het geluid­sniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
• De gevoeligheid van de D Beam controller is afhankelijk van de hoeveelheid licht in de directe omgeving van het product. Als de D Beam controller controller niet naar verwachting functioneert, dient u de gevoeligheid in te stellen, zodat deze beter bij de omgeving past.
Voordat u kaarten gebruikt
Geheugenkaarten gebruiken (p. 178)
• Steek de geheugenkaart voorzichtig in de sleuf. Zet hem stevig vast.
• Raak nooit de contactpunten van de geheugenkaart aan. Vermijd ook dat deze vies worden.
• De PC Card slot (geheugenkaart sleuf) van dit apparaat accep­teert alleen CompactFlash geheugenkaarten.
• Microdrive storage media is niet compatibel.
• CompactFlash en SmartMedia (3.3 V) worden gemaakt met precisiecomponenten. Wees voorzichtig met deze kaarten, waarbij u specifiek op het volgende let:
• Om schade aan de kaarten te voorkomen als gevolg van statische elektriciteit, dient u enige statische elektriciteit te ontladen van uw lichaam, voordat u de kaarten vastpakt.
• Raak geen metaal aan of laat metaal niet in contact komen met het contactgedeelte van de kaarten.
• Buig de kaarten nooit, laat ze nooit vallen en stel ze niet bloot aan zware schokken of trillingen.
• Houd de kaarten niet in direct zonlicht, afgesloten voertuigen of andere gelijksoortige locaties (opslagtemperatuur: -25 tot 85 graden Celsius).
• Laat de kaarten niet nat worden.
• Haal de kaarten niet uit elkaar, en verander ze niet.
220
• Alle productnamen, die in dit document genoemd worden, zijn trademarks of geregistreerde handelsmerken van uw respec­tievelijke eigenaren.
• SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
• CompactFlash en Corporation en onder licentie van de CompactFlash associatie.
() zijn handelsmerken van SanDisk
* Roland Corporation is een geautoriseerde licentiehouder van de
CompactFlash™ en het CF Logo
() handelsmerken.
Behandeling van CD-ROMs
• Vermijd het aanraken of krassen van de glanzende onderkant (gecodeerd oppervlak) van de disk. Beschadigde of vuile CD ROM disks kunnen niet goed gelezen worden. Zorg dat uw disks met een in de winkel verkrijgbaar CD reinigingsproduct schoon blijven.
Auteursrecht
• Het onbevoegd opnemen, verspreiden, verkopen, uitlenen, publiekelijk uitvoeren, uitzenden of soortgelijke handelingen van een volledig werk of gedeelte daarvan (muzikale compositie, video, uitzending, publiekelijke uitvoering enz.) van derden, is bij wet verboden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, waarbij het auteursrecht van een derde partij overtreden kan worden. Wij zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor overtredingen van dit auteursrecht, die door gebruik van dit apparaat worden begaan.
5

Inhoud

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN ..................2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ............................................................4
Belangrijkste kenmerken .....................................................................10
Paneelbeschrijvingen ...........................................................................11
Voorpaneel ................................................................................................................................................ 11
Achterpaneel ............................................................................................................................................. 13
Voorbereiding........................................................................................14
Verbindingen ............................................................................................................................................ 14
Aan/uitzetten ........................................................................................................................................... 15
Het contrast van het display bijstellen (LCD Contrast)...................................................................... 15
De demosongs beluisteren ...................................................................................................................... 15
Verschillende functies..........................................................................16
Overzicht van de JUNO-G ....................................................................17
Hoe de JUNO-G ingedeeld is.................................................................................................................. 17
Over geheugen..........................................................................................................................................19
Over de onboard effecten........................................................................................................................ 20
Over de Song recorder.............................................................................................................................21
Over audio track recording.....................................................................................................................22
Wisselen van modus van de geluidsgenerator ....................................................................................23
Over de functieknoppen.......................................................................................................................... 23
De cursor verplaatsen .............................................................................................................................. 24
Een waarde veranderen........................................................................................................................... 24
Een naam toewijzen .................................................................................................................................24
Spelen in Patch Mode...........................................................................25
Over het Patch PLAY scherm ................................................................................................................. 25
Patches in het hoofdscherm selecteren.................................................................................................. 26
De categorie groep knoppen gebruiken om Patches te selecteren.................................................... 26
Patches uit de lijst selecteren................................................................................................................... 27
Een Patch of Ritme set vooraf beluisteren (Phrase preview) ............................................................. 28
Het keyboard transponeren in eenheden van een octaaf (Octave Shift)..........................................28
Het keyboard transponeren in stappen van een halve toon (Transpose) ........................................ 29
De tonen selecteren, die zullen klinken (Tone On/Off) .....................................................................29
Percussieinstrumenten bespelen ............................................................................................................ 29
De volumebalans tussen de keyboardperformance en het Ritme patroon aanpassen ..................29
Een Patch creëren.................................................................................30
Patch instellingen maken ........................................................................................................................ 30
Patches opslaan, die u gemaakt heeft (Write) ...................................................................................... 32
Functies van Patch parameters...............................................................................................................34
Een Ritme set maken............................................................................49
Ritme set instellingen maken..................................................................................................................49
Ritme sets opslaan, die u gemaakt heeft (Write) .................................................................................51
Functies van Ritme set parameters ........................................................................................................ 52
6
Spelen in peformance Mode ................................................................58
Het PERFORM PLAY scherm weergeven ............................................................................................ 58
Het PART MIXER scherm weergeven................................................................................................... 58
Functies in het PERFORMANCE PLAY/MIXER scherm .................................................................. 58
Een Performance selecteren .................................................................................................................... 59
Het PLAY scherm gebruiken.................................................................................................................. 60
Geluiden combineren en samen bespelen (Layer)............................................................................... 60
Verschillende geluiden in verschillende delen van het keyboard bespelen (Split)........................ 61
Het MIXER scherm gebruiken................................................................................................................ 61
Een Performance creëren ....................................................................63
De parameters van elke Part instellen................................................................................................... 63
De instellingen van een Patch, die aan een Part is toegewezen, veranderen .................................. 63
Performances opslaan, die u gemaakt heeft (Write) ........................................................................... 63
Functies van parameters van elke Part (Performance parameters) .................................................. 64
MIDI instellingen...................................................................................................................................... 67
Instellingen voor de D Beam en de controller...................................................................................... 68
Het geluid in realtime veranderen .......................................................69
D Beam Controller.................................................................................................................................... 69
Control pedaal .......................................................................................................................................... 72
Arpeggio’s afspelen..............................................................................73
Over arpeggio’s......................................................................................................................................... 73
Arpeggio’s afspelen.................................................................................................................................. 73
Arpeggio instellingen .............................................................................................................................. 74
Een arpeggio stijl creëren (Arpeggio Style Edit)..................................................................................75
De stijlen, die u gemaakt heeft opslaan (Write) ................................................................................... 76
De Chord Memory functie gebruiken ..................................................77
Over de Chord Memory functie.............................................................................................................77
Spelen met de Chord Memory functie .................................................................................................. 77
Uw eigen Chord Forms creëren .............................................................................................................78
De Chord Forms, die u gemaakt heeft opslaan (Write) ...................................................................... 78
Ritmes afspelen ....................................................................................79
Over Ritme patronen ............................................................................................................................... 79
Ritme groepen gebruiken........................................................................................................................79
Ritmes afspelen......................................................................................................................................... 79
Ritme patroon instellingen...................................................................................................................... 80
Een Ritme patroon creëren (Ritme patroon Edit) ................................................................................ 81
De Ritme patronen, die u gemaakt heeft opslaan (Write).................................................................. 81
Een rhythm group creëren (Ritme groep Edit) ....................................................................................82
De rhythm group, die u gemaakt heeft opslaan (Write)..................................................................... 82
Een lijst van vaak gebruikte Patches, Performances of
songs maken (Live Setting) .................................................................83
Geluiden oproepen................................................................................................................................... 83
Een geluid registreren.............................................................................................................................. 83
Een song registreren................................................................................................................................. 83
Een registratie verwijderen ..................................................................................................................... 83
Alle registraties van een bank verwijderen .......................................................................................... 83
Een song afspelen ................................................................................84
Een song laden en afspelen (Load Play) ............................................................................................... 84
MIDI tracks direct afspelen (Quick Play).............................................................................................. 84
Verschillende afspeelmethoden .............................................................................................................85
7
Een song opnemen (MIDI track) ..........................................................87
Voordat u een nieuwe MIDI track opneemt.........................................................................................87
Uw Performance opnemen, zoals u hem speelt (Realtime Recording) ............................................ 88
Data stapsgewijs invoeren (Step Recording)........................................................................................92
Een song bewerken (MIDI track)..........................................................94
De song laden, die u wilt bewerken ......................................................................................................94
Sequencerdata over een bepaald bereik bewerken (Track Edit) .......................................................97
Individuele items van de sequencerdata bewerken (Micro Edit) ..................................................... 99
Een naam aan een song toewijzen (Song Name) ............................................................................... 103
Een song opnemen (Audio Track).....................................................104
Voordat u audio via de AUDIO INPUT jacks opneemt ...................................................................104
Een audio track opnemen (SOLO/RE-SAMPLING)......................................................................... 105
Meerdere audio tracks tot één track combineren (AUDIO MERGE).............................................. 106
Een song bewerken (Audio Track) ....................................................108
Items in het AUDIO TRACK scherm................................................................................................... 108
Audio tracks bewerken (AUDIO TRACK scherm) ...........................................................................108
Items in het AUDIO MIXER scherm.................................................................................................... 111
De audio tracks instellen (AUDIO MIXER scherm).......................................................................... 111
Een song laden/opslaan (Save/Load) ...............................................113
Een song opslaan (Save) ........................................................................................................................ 113
Een song als een SMF opslaan (Save as SMF) .................................................................................... 114
Een song laden (Load) ...........................................................................................................................115
Bewerken van een audio phrase (Sample) .......................................117
Sample List .............................................................................................................................................. 117
Sample bewerken ................................................................................................................................... 119
Opslaan van een sample (Write) .......................................................................................................... 124
Effecten toevoegen.............................................................................125
Aan en uitzetten van effecten ............................................................................................................... 125
Maken van effect instellingen...............................................................................................................125
Toepassen van effecten in Patch Mode ...............................................................................................126
Toepassen van effecten in Performance Mode................................................................................... 127
Maken van multi-effecten instellingen (MFX1-3) .............................................................................. 129
Maken van multi-effecten instellingen (MFX Control).....................................................................129
Instellen van de Multi-effecten structuur (MFX structuur).............................................................. 130
Multi-effecten parameters ..................................................................................................................... 131
Het maken van Chorus instellingen .................................................................................................... 154
Maken van reverb instellingen............................................................................................................. 155
Mastering Effect......................................................................................................................................156
Instellingen gelijk voor alle modes (System Function) ...................157
Hoe System Function instellingen te maken ...................................................................................... 157
Opslaan van de Systeem instellingen (System Write)....................................................................... 157
Systeem informatie.................................................................................................................................157
Functies van systeem parameters ........................................................................................................158
Data Management functies/
Reset naar Fabrieksinstellingen (Factory Reset).............................164
Opslaan van User data (User backup)................................................................................................. 164
Herstel van gebruikersdata, die u als back-up heeft opgeslagen (User restore)........................... 164
Factory Reset ........................................................................................................................................... 164
Initialiseren van een geheugenkaart....................................................................................................164
8
Bestandsgerelateerde functies (File Utility) .....................................165
Basis procedure....................................................................................................................................... 165
Kopiëren van een bestand (Copy)........................................................................................................ 166
Wissen van een bestand (Delete).......................................................................................................... 166
Verplaatsen van een bestand (Move) ..................................................................................................166
Initialiseren van een geheugenkaart (Card Format) ......................................................................... 166
Verbinden met de computer via USB................................................167
Over USB functies .................................................................................................................................. 167
Selecteren van USB bewerking Mode.................................................................................................. 167
Verplaatsen van bestanden naar of van de computer (Storage Mode) ..........................................167
Uitwisselen van MIDI boodschappen met de computer (MIDI Mode) .........................................169
Gebruik van de JUNO-G Editor/Librarian .........................................170
Installeren van de JUNO-G Editor/Librarian op de computer....................................................... 170
Aansluitingen maken.............................................................................................................................170
Over PC Mode ........................................................................................................................................ 170
JUNO-G Editor/Librarian systeemeisen ............................................................................................170
Over V-LINK.........................................................................................172
Wat is V-LINK?.......................................................................................................................................172
Aansluitvoorbeeld.................................................................................................................................. 172
Aan/uitzetten van de
V-LINK Mode ......................................................................................................................................... 172
V-LINK instellingen (V-LINK SETUP)................................................................................................ 173
Installeren van de Wave uitbreidingskaart .......................................174
Waarschuwingen bij het installeren van een Wave uitbreidingskaart...........................................174
Hoe een Wave uitbreidings–kaart te installeren................................................................................ 174
Controleren van de geïnstalleerde Wave uitbreidingskaart ............................................................ 175
Uitbreiden van het geheugen.............................................................176
Waarschuwingen bij het uitbreiden van het geheugen .................................................................... 176
Hoe het geheugen uit te breiden .......................................................................................................... 176
Controleren of het geheugen correct is geïnstalleerd........................................................................ 177
Gebruiken van een geheugenkaart ...................................................178
Voordat u een geheugenkaart gebruikt .............................................................................................. 178
Schrijven van data naar de kaart..........................................................................................................178
Installeren van de PC kaartbeschermer .............................................................................................. 178
Problemen oplossen...........................................................................179
Foutmeldingen ....................................................................................186
Over MIDI .............................................................................................209
MIDI Implementatie .............................................................................210
MIDI Implementatiekaart.....................................................................241
Specificaties ........................................................................................243
Index.....................................................................................................244
9

