Roland GT-6B User Manual [nl]

Hartelijk dank voor uw aanschaf van de BOSS GT-6B Bas Effect Processor.
Lees voor het gebruik van dit apparaat de volgende gedeeltes aandachtig door:
• “VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT” (p. 2-3)
• “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (p. 4).
Deze gedeeltes bevatten belangrijke informatie met betrekking tot een juist gebruik van dit apparaat.
Om er zeker van te zijn, dat u een goed begrip heeft ontwikkeld van de volledige werking van uw nieuwe aanschaf, raden we aan om de gehele handleiding door te lezen. De handleiding dient u te bewaren, en het is raadzaam om deze ter referentie bij de hand te houden.
Drukafspraken voor deze gebruiksaanwijzing
• Woorden of getallen tussen haken [ ] duiden op knoppen..
[WRITE]
[UTILITY] UTILITY knop
• Met (p. **) worden paginanummers aangegeven, die u kunt raad­plegen voor relevante informatie.
* Alle produktnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden ge-
noemd zijn merknamen of gedeponeerde merknamen van hun respectievelijke eigenaren.
WRITE knop
Copyright © 2002 BOSS CORPORATION
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form without the written permission of BOSS CORPORATION.
WAARSCHUWING
USING THE UNIT SAFELY
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Lees de instructies en de gebruiksaanwijzing goed door, voordat u dit apparaat in gebruik neemt.
..........................................................................................................
002c
• Maak het apparaat of de adapter nooit open, en breng geen interne wijzigingen aan.
..........................................................................................................
003
• Probeer het apparaat niet te repareren of delen in het apparaat te vervangen (behalve als deze gebruiksaanwijzing daar aanwijzingen voor geeft). Ga voor al uw reparaties naar de winkel, waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbij­zijnde Roland Service Center of een geautoriseerde Roland distributeur. U kunt deze vinden op de “Informatie” pagina.
..........................................................................................................
004
• Gebruik of bewaar het apparaat nooit:
• Bij extreme temperaturen (bv. direct zonlicht in
een dicht voertuig, bij een warmtebron of bovenop een warmte opwekkend apparaat); of bij
• Vocht (bv. baden, badkamers, op natte vloeren);
of bij
• Regen; of
• Stof; of
• Bij hoge trillingen.
..........................................................................................................
007
• Zet het apparaat altijd recht neer. Zorg ervoor dat het stevig blijft staan. Plaats het apparaat nooit op een standaard die kan wiebelen of op een hellend oppervlak.
..........................................................................................................
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
001
• Gebruik altijd de bijgeleverde adapter voor dit apparaat. Let erop dat de netspanning overeenkomt met de ingangsspanning die op de adapter staat aangegeven. Andere adapters kunnen gebruik maken van een andere polariteit of kunnen voor een ander voltage zijn ontworpen, zodat door het gebruik een beschadiging, defect of elektrische schok kan worden veroorzaakt.
..........................................................................................................
009
• Het stroomsnoer dient niet buitensporig te worden gedraaid of gebogen. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Als u dit wel doet, kan het snoer beschadigd raken, waardoor onderdelen kunnen afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Een beschadigd snoer kan brand of schokken veroorzaken!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat kan, alleen of in combinatie met een versterker, koptelefoon of speakers, een geluids­niveau bereiken dat een permanente gehoorbe­schadiging kan veroorzaken. Gebruik geen hoog of onaangenaam volume als u het apparaat voor langere tijd bedient. Indien u enig gehoorverlies of gepiep in de oren ervaart, dient u onmiddelijk te stoppen met het gebruik van dit apparaat, en een oorarts te raadplegen.
..........................................................................................................
011
• Laat geen objecten (b.v. brandgevaarlijk materiaal, munten of naalden); vloeistof (water, frisdranken etc.) in of over het apparaat vallen.
..........................................................................................................
2
VOORZICHTIG
WAARSCHUWING
001
Zet onmiddellijk de stroom uit, haal de adapter uit het stopcontact, en neem contact op met de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbij­zijnde Roland Service Center of een geautori­seerde Roland distributeur (te vinden op de
Informatie pagina), in de volgende gevallen:
De adapter, het stroomsnoer of de plug is
beschadigd;
Er is een object of vloeistof in of over het
apparaat gevallen;
Het apparaat heeft in de regen gestaan;
Het apparaat functioneert niet naar behoren of
functioneert duidelijk anders dan normaal.
..........................................................................................................
014
In huishoudens met kleine kinderen dient altijd een volwassene toezicht te houden, totdat het kind in staat is om de regels die essentieel zijn voor een veilig gebruik van het apparaat te volgen.
..........................................................................................................
014
Bescherm het apparaat tegen hevige schokken. (Laat het apparaat niet vallen!)
..........................................................................................................
015
Sluit het stroomsnoer van het apparaat niet aan op een stopcontact waar meerdere apparaten op zijn aangesloten. Wees extra voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren – de totale stroom die gebruikt wordt door alle apparaten, die op hetzelfde verlengsnoer of blok zijn aangesloten, mag nooit het stroomvoorschrift (Watt/Ampère) op het verlengsnoer overschrijden. Door een overmatige belasting kan het snoer oververhit raken, en uiteindelijk doorbranden.
..........................................................................................................
016
Voordat u het apparaat in het buitenland gebruikt, dient u om raad te vragen bij de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een oficiële Roland distributeur (die u kunt vinden op de Informatie pagina).
..........................................................................................................
101b
Het apparaat en de adapter dienen zo te worden geplaatst, dat hun locatie of positie een goede ventilatie niet in de weg staat.
..........................................................................................................
102c
Pak altijd alleen de stekker van de adapter vast, als u de adapter aansluit of loskoppelt van een stopcontact of dit apparaat.
..........................................................................................................
103b
Als u het apparaat lange tijd ongebruikt laat, dient u de adapter los te koppelen.
..........................................................................................................
104
Probeer het verstrengelen van snoeren en kabels te voorkomen. Snoeren en kabels dienen ook altijd buiten bereik voor kinderen te worden geplaatst.
..........................................................................................................
106
Klim nooit op het apparaat, en plaats nooit voorwerpen op het apparaat.
..........................................................................................................
107c
Pak nooit de adapter of de adapter stekker met natte handen vast, als u de adapter aansluit of loskoppelt van een stopcontact of dit apparaat.
..........................................................................................................
108b
Haal de adapter en alle snoeren van andere externe apparaten uit het apparaat, voordat u het apparaat gaat verplaatsen.
..........................................................................................................
109b
Zet de stroom uit en haal de adapter uit het stopcontact, voordat u het apparaat gaat schoon­maken (p. 12).
..........................................................................................................
110b
Als u vermoedt dat het in uw omgeving gaat onweren, haal dan de stekker uit het stopcontact.
..........................................................................................................
3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Leest u alstublieft het volgende goed door, als toevoeging op de instructies in HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN op paginas 2-3, en houd deze aanwijzingen goed in de gaten:
Stroomtoevoer
Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomnet met een ander apparaat dat storing kan veroorzaken (zoals een elek­trische motor of een variabel verlichtingssysteem).
De adapter brengt hitte voort na langdurig aaneengesloten gebruik. Dit is normaal, en geen reden voor ongerustheid.
Voordat u dit apparaat op enig ander apparaat aansluit, dient u de stroom op elk apparaat uit te zetten. Op deze manier kunt u voorkomen dat er een defect optreedt, en/of dat er schade wordt toegebracht aan de luidsprekers of aan andere onderdelen.
Plaatsing
Het gebruik van dit apparaat in de buurt van versterkers (of enige andere apparatuur die grote transformatoren bevatten) kan een brom veroorzaken. Om dit probleem te verminderen, kunt u het apparaat verdraaien of u kunt het apparaat verder weg van de storingsbron plaatsen.
Het kan zijn, dat dit apparaat in de ontvangst van radio en televisie storing veroorzaakt. Gebruik het apparaat daarom niet in de buurt van deze ontvangers.
Bij gebruik van draadloze communicatie apparatuur (zoals mobiele telefoons) in de buurt van het apparaat, kan er storing ontstaan. Dergelijke storing kan ontstaan tijdens het het ontvangen van een gesprek, tijdens het opbellen of tijdens een gesprek. Heeft u last van dit probleem, plaats de draadloze apparatuur dan verder van het apparaat of schakel de apparatuur uit.
Om een defect te voorkomen dient u het apparaat niet te gebruiken in een vochtige omgeving, zoals een omgeving die is blootgesteld aan regen of ander vocht.
