Roland GX-700 MIDI IMPLEMENTATION [nl]

GX-700
Guitar Effects Processor
Nederlandstalige handleiding
GX-700
Handleiding
2
Inleiding
1.
Bedankt dat u voor de BOSS GX-700 Guitar Effects Processor hebt gekozen. Lees deze handleiding best eens volledig door. Zo krijgt u een idee van alle mogelijkheden die de GX-700 biedt en kunt u er jarenlang plezier aan beleven.
1.1 Voornaamste kenmerken
Analoge vervormingscircuits
Laat u niet afschrikken door het “digitale” uiterlijk van de GX-700: de oversturingseffecten hebben we wijselijk uit het digitale domein gehouden, omdat we weten hoeveel u van onze analoge BOSS “scheurpedaaltjes” houdt.
Ingebouwde voorversterker
Voor de versterkersimulaties zijn we wel digitaal gegaan, omdat deze gebaseerd zijn op de “COSM” technologie uit de Roland VG-8 en GP-100. Het gaat hierbij om complexe (en erg overtuigende) simulaties van een reeks klassieke gitaarverster­kers, die we hebben kunnen realiseren door onze ruime ervaring op het vlak van digitale signaalver­werking. Het magische woord is hier virtueel, wat wel bijzonder reële versterkers oplevert. Uitprobe­ren is hier de leuze.
Ingebouwde luidsprekersimulator
We houden niet op bij de versterker: we bootsen ook meteen de luidspreker na. Op die manier vol­staat het dat u de GX-700 rechtstreeks met een mengtafel verbindt om een overtuigend gitaarge­luid neer te zetten. Naast het type luidspreker kunt u ook het gebruikte type microfoon specifiëren.
Verlichte knoppen
We hebben ieder effectblok een eigen knop (mét duidelijke indicator) toebedeeld. Deze knoppen maken het kiezen van effectblokken kinderspel, bovendien geven de indicators u op ieder moment uitsluitsel over welke effecten al dan niet zijn inge­schakeld.
Vrije volgorde van effecten
Bij de meeste multi-effect processors bevinden de effecten zich in een vaste volgorde, wat de flexibi­liteit van dit soort apparaten uiteraard beperkt. Niet zo bij de GX-700! U kunt de effecten in iedere gewenste volgorde aansluiten, u kunt zelfs bepalen op welke plaats in de keten u een extern effect wilt plaatsen. Dat levert u dezelfde flexibiliteit op als uw oude pedalenbak (waarbij we het uiteraard nog
niet hebben over alle mogelijkheden die deze peda­lenbak niét heeft).
Eenvoudige bediening
De bediening van de GX-700 hebben we eenvou­dig en overzichtelijk gehouden: u kiest met één knopdruk het effectblok dat u wilt gebruiken en u past de parameters van dit effect aan tot het klinkt zoals u het hebben wilt.
Vier stemmen met de “Harmonist”
De “Harmonist” is een ingebouwde realtime har­monizer die drie extra “stemmen” kan toevoegen aan het gitaargeluid en dat in de toonaard waarin u speelt!
Ingebouwde chromatische tuner
De ingebouwde chromatische tuner (stemapparaat) beeldt de namen van snaren af en kan ook met afwijkende stemmingen overweg. Tijdens het stemmen dienen de indicators op het frontpaneel als stemindicators, zodat u niet vlakbij de GX-700 hoeft te staan om uw gitaar te stemmen.
100 User geheugens
Het geheugen biedt plaats aan 200 effecten (100 User, 100 Preset), die u met de knoppen op het frontpaneel of met behulp van MIDI-programma­keuzecommando’s kunt oproepen.
Een Roland FC-200 MIDI Foot Controller vormt een uitstekende partner voor de GX-700 en stelt u in staat om tijdens het spelen effecten te kiezen en parameters aan te sturen.
3
GX-700
Handleiding
1.2 Bediening van de GX-700
U kunt de GX-700 best beschouwen als een uitge­breide reeks effectpedaaltjes die in een handige 19”-behuizing zijn verpakt.
Tijdens het spelen zal u normaal effecten kiezen uit de 200 geheugens die (deels door uzelf, deels door ons) van tevoren werden ingesteld.
Nieuwe effecten kunt u creëren door een reeks “effectblokken” (beschouw deze als “pedaaltjes”) uit te kiezen, ze in de gewenste volgorde te zetten, en hun parameters (“knopjes”) op de gewenste waarden in te stellen.
1.3 Hoe gebruikt u deze handleiding?
Voordat we samen in de handleiding duiken willen we u even wegwijs maken.
De handleiding is opgebouwd uit vijf hoofdstuk­ken, met aan het einde een alfabetische index die u best raadpleegt als u informatie zoekt omtrent een bepaalde functie, parameter, enz.
hoofdstuk als u de GX-700 wilt gebruiken in com­binatie met externe MIDI-apparaten.
Hoofdstuk 7. Appendix
Dit hoofdstuk bevat aanvullende informatie, zoals een lijst met de fabrieksklanken en een overzicht van mogelijke storingen.
Hoofdstuk 3. Aan de slag
In dit hoofdstuk leggen we uit hoe u de GX-700 moet aansluiten en hoe u effecten uit het geheugen kunt kiezen.
Hoofdstuk 4. Instellingen wijzigen
In dit hoofdstuk gaan we de instellingen (parame­ters) van de effecten wijzigen, om zo tot eigen crea­ties te komen. Als u enkel presets wilt kiezen zou u dit hoofdstuk kunnen overslaan, maar dan gaat u wel voorbij aan heel wat boeiende mogelijkheden van de GX-700.
Hoofdstuk 5. Overzicht van de parameters
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de functies van de effectparameters.
Hoofdstuk 6. MIDI
In dit hoofdstuk tonen we hoe u de GX-700 kunt aansturen vanuit externe MIDI-apparaten en hoe u via MIDI data kunt zenden en ontvangen. Lees dit
4
Inhoud
Inhoud,
1. Inleiding, 3
1.1 Voornaamste kenmerken, 3
1.2 Bediening van de GX-700, 4
1.3 Hoe gebruikt u deze handleiding?, 4
Hoofdstuk 3. Aan de slag, 4 Hoofdstuk 4. Instellingen wijzigen, 4 Hoofdstuk 5. Overzicht van de parameters, 4 Hoofdstuk 6. MIDI, 4 Hoofdstuk 7. Appendix, 4
2. Voorzieningen op de panelen, 7
2.1 Frontpaneel, 7
2.2 Achterpaneel, 7
3. Aan de slag, 8
3.1 Aansluiten, 8
3.2 Inschakelen, 9
Ingangsniveau aanpassen, 9 Uitgangsniveau aanpassen, 9 GX-700 instellen voor andere apparatuur, 9
3.3 Effecten kiezen, 10
Informatie in het display, 10 Aan/uit status van de effecten, 10 Patches kiezen op het frontpaneel, 10 Patches kiezen met een voetschakelaar, 11 Patches kiezen met een FC-200 MIDI Foot Controller, 11 Patches kiezen via MIDI, 11
3.4 Bypass functie, 11
Bypass in- en uitschakelen vanaf het frontpaneel, 11 Bypass in- en uitschakelen met een voetschakelaar, 12 Bypass in- en uitschakelen met een FC-200 MIDI Foot Controller, 12 Bypass in- en uitschakelen via MIDI, 12
3.5 Tuner, 12
Tuner inschakelen, 12 Tuner uitlezing, 12 Werkwijze bij het stemmen, 13 Tuner parameters, 13
4. Instellingen wijzigen, 15
4.1 Voordat u aan de slag gaat…, 15
User Patches en Preset Patches, 15 Inhoud van een Patch, 15 Informatie in het display, 15 Werkwijze bij het editen, 16
4.2 Effecten maken, 16
Patch kopiëren, 16 Effectblokken in- en uitschakelen, 17 Aansluitvolgorde kiezen, 17 Effectparameters instellen, 18 Niveaumeter, 18 Effecten kopiëren, 19 Patch naam, 19 Stuurbronnen toewijzen, 20 Uitgangsvolume instellen, 22 Wijzigingen annuleren en herstellen, 22
4.3 Wijzigingen opslaan (Write), 23
4.4 Utility parameters, 24
Tuner parameters, 24 Function parameters, 24
5. Overzicht van de parameters, 27
5.1 Compressor, 27
Compressor parameters, 27 Limiter parameters, 27
5.2 Wah, 28
Pedal Wah of SW-Pedal Wah, 28 Auto Wah, 29
5.3 Overdrive/Distortion, 29
5.4 Preamp, 30
5.5 Loop, 31
5.6 3Band Equalizer, 31
5.7 Speaker Simulator, 32
5.8 Noise Suppressor, 33
5.9 Modulation, 34
Flanger, 35 Phaser, 35 Pitch Shifter, 35 Harmonist, 36 Vibrato, 37 Ring Modulator, 37 Humanizer, 38
5.10 Delay, 38
Normal, 39 Tempo, 40 Gemeenschappelijke parameters voor Normal en Tempo, 40
5.11 Chorus, 41
5.12 Tremolo/Pan, 42
5
GX-700
Handleiding
5.13 Reverb, 43
6. MIDI, 44
6.1 Mogelijke toepassingen, 44
Patches kiezen, 44 Parameters aansturen, 44 Data zenden, 44
6.2 MIDI-functies instellen, 44
MIDI-parameters, 45
6.3 Program Change Map instellen, 45
6.4 Instellingen bewaren/laden via MIDI, 46
Data zenden (Bulk Dump), 46 Data laden (Bulk Load), 47
7. Appendix, 48
7.1 GX-700 bedienen met een FC-200, 48
Aansluitingen, 48 Patches kiezen met de FC-200, 48 Speelhulpen op de FC-200 gebruiken, 49 Manual mode (effecten in- en uitschakelen), 50 Editen met de voeten (via de FC-200), 50
7.2 Over MIDI, 51
Uitwisselen van MIDI-data, 51 MIDI-commando’s die door de GX-700 worden gebruikt, 52 MIDI-implementatiekaart, 52
7.3 FC-200 vanuit de GX-700 initialiseren, 53
Werkwijze, 53
7.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden (initialiseren), 54
7.5 Mogelijke problemen, 54
Geen geluid/te laag volume, 54 Geluid klinkt vervormd (de CLIP indicator licht regelmatig op), 55 U kunt geen Patch nummers kiezen, 55 U kunt geen Patches kiezen met een voet­schakelaar die u op de CONTROL 1/2 ingang hebt aangesloten, 55 Parameters die u aan stuurbronnen hebt toegewezen kunt u niet aansturen, 55 Er worden geen MIDI-commando’s ontvangen, 55
9. Index, 57
8. Specificaties, 56
Bedieningsorganen, 56 Aansluitingen, 56
6
Voorzieningen op de panelen
2.
2.1 Frontpaneel
Hoofdtelefoonuitgang
INPUT connector
INPUT LEVEL regelaar
INPUT LEVEL
INPUTPHONES
MIN MAX
PEAK indicator
PEAK
*8,7$5())(&76352&(6625
*;
PLAY knop
EFFECT SELECT knoppen
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
Voorzieningen op de panelen, Frontpaneel
NUMBER / VALUE regelaar
BYPASS knop
POWER schakelaar
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL CHAIN
REVERBTREM/PANCHORUS
POWER
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
Opmerking:
In de rest van deze handleiding wordt de NUMBER/VALUE regelaar bestempeld als de NUMBER rege-
laar of de VALUE regelaar.
2.2 Achterpaneel
SER.NO.
MADE IN JAPAN
GX-700
USE BOSS BRC
ADAPTOR ONLY
MIDI connectors
(
AC IN
14V 800mA
Display
IN,OUT,THRU
OUTTHRU IN
MIDI
WRITE knop
PARAMETER knoppen
TUNER / UTILITY knop
LOOP connectors
(
SEND,RETURN
)
OUTPUT connectors
)
EXP PEDALCONTROL 1/2
THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES, OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
LOOP
(L(
MONO),R
OUTPUT
RSENDRETURN
LEVEL
(
dBm
)
(
)
INPUTL
MONO
)
+
4-10
AC -adapteruitgang
EXPRESSION PEDAL ingang
CONTROL 1/2 ingang
INPUT connector
OUTPUT LEVEL regelaar
7
GX-700
3.
Handleiding
Aan de slag
3.1 Aansluiten
Sluit de GX-700 aan zoals op de onderstaande tekeningen is aangegeven. Kies het aansluitvoor­beeld dat het best overeenkomt met uw gebruikssi­tuatie.
Voor u aansluitingen maakt moet u het volume van uw mixer/versterker op het minimum zetten en alle apparaten in uw systeem uitschakelen. Zo voor­komt u schade aan uw luidsprekers.
Eens u alle apparaten hebt aangesloten en inge­schakeld mag u op de versterker een aangenaam luistervolume instellen.
Als u gebruik maakt van een mono-versterker moet u enkel de L(MONO) uitgang aansluiten.
Als zwelpedaal (Expression Pedal) kunt u een Boss FV-300L + PCS-33 (Roland) of een EV-5 (Roland) gebruiken.
Sluit het zwelpedaal aan op de EXP PEDAL ingang en zet de volumeregelaar op het pedaal in de “MIN” positie.
Een ingang (INPUT) voor uw gitaar bevindt zicht zowel op het front- als op het achterpaneel. Als u op beide iets aansluit, werkt enkel de ingang op het frontpaneel.
OUTPUT TYPE : (P.7)
POWER AMP(COMBO) POWER AMP(STACK)
eindversterker
luidspreker
PHONES
INPUT
AC-adapter
MAIN IN of RETURN
gitaarversterker
OUTPUT R
eindversterker
luidspreker
Externe effectsprocessor
INPUTOUTPUT
LOOP SENDLOOP RETURN
OUTPUT L(MONO
MAIN IN of RETURN
gitaarversterker
)
OUTPUT TYPE : (P.7)
8
GUITAR AMP(COMBO) GUITAR AMP(STACK)
versterkertop
luidspreker
GUITAR IN GUITAR INGUITAR IN GUITAR IN
gitaarversterker
OUTPUT R
versterkertop
luidspreker
OUTPUT L(MONO
gitaarversterker
EXP PEDALCONTROL 1/2
-
FS-5U, FS-5L enz.
EV-5 (Roland
)
Opmerking:
Haak de kabel van de AC-adapter achter
FV-300L enz.
)
de daarvoor voorziene kabelklem. Zo vermijdt u onnodige spanning op de stekker en voorkomt u dat de kabel per ongeluk wordt uitgetrokken.
AC IN
14V 800mA
USE BOSS BRC ADAPTOR ONLY
Aan de slag, Inschakelen
r
Opmerking: Zet de polariteitsschakelaar van een
FS-5U/5L voetschakelaar (los verkrijgbaar), die u op de CONTROL of BYPASS ingang aansluit, in de stand die in de onderstaande afbeelding te zien is.
Polariteitsschakelaar
3.2 Inschakelen
Eens u alles hebt aangesloten, mag u de apparaten in uw systeem één voor één inschakelen, in de volgorde die we hieronder aangeven. Respecteer deze volgorde, anders riskeert u schade aan uw luidsprekers of aan andere apparaten.
GX-700 →extern effectapparaat →(gitaar)ver­sterker
Na het inschakelen van de GX-700 krijgt u het vol­gende display te zien. Enkele seconden later is de GX-700 klaar voor gebruik. Als u dit display ziet weet u dat de GX-700 zich in de “Play mode” bevindt.
Ingangsniveau aanpassen
Met de INPUT LEVEL regelaar past u de ingangs­gevoeligheid van de GX-700 aan op het toegelever­de signaal.
2
INPUT LEVEL
INPUTPHONES
(1) Produceer op uw gitaar het hardste volume dat
u tijdens het spelen zult gebruiken.
(2) Stel de regelaar zo in dat de PEAK indicator
slechts sporadisch oplicht.
Opmerking:
dat u nog 6dB van de oversturingsgrens (het punt waarop het signaal begint te vervormen) bent verwij­derd.
Opmerking:
oplicht, want dan doet u afbreuk aan de uitstekende geluidskwaliteit van de GX-700.
PEAK
MIN MAX
Ingangsvolumemete
*8,7$5())(&76352&(6625
*;
Als de PEAK indicator oplicht weet u
Zorg dat de indicator niet voortdurend
Opmerking:
Het volume van de mengtafel/versterker mag u omhoogregelen nadat u alle apparaten hebt ingeschakeld.
Opmerking: Bij het inschakelen wordt steeds het
laatstgekozen Patch nummer opnieuw oproepen.
Opmerking: De GX-700 is uitgerust met een beveili-
gingscircuit, vandaar dat u slechts enkele seconden na het inschakelen normaal met de GX-700 kunt werken.
Opmerking: Als het display moeilijk leesbaar is moet
u het contrast aanpassen, zie blz. 26.
Uitgangsniveau aanpassen
Met de OUTPUT LEVEL regelaar (op het achter­paneel) past u het uitgangsvolume van de GX-700 aan op de rest van uw installatie.
Opmerking:
Normaal mag u deze regelaar op
“–10dBm” laten staan.
GX-700 instellen voor andere apparatuur
De GX-700 heeft een parameter aan boord waar­mee u hem kunt aanpassen aan het soort externe versterking dat u gebruikt.
9
GX-700
Handleiding
34
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator op de knop licht op en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
OUTPUT TYPE pagina.
(3) Kies met de VALUE regelaar het soort apparaat
dat u op de OUTPUT connectors hebt aangeslo­ten.
Als u gebruik maakt van de
GUITAR AMP (COMBO)
GUITAR AMP (STACK)
gitaaringang van een combo-ver­sterker (d.w.z. versterker en luid­spreker die in dezelfde behuizing zitten).
Als u gebruik maakt van de gitaaringang van een versterker­toren (d.w.z. versterker en luid­spreker die in aparte behuizin­gen zitten).
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
)
1,(4
2
3.3 Effecten kiezen
De GX-700 heeft 200 Patches (geheugenplaatsen waarin effecten zijn opgeslagen) aan boord. Patch­es kiezen doet u met de NUMBER regelaar op het frontpaneel of vanuit een extern MIDI-apparaat (zoals bv. een FC-200).
U kunt enkel op de Play pagina Patches kiezen (de pagina waar u Patch nummers te zien krijgt). Als u in een andere mode bent, moet u eerst op [PLAY] drukken om naar de Play pagina te gaan.
Opmerking:
mer 1 wordt aangeduid als UNDO. Deze Patch bevat de laatste wijzigingen die u hebt aangebracht (in de laatstgeselecteerde Patch). Voor meer details, zie “Wijzigingen annuleren en herstellen” op blz. 22.
Informatie in het display
In de Play pagina beeldt het display de volgende informatie af:
De Patch die voorafgaat aan Patch num-
naamPatch nummer
Ingangsvolumemeter
Parameters die u rechtstreeks
kunt editen
POWER AMP (COMBO)
POWER AMP (STACK)
LINE
Als u gebruik maakt van de RETURN of MAIN IN aansluiting van een combo-versterker.
Als u gebruik maakt van een aparte eindversterker en luid­spreker, of van de RETURN of MAIN IN aansluiting van een ver­sterkertoren.
Als u rechtstreeks aansluit op een mengtafel of meersporenre­corder. Kies deze instelling ook wanneer u met een hoofdtele­foon afluistert.
(4) Druk op [PLAY] of [UTILITY] om de procedu-
re af te sluiten.
10
Aan/uit status van de effecten
Telkens als u een Patch nummer kiest kunt u aan de oplichtende indicators zien welke effecten voor die Patch actief zijn. U kunt dan ook meteen effecten in- en uitschakelen door op de overeenkomstige knoppen te drukken.
Patches kiezen op het frontpaneel
PLAY
Draai aan de NUMBER regelaar om naar een ander Patch nummer te gaan. Door naar rechts te draaien kiest u telkens het volgende Patch nummer, door
EFFECT SELECT
/
DISTWA HCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL CHAIN
REVERBTREM/PANCHORUS
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
Aan de slag, Bypass functie
naar links te draaien telkens het vorige Patch num­mer. Als u een Patch nummer kiest, hoort u de klank van het gekozen effect en krijgt u de naam van de Patch in het display te zien.