Belangrijkste kenmerken

De JUNO-G is een hogekwaliteits synthesizer met professionele geluiden en bespeelbaarheid. Hij bevat de nieuwste geluidsgene­rator, een variëteit aan effecten en een song recorder met audio tracks, dit alles gecombineerd in een gebruiksvriendelijk instrument. De functies, die hieronder staan, maken de JUNO-G een goede keus voor elke muziekstijl, voor gebruik van podiumoptredens tot compositie en arrangementen.
De nieuwste geluidsgenerator met 128-stemmige polyfonie
De JUNO-G heeft 128-stemmige polyfonie – de standaard voor het nieuwe tijdperk. U kunt complexe geluiden in lagen maken, en genieten van multitrack opnames met behulp van de recorder.
Ondersteuning voor wave uitbreidingskaarten
Om de talrijke Patches, die de met zorg geselecteerde waves gebruiken, die in de JUNO-G zijn ingebouwd, kunt u een wave uitbreidingskaart installeren om meer waveform data toe te voegen. Afhankelijk van uw behoeften en favoriete muziekstijlen, kunt u een kaart kiezen uit de grote verscheidenheid van professioneel vermaarde Roland SRX serie uitbreidingskaarten, die nu beschikbaar zijn.
Song recorder met audio tracks
De ingebouwde song recorder bevat vier gereserveerde audio tracks (stereo) naast de MIDI tracks (16 Parts). Hiermee kunt u songs creëren, die audio bevatten, van een vocalist of gitaarspeler, in combinatie met de muziek, die u van de interne geluidsgenerator heeft. De MIDI track sectie bevat een hoge resolutie 16-Parts (MIDI) sequencer, met functies, zoals loop recording, zodat u non-stop kunt opnemen zonder dat u uw muzikale verbeelding hoeft te verstoren.
De audio track sectie bevat standaard 4 MB geheugen (wat met ongeveer 23.5 seconden stereo opnemen correspondeert). U kunt DIMM geheugen (tot 512 MB) toevoegen om de opname capaciteit tot 51 minuten (stereo) uit te breiden. Naast de audio phrases, die u op de JUNO-G opneemt, kunt u ook audio bestanden van uw PC importeren (in WAV of AIFF formaat) en deze als audio track phrases gebruiken.
Veelzijdige geluidscontrole functionaliteit
Naast een D Beam controller bevat de JUNO-G een grote verschei­denheid aan controllers, zoals de geluidveranderingsknoppen en een hold pedaal jack, dat compatibel is met half-damper bewerkingen. De JUNO-G geeft uw complete controle over het live geluid.
Heel veel externe interfaces
De USB connector op het achterpaneel ondersteunt zowel bestands­overdracht als USB-MIDI. Hier kunt u naar wens tussen wisselen. Er is ook een PC card slot dat SmartMedia of CompactFlash onder­steunt via een commercieel verkrijgbare adapter. U kunt een kaart van maximaal 1 GB gebruiken om data op te slaan (wanneer u CompactFlash gebruikt).
JUNO-G Editor/Librarian is meegeleverd
Speciale editor/librarian software is meegeleverd, waarmee u uw JUNO-G geluiden vanaf het grote scherm van een computer kunt bewerken en beheren.
V-LINK functionaliteit
Met V-LINK kunt u muziek en video synchroniseren, wat toegang geeft tot een scala aan nieuwe performancemogelijkheden.
Als u de JUNO-G samen met een video-apparaat gebruikt, dat compatibel is met V-LINK (zoals de Edirol motion drive .tokyo Performance Package, DV-7PR, PR-50 of V-4), kunt u de beelden besturen met dezelfde bewerkingen als muziek bewerking op de JUNO-G.
General MIDI GM2 compatibiliteit
De JUNO-G is compatibel met General MIDI/GM2, en kan muziekdata afspelen, die overeenkomt met de General MIDI/GM2 standaard (General MIDI scores).
Live Setting functie
Met de Live Setting functie kunt u uw instellingen in het geheugen opslaan en deze oproepen op ieder moment in uw live set, wat garandeert dat het optreden soepel verloopt.
Sample Patch functie
Met deze functie kunt u audio phrases van de audio tracks oproepen, en ze op het keyboard bespelen net, zoals u dat met Patches of Ritme sets zou doen.
Krachtige effecten, inclusief mastering
De JUNO-G bevat drie multi-effecten processors (78 types), plus onafhankelijke chorus en reverb processors. Er is een mastering effect, cruciaal voor het toevoegen van de eindmix van uw prodoctie, wat de opname de impact en geluidskwaliteit van een CD-master geeft.
10

Paneelbeschrijvingen

Voorpaneel

fig.Front
1
3 4
2
5 6 7
10
1
D BEAM
Schakelt de D Beam functie aan/uit. U kunt een allerlei effecten toepassen door simpelweg uw hand te bewegen (p. 69).
[SOLO SYNTH]
Bespeel de JUNO-G als een mono synthesizer (p. 70).
[ACTIVE EXPRESS]
Bespeel de JUNO-G met actieve expressie (p. 71).
[ASSIGNABLE]
U kunt een verscheidenheid aan parameters en functies aan de D Beam toewijzen om het geluid in realtime te bewerken (p. 71).
* Druk op een van de corresponderende knoppen, terwijl u [SHIFT]
ingedrukt houdt om naar het D Beam instellingen scherm te gaan.
2
VOLUME knop
Stelt het algemene volume van de OUTPUT A (MIX) jacks en de PHONES jack op het achterpaneel bij (p. 15).
[V-LINK]
Schakelt de V-LINK functie aan/uit (p. 172). Druk op deze knop om in het V-LINK instellingen scherm te komen.
3
MODE
[Patch]
Ga naar Patch Mode (p. 25).
[PERFORM]
Bekijk het Play scherm van de Performance Mode (p. 58).
[LIVE SETTING]
Bekijk het LIVE SETTING scherm (p. 83).
[USB]
Ga naar het USB functie selectie scherm (p. 167).
[PART MIXER]
Bekijk het Mixer scherm van de Performance Mode (p. 58).
[AUDITION]
Houd deze knop om het geselecteerde geluid te beluisteren (p. 28).
[TRANSPOSE]
Door op [+] [-] te drukken, terwijl u [TRANSPOSE] ingedrukt houdt,
8 9
kunt u het bereik van het keyboard in stappen van een halve toon (p.
29) verhogen of verlagen.
OCTAVE [UP] [DOWN]
Verandert de toonhoogte van het keyboard in stappen van 1 octaaf (p. 28).
4
EDIT
[Patch]
Maak Patch-gerelateerde instellingen (p. 30).
[EFFECTS]
Maak effect-gerelateerde instellingen (p. 125).
[MENU]
Opent het MENU. De inhoud van het menu hangt af van de huidige Mode.
[SONG]
Druk op deze knop om de hele song of om MIDI tracks te bewerken. U drukt ook op deze knop om te wisselen tussen het Song Edit scherm en het Song List scherm (p. 84, p. 87, p. 94).
[AUDIO]
Deze knop brengt u naar het Sample Edit scherm. U drukt ook op deze knop om te wisselen tussen het Sample Edit scherm en het Sample List scherm (p. 117).
[WRITE]
Sla bewerkte instellingen op in het interne geheugen of op een geheugenkaart (p. 32, p. 51, p. 63, p. 76, p. 78, p. 124).
[ARPEGGIO]
Schakelt de ARPEGGIO aan/uit. Bij inschakeling verschijnt het arpeggio instellingen scherm (p. 73).
[CHORD MEMORY]
Schakelt het CHORD MEMORY aan/uit. Het Chord Memory instellingen scherm verschijnt, wanneer u dit inschakelt (p. 77).
6
Display
Dit geeft informatie weer over de bewerking, die u aan het uitvoeren bent.
[RHYTHM PATTERN]
Met deze knop gaat u naar het Ritme patroon playback scherm (p. 79).
11
Paneelbeschrijvingen
[PART SELECT/TONE SW/SEL]
Wanneer u op deze knop drukt (licht op), zullen de categorie groep knoppen functioneren als Part Select, Tone Switch of Tone Select knoppen.
[RHYTHM]-[BASS]
Dit zijn categorie groep knoppen (alleen in Patch Mode).
Functieknoppen ([F1 (KBD/ORG)]-[F6 (VOCAL/PAD)])
Deze rij van zes knoppen onder het display worden gebruikt om verschillende functies uit te voeren, tijdens het bewerken en andere taken. De functies van deze knoppen hangen af van het scherm, dat u geselecteerd heeft (p. 23).
7
VALUE draaiknop
Deze wordt gebruikt om waardes te veranderen. Als u aan de VALUE draaiknop draait, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, verandert de waarde in grotere stappen (p. 24).
[DEC], [INC]
Deze worden gebruikt om waardes te veranderen. Als u op een van de knoppen drukt, terwijl u de andere ingedrukt houdt, versnelt de verandering van de waarde. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl u op een van deze knoppen drukt, verandert de waarde in grotere stappen (p. 24).
[ ], [ ], [ ], [ ]
Beweegt de cursorlocatie omhoog/omlaag/links/rechts (p. 24).
[SHIFT]
Deze knop wordt in combinatie met andere knoppen gebruikt om verschillende functies uit te voeren.
[EXIT]
Keert terug naar het vorige scherm of sluit het geopende venster. In sommige schermen zorgt deze knop ervoor, dat de functie, die uitgevoerd wordt, afgebroken wordt.
[ENTER]
Gebruik deze knop om een bewerking uit te voeren.
te laten keren. Als u hier tijdens het afspelen op drukt, keert u terug naar het begin van de song, en stopt het afspelen.
[STOP]
Stopt de song recorder.
[PLAY]
Start de song recorder.
* Als het afspelen gestopt is, kunt u op [PLAY] drukken, terwijl u
[SHIFT] ingedrukt houdt om MIDI Update uit te voeren (p. 86).
[REC]
Het display verandert van het Recording Standby scherm (p. 88, p. 92, p. 105). Als u op deze knop drukt, terwijl u een MIDI track aan het opnemen bent, wordt de Rehearsal functie geactiveerd (p. 92).
9
SOUND MODIFY
Draai aan deze knoppen om het geluid in realtime te bewerken of om parameter waardes te veranderen.
Als u op de knop drukt, die zich links van de 1-4 knoppen bevindt, verandert de verlichting van de indicators boven de knop. Dit verandert de functies van de 1-4 knoppen (p. 30).
* Deze knop functioneert niet in Performance Mode.
De CUTOFF knop en de RESONANCE knop zijn gereserveerd voor Cutoff Frequency en Resonance (p. 30).
10
Pitch Bend/Modulation hendel
Hiermee kunt u de Pitch Bend (toonverbuiging) bepalen of vibrato toepassen (p. 16).
8
SONG RECORDER
[AUDIO TRACK]
Deze knop brengt u naar het Audio Track scherm (p. 104, p. 108).
[TEMPO]
Stelt het tempo (BPM) in (p. 73, p. 79, p. 85, p. 88).
[LOOP]
Schakelt Loop Play aan/uit. Het loop instellingen scherm verschijnt, wanneer u dit inschakelt (p. 86, p. 95).
AUDIO IN schuifknop
Dit stelt het niveau van AUDIO INPUT bij. Als u deze schuifknop verplaatst, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, zal het Input Setting scherm verschijnen (p. 104).
TRACK A1-A4 schuifknoppen
Deze schuifknoppen stellen het volume van elke audio track (stereo) bij.
[BWD], [FWD]
Verplaatst de song positie naar de eerste beat van de vorige of volgende maat (p. 85).
Wanneer het afspelen gestopt i,s kunt u op [BWD] drukken, terwijl u [STOP] indrukt om de song positie naar het begin van de song terug
12