Onderhoud
Gebruik een droge, zachte doek om het instrument te reinigen. U kunt eventueel een licht vochtige doek gebruiken. Om hardnekkiger stof te verwijderen kunt u een doek gebrui­ken, die verzadigd is met een mild, niet aggressief schoon­maakmiddel. Zorg er wel voor, dat u daarna het apparaat afneemt met een zachte, droge doek.
Gebruik nooit benzine, verdunningsmiddel, alcohol of wat voor oplosmiddel dan ook, om verkleuring en/of vervorming te voorkomen.
Reparatie en data
Weest u er zich van bewust, dat alle opgeslagen data in het geheugen van het apparaat verloren kunnen gaan, als u het apparaat wegbrengt voor reparatie. Belangrijke data dient u altijd als veiligheidskopie op te slaan op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) of op te schrijven (indien mogelijk). Tijdens een reparatie wordt al het mogelijke gedaan om dataverlies te voorkomen. In sommige gevallen (bijvoorbeeld als het systeemgedeelte dat samenhangt met het geheugen zelf niet meer werkt) is het tot onze spijt niet mogelijk om de data te herstellen. Roland aanvaardt geen aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk verlies van data.
Geheugenbescherming
Dit apparaat bevat een batterij, die het geheugensysteem van het apparaat van stroom voorziet als de stroomschakelaar uit
staat. Als de batterij bijna leeg is, verschijnt de onderstaande boodschap op het scherm. Zodra u deze boodschap ziet, dient u de batterij door een nieuwe te vervangen; op deze manier voorkomt u het verlies van alle data. Voor de vervanging van de batterij kunt u contact opnemen met de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een officiële Roland distributeur (deze vindt u op de Informatie pagina).
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
551
Weest u er zich van bewust, dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan, als gevolg van een defect of een verkeerde bediening van het apparaat. Om uzelf te beschermen tegen het mogelijk kwijtraken van belangrijke data, raden we u aan om van belangrijke data die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, periodiek een kopie te maken op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer).
Als de data, die u op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) heeft opgeslagen verloren gaat, kunt u deze waar­schijnlijk niet meer herstellen. Roland Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk verlies van data.
Bij de bediening van de knoppen, schuiven en andere bedie­ningsknoppen op het apparaat dient u met redelijke voorzich­tigheid te werk te gaan, zo ook bij het gebruik van de jacks en aansluitingen. Een ruwe behandeling kan tot een defect leiden.
Sla of duw nooit te hard op het scherm.
Bij het aansluiten/ ontkoppelen van kabels dient u altijd de
plug zelf beet te pakken–trek nooit aan de kabel. Op deze manier voorkomt u kortsluiting of beschadiging van het binnenste van de kabel.
Probeer het geluidsvolume van het apparaat op een accepta­bel niveau te houden, om de buren niet tot last te zijn. Het kan zijn dat u de voorkeur geeft aan het gebruik van een kop­telefoon: op die manier hoeft u zich geen zorgen te maken dat u anderen last bezorgd (vooral s avonds laat).
Als u het apparaat wilt vervoeren, dan kunt u dit het beste doen in de doos (inclusief vulsel) waarin het verpakt was, indien mogelijk. Anders zult u vergelijkbaar verpakkingsma­teriaal moeten gebruiken.
Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (EV-5; los verkrijgbaar). Aansluiting van een ander expressiepedaal kan een defect veroorzaken of het apparaat beschadigen.
Gebruik een Roland kabel voor het maken van een aanslui­ting. Als u hiervoor een ander merk kabel gebruikt, dient u de volgende voorzorgsmaatregel in acht te nemen:
Sommige kabels bevatten een weerstand. Gebruik geen kabels met een weerstand voor het aansluiten van dit apparaat. Bij het gebruik van een kabel met een weerstand kan de klank extreem zacht of zelfs onhoorbaar worden. Voor informatie over de specificaties van een kabel, neem contact op met de fabrikant van de desbetreffende kabel.
4
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN
VEILIGE MANIER GEBRUIKEN........................ 2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ...................... 4
Belangrijkste kenmerken............................. 7
Paneelbeschrijving ...................................... 8
Bedieningspaneel...............................................................8
Achterpaneel.....................................................................11
Hoofdstuk 1
Klanken uitproberen ................................. 12
Aansluitingen maken .......................................................12
De stroom aanzetten ........................................................ 13
Het uitgangsvolume aanpassen.....................................................13
Wat is een Patch?.............................................................14
Patches selecteren ........................................................... 14
Van Patch wisselen ..........................................................................14
De verschillende effecten in een Patch aan- en uitzetten ...........15
Over de informatie die op het scherm verschijnt ........................15
Als de Patch niet wisselt .................................................................15
De stroom uitzetten .......................................................... 15
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches)
samenstellen ............................................. 16
De klank, die u zoekt, vinden – en snel (EZ Tone)......... 16
De klank aanpassen met de knoppen............................. 16
Effecten toevoegen en verwijderen ................................ 18
Met de toetsen effecten aan- en uitzetten .....................................18
Effecten aan- of uitzetten met de pedalen ....................................18
De klank van het effect instellen (Quick Settings) ........19
Gedetailleerdere instellingen met individuele
parameters ........................................................................ 19
De pedaal effecten gebruiken (Wah, Pedal Bend, Ring
Modulator) ......................................................................... 20
Wah ....................................................................................................20
Pedal Bend.........................................................................................20
Ring Modulator ................................................................................21
Klanken een naam geven................................................. 21
De volgorde van de effecten veranderen
(Effect Chain) .................................................................... 22
Hoofdstuk 3
Een gemaakte klank opslaan .................... 23
Write................................................................................... 23
Een Patch kopiëren .......................................................... 23
Een Patch verwisselen.....................................................24
Hoofdstuk 4
Uitleg van de effecten ................................25
COMP/LIMITER (Compressor/Limiter)............................25
OD/DIST (Overdrive/Distortion).......................................26
OD: Overdrive ............................................................................. 26
DST: Distortion ............................................................................ 26
FUZ: Fuzz ..................................................................................... 26
CHORUS ............................................................................ 26
REV/DLY (reverb/delay)/SOS (Sound On Sound) .......... 27
REV: Reverb ................................................................................. 28
DLY: Delay ................................................................................... 28
R&D: Reverb & Delay................................................................. 29
SOS: Sound On Sound ................................................................ 29
PREAMP/SPEAKER..........................................................29
Preamp.......................................................................................... 29
Speaker.......................................................................................... 30
3 BAND PARAMETRIC EQ ............................................... 31
WAH ................................................................................... 31
WH: Pedal Wah ........................................................................... 31
TW: Touch Wah........................................................................... 32
AW: Auto Wah ............................................................................ 32
FX-1....................................................................................33
OCT: Octave................................................................................. 33
ENH: Enhancer............................................................................ 33
SG: Slow Gear .............................................................................. 34
DEF: Defretter .............................................................................. 34
R.M: Ring Modulator.................................................................. 34
FX-2....................................................................................34
PH: Phaser .................................................................................... 35
FL: Flanger.................................................................................... 35
HRM: Harmonist......................................................................... 36
P.S: Pitch Shifter........................................................................... 37
PB: Pedal Bend............................................................................. 38
2CE: 2x2 Chorus .......................................................................... 38
ASL: Auto Slap ............................................................................ 39
SDD: Short Delay......................................................................... 40
VIB: Vibrato.................................................................................. 41
HMN: Humanizer ....................................................................... 41
T/P: TREMOLO/PAN ............................................................... 42
SYN: Bass Synth........................................................................... 42
NS: Noise Suppressor...................................................... 44