Door op de NUMBER regelaar te drukken terwijl u eraan draait stapt u in versneld tempo door de Patch nummers.
Patches kiezen met een voetschakelaar
U kunt ook omhoog of omlaag door de Patches stappen met een voetschakelaar (FS-5U; los ver­krijgbaar) die u op de CONTROL 1/2 ingang hebt aangesloten.
Om een voetschakelaar op deze manier te kunnen gebruiken moet u de onderstaande instellingen maken. Meer details vindt u onder “Number Up/ Down (1~200)” op blz. 26.
<UTILITY>
CONTROL 1 JACK: NUMBER UP CONTROL 2 JACK: NUMBER DOWN
Opmerking:
voetschakelaar ingedrukt te houden doorlopend Patch nummers kunt kiezen. Wel, dat is niet zo.
Opmerking: Wat u wel kunt doen is een bepaalde
reeks Patches afbakenen die u met de voetschakelaar kunt kiezen. Meer details vindt u onder
Down (1~200)” op blz. 26. Heel mooi is het wanneer u twee voetschakelaars
aansluit, want dan kunt u zowel stijgend als dalend door de Patches stappen, net zoals u met de NUM­BER knop doet dus.
U verwacht misschien dat u door de
“Number Up/
EXP PEDALCONTROL 1/2
OUTTHRU IN
MIDI
Patches kiezen met een FC-200 MIDI Foot Controller
Bent u in het bezit van een FC-200 MIDI Foot Con­troller, dan gebruikt u die natuurlijk om Patches te kiezen. Zie “Patches kiezen met de FC-200” op blz. 48 voor meer details.
Patches kiezen via MIDI
Zoals het een moderne effectprocessor betaamt biedt de GX-700 ook de mogelijkheid om Patches te kiezen met behulp van MIDI-commando’s van­uit een extern apparaat. Daarbij kiest u zelf welke MIDI-progammanummers overeenkomen met de Patch nummers van de GX-700 (daarvoor dient de Program Change Map, blz. 45).
3.4 Bypass functie
Met de Bypass functie schakelt u alles uit wat de GX-700 aan het signaal toevoegt. Als de [BYPASS] knop is ingeschakeld (de indicator licht op), hoort u enkel het directe ingangssignaal, zon­der effecten. Heel het digitale signaalverwerkings­blok van de GX-700 wordt dan omzeild, wat het “schoonste” signaal oplevert.
Naast de [BYPASS] knop op het frontpaneel kunt u ook een voetschakelaar (aan te sluiten op de BYPASS ingang op het achterpaneel) gebruiken om de Bypass functie in en uit te schakelen.
Opmerking:
Mute functie maken (dan wordt alles uitgeschakeld, ook het directe signaal, zie blz. 26).
U kunt van de Bypass functie ook een
Kabel: Roland PCS-31
(los verkrijgbaar)
(
rood)
POLARITY
)68
CONTROL 2 Number Down
Polariteits­schakelaar
(wit)
POLARITY
)68
CONTROL 1 Number Up
Eén voetschakelaar werkt wat minder comfortabel, want dan moet u kiezen tussen “stijgen” of “dalen”.
Bypass in- en uitschakelen vanaf het front­paneel
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
Druk op de [BYPASS] knop om de Bypass functie in en uit te schakelen. De functie is ingeschakeld wanneer de indicator op de knop brandt.
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL CHAIN
REVERBTREM/PANCHORUS
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
11
GX-700
Handleiding
Bypass in- en uitschakelen met een voet­schakelaar
Sluit een voetschakelaar (zoals de FS-5U; los ver­krijgbaar) aan op de CONTROL 1/2 ingang. Met iedere druk op de schakelaar schakelt u de functie afwisselend in of uit. Om een voetschakelaar op deze manier te kunnen gebruiken moet u de onder­staande instellingen maken. Meer details vindt u op blz. 25.
<UTILITY>
CONTROL 1 JACK: BYPASS of: CONTROL 2 JACK: BYPASS
Bypass in- en uitschakelen met een FC-200 MIDI Foot Controller
Bent u in het bezit van een FC-200 MIDI Foot Con­troller, dan kunt u ook daarmee de Bypass functie in- en uitschakelen. Zie blz. 48 voor meer details.
Bypass in- en uitschakelen via MIDI
Het is ook mogelijk om Bypass in en uit te schake­len met behulp van MIDI-commando’s vanuit een extern apparaat. Meer details onder “Stuurbronnen toewijzen” op blz. 20.
Tuner in- en uitschakelen op het frontpaneel
Druk op de [TUNER/UTILITY] knop om de tuner in en uit te schakelen. De tuner is ingeschakeld wanneer de indicator op de knop brandt.
Tuner aan/uit met een voetschakelaar
Sluit een voetschakelaar (zoals de FS-5U; los ver­krijgbaar) aan op de CONTROL 1/2 ingang. Met iedere druk op de schakelaar schakelt u de tuner afwisselend in of uit. Om een voetschakelaar op deze manier te kunnen gebruiken moet u de onder­staande instellingen maken. Meer details vindt u op blz. 25.
<UTILITY>
CONTROL 1 JACK: TUNER of: CONTROL 2 JACK: TUNER
Tuner aan/uit met een FC-200
Bent u in het bezit van een FC-200 MIDI Foot Con­troller, dan kunt u ook daarmee de tuner in- en uit­schakelen. Zie blz. 48 voor meer details.
Tuner in- en uitschakelen via MIDI
Het is ook mogelijk om de tuner in en uit te scha­kelen met behulp van MIDI-commando’s vanuit een extern apparaat. Meer details onder “Stuur­bronnen toewijzen” op blz. 20.
3.5 Tuner
Aan boord van de GX-700 bevindt zich een inge­bouwde chromatische tuner. Deze spaart u de aan­schaf van een externe tuner uit en biedt bovendien het voordeel dat u uw gitaar kunt stemmen zonder allerlei kabels te moeten versteken.
De tuner beeldt niet enkel nootnamen af, maar ook de namen van snaren. Bovendien biedt hij “(dub­bel) bemol-stemming” en een parameter om het uitgangsvolume tijdens het stemmen aan te passen.
Tuner inschakelen
Normaal wordt het uitgangssignaal van de GX-700 volledig uitgeschakeld (zowel direct als effectge­luid) zodra u de tuner activeert. Desgewenst kunt u tijdens het stemmen toch nog gitaargeluid horen, zie daarvoor “Volume tijdens het stemmen” op blz. 14.
Tuner uitlezing
Tuner display
In de bovenste regel van de tuner pagina ziet u de naam van de noot die u op dit moment speelt, ter­wijl de indicatoren in de onderste regel aangeven of die noot te hoog of te laag is gestemd.
nootnamen
stemindicators
Stemindicators
Deze indicators geven aan hoeveel de gespeelde noot afwijkt van zijn juiste toonhoogte. Is de afwij­king groter dan ±50 cent, dan gaat de tuner ervan uit dat u een andere noot speelt, en ziet u een andere nootnaam in het display verschijnen. De stemindi­cators geven dan de afwijking ten opzichte van die nootnaam aan.
12
Aan de slag, Tuner
Zorg dat bij het aanslaan van een snaar enkel de middenste indicator oplicht.
te hoog
gestemd
te laag
Die stemindicators in het display zijn natuurlijk wel fraai, maar op een podium gaat u er waarschijn­lijk niets aan hebben, omdat u te ver van de GX-700 staat. Vandaar dat de informatie van de stemindicators ook te zien is op de indicators van het frontpaneel.
te laag te hoog
(3) Draai nu voorzichtig aan de stemsleutel tot
enkel de middenste stemindicator oplicht.
(4) Herhaal stap 1~3 om de overige snaren te stem-
men.
Opmerking:
Gitaren met een vibratohendel zijn vaak wat moeilijker te stemmen, want één snaar stemmen heeft meestal tot gevolg dat de andere snaren plots vals staan. Bij dergelijke gitaren kunt u beter eerst alle snaren ongeveer juist stemmen (zodat de juiste noot­naam wordt afgebeeld) en ze vervolgens individueel fijnstemmen.
Tuner parameters
De tuner biedt nog een aantal opties die u naar uw eigen voorkeur kunt instellen: de referentietoon­hoogte, al dan niet afbeelden van snaarnamen, en het volume tijdens het stemmen.
Deze parameters kunt u als volgt instellen:
(5)
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
LEVEL CHAIN
REVERBTREM/PANCHORUS
3
NUMBER/VALUE
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNS
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
LEVEL CHAIN
REVERBTREM/PANCHORUS
centrale indicator
Werkwijze bij het stemmen
(1) Sla de snaar aan die u wilt stemmen (gebruik
enkel “open snaren”).
Het display beeldt de nootnaam af die het dichtst in de buurt ligt van de toonhoogte van de snaar die u hebt aangeslagen.
Opmerking:
een snaar zuiver aanslaat en geen andere snaren tege­lijk aanslaat.
(2) Draai aan de stemsleutel tot het display de juiste
nootnaam afbeeldt.
Gitaar E ADGBE
De tuner werkt enkel betrouwbaar als u
6de
5de
4de
3de
snaar
snaar
snaar
snaar
2de snaar
1ste snaar
1,(5
2,5
(1) Druk op [TUNER/UTILITY] tot u terechtkomt
op de Tuner pagina.
(2) Kies met PARAMETER [] [®] de parameter
die u wilt instellen.
(3) Stel met de VALUE regelaar de gewenste waar-
de in.
(4) Herhaal stap 2 en 3 als u nog andere parameters
wilt wijzigen.
(5) Druk nu op de PARAMETER [√] [®] knoppen
tot u terug op de Tuner pagina bent, of druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om terug te keren naar de Play pagina.
Referentietoonhoogte (Tuner Pitch 435~445)
Met “referentietoonhoogte” bedoelen we de toon­hoogte van de noot A4 (de middenste A op een pia­no). Deze noot wordt over het algemeen gebruikt als uitgangspunt om andere noten op te stemmen. De frequentie van deze referentienoot kunt u op de GX-700 instellen tussen 435~455 Hz.
)
13
GX-700
Handleiding
Opmerking: Vanuit de fabriek staat de referentie-
toonhoogte ingesteld op 440 Hz.
Afbeelden van snaarnamen Tuner String Dis-
play OFF, ON, ON(), ON ()
Met deze parameter kiest u of het display al dan niet snaarnamen afbeeldt. Verder kunt u nog kiezen tussen normale, bemol of dubbel bemol-stemming.
Snaarnamen
Het nummer dat links op de bovenste regel van het display wordt afgebeeld slaat op de snaar, terwijl de nootnaam rechtsboven in het display duidt op de huidige toonhoogte (geen frets ingedrukt) van die snaar. Vooral als u nieuwe snaren gebruikt is het handig om u op de snaarnummers te oriënteren: u legt een nieuwe snaar op en zorgt dat de GX-700 het overeenkomstige snaarnummer afbeeldt. Ver­volgens blijft u aan de stemsleutel draaien tot enkel de middenste stemindicator oplicht. U hebt dan automatisch op de juiste noot gestemd, want de GX-700 weet welke noot bij ieder snaarnummer hoort.
zien, bij de laatste drie opties ziet het er als volgt uit:
nootnaam
niets afgebeeld : normale stemming
snaarnaam
stemindicators
: bemol-stemming : dubbele bemol-stemming
Als de toonhoogte meer dan 50 cent onder de cor­recte toonhoogte zit, dan wordt het (normaal “lege”) driehoekje linksonder in het scherm zwart (®). Bevindt de toonhoogte zich op minder dan ±50 cent van de correcte toonhoogte, dan wordt de afwijking aangegeven door de stemindicators. Het driehoekje wordt dan weer wit (leeg: s).
Het driehoekje linksonder wijst normaal steeds naar rechts. Als u bij het stemmen van snaar 1 meer dan 50 cent boven de juiste toonhoogte zit wijst het naar links.
(Dubbele) molstemming
Bij “bemol-stemming” en “dubbel bemol-stem­ming” stemt u de gitaar een halve - respectievelijk een hele - toon lager dan normaal.
De GX-700 knapt daarbij het “vuile werk” voor u op: u kunt namelijk op dezelfde nootnamen stem­men als bij een normale stemming, alleen licht de centrale stemindicator nu op wanneer u op een per­fecte halve (respectievelijk hele) toon onder de afgebeelde nootnaam terechtkomt. Als u een mol­stemming wilt gebruiken, moet u de GX-700 daar natuurlijk wel even van op de hoogte brengen. Daarvoor dienen de opties van de TUNER STRING DISPLAY parameter:
OFF Er worden geen snaarnamen afgebeeld.
ON De snaarnamen worden afgebeeld en de tuner stemt op
“normale” toonhoogtes.
ON () De snaarnamen worden afgebeeld en de tuner stemt een
halve toon lager.
ON () De snaarnamen worden afgebeeld en de tuner stemt een
hele toon lager.
Hoe het display er uitziet bij de eerste optie (fabrieksinstelling), kunt u op de vorige bladzijde
Opmerking:
slaan tijdens het stemmen. Speel ook geen flageolet­ten, want daarmee maakt u het de GX-700 moeilijk om de toonhoogte juist te analyseren.
Vergeet niet enkel open snaren aan te
Opmerking: Vanuit de fabriek staat de String Name
Display parameter op “OFF” ingesteld.
Volume tijdens het stemmen (Tuner Level; MUTE~100)
Hiermee bepaalt u het volume waarmee het gitaar­geluid tijdens het stemmen naar de uitgangen van de GX-700 wordt gestuurd. Als u MUTE kiest, wordt er helemaal geen geluid naar de uitgang gestuurd.
Opmerking:
“MUTE” geselecteerd.
Vanuit de fabriek is voor deze optie
14
Instellingen wijzigen, Voordat u aan de slag gaat…
Instellingen wijzigen
4.
Maar wat zit er eigenlijk onder een Patch nummer? Verschillende dingen: de volgorde van de effectblokken en de instellingen van de individuele effectblokken. In dit hoofdstuk tonen we hoe u de inhoud van een Patch num­mer kunt wijzigen om uw eigen effecten te maken. Daarna leert u deze eigen creaties bewaren, zodat u ze later opnieuw kunt gebruiken.
4.1 Voordat u aan de slag gaat…
User Patches en Preset Patches
We vertelden u reeds dat de 200 Patches in de GX-700 uit User en Preset Patches bestaan. Wat is het verschil?
User Patches (Patch nummers 1~100)
Vanuit de fabriek zitten op deze Patch nummer dezelfde effecten als op de overeenkomstige Preset Patch nummers, maar het grote verschil is dat u de inhoud van User Patches kunt overschrijven met effecten die u zelf hebt gemaakt.
Preset Patches (Patch nummers 101~200)
Dit zijn de effecten die we de GX-700 vanuit de fabriek hebben meegegeven. Deze Patch nummers kunt u niet overschrijven.
Dat betekent echter niet dat u de inhoud van een Preset Patch niet kunt wijzigen; dat kunt u wel. Alleen is het zo dat u de gewijzigde versie van zo’n Patch niet in de Preset geheugens kunt opslaan. Daarvoor moet u uitwijken naar de User Patch nummers.
Opmerking:
gegaan door een Patch die “UNDO” heet. Deze Patch bevat de instellingen die u het laatst hebt gewijzigd. Wat u daarmee kunt doen leest u onder “Wijzigingen annuleren en herstellen” op blz. 22.
De User Patch nummer 1 wordt vooraf-
Instellingen voor de individuele effectblokken
Ieder effectblok is opgebouwd uit een aantal para­meters (variabele instellingen). Door deze te wijzi-
gen bepaalt u de klank van het effect.
Uitgangsvolume
Met deze parameter bepaalt u de volumebalans tus­sen het directe geluid (ingangssignaal) en het effectgeluid.
Toewijzing van stuurbronnen
U kunt speelhulpen en dergelijke van externe instrumenten gebruiken om parameters van de GX-700 aan te sturen. Voor iedere Patch kunt u drie stuurbronnen kiezen.
Patch naam
Iedere Patch kunt u een naam geven, zodat u ach­teraf tenminste een idee hebt van wat u te horen gaat krijgen.
Informatie in het display
Tijdens het editen (dat is het wijzigen van effectpa­rameters) geeft het display u de volgende informa­tie.
Tijdens het editen van parameterinstellingen
naamediten
Inhoud van een Patch
Voor alle duidelijkheid sommen we hier eerst even de “componenten” op waaruit een Patch bestaat:
Aan/uit status van ieder effectblok
U hoeft natuurlijk niet steeds alle effecten te gebruiken, u kunt bepaalde effecten ook gewoon uitschakelen.
Ingangsvolumemeter
Parameter die u rechtstreeks
kunt editen
15
GX-700
Handleiding
Als u op [PLAY] drukt om terug te keren naar de Play pagina
Effecten
Effect aan: hoofdletters Effect uit: kleine letters
Type/Mode
waardeparameter
s: betekent dat u met de PARAMETER [®] knop naar andere parameters kunt gaan.
w: wilt zeggen dat u met de PARAMETER [√] knop naar andere parameters kunt gaan.
ws: betekent dat u met de PARAMETER [] [®] knoppen naar andere parameters kunt gaan.
Werkwijze bij het editen
(1) Kies een Patch waarvan het geluid dicht in de
buurt komt bij het benodigde effect.
(2) Kopieer de inhoud van die Patch naar een
(User!) Patch nummer dat u niet meer nodig hebt.
Opmerking:
gaan dat u de originele Patch (uit stap 1) niet wilt kwijtspelen. Mag die Patch wél verdwijnen, sla dan stap 2 over (u overschrijft dan de originele Patch met de gewijzigde versie).
(3) Wijzig de inhoud van de geselecteerde Patch.
Daarbij volgt u normaal de onderstaande stappen:
Kies de gewenste aansluitvolgorde van de effect­blokken (zie blz. 17).
Schakel de effectblokken in of uit (zie blz. 17).
Stel de parameters van de effectblokken in (zie blz. 18).
Stel het gewenste uitgangsvolume in (zie blz. 22).
Kies eventueel externe stuurbronnen (zie blz. 20).
(4) Geef het nieuwe effect een naam (zie blz. 19). (5) Sla het nieuwe effect op (zie blz. 23).
Stap 5 mag u niet vergeten, aangezien de instellin­gen die u wijzigt in een tijdelijk buffergeheugen terechtkomen. Dit geheugen wordt gewist zodra u een andere Patch kiest of de GX-700 uitschakelt. Om uw nieuwe effect te bewaren moet u het opslaan onder een User Patch nummer (zie blz. 23).
Stap 2 staat hier omdat we er van uit-
4.2 Effecten maken
Voor een gedetailleerd overzicht van effectblokken en parameters (en hun afkortingen in het display) verwijzen we u naar “Overzicht van de parameters” op blz. 27. Hieronder gaan we de “algemene werk­wijze” van daarnet wat uitgebreider bekijken.
Patch kopiëren
Eerst gaan we de inhoud van de Patch die we willen wijzigen kopiëren naar het geheugennummer waar we uiteindelijk de gewijzigde versie willen onder­brengen. Naast de gewone “Copy” functie kunt u hier ook de “Exchange” functie gebruiken, die u in staat stelt om de instellingen van twee Patch num­mers te verwisselen.
Opmerking:
gebruiken terwijl u aan het editen bent.
PLAY
2,5
(1) Kies (in de Play pagina) met de NUMBER rege-
laar het Patch nummer dat u wilt kopiëren.
(2) Druk op [WRITE].
Dit brengt u naar het kopieerscherm.
(3) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen of u
de “Copy” of “Exchange” functie wilt gebrui­ken.
(4) Ga met de NUMBER regelaar naar het Patch
geheugen dat de kopie moet bevatten.
U hoort nu het geluid van de Patch die u zonet hebt gekozen (dus de Patch die u gaat overschrijven). Beseft u nu plots dat u deze Patch helemaal niet wilt overschrijven, druk dan op [PLAY]. Het
“Copy” of “Exchange” kunt u niet
1,4
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
TUNER/UTILITYPARAMETER
3
<Copy>
<Exchange>
BYPASS
16
Instellingen wijzigen, Effecten maken
kopiëren wordt dan geannuleerd en u keert terug naar de Play pagina.
(5) Druk op [WRITE] om de Patch te kopiëren.