Achterpaneel

fig.Rear
Paneelbeschrijvingen
1 2 3 4 5
1
LCD CONTRAST knop
Deze knop stelt het contrast van het display op het bovenpaneel in.
USB aansluiting
Via deze aansluiting kunt u de computer met een USB-kabel op de JUNO-G aansluiten (p. 167, p. 170).
2
PC CARD slot
Een geheugenkaart kan hier in worden gestoken (p. 178).
* Steek hier nooit een geheugenkaart in, terwijl het apparaat aanstaat.
Dit kan corruptie van de data van het apparaat of van de geheugenkaart veroorzaken.
* Steek de geheugenkaart voorzichtig in de sleuf –, totdat deze stevig
vast zit.
3
MIDI aansluitingen (OUT, IN)
Deze kunnen met andere MIDI apparaten verbonden worden om MIDI opdrachten te versturen en ontvangen.
CONTROL PEDAL jack
U kunt optionele expressiepedalen (EV-5, etc) met deze jacks verbinden. Door de gewenste functie aan een pad toe te wijzen, kunt u deze gebruiken om geluiden te selecteren of te veranderen of andere taken te verrichten. U kunt ook optionele pedaal schakelaars (DP serie, etc) gebruiken om geluiden vast te houden (p. 16).
* Gebruik alleen het specifieke expressiepedaal (EV-5, apart
verkrijgbaar). Met het aansluiten van andere expressiepedalen riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
HOLD PEDAL jack
Een optionele pedaal schakelaar (DP serie, etc) kan met deze jack verbonden worden om als een hold pedaal gebruikt te worden (p.
16).
Dit kan ook ingesteld worden, zodat het half-pedaal technieken ondersteunt. Dus, na het verbinden van een optioneel expressiepedaal (DP-8/10), kunt u pedaaltechnieken toepassen om nog fijnere controle te verkrijgen in performances, waar pianotonen gebruikt worden.
4
AUDIO INPUT LEVEL knop
Deze knop bepaalt het volume van de input naar de AUDIO INPUT. Gebruik deze knop om het volume bij te stellen als het geluid overstuurt, zelfs als u het volume van de AUDIO IN schuifknop op het bovenpaneel al heeft bijgesteld. Anderzijds, stel het volume hoger in als het nog niet hard genoeg is, nadat u de schuifknop in de maximale positie heeft gezet (p. 104).
AUDIO INPUT jacks (L (MONO)/MIC, R)
Accepteert input of audiosignalen in stereo (L/R) van externe apparaten. Als u mono input wilt gebruiken, verbindt u deze met de L jack. Wanneer u vanaf een microfoon opneemt, dient u deze ook met de L jack te verbinden.
* Wanneer aansluitingskabels met weerstanden gebruikt worden, kan
het volume van apparaten, die met de AUDIO INPUT jacks verbonden zijn, te laag doorkomen. Als dit gebeurt, dient u kabels te gebruiken, die geen weerstanden bevatten, zoals, die uit de Roland PCS serie.
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO)/1, R/2)
Deze jacks zorgen voor de uitvoer van het audiosignaal naar de verbonden mixer/versterker, in stereo. Gebruik voor mono output de L jack (p. 14).
*U kunt deze ook gebruiken voor de aparte uitvoer van elke Part.
OUTPUT B jacks (L/3, R/4)
Deze jacks zorgen voor de uitvoer van het audiosignaal naar de verbonden mixer/versterker, in stereo.
*U kunt deze ook gebruiken voor de aparte uitvoer van elke Part.
PHONES jack
Hierop kut u een koptelefoon aansluiten (apart verkrijgbaar) (p. 14).
5
Kabelhaak
Hierachter kunt u de kabel van de adapter vasthaken. (p. 14).
DC IN jack
Verbind hier de adapter mee (p. 14). Gebruik alleen de meegeleverde adapter.
POWER ON schakelaar
Druk hierop om het apparaat aan/uit te schakelen (p. 15).
Aarde aansluiting
Afhankelijk van de omstandigheden van een bepaalde opstelling, kunt u een onplezierig gevoel ervaren of voelen dat het oppervlak korrelig aanvoelt, wanneer u het apparaat, verbonden microfoons of metalen gedeeltes (van bijvoorbeeld verbonden gitaren) aanraakt. Dit komt door een onmeetbaar kleine elektrische spanning, die compleet ongevaarlijk is. Als u zich hier echter zorgen over maakt, kunt de aarde aansluiting met een extern contact verbinden. Wanneer het product geaard is, kan er een zachte zoemtoon optreden, afhankelijk van de opstelling. Als u onzeker bent over de methode waarmee u aarde verbindt, kunt u contact opnemen met het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een geautoriseerde Roland distributeur, die u vindt op de ‘Informatie’ pagina.
Ongeschikte plaatsen voor aansluiting:
• Waterleidingen (kan schokken of elektrocutie veroorzaken)
• Gaspijpen (kan brand of explosies veroorzaken)
• Telefoonlijn of bliksemafleider (kan bij bliksem gevaarlijk zijn)
13

Voorbereiding

Verbindingen

Omdat de JUNO-G geen versterker of speakers bevat, zult u hem met audioapparatuur, zoals een keyboard versterker, monitor speakersysteem of stereoset moeten verbinden of zult u een koptelefoon moeten gebruiken om geluid te horen.
Om de ervaring van het geluid van de JUNO-G compleet te maken, raden we u aan om een stereo versterker/speaker systeem te gebruiken. Als u echter een mono systeem gebruikt, dient u het met de OUTPUT A (MIX) jack L (MONO) van de JUNO-G te verbinden.
* Audiokabels worden niet met de JUNO-G meegeleverd.
Om storingen en/of schade aan speakers of andere apparaten te voorkomen, dient u het volume van alle apparaten op zijn laagste stand te zetten, en alle apparaten uit te schakelen, voordat u ze met elkaar verbindt.
fig.Connect.e
Naar een stopcontact
Adapter
Stereo koptelefoon
Mixer etc.
Versterker
924
Om te voorkomen, dat er per ongeluk stroomstoringen in het apparaat optreden (als de stekker er per ongeluk uitgetrokken wordt), en om te voorkomen dat er teveel druk op de adapter stekker wordt uitgeoefend, dient u de stroomkabel achter de kabelhaak te bevestigen, zoals in de illustratie wordt weergegeven.
Monitor speakers
(met eigen voeding)
14
Voorbereiding

Aan/uitzetten

941
* Wanneer de aansluitingen gemaakt zijn (p. 14), dient u de apparaten
in de opgegeven volgorde in te schakelen. Het inschakelen van apparaten in de verkeerde volgorde kan leiden tot storingen en/of schade aan speakers en andere apparaten.
1. Voordat u de JUNO-G inschakelt, dient u de volgende twee
vragen te overwegen:
• Zijn alle apparaten goed aangesloten?
• Staat het volume van de JUNO-G en alle verbonden apparaten op zijn laagste stand?
2. Zet de POWER ON schakelaar op het achterpaneel van de
JUNO-G aan.
* Dit apparaat is uitgerust met een beschermingscircuit. Er is na het
inschakelen een korte tijd (een paar seconden) nodig, voordat het apparaat normaal functioneert.
* Om te zorgen voor een goed functioneren van de Pitch Bend hendel,
dient u deze niet aan te raken, wanneer u de JUNO-G inschakelt.
Niet aanraken!

Het contrast van het display bijstellen (LCD Contrast)

De tekens in het display kunnen direct na het inschakelen van de JUNO-G of na lang gebruik, moeilijk zichtbaar zijn. Wanneer dit gebeurt, dient u aan de LCD CONTRAST knop op het achterpaneel te draaien om het display weer leesbaar te maken.