MASTER ............................................................................44
FV: Foot Volume ............................................................... 44
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal
Assign) ......................................................45
Selecteren welk effect met de nummerpedalen aan en uit
kan worden gezet .............................................................45
Instellingen voor het gebruik van het expressiepedaal 45
Het bereik van de volumeverandering instellen ........................ 45
Als u het expressiepedaal niet als volumepedaal
wilt gebruiken.................................................................................. 46
5
Inhoud
Instellingen voor het gebruik van de expressiepedaal
schakelaar/CTL pedaal..................................................... 46
De instellingen direct maken
(Quick Settings) ................................................................................46
Als u de expressiepedaal schakelaar of het CTL pedaal
niet wilt gebruiken...........................................................................47
De Quick Settings bewerken ......................................................47
Effecten regelen met de GT-6B pedalen,
externe pedalen en externe MIDI apparaten ..................48
Assign On/Off instellen..................................................................48
De instellingen direct maken
(Quick Settings) ................................................................................48
De parameters instellen...................................................................49
Voetpedaal Volume en Pitch Shifter met een extern
expressiepedaal regelen..................................................51
Hoofdstuk 6
De Customize functie gebruiken................. 52
Custom Overdrive/Distortion instellingen..................52
Custom Pedal Wah instellingen ..................................53
Hoofdstuk 7
Sound On Sound gebruiken....................... 54
Hoofdstuk 8 Handige functies van
de GT-6B ................................................... 55
De klank uitsturen zonder aangebrachte effecten
(Bypass) ............................................................................55
Het expressiepedaal gebruiken, terwijl bypass toch aanstaat...55
Bypass aan- en uitzetten..................................................................55
Direct aansluiten op een opnamestudio of
PA mengtafel (XLR gebalanceerde uitgang)..................55
Omschakelen naar de XLR uitgang...............................................55
Snelle aanpassing van het volume van een Patch
(EFFECT LEVEL knop) ..................................................... 56
De basgitaar stemmen ..................................................... 56
Het stemapparaat aanzetten...........................................................56
Over het scherm tijdens het stemmen...........................................56
Stemmen............................................................................................57
De instelling van het stemapparaat veranderen..........................57
De gehele klank aanpassen op de
gebruiksomgeving (Global) ............................................. 58
De DIGITAL OUT gebruiken.............................................58
Het uitgangsvolume van de DIGITAL OUT
aanpassen ......................................................................... 58
Het uitgangsvolume van de effecten controleren met de
volumemeter ..................................................................... 59
Het aantal banken, waaruit u kan kiezen, beperken
(Bank Extent) ....................................................................60
Instellen hoe er van Patch wordt gewisseld
(Patch Select mode) ......................................................... 60
Patches selecteren door de bank en het nummer
direct in te voeren............................................................................ 60
Instellen met welke timing er van Patch wordt
gewisseld (Patch Change mode) ....................................61
Expression Pedal Hold instellen .................................62
De functie van de PATCH/VALUE draaiknop
selecteren (Dial functie) ................................................... 62
De functies van de knoppen instellen (Knob Mode) ..... 63
De functie van een externe voetschakelaar
instellen (SUB CTL 1, 2 functie) ...................................... 63
Hoofdstuk 10
MIDI...........................................................64
Wat zijn de MIDI mogelijkheden van de GT-6B?............ 64
De MIDI functies instellen ................................................ 65
MIDI data verzenden en ontvangen ................................67
Data naar een extern MIDI apparaat versturen (Bulk Dump).. 67 Data vanaf een extern MIDI apparaat ontvangen (Bulk Load) 68
De Program Change Map instellen ................................. 69
Voorgeprogrammeerde instellingen van de Program
Change Map ..................................................................................... 69
De instelling van de Program Change Map aan-/uitzetten
(MIDI Map Select) ........................................................................... 70
Vanaf de GT-6B het Program nummer op een extern MIDI
apparaat veranderen ........................................................ 70
Bijlagen ..................................................... 71
Over MIDI...........................................................................71
Hoe MIDI boodschappen worden verzonden en ontvangen ... 71 De belangrijkste soorten MIDI boodschappen met de GT-6B .. 71
Over de MIDI implementatie ........................................................ 72
Fabrieksinstellingen.........................................................72
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ....... 73
Het expressiepedaal aanpassen ..................................... 73
Problemen oplossen ........................................................ 74
Foutmeldingen..................................................................75
MIDI Implementation Chart .............................................. 76
Algemene specificaties....................................................77
Index.........................................................78
Hoofdstuk 9
Andere functies ......................................... 60
Het contrast van het scherm aanpassen
(LCD Contrast) .................................................................. 60
6
Belangrijkste kenmerken
Uitgebreide ingebouwde COSM effecten
De GT-6B bevat interne met COSM ontworpen effecten van
hoge kwaliteit, waaronder bass amp, overdrive/distortion,
compressor/limiter, touch wah, pedal wah en meer.
Interne analoge bypass schakeling
Als bypass is geactiveerd, wordt er signaal uitgestuurd
zonder dat het door de AD/DA converter gaat. Bovendien
kan een analoog signaal ook worden uitgestuurd zonder dat
het door de AD/DA converter gaat, als alleen de chorus of
reverb/delay wordt gebruikt.
Uitgerust met gebalanceerde XLR uitgangen
De GT-6B beschikt over twee XLR uitgangen, waarmee het
op een opnamestudio kan worden aangesloten. U kunt niet
alleen in stereo uitsturen, maar deze uitgangen kunnen ook
als mono uitgang worden geselecteerd, en als direct out.
Customize functie
Met de interne Customize functie van de GT-6B kunt u
bepaalde effecten naar eigen wens instellen. Door de
instellingen van de Overdrive/Distortion en Pedal Wah
effecten te verdraaien, kunt u volledig nieuwe effecten
ontwerpen.
Het resultaat kunt u als een “Custom” instelling op de GT-6B
(p. 52) opslaan.
EZ Tone
Snelle instellingen (Quick Settings)
Elk effect bevat voorgeprogrammeerde instellingen. U heeft
de gewenste effectklank eenvoudig te pakkenselecteer
eenvoudigweg de presetinstellingen van het effect, dat u
gebruikt.
Een grote verscheidenheid aan effecten
De GT-6B beschikt over 35 verschillende effecten: variërend
van topkwaliteit chorus, delay en reverb tot octave, defretter,
synth-bass, de nieuw ontwikkelde Auto Slap en talloze
andere effecten.
Expressiepedaal/expressiepedaal schakelaar en bedieningspedaal
Het apparaat bevat een expressiepedaal en een
bedieningspedaal, die u kunt gebruiken voor het instellen
van de functies van een Patch. De functies, die u aan het
expressiepedaal kunt toewijzen, verschillen per geselecteerde
Patch, waardoor het expressiepedaal als wah pedaal,
volumepedaal of andersoortig pedaal kan functioneren.
Bovendien kunt u het pedaal als expressiepedaal
schakelaar gebruiken. Dit doet u om het huidige effect aan
en uit te zetten door de punt van het pedaal stevig in te
drukken (p. 46).
Bevat digitale uitgangen
Het apparaat beschikt ook over digitale uitgangen (coaxiaal),
die van pas komen bij digitale opnamen (p. 58).
De GT-6B bevat dertig typische effectklanken, die u bij het
maken van nieuwe klanken als basis kunt gebruiken. Op
deze manier kunt u eenvoudig de klank, die u zoekt, creëren
(p. 16).
COSM (“Composite Object Sound Modeling”)
Composite Object Sound Modeling (COSM) is een
speciale klanknabootsing-technologie van Roland,
waarbij de vele factoren die de oorspronkelijke klank
bepalen (zoals de elektrische schakelingen, structuur
karakteristieken, gebruikte materialen en akoestische
eigenschappen) worden geanalyseerd en vervolgens
gecombineerd om de klank te kunnen reproduceren.
7
Paneelbeschrijving
Bedieningspaneel
fig.00-01
44
1
2
30
39
43
42
40
3
4 5
8
9
12
41
14
31
6
10
7
11
13
15
27
32
33
16
17 18
19
20 21 22
23
24
1 Scherm
Hier verschijnt allerlei informatie over de GT-6B. Op het
linkerscherm wordt het banknummer getoond. Op het
rechterscherm verschijnt de Patchnaam, de parameters
en allerlei andere informatie.
2 EFFECT LEVEL knop
Aanpassing van het totaalvolume.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan, wordt alleen CHORUS of REV/DLY gebruikt,
zodat deze knop geen invloed heeft op het volume van het
directe geluid.
25
26
28
29
36
37
35
38
34
COMP/LIP/SPEAKER (p. 29) (Preampr/limiter)
3 ATK/THR (attack/threshold) knop
Aanpassing van de attack (dynamiek) van de
compressor, en het volume waar vanaf de limiter de
klank beïnvloedt.
4 SUS/RATIO (sustain/ratio) knop
Aanpassing van de uitsterflengte van de compressor en
de hoeveelheid compressie van de limiter.
5 LEVEL knop
Aanpassing van het volume van de compressor/limiter.
8
Paneelbeschrijving
6 COMP/LIMITER ON/OFF toets
Druk op deze toets om de compressor/limiter aan en uit
te zetten of om andere instellingen te veranderen.
7 TYPE VARIATION toets
Selectie van het type compressor of limiter.