U keert terug naar de Play pagina en u komt terecht op het Patch nummer waarnaar u hebt gekopieerd.
Effectblokken in- en uitschakelen
Effecten die u niet gebruikt kunt u uitschakelen. Dat doet u door in het EFFECT SELECT blok op de knop van het betreffende effect te drukken (de indicator dooft). De indicators van deze knoppen geven uitsluitsel over de aan/uit status van de effectblokken.
(2)1,2
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Druk op de EFFECT SELECT knop van het
effectblok dat u in of uit wilt schakelen.
De indicator op de [PLAY] knop dooft en de instel­lingen van het geselecteerde blok verschijnen in het display.
(2) Druk nogmaals op dezelfde EFFECT SELECT
knop om het effectblok in of uit te schakelen. U kunt het effect ook in- of uitschakelen door aan de VALUE regelaar te draaien.
(3) Herhaal stap 1 en 2 om andere effectblokken in
of uit te schakelen.
(4) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
…slaat u de gemaakte instellingen nu reeds op (zie blz. 23).
Opmerking:
Het in- of uitschakelen van effectblok­ken heeft geen invloed op de parameterinstellingen voor het betreffende effectblok.
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
Aansluitvolgorde kiezen
We gaan nu kiezen in welke volgorde we de effect­blokken willen aansluiten.
4
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
1
(1) Druk op de [LEVEL/CHAIN]. (2) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
onderstaande display-pagina (CHAIN).
Het display beeldt het geselecteerde algoritme af.
Opmerking:
ne letters afgebeeld.
(3) Plaats met de VALUE regelaar de cursor op de
plaats in de keten waar u een effectblok wilt plaatsen.
(4) Kies met de EFFECT SELECT knoppen het
effect dat u op deze plaats wilt hebben.
Het geselecteerde effect wordt ingevoegd op de plaats van de cursor.
(5) Herhaal stap 3~4 tot alle effecten in de gewenste
volgorde staan.
(6) Druk op [PLAY] om de aansluitvolgorde vast te
leggen en terug te keren naar de Play pagina.
Terug in de Play pagina ziet u in de linker boven­hoek “EDIT” staan, daarmee wordt aangegeven dat u wijzigingen in de huidige Patch hebt aange­bracht.
Opmerking:
kunt u ook effecten in- en uitschakelen. De effectblok­ken die zich direct links en rechts van de cursor (xx) bevinden kunt u uitschakelen door op hun overeen­komstige knoppen te drukken.
(7) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
Uitgeschakelde effecten worden in klei-
editen
Terwijl u de aansluitvolgorde vastlegt
36
NUMBER/VALUE
2
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
17
GX-700
Handleiding
…slaat u de gemaakte instellingen nu reeds op (zie blz. 23).
Effectparameters instellen
Ieder effectblok is opgebouwd uit een aantal para­meters (variabele instellingen). Door deze te wijzi-
gen bepaalt u de klank van het effect.
1
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
Om parameters te wijzigen gaat u als volgt te werk:
(1) Druk op de EFFECT SELECT knop van het
effectblok dat u wilt editen.
De indicator op de [PLAY] dooft en de instellingen van het geselecteerde blok verschijnen in het dis­play.
(2) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
parameter die u wilt editen (met deze knoppen kunt u ook binnen een pagina parameters kie­zen).
Opmerking:
Door één van de PARAMETER [] [®] knoppen ingedrukt te houden stapt u in versneld tem­po door de parameters.
Opmerking: Door één van de PARAMETER [] [®]
knoppen ingedrukt te houden en de tegenoverliggende knop in te drukken springt u onmiddellijk naar belangrijke parameters. Bij effecten met een beperkt aantal parameters komt u hiermee onmiddellijk op de eerste, respectievelijk laatste parameter terecht.
(3) Stel met de VALUE regelaar de gewenste waar-
de in. U kunt de waarde sneller doen veranderen door op de VALUE regelaar te drukken terwijl u eraan draait.
Opmerking:
Als de parameter slechts twee opties biedt kiest u met iedere druk op de VALUE regelaar afwisselend de ene of de andere optie.
(4) Herhaal stap 2 en 3 om andere parameters in te
stellen.
(5) Herhaal indien nodig stap 1 om een ander
effectblok te kiezen en maak dan voor dit blok de nodige instellingen.
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
3
NUMBER/VALUE
2
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
1
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
2
(6) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
…slaat u de gemaakte instellingen nu reeds op (zie blz. 23).
Rechtstreeks editen
Parameter die u rechtstreeks
kunt editen
Voor iedere Patch kunt u een aantal parameters rechtstreeks editen op de Play pagina. De eerste van deze parameters verschijnt in het display zodra u de Patch kiest, de overige parameters kiest u met de PARAMETER [] [®]. Met PARAMETER [®] gaat u naar de eerste parameter, met PARAME­TER [] naar de laatste.
Niveaumeter
Voor ieder effect kunt u een niveaumeter te voor­schijn roepen die het uitgangsniveau van het betref­fende effect laat zien. Bovendien is die meter uitge­rust met een piekindicator, zodat u kunt zien of het uitgangsniveau niet te hoog ligt.
Opmerking:
uitgangsniveau van het effect te hoog, en riskeert u de ingang van het volgende effect te oversturen.
(1) Druk op de EFFECT SELECT knop van het
effectblok waarvoor u de niveaumeter wilt bekijken.
De indicator op de [PLAY] knop dooft en de instel­lingen van het geselecteerde blok verschijnen in het display.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
één van de onderstaande pagina’s (hoe de pagi-
Als de piekindicator vaak oplicht, is het
18
Instellingen wijzigen, Effecten maken
na er precies uitziet, verschilt naar gelang het effect).
< Effecten met een onafhankelijk METER scherm
volumemeter
< Effecten waarvoor de meter deel uitmaakt van het LEVEL scherm >
volumemeter
(3) Zodra u het uitgangsniveau hebt gecontro-
leerd…
…wilt u misschien nog andere niveaumeters bekij­ken, of
…slaat u de gemaakte instellingen op (zie blz. 23).
Effecten kopiëren
(3) Kies met de VALUE regelaar de Patch waaruit
u het effectblok wilt kopiëren. U hoort dan ook meteen de klank van deze Patch.
Opmerking:
Wilt u terug naar de instellingen vóór de
wijzigingen, kies dan “EDIT”.
(4) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
…slaat u de gemaakte instellingen op (zie blz. 23).
Patch naam
Patches kunnen een naam krijgen, die uit maximaal 12 karakters kan bestaan. Om Patches uit de anoni­miteit te halen kiest u best voor een naam die u een idee geeft van de inhoud of van de song waarbij die Patch hoort.
4
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
Een “effect kopiëren” komt erop neer dat u de para­meterinstellingen van een effectblok kopieert naar een andere Patch die hetzelfde algoritme gebruikt. Dat is handig als u bijvoorbeeld erg tevreden bent over een bepaald galmeffect, en u wilt dit ook in andere effectketens gebruiken.
PLAY
1
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
3
NUMBER/VALUE
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
2
(1) Druk op de EFFECT SELECT knop van het
effectblok dat u wilt kopiëren.
De indicator op de [PLAY] dooft en de instellingen van het geselecteerde blok verschijnen in het dis­play.
(2) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
EFFECT COPY pagina.
2,3
1
(1) Druk op [LEVEL/CHAIN]. (2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de NAME pagina.
cursor
(3) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
het teken dat u wilt wijzigen.
(4) Kies met de VALUE regelaar het gewenste
teken.
Opmerking:
Door op de VALUE regelaar te drukken kiest u afwisselend hoofdletters, kleine letters, cijfers en spaties.
(5) Herhaal stap 3 en 4 om de rest van de Patch
naam in te stellen.
(6) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
…slaat u de gemaakte instellingen op (zie blz. 23).
19
GX-700
Handleiding
Stuurbronnen toewijzen
Om de GX-700 nog flexibeler te maken hebben we hem de mogelijkheid gegeven om parameters aan te sturen met pedalen of vanuit externe MIDI­instrumenten. Voor ieder Patch nummer kunt u vier parameters kiezen en voor elk van deze parameters een stuurbron specifiëren.
Target (Trg): de parameter die u gaat aanstu­ren
Hiermee kiest u de parameter die u wilt aansturen. Dat kunnen de volgende parameters zijn:
Uitgangsvolumes
Aan./uit status van ieder effect
Effectparameters
BYPASS aan/uit
TUNER aan/uit
Opmerking:
ters aan stuurbronnen koppelen. Voor toewijzingen die u niet wilt gebruiken moet u “NOT ASSIGN” specifiëren.
Opmerking: Het is mogelijk twee of meer stuurbron-
nen aan één parameter toe te wijzen, maar in dat geval is het af te raden beide stuurbronnen tegelijk te gebrui­ken. Dat kan namelijk voor ongewenste bijgeluiden zorgen.
Per Patch kunt u maximaal drie parame-
Stuurbron
AAN
UIT
Stuurbron
Max.
waarde
Min.
waarde
Stuurbron Parameter
Max.
waarde
Midden-
waarde
Min.
waarde
Verandering in de
parameterwaarde
100% Max.
waarde
Min. waarde
0%
Verandering in de
parameterwaarde
100% Max.
waarde
Min. waarde
0%
waarde
AAN
UIT
Waardebereik van Target
Voor iedere extern aangestuurde parameter moet u een minimum- en maximumwaarde specifiëren. Dat zijn de grenzen waartussen de stuurbron de waarde van die parameter kan veranderen.
Voor stuurbronnen van het aan/uit type is “uit” (dicht) gelijk aan de “minimumwaarde” en is “aan” (open) gelijk aan de “maximumwaarde”. Met stuurbronnen zoals zwelpedalen of Pitch Bend hen­dels kunt u alle waarden tussen het minimum en het maximum aansturen. Is de aangestuurde parameter van het aan/uit type, dan schakelen waarden boven de middenste waarde (tussen minimum en maxi­mum) deze parameter in, terwijl waarden beneden de middenste waarde hem uitschakelen.
20
Opmerking:
De beschikbare minimum- en maxi­mumwaarden hangen af van de aangestuurde parame­ter.
Opmerking: Als u de minimumwaarde boven de
maximumwaarde instelt, wordt de parameter “omge­keerd” aangestuurd.
Opmerking: Kiest u na het instellen van minimum-
en maximumwaarden een andere Target, dan is het mogelijk dat de instellingen plots veranderen. Contro­leer dit steeds even nadat u een ander target hebt geko­zen.
Source (Src): stuurbron die de parameter aan­stuurt
De Source is de stuurbron die de parameter aan­stuurt.
De volgende stuurbronnen komen hiervoor in aan­merking:
Instellingen wijzigen, Effecten maken
Een zwelpedaal dat u op de EXP PEDAL ingang hebt aangesloten (optie: FV-300L + PCS-33 (Roland) of EV-5 (Roland)).
Een voetschakelaar (los verkrijgbaar: FS-5U, FS-5L, FS-1 (Roland), DP-2 (Roland), enz.) die u aansluit op de CONTROL 1/2 ingang.
Het zwelpedaal van een FC-200 MIDI Foot Con­troller.
Het controlepedaal van een FC-200 MIDI Foot Controller.
Controlecommando’s vanuit een extern MIDI­instrument (controlenummer 1~31 of 64~95). Deze commando’s stuurt u aan met speelhulpen zoals schuifregelaars, pedalen, enz.
Mode: wat gebeurt er als u op een voetschake­laar drukt
De Source mode bepaalt wat er met een parameter­waarde gebeurt wanneer u op een niet-schakelende voetschakelaar (los verkrijgbaar: FS-5U, DP-2 (Roland), enz.) drukt.
meter op “Normal” instelt. Een schakelend type is voor deze werkwijze niet bruikbaar.
Act Range: de waarden die een stuurbron kan zenden
We hebben gezien hoe u voor een parameter het waardebereik kunt specifiëren waarop deze rea­geert. Er bestaat ook een “ActRange” parameter, waarmee u voor iedere stuurbron (van het continu variabele type, bijvoorbeeld een zwelpedaal) kunt specifiëren welk waardebereik hiervoor wordt ont­vangen. Waarden die u met de stuurbron voort­brengt buiten dit bereik worden door de target para­meter genegeerd. De GX-700 gaat er dan van uit dat hij nog steeds de minimum- (“LO”) of maxi­mumwaarde (“HI”) van de ActRange ontvangt.
(Normal) De parameter is normaal uitgeschakeld (minimum-
(Toggle) Telkens als u op de voetschakelaar drukt wisselt u
Opmerking:
waarde) en wordt ingeschakeld zodra u op de voet­schakelaar drukt.
tussen uit (minimumwaarde) en aan (maximum­waarde).
Deze parameter moet u steeds op “Nor­mal” laten staan wanneer u een schakelende voetscha­kelaar (los verkrijgbaar: FS-5L, FS-1 (Roland), enz.) hebt aangesloten of wanneer u geen voetschakelaar als stuurbron hebt toegewezen.
Voetschakelaars… het hele verhaal
Voetschakelaars kunt u op twee manieren gebrui­ken: de eerste manier houdt in dat u bij iedere druk op het pedaal het effect afwisselend in- en uitscha­kelt. Bij de tweede manier is het effect enkel hoor­baar zolang u het pedaal ingedrukt houdt (eens u het pedaal loslaat, hoort u dus geen effect meer).
Voor de eerste manier kunt u zowel een voetscha­kelaar van het niet-schakelende type als van het schakelende type gebruiken. Voor een niet-schake­lend type moet u de Source mode op “Toggle” instellen, voor een schakelend type op “Normal”.
De tweede manier vereist een niet-schakelend type voetschakelaar, waarvoor u de Source mode para-
Voorbeeld; Active Range Low:100, Active Range High:127
127
100
Opmerking:
Stuurbron
Min. waarde
Verandering in de
Parameterwaarde
100% Max.
waarde
Min. waarde
0%
Stuurbron
127
Midden-
waarde
100
Parameterwaarde
UIT
Als u een stuurbron van het aan/uit type gebruikt (bijvoorbeeld een voetschakelaar), moet u deze parameter op “LO: 0”, “HI: 127” laten staan. Andere instellingen kunnen tot gevolg hebben dat de waarde niet verandert.
3
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Druk op [LEVEL/CHAIN].
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
2
1
AAN
UIT
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
21
GX-700
Handleiding
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de (ASSIGN) parameters.
Target
Aangestuurd waardebereik
: Min
Aangestuurd waardebereik
: Max
Source
Source Mode
Uitgestuurd waardebereik
: Low
Uitgestuurd waardebereik
: High
(3) Stel met de VALUE regelaar de gewenste waar-
den in.
(4) Herhaal stap 2 en 3 om de rest van de Patch
naam in te stellen.
(5) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
…slaat u de gemaakte instellingen op (zie blz. 23).
(3) Stel met de VALUE regelaar het gewenste uit-
gangsvolume in. U kunt de waarde sneller doen veranderen door op de VALUE regelaar te drukken terwijl u eraan draait.
(4) Zodra u een keuze hebt gemaakt…
…gaat u naar het volgende stukje om de overige instellingen te maken, of
…slaat u de gemaakte instellingen op (zie blz. 23).
Wijzigingen annuleren en herstellen
Als u niet tevreden bent met de wijzigingen die u in een Patch hebt aangebracht, kunt u deze nog steeds annuleren (uiteraard als u de gewijzigde Patch nog niet onder zijn originele nummer hebt weggeschre­ven). Bovendien kunt u geannuleerde wijzigingen herstellen. Hieronder tonen we u hoe dat in zijn werk gaat.
Annuleren
21
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Druk, terwijl u instellingen maakt, op de
[PLAY] knop om naar de Play pagina te gaan. Er verschijnt een symbool in het display dat aangeeft dat er instellingen werden gewijzigd.
Instellingen werden gewijzigd
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
Uitgangsvolume instellen
Om het uitgangsvolume van de GX-700 in te stel­len moet u het volgende doen:
3
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Druk op [LEVEL/CHAIN]. (2) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
(LEVEL) parameter.
22
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
1
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
2
(2) Kies met de NUMBER regelaar een ander Patch
nummer.
U hoort nu de klank van de nieuwe Patch. De wij­zigingen die u in de vorige Patch had aangebracht zijn intussen geannuleerd.
Instellingen wijzigen, Wijzigingen opslaan (Write)
Herstellen
Wijzigingen die u hebt geannuleerd kunt u nog steeds herstellen. Let wel: dit is enkel mogelijk voor de data die u het laatst hebt gewijzigd.
1
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Draai in de Play pagina aan de NUMBER rege-
laar tot u bij de “UNDO” Patch terechtkomt (deze Patch bevindt zich vlak voor het Patch nummer “1”).
(2) Als u wilt, kunt u nu verderwerken aan de Patch
waarmee u bezig was.
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
4.3 Wijzigingen opslaan (Write)
We hebben al regelmatig verwezen naar het “bewa­ren” van instellingen onder een Patch nummer, dus wordt het tijd dat we u uitleggen hoe u dat kunt doen. Nog even ter herinnering: het bewaren van een gewijzigde Patch is nodig omdat de wijzigin­gen die u hebt aangebracht anders verloren gaan zodra u een andere Patch kiest of de GX-700 uit­schakelt.
2
PLAY
1,3
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
U krijgt nu het volgende display te zien en u hoort het effect dat in dat geheugen zit opgeslagen.
(2) Ga met de NUMBER regelaar naar het Patch
nummer waaronder u de Patch wilt opslaan.
U hoort nu het effectgeluid dat op dit moment onder de bestemmings-Patch is opgeslagen; u beslist nu of u deze Patch al dan niet kunt missen (want hij wordt zo meteen door de nieuwe Patch overschreven).
Opmerking:
Deze stap mag u overslaan als u de nieu­we instellingen onder het originele Patch nummer wilt opslaan.
Opmerking: Patch nummers 101~200 zijn Preset
Patches, die kunt u niet overschrijven met nieuwe Patches. Hebt u de inhoud van zo’n Preset Patch gewijzigd en wilt u die gewijzigde versie bewaren, dan kunt u dat doen onder een User Patch nummer (1~100).
Opmerking: Als u de instellingen toch niet wilt
bewaren en gewoon wilt terugkeren naar de Edit mode, druk dan op [PLAY].
(3) Druk op [WRITE].
De gewijzigde instellingen worden opgeslagen onder het Patch nummer dat u in stap 2 hebt geko­zen. Zodra de instellingen zijn opgeslagen keert u automatisch terug naar de Play pagina.
Gewijzigd en ongewijzigd geluid vergelijken (Compare)
Tijdens het editen van effectinstellingen kunt u de Write functie ook gebruiken om het huidige geluid te vergelijken met de originele instellingen van de gekozen Patch of met het geluid van een andere Patch. Dat gaat als volgt:
Zodra u op [WRITE] drukt, hoort u het originele geluid van de Patch die u aan het editen bent. Door aan de NUMBER regelaar te draaien kunt u nu ook het geluid van andere Patches horen.
Wilt u verdergaan met editen, druk dan op [PLAY] of op de EFFECT SELECT knop van het effect dat u wilt editen. Op die manier keert u terug naar de Edit mode.
(1) Eens u de gewenste instellingen hebt gemaakt
drukt u op [WRITE].
23
GX-700
Handleiding
4.4 Utility parameters
Op de volgende bladzijden maakt u kennis met de Utility parameters van de GX-700. Deze parame­ters dienen om de configuratie van de GX-700 aan te passen voor de setup waarmee u werkt.
35
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator op de [PLAY] knop dooft en u komt terecht op de Tuner pagina.
(2) Kies met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
parameter die u wilt editen.
Opmerking:
Door één van de PARAMETER [] [®] knoppen ingedrukt te houden stapt u in versneld tem­po door de parameters.
Opmerking: Door één van de PARAMETER [] [®]
knoppen ingedrukt te houden en de tegenoverliggende knop in te drukken springt u onmiddellijk naar belangrijke parameters. Bij effecten met een beperkt aantal parameters komt u hiermee onmiddellijk op de eerste, respectievelijk laatste parameter terecht.
(3) Stel met de VALUE regelaar de gewenste waar-
de in. U kunt de waarde sneller doen veranderen door op de VALUE regelaar te drukken terwijl u eraan draait.