De demosongs beluisteren

De interne demosongs bevatten de exceptionele geluiden en effecten van de JUNO-G.
1. Druk op EDIT [MENU] om het Top menu scherm te openen.
fig.TopMenu
2. Druk op [ ][ ] om ‘7. Demo Play’ te selecteren.
fig.DemoPlay
3. Schakel de verbonden audioapparaten in.
4. Verhoog het volume van de JUNO-G en de verbonden
apparaten, terwijl u het keyboard bespeelt.
fig.Volume

Uitzetten

1. Voordat u de JUNO-G uitschakelt, dient u de volgende twee
vragen te overwegen:
• Staat het volume van de JUNO-G en alle verbonden apparaten op zijn laagste stand?
• Heeft u de JUNO-G geluiden of andere data opgeslagen?
2. Zet alle verbonden audioapparaten uit.
3. Zet de POWER ON schakelaar van de JUNO-G uit.
3. Druk op [ENTER].
Het DEMO MENU scherm verschijnt.
4. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruikt [INC] [DEC] om
een song te selecteren.
5. Druk op [ENTER] om het afspelen te starten.
Het afspelen stopt automatisch, wanneer de song afgelopen is.
Als u op [F6 (PLAY ALL)] drukt, worden de songs achter elkaar afgespeeld, beginnend met de eerste.
* Druk op [EXIT] of [STOP] om de demosong te laten stoppen.
6. Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Zie voor de namen en de copyright informatie van deze
demosongs het display van de JUNO-G.
* Alle rechten voorbehouden. Ongeautoriseerd gebruik anders dan voor
privédoelen is een schending van geldend recht.
* Voor de afgespeelde muziek wordt er geen data van de MIDI OUT-
aansluiting uitgevoerd.
Wanneer u demo’s afspeelt, gaan Patches of performancedata, die u mogelijk aan het bewerken was, verloren.
15

Verschillende functies

Velocity (aanslaggevoeligheid)
De Velocity – de sterkte waarmee u het keyboard bespeelt – kan het volume of het timbre van een geluid beïnvloeden.
Pitch Bend/Modulation hendel
Beweeg de hendel, terwijl u het keyboard bespeelt naar links om de toonhoogte van de geselecteerde Patch te verlagen of naar rechts om de Patch te verhogen (Pitch Bend). U kunt ook vibrato toepassen door de hendel zachtjes van u af te drukken (modulatie).
Als u de hendel tegelijk van u af drukt en hem tegelijkertijd naar links of rechts beweegt, kunt u beide effecten tegelijk toepassen.
fig.Bender.e
ModulatiePitch Bend
Octave shift
U kunt de toonhoogte van het keyboard in eenheden van een octaaf veranderen over een bereik van +/- 3 octaven.
• Druk in de MODE sectie op OCTAVE [DOWN][UP] om de octave shift in te stellen.
• Om naar de oorspronkelijke toonhoogte terug te keren, drukt u tegelijk op beide knoppen.
Hold pedaal
Als er een optionele pedaalschakelaar (DP serie) met de PEDAL HOLD jack op het achterpaneel verbonden is, kunt u het pedaal indrukken om ervoor te zorgen dat noten vastgehouden worden, zelfs nadat de toetsen zijn losgelaten.
fig.HolPdl
Control pedaal
Als een optioneel expressiepedaal of pedaalschakelaar (EV-5, DP serie) met de PEDAL CONTROL jack op het achterpaneel verbonden is, kunt u het pedaal gebruiken om het volume of andere functies te besturen.
fig.CtrlPdl
Tranpose
U kunt de toonhoogte van het keyboard transponeren in stappen van een halve toon, over een bereik van G-F# (-5-+6 halve tonen).
• Druk op [-] [+], terwijl u MODE [TRANSPOSE] ingedrukt houdt om de transpositie te veranderen.
• Om naar de oorspronkelijke toonhoogte terug te keren, drukt u op beide knoppen tegelijk, terwijl u [TRANSPOSE] ingedrukt houdt.
De Octave shift en Transpose instellingen worden onthouden,
zelfs als u van Patch of Performance wisselt.
Roland
Zie voor meer informatie over pedaalinstellingen ‘Control pedaal instellingen’ (p. 72).
Gebruik alleen het specifieke expressiepedaal of pedaalschakelaar (EV-5, DP serie, apart verkrijgbaar). Het verbinden van een ander expressiepedaal kan leiden tot storingen en/of schade aan het apparaat.
16

Overzicht van de JUNO-G

De JUNO-G kan bestanden in WAV of AIFF-formaat laden via een

Hoe de JUNO-G ingedeeld is

USB-aansluiting.

Basisstructuur

Grofweg bestaat de JUNO-G uit een controller sectie, een geluidsge­nerator sectie, en een song recorder sectie.
fig.BasicStruct.e
Audio Input
Sample event
Song recorder sectie
Audio track
MIDI track
Opnemen
Controller sectie (controllers zoals keyboard, pitch bend hendel, etc)
Afspelen
Controller sectie
Deze sectie bestaat uit het keyboard, de Pitch Bend/modulatie hendel, paneelknoppen en de D Beam controller. Deze bevat ook de pedalen, die met het achterpaneel verbonden kunnen worden. De Performance informatie, die gegenereerd wordt, wanneer u dingen doet, zoals het indrukken of loslaten van een toets of een pedaal, wordt geconverteerd in MIDI opdrachten en vervolgens naar de geluidsgenerator sectie, song recorder sectie, en/of een extern MIDI apparaat gestuurd.
Audio track
opname
Sample
Geluidsgenerator
sectie
Spelen
Resampling

Classificatie van de JUNO-G geluidstypes

Wanneer u de JUNO-G gebruikt, zal het u opvallen dat er verschil­lende categorieën geluiden voorkomen. Hier volgt een korte uitleg van elke geluidscategorie.
Tonen
Tonen zijn de kleinste geluidseenheden op de JUNO-G. Het is echter niet mogelijk om een toon afzonderlijk te spelen. De Patch is de eenheid waar geluid mee afgespeeld wordt, en tonen zijn de blokken waar de Patch mee opgebouwd is.
fig.Tone.e
Toon
WG
Pitch
Envelope
audio signaal
Tonen bestaan uit de volgende vijf componenten.
LFO 1 LFO 2
TVF
TVF
Envelope
controle signaal
TVA
TVA
Envelope
Geluidsgenerator sectie
De geluidsgenerator sectie produceert het geluid. Deze ontvangt de MIDI opdrachten van de controller en song recorder sectie en/of een extern MIDI apparaat, genereert muzikal geluid van de MIDI opdrachten, die ontvangen zijn, en voert het geluid uit via de output jacks of de koptelefoon jack.
Song recorder sectie
Deze bestaat uit de MIDI tracks, die keyboard- en controllerbewer­kingen, zoals MIDI opdrachten opnemen, en audiotracks, die de performancedata (sample events) opnemen, die gebruikt worden om audiophrases (Samples) af te laten spelen. De opgenomen data wordt naar de geluidsgenerator sectie gestuurd, die de Performance weer laat klinken.MIDI opdrachten, die in MIDI tracks opgenomen zijn, kunnen ook via de MIDI OUT aansluiting uitgevoerd worden om externe MIDI apparaten te besturen.
Audiotrack opname
Met de opname van audiotracks kunt u geluid van een CD-speler of microfoon opnemen als ze met de audio input jacks verbonden zijn, en er in de geluidsgenerator sectie een sample van maken. Performan­cedata voor, die sample wordt opgenomen op de audiotrack van de song recorder als een sample event. De opgenomen sample kan in een audiotrack gebruikt worden of kan op dezelfde manier als een waveform voor de geluidsgenerator gebruikt worden. U kunt ook de Performance van de interne geluidsgenerator als een sample opnemen.
WG (Wave generator)
Specificeert de PCM waveform (wave), die de basis van het geluid vormt, en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid verandert.
De JUNO-G bevat 1267 verschillende waveforms. Alle Patches, die in de JUNO-G zijn ingebouwd, bestaan uit combinaties van tonen, die op basis van deze waveforms worden gecreëerd.
* Er zijn vier wave generators voor elke Ritme toon (percussie
geluiden).
TVF (Time variant filter)
Bepaalt de veranderingen in requentiecomponenten van het geluid.
TVA (Time variant amplifier)
Bepaalt de veranderingen van het volume en de positie van het geluid in een stereo geluidsveld.
Envelope
U gebruikt Envelope om veranderingen te maken, die over een bepaalde tijdsduur in een geluid voorkomen. Er zijn verschillende envelopes voor Pitch, TVF (filter) en TVA (volume). Als u bijvoor­beeld op een bepaalde manier de Attack (dynamiek) of het wegsterven van het geluid wilt veranderen, stelt u de TVA Envelope bij.
LFO (Low frequency oscillator)
Gebruik de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in een geluid te creëren. De JUNO-G bevat twee LFO’s. U kunt de LFO
17
Overzicht van de JUNO-G
gebruiken om een effect op de WG (toonhoogte), de TVF (filter) of de TVA (volume) toe te passen. Wanneer u een LFO op de WG toonhoogte toepast, wordt er een vibrato effect geproduceerd. Wanneer u een LFO op de TVF cutoff frequentie toepast, produceert dit een wah effect. Wanneer u een LFO op het TVA volume toepast, produceert dit een tremolo effect.
De Ritmes (percussie geluiden) bevatten geen LFO.
Patches
Patches zijn de basis geluidsconfiguraties, die u tijdens een Perfor­mance afspeelt. Elke Patch kan geconfigureerd worden door vier tonen te combineren. Hoe de vier tonen gecombineerd worden, wordt bepaald door de Structure Type parameter (p. 34).
fig.Patch.e
Patch
Tone 4
Tone 3
Tone 2
Tone 1
LFO 1 LFO 2
• TVA (Time variant amplifier)
• Envelope
Performances
Een Performance heeft een Patch of Ritme set toegewezen aan alle 16 Parts, en kan tegelijk zestien geluiden behandelen.
De Performances van de JUNO-G worden via twee schermen bestuurd: een Play scherm en een Part mixer scherm (p. 58).
Gebruik het PLAY scherm als u twee of meer Patches tegelijk wilt bespelen (Layer) of verschillende Patches op verschillende delen van het keyboard wilt bespelen (Split).
Gebruik het MIXER scherm als u wilt ‘mixen’ door de pan en level instellingen voor elk van de zestien Parts individueel bij te stellen.
Omdat de geluidsgenerator van de JUNO-G meerdere geluiden kan behandelen, wordt hij een Multi-timbrale geluidsgenerator genoemd.
fig.Performance.e
Performance
LAYER/SPLIT MIXER
Part 16
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Ritme sets
Ritme sets zijn groepen van een aantal verschillende percussie geluiden. Omdat percussie instrumenten normaliter geen melodieën afspelen, is het niet nodig dat een percussie instrument in een toonschaal op het keyboard bespeelt wordt. Het is echter belang­rijker dat zoveel mogelijk precussie instrumenten tegelijk beschikbaar zijn. Hiervoor produceert elke toets (nootnummer) van een Ritme set een ander percussie instrument.
fig.RitmeSet.e
Rhythm set
Nootnummer 98 (D7)
Nootnummer 97 (C#7)
Nootnummer 36 (C2)
Nootnummer 35 (B1)
Rhythm toon (Percussie intrument geluid)
WG
TVF
TVA
Part 1
Patch/
Rhythm set
Part
Op de JUNO-G is een ‘Part’ iets dat u aan een Patch of Ritme set toewijst. In de Patch Mode kunt u een Patch of Ritme set aan het keyboard toewijzen. In Performance Mode heeft elke Performance zestien Parts, en u kunt een Patch of Ritme set aan elke Part toewijzen.
Pitch
Envelope
TVF
Envelope
TVA
Envelope
Elk percussie instrument bestaat uit de volgende vier elementen:
(Zie voor meer informatie de toelicihting van ‘Tonen’.)
• WG (Wave generator): 1-4
• TVF (Time variant filter)
18
Overzicht van de JUNO-G