OVERDRIVE/DISTORTION (p. 26)
8 DRIVE knop
Aanpassing van het oversturingseffect van de overdrive
of distortion.
9 LEVEL knop
Aanpassing van het volume van de overdrive of
distortion.
10 OVERDRIVE/DISTORTION ON/OFF toets
Druk op deze toets om de overdrive/distortion aan en
uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.
PREAMP/SPEAKER (p. 29) (Preamp/Speaker)
16 TYPE knop
Selectie van het type voorversterker.
17 GAIN knop
Aanpassing van de hoeveelheid versterking door de
voorversterker. Hierdoor verandert het type vervorming,
dat door de voorversterker wordt veroorzaakt.
18 TREBLE/Q knop
Aanpassing van de klankkleur van het hoge register van
de voorversterker. Als de parametrische EQ in werking
is, wordt hiermee de bandwijdte van de EQ aangepast.
19 MIDDLE/FREQ (frequentie) knop
Aanpassing van de klankkleur van het middenregister
van de voorversterker. Als de parametrische EQ in
werking is, wordt hiermee de middenfrequentie van de
EQ ingesteld.
11 TYPE VARIATION toets
Selectie van het type overdrive of distortion.
CHORUS (p. 27)
12 LEVEL knop
Aanpassing van het volume van de chorus. Het volume
van de chorus neemt toe, als u de knop naar rechts
draait.
13 CHORUS ON/OFF toets
Druk op deze toets om de chorus aan en uit te zetten of
om andere instellingen te veranderen.
REV/DLY (p. 27)
(reverb/delay)
14 LEVEL knop
Aanpassing van het volume van de reverb of de delay.
Het volume van de reverb of delay neemt toe, als u de
knop naar rechts draait.
15 REV/DLY ON/OFF toets
Druk op deze toets om de reverb of delay aan en uit te
zetten of om andere instellingen te veranderen.
20 BASS/GAIN knop
Aanpassing van de klankkleur van het lage register van
de voorversterker. Als de parametrische EQ in werking
is, wordt hiermee de hoeveelheid versterking van de EQ
ingesteld.
21 LEVEL/TOTAL (totale versterking) knop
Aanpassing van het totaal volume van de voorversterker.
Als de parametrische EQ in werking is, wordt hiermee de
hoeveelheid versterking van de totale EQ ingesteld.
22 SPEAKER knop
Selectie van het speakertype.
23 PREAMP ON/OFF toets
Druk op deze toets om de voorversterker aan en uit te
zetten of om andere instellingen te veranderen.
24 3 BAND PARAMETRIC EQ ON/OFF toets
Aan- en uitschakeling van de 3-bands parametrische EQ.
25 SELECT toets
Selectie van de band voor de 3-bands parametrische EQ.
26 SPEAKER ON/OFF toets
Druk op deze toets om de speakers aan en uit te zetten,
en om andere instellingen te veranderen.
9
Paneelbeschrijving
* De PREAMP gaat automatisch aan als de SPEAKER wordt
aangezet. Als u de SPEAKER uitzet, gaat de PREAMP
automatisch ook uit.
WAH (p. 31)
27 WAH ON/OFF toets
Druk op deze toets om de wah aan en uit te zetten of om
andere instellingen te veranderen.
FX-1 (p. 33)
28 FX-1 ON/OFF toets
Druk op deze toets om de FX-1 aan en uit te zetten of om
andere instellingen te veranderen.
FX-2 (p. 34)
29 FX-2 ON/OFF toets
Druk op deze toets om de FX-2 aan en uit te zetten of om
andere instellingen te veranderen.
Gebruik deze toets om een naam te geven aan een Patch
(NAME), instellingen te maken voor de noise suppressor
(NS) en om de master instellingen te maken (MASTER).
37 UTILITY toets
Deze toets wordt gebruikt om instellingen te maken voor
de totale bedieningsomgeving van de GT-6B.
38 EZ TONE toets (p. 16)
Gebruik deze toets als u EZ klanken wilt gebruiken, en
als u een bepaalde klank zoekt.
39 BANK/PATCH pedalen
Met deze pedalen kunt u van Patch of bank veranderen.
Druk gelijktijdig op beide pedalen om naar de Tuner
functie te gaan (p. 56).
40 EFFECT ON/OFF/NUMBER pedaal
Gebruik dit pedaal om effecten aan en uit te zetten, en
om van Patchnummer te wisselen.
30 PATCH/VALUE draaiknop
Gebruik deze knop om van Patch te wisselen en om de
waarde van instellingen te veranderen.
31 PARAMETER toetsen
Druk op deze toetsen om een parameter te selecteren.
* Om meteen naar de belangrijkste parameters te gaan, kunt u
één van deze toetsen ingedrukt houden, en vervolgens op de
andere drukken. Bij items met maar weinig parameters springt
de GT-6B in dit geval naar de laatste (of eerste) parameter.
32 EXIT toets
Gebruik deze toets om acties ongedaan te maken of om
naar het Play scherm terug te keren (p. 13).
33 WRITE toets
Druk deze toets in, om instellingen op te slaan.
34 PEDAL ASSIGN toets (p. 45)
Gebruik deze toets om de werking van het expressie-
pedaal en het bedieningspedaal in te stellen.
41 BYPASS/CTL (CONTROL) pedaal (p. 46, 55)
Gebruik dit pedaal om te wisselen tussen de klank
zonder effect (bypass) en de klank inclusief toegevoegde
effect(en); u kunt dit pedaal ook als bedieningspedaal
gebruiken voor één van de verschillende functies, die
aan het pedaal kunnen worden toegewezen.
42 Expressiepedaal
Bediening van het volume, de wah en andere parameters.
Zorg er bij de bediening van het expressiepedaal voor, dat u
uw vingers niet klem komen te zitten tussen het bewegende
deel en het paneel. Als u de GT-6B in een huishouden met
kleine kinderen gebruikt, zorg er dan voor dat de kinderen
niet aan het apparaat komen, en er niet mee spelen. Er dient
altijd een volwassene aanwezig te zijn om toezicht te
houden op de bediening van het apparaat.
43 EXP PEDAL SW (expressiepedaal
schakelaar) (p. 46)
Druk de punt van het pedaal stevig in om het effect aan
en uit te zetten.
35 TUNER/BYPASS toets (p. 55, 56)
Druk op deze toetsen om het stemapparaat en bypass
functies te gebruiken.
36 NAME/NS/MASTER toets (p. 21, 44)
10
44 EXP PEDAL SW ON/OFF (expresie
voetschakelaar aan/uit) lampje
Dit lampje gaat branden als het effect, dat door de
expressiepedaal schakelaar wordt bediend aanstaat. Het
lampje gaat uit als het effect uitstaat.
Achterpaneel
fig.00-02
1
2 3 4
5 6 7
8 9
Paneelbeschrijving
10 11 12
1 INPUT (ingang) jack
Hier sluit u de basgitaar aan.
2 OUTPUT LEVEL knop
Aanpassing van het volumeniveau van het uitgangs-
signaal van de output (1/4 phone) jack, en de
koptelefoon jack.
3 OUTPUT R/L (MONO) jacks
Dit zijn standaard jacks, die een ongebalanceerd signaal
uitsturen. Hierop kunt u een versterker, mengtafel of
vergelijkbare apparatuur aansluiten.
4 PHONES jack
Op deze jack kunt u een koptelefoon aansluiten.
5 OUTPUT (uitgang) jacks (XLR)
Dit zijn XLR jacks, die een gebalanceerd signaal
uitsturen.
6 SELECT (output) schakelaar (p. 55)
De instelling van deze schakelaar bepaalt of het
uitgangssignaal van de XLR output jacks stereo (L/R) of
direct mono is.
7 DIGITAL OUT aansluiting (p. 58)
Vanuit deze aansluiting wordt een digitaal geluidsignaal
uitgestuurd.
8 SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack (SUB
expressiepedaal/SUB bedieningspedaal) (p. 48)
Sluit hier een optioneel expressiepedaal (bijv. de EV-5) of
voetschakelaar (zoals de FS-5U) op aan.
9 MIDI IN/OUT aansluitingen (p. 64)
Sluit een extern MIDI apparaat aan op deze aanslui-
tingen voor het ontvangen en verzenden van MIDI
boodschappen.
10 POWER schakelaar
Schakelt de stroom aan en uit.
11 Adapter aansluiting
Sluit hierop de bijgeleverde adapter (BRC-serie) aan.