Opmerking:
Als de parameter slechts twee opties biedt kiest u met iedere druk op de VALUE regelaar afwisselend de ene of de andere optie.
(4) Herhaal stap 2 en 3 om andere parameters in te
stellen.
(5) Herhaal, indien nodig, stap 1 om een ander
effectblok te kiezen en maak dan voor dit blok de nodige instellingen.
Opmerking:
Meer informatie over MIDI vindt u onder “MIDI” op blz. 44.
Opmerking: Meer informatie over de instellingen
van de FC-200 vindt u onder “GX-700 bedienen met een FC-200” op blz. 48.
Opmerking: Lees in dit verband misschien ook eens
“Opnieuw de fabrieksinstellingen laden (initialis­eren)” op blz. 54.
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
)
1,(5
2
Tuner parameters
Deze parameters houden verband met de inge­bouwde tuner. We sommen hier nog even de para­meters op die u kunt instellen, maar voor details kunt u terecht bij “Tuner” op blz. 12.
Tuner Pitch (345~445Hz)
Tuner String Display (OFF, ON, ON (), ON ())
Tuner Level (MUTE~100)
Function parameters
Output Type
Met deze parameter vertelt u de GX-700 welk soort apparaat met zijn uitgangen is verbonden.
Zie ook “GX-700 instellen voor andere appara­tuur” op blz. 9.
Speaker Simulator (PATCH, ALWAYS ON, ALWAYS OFF)
Met deze parameter schakelt u de luidsprekersimu­lator in en uit. Normaal legt u de aan/uit status van de simulator vast in de individuele Patches, maar
deze parameter biedt u de mogelijkheid om hem voor alle Patches tegelijk in te schakelen. Dat kan
interessant zijn wanneer u het geluid via een hoofd­telefoon afluistert, of wanneer u rechtstreeks naar de mengtafel gaat. Anderzijds kunt u de simulator voor alle Patches tegelijk uitschakelen, bijvoor­beeld wanneer u de GX-700 met een gitaarverster­ker verbindt.
PATCH
ALWAYS ON
ALWAYS OFF
De luidsprekersimulator neemt de aan/ uit status over die voor iedere Patch is gespecifieerd.
De luidsprekersimulator blijft steeds ingeschakeld, ongeacht de instellingen voor de individuele Patches. De parame­ters van de luidsprekersimulator volgen wél de instellingen voor de individuele Patches.
De luidsprekersimulator blijft steeds uit­geschakeld, ongeacht de instellingen voor de individuele Patches.
24
Instellingen wijzigen, Utility parameters
NS Threshold (-20 dB~+20 dB)
Hiermee specifieert u een compensatie van
-20dB~+20 dB voor de drempelwaarde van de ingebouwde ruisonderdrukker die in iedere Patch zit geprogrammeerd.
Deze parameter is bedoeld om het gedrag van de ruisonderdrukker aan te passen op het uitgangsvo­lume van uw gitaar, zonder dat u daarvoor de instellingen van alle individuele Patches hoeft te wijzigen.
Opmerking:
Als u deze parameter op “0 dB” instelt, worden de instellingen van de individuele Patches zonder compensatie gebruikt.
Opmerking: Deze parameter heeft geen invloed op
Patches waarvoor u de ruisonderdrukker hebt uitge­schakeld.
Reverb Level (0%~200%)
Control 1/2 Jack (NUMBER UP, NUMBER DOWN, BYPASS, TUNER, ASSIGNABLE)
Met deze parameter bepaalt u de functie van de CONTROL 1/2 ingang.
U kunt een niet-schakelend type
NUMBER UP
NUMBER DOWN
TUNER
voetschakelaar (FS-5U enz., optie) aansluiten om hogere Patch num­mers te kiezen.
U kunt een niet-schakelend type voetschakelaar (FS-5U enz., optie) aansluiten om lagere Patch nummers te kiezen.
U kunt een niet-schakelend type voetschakelaar (FS-5U enz., optie) aansluiten om de tuner in en uit te schakelen.
Hiermee specifieert u een compensatie van 0%~200% voor het galmvolume in iedere Patch.
Deze parameter is bedoeld om het galmvolume aan te passen aan de ruimte waarin u speelt, zonder dat u daarvoor de instellingen van alle individuele Patches hoeft te wijzigen. Het gaat hier dus om een algemene verandering die u in de regel het best op 100% laat staan.
Opmerking:
Als u deze parameter op “0 dB” instelt, worden de instellingen van de individuele Patches gebruikt, zonder compensatie.
Opmerking: Deze parameter heeft geen invloed op
Patches waarvoor u de galm hebt uitgeschakeld.
U kunt een niet-schakelend type
BYPASS
ASSIGNABLE
voetschakelaar (FS-5U enz., optie) aansluiten om de bypass functie in en uit te schakelen.
De voetschakelaar stuurt de functie aan die u hem hebt toebedeeld. Kies het type voetschakelaar dat geschikt is voor de functie die u wilt aanstu­ren.
Twee voetschakelaars aansluiten via een PCS-31 kabel (optie)
Als u twee voetschakelaars op de onderstaande manier aansluit, kunt u twee functies (Control 1 en Control 2) aansturen.
25
GX-700
Handleiding
EXP PEDALCONTROL 1/2
OUTTHRU IN
MIDI
Kabel: Roland PCS-31
(los verkrijgbaar)
(
rood)
POLARITY
)6 8
CONTROL 2 Number Down
Polariteits-
schakelaar
(wit)
POLARITY
)6 8
CONTROL 1 Number Up
Eén voetschakelaar aansluiten
Als u één voetschakelaar op de onderstaande manier aansluit kunt, u ook maar één functie (Con­trol 1) aansturen.
Assign Hold (ON, OFF)
Hiermee bepaalt u of de laatst-ontvangen controle­waarde al dan niet wordt “meegenomen” naar de volgende Patch.
ON De controlewaarden worden meegenomen naar de vol-
gende Patch die u kiest. Met andere woorden: als u een nieuwe Patch kiest, krijgen de parameters die aan stuur­bronnen zijn gekoppeld onmiddellijk de waarden die deze stuurbronnen voor de laatste Patch hadden.
OFF De controlewaarden worden niet meegenomen naar de
volgende Patch die u kiest. Parameters die aan stuurbron­nen zijn gekoppeld blijven als u een nieuwe Patch kiest aanvankelijk ongewijzigd. Pas wanneer u een controle­waarde zendt (bijvoorbeeld door een speelhulp te gebrui­ken) verandert de waarde van de parameter.
Bypass Mode (BYPASS, MUTE)
EXP PEDALCONTROL 1/2
OUTTHRU IN
MIDI
Polariteitsschakelaar
POLARITY
)6 8
CONTROL 1
Number Up/Down (1~200)
Hiermee legt u de grenzen vast van de reeks Patch nummers die u kunt kiezen met een voetschakelaar die u op de CONTROL 1/2 ingang hebt aangeslo­ten. Met “MIN” bepaalt u de onderdengrens van die reeks, met “MAX” de bovengrens.
Met deze parameter bepaalt u wat er gebeurt als u de Bypass functie inschakelt (met de knop op het frontpaneel of met een pedaal).
BYPASS De effecten worden uitgeschakeld; enkel het directe
MUTE Er verschijnt niets meer aan de uitgang; het uitgangs-
Opmerking:
ingangssignaal verschijnt aan de uitgang.
signaal van de GX-700 wordt dus volledig stomge­schakeld.
Bij levering is deze parameter op
“BYPASS” ingesteld.
LCD Contrast (0~15)
In bepaalde omstandigheden kan het display moei­lijk leesbaar zijn. Dat heeft meestal te maken met de opstelling van de GX-700 (veel rechtstreekse lichtinval, moeilijke hoek, enz.). U kunt de lees­baarheid in dergelijke omstandigheden verbeteren door het contrast aan te passen.
26
Overzicht van de parameters, Compressor
Overzicht van de parameters
5.
In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de functie van iedere parameter die u voor de verschillende effecten kunt instellen.
Opmerking:
Met “effectgeluid” bedoelen we het geluid zoals het klinkt na bewerking door een effectblok.
Als we het over “direct geluid” hebben bedoelen we het ingangssignaal voor elk van de effectblokken.
5.1 Compressor
Effect OFF, ON Mode Compressor, Limiter
<COMPRESSOR>
Sustain 0~100 Attack 0~100 Tone -50~+50 Level 0~100
<LIMITER>
Threshold 0~100 Release 0~100 Tone -50~+50 Level 0~100
Een compressor perkt de dynamiek van het toege­voerde signaal in, zodat luide signalen stiller en stille signalen luider worden. Dat levert een gelijk­matig volumeverloop op, wat bij gitaargeluiden voor een langere “Sustain” zorgt.
Een limiter haalt de hoogste pieken uit een signaal en voorkomt op die manier oversturing van de vol­gende effectblokken in de keten.
Effect
Hiermee schakelt u de compressor/limiter in en uit.
Mode
Hiermee kiest u of u een compressor of een limiter wilt gebruiken.
COMPRESSOR
LIMITER Het effect werkt als een Limiter.
Het effect werkt als een com­pressor.
waarde, hoe langer de Sustain (met andere woor­den: hoe langer het geluid blijft doorklinken).
Attack
Hiermee bepaalt u hoe snel de compressor het volume naar beneden regelt. Naarmate u een hoge­re waarde kiest gebeurt dit steeds trager. Dat resul­teert in een toenemend percussief geluid, aangezien de compressor pas na de eerst signaalpiek in wer­king treedt.
Tone
Hiermee past u de klankkleur van het gecompri­meerde geluid aan.
Level
Hiermee past u het uitgangsvolume aan. Dit volu­me wordt ook aangegeven door een meter in het display.
Limiter parameters
Threshold
Hiermee bepaalt u de drempelwaarde. Zodra het ingangssignaal deze waarde overschrijdt, treedt de limiter in werking. Stel deze parameter in functie van het uitgangssignaal van uw gitaar in.
Release
Hiermee bepaalt u hoe lang de limiter nog blijft werken, eens het signaal onder de drempelwaarde is terechtgekomen.
Tone
Hiermee past u de klankkleur aan.
Level
Hiermee past u het uitgangsvolume aan. Dit volu­me wordt ook aangegeven door een meter in het display.
Compressor parameters
Sustain
Hiermee bepaalt u de tijdspanne waarover “zwak­ke” signalen worden opgehaald. Hoe hoger de
27
GX-700
Handleiding
5.2 Wah
EFFECT OFF, ON Mode Pedal Wah, Sw-Pedal Wah,
Auto Wah
<PEDAL WAH, SW-PEDAL WAH>
Frequency 0~100 Peak 0~100 Pedal FIXED, EXP PEDAL,
FC-200EXP, MIDI
C#1~31, 64~95 Pedal Minimum 0~100 Pedal Maximum 0~100 Level 0~100
< AUTO WAH >
Polarity DOWN, UP Sensitivity 0~100 Manual 0~100 Peak 0~100 Rate 0~100 Depth 0~100 Level 0~100
Het WahWah effect kennen we nog uit de jaren ‘70. Waar het eigenlijk op neer komt is het voort­durend wijzigen van de frequentie van een filter. De GX-700 biedt verschillende varianten van het effect: bij Pedal Wah gebruikt u een zwelpedaal om het effect te sturen, net zoals bij een klassiek WahWah pedaal. Bij de Auto Wah neemt een oscil­lator het over van uw voet, met andere woorden: de filterfrequentie gaat met een bepaalde regelmaat op en neer, zonder dat u daar verder iets aan hoeft te doen.
Effect
Hiermee schakelt u het Pedal Wah/Auto Wah effect in en uit.
Mode
Hiermee kiest u of u een Pedal Wah of Auto Wah wilt gebruiken.
PEDAL WAH
SW-PEDAL WAH
Het effect werkt als bv. een WahWah pedaal.
Het effect werkt als een WahWah pedaal en u kunt het bovendien in- en uitschakelen met een voetschakelaar.
Pedal Wah of SW-Pedal Wah
Frequency
Hiermee bepaalt u de centrale frequentie van het filter voor het wah effect.
Peak
Hiermee bepaalt u hoeveel frequenties rond de cen­terfrequentie mee worden beïnvloed door het wah effect. Hoe hoger de waarde, hoe minder frequen­ties er worden “meegenomen”.
Opmerking:
standaard wah geluid.
Pedal
Hiermee kiest u het pedaal (in feite het MIDI-con­trolenummer) waarmee u het wah effect wilt aan­sturen.
FIXED
EXP PEDAL
FC-200EXPU gebruikt het zwelpedaal van de
MIDI C#1~31, 64~95
Pedal Minimum
Hiermee specifieert u de benedengrens van het bereik waarover de filterfrequentie wordt geva­rieerd.
De waarde van de “FREQUENCY” parameter wordt gevarieerd tussen de grenzen die u met de “PEDAL MINIMUM” en “PEDAL MINIMUM” waarden afbakent.
Pedal maximum
Hiermee specifieert u de bovengrens van het bereik waarover de filterfrequentie wordt gevarieerd.
Level
Hiermee past u het uitgangsvolume aan. Dit volu­me wordt ook aangegeven door een meter in het display.
Een waarde van “50” zorgt voor een
U stuurt het wah effect niet aan. Het effect wordt hier dus een statisch filter waarvan de frequentie wordt bepaald door de “FREQUENCY” parameter.
U stuurt het effect aan met een zwelpe­daal (Roland FV-300L + PCS-33 of EV-5) dat u op de EXP PEDAL ingang aansluit.
FC-200.
U gebruikt MIDI-controlecommando’s. Specifieer het gewenste controlenum­mer.
AUTO WAH Automatisch WahWah effect.
28
Overzicht van de parameters, Overdrive/Distortion
Auto Wah
Polarity
Hiermee bepaalt u of de filterfrequentie stijgt of daalt zodra er signaal door de ingang komt.
UP De filterfrequentie stijgt.
DOWN De filterfrequentie daalt.
Sensitivity
Hiermee kiest u de gevoeligheid waarmee het filter reageert op het ingangssignaal. Hoe hoger deze waarde, hoe sterker het filter reageert. Bij de waar­de “0” heeft de sterkte van het ingangssignaal geen invloed op het gedrag van het filter.
Manual
Hiermee bepaalt u de centrale frequentie van het filter voor het wah effect.
Peak
Hiermee bepaalt u hoeveel frequenties rond de cen­terfrequentie mee worden beïnvloed door het wah effect. Hoe hoger de waarde, hoe minder frequen­ties er worden “meegenomen”.
Opmerking:
Een waarde van “50” zorgt voor een
standaard wah geluid.
Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee de filter­frequentie op en neer gaat.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het Auto Wah effect.
Level
Hiermee past u het uitgangsvolume aan. Dit volu­me wordt ook aangegeven door een meter in het display.
5.3 Overdrive/Distortion
Effect
Hiermee schakelt u de vervormingseffecten in en uit.
Type
Hiermee kiest u het type vervormingseffect.
Vintage ODLevert een milde oversturing op, die
Turbo OD
Blues
Distortion
Turbo Distortion
Metal
Fuzz
klinkt als een overstuurd buizencircuit.
Levert een sterkere vervorming op, zon­der dat daarbij de nuances van een mooi overstuurd geluid verloren gaan.
Dit levert een oversturing op met een “crunchy” geluid. De dynamiek van uw gitaarspel (bijvoorbeeld plectrum- en volumeknop- technieken) blijft daarbij overeind, wat deze klank uitstekend geschikt maakt voor blues.
Levert een standaard vervormingseffect op.
Levert een overstuurd geluid op waarin de midden- en lage frequenties domine­ren, zoals bij een grote versterker op een stevig volume.
Levert een rijk en krachtig heavy metal geluid op.
Levert het geluid op van een klassieke “fuzz-box”.
Drive
Hiermee bepaalt u de diepte (intensiteit) van de vervorming.
Bass
Hiermee past u de sterkte van de lage tonen aan.
Treble
Hiermee past u de sterkte van de hoge tonen aan.
Level
Hiermee past u het uitgangsvolume aan. Dit volu­me wordt ook aangegeven door een meter in het display.
Effect OFF, ON Type Vintage OD, Turbo OD,
Blues, Distortion, Turbo
Distortion, Metal, Fuzz Drive 0~100 Bass -50~+50 Treble -50~+50 Level 0~100
Met deze effecten kunt u geluiden vervormen en ze een lange sustain geven.
29
GX-700
Handleiding
5.4 Preamp
Effect OFF, ON Type JC-120, Clean Twin,
Match, Drive, BG Lead, MS1959(I), MS1959(II), MS1959(I+II), SLDN
Lead, Metal 5150 Volume 0~100 Bass 0~100 Middle 0~100 Treble 0~100 Presence 0~100 Master 0~100 Bright OFF, ON Gain Low, Middle, High
Met deze parameter kunt u de klankkleur van een reeks klassieke gitaarversterkers nabootsen.
Effect
Hiermee schakelt u de versterkersimulatie in en uit.
Type
Hiermee kiest u het type gitaarversterker. De beschikbare simulaties zijn gebaseerd op een nauwkeurige analyse van de klankkleur en vervor­mingskarakteristieken van alom geliefde gitaarver­sterkers.
Het geluid van de Roland “JC-120”
JC-120
Clean Twin
Match Drive
(Jazz Chorus 120), reeds lang wereld­wijd geliefd bij heel wat profmuzikan­ten.
Het geluid van een klassieke combover­sterker.
Een simulatie van een meer recente buizenversterker die veel in blues, rock en aanverwante stijlen wordt gebruikt.
SLDN Lead
Metal 5150
Het geluid van een buizenversterker met een erg veelzijdig geluid, geschikt voor heel wat stijlen.
Het geluid van een grote buizenverster­ker, erg geschikt voor Heavy Metal.
Volume
Hiermee bepaalt u het ingangsvolume en dus ook de mate van vervorming van de versterker.
Bass
Hiermee past u het volume van de lage tonen aan.
Middle
Hiermee past u het volume van de middentonen aan.
Opmerking:
Als u het type “Match Drive” hebt geko­zen, is deze parameter niet beschikbaar (het betreffen­de versterkertype heeft namelijk geen “Middle” rege­laar).
Treble
Hiermee past u het volume van de hoge tonen aan.
Presence
Hiermee past u het volume van de ultra-hoge tonen aan.
Opmerking:
Als u het type “MATCH DRIVE” hebt gekozen dient deze parameter om de hoge tonen te dempen (het waardebereik gaat dan van 0~-100).
Master
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de ver­sterker. Dit volume wordt ook aangegeven door een meter in het display.
Bright
Deze parameter komt overeen met de “BRIGHT” schakelaar op heel wat versterkers.
30
BG Lead
MS1959 (I, II, I+II)
Typische buizenversterker-klank van de late jaren ‘70, vooral gekenmerkt door de sterk aanwezige middentonen.
Het typische “Britse” hardrockgeluid van de jaren ‘70, voortgebracht door de grote buizenversterkertorens die nog niets aan populariteit hebben ingeboet. I: een scherp geluid dat wordt verkre­gen door ingang I van de gitaarverster­ker te gebruiken. II: een warmer geluid dat wordt verkre­gen door ingang II van de gitaarverster­ker te gebruiken. I+II: het geluid dat u verkrijgt door de ingangen I en II van de gitaarversterker parallel aan te sluiten. Vergeleken met optie “I” heeft dit geluid meer laag.
De Bright functie is ingeschakeld; het geluid
ON
klinkt helderder, scherper.
OFF De Bright functie is uitgeschakeld.
Opmerking:
Voor sommige “types” is deze parame­ter niet beschikbaar.
Gain
Hiermee bepaalt u de mate van vervorming in de versterker. Naar gelang u “LOW”, “MIDDLE” of “HIGH” kiest hoort u steeds meer vervorming.
Overzicht van de parameters, Loop
5.5 Loop
Effect OFF, ON Return Level 0~100% Send Level 0~100% Mode Series, Parallel
Met de onderstaande parameters bepaalt u hoe een externe effectprocessor (die u op de LOOP SEND/ RETURN connectors hebt aangesloten) in de effectketen van de GX-700 wordt opgenomen.
Effect
Hiermee schakelt u de effectlus in en uit.
Return Level
Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat via de RETURN ingangen terugkomt van de exter­ne processor. Dit volume wordt ook aangegeven door een meter in het display.