Over gelijktijdige polyfonie

De JUNO-G kan maximaal 128 geluiden tegelijk afspelen. De volgende paragrafen behandelen wat dit betekent, en wat er gebeurt, wanneer er meer dan 128 stemmen tegelijkertijd van de JUNO-G gevraagd worden.
Het aantal stemmen dat gebruikt wordt berekenen
De JUNO-G kan tegelijk 128 noten afspelen. De polyfonie of het aantal stemmen (geluiden), refereert niet alleen aan het aantal Patches dat feitelijk afgespeeld wordt, maar verandert afhankelijk van het aantal tonen dat in de Patches, en het aantal waves dat in de tonen gebruikt wordt. De volgende methode wordt gebruikt om het aantal geluiden te berekenen, dat voor een afgespeelde Patch gebruikt wordt:
(Aantal Patches dat afgespeeld wordt) x (Aantal tonen dat gebruikt wordt door de afgespeeld Patches) x (Aantal waves dat in de tonen gebruikt wordt)
Een Patch met bijvoorbeeld vier tonen van elk twee waves, zal acht noten polyfonie gebruiken. Wanneer u in Performance Mode speelt, zal het aantal geluiden voor elke Part geteld worden om het totale aantal geluiden voor alle Parts te verkrijgen.
Hoe een Patch klinkt
Wanneer van de JUNO-G gevraagd wordt om meer dan 128 stemmen tegelijk af te spelen, zullen noten die al klinken uitge­schakeld worden om ruimte te maken voor toegevoegde noten. De noot met de laagste prioriteit zal het eerst uitgeschakeld worden. De prioriteitsvolgorde wordt bepaald door de Patch Priority instelling (p. 36).
Patch Priority kan op ‘LAST’ of ‘LOUDEST’ ingesteld worden. Wanneer ‘LAST’ geselecteerd wordt, zal het toevoegen van een nieuwe noot, die de 128-stemmen limit overschrijdt, ervoor zorgen dat de noot, die het eerste afgespeeld werd uitgeschakeld wordt. Wanneer ‘LOUDEST’ is geselecteerd, zal de minst harde van de huidig klinkende noten worden uitgeschakeld. Meestal is ‘LAST’ geselecteerd.
Nootprioriteit in Performance Mode
Omdat Performance Mode normaliter gebruikt wordt een ensemble af te spelen dat uit meerdere Patches bestaat, is het belangrijk om te beslissen welke Parts prioriteit hebben. Prioriteit wordt bepaald door de Voice Reserve instellingen (p. 66). Wanneer een noot van een Patch uitgeschakeld dient te worden om ruimte voor een nieuwe noot te maken, wordt de Patch Priority instelling toegepast (p. 36).
Voice Reserve
De JUNO-G heeft een Voice Reserve functie, die u in de gelegenheid stelt om een minimum aantal noten te reserveren, die voor elke Part altijd beschikbaar zijn. Als Voice Reserve voor Part 16 bijvoorbeeld op ‘10’ ingesteld is, zal Part 16 altijd 10 geluidsproducerende noten beschikbaar hebben, zelfs, wanneer er meer dan 128 noten (totaal voor alle Parts) gebruikt worden. Wanneer u Voice Reserve instel­lingen maakt, moet u op het aantal noten letten dat u in elke Part wilt bespelen, en ook het aantal tonen dat door de geselecteerde Patch gebruikt wordt (p. 66).
Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken, waarbij het totaal van alle Parts meer is dan 64 stemmen.

Over geheugen

Patch en Performance isntellingen worden opgeslagen in het geheugen. Er zijn drie types geheugen: tijdelijk, overschrijfbaar en niet-overschrijfbaar.
fig.04-006.e
JUNO-G
Preset (PRST)
Rhythm Set
36
Performance
64
Preset F (PR-F)
Preset E (PR-E)
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Patch
128
Selecteer Selecteer
Selecteer
EXP Slot
Patch
Rhythm Set
Wave uitbreidingskaart
• 1 De geselecteerde Patches/Ritme sets kunnen niet veranderd worden.
GM (GM2)
Patch
256
Rhythm Set
Tijdelijk gebied
9
* 1

Tijdelijk geheugen

Tijdelijk deel
Dit is het gedeelte, dat de data bevat voor de Patch of Performance, die u met de paneelknoppen heeft geselecteerd.
Wanneer u het keyboard bespeelt of een sequentie afspeelt, wordt geluid geproduceerd op basis van data in het tijdelijke gedeelte. Wanneer u een Patch of Performance bewerkt, verandert u niet de data in het geheugen, maar u verandert de data in het tijdelijke gedeelte.
Instellingen in dit gedeelte zijn tijdelijk, en gaan verloren, wanneer het apparaat uitgeschakeld wordt of, wanneer u een andere Patch of Performance selecteert. Om de instellingen, die u veranderd heeft te bewaren, dient u ze in het overschrijfbare geheugen op te slaan.
Systeem
Gebruiker (USER)
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
SelecteerSchrijf
CARD Slot
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Geheugenkaart
SchrijfSelecteer
19
Overzicht van de JUNO-G

Overschrijfbare geheugen

Systeemgeheugen
Systeemgeheugen bevat de systeemparameter instellingen, die bepalen hoe de JUNO-G functioneert.
Gebruikersgeheugen
Gebruikersgeheugen is het interne geheugengedeelte, waarin de Patches, Performances, Samples en performancedata zich bevindt.
Geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart gebruiken om Patches, Performances, Samples en performancedata te bewaren, net, zoals u dat doet in het gebruikersgeheugen.

Reverb

Reverb voegt galmende karakteristieken van hallen of auditoria aan het geluid toe. Er zijn vijf verschillende types, dus kunt u het type dat past bij uw doel selecteren en gebruiken.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor (limiter), die op de uitgang van de JUNO-G toegepast wordt. Het heeft een onafhankelijk hoog, midden en laag bereik. Onafhankelijk van de hoge frequentie, lage frequentie en midden frequentie regionen, comprimeert dit effect alle geluiden, die het ingestelde niveau overschrijden, wat het volume consistenter maakt.

Hoe effect units in verschillende modi functioneren

Niet-overschrijfbare geheugen

Vooraf ingestelde geheugen
Data in het vooraf ingestelde geheugen kan niet overschreven worden. U kunt de instellingen uit dit geheugen echter wel naar het tijdelijke geheugenen verplaatsen, veranderen en opslaan in het overschrijfbare geheugen (behalve GM2).
Wave uitbreidingskaart (SRX serie)
De JUNO-G kan met een Wave uitbreidingskaart (SRX serie, apart verkrijgbaar) uitgebreid worden. Wave uitbreidingskaarten bevatten zowel Wave data als Patches en Ritme sets, die direct in het tijdelijke geheugen verplaatst en afgespeeld kunnen worden.

Over de onboard effecten

Effect types

De JUNO-G heeft ingebouwde effect units, en u kunt de instellingen hiervan individueel bewerken.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn effecten met meerdere doeleinden, die het geluidstype compleet veranderen door de klank zelf te bewerken. Er zijn 78 verschillende effect types, selecteer en gebruik het type dat bij uw bedoeling past. Naast de eenvoudige effect types, zoals Distortion, Flanger en soortgelijke effecten, kunt u ook een grote verscheidenheid aan andere effecten instellen. U kunt zelfs effecten in serie of parallel met elkaar verbinden. Hoewel u chorus en reverb tussen de multi-effecten types vindt, worden de volgende chorus en reverb met een verschillend systeem behandeld. In Performance Mode kunnen drie soorten multi-effecten tegelijk worden gebruikt, deze worden MFX1, MFX2 en MFX3 genoemd. In Patch Mode kunt u MFX1 en MFX2 gebruiken.
Chorus
Chorus voegt diepte en ruimtelijkheid aan het geluid toe. U kunt kiezen of dit als een chorus effect of als een delay effect gebruikt wordt.
In Patch Mode
Multi-effecten kunnen onafhankelijk door elke Patch en Ritme set gebruikt worden. Chorus en reverb worden gedeeld door Patches en Ritme sets, hetzelfde effect wordt op elke toon toegepast. Het aanpassen van het niveau van het signaal, dat naar elke effects unit verstuurd wordt (Send level), verschaft u controle over de intensiteit van het effect dat op elke toon wordt toegepast.
fig.FXinPatch
Keyboard part
Patch
TONE
Pad part
Rhythm Set
A0
RHYTHM
C8
TONE
+
*U wijst aan elke Part een Patch of Ritme set toe.
+
Multi-Effecten
Multi-Effecten
Chorus
Reverb
In de Performance Mode
De multi-effecten, chorus en reverb kunnen onafhankelijk voor elke Performance ingesteld worden. De intensiteit van elk effect wordt voor elke Part ingesteld. Wanneer u effecten in Performance Mode toepast, worden de effect instellingen van de Patch of Ritme set, die aan elke Part is toegewezen genegeerd, en worden de effect instel­lingen van de Performance gebruikt. De effecten voor dezelfde Patch of Ritme set kunnen dus verschillen, wanneer ze in Patch Mode of in Performance Mode afgespeeld worden. Echter, afhankelijk van de instellingen, kunt u effect instellingen voor een Patch of Ritme set, die aan een Part is toegewezen op de hele Performance toepassen. Hiernaast kunt u, wanneer u de multi-effect instellingen van een Performance gebruikt, drie multi-effecten tegelijk gebruiken, afhan­kelijk van het type effect.
20
Overzicht van de JUNO-G
fig.FXinPfm.e
Performance/Multitimbre
Part 1
Part16
Patch
TONE
Multi-Effecten
Chorus
Reverb

Over de Song recorder

De song recorder neemt performancedata van het keyboard en de controllers, en de performancedata voor de Samples van de audio track recording op, en beheert deze data als een ‘song’. Wanneer u de song recorder afspeelt, wordt deze performancedata naar de geluidsgenerator gestuurd, wat geluid genereert en de opgenomen Performance weer laat klinken.

Wat is een song?

Muzikale performancedata voor een song of compositie wordt op de JUNO-G een song genoemd. Dit bestaat uit de performancedata, die op de MIDI tracks (MIDI kanalen 1-16) is opgenomen, de tempo track, de beat track, en audio tracks 1-4.
fig.Song.e_71
Song
MIDI Tracks (.SVQ)
1
16
Tempo Track
Beat Track
AUDIO Tracks (.SVA)
1
2
3
4
Setup Mixer
Track instellingen worden aan het begin van de song opgeslagen.
sample event
Maximaal 256 events kunnen op een track geplaatst worden.

Wat is een track?

Referentie
Sample
USER
U0001
CARD
C0001
U2000
U0002
C7000
C0002
kunnen nemen, functioneren ze ook als een bandrecorder.
Eigenlijk neemt een MIDI track niet het geluid zelf op, maar alleen de stappen, die ervoor zorgen dat de geluidsgenerator geluid produ­ceert. Het biedt dus meerdere voordelen. De geluidskwaliteit is altijd uitmuntend, gelijk aan, die van een eerste-generatie band, ongeacht hoe vaak de data afgespeeld wordt, tempoveranderingen hebben geen invloed op de toonhoogte, gedetailleerde bewerkingen zijn mogelijk, etc.
De MIDI tracks kunnen performancedata voor zestien MIDI kanalen opnemen. In Performance Mode corresponderen de zestien Parts van de geluidsgenerator met de zestien MIDI kanalen. In In Patch Mode wordt de keyboard Performance opgenomen op MIDI kanaal 1 en het Ritme patroon Performance op MIDI kanaal 10 (met de standaard-instellingen).
Audio tracks 1-4
Audio tracks behandelen de Samples, die u opgenomen hebt met audio track opname, en de geïmporteerde Samples. Zelfs als u het tempo tijdens de song verandert, worden audio tracks gerekt, zodat ze synchroon met de song af blijven spelen. U kunt ook vanaf het midden van een sample afspelen. Audio tracks openen niet de sample zelf. Ze bevatten alleen informatie om de geluidsgenerator een ‘USER (of CARD) sample nummer ‘x’ af te laten spelen’. (Deze informatie wordt een ‘sample event’ genoemd. Dit betekent, dat zelfs als u een sample event van de audio track wist, de sample data zelf zal blijven bestaan.
Er kunnen maximaal 256 sample events op elk audio track geplaatst worden.
* Elke audio track kan één sample tegelijk afspelen. Als er meer
overlappende Samples op een audio track staan, wordt aan de sample event met de latere locatie voorrang gegeven.
Tempo track
De Tempo track neemt tempo veranderingen binnen een song op. Het kan gebruikt worden voor tempo veranderingen tijdens een song. Als een song van begin tot eind hetzelfde tempo heeft, kan het Tempo track genegeerd worden.
Wanneer een song op de JUNO-G opgenomen wordt, wordt er een tempo instellingen aan het begin van het Tempo track opgeslagen. Wanneer het afspelen van de song vanaf het begin begint, zal de song altijd op dit tempo afgespeeld worden.
Het afspeeltempo wordt dus bepaald door de Tempo track instelling. Als u het tempo tijdens het afspelen verandert, zal het tempo van de song bepaald worden door de gemaakte instelling.
Beat track
De Beat track neemt de maatsoort van elke eenheid van een geluid op. Stel de Beat track in, wanneer u een nieuwe song opneemt of, wanneer u de maatsoort tijdens een song wilt veranderen.
Elke sectie van een song, die muzikale performancedata opslaat, heet een track.
MIDI tracks 1-16
MIDI tracks slaan uw keyboardspel en controllerbewerkingen op als MIDI opdrachten. Wanneer u een song afspeelt, sturen de MIDI tracks deze opgenomen MIDI opdrachten naar de geluidsgenerator, die geluid gaat produceren. MIDI tracks spelen de instrumenten zelf, in plaats van de musicus, en omdat ze een muzikale Performance op
21
Overzicht van de JUNO-G
Sample
Audio
opname
Drum
Sample lijst
0001 0002
2000
User Sample
Wave
(Sample)
Automatisch
toegevoegd