12 Snoerhaak
Wikkel het adaptersnoer om deze haak, zodat de plug
van de adapter niet per ongeluk kan worden losge-
koppeld
11
Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen
1: GND
2: HOT
3: COLD
Aansluitingen maken
* Zet altijd het volume en de stroom op alle apparaten uit, voordat u een aansluiting gaat maken. Op deze manier voorkomt u een defect en/
of beschadiging van de speakers of andere apparatuur.
* Zet het volume op de versterker pas open, nadat u de stroom op alle aangesloten apparatuur hebt aangezet.
* Maakt u gebruik van een mono uitgangssignaal, sluit het snoer dan alleen op de OUTPUT L (MONO) jack aan.
* Gebruik alleen de aangegeven expressiepedalen (de optionele Roland EV-5, Roland FV-300L of PCS-33). Het gebruik van producten van
een andere fabrikant kan een beschadiging van het apparaat veroorzaken.
fig.01-01
Basgitaar
Basversterker
* Om een onderbreking van de stroom op uw apparaat te
voorkomen (als het adaptersnoer per ongeluk wordt
uitgetrokken) en om onnodige druk op de adapterjack te
voorkomen, kunt u het adaptersnoer het beste, zoals getoond in
onderstaande illustratie, met de snoerhaak verankeren.
fig.01-02
Stereo
koptelefoon
Mengtafel
Adapter
(BRC serie)
EV-5 FV-300L
etc.
FS-5U FS-5L
etc.
* De toewijzing van de pinnen in de OUTPUT (XLR)
aansluitingen wordt hieronder getoond. Voordat u een
aansluiting maakt, dient u te controleren dat deze indeling van
de pinnen voor al uw andere apparatuur geschikt is.
fig.01-50
12
Voor meer informatie over het gebruik van de uitgang
(XLR) aansluitingen, zie p. 55.
* Als u een expressiepedaal op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL
1,2 jack heeft aangesloten, dient u de minimale volume waarde
voor een expressiepedaal op “MIN” te zetten.
Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen
* Als u een voetschakelaar (de optionele FS-5U) op de SUB EXP
PEDAL/SUB CTL 1,2 jack heeft aangesloten, dient u de
polariteitschakelaar als volgt in te stellen:
fig.01-03
Polariteitschakelaar
* Voor de aansluiting van twee voetschakelaars kunt u een
speciale (optionele) Roland PCS-31 verbindingssnoer
gebruiken.
fig.01-04
PCS-31
Wit Rood
Als u een voetschakelaar op de SUB EXP PEDAL/SUB
CTL 1,2 jack heeft aangesloten, dient u de instellingen
die op pag. 63 worden gegeven in te stellen.
De stroom aanzetten
Als u de aansluitingen heeft voltooid, dient u de stroom op
uw verschillende apparaten in de aangegeven volgorde aan
te zetten. Als u de apparatuur in de verkeerde volgorde
aanzet, kunt u een defect en/of beschadiging van de
luidsprekers en andere apparatuur veroorzaken.
1. Controleer het volgende, voordat u de stroom aanzet:
Zijn alle externe apparaten op de juiste manier
aangesloten?
Staat het volume op de GT-6B, uw versterker en alle
andere aangesloten apparatuur helemaal uit?
* Het volume van de GT-6B kunt u met de OUTPUT LEVEL
knop op het achterpaneel aanpassen. Als u deze knop volledig
naar links draait (tegen de klok in), staat het volume uit.
2. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel van de
GT-6B op ON.
Het scherm verandert, waarna de hieronder getoonde
illustratie op het scherm verschijnt. Na een korte tijd (een
paar seconden) schakelt het apparaat naar de gewone
speelmode. Het scherm dat op dit moment verschijnt
noemen we het Play scherm.
fig.01-05
Hoofdstuk
1
De uitleg in deze gebruiksaanwijzing bevat illustraties,
die weergeven wat er op het scherm wordt getoond. Het
is echter mogelijk, dat uw apparaat gebruik maakt van
een nieuwe verbeterde versie van het systeem (bijv. met
nieuwe klanken), zodat wat u op het scherm ziet niet
altijd overeen hoeft te komen met de illustraties in de
gebruiksaanwijzing.
* Als de GT-6B wordt aangezet, wordt de laatst geselecteerde
Patch, voordat de stroom werd uitgezet geselecteerd.
* Dit apparaat is met een beschermingssysteem uitgerust. Na
het aanzetten van de stroom, duurt het even (een paar
seconden), voordat het apparaat normaal functioneert.
3. Zet vervolgens de stroom op uw basversterker aan.
Het uitgangsvolume aanpassen
Pas het uitgangsvolume van de GT-6B aan, met de OUTPUT
LEVEL knop op het achterpaneel.
* Draai de knop naar het aangegeven punt om het volume op een
standaard waarde in te stellen.
fig.01-06
13
Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen
Wat is een Patch?
Tijdens het basspelen kunt u uit verschillende klanken
kiezen, afhankelijk van wat en waar u speelt. De effecten die
u wilt gebruiken en de parameterinstellingen (posities van
de knoppen) zijn per klank verschillend.
U kunt combinaties (of sets) van het volumeniveau en
andere parameterinstellingen opslaan; met de pedalen kunt
u van set wisselen en direct van klank wisselen. Zon
opgeslagen set noemen we een
80
User Patche
wens kunt veranderen, samen met 40
u niet kunt veranderen of overschrijven. Deze 120 Patches
zijn in groepen verdeeld, die banken worden genoemd,
waarbij elke bank vier Patches bevat. De Patches in een bank
kunt u herkennen aan het Patch nummer (1-4).
fig.01-07
s opslaan, waarvan u de inhoud naar eigen
Preset Bank 0 (P0)
Preset Bank 1 (P1)
User Bank 20 (u0)
Patch
. Op de GT-6B kunt u
Preset Patches
Patch
, die
Patch
* Hoewel u de Preset Patches niet kunt overschrijven, kunt u de
instellingen van een Preset Patch wel wijzigen (edit). U kunt
de veranderde instellingen dan als een User Patch opslaan.
Nummers
Het Patchnummer verschijnt links op het rechterscherm en
wordt met een cijfer van 1 tot 4 weergegeven.
Patches selecteren
Van Patch wisselen
U kunt van Patch wisselen door aan de PATCH/VALUE
knop te draaien, terwijl u op het Play scherm bent. U kunt
ook van Patch wisselen door op één van de PATCH pedalen
te drukken.
fig.01-10
User Bank 1 (U1)
Patch
Patch Patch PatchPatch
User banken (U1-U0, u1-u0)
Deze worden aangegeven met de U* of u*, in het
linkerscherm.
fig.01-08
Preset banken (P1-P0)
Deze worden aangegeven met de P*, in het linkerscherm.
fig.01-09
Als u de PATCH/VALUE knop naar rechts draait (met
de klok mee) of het PATCH pedaal indrukt, zal het
Patchnummer in oplopende volgorde veranderen: 1 2
3 4 (volgende bank) 1 2 ...enz.
Als u de PATCH/VALUE knop naar links draait (tegen
de klok in) of het PATCH pedaal indrukt, zal het
Patchnummer in aflopende volgorde veranderen: 4 3
2 1 (vorige bank) 4 3 ...enz.
* U kunt alleen van Patch wisselen als het Play scherm (p. 13) is
weergegeven. Druk op [EXIT] (p. 10) om naar het Play scherm
terug te keren.
* U kunt niet van PatchPatch wisselen met de PATCH/VALUE
draaiknop als de functie van de draaiknop (p. 62) alleen op
VALUE staat.
14
Number
Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen
De verschillende effecten in een Patch aan- en uitzetten
U kunt de pedalen 1-4 gebruiken om de verschillende
effecten in een Patch aan en uit te zetten. Op elk pedaal ziet u
de namen van twee effecten; het effect dat u op dit moment
aan of uit kunt zetten wordt op de onderste regel van het
rechterscherm getoond. U kunt de functie van een pedaal
ook met [PEDAL ASSIGN] (p. 45) wijzigen.
Van Patch wisselen door de bank en het nummer aan te geven
De GT-6B is in de fabriek zo ingesteld, dat u van Patch
kunt wisselen met de PATCH/VALUE draaiknop of de
PATCH en PATCH pedalen, maar u kunt de
instellingen ook veranderen door direct met de bank en
het nummer van Patch te wisselen. Meer informatie
hierover op p. 60.
Over de informatie, die op het scherm verschijnt
De stroom uitzetten
1. Controleer het volgende, voordat u de stroom uitzet:
Staat het volume op de GT-6B, uw versterker en alle
andere aangesloten apparatuur uit?