Send Level
Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat naar de SEND uitgang wordt gestuurd.
Mode
Hiermee bepaalt u hoe de SEND/RETURN con­nectors in de signaalketen worden geïntegreerd.
SERIES: De effectlus wordt in serie met de interne effectblokken aangesloten.
PARALLEL: De effectlus wordt parallel met de interne effectblokken aangesloten.
LOOP
Extern apparaat
INPUT OUTPUT
SEND
RETURN
5.6 3Band Equalizer
Effect OFF, ON Low Gain -20~+20dB Middle Freq. 100Hz~10.0kHz Middle Gain -20~+20dB Middle Q 0.5~16 High Gain -20~+20dB Level -20~+20dB
Als u een beetje vertrouwd bent met de materie hebt u uit de bovenstaande parameters al kunnen opmaken dat het hier gaat om een driebands equal­izer met een parametrische middenband. De drie banden waarover we het hebben zijn de frequentie­gebieden van de hoge, midden- en lage tonen. Parametrisch betekent dat u niet enkel de mate van versterking/verzwakking kunt instellen, maar ook de frequentie en de bandbreedte (Q) waarop deze versterking/verzwakking plaatsvindt.
Effect
Met deze parameter schakelt u de equalizer in of uit.
Low Gain
Hiermee bepaalt u de mate van versterking of ver­zwakking voor de lage tonen.
Middle Frequency
Met deze parameter kiest u de centerfrequentie waarrond u middentonen wilt versterken of ver­zwakken.
Middle Gain
Hiermee bepaalt u de mate van versterking of ver­zwakking voor de middentonen.
Middle Q
Hiermee bepaalt u de bandbreedte, dat wilt zeggen: hoeveel frequenties er links en rechts van de center­frequentie mee worden versterkt/verzwakt. Hoe hoger deze waarde, hoe minder frequenties er wor­den “meegenomen”.
High Gain
Hiermee bepaalt u de mate van versterking of ver­zwakking voor de hoge tonen.
Level
Met deze parameter kunt u het uitgangsvolume na de equalizer aanpassen. Dit volume wordt ook aan­gegeven door een meter in het display.
Als u veel frequenties versterkt kan het nodig zijn het uitgangsvolume wat af te zwakken, om te voor­komen dat u de ingang van het volgende effectblok overstuurt.
31
GX-700
Handleiding
5.7 Speaker Simulator
Effect OFF, ON Type Small, Middle, JC-120,
Built In 1–4, BG Stack 1–2,
MS Stack 1–2, Metal Stack MIC Setting 1~10 MIC LEVEL 0 100 DIRECT LEVEL 0 100 Out Meter
Met deze luidsprekersimulator bootst u de klankka­rakteristiek na van verschillende luidsprekertypes. Dat is vooral nuttig wanneer u de GX-700 recht­streeks aansluit op een mengtafel enz., omdat de
Type
Hiermee kiest u het type luidspreker.
Simulatortype Kast Luidspreker(s) Microfoontype Opmerkingen
SMALL Kleine open kast 10 inch dynamisch
MIDDLE Open kast 12 inch dynamisch
JC-120 Open kast 2 x 12 inch dynamisch JC-120 simulatie
simulator dan kan compenseren voor de typische kleur die uw luidsprekers normaal aan uw gitaarge­luid geven.
Effect
Hiermee schakelt u de luidsprekersimulatie in en uit.
BUILT IN 1 Open kast 2 x 12 inch dynamisch geschikt voor “Clean Twin”
BUILT IN 2 Open kast 2 x 12 inch condensator geschikt voor “Clean Twin”
BUILT IN 3 Open kast 2 x 12 inch dynamisch
BUILT IN 4 Open kast 2 x 12 inch condensator
BG STACK 1 Grote gesloten kast 2 x 12 inch dynamisch geschikt voor “BG Lead”
BG STACK 2 Grote gesloten kast 2 x 12 inch condensator geschikt voor “BG Lead”
MS STACK 1 Grote gesloten kast 4 x 12 inch dynamisch geschikt voor “MS1959”
MS STACK 2 Grote gesloten kast 4 x 12 inch condensator geschikt voor “MS1959”
METAL STACK
Gestapelde gesloten kasten
4 x 12 inch condensator
geschikt voor “Match Drive”
geschikt voor “Match Drive”
32
Overzicht van de parameters, Noise Suppressor
Ziehier enkele aanbevolen combinaties van ver­sterkers en luidsprekers:
[PREAMP] type
JC-120 JC-120
Clean Twin BUILT IN 1, BUILT IN 2, MIDDLE
Match Drive
BG Lead BG STACK 1, BG STACK 2, MIDDLE
MS1959 (1)
MS1959 (2)
MS1959 (1+2)
SLDN Lead
Metal 5150
[SP Simulator] type
BUILT IN 3, BUILT IN 4
MS STACK 1, MS STACK 2, METAL STACK
MS STACK 1, MS STACK 2, METAL STACK
MS STACK 1, MS STACK 2, METAL STACK
MS STACK 1, MS STACK 2, METAL STACK
MS STACK 1, MS STACK 2, METAL STACK
Mic Setting
Met deze parameter kunt u verschillende micro­foonposities nabootsen. Bij de optie “1” wijst de microfoon naar het midden van de luidsprekercon­us, terwijl hij bij de opties “2” en “3” steeds verder van die conus is verwijderd.
Mic Level
Hiermee regelt u het volume van de microfoon.
Direct Level
Hiermee regelt u het volume van het directe geluid.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de luidsprekersimulator wordt aangegeven door een meter in het display.
filtert. Daarbij wordt rekening gehouden met de dynamiek van het gitaargeluid (het filter volgt het volumeverloop van het gitaargeluid), zodat de natuurlijke karakteristiek van het geluid niet wordt aangetast.
Effect
Hiermee schakelt u de ruisonderdrukker in en uit.
Threshold
Dit is de drempelwaarde waaronder de ruisonder­drukker in werking treedt. Kies een hoge drempel als het signaal veel ruis bevat, kies een lage drem­pel als u relatief weinig last hebt van ruis. Het cri­terium bij het instellen moet zijn dat het gitaarge­luid nog natuurlijk kan uitsterven.
Opmerking:
Als u bij het werken met de ruisonder­drukker plots niets meer hoort is dat omdat de Thresh­old te hoog en het gitaarvolume te laag zijn ingesteld.
Release
Hiermee bepaalt u hoelang de ruisonderdrukker erover doet om het geluid tot “0” terug te regelen, eens hij in werking is getreden.
Detect
Hiermee kiest u de plaats waarop de ruisonderdruk­ker het signaal analyseert.
GuitarINHet signaal wordt aan de ingang (INPUT)
NS IN
Opmerking:
van de GX-700 geanalyseerd.
Het signaal wordt aan de ingang (INPUT) van de ruisonderdrukker geanalyseerd.
Normaal kunt u deze parameter best op “GUITAR IN” laten staan.
Opmerking: Als u effecten zoals reverb of Delay
voor de ruisonderdrukker aansluit moet u de optie “NS IN” kiezen, om te voorkomen dat deze effecten abrupt worden afgesneden.
Level
Hiermee past u het uitgangsvolume aan. Dit volu­me wordt ook aangegeven door een meter in het display.
5.8 Noise Suppressor
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0 100 RELEASE 0 100 DETECT GUITAR IN, NS IN LEVEL 0 100
De Noise Suppressor is een ruisonderdrukker, die ruis en brom van de gitaarelementen uit het geluid
33
GX-700
Handleiding
5.9 Modulation
Effect OFF, ON Mode Flanger, Phaser, Pitch
Shifter, Harmonist, Vibrato, Ring Modulator, Humanizer
< FLANGER >
Rate 0~100 Depth 0~100 Manual 0~100 Resonance -100~+100 Separation -100~+100 Gate OFF, 1~100 Output Meter
< PHASER >
Type 4STAGE, 6STAGE,
STAGE, 10STAGE,
12STAGE Rate 0~100 Depth 0~100 Manual 0~100 Resonance -100~+100 Step OFF, 1~100 Output Meter
< PITCH SHIFTER >
Type SLOW, FAST, MONO Voice [1–3] Pitch [1–3] -24~+24 Fine [1–3] -50~+50 Pan [1–3] L100:0R~L0:100R LEVEL [1–3] 0~100 Balance D100:0E~D0:100E Total Level 0~100 Output Meter
< HARMONIST >
Key Cmaj~G#min Voice [1–3] Interval [1–3] Oct Down~Oct Up Pan [1-3] L100:0R~L0:100R Level [1–3] 0~100 Balance D100:0E~D0:100E Total Level 0~100 Output Meter
IN C~B *User Scale OUT [1–3] Oct▼~Oct▲ *User Scale
< VIBRATO >
Trigger OFF, ON, AUTO Rise Time 0~100 Rate 0~100 Depth 0~100 Output Meter
< RING MODULATOR >
Frequency INTELLIGENT, 1~100 Effect Level 0~100 Direct Level 0~100 Output Meter
< HUMANIZER >
Type AUTO, PEDAL Vowel1 a, e, i, o, u Vowel2 a, e, i, o, u Rate 0~100 *TYPE:AUTO Depth 0~100 *TYPE:AUTO Trigger OFF, AUTO
*TYPE:AUTO
Pedal EXP PEDAL, FC-200EXP,
MIDI C#1–31, 64–95 *TYPE:PEDAL
Output Meter
Voor dit effectblok kunt u één van de volgende types modulatie-effecten selecteren: flanger, pha­ser, pitch shifter, harmonist, vibrato, ring modula­tor of humanizer.
Effect
Hiermee schakelt u het modulatie-effect in en uit.
Mode
Hiermee kiest u het type modulatie-effect:
Flanger
Phaser
Pitch Shifter
Harmonist
Vibrato
Bij extreme instellingen klinkt dit effect als een overvliegende straaljager.
Het Phaser effect voegt een in fase verschoven signaal toe van het directe geluid toe, waardoor een breed, “waaierend” geluid ontstaat.
Dit effect voegt een getransponeerde versie van het ingangssignaal toe aan het uitgangssignaal. U kunt de toon­hoogte verschuiven binnen een bereik van twee octaven.
Dit effect voegt een tweede stem toe aan de noten die u speelt (in de toon­aard van de song). Bij het gebruik van dit effect speelt u best geen akkoor­den, anders raakt de Harmonist in ver­warring.
Het vibrato effect wordt verkregen door de toonhoogte lichtjes te module­ren.
34
Overzicht van de parameters, Modulation
Hiermee maakt u een bel-achtig geluid door het gitaargeluid te moduleren
Ring Modulator
Humanizer
door het signaal van een interne oscilla­tor. Houd er rekening mee dat het resulterende geluid eerder een “effect” dan een muzikaal bruikbare klank zal zijn.
Hiermee krijgt het gitaargeluid de allu­res van een menselijke stem.
Flanger
Rate
Met deze parameter bepaalt u de modulatiesnelheid van het flanger effect.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het flanger effect.
Manual
Hiermee kiest u de tijdsvertraging ten opzichte van het directe geluid. Dit heeft een invloed op de fre­quentiekarakteristiek van het effect.
Resonance
Met deze parameter bepaalt u de hoeveelheid reso­nantie. Hoe hoger de waarde, hoe meer uitgespro­ken het effect klinkt. Negatieve waarden zorgen voor een resonantie met een omgekeerde fase.
Separation
Met deze parameter maakt het effect diffuser.
Gate
Hiermee kiest u op welke manier u wilt gebruik maken van de Gate. Een (Noise) Gate kent u mis­schien als een studio-apparaat dat, afhankelijk van het signaalniveau, een geluidskanaal opent en sluit (gate is het Engelse woord voor “poort”). De Gate functie van de GX-700 opent en sluit de uitgang van het Flanger effect, maar doet dat met een vaste regelmaat (gestuurd door een LFO), dus onafhan­kelijk van het signaalniveau. Met deze parameter bepaalt u de snelheid van die regelmaat.
Output Meter
Het uitgangsvolume van de Flanger wordt aange­geven door een meter in het display.
Phaser
Type
Hiermee kiest u welk type phaser-effect u wilt gebruiken.
4 Stage
6 Stage Dit effect gebruikt zes fases.
8 Stage
10 Stage
12 Stage
Dit effect gebruikt vier fases. Zorgt voor een licht phaser effect.
Dit effect gebruikt acht fases. Hiermee krijgt u het meest “gangbare” phaser­geluid.
Dit effect gebruikt tien fases.
Dit effect gebruikt twaalf fases. Hiermee krijgt u een diep phaser-geluid.
Rate
Met deze parameter bepaalt u de modulatiesnelheid van het phaser effect.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het phaser effect.
Manual
Hiermee kiest u de tijdsvertraging ten opzichte van het directe geluid. Dit heeft een invloed op de fre­quentiekarakteristiek van het effect.
Resonance
Met deze parameter bepaalt u de hoeveelheid reso­nantie. Hoe hoger de waarde, hoe meer uitgespro­ken het effect klinkt. Negatieve waarden zorgen voor een resonantie met een omgekeerde fase.
Step
Hiermee kunt u ervoor zorgen dat het geluid “in stapjes” verandert. Hoe hoger de waarde, hoe klei­ner die stapjes.
Output Meter
Het uitgangsvolume van de Phaser wordt aangege­ven door een meter in het display.
Pitch Shifter
Type
Met deze parameter selecteert u het type pitch shif­ter-effect.
Toonhoogteverschuiving is een erg complexe bere­kening, die veel vergt van de processor in de GX-700. Zoveel eigenlijk dat er steeds een com­promis moet worden gesloten: primeert de geluids­kwaliteit (toonvastheid) of de snelheid (met andere woorden: hebt u liever dat het in toonhoogte ver-
35
GX-700
Handleiding
schoven signaal een optimale geluidskwaliteit heeft, of vindt u het belangrijker dat er geen vertra­ging tussen direct en effectgeluid optreedt?). Dit soort afwegingen zijn typisch voor effectproces­sors uit deze klasse, maar bij Roland geven we u wel de grootst mogelijke flexibiliteit door 3 modes te bieden. Elk van die modes biedt een ander com­promis tussen geluidskwaliteit/-vertraging, zodat u de prestaties van het effect optimaal aan uw werk­situatie kunt aanpassen.
Deze effecten kunt u ook op akkoorden
Slow, Fast
Mono
Voice
Hiermee kiest u het aantal getransponeerde stem­men dat u de Pitch Shifter wilt laten voortbrengen. Dat kunnen er maximaal drie zijn.
Pitch
Met deze parameter bepaalt u hoeveel halve tonen het geluid in toonhoogte wordt verschoven. U kunt maximum een octaaf hoger en een octaaf lager transponeren (±12 halve tonen).
Fine
Dit is een fijnregeling voor de toonhoogte van het verschoven geluid.
Opmerking:
parameter (-50~+50) beslaat een halve toon.
Pan
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het in toon­hoogte verschoven geluid.
Level
Met deze parameter past u het volume van het in toonhoogte verschoven geluid aan.
Balance
Hiermee bepaalt u de volumebalans tussen het directe geluid (D) en het effectgeluid (E).
Total Level
Hiermee bepaalt u het totale uitgangsvolume van de Pitch Shifter.
gebruiken. “SLOW” reageert trager dan “FAST”, maar het getransponeerde geluid klinkt bij “SLOW” wel strakker (minder zwe­vingen).
Dit effect kunt u enkel op monofone ingangs­signalen gebruiken, maar het biedt dan ook een optimale geluidskwaliteit, zonder enige zweving.
aantal stemmen
Het volledige waardebereik van deze
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Pitch Shifter wordt aangegeven door een meter in het display.
Harmonist
De Harmonist is de intelligente broer van de Pitch Shifter. Hier kunt u namelijk een toonaard instellen en op u twee oren slapen: de transposities worden, waar nodig, aangepast (bv. halve toon hoger of lager dan wiskundig zou moeten). Prachtig effect dat prima werkt.
Key
Hiermee kiest u de toonaard. Op die manier stelt u de Harmonist in staat om de juiste noten te genere­ren.
In de onderstaande afbeelding ziet u een overzicht
van de mogelijke voortekeningen ( of ) die een
muziekstuk kan hebben, en de mineur en majeur toonaarden die hiermee overeenkomen.
CF BE
Majeur
Mineur
Majeur

Am Dm Gm Cm Fm B m
GDA E B

AD
Mineur
Voice
Hiermee kiest u het aantal getransponeerde stem­men dat u de Harmonist wilt laten voortbrengen. Dat kunnen er maximaal drie zijn.
Interval
Hiermee bepaalt u voor elk van de harmoniestem­men welk interval ten opzichte van de ingangsnoot. Dit interval kunt u u kiezen binnen een bereik van
-2/+2 octaven. Het display beeldt dit als volgt af:
Em Bm F m C m G m
interval
aantal stemmen
G
E m
F
D m
36
Overzicht van de parameters, Modulation
Opmerking: Leveren de standaard majeur/mineur
toonladders niet de gewenste intervallen op, dan kunt u ook zelf een toonladder (User Scale) programmeren. Maakt u van zo’n User Scale gebruik, dan wordt voor de interval parameter “User” afgebeeld. Zie “User Scale programmeren” op blz. 37.
Pan
Hiermee stelt u de stereopositie van iedere stem in.
Level
Hiermee stelt u het volume van iedere stem in.
Balance
Hiermee bepaalt u de volumebalans tussen het directe geluid (D) en het effectgeluid (E).
Total Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Har­monist.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Harmonist wordt aan­gegeven door een meter in het display.
In
Hierna wordt de nootnaam afgebeeld van de ingangsnoot.
Out
Hierna wordt de nootnaam afgebeeld van de noot die volgens de User Scale naar de uitgang wordt gestuurd. Een User Scale programmeren houdt in dat u voor iedere “IN” noot een “OUT” noot spec­ifieert.
User Scale programmeren
Een User Scale is een toonladder waarvan u zelf de intervallen bepaalt, dit in tegenstelling tot de stan­daard beschikbare mineur en majeur toonladders (die u met de Scale parameter kunt kiezen). U kunt voor ieder Patch nummer en voor iedere stem een andere User Scale instellen.
(1) Ga vanuit de Harmonist pagina met de PARA-
METER [√] [®] knoppen naar de onderstaande pagina.
aantal
IN
stemmen
OUT
De GX-700 analyseert de toonhoogte van deze noot en beeldt ze af. U kunt de “IN” noot ook met de VALUE regelaar specifiëren.
(4) Plaats de cursor met de PARAMETER [] [®]
knoppen op “OUT”. Speel een noot op uw gitaar.
De GX-700 analyseert de toonhoogte van deze noot en beeldt ze af. U kunt de “OUT” noot ook met de VALUE regelaar specifiëren. Zodra de GX-700 in het vervolg de “IN” noot ontvangt, voegt hij de “OUT” noot toe aan het uitgangssig­naal.
(5) Herhaal stap 2~4 tot u voor alle mogelijke
ingangsnoten de gewenste intervallen hebt inge­steld.
(6) Ga terug naar het normale editscherm.
Opmerking:
voor de “Interval” parameter “User” afgebeeld.
Als u een User Scale gebruikt, wordt
Opmerking: Om in plaats van de User Scale opnieuw
één van de voorgeprogrammeerde toonladders te gebruiken moet u naar de “Interval” parameter gaan en met de VALUE regelaar voor iedere stem het gewenste interval kiezen.
Vibrato
Trigger
Normaal gebruikt u een voetschakelaar om het vibrato-effect in en uit te schakelen. Kiest u echter “AUTO”, dan treedt de vibrato in werking zodra u iets speelt op uw gitaar.
Rise Time
Hiermee bepaalt u hoe lang de vibrato erover doet om op “volle sterkte” te komen, nadat u de voet­schakelaar hebt ingedrukt.
Rate
Met deze parameter bepaalt u de modulatiesnelheid van het vibrato effect.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het vibrato effect.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Vibrato wordt aange­geven door een meter in het display.
Ring Modulator
(2) Plaats de cursor met de PARAMETER [] [®]
knoppen op “IN”.
(3) Speel een noot op uw gitaar.