Locaties om een song op te slaan

Tijdelijk gedeelte
De song recorder heeft een tijdelijk geheugen, waar u de song tijdelijk op kunt slaan. We noemen dit dus een tijdelijke song. De song in het tijdelijk gedeelte is vluchtig en gaat verloren, wanneer het apparaat uitgeschakeld wordt. Om een song te bewaren, moet u het opslaan in het gebruikersgeheugen of op een geheugenkaart.
Geheugenkaart/Gebruikersgeheugen
Als u de opgenomen of bewerkte song in het tijdelijke gedeelte wilt behouden, moet u het als een song bestand op een geheugenkaart of in het gebruikersgeheugen opslaan. Met beide methodes kunt u 256 songs opslaan. Een kaart en het gebruikersgeheugen kunnen twee bestandstypen bevatten. Het drieletterige symbool, dat in haakjes ( ) wordt weergegeven is een extensie, die de twee soorten bestands­typen onderscheidt.
Song file (.SVQ, .SVA)
Elke song, die u op de JUNO-G heeft gemaakt, wordt als twee bestanden opgeslagen: een bestand met een naam, die bestaat uit de naam van de song en een ‘.SVQ’ extensie (het SVQ bestand), en een bestand met een ‘.SVA’ extensie (het SVA bestand). Het SVQ bestand bevat hoofdzakelijk de data van de MIDI tracks. Het SVA bestand bevat hoofdzakelijk de audio track data (sample events).
Standaard MIDI bestand (.MID)
Standaard MIDI bestand is een gestandaardiseerd bestandsformaat, dat ervoor zorgt, dat sequencer data tussen de meeste applicaties uitgewisseld kan worden. JUNO-G bestanden worden als Standaard MIDI bestanden opgeslagen. Hiermee kunt u commercieel verkrijgbare muziekdata afspelen (GM scores), die compatibel is met het GM/GM2 systeem.
fig.SongFile.e

Over audio track recording

Met audio track recording kunt u externe inputbronnen, zoals een audioapparaat of microfoon als digitale audiodata opnemen. Een opname wordt als een Patch (sample Patch) afgespeeld of als een waveform voor een Patch of drum set toegepast. U kunt ook WAV/ AIFF-formaat bestanden importeren en ze op dezelfde manier gebruiken.
Samples
Een ‘sample’ is een waveform (geluidsdeel) dat u verkrijgt door het opnemen van een audio track op de JUNO-G. Naast de daadwerke­lijke waveform data, bevat een sample ook parameters, zoals een start point, loop start, en loop end. De JUNO-G kan 9000 Samples opslaan (Gebruiker: 2000, geheugenkaart: 7000).
fig.Sample.e

Waar Samples opgeslagen worden

Samples, die u opneemt of importeert, worden in het sample geheugen opgeslagen. Dit sample geheugen is tijdelijk, en de data gaat verloren, wanneer u het apparaat uitzet. Als u deze Samples wilt bewaren, dient u ze in het gebruikersgeheugen of op een geheu­genkaart op te slaan
*U kunt data niet in het vooraf ingestelde geheugen opslaan.
fig.SampleMemory.e
22
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk gedeelte
Geheugenkaart
Song bestand
Standaard MIDI bestand
Gebruikersgeheugen
Song bestand
Standaard MIDI bestand
JUNO-G
Sample geheugen
schrijven
schrijven
laden/schrijven
Geheugenkaart
Preset Bank
User Bank
Card Bank
laden
schrijven
laden
schrijven
schrijven
Vooraf ingesteld
geheugen
Gebruikers-
geheugen
JUNO-G
Audio opname
Basisgebruik van de JUNO-G
fig.PatchPlay

Wisselen van modus van de geluidsgenerator

De JUNO-G heeft twee geluidsgenererende modes: Patch Mode, Performance Mode. U kunt de geluidsgenererende Mode (State) kiezen, die het beste bij het bespelen van de JUNO-G past.
Gebruik de volgende procedure om tussen de modes te wisselen.
Het PERFORM PLAY scherm en het PART MIXER scherm

Patch Mode

Dit is de Mode, waarin u een enkel geluid (Patch/Ritme set) vanaf
het keyboard afspeelt.
Het keyboard en de geluidsgenerator zijn met één MIDI kanaal verbonden.
verschaffen u verschillende beelden van eenzelfde Performance.
U zult bijvoorbeeld het PERFORM PLAY scherm willen
gebruiken, wanneer u een keyboard split aan het instellen bent
of het PART MIXER scherm, wanneer u de effect instellingen of
de volumebalans voor de Patches van elke Part wilt instellen.
Patch Mode selecteren
1. Druk op MODE [Patch].
fig.PatchPlay

Performance Mode

Met deze Mode kunt u verschillende geluiden (Patches of Ritme sets)
combineren.
PERFORM PLAY scherm
Gebruik dit scherm als u twee of meer geluiden (Patches of Ritme
sets) tegelijk wilt bespelen.
U kunt Patches samen bespelen (Layer) of het keyboard in twee
regionen opdelen, en verschillende Patches in de verschillende delen
bespelen (Split).
1. Druk op MODE [PERFORM].
fig.PatchPlay

Over de functieknoppen

De zes [KBD/ORG]-[VOCAL/PAD] knoppen onder het display
voeren verschillende functies (functieknoppen) uit, en het gebruik
hangt van het scherm af. Functies worden onderaan het scherm
weergegeven.
fig.FButtons
Venster
De ietwat kleinere schermen, die tijdelijk bovenop het normale scherm verschijnen worden vensters genoemd. Verschillende vensters verschijnen, afhankelijk van de situatie. Sommige geven lijsten weer, met anderen kunt u instellingen maken, en weer andere vragen u voor bevestiging van een bewerking.
fig.Tempo
MIXER scherm
Gebruik dit scherm, wanneer u de geluiden wilt mixen door het
bijstellen van de level en pan voor elk van de 16 Parts.
1. Druk op MODE [PART MIXER].
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten. Sommige vensters sluiten automatisch, wanneer een bewerking uitgevoerd is.
23
Basisgebruik van de JUNO-G

De cursor verplaatsen

Een enkel scherm of venster geeft meerdere parameters of items
weer. Om de instelling of een parameter te wijzigen, beweegt u de
cursor naar de waarde van, die parameter. Om een item te
selecteren, beweegt u de cursor naar dat item. Wanneer een
parameterwaarde of andere selectie geselecteerd is, zal het oplichten.
fig.CursorScreen
Cursor
terwijl u op [DEC] drukt. Voor snellere waardeverminderingen
houdt u [DEC] ingedrukt, terwijl u op [INC] drukt.
• Als u op [INC] of [DEC] drukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, zullen de stappen waarmee de waarde verandert groter
worden.
Wanneer de cursor op een parameterwaarde staat, drukt u op
[ENTER] om een venster weer te geven waar u de waarde kunt
instellen. Gebruik [ ] [ ] om een waarde te selecteren, en
druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.

Een naam toewijzen

Beweeg de cursor met de [ ], [ ], [ ] en [ ] (cursorknoppen).
[ ]: beweegt de cursor omhoog.
[ ]: beweegt de cursor omlaag.
[ ]: beweegt de cursor naar links.
[ ]: beweegt de cursor naar rechts.
• Als u een cursorknop ingedrukt houdt, terwijl u de cursorknop
voor de tegenstelde richting indrukt, zal de cursor versneld
bewegen in de richting van de eerst ingedrukte cursorknop.
• Als u op [ENTER] drukt kan de waarde van de geselecteerde
parameter in een lijst verschijnen. Dit is handig, wanneer u wilt
zien wat uw keuzes zijn.

Een waarde veranderen

Om de waarde te veranderen, gebruikt u de VALUE draaiknop of de [INC][DEC] knoppen.
fig.VALUE
Op de JUNO-G kunt u namen aan elke Patch, Ritme set,
Performance, Song en Sample toewijzen. De procedure is hetzelfde
voor alle datatypes.
fig.PatchName
1. Druk op [ ][ ] om de cursor naar de locatie wilt bewegen
waar u een teken in wilt voeren.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC][DEC] om
het karaketer te kiezen.
• [F2 (TYPE)]: Selecteert het type teken. Elke keer dat u hierop
drukt zult u het eerste teken van een set
selecteren: hoofdletters (A), kleine letters (a) of
nummers en symbolen (0).
• [F3 (DELETE)]: Wist het teken op de cursorlocatie.
• [F4 (INSERT)]: Voert een spatie op de cursorlocatie in.
•[] of [ ]: Beweeg de cursor.
•[ ], [ ]: Wissel tussen hoofd en kleine letters.
* Als u uw input wilt annuleren, drukt u op [F5 (CANCEL)].
U kunt in elk scherm van de JUNO-G de cursorknoppen
gebruiken om het geselecteerde deel te verplaatsen, en de
waarde ervan aan te passen.

VALUE draaiknop

De VALUE draaiknop met de klok meedraaien, laat de waarde toenemen, tegen de klok indraaien laat de waarde afnemen.
• [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u de VALUE draaiknop
draait, vergroot de stappen waarmee de waarde toeneemt,
waardoor u grote veranderingen sneller kunt maken.

[INC] en [DEC]

Op [INC] drukken verhoogt de waarde, op [DEC] drukken verlaagt de waarde.
• Houd de knop ingedrukt om de waarde te blijven veranderen.
• Voor snellere waarde toenames houdt u [INC] ingedrukt,
24
Beschikbare tekens/symbolen
spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! ‘ # $ % & ` ( ) * + , - . /: ; < = > ? @ [ \ ] ^ _
` { | }
Vanuit het scherm, waarin u een naam geeft, kunt u op [MENU]
drukken en ‘1. Undo’ selecteren om terug te keren naar de
eerdere naam. Vanuit [MENU] kunt ook ‘2. To Upper’
selecteren of op [ ] drukken om het teken op de cursorlocatie
in een hoofdletter te veranderen. Vanuit [MENU] kunt u ook ‘3.
To Lower’ selecteren of op [ ] drukken om het teken op de
cursorlocatie in een kleine letter te veranderen. Vanuit [MENU]
kunt u ook ‘4. Delete All’ selecteren om alle tekens te wissen.
Song bestandsnamen mogen geen kleine letters of bepaalde
symbolen (‘ * + , . /: ; < = > ? [ \ ] |) bevatten.