2. Zet de stroom op de basversterker en andere aangesloten
apparatuur uit.
3. Zet de stroom op de GT-6B uit.
Hoofdstuk
1
De volgende informatie is op het scherm te zien:
fig.01-11
Nummer Patchnaam
Bank
Effecten
Als de Patch niet wisselt
Op de GT-6B kunt u niet van Patch wisselen als u zich op een
ander scherm dan het Play scherm bevindt. Als u dit
probleem heeft, kunt u terugkeren naar het Play scherm door
op [EXIT] te drukken.
15
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
De klank, die u zoekt, vinden – en snel (EZ Tone)
Naast de klanken (Patches) die u daadwerkelijk tijdens het
spelen kunt gebruiken, biedt de GT-6B tevens interne sample
instellingen, waarmee u zelf dergelijke klanken kunt creëren.
Deze functie heet EZ Tone.
Met de EZ Tone functie kunt u snel klankinstellingen vinden,
die passen bij de klank die u zoekt.
fig.02-01
2
3
4
1
* Als u een gecreëerde klank wilt bewaren, kunt u deze met de
Write procedure (p. 23) als een User Patch opslaan.
De klank aanpassen met de knoppen
Het bedieningspaneel van de GT-6B telt vijftien knoppen.
Met deze knoppen kunt u snel en eenvoudig veranderingen
aanbrengen in de klank van een geselecteerde Patch.
* Er zijn ook andere methodes om de klank aan te passen. Zie
voor meer informatie hierover p. 19.
fig.02-03
1. Druk op [EZ TONE].
2. Draai aan de VALUE draaiknop om de instellingen te
selecteren, die overeenkomen met de klank die u zoekt.
3. Druk op de ON/OFF knoppen om een effect aan of uit
te zetten; draai aan de knoppen om de klank aan te
passen.
fig.02-02
ON/OFF knop
* Als u nogmaals op [EZ TONE] drukt, kunt u de klank – die u
gebruikte vóór u naar de EZ Tone mode ging – vergelijken met
de huidige klank.
4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
* De klank wisselt naar de klank, die u in EZ Tone heeft
geselecteerd.
COMP ATK (compressor attack)
Hiermee krijgt u een dynamische aanslag, als BOSS Comp
of D-Comp als het type is geselecteerd. Als u de knop naar
rechts draait wordt de dynamiek scherper, waardoor een
klank met meer bite ontstaat.
LIMITER THR (limiter threshold)
Hiermee past u aan, vanaf welk volume de limiter gaat
werken, als Rack 160D als het type is geselecteerd. Als u de
knop naar links draait, wordt het effect van de limiter al
merkzaam bij een lager volume.
Als Vtg Rack U als het type is geselecteerd, past u met deze
knop het volume dat naar de limiter wordt gestuurd aan.
Naarmate u de knop verder naar rechts draait wordt het
effect dieper.
COMP SUS (compressor sustain)
Hiermee past u de hoeveelheid sustain aan, als BOSS
Comp of D-Comp als het type is geselecteerd. Als u de
knop naar rechts draait, wordt er meer effect toegevoegd,
waardoor de sustain (dsoorklank) lengte toeneemt; hierdoor
worden ook bijgeluiden duidelijker als u niet speelt.
* Als u op [EXIT] drukt, terwijl de weergave op het scherm
knippert (als de klank die u gebruikte vóór u naar de EZ Tone
mode is geselecteerd), keert u terug naar de Patch die voordat u
naar de EZ Tone mode ging was geselecteerd.
16
LIMITER RATIO
Hiermee past u de compressie verhouding aan, als Rack
160D of Vtg Rack U als het type is geselecteerd. De
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
compressie wordt sterker als u de knop naar rechts draait.
* Door op [TYPE VARIATION] te drukken, kunt u van
COMP/LIMITER type wisselen.
COMP/LIMITER LEVEL
Aanpassing van het volumeniveau van de compressor/
limiter. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts
draait.
OD/DIST DRIVE (overdrive/distortion drive)
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming van de
overdrive of distortion. De vervorming wordt heftiger als u
de knop naar rechts draait.
OD/DIST LEVEL (overdrive/distortion volume)
Aanpassing van het volume van de overdrive of distortion.
Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.
* Door op [TYPE VARIATION] te drukken kunt u van
OVERDRIVE/DISTORTION type wisselen.
CHORUS LEVEL
Aanpassing van het volume van de chorus. Het volume van
de chorus neemt toe als u de knop naar rechts draait,
waardoor een dieper effect wordt veroorzaakt.
REV/DLY LEVEL (reverb/delay volume)
Aanpassing van het volume van de reverb of delay. Het
volume van de reverb of delay neemt toe als u de knop naar
rechts draait.
Als FxSelect (p. 27) op R&D (Reverb&Delay) staat, wordt
alleen het volume van de reverb aangepast. Als SOS
(SoundOnSound) is geselecteerd, wordt het afspeelvolume
aangepast.
PREAMP BASS
Aanpassing van de klankkleur van het lage register van de
voorversterker. De lage frequenties worden versterkt als u de
knop naar rechts draait.
PREAMP LEVEL
Aanpassing van het volumeniveau van de voorversterker.
Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.
SPEAKER
Selectie van het speakertype.
Als ORIGINAL is geselecteerd, kunt u de speakers
selecteren, die het meest geschikt zijn voor de instellingen
van het PREAMP TYPE.
Als [SELECT] wordt ingedrukt, functioneren de PREAMP
knoppen als de regelaars voor de 3-bands parametrische
equalizer.
Het aanpassingsscherm van elke band (LOW, MID, HIGH)
dat in beeld verschijnt, verandert met elke druk op de
[SELECT] knop. U kunt van elke band de bandwijdte (Q),
frequentie en versterking aanpassen.
Q
Hiermee past u de bandwijdte van de equalizer (het
frequentiebereik dat door de EQ regelaar wordt beïnvloed)
aan. De bandwijdte wordt smaller als u de knop naar rechts
draait, waardoor de equalizer op een kleiner
frequentiegebied invloed heeft. Gebruik een hoge Q-waarde
voor het beïnvloeden van specifieke frequenties, en om de
klankleur een speciaal karakter te geven. Als u de knop naar
links draait, wordt de bandwijdte breder; gebruik een lage Q-
waarde om het gehele lage of hoge register aan te passen of
om de algehele klankkleur te veranderen.
Hoofdstuk
2
PREAMP TYPE
Selectie van het type voorversterker.
PREAMP GAIN
Aanpassing van de hoeveelheid versterking van de
voorversterker, waardoor de hoeveelheid vervorming
verandert. De vervorming wordt heftiger, zodra u de knop
naar rechts draait.
PREAMP TREBLE
Aanpassing van de klankkleur van het hoge register van de
voorversterker. De hoge frequenties worden versterkt als u
de knop naar rechts draait.
PREAMP MIDDLE
Aanpassing van de klankkleur van het middenregister van
de voorversterker. De middenfrequenties worden versterkt
als u de knop naar rechts draait.
FREQ (frequentie)
Aanpassing van de centrale frequentie van de equalizer. De
frequentie neemt toe als u de knop naar rechts draait.
GAIN (versterking)
Aanpassing van het volumeniveau van de equalizer, die met
de Q en FREQ waarden hierboven is ingesteld. Het
volumeniveau van het frequentiebereik neemt toe als u de
knop vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop
vanaf het midden naar links draait, neemt het volume van dit
frequentiebereik af.
TOTAL (totale versterking)
Aanpassing van het totale volume van de 3-bands
parametrische equalizer. Het totale volume neemt toe als u
de knop vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop
vanaf het midden naar links draait, neemt het totale volume
van de 3-bands equalizer af.
17
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
EFFECT LEVEL
Aanpassing van het totale effectvolume. Het volume neemt
toe als u de knop naar rechts draait.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan, wordt alleen CHORUS of REV/DLY gebruikt,
zodat deze knop geen invloed heeft op het volume van het
directe geluid.
Als u een klank die u met EZ Tone heeft gecreëerd of die
u met de knoppen heeft veranderd, wilt bewaren, kunt u
met de Write procedure (p. 23) de klank als een User
Patch opslaan.
Effecten toevoegen en verwijderen
U kunt de interne effecten aan- en uitzetten. Door het
toevoegen of verwijderen van een effect kunt u een klank
veranderen.