Frequency
Hiermee bepaalt u de frequentie van de interne oscillator. Kiest u “Intelligent”, dan krijgt de oscil­lator beperkte muzikale vaardigheden: hij volgt dan de toonhoogte van het ingangssignaal, zodat u
37
GX-700
Handleiding
met het resulterende geluid eenvoudige melodieën kunt spelen.
Opmerking:
Als u gebruik maakt van de “INTELLI­GENT” optie, raden we u aan om enkel monofone partijen te spelen (niet meer dan één noot tegelijk). Anders kan de GX-700 onmogelijk een correcte ana­lyse van de toonhoogte maken.
Effect Level
Hiermee bepaalt u het volume van het effectgeluid.
Direct Level
Hiermee bepaalt u het volume van het direct geluid.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Ring Modulator wordt aangegeven door een meter in het display.
Humanizer
De Humanizer bootst de manier na waarop een menselijke stem klinkers articuleert. Het effect laat u twee klinkers kiezen en tijdens het spelen tussen deze klinkers heen en weer “schuiven”.
Type
Met deze parameter kiest u of het “heen en weer” gaan tussen de twee klinkers automatisch gebeurt, dan wel via een pedaal.
Trigger
Hiermee kiest u of u er al dan niet steeds met de eerste klinker (“VOWEL 1”) wordt begonnen als u iets op de gitaar speelt.
Er wordt steeds begonnen met de eerste klin-
Auto
ker.
Het wisselen van klinker gebeurt onafhankelijk
Off
van wat u op de gitaar speelt.
Pedal
Hiermee kiest u het pedaal waarmee het Humanizer effect aanstuurt.
U gebruikt een zwelpedaal (Roland
EXP Pedal
FC-200EXP
MIDI C#1~31, 64~95
EV-5, FV-300L + PCS-33; los verkrijg­baar) dat u op de EXP PEDAL ingang aansluit.
U gebruikt het zwelpedaal op de FC-200.
U stuurt het effect aan met MIDI-con­trolenummer dat u hier specifieert.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Humanizer wordt aan­gegeven door een meter in het display.
Auto
Pedal
Met de RATE en DEPTH parameters bepaalt u hoe er tussen de twee klinkers heen en weer wordt gegaan.
U gebruikt een pedaal om tussen de klinkers te wisselen.
Vowel 1
Hiermee kiest u de eerste klinker.
Vowel1
Vowel2
Vowel 2
Hiermee kiest u de tweede klinker.
Rate
Met deze parameter bepaalt u de snelheid waarmee tussen de klinkers wordt gewisseld.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het effect.
5.10 Delay
Effect OFF, ON Mode NORMAL, TEMPO
< NORMAL >
Delay Time C 1~2000msec Delay Time L 1~400% Delay Time R 1~400% Feedback 0~100 Level C 0~100 Level L 0~100 Level R 0~100 High Damp -50~0 High Cut Filter 500 Hz~12.5kHz, FLAT Smooth OFF, ON Effect Level 0~100 Direct Level 0~100 Out Meter
38
Overzicht van de parameters, Delay
< TEMPO >
Tempo In FIXED, CONTROL 1–2,
FC-200CTL, MIDI C#1-31, 64–95
Tempo 50~300 *TEMPO IN:
Fixed Delay Intervl C 1/4~4.0 Delay Intervl L 1~400% Delay Intervl R 1~400% Feedback 0~100 Level C 0~100 Level L 0~100 Level R 0~100 High Damp -50~0 High Cut Filter 500~12.5kHz, FLAT Smooth OFF, ON Effect Level 0~100 Direct Level 0~100 Out Meter
Dit effect voegt een vertraagde versie van het ingangssignaal toe aan het uitgangssignaal (to Delay is het Engels voor “vertragen”). Korte ver­tragingen zorgen voor een “vetter” geluid, terwijl bij langere vertragingen een duidelijke “echo” waarneembaar wordt.
U kunt drie Delay lijnen instellen: eentje voor het midden-, eentje voor het linker- en eentje voor het rechterkanaal.
De Tempo functie biedt u de mogelijkheid om de Delay te synchroniseren met het tempo dat u op een voetschakelaar tikt of dat wordt geleverd door een extern MIDI-instrument.
Input L
DELAY L
DELAY C
FEEDBACK
Output L
Normal
Delay Time C
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor de Delay van het middenkanaal.
Delay Time L
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor de Delay van het linkerkanaal. Deze vertraging specifieert u als een percentage van de Delay tijd van het mid­denkanaal (die wordt als 100% beschouwd).
Delay Time R
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor de Delay van het rechterkanaal. Deze vertraging specifieert u als een percentage van de Delay tijd van het mid­denkanaal (die wordt als 100% beschouwd).
Feedback
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid terugkoppeling. Met andere woorden: het volume waarmee het ver­traagde geluid opnieuw naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe hoger de terugkoppe­ling, hoe meer herhalingen (“echo’s”) de Delay produceert. Door negatieve waarden te kiezen inverteert u de fase van het teruggekoppelde geluid.
Level C
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de cen­trale Delay.
Level L
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de lin­ker Delay.
Level R
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de rech­ter Delay.
DELAY R
Input R
Output R
Effect
Hiermee schakelt u het Delay-effect in en uit.
Mode
Hiermee kiest u het type Delay effect Voor ieder Patch nummer kunt u één van de volgende Delay types kiezen.
Normal Dit is een normale Delay.
Tempo
Bij deze Delay stuurt u de vertragingstijd met een voetschakelaar.
39
GX-700
Handleiding
Tempo
Tempo In
Met deze parameter kiest u de stuurbron die de Delay tijd manipuleert.
Dit is de standaardinstelling. In dit geval
FIXED
CONTROL 1, 2
FC-200CTL
MIDI C#1~31, 64~95
Tempo
Als u onder Tempo I” de optie FIXE” hebt geko­zen, kunt u met deze parameter het tempo specifiëren.
Opmerking:
waneer “Tempo In” op “FIXED” is ingesteld.
Delay Interval C
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor de Delay van het middenkanaal. Deze tijd stelt u in als een factor ten opzichte van het tempo (waarmee u op de voetschakelaar drukt), dat steeds de factor “1” heeft.
Opmerking:
onder “Wat is Tempo Delay?” op blz. 40.
Delay Interval L
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor de Delay van het linkerkanaal. Deze tijd stelt u in als een fac­tor ten opzichte van het tempo (waarmee u op de voetschakelaar drukt). In dit verband is het tempo gelijk aan “1”.
Delay Interval R
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor de Delay van het rechterkanaal. Deze tijd stelt u in als een factor ten opzichte van het tempo (waarmee u op de voetschakelaar drukt), dat steeds de factor “1” heeft.
Feedback
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid terugkoppeling. Met andere woorden: het volume waarmee het ver-
wordt de Delay tijd gebruikt die u met de Tempo en Interval parameters hebt ingesteld.
De Delay tijd wordt gesynchroniseerd met het tempo waarmee u drukt op een voetschakelaar (FS-5U enz.; optie) die u hebt aangesloten op de CONTROL 1/2 ingang. De functie van de Control 1/2 jack moet u dan wel op “ASSIGNABLE” instellen.
U gebruikt het controlepedaal van de FC-200.
Het tempo wordt bepaald door MIDI­controlecommando’s. Met deze para­meter specifieert u het controlenum­mer.
Deze parameter wordt enkel afgebeeld
Meer details over Tempo Delay vindt u
traagde geluid opnieuw naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe hoger de terugkoppe­ling, hoe meer herhalingen (“echo’s”) de Delay produceert. Door negatieve waarden te kiezen inverteert u de fase van het teruggekoppelde geluid.
Level C
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de cen­trale Delay.
Level L
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de lin­ker Delay.
Level R
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de rech­ter Delay.
Gemeenschappelijke parameters voor Nor­mal en Tempo
High Damp
Met deze parameter bepaalt u ho snel de hogetonen van het effectsignaal gedempt worden. De waarde “0” betekent dat de hogetonen samen met de overi­ge frequenties uitsterven.
High Cut Filter
De waarde voor deze parameter is de afsnijfrequen­tie voor het hoog-af filter. Alle frequenties boven deze afsnijfrequentie worden uit het vertraagde sig­naal gefilterd. Kiest u “FLAT”, dan worden er geen frequenties gefilterd.
Effect Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Delay.
Direct Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het directe geluid.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Delay wordt aangege­ven door een meter in het display.
Wat is Tempo Delay?
De Tempo Delay functie houdt in dat u de Delay in de pas brengt met de muziek die u speelt door in de maat van die muziek op een voetschakelaar te druk­ken. Het werkt als volgt:
(1) Zoek met de PARAMETER [√] [®] knoppen de
“MODE” parameter. Kies met de VALUE rege­laar de optie TEMPO.
40
Overzicht van de parameters, Chorus
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de DELAY INTERVAL [C] parameter en kies met de VALUE regelaar het gewenste vertra­gingsinterval.
Met deze parameter bepaalt u de afstand tussen de individuele herhalingen als een functie van het rit­me waarin u op de voetschakelaar drukt (iedere druk wordt beschouwd als een kwartnoot). Eén en ander wordt duidelijk in de onderstaande tekening: het ritme waarmee u op de voetschakelaar drukt wordt steeds beschouwd als “1” (kwartnoten). De waarde die u kiest moet u relatief ten opzichte van deze “1” interpreteren.
Ritme waarmee u op het pedaal drukt
Ritme waarin u de vertragingen hoort
   3   3 
(3) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de TEMPO I” parameter en kies met de VAL­UE regelaar de bron waarmee u het tempo stuurt.
Opmerking:
matisch het tempo  =120.
Bij inschakelen kiest de GX-700 auto-
Opmerking: Eens er een standaardtempo is gevon-
den, wordt hiermee gewerkt tot u opnieuw op de voet­schakelaar drukt of tot u de GX-700 uitschakelt.
Opmerking: De maximale Delay tijd is 2 seconden.
Resulteert de combinatie van standaardtempo en nootwaarde theoretisch in een vertraging die boven dit maximum ligt, dan wordt de Delay toch op 2 seconden ingesteld. Maar laten we eerlijk zijn: wie gebruikt er nou een vertraging van meer dan 2 secon­den?
5.11 Chorus
Effect OFF, ON Mode Mono, Stereo Rate 0~100 Depth 0~100 Pre DELAY 0~50.0msec Low Cut Filter FLAT, 55~800Hz High Cut Filter 500Hz~12.5kHz, FLAT LFO Wave TRI10:0SIN~TRI0:10SIN Effect Level 0~100 Out Meter
Het chorus effect is een combinatie van lichtjes ontstemde versie van het directe geluid en het uit­gangssignaal toe te voegen. Het geluid wordt op die manier breder en “vetter”.
Effect
Hiermee schakelt u het chorus effect in en uit.
Mode
Hiermee kiest u het type chorus effect Voor ieder Patch nummer kunt u één van de vol-
gende Delay types kiezen.
Mono
Stereo
Bij deze chorus wordt hetzelfde geluid naar het linker- en rechterkanaal gestuurd.
Dit is een stereo chorus; hierbij verschilt het geluid dus voor het linker- en rechterkanaal.
(4) Keer terug naar de vorige display-pagina.
Om een tempo te programmeren moet u minstens vier keer, in de maat van de song die u speelt, op de voetschakelaar drukken. De GX-700 berekent dan automatisch het standaardtempo. De Delay tijd wordt bepaald door de combinatie van dit stan­daardtempo en de gekozen nootwaarde.
Rate
Met deze parameter bepaalt u de modulatiesnelheid van het chorus effect.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het chorus effect. Door deze parameter op “0” te zetten kunt u een doubling (“verdubbelings”) effect maken (mits een langere Pre Delay, zie hieronder).
41
GX-700
Handleiding
Pre Delay
Met deze parameter bepaalt u hoeveel het effectge­luid wordt vertraagd ten opzichte van het directe geluid. Door een relatief lange Pre Delay te kiezen wekt u de indruk dat er meerdere instrumenten tegelijk spelen, het zogenaamde doubling effect.
Low Cut Filter
De waarde voor deze parameter is de afsnijfrequen­tie voor het laag-af filter. Alle frequenties onder deze afsnijfrequentie worden uit het vertraagde sig­naal gefilterd. Kiest u “FLAT”, dan worden er geen frequenties gefilterd.
High Cut Filter
De waarde voor deze parameter is de afsnijfrequen­tie voor het hoog-af filter. Alle frequenties boven deze afsnijfrequentie worden uit het vertraagde sig­naal gefilterd. Kiest u “FLAT”, dan worden er geen frequenties gefilterd.
LFO Wave
Hiermee kiest u een golfvorm voor de LFO (lage frequentie oscillator) van de chorus.
TRI (Triangle)
SIN (Sine)
Opmerking:
u best “TRI”.
Dit levert een klassieke chorus klank (met een matige “zweving”) op.
Dit zorgt voor een chorus effect met meer zwevingen dan “Tri”.
Voor een “klassiek” chorus effect kiest
Effect Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de cho­rus.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Chorus wordt aangege­ven door een meter in het display.
5.12 Tremolo/Pan
Effect OFF, ON Mode Tremolo , Tremolo
Pan , Pan Rate 0~100 Depth 0~100 Balance L100:0R~L0:100R Out Meter
Het Tremolo effect zorgt voor een cyclische volu­meverandering. Pan laat het geluid heen en weer bewegen tussen het linker- en rechterkanaal (uiter­aard hoort u dat enkel wanneer u de GX-700 in ste­reo aansluit).
Effect
Hiermee schakelt u het tremolo/pan effect in en uit.
Mode
Hiermee kiest u het type tremolo of pan effect en de golfvorm die wordt gebruikt.
TREMOLO : Geleidelijke cyclische volume­verandering.
TREMOLO : Abrupte cyclische volumeveran­dering.
PAN : Het geluid beweegt geleidelijk van links naar rechts.
PAN : Het geluid beweegt abrupt van links naar rechts.
Rate
Met deze parameter bepaalt u de modulatiesnelheid van het tremolo/pan effect.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het tremolo/pan effect.
Balance
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het geluid.
Out Meter
Het uitgangsvolume van het Tremolo/Pan effect wordt aangegeven door een meter in het display.
42
Overzicht van de parameters, Reverb
5.13 Reverb
Effect OFF, ON Type Room1, Room2, Hall1,
Hall2, Plate Reverb Time 0.1~10.0sec Pre Delay 0~100msec Low Cut Filter FLAT, 55~800Hz High Cut Filter 500Hz~12.5kHz, FLAT Diffusion 0~10 Effect Level 0~100 Direct Level 0~100 Out Meter
Geluid dat wordt voortgebracht in een gesloten ruimte weerkaatst tegen muren, plafond, vloer, voorwerpen, enz. Het geheel van deze weerkaatsin­gen (laten we deze verder “reflecties” noemen) heet “reverb” (of “galm”). De reflecties zijn dusda­nig complex dat we ze niet meer als individuele reflecties ervaren, maar als een soort “staart” aan het geluid. De tijd waarover deze staart uitsterft wordt bepaald door de reflecterende en absorberen­de eigenschappen van muren, vloer, enz. De para­meters van de GX-700 stellen u in staat om de akoestische eigenschappen van verschillende ruim­tes na te bootsen.
Effect
Hiermee schakelt u de reverb in en uit.
Type
U kunt voor ieder Patch nummer één van de onder­staande types reverb kiezen.
Pre Delay
Met deze parameter bepaalt u het tijdsinterval tus­sen het directe geluid en het begin van het galmge­luid. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de gesimu­leerde ruimte wordt.
Low Cut Filter
De waarde voor deze parameter is de afsnijfrequen­tie voor het laag-af filter. Alle frequenties onder deze afsnijfrequentie worden uit het galmsignaal gefilterd. Kiest u “FLAT”, dan worden er geen fre­quenties gefilterd.
High Cut Filter
De waarde voor deze parameter is de afsnijfrequen­tie voor het hoog-af filter. Alle frequenties boven deze afsnijfrequentie worden uit het galmsignaal gefilterd. Kiest u “FLAT”, dan worden er geen fre­quenties gefilterd.
Diffusion
Hiermee beïnvloed u de ruimtelijke spreiding van het galmgeluid.
Effect Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de reverb.
Direct Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het directe geluid.
Out Meter
Het uitgangsvolume van de Reverb wordt aangege­ven door een meter in het display.
Room1
Room2
Hall1
Hall2
Plate
Dit effect bootst de galmkarakteristiek na van relatief kleine ruimtes met een heldere akoestiek.
Dit effect bootst de galmkarakteristiek na van relatief kleine ruimtes met een warme akoestiek.
Dit effect bootst de galmkarakteristiek na van een concertzaal met een heldere akoestiek.
Dit effect bootst de galmkarakteristiek na van een concertzaal met een warme akoes­tiek.
Dit effect bootst de galmkarakteristiek na van een plaatgalm. Dat is een mechanische voorloper van apparaten zoals de GX-700, waarbij de galm werd opgewekt door de trilling van een metalen plaat.
Reverb Time
Met deze parameter bepaalt u de lengte (duur) van de galm.
43
GX-700
6.
Handleiding
MIDI
6.1 Mogelijke toepassingen
U hebt het waarschijnlijk reeds gemerkt: de GX-700 is voorzien van drie MIDI-connectors, via dewelke u een verbinding kunt maken met andere MIDI-instrumenten. Dat levert u de volgende mogelijkheden op.
Patches kiezen
Met programmakeuzecommando’s die u vanuit een extern MIDI-instrument ontvangt kunt u Patches (nummer 129 en hoger) kiezen op de GX-700. Welke MIDI-programmanummers gekoppeld zijn aan welke GX-700 Patches kunt u instellen met de Program Change Map (zie blz. 45).
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe u een extern MIDI-instrument moet aansluiten om pro­gramma’s te kiezen op de GX-700. Telkens wan­neer u op het externe MIDI-instrument een pro­gramma kiest, roept de GX-700 automatisch het overeenkomstige Patch nummer op.
0,', )227 &21752//(5
)&

(om instellingen te kopiëren), of een sequencer of gelijkaardig apparaat waarin u gegevens opslaat die u achteraf nog eens wilt gebruiken.
6.2 MIDI-functies instellen
Op de volgende bladzijden laten we u kennismaken met de MIDI-verwante Utility functies van de GX-700. Hoe u deze functies precies moet instellen hangt af van de situatie waarin u de GX-700 gebruikt.
Dit zijn de beschikbare functies: [MIDI CHANNEL] 1~16
[MIDI OMNI MODE] OMNI ON, OMNI OFF [MIDI DEVICE ID] 1~32 [MIDI PROGRAM MAP] [MIDI BULK DUMP] [MIDI BULK LOAD]
Program Map, Bulk Dump en Bulk Load komen in aparte stukjes aan bod (zie verder), de overige functies kunt u als volgt instellen.
$
%
35
MIDI OUT
MIDI IN
Parameters aansturen
U kunt ook MIDI-controlecommando’s gebruiken om tijdens het spelen de waarden van bepaalde GX-700 parameters aan te sturen. Met de Control Assign instellingen (zie blz. 20) bepaalt u welke parameters door welke MIDI-commando’s worden aangestuurd.
Data zenden
U kunt de instellingen van de GX-700 in de vorm van SysEx commando’s naar een ander MIDI­apparaat zenden. Dat kan een tweede GX-700 zijn
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
)
1,(5
2
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator van de [PLAY] knop dooft en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de parameter die u wilt editen.
Opmerking:
Door een PARAMETER knop inge-
drukt te houden, blijft u door de parameters stappen.
Opmerking: Door één van de PARAMETER [√] [®]
knoppen ingedrukt te houden en de tegenoverliggende knop in te drukken springt u onmiddellijk naar belangrijke parameters.
(3) Kies met de VALUE regelaar de gewenste waar-
de.
44
MIDI, Program Change Map instellen
Door op de VALUE regelaar te drukken terwijl u eraan draait stapt u in versneld tempo door de waar­den.
(4) Herhaal stap 2 en 3 om de overige Utility func-
ties in te stellen.
(5) Druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om
terug te keren naar de Play pagina.
MIDI-parameters
MIDI Channel (1~16)
Hiermee kiest u het MIDI-kanaal waarop MIDI­commando’s worden verzonden en ontvangen.
Opmerking:
op kanaal “1” ingesteld.