Spelen in Patch Mode

In Patch Mode kunt u een enkel geluid (Patch/Ritme set) met het
keyboard bespelen.

Over het Patch PLAY scherm

Druk op [MODE [Patch]. U gaat nu naar Patch Mode, en het Patch
PLAY scherm verschijnt.
fig.PatchPlay

Functies in het Patch PLAY scherm

fig.PatchFunc
1
5
8
1. Indicatie van de huidige modus van de geluidsgenerator.
2. Indicatie of multi-effecten (MFX), chorus (CHO), reverb (REV), en
mastering (MASTER) ingeschakeld zijn.
3. Indicatie van de naam van de geselecteerde song en de locatie van
de maat.
4. Indicatie van de maatsoort en het tempo.
5. Indicatie van/selectie van de groep, het nummer en naam van de
geselecteerde Patch.
6. Indicatie van de octaaf en transpositie waardes.
7. Indicatie van de Patch categorie.
8. Posities van de vijf SONG RECORDER schuiven.
9. SOUND MODIFY (geluidsaanpassingen) instellingen.
2
6

Patch/Ritme set groep

De JUNO-G bevat verschillende Patch groepen, waaronder de User
groep en Preset groepen A-F en GM, waarbij elke groep 128 Patches
(256 in GM, USER) bevat. Hiernaast kunt u uw opties uitbreiden
door een optioneel Wave Uitbreidingskaart (SRX serie, apart
verkrijgbaar) te installeren, zodat u uit een enorm assortiment
beschikbare Patches kunt kiezen. Er zijn ook sample Patches
beschikbaar (USAM, CSAM), die Samples als Patches gebruiken.
USER
Dit is de groep in de JUNO-G, die overschreven kan worden.
Zelfgemaakte Patches worden in deze groep opgeslagen. De JUNO-
G bevat 256 preset Patches en 32 Ritme sets.
3
4
7
9
bevatten al 128 voorbereide Patches, wat het totaal op 768 Patches
brengt.
GM (General MIDI 2)
Dit is een interne groep Patches, die compatibel is met General MIDI
2, een systeem van MIDI functiespecificaties, ontworpen om
verschillen tussen fabrikanten en apparaten te overstijgen. Deze
Patches kunnen niet overschreven worden. Hiernaast kunnen
instellingen van geselecteerde Patches uit deze groep niet veranderd
worden. De JUNO-G bevat 256 preset Patches.
CARD (Geheugenkaart)
Met deze groep kunt u Patches gebruiken, die zijn opgeslagen op een
in het achterpaneel geïnstalleerde geheugenkaart. Omdat de data in
deze groep overschreven kan worden, kunt u deze groep gebruiken
om zelfgemaakte Patches in op te slaan.
USAM (User sample)
U kunt een sample vanuit het gebruikersgeheugen als Patch
gebruiken (de Sample Patch functie), en de sample net als een
conventionele Patch afspelen.
* Als er geen Samples in dit geheugen zijn, wordt er ‘Empty’
weergegeven.
* Omdat een stereo sample twee opeenvolgende samplenummers
gebruikt, dient u het sample nummer te kiezen van het L-kanaal (het
laagste nummer). Het zal als een stereo Patch afgespeeld worden. (Als
u het sample nummer van het R-kanaal kiest, wordt ‘—‘ weergegeven,
en zal het niet afspelen.
CSAM (Card sample)
U kunt een sample vanaf de geheugenkaart als Patch gebruiken (de
Sample Patch functie), en de sample net als een conventionele Patch
afspelen.
* Als er geen Samples in dit geheugen zijn, wordt er ‘Empty’
weergegeven.
* Omdat een stereo sample twee opeenvolgende samplenummers
gebruikt, dient u het sample nummer te kiezen van het L-kanaal (het
laagste nummer). Het zal als een stereo Patch afgespeeld worden. (Als
u het sample nummer van het R-kanaal kiest, wordt ‘—‘ weergegeven,
en zal het niet afspelen.
EXP (Wave Uitbreidingskaart, geïnstalleerd in in het EXP slot)
Dit zijn groepen, die toegepast worden, wanneer u Patches van de
Wave Uitbreidingskaart gebruikt die u in het EXP slot heeft
geïnstalleerd. Deze kunnen niet overschreven worden. U kunt de
instellingen van de geselecteerde Patch echter wel bewerken, en deze
Patch in het gebruikersgeheugen of op de geheugenkaart opslaan.
Het aantal onboard Patches hangt af van het geïnstalleerde Wave
Uitbreidingskaart.
* EXP Patches kunnen alleen geselecteerd worden als er een Wave
Uitbreidingskaart (SRX serie, apart verkrijgbaar) is geïnstalleerd.
PR-A-F (Preset A-F), PRST (Preset)
Dit is de groep in de JUNO-G, die niet overschreven kan worden. U
kunt ook de instellingen van de geselecteerde Patch bewerken, en de
bewerkte Patch daarna opslaan in het User geheugen. Groepen A-F
25
Spelen in Patch Mode

Patches in het hoofdscherm selecteren

1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Om van Patches of Ritme setss te wisselen, beweegt u de
cursor naar de onderstaande locatie, en gebruikt de VALUE draaiknop [INC][DEC] om een selectie te maken.
fig.PatchPlay
3. Om een Patch (Ritme set) groep te selecteren, beweegt u de
cursor naar de onderstaande locatie, en gebruikt de VALUE draaiknop [INC][DEC] om een selectie te maken.
fig.PatchPlay
4. Druk op [ ][ ] om de cursor naar het Patch nummer te
bewegen.
5. Gebruik de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om een
Patch (of een Ritme set) te selecteren.

Patches per categorie selecteren

De JUNO-G stelt u in de gelegenheid om een type (of categorie) aan
een Patch toe te kennen, zodat u de gewenste Patch snel kan vinden.
Er zijn in totaal 38 categorieën.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Beweeg de cursor naar de onderstaande locatie, en gebruik
de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om een categorie te selecteren.
fig.PatchPlay
4. Gebruik [ ][ ][ ][ ] om de cursor naar de Patch
groep.nummer te bewegen, en gebruik dan de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om een Patch te selecteren.
* Als u de categorie niet in stap 3 vast heeft gelegd, gaat u op volgorde
door de Patches.
U kunt uit de volgende categorieën kiezen.:
Categorie Inhoud
- - - No Assign Niets toegewezen
PNO AC.Piano Akoestische piano
EP EL.Piano Elektrische piano
KEY Keyboards Andere keyboards (Clav, xylofoon, etc.)
BEL Bell Bel, klok
MLT Mallet Hamer
ORG Organ Elektrisch en kerkorgel
ACD Accordion Accordeon
HRM Harmonica Harmonica, blues harp
AGT AC.Guitar Akoestische gitaar
EGT EL.Guitar Elektrische gitaar
DGT Dist.Guitar Akoestische & elektrische bass
BS Bass Synth bas
SBS Synth Bass Strijkers
STR Strings Orkest ensemble
ORC Orchestra Orkest hit, hit
HIT Hit&Stab Blaas (hobo, klarinet, etc)
WND Wind Fluit, piccolo
FLT Flute Akoestisch koper
BRS AC.Brass Synth koper
SBR Synth Brass Sax
SAX Sax Geplukt (Harp, etc.)
PLK Plucked Ander ethnisch
ETH Ethnic Gefret inst (Mandoline, etc.)
FRT Fretted Bright pad synth
BPD Bright Pad Soft pad synth
SPD Soft Pad Vox, koor
VOX Vox Hard synth solo
HLD Hard Lead Soft synth solo
SLD Soft Lead Techno synth
TEK Techno Synth Pulserende synth
PLS Pulsating Synth FX (Ruis, etc.)
FX Synth FX Poly synth
SYN Other Synth Percussie
PRC Percussion Geluidseffecten
SFX Sound FX Beat en groove
BTS Beat&Groove Drum set
DRM Drums Andere Patches, die Split en Layer gebruiken
CMB Combination Niets toegewezen
De categorie groep
3. Druk op [ ] om de cursor één plaats naar links te bewegen,
en gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om ervoor te zorgen, dat het symbool van het slotje op slot komt te staan.
* Als u de categorie hier niet vastlegt ( ) (het symbool ) kunt u geen
Patches per categorie selecteren.
26
knoppen gebruiken om Patches te selecteren
U kunt de categorie groep knoppen gebruiken om snel de Patch te
vinden. De 38 categorieën en Ritme sets zijn in tien categoriegroepen
georganiseerd en aan deze knoppen toegewezen.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Druk op een van de [RHYTHM]-[BASS] (categoriegroep
knoppen), terwijl [TONE SW/SEL] niet oplicht om de categoriegroep voor de gewenste Patch te selecteren.
fig.PatchPlay
Spelen in Patch Mode

Patches uit de lijst selecteren

U kunt een lijst Patches weergeven en een Patch uit, die lijst
selecteren.
3. Druk op [ ][ ] om de categorie te selecteren.
4. Gebruik de VALUE draaiknop, [INC][DEC] of [ ][ ] om
een patch/Ritme set te selecteren.
5. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Categorie groep Categorie
PIANO PNO Akoestische piano
EP Elektrische piano
ORG/KBD KEY Keyboards
BEL Bel
MLT Hamer
ORG Orgel
ACD Accordeon
HRM Harmonica
GUITAR AGT Akoestische gitaar
EGT Elektrische gitaar
DGT Dist. Gitaar
BASS BS Bas
SBS Synth bas
ORCH STR Strijkers
ORC Orkest
HIT Hit&Stab
BRASS WND Blaas
FLT Fluit
BRS Akoestisch koper
SBR Synth koper
SAX Sax
SYNTH HLD Harde solo
SLD Zachte solo
TEK Techno synth
PLS Pulserend
FX Synth FX
SYN Andere synth
VOCAL/PAD BPD Heldere pad
SPD Zachte pad
VOX Vox
WORLD PLK Geplukt
ETH Ethnisch
FRT Gefret
PRC Percussie
SFX Geluidseffecten
BTS Beat&Groove
DRM Drums
CMB Combinatie
RHYTHM Ritme set
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Druk op [ENTER].
Het Patch LIST scherm verschijnt.
fig.PatchPlay
3. Om een Patch te selecteren, drukt u op [F5 (Patch)].
Om een Rhyhtm set te selecteren, drukt u op [F6 (RHYTHM)].
Als u op [F6 (RHYTHM)] drukt, verschijnt het RHYTHM LIST
scherm.
4. Druk op [F1 (UP)][F2 (DOWN)] om een groep te kiezen.
5. Gebruik de VALUE draaiknop, [INC][DEC] of [ ][ ] om
een Patch of Ritme set te selecteren.
6. Druk op [ENTER] om een keuze te bevestigen.