2. Druk nogmaals op de ON/OFF knop om het effect aan
of uit te zetten. Hierdoor verandert de toestand van het
lampje.
* De PREAMP gaat automatisch aan als de SPEAKER wordt
aangezet. Als u de SPEAKER uitzet, gaat de PREAMP
automatisch ook uit.
* Volgens de fabrieksinstelling gaat het lampje van het pedaal
dat bij het effect hoort ook aan of uit, als reactie op de toestand
van het effect.
* De naam van het effect knippert op het scherm als het effect
wordt uitgezet.
* Als u bij stap 1 op [FX1], [FX2] of [WAH] drukt, wordt het
effect dat met de FX Select parameter is ingesteld (zie p. 19:
“Gedetailleerdere instellingen met individuele parameters”)
aan- of uitgezet.
3. Herhaal stap 1 en 2 als u een ander effect aan en uit wilt
zetten.
4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Met de toetsen effecten aan- en uitzetten
U kunt elk van de interne effecten aan- of uitzetten met de
ON/OFF knop van het specifieke effect.
fig.02-04
1,2,3
1. Druk op de ON/OFF knop van het effect dat u wilt aan-
of uitzetten.
De naam van het effect en zijn aan/uit stand verschijnt
nu op het scherm.
Als het effect aanstaat, brandt het bijbehorende lampje;
als het effect uitstaat, knippert het lampje.
fig.02-05
4
Effecten aan- of uitzetten met de pedalen
De GT-6B is in de fabriek zo ingesteld, dat u de pedalen 1
t/m 4 kunt gebruiken om bepaalde effecten aan en uit te
zetten. De namen van de effecten, die u met deze pedalen
kunt bedienen, vindt u op de onderste regel van het scherm.
* De effecten kunt u voor elke Patch apart selecteren (p. 45).
fig.02-06
1
1. Druk op het pedaal, dat hoort bij het effect, dat u aan of
uit wilt zetten.
Door elke druk op het pedaal wordt het effect aan- of
uitgezet; het lampje op het pedaal gaat aan of uit.
* Als een effect aanstaat, wordt het met hoofletters op het scherm
weergegeven; effecten die uitstaan worden met kleine letters
weergegeven.
18
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
fig.02-07
Effecten
Als u een klank waarvoor u de instellingen heeft
aangepast wilt bewaren, kunt u met de Write procedure
(p. 23) de klank als een User Patch opslaan.
De klank van het effect instellen (Quick Settings)
De Quick Settings zijn voorgeprogrammeerde
effectinstellingen. Elk effect van de GT-6B heeft een aantal
beschikbare voorgeprogrammeerde instellingen. U kunt
eenvoudig nieuwe effectklanken creëren, door deze Quick
Settings te selecteren en combineren, zonder dat u
gedetailleerde aanpassingen hoeft te maken.
fig.02-08
instelling van het effect dat met de FX Select parameter is
ingesteld aan- of uitgezet.
4. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Hoofdstuk
Gedetailleerdere instellingen met individuele parameters
2
De effecten bevatten extra parameters, naast de parameters
die u direct met de knoppen kunt aanpassen.
Door deze verschillende parameters te bewerken kunt u met
meer precisie een bepaalde klank verkrijgen.
fig.02-10
3
2
3
2
1
1. Druk op de ON/OFF knop van het effect, waarvan u de
instellingen wilt veranderen.
De parameters van het geselecteerde effect verschijnen
op het scherm.
* Tijdens het bewerken wordt de laatst bewerkte parameter van
het effect op het scherm weergegeven.
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om “Quick
Setting--” op het scherm te krijgen.
fig.02-09
4
1
1. Druk op de ON/OFF knop van het effect, waarvan u de
instellingen wilt veranderen.
De parameters van het geselecteerde effect verschijnen
op het scherm.
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de parameter
te selecteren, waarvan u de instelling wilt veranderen.
Als er meer dan één parameter op het scherm wordt
getoond, kunt u op PARAMETER [ ] [ ]
drukken om de cursor naar de parameter, die u wilt
instellen te verplaatsen.
U kunt naar de belangrijkste parameters springen, door
op PARAMETER [] (of [] [])te drukken,
terwijl u PARAMETER [] [] (of [])
ingedrukt houdt. Bij items met weinig parameters
springt de GT-6B in dit geval naar de laatste (of eerste)
parameter.
6
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de gewenste
effectinstelling te selecteren.
* Als u bij stap 1 op [FX1], [FX2] of [WAH] drukt, wordt de
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde
waarde te veranderen.
4. Herhaal Stap 2 en 3 voor de andere parameters, die u
wilt veranderen.
5. Herhaal Stap 1 t/m 4, als u van een ander effect ook de
parameters wilt veranderen.
19
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
6. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Als u een klank, waarvoor u de instellingen heeft
aangepast, wilt bewaren, kunt u met de Write procedure
(p. 23) de klank als een User Patch opslaan.
De pedaal effecten gebruiken (Wah, Pedal Bend, Ring Modulator)
U kunt het expressiepedaal van de GT-6B gebruiken om de
wah, pedal bend (met het pedaal aangestuurde pitch bend)
en ring modulator effecten te bedienen.
Wah
fig.02-11
41
3
Pedal Bend
fig.02-12
4
3
51
1. Druk op [FX-2].
2. Zet het FX-2 effect aan (“Effecten toevoegen”;p. 18).
* Deze stap is niet nodig als het effect al aanstaat.
3. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de FX Select
parameter te selecteren.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde
waarde te veranderen in “PB”.
Als u nu het expressiepedaal gebruikt, hoort u het pitch
bend effect.
* Door PB aan/uit aan de expressiepedaal schakelaar toe te
wijzen, kunt u het Pedal Bend effect door de teen van het
pedaal stevig in te drukken (p. 46) aan- en uitzetten.
5
1. Druk op [WAH].
2. Zet het wah effect aan (“Effecten toevoegen”;p. 18).
* Deze stap is niet nodig als het effect al aanstaat.
3. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de FX Select
parameter te selecteren.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde
waarde te veranderen in “WH”.
Als u nu het expressiepedaal gebruikt, hoort u het wah
effect.
* Door WAH aan/uit aan de expressiepedaal schakelaar toe te
wijzen, kunt u het wah effect door de teen van het pedaal stevig
in te drukken (p. 46) aan- en uitzetten.
5. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Als u een klank waarvoor u de instellingen heeft
aangepast wilt bewaren, kunt u met de Write procedure
(p. 23) de klank als een User Patch opslaan.
5. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Als u een klank, waarvoor u de instellingen heeft
aangepast, wilt bewaren, kunt u met de Write procedure
(p. 23) de klank als een User Patch opslaan.
20
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
Ring Modulator
fig.02-13
4
3
51
1. Ring Modulator
2. Druk op [FX-1].
3. Zet het FX-1 effect aan (“Effecten toevoegen”;p. 18).
* Deze stap is niet nodig als het effect al aanstaat.
4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de FX Select
parameter te selecteren.
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde
waarde te veranderen in “RM”.
Stel Pedal Assign (p. 48) zo in, dat de Freq (de
frequentie) van de RM (de ring modulator) met het
expressiepedaal wordt bediend.
Klanken een naam geven
U kunt aan elke Patch een naam geven (Patch Name), van
maximaal veertien karakters. U kunt naar eigen wens een
naam toekennen, zoals een naam die verwijst naar de klank
of de naam van het liedje, waarin het effect wordt gebruikt.
fig.02-14
3
2
1
3
1. Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat “Name” op het
scherm verschijnt.
* Bij elke druk op [NAME/NS/MASTER] verandert het item
dat u kunt veranderen, in de volgende volgorde:
Name
Noise Supressor → Master → Bypass EXP Mode →
Foot Volume → Effect Chain.
fig.02-15
Hoofdstuk
2
* Door RM aan/uit aan de expressiepedaal schakelaar toe te
wijzen, kunt u het Ring Modulator effect door de teen van het
pedaal stevig in te drukken (p. 46) aan- en uitzetten.
6. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Als u een klank, waarvoor u de instellingen heeft
aangepast, wilt bewaren, kunt u met de Write procedure
(p. 23) de klank als een User Patch opslaan.
Cursor
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te
verplaatsen naar het gedeelte van de tekst, dat u wilt
bewerken.
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de karakters te
veranderen.
* U kunt de volgende functies gebruiken bij het veranderen van
karakters in de tekst:
CAPS: Verandert het karakter op de cursorpositie van
hoofdletters in kleine letters (of andersom).
INS: Voegt een spatie in op de cursorpositie.