MIDI Omni Mode (Omni On, Omni Off)
Vanuit de fabriek staat deze parameter
6.3 Program Change Map instellen
De Program Change Map bepaalt welke MIDI-pro­grammanummers worden gekoppeld aan welke Patches op de GX-700. Met andere woorden: in deze lijst kunt u voor ieder MIDI-programmanum­mer specifiëren welk Patch nummer de GX-700 als hij dat programmanummer ontvangt. Op die manier kunt u bijvoorbeeld effecten koppelen aan bepaalde Patches op uw synthesizer, zonder dat u daarvoor de volgorde van de Patches in de GX-700 (of in de synthesizer) hoeft te wijzigen.
We hebben de GX-700 vanuit de fabriek zo gepro­grammeerd dat ieder programmanummer steeds hetzelfde User Patch nummer kiest.
3,46
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
2,3,4
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
1,(6
)
Als de Omni Mode is ingeschakeld, worden er MIDI-data ontvangen op alle kanalen, ongeacht het MIDI-ontvangstkanaal dat u (met de vorige para­meter) hebt gekozen.
Opmerking:
SysEx data gedragen zich iets anders: deze worden enkel herkend wanneer zender en ont­vanger op hetzelfde Device ID nummer staan inge­steld. Als dat niet zo is, worden zelfs bij geactiveerde Omni Mode geen SysEx commando’s herkend.
Opmerking: De fabrieksinstelling voor deze parame-
ter is “Omni On”.
MIDI Device ID (1~32)
Hiermee kiest u het Device ID dat wordt gebruikt om SysEx data te identificeren (zowel bij zenden als ontvangen).
Opmerking:
De fabrieksinstelling voor deze parame­ter is “1”.
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator van de [PLAY] knop dooft en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de PROG CHANGE MAP parameter.
Programmanummer
Patch
nummer
(3) Verplaats de cursor met de PARAMETER
[] [®] knoppen naar het programmanummer nummer en kies met de VALUE regelaar het programmanummer waarvoor u een Patch nummer wilt instellen.
(4) Verplaats de cursor met de PARAMETER
[] [®] knoppen naar het Patch nummer en kies met de VALUE regelaar het Patch nummer dat u aan het in (3) geselecteerde programmanum­mer wilt koppelen.
(5) Herhaal stap 3 en 4 om de rest van de Program
Change Map in te stellen; kies voor ieder pro­grammanummer het gewenste Patch nummer.
(6) Druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om
terug te keren naar de Play pagina.
45
GX-700
Handleiding
6.4 Instellingen bewaren/laden via MIDI
De GX-700 kan zijn instellingen naar andere appa­raten zenden in de vorm van MIDI SysEx comman­do’s. Dat biedt u de mogelijkheid om de inhoud van een GX-700 naar een andere GX-700 te kopiëren, of om effectinstellingen op te slaan in een (compu­ter, sequencer e.d., zodat u de interne geheugens voor nieuwe effecten kunt gebruiken zonder de huidige effecten te verliezen. Als u data op deze manier zendt spreken we van een “Bulk Dump”, bij het laden spreken we van “Bulk Load”.
Welke data kunt u zenden?
In de onderstaande tabel ziet u welke data u als Sys­Ex commando’s kunt zenden. Daarbij kunt u het start- en eindpunt van de te zenden data specifiëren, op die manier zendt u enkel de gewenste data en spaart u geheugenruimte uit.
Display Welke data worden er gezonden
SYSTEM
Alle data die geen deel uitmaakt van indi­viduele Patches (met andere woorden: de Utility parmeters).
Data naar een andere GX-700 zenden
Sluit de apparaten aan zoals in de onderstaande afbeelding en stel beide instrumenten in op hetzelf­de Device ID.
MIDI OUT
MIDI IN
Werkwijze
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator van de [PLAY] knop dooft en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de BULK DUMP parameter.
6 3,4
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
Patch #1~100
De inhoud van de Patches 1~100
Data zenden (Bulk Dump)
Data naar een sequencer zenden
Sluit de apparaten aan zoals in de onderstaande afbeelding en zorg dat de sequencer SysEx com­mando’s ontvangt.
MIDI OUT
MIDI IN
Opmerking:
uw sequencer moet uitvoeren raadpleegt u best eens de handleiding van dit apparaat.
Voor de precieze handelingen die u op
)
2,3,45
1,(6
(3) Verplaats de cursor met de PARAMETER
[] [®] knoppen naar het startpunt en kies met de VALUE regelaar de eerste data die u wilt zenden.
(4) Verplaats de cursor met de PARAMETER
[] [®] knoppen naar het eindpunt en kies met de VALUE regelaar de laatste data die u wilt zenden.
eindpuntstartpunt
(5) Druk op [WRITE] om de data te zenden.
Zodra de data zijn gezonden komt u opnieuw in het vorige display terecht.
(6) Druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om
terug te keren naar de Play pagina.
46
MIDI, Instellingen bewaren/laden via MIDI
Data laden (Bulk Load)
Om data van de sequencer naar de GX-700 te zen­den sluit u de apparaten aan zoals in de onderstaan­de afbeelding en kiest u op de GX-700 het Device ID dat u bij het zenden hebt gebruikt.
MIDI OUT
MIDI IN
Opmerking:
uw sequencer moet uitvoeren raadpleegt u best eens de handleiding van dit apparaat.
Werkwijze
4
Voor de precieze handelingen die u op
Eens alle data zijn ontvangen, krijgt u het volgende display te zien.
Nu kunnen er eventueel nieuwe data worden ont­vangen.
(4) Druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om
terug te keren naar de Play pagina.
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
)
1,(4
2
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator van de [PLAY] knop dooft en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de BULK LOAD parameter.
(3) Zend de data vanuit het externe apparaat.
Zodra de GX-700 deze data ontvangt, schakelt hij automatisch naar het volgende display.
47
GX-700
7.
Handleiding
Appendix
7.1 GX-700 bedienen met een FC-200
Als u de GX-700 liever met uw voeten bedient, kunt u hiervoor een Roland FC-200 MIDI Foot Controller (optie) aansluiten. In dit deel vindt u alle nodige informatie om dat tot een goed einde te brengen.
Aansluitingen
Opmerking: Schakel, voordat u aansluitingen maakt,
alle apparaten uit, om schade aan versterker, luidspre­kers en dergelijke te voorkomen.
FC-200
761098
12345 CTL
BANK
MIDI OUT
MIDI IN
Opmerking: U kunt de verschillende modes van de
FC-200 kiezen met een Roland FS-5U voetschakelaar die u op de MODE ingang van de FC-200 aansluit.
Opmerking: Gebruikt u zo’n Roland FS-5U of FS-5L
(beide los verkrijgbaar), dan moet u de polariteits­schakelaar instellen zoals op de onderstaande afbeel­ding.
Polariteitsschakelaar
PROGRAM
CONTROL
NOTE
EXCLUSIVE
BANK
Opmerking:
zelfde MIDI-kanaal zijn ingesteld. Als u de fabriek­sinstellingen niet hebt gewijzigd, zou dat het geval moeten zijn (beide instrumenten staan dan op MIDI­kanaal 1).
Zorg dat de GX-700 en FC-200 op het-
Overeenkomst tussen GX-700 Patch nummers en FC-200 programmanummers
De Patch nummers van de GX-700 komen overeen met de programmanummers die de FC-200 zendt. Kiest u dus een nummer op de FC-200, dan roept de GX-700 de Patch met hetzelfde nummer op.
Opmerking:
overeenkomst veranderen in de Program Change Map (zie blz. 45).
Over FC-200 programmanummers
De FC-200 programmanummers (1~128) bestaan in feite steeds uit een combinatie van een program­manummer waarmee het nummer (1~10) wordt gekozen en een programmanummer waarmee de bank (0~12) wordt gekozen.
De banken 0~12 komen overeen met de volgende programmanummers.
Bank 0 1 2… 11 12 Programmanummer 0 10 20… 110 120
De nummers 1~10 komen overeen met de volgende MIDI-programmanummers.
Nummer 1 2 3… 10 Programmanummer 1 2 3… 10
Zo kiest u met bank=1 en nummer= 2 bijvoorbeeld het programmanummer 10+2= 12.
Met bank= 2 en nummer= 10 wordt het program­manummer 20+10= 30 verzonden.
Zoals u weet, kunt u deze één-op-één
Patches kiezen met de FC-200
Om de Patches van de GX-700 met de FC-200 te kiezen moet u eerst het volgende doen:
(1) Ga op de GX-700 naar de Play pagina. (2) Ga op de FC-200 naar de Program Change
mode.
48
Appendix, GX-700 bedienen met een FC-200
FC-200 bedienen
Zo gebruikt u de bank- en nummerpedalen van de FC-200 om GX-700 Patches te kiezen.
12
FC-200
MIDI FOOT CONTROLLER
12345 CTL
109876
BANK
BANK
(1) Bank kiezen
Bij iedere druk op één van de BANK ▲ ▼ pedalen kiest u een andere bank, die dan in het display wordt afgebeeld. Met [] kiest u een hogere bank, met [] een lagere.
Opmerking: Door enkel een andere bank te kiezen
kiest u nog geen ander programmanummer. Het pro­grammanummer wordt slechts verzonden zodra u ook een nummerpedaal indrukt.
(2) Nummer kiezen
Druk op een nummerpedaal (1~10). De indicator op dat pedaal licht op, en het overeenkomstige pro­grammanummer wordt verzonden. Tegelijkertijd kiest de GX-700 het Patch nummer dat aan dat pro­grammanummer is toegewezen.
Opmerking:
Als u een programmanummer wilt ver­zenden dat zich in dezelfde bank als het laatstgekozen programmanummer bevindt, dan hoeft u de bank niet opnieuw te kiezen.
Opmerking: U kunt de FC-200 ook zo instellen dat u
door een andere bank te kiezen toch meteen een ander programmanummer kiest. Details hierover vindt u in de handleiding van de FC-200.
Opmerking: De GX-700 reageert niet op bankkeuze-
commando’s. Wilt u Patch nummers hoger dan 128 kiezen, gebruik dan de Program Change Map (zie blz. 45).
Opmerking:
U kunt het CTL pedaal gebruiken wan­neer de FC-200 zich in “Program Change mode” of “Control Change mode” bevindt.
Een voorbeeld: als u voor één van de stuurbronnen de volgende “Control Assign” instellingen maakt, kunt u met het CTL pedaal de TUNER in- en uit­schakelen.
PROGRAM
CONTROL
NOTE
EXCLUSIVE
Meer details over Control Assign vindt u onder “Stuurbronnen toewijzen” op blz. 20.
Target: TUNER Target Min: OFF Target Max: ON Source: FC-200 CTL of MIDI CTL #80 Source Mode: Toggle Source Act.Range Lo 0 Source Act.Range Hi 127
Zwelpedaal gebruiken
Als u het zwelpedaal van de FC-200 bedient, zendt de FC-200 MIDI controlecommando’s (controle­nummer 7).
De GX-700 kan deze controlecommando’s ontvan­gen als één van de Control Assign bronnen die u in iedere Patch kunt specifiëren, en waarmee u bepaalde parameters kunt aansturen.
Opmerking:
neer de FC-200 zich in “Program Change mode”, “Control Change mode” of “Note Mode” bevindt.
Een voorbeeld: als u voor één van de stuurbronnen de volgende instellingen maakt kunt u met het zwelpedaal het Output Level (uitgangsvolume) aansturen.
Meer details over Control Assign vindt u onder “Stuurbronnen toewijzen” op blz. 20.
Target: Output Level Target Min: 0 Target Max: 100 Source: MIDI CTL #7 Source Mode: Normal Source Act.Range Lo 0 Source Act.Range Hi 127
U kunt het zwelpedaal gebruiken wan-
Speelhulpen op de FC-200 gebruiken
Controlepedaal gebruiken
Als u het CTL pedaal van de FC-200 bedient zendt de FC-200 controlecommando’s (controlenummer
80). De GX-700 kan deze controlecommando’s
beschouwen als één van de Control Assign bronnen die u in iedere Patch kunt specifiëren, en waarmee u bepaalde parameters kunt aansturen.
De FOOT SW/EXP aansluiting gebruiken
Als u een voetschakelaar of zwelpedaal (los ver­krijgbaar) op een FOOT SW/EXP connector van de FC-200 aansluit, kunt u hiermee controlecomman­do’s sturen. Voor elk van deze jacks kunt u een controlenummer specifiëren.
De GX-700 kan deze controlecommando’s ontvan­gen als één van de Control Assign bronnen die u in iedere Patch kunt specifiëren, en waarmee u bepaalde parameters kunt aansturen.
49
GX-700
Handleiding
Dit zijn de controlenummers die standaard aan de FC-200 zijn toegewezen.
Opmerking:
#17
Deze nummers kunt u veranderen wan-
#64 #10
FOOT SW /EXP
56234
MIDI CONTROLLER
#16
1
#1#16#17 #10#11#64
#11 #1
neer de FC-200 zich in “Program Change mode”, “Control Change mode” of “Note Mode” bevindt.
De verschillende types schakelaars en pedalen die u op deze jacks kunt aansluiten werken niet alle­maal hetzelfde. Kies de mogelijkheid die u het bes­te uitkomt.
Als u een BOSS FS-5L aansluit
Als u op de schakelaar drukt, wordt een “On” com­mando (maximumwaarde) gezonden. Drukt u nog­maals, dan wordt een “Off” commando (minimum­waarde) gezonden. Zolang het pedaal op “On” staat, licht de indicator op.
Als u een BOSS FS-5U aansluit
Als u de schakelaar indrukt, wordt een “On” com­mando (maximumwaarde) gezonden. Laat u de schakelaar los, dan wordt een “Off” commando (minimumwaarde) gezonden.
Als u een EV-5 zwelpedaal aansluit
Als u het zwelpedaal beweegt, worden er continu commando’s gezonden die de positie van het pedaal aangeven, van minimum- tot maximum­waarden.
Manual mode (effecten in- en uitschake­len)
De combinatie FC-200 en GX-700 kan zich gedra­gen als een reeks klassieke effectpedaaltjes, inclu­sief de intuïtieve bediening die veel mensen bij de oude “pedalenbakken” waardeerden.
Om dit te kunnen doen, moet u de instrumenten als volgt instellen:
GX-700: ga naar de Play pagina (hier wordt het Patch nummer afgebeeld).
FC-200: kies de Exclusive mode.
Opmerking:
Zorg dat de GX-700 en FC-200 op het­zelfde Device ID (bij deze apparaten is het Device ID steeds gelijk aan het MIDI-kanaal) zijn ingesteld. Als u de fabrieksinstellingen niet hebt gewijzigd, zou dat het geval moeten zijn (beide instrumenten staan dan op Device ID 1).
Hieronder ziet u welke pedalen op de FC-200 over­eenkomen met welke EFFECT SELECT knoppen op de GX-700. Bij iedere druk op een pedaal scha­kelt u het overeenkomstige effect afwisselend in of uit.
NS
MOD
12345
W
COMP
AH
Opmerking:
Y
DELA
CHORUS
TREM / PAN
REVERB
PROGRAM
CONTROL
NOTE
EXCLUSIVE
BANK
CTL
SP
.SIM
PREAMP
OD / DIST
LOOP
109876
BANK
EQ
De bewegingen van het zwelpedaal worden vertaald in MIDI-controlecommando’s.
Editen met de voeten (via de FC-200)
U kunt de klanken van de GX-700 editen met de FC-200. Aangezien het bij deze laatste allemaal om voetenwerk gaat, kunt u zelfs blijven spelen terwijl u klanken edit!
Om dit te kunnen doen moet u de instrumenten als volgt instellen:
GX-700: ga naar de Edit mode (dit kunt u onder andere doen door op een voetschakelaar te drukken die u op de FOOT SWITCH/EXP PEDAL ingang 5, 6 van de FC-200 hebt aangesloten).
FC-200: kies de Exclusive mode.
Opmerking:
zelfde Device ID (bij deze apparaten is het Device ID steeds gelijk aan het MIDI-kanaal) zijn ingesteld. Als u de fabrieksinstellingen niet hebt gewijzigd, zou dat het geval moeten zijn (beide instrumenten staan dan op Device ID 1).
De functies van alle knoppen en regelaars op het frontpaneel van de GX-700 worden toegewezen aan de voetschakelaar en het zwelpedaal van de FC-200. U kunt de GX-700 dan met de FC-200 op
Zorg dat de GX-700 en FC-200 op het-
Zwelpedaal
50
Appendix, Over MIDI
exact dezelfde bedienen als u normaal vanaf zijn frontpaneel zou doen.
AN
REVERB
TREM/P
CHORUS
DELAY
MOD
NS
FC-200
MIDI FOOT CONTROLLER
12345
COMP
W
OD/DIST
PREAMP
ARAMETER
PLA
P
FOOT SW/ EXP
56234
MIDI CONTROLLER
LOOP
Y
AH
P
ARAMETER
109876
EQ
TUNER / UTILITY
PROGRAM
CONTROL
NOTE
EXCLUSIVE
BANK
CTL
BANK
SP.SIM
NUMBER / VALUE
/ CHAIN
ASS
LEVEL
BYP
1
#1#16#17 #10#11#64
7.2 Over MIDI
MIDI staat voor Musical Instruments Digital Inter­face. Het gaat im een internationale standaard voor
uitwisseling van digitale gegevens tussen verschil­lende muziekinstrumenten, waarbij die gegevens beschrijven wat er wordt gespeeld of welke veran­deringen er aan klanken worden aangebracht. Alle MIDI-compatibele apparaten kunnen nagenoeg dezelfde data uitwisselen, ongeacht om welk merk of type het gaat.
Iedere “gebeurtenis” (event) die bij het muziekma­ken plaatsvindt wordt door MIDI vertaald in com­mando’s. Terwijl een instrument wordt bespeeld worden MIDI-gegevens verstuurd die beschrijven wat er gebeurt. Wanneer deze stroom MIDI-infor­matie door een ander instrument wordt ontvangen kan ze worden gebruikt om dit instrument te bespe- len, alsof u het instrument rechtstreeks bespeelt.
Uitwisselen van MIDI-data
MIDI-connectors
Bij het uitwisselen van MIDI-data worden drie connectors gebruikt:
OUTTHRU IN
MIDI
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI THRU
MIDI-kanalen
MIDI laat u toe één enkele kabel te gebruiken waarmee u gelijktijdig verschillende sets informa­tie tussen verschillende MIDI-apparaten kunt ver­sturen. Dit is mogelijk omdat MIDI met meerdere kanalen tegelijk kan werken.
Het idee achter MIDI-kanalen wordt begrijpelijk wanneer we televisie als voorbeeld nemen. Op een televisietoestel kunt u tussen verschillende pro­gramma’s (van verschillende stations) kiezen door gewoon naar een ander kanaal over te schakelen. De reden dat dit kan is dat de informatie op ieder individueel kanaal pas op het scherm wordt ver­toond wanneer het televisietoestel (de ontvanger) op hetzelfde kanaal is afgesteld als het kanaal dat door de zender (het televisiestation) wordt gebruikt.
Station A
Station B
Ontvangt gegevens die vanuit een ander MIDI-apparaat arriveren.
Zendt gegevens die in het apparaat zelf worden gegenereerd.
Zendt alles wat aan de MIDI IN wordt ont­vangen opnieuw uit.
Telkens wanneer u op uw TV een ander kanaal kiest ziet u een ander station.
Station C
De kabel die van de an­tenne komt draagt de signalen voor verschil­lende TV-uitzendingen.
De beschikbare kanalen bij MIDI gaan van 1~16. MIDI-data wordt overgedragen vanaf het moment dat een muziekinstrument (de ontvanger) op het­zelfde kanaal wordt ingesteld als de zender (een ander MIDI-apparaat).
51
GX-700
Handleiding
Opmerking: Als de Omni mode is ingeschakeld wor-
den er steeds data op alle MIDI-kanalen ontvangen, ongeacht het gekozen MIDI-kanaal. De Omni mode mag u kiezen als u geen commando’s wilt zenden die voor een specifiek MIDI-kanaal zijn bestemd.