Patches per categorie selecteren

1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Druk op [ENTER].
Het Patch LIST scherm verschijnt.
3. Druk op [F4 (CATEG)].
Het CATEGORY scherm verschijnt.
4. Druk op [F1 (UP)][F2 (DOWN)] om een categorie te kiezen.
5. Gebruik de VALUE draaiknop, [INC][DEC] of [ ][ ] om
een Patch te selecteren.
6. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
27
Spelen in Patch Mode

Favoriete Patches/Ritme sets selecteren (Favorite Patch)

In de Patch Mode kunt u uw favoriete en meestgebruikte Patches (of
Ritme sets) op één plaats bij elkaar brengen door ze als favoriet te
registreren. Met deze functie kunt u snel favoriete Patches uit het
Preset/User/Card gedeelte of een Wave Uitbreidingskaart
selecteren. U kunt een totaal van 64 geluiden (8 geluiden x 8 banks)
als favoriete Patches registreren.
6. Druk op [F6 (SELECT)] of [ENTER] om uw keuze te
bevestigen.

Een Patch of Ritme set vooraf beluisteren (Phrase preview)

Met deze functie kunt u een Patch vooraf beluisteren met een
passende phrase, die voor elk type (categorie) Patch is ingesteld.
Een favoriete Patch/Ritme set registreren
1. Selecteer in het Patch PLAY scherm de Patch (of Ritme set),
die u wilt registreren.
2. Druk op [ENTER] om naar het Patch LIST scherm te gaan.
3. Druk op [F3 (FAVORIT)].
Het FAVORITE Patch scherm verschijnt.
4. Gebruik de VALUE draaiknop of [ ][ ] om de Bank te
selecteren.
5. Druk op [INC][DEC] of [ ][ ] om een favorietennummer te
selecteren.
6. Druk op [F2 (REGIST)] om de registratie uit te voeren.
7. Druk op [F3 )LIST)] om naar het Patch LIST scherm terug te
keren.
U kunt MODE [AUDITION] of [F5 (PREVIEW)] ingedrukt
houden om de Patch of Ritme set te beluisteren.
Een Patch registratie annuleren
Door op [F1 (REMOVE)] te drukken, kunt u het registratieproces
annuleren voor de Patch (of Ritme set), die in het FAVORITE Patch
scherm is geselecteerd.
De favoriete Patch/Ritme set kiezen
1. Houd in het Patch PLAY scherm, het RHYTHM LIST scherm,
het FAVORITE Patch scherm of het CATEGORY scherm, de MODE [AUDITION] knop ingedrukt.
De Patch (of Ritme set), die u geselecteerd heeft, zal afgespeeld
worden.
2. Het afspelen houdt op, wanneer u uw vinger van de
[AUDITION] knop haalt.
U kunt de Preview Mode parameter gebruiken om de manier,
waarop Phrase Preview het geluid afspeelt, veranderen. (p. 158)

Het keyboard transponeren in eenheden van een octaaf (Octave Shift)

De Octave Shift functie transponeert de toonhoogte van het
keyboard in stappen van een octaaf (-3-+3 octaven).
Om een bas stuk makkelijker met uw rechterhand te spelen,
transponeert u het keyboard met 1 of 2 octaven omlaag.
* Octave Shift is alleen van toepassing op het keyboard Part.
1. Druk in het Patch PLAY scherm op OCTAVE [-] of [+] om de
hoeveelheid transpositie in te stellen (-3-+3).
De knop licht op als dit is ingesteld.
• Elke keer, dat u op de OCTAVE {+] knop drukt, verandert de
hoeveelheid transpositie naar +1, +2 en +3. Elke keer dat u op
OCTAVE [-] drukt, verandert de hoeveelheid transpositie naar -
1, -2 en -3.
• [UP] licht op als de instelling +1, +2 of +3 is, [DOWN] licht op,
wanneer de instelling -1, -2 of -3 is.
• Druk op beide knoppen tegelijk om de instelling naar 0 terug te
laten keren.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Druk op [ENTER] om naar het Patch LIST scherm te gaan.
3. Druk op [F1 (FAVORIT)].
Het FAVORITE Patch scherm verschijnt.
4. Om van Bank te wisselen, gebruikt u de VALUE draaiknop
of [ ][].
5. Druk op [INC][DEC] of [ ][ ] om de Patch te selecteren.
28
Er is één Octave Shift instelling (Setup parameter) voor de
gehele JUNO-G. De instelling wordt onthouden, zelfs als u van
Patch of Performance wisselt.
Spelen in Patch Mode

Het keyboard transponeren in stappen van een halve toon (Transpose)

Transpose verandert de toonhoogte van het keyboard in stappen van
een halve toon.
Deze functie is handig, wanneer u getransponeerd instrumenten aan
de hand van bladmuziek bespeelt, zoals een trompet of een klarinet.
1. Houd in het Patch PLAY scherm [TRANSPOSE] ingedrukt,
en druk op [-] of [+] om de verandering in te stellen (G-F#: ­5-+6 halve tonen).
• [TRANSPOSE] zal oplichten als de instelling op iets anders dan
C is ingesteld.
• Houd [TRANPOSE] ingedrukt en druk op beide knoppen
tegelijk om de instelling naar C terug te laten keren.
Er is één Transpose instelling (Setup parameter) voor de gehele
JUNO-G. De instelling wordt onthouden, zelfs als u van Patch
of Performance wisselt.
De tonen selecteren, die

De volumebalans tussen de keyboardperformance en het Ritme patroon aanpassen

1. Houd in het Patch PLAY scherm [SHIFT] ingedrukt, en druk
op [F4 (LEVEL)].
Het PART LEVEL venster verschijnt.
2. Druk op [F4 (KBD)] (keyboard) of [F5 (PTN)] (Ritme patroon)
om een Part te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om het volume
bij te stellen.
4. Druk op [F6 (CLOSE)] om het venster te sluiten.
zullen klinken (Tone On/Off)
Omdat een Patch een combinatie is van maximaal vier tonen, kunt u
ongewenste (tonen van de vier) uitschakelen, en zo het geluid van
een specifieke toon verkrijgen.
1. Druk in het Patch PLAY scherm op [TONE SW/SEL], zodat
de knop oplicht.
2. Gebruik SWITCH [1]-[4] om elke toon aan/uit te schakelen.
Als de knop oplicht, staat de toon aan.
Als u slechts één of twee tonen in een Patch wilt laten klinken,
schakelt u de andere uit en slaat u deze Patch instelling op.
Hiermee vermindert u onnodig gebruik van klanken in de
JUNO-G.
3. Druk nogmaals op [TONE SW/SEL], zodat de verlichting
uitgaat.

Percussieinstrumenten bespelen

In Patch Mode kunt u percussie instrumenten vanaf het keyboard
bespelen door een Ritme set te selecteren. De Ritme toon, die aan
elke toets is toegewezen is voor elke geselecteerde Ritme set anders,
waardoor u een grote hoeveelheid percussie instrumenten kunt
bespelen.
29

Een Patch creëren

Met de JUNO-G heeft u totale controle over een grote
verscheidenheid aan instellingen. Elk item dat ingesteld kan worden
wordt een parameter genoemd. Wanneer u de waarde van
parameters verandert, bent u aan het Bewerken. Dit hoofdstuk gaat
over de procedures, die bij het creëren van Patches, en de functies
van de Patch parameters gebruikt worden.
Vier tips voor het bewerken van Patches
Kies een Patch, die lijkt op het geluid dat u wenst, te creëren (p. 26)
Het is moeilijk een nieuw geluid te creëren dat precies naar wens is, wanneer u zomaar een Patch selecteert en de parameters willekeurig wijzigt. Het is verstandig om met een geluid te beginnen, dat lijkt op wat u in gedachten heeft.
Beslis wele tonen zullen klinken (p. 29)
Omdat een Patch een combinatie van vier tonen is, dient u eerst te luisteren, hoe de afzonderlijke tonen klinken, voordat u gaat bewerken. Beslis dan welke tonen u wilt gaan gebruiken. Het is belangrijk ongebruikte tonen uit te schakelen om het verspillen van stemmen te voorkomen, waardoor het aantal noten, dat u tegelijkertijd kunt spelen, onnodig verminderd wordt.
Controleer de Structure instelling (p. 34)
De belangrijke structuur parameter bepaalt hoe de vier tonen worden gecombineerd. Voordat u nieuwe tonen selecteert, dient u ervoor te zorgen, dat u weet hoe de op dat moment geselecteerde tonen elkaar beïnvloeden.
Schakel de effecten uit (p. 1125)
Omdat u het originele geluid zult horen, wanneer de effecten zijn uitgeschakeld, is het makkelijker om de resultaten van uw bewerkingen te horen. Soms kan het veranderen van de effecten al het gewenste geluid geven.
fig.PatchPlay
*U kunt tegelijk meerdere knoppen indrukken om verschillende tonen te
selecteren.
* Door TONE SWITCH aan/uit te schakelen, kunt u het geluid
bewerken, terwijl u alleen de gewenste toon hoort.
De helderheid van het geluid en speciale kwaliteiten toevoegen (CUTOFF/RESONANCE)
De geluidsgenerator sectie van de JUNO-G bevat een filter, die
bepaalde frequenties van het geluid kan versterken of verwijderen.
De CUTOFF knop bepaalt de frequentie (cutoff frequentie), waarop
het filter begint met het bewerken van het geluid, en de
RESONANCE knop versterkt de regio bij de cutoff frequentie om het
geluid meer karakter te geven.
5. Draai aan de CUTOFF of RESONANCE knoppen.
Een knop naar rechts draaien, verhoogt de waarde.
FREQ: Frequentie waar het filter begint met het hebben van
effect op de frequentiecomponenten van de waveform
RESO: Legt nadruk op het deel van het geluid in de regio van
de cutoff frequentie, wat het geluid karakter geeft
* Extreem hoge instellingen kan oscillatie veroorzaken, wat storing van
het geluid tot gevolg heeft.

Patch instellingen maken

De knoppen gebruiken om het geluid te bewerken

U kunt de zes SOUND MODIFY knoppen gebruiken om het geluid
in realtime te bewerken.
1. Druk op MODE [Patch] om naar het Patch PLAY scherm te
gaan.
2. Selecteer de Patch, waarvan u de instellingen u wilt
bewerken (p. 26).
U kunt de Patches in de GM2 groep niet bewerken.
De Toon selecteren, die u wilt bewerken
3. Druk in het Patch PLAY scherm op [TONE SW/SEL], zodat
de knop oplicht.
4. Druk op SELECT[1]-[4] om de toon(en) te selecteren, die u
wilt bewerken.
In het SOUND MODIFY 1-4 gedeelte aan de onderkant van het
scherm verschijnt er een vinkje () bij het geselecteerde toon
nummer.
De manier, waarop het volume verandert, bewerken
Het volume verandert vanaf het moment, dat een toets ingedrukt ,
en weer losgelaten wordt.
6. Druk op de SOUND MODIFY select knop, zodat AMP ENV
oplicht.
7. Draai aan de ATTACK, DECAY, SUSTAIN en RELEASE
knoppen.
Een knop naar rechts draaien, verhoogt de waarde.
A: Attack Time: Hoe lang het duurt vanaf het indrukken van
het keyboard, totdat de maximale toonverandering bereikt
wordt.
D: Delay Time: Hoe lang het duurt vanaf de maximale
toonverandering tot het Sustain level bereikt wordt.
S: Sustain Level: Volume, dat vastgehouden wordt, wanneer u
de toets ingedrukt houdt.
R: Release Time: Hoe lang het duurt vanaf het loslaten van het
keyboard tot het geluid verdwijnt.
* Als u op de SOUND MODIFY select knop drukt, zodat alle indicators
uit staan, produceren deze knoppen geen verandering.
De manier, waarop de toon (helderheid) verandert, bewerken
De toon ondergaat veranderingen vanaf het moment, dat u de toets
indrukt, totdat u deze loslaat.
30
Loading...
+ 222 hidden pages