DEL: Verwijdert het karakter op de cursorpositie, en
verplaatst de daaropvolgende karakters naar
links.
4. Wilt u de naam nog verder wijzigen, herhaal dan Stap 2
en 3.
5. Als u de gemaakte naam wilt bewaren, kunt u met de
Write procedure (p. 23) deze opslaan als User Patch.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
21
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen
De volgorde van de effecten veranderen (Effect Chain)
U kunt de volgorde waarin de effecten zijn geschakeld naar
eigen wil veranderen.
fig.02-16
2
2
U kunt tijdens het instellen van de volgorde van de
effecten elk effect aan- of uitzetten. Gebruik de ON/OFF
knop van het effect links en rechts van de cursor om
deze effecten aan of uit te zetten.
3
1. Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat “Effect Chain”
op het scherm verschijnt.
* Bij elke druk op [NAME/NS/MASTER] ziet u het item dat u
in de volgende volgorde kunt veranderen:
Name
Noise Supressor → Master → Bypass EXP Mode →
Foot Volume → Effect Chain.
fig.02-17
* Als een effect uitstaat verschijnt het in kleine letters.
2. Gebruik de VALUE draaiknop of de PARAMETER
[ ] [ ] toetsen om de cursor te verplaatsen naar
het punt, waar u het effect wilt invoegen.
3. Druk op de ON/OFF knop van het effect dat u wilt
invoegen.
Het geselecteerde effect wordt op de cursorpositie
ingevoegd.
1
* U kunt de positie van de Noise Suppressor in de volgorde van
de effecten niet direct veranderen. U kunt de positie echter wel
indirect veranderen, door de volgorde van de andere effecten
voor en na de Noise Suppressor te veranderen.
* Gebruik [PEDAL ASSIGN] om Foot Volume toe te wijzen.
4. Wilt u de volgorde nog verder veranderen, herhaal dan
Stap 2 en 3.
5. Als u de gemaakte volgorde wilt bewaren, kunt u met
de Write procedure (p. 23) deze opslaan als User Patch.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
22
Hoofdstuk 3 Een gemaakte klank opslaan
Write
Als u een gemaakte klank wilt bewaren of een klank die u
heeft aangepast, dan kunt u deze met de Write procedure als
User Patch opslaan.
* Als u de Write procedure niet uitvoert, wordt de nieuwe
aangemaakte klank verwijderd als u de stroom uitzet of als u
naar een andere klank omschakelt (“Van Patch wisselen”;
p. 14).
fig.03-01
2
1,3
1. Druk op [WRITE].
De inhoud van het scherm verandert; u kunt nu
aangeven welke Patch de bestemming is van de Write
procedure.
fig.03-02
Bestemming
Een Patch kopiëren
U kunt een Preset of User Patch naar een andere User Patch
kopiëren.
fig.03-03
3
Hoofdstuk
2,4
3
1. Selecteer de Patch, die u wilt kopiëren (zie “Van Patch
wisselen”; p. 14).
2. Druk op [WRITE].
De inhoud van het scherm verandert; u kunt nu
aangeven naar welke Patch u wilt kopiëren.
fig.03-04
Bestemming
2. Draai aan de VALUE draaiknop om aan te geven welke
Patch de bestemming is.
* U kunt alleen een User Patch aangeven als bestemming.
* Deze stap is niet nodig als de huidige Patch de bestemming
kan zijn.
* Druk op [EXIT] om de Write procedure te annuleren. U keert
dan terug naar het Play scherm.
3. Druk nogmaals op [WRITE].
De klank wordt nu opgeslagen op de aangegeven
bestemming. Hierna keert u terug naar het Play scherm.
* De klank van de Patch, die eerder op deze plek was opgeslagen,
wordt definitief verwijderd als de Write procedure wordt
uitgevoerd.
3. Draai aan de VALUE draaiknop om aan te geven naar
welke Patch u wilt kopiëren.
* Druk op [EXIT] om het kopiëren te annuleren. U keert dan
terug naar het Play scherm.
4. Druk nogmaals op [WRITE].
De GT-6B kopieert de klank naar de aangegeven
bestemming. Hierna keert u terug naar het Play scherm.
* De klank van de Patch die eerder op deze plek was opgeslagen
wordt definitief verwijderd als het kopiëren wordt uitgevoerd.
23
Hoofdstuk 3 Een gemaakte klank opslaan
Een Patch verwisselen
Op de GT-6B kunt u de posities van twee User Patches
verwisselen.
fig.03-05
4
3 2,5
1. Selecteer de Patch, die u wilt verwisselen (zie “Van
Patch wisselen”; p. 14).
2. Druk op [WRITE].
3. Druk op PARAMETER [ ].
De inhoud van het scherm verandert; u kunt nu
aangeven met welke Patch u wilt wisselen.
fig.03-06
Destination Patch
4. Draai aan de VALUE draaiknop om aan te geven met
welke Patch u wilt wisselen.
* Druk op [EXIT] om het verwisselen te annuleren. U keert dan
terug naar het Play scherm.
5. Druk nogmaals op [WRITE].
De posities van de twee klanken worden verwisseld.
Hierna keert u terug naar het Play scherm.
24
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
In dit hoofdstuk worden de specifieke eigenschappen van
alle interne effecten van de GT-6B beschreven, evenals de
parameters, waarmee u deze effecten kunt regelen.
De klank, die naar een effect wordt gestuurd, noemen we de directe klank; de klank die door het effect is beïnvloed noemen we de effectklank.
Alle productnamen in deze gebruiksaanwijzing zijn
merknamen of geregistreerde handelsmerken van hun
respectievelijke eigenaren.
De namen die in deze gebruiksaanwijzing aan de
klanken worden gegeven zijn omschrijvend van aard;
deze worden alleen gebruikt om aan te geven welke
klank door de COSM technologie wordt nagebootst.
COMP/LIMITER (Compressor/Limiter)
De compressor is een effect dat een hard ingangssignaal
afzwakt en een zacht ingangssignaal dynamischer maakt. Op
deze manier wordt het volume gelijkmatig bepaald, waar-
door de klank zonder vervorming wordt aangehouden.
De limiter is een effect dat vervorming voorkomt, door een
ingangssignaal af te zwakken zodra een ingestelde drempel-
waarde (threshold) wordt overschreden. Als u de threshold
op een lage waarde instelt, verkrijgt u hetzelfde effect als met
de compressor.
De COSM technologie op de GT-6B biedt u vier types gemo-
delleerde compressor/limiter, die perfect geschikt zijn voor
basgitaar.
Parameter Waarde
On/Off Off, On Type BOSS Comp, D-Comp, Rack 160D,
Vtg Rack U Attack 0–100 Sustain 0–100 Threshold 0–100 Ratio 1:1– :1 (Rack 160D)
4:1– 20:1 (Vtg Rack U) Release 0–100 Tone -50–+50 Level 0–100
On/Off
Hiermee zet u het compressor/limiter effect aan (ON) of uit
(OFF).
Type
Selectie van het type compressor/limiter.
BOSS Comp Zoals de BOSS CS-3
D-Comp Zoals de MXR dyna comp.
Rack 160D Zoals de dbx 160x.
Vtg Rack U Zoals de UREI 1178.
Attack
(met BOSS Comp en D-Comp)
Aanpassing van de attack van de aanslag van de snaren. Een
hogere waarde geeft een scherpere attack, waardoor de klank
duidelijker wordt gedefinieerd.
(met Vtg Rack U)
Hiermee past u de tijd aan tussen het punt, waarop het
ingangssignaal de ingestelde thresholdwaarde overschrijdt
en de compressor gaat werken, en het punt waarop de inge-
stelde compressieverhouding (de Ratio instelling) is bereikt.
De compressor gaat bij een hogere waarde eerder werken.
Sustain
(met BOSS Comp en D-Comp)
Versterkt een zacht ingangssignaal, waardoor de lengte van
de sustain van een klank wordt aangepast. Bij een hogere
waarde wordt het effect sterker, met een langere sustain als
gevolg.
Threshold
(met Rack 160D en Vtg Rack U)
Stel deze parameter in op een waarde, die geschikt is voor
het ingangssignaal van uw bas. Als het ingangssignaal deze
drempelwaarde overschrijdt, wordt de limiter actief. Als u bij
Rack 160D de waarde verlaagt, wordt de limiter bij een zach-
ter ingangssignaal actief. Bij de Vtg Rack U regelt u met deze
parameter het ingangssignaal. Bij een hogere waarde wordt