MIDI-commando’s die door de GX-700 wor­den gebruikt
MIDI-commando is een overkoepelende term die slaat op alle soorten commando’s die kunnen wor­den verzonden via MIDI. Er zijn twee soorten MIDI-commando’s: Kanaalcommando’s (Channel messages), die via individuele kanalen worden gezonden, en systeemcommando’s (System messa- ges), die onafhankelijk van de diverse kanalen wor­den gezonden. Nu volgt een overzicht van de com­mando’s die door de GX-700 kunnen worden ont­vangen en/of gezonden.
Kanaalcommando’s
Deze commando’s geven alle gebeurtenissen door die zich voordoen tijdens het spelen, zoals de noten die u speelt, de pedalen en knoppen die u indrukt, enz. De meeste MIDI-commando’s vallen onder deze groep. Welk soort controle een bepaald MIDI­commando uiteindelijk uitoefent hangt sterk af van de instelling van het ontvangende apparaat.
Programmakeuze-commando’s
Deze commando’s worden gebruikt om klanken te selecteren. Dat gebeurt aan de hand van een pro­grammanummer (1~ 128).
tionale standaard en dus door alle compatibele apparaten worden herkend. Hierop bestaat echter een uitzondering: SysEx commando’s. Deze com­mando’s dienen om informatie door te geven die uniek is voor één bepaald apparaat. In de meeste gevallen kan dit soort commando’s enkel tussen twee apparaten van hetzelfde merk en type worden uitgewisseld. Op de GX-700 kunt u SysEx com­mando’s gebruiken om klank- en systeeminstellin­gen met een sequencer op te nemen – en weer terug te zenden naar de GX-700. Omdat dat verwarrend is, willen we er even bijvertellen dat de sequencer of computer niets met deze data doet (behalve opnemen natuurlijk). Vandaar dat de overdracht keen probleem vormt, zelfs als zijn de GX-700 en de sequencer niet van hetzelfde merk/type.
Voorwaarde voor het uitwisselen van SysEx com­mando’s is dat de zender en de ontvanger op het­zelfde Device ID nummer zijn ingesteld. Ook hier is de sequencer/computer echter weer een buiten­beentje: net omdat hij niets met de ontvangen Sys­Ex data doet, hoeft u ook niet naar zijn Device ID te zoeken (hij heeft er namelijk geen). Toch bete­kent dat niet dat het Device ID nummer onbelang­rijk is. Het zit namelijk in de verzonden data inge­bakken. De GX-700 zal zijn eigen data later alleen ontvangen wanneer u weer hetzelfde Device ID nummer kiest als tijdens het zenden van de SysEx data. Dat is precies de reden waarom u er verstan­dig aan doet het Device ID nummer van de GX-700 te noteren en enkel in noodsituaties te veranderen.
MIDI-implementatiekaart
Controlecommando’s
Deze commando’s kunt u gebruiken om meer expressiviteit te verlenen aan hetgeen u speelt, door individuele parameters van een instrument aan te sturen. Iedere functie van de GX-700 heeft een eigen controlenummer.
Op de GX-700 kunt u parameters specifiëren die u op deze manier wilt aansturen.
Systeemcommando’s
Onder deze categorie vallen SysEx commando’s, commando’s waarmee u verschillende apparaten synchroniseert, en nog andere commando’s waar­mee onder andere problemen worden opgespoord. Wat de GX-700 betreft, interesseren ons vooral de SysEx commando’s.
SysEx commando’s
In het begin van dit hoofdstuk werd gesteld dat MIDI-commando’s deel uitmaken van een interna-
52
Sinds de komst van MIDI kunnen heel wat muziek­instrumenten met elkaar communiceren. Dit bete­kent echter niet dat alle uitgewisselde gegevens ook automatisch worden begrepen. Om zeker te zijn van een succesvolle communicatie tussen twee op elkaar aangesloten MIDI-apparaten mag bij die communicatie alleen gebruik worden gemaakt van die soorten gegevens die voor beide apparaten gemeengoed zijn.
Om die reden zit bij de handleiding van ieder MIDI-apparaat een MIDI-implementatiekaart. Deze kaart biedt een beknopt overzicht van alle soorten MIDI-commando’s die dat apparaat kan verwerken. Wanneer u de MIDI-implementatie­kaarten van twee apparaten naast elkaar legt, kunt u snel zien welk soort commando’s u tussen die apparaten kan uitwisselen.
Appendix, FC-200 vanuit de GX-700 initialiseren
MIDI-instrument A
vouwen
TransmittedFunction... Recognized Remarks
MIDI-instrument B
Aan het einde van deze handleiding vindt u de MIDI-implementatiekaart van de GX-700.
Verder is er een “MIDI-implementatie” boekje gra­tis te verkrijgen, waarin de MIDI-mogelijkheden van de GX-700 nog eens in detail uit de doeken worden gedaan. Programmeurs en andere geïnte­resseerden kunnen dit bij de dichtstbijzijnde Roland verdeler aanvragen.
7.3 FC-200 vanuit de GX-700 ini­tialiseren
U kunt op de GX-700 de instellingen van de FC-200 wijzigen. De wijzigingen die u aanbrengt worden via MIDI naar de FC-200 gezonden.
Opmerking:
zelfde Device ID (bij deze apparaten is het Device ID steeds gelijk aan het MIDI-kanaal) zijn ingesteld. Als u de fabrieksinstellingen niet hebt gewijzigd, zou dat het geval moeten zijn (beide instrumenten staan dan op Device ID 1).
Zorg dat de GX-700 en FC-200 op het-
Aansluitingen
MIDI OUT
FC-200
761098
12345 CTL
MIDI IN
PROGRAM
CONTROL
NOTE
EXCLUSIVE
BANK
BANK
Werkwijze
4
PLAY
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
3
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator van de [PLAY] knop dooft en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de FACTORY INIT parameter.
(3) Druk op de WRITE knop om de data te zenden.
Zodra de gekozen data zijn geïnitialiseerd, keert u terug naar de vorige pagina.
(4) Druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om
terug te keren naar de Play pagina.
Opmerking:
aan te sluiten voor “normaal” gebruik.
Vergeet niet de MIDI-kabels opnieuw
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
)
1,(4
2
53
GX-700
Handleiding
7.4 Opnieuw de fabrieksinstellin­gen laden (initialiseren)
Misschien hebt u heel wat instellingen van de GX-700 gewijzigd en wilt u opnieuw met de origi­nele fabrieksinstellingen werken. Dat is mogelijk, het heeft zelfs een naam: initialiseren.
U kunt bovendien kiezen welke reeks parameters u wilt initialiseren. De mogelijke opties staan in de onderstaande tabel afgebeeld.
Display Instellingen die worden geïnitialiseerd
System
Patch #1 De parameters van Patch nummer 1.
Patch #2 De parameters van Patch nummer 2.
……
Patch #99 De parameters van Patch nummer 99.
Patch #100 De parameters van Patch nummer 100.
Initialiseren gaat als volgt:
6
PLAY
5
(1) Druk op [TUNER/UTILITY].
De indicator van de [PLAY] knop dooft en u komt op de Tuner pagina terecht.
(2) Ga met de PARAMETER [√] [®] knoppen naar
de “FACTORY INIT” parameter.
(3) Verplaats de cursor met de PARAMETER
[] [®] knoppen naar het “startpunt” en kies met de VALUE regelaar de eerste data die u wilt initialiseren.
(4) Verplaats de cursor met de PARAMETER
[] [®] knoppen naar het “eindpunt” en kies met de VALUE regelaar de laatste data die u wilt initialiseren.
Alle parameters die deel uitmaken van de Utility mode.
EFFECT SELECT
/
DISTWAHCOMP
DELAYMODNSWRITE
SP.SIMEQLOOPPREAMPOD
NUMBER/VALUE
LEVEL
REVERBTREM/PANCHORUS
CHAIN
2,3,4
eindpuntstartpunt
BYPASS
TUNER/UTILITYPARAMETER
1,(6
)
(5) Druk op [WRITE] om de data te initialiseren.
Zodra de gekozen data zijn geïnitialiseerd keert u terug naar de vorige display-pagina.
(6) Druk op [PLAY] of op [TUNER/UTILITY] om
terug te keren naar de Play pagina.
7.5 Mogelijke problemen
Lijkt uw GX-700 niet naar behoren te functione­ren? Raadpleeg dan in eerste instantie de onder­staande lijst. Kunt u het probleem daarmee niet oplossen, neem dan contact op met de winkel waar u de GX-700 hebt gekocht of met de dichtstbijzijn­de Roland servicedienst.
Geen geluid/te laag volume
Gebruikt u misschien beschadigde kabels?
Vervang de kabels waarmee de apparaten zijn ver­bonden en probeer het dan nog eens.
Hebt u de GX-700 wel correct aangesloten op andere apparaten?
Controleer de verbindingen met andere apparaten (zie blz. 8).
Is uw versterker/mixer wel ingeschakeld, of staat het volume daarvan misschien te laag?
Controleer de instellingen van uw versterker/ mixer.
Staat de INPUT regelaar misschien te laag?
Stel de INPUT regelaar in op een geschikt niveau (zie blz. 9).
Hebt u de Bypass functie ingeschakeld?
Als u de BYPASS MODE parameter op “MUTE” hebt ingesteld, dan wordt het uitgangssignaal vol­ledig stomgeschakeld (ook het directe geluid) zodra u de Bypass functie inschakelt blz. 11.
Ligt het misschien aan de effectinstellingen?
Misschien hebt u hier of daar een “Level” parame­ter te laag ingesteld.
Hebt u de “Output Level” parameter aan een stuurbron toegewezen?
Probeer dan eens de speelhulp te bewegen die de stuurbron voor de betreffende parameter vormt.
54
Appendix, Mogelijke problemen
Geluid klinkt vervormd (de CLIP indicator licht regelmatig op)
Staat de INPUT regelaar misschien te hoog?
Stel de INPUT regelaar in op een geschikt niveau (zie blz. 9).
Hebt u het uitgangsvolume van de individuele effectblokken niet te hoog ingesteld?
Pas deze volumes eventueel aan.
Leveren de aangesloten apparaten een te hoog uitgangsvolume?
Pas deze volumes eventueel aan.
U kunt geen Patch nummers kiezen
Misschien bevindt u zich niet op de Play pagina (zie blz. 9)?
U kunt enkel Patches kiezen wanneer u zich op de Play pagina bevindt. Bent u op dit moment op een andere pagina, druk dan op [PLAY] om terug keren naar de Play pagina.
U stuurt parameters aan via MIDI.
Zorg dat zender en ontvanger op hetzelfde MIDI­kanaal zijn ingesteld (zie blz. 45).
Zorg dat u de juiste controlenummers gebruikt (zie blz. 20).
Er worden geen MIDI-commando’s ontvan­gen
Misschien gebruikt u beschadigde of gebroken MIDI-kabels?
Probeer een andere set MIDI-kabels.
Hebt u de GX-700 wel op de juiste manier met het andere MIDI-instrument verbonden?
Controleer de MIDI-verbindingen.
Staan beide instrumenten wel op hetzelfde MIDI-kanaal ingesteld?
Zorg dat dit het geval is (zie blz. 45).
U kunt geen Patches kiezen met een voet­schakelaar die u op de CONTROL 1/2 in­gang hebt aangesloten
Bevindt u zich wel op de Play pagina?
U kunt enkel Patches kiezen wanneer u zich op de Play pagina bevindt. Bent u op dit moment in een ander scherm, druk dan op [PLAY] om terug keren naar de Play pagina.
Hebt u wel de juiste reeks Patches gespeci­fieerd?
Controleer de instellingen voor “NUMBER UP/ DOWN” (zie blz. 26).
Hebt u wel de juiste functie gekozen voor de CONTROL 1/2 ingang?
Kies voor de CONTROL 1/2 ingang de functie “NUMBER UP” of “NUMBER DOWN” (zie blz. 25).
Parameters die u aan stuurbronnen hebt toegewezen kunt u niet aansturen
U gebruikt een voetschakelaar die u op de CON­TROL 1/2 ingang hebt aangesloten.
Zorg dat de functie van de ingang waarop u de voetschakelaar hebt aangesloten op “ASSIGNA­BLE” is ingesteld (zie blz. 25).
55
GX-700
8.
Handleiding
Specificaties
GX-700: Guitar Effects Processor
AD conversie 22 bit AF methode
DA conversie 18 bit, 16-voudige oversampling,
delta-sigma modulatie
Sampling frequentie 44.1 kHz
Geheugens 200: 100 (User) + 100 (Preset)
Nominaal ingangsniveau INPUT: -10 dBm
RETURN: -10 dBm
Ingangsimpedantie INPUT: 1 MΩ, RETURN: 450 k
Nominaal uitgangsniveau OUTPUT:
-10dBm~+4 dBm, RETURN: -10 dBm
Uitgangsimpedantie OUTPUT: 3 k of min- der
SEND: 2 k
Hoofdtelefoonuitgang 1,2 mW (bij een laadim­pedantie van 33Ω)
Dynamisch bereik 100 dB of meer (IHF-A)
Achterpaneel INPUT connector, OUTPUT con-
nector L(MONO)/R, SEND connector, RETURN connector, Expression Pedal ingang, CONTROL 1/ 2 ingang, MIDI-connectors (IN, OUT, THRU), AC ADAPTOR ingang
Stroomvoorziening AC 14 V; bijgeleverde AC­adapter (BOSS BRC-120, 230, 240)
Stroomverbruik 800 mA
Afmetingen 482 (B) x 197 (D) x 44 (H) mm
(EIA-1U rekeenheid)
Gewicht 2.0 kg (exclusief de AC-adapter)
Toebehoren Gebruiksaanwijzing (Engels en
Nederlands) AC-adapter: BOSS BRC-120, 230, 240
Opties MIDI Foot Controller: FC-200 (Roland), FC-50, Voetschakelaar: FS-5U, FS-5L, Zwelpe­daal: EV-5 (Roland), FV-300L + PCS-33 (Roland)
Opmerking: Opmerking: De specificaties van dit product zijn
onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving.
0 dBm = 0.775 Vrms
Bedieningsorganen
Frontpaneel INPUT LEVEL regelaar, NUM­BER/VALUE regelaar, POWER schakelaar, EFFECT SELECT knoppen: COMP, WAH, OD/
DIST, PREAMP, LOOP, EQ, SP. SIM, NS, MOD, DELAY, CHORUS, TREM/PAN, REVERB, LEVEL CHAIN, PLAY knop, WRITE knop, PARAME-
TER [√] [®] knoppen, BYPASS knop TUNER/UTILITY knop
Achterpaneel OUTPUT LEVEL regelaar
Display 16 karakters, 2 lijnen (achtergrondver-
licht LCD)
Indicator PEAK indicator
Aansluitingen
Frontpaneel INPUT connector, Hoofdtelefoon­uitgang
Over de AF (Advanced Focus) methode
Dit is een nieuw ontwikkelde A/D conversietech­niek die vrijwel komaf maakt met quantiseringsruis en voor een enorme verbetering van het dynamisch bereik zorgt. De techniek berust op het gebruik van twee types A/D convertors (met verschillende ingangsniveaus) in combinatie met een uniek DSP algoritme dat de twee aldus verkregen datastromen combineert.
56
Index
9.
A
Aansluiten, 8 Act Range Always
Andere apparatuur Annuleren Assign Assign Hold Auto Wah
B
b (mol), 14 Bar graph Bemol Bewaren BG Stack Bright Built In Bulk
Bypass
C
Channel, 45 Chorus Clean Twin Combo Compare Compressor Contrast Control 1/2 Copy CTL
D
Damp, 40 Delay
Device ID Display contrast Distortion Doubling Dubbele mol
E
Editen, 15
, 21
On/Off
, 24
, 22
, 20
, 26
, 29
, 18
, 14
, 23
, 32
, 30
, 32
Dump
, 46
Load
, 47
, 11
Assignable FC-200 Mode Voetschakelaar
, 25
, 12
, 26
, 41
, 30
, 10
, 23
, 27
, 26
, 25
, 16
, 49
, 38
Interval
, 40
Tempo
, 40
, 45
, 26
, 29
, 42
, 14
, 9
, 12
Effect
, 10, 17
Aan/uit Extern
, 31
Kiezen
, 10
Kopiëren Parameters
Select Equalizer Exchange EXP Pedal Expression pedaal Extern effect
, 19
, 18
, 17
, 31
, 16
, 21
, 8, 49
, 31
F
Factory Setup, 54 FC-200
, 11, 48
CTL pedaal
Patch kiezen
Vanop GX initialiseren Flanger
, 35
FOOT SW/EXP FS-5L
, 9
FS-5U
, 9
, 49
, 48
, 49
G
Gain, 30 Gate
, 35
H
Hall, 43 Harmonist High
Hogetonen dempen Hoofdtelefoon Humanizer Hz
Cut Filter
Damp
, 13
, 36
, 42
, 40
, 40
, 10
, 38
I
Initialiseren, 54
FC-200
, 53
Inschakelen Intelligente Pitch Shifter Interval
, 9
, 36, 40
J
JC-120, 30
K
Klinkers, 38 Kopiëren
Effect
, 19
Patch
, 16
, 36
, 53
Limiter
, 27
Line
, 10
Loop
, 31
Low Cut Filter
, 42
M
Main In, 10 Manual
, 35
Mode
, 50
Menselijke stem Metal Stack Meter
, 18
Mic
Level Setting
MIDI
, 44
Bulk Load Channel Commando’s van de GX-700 Device ID Dump Instellingen opslaan Kanaal Omni Patch kiezen Programmakeuze
Mode
, 21
Modulation Mol
, 14
MS Stack Mute
, 11, 14, 26
, 38
, 32
, 33
, 33
, 47
, 45
, 45
, 46
, 45
, 45
, 11
, 34
, 32
N
Naam, 19 Nois Suppressor Normal
, 21, 39
Not Assign NS Threshold Number Up/Down
, 25
, 20
, 25
, 25, 26
O
Omni, 45 Opslaan
, 23
Via MIDI
Output
Level regelaar Type
Overdrive
, 46
, 9 , 10 , 29
P
Pan, 36, 42 Parallel
, 31
Parametrische EQ
, 31
Index
, 52
, 46
, 45
L
LCD Contrast, 26 Level (Tuner)
, 14
57
GX-700
Handleiding
Patch
Compare Editen FC-200 Kopiëren Met voet kiezen Naam Opslaan User & Preset
Via MIDI PCS-31 Peak
, 9, 29
Pedaal Pedal Wah Phaser Pitch
, 13, 36
Shifter Plate
, 43
Play
Mode Polariteit Power Amp Pre Delay Preamp Presence Preset Program Change Map Programmakeuze
, 23
, 15
, 48
, 16
, 11
, 19
, 23
, 15
, 11
, 25
, 25
, 28
, 35
, 35
, 9
, 9
, 10
, 43
, 30
, 30
, 15
, 45
, 45
Q
Q, 31
R
Referentietoonhoogte, 13 Release
, 27
Resonance Return Reverb
Revert Ring Modulator Rise Time Room Ruisonderdrukker
, 10
, 43
Level
, 22
, 43
, 35
, 25
, 37
, 37
, 25
T
Target, 20 Tempo
, 40
3-band EQ Threshold Toggle Toonaard Toonladder (eigen) Transponeren Tremolo Trigger Tuner
Twin
, 31
, 25, 27, 33
, 21
, 36
, 35
, 42
, 37
, 12
Level
, 14
Parameters Pitch String Display Voetschakelaar
, 24
, 13
, 30
, 37
, 14
, 25
U
Uitgangsniveau, 9, 18 Uitgangsvolume Undo
, 15, 22, 23
User
, 15
Scale
Utility
, 24
, 22
, 37
V
Vergelijken, 23 Versterker Vibrato Voetschakelaar
Voice Vowel
, 8
, 37
, 21
Bypass
, 12
Functie
, 25
Patch kiezen Tuner aan/uit Twee
, 25
, 36
, 38
, 11
, 12
W
WahWah, 28 Write
, 23
Vergelijken
, 23
S
Scale, 37 Separation Series Snaarnamen Source Speaker Simulator Speelhulpen Src Stack Stage Stemapparaat Stemeffet Step Stuurbronnen SysEx
58
, 35
, 31
, 14
, 20
, 49
, 20
, 10, 32 , 35
, 12
, 38
, 35
, 20
, 45, 47
Z
Zwelpedaal, 8, 21, 49
, 24, 32
Loading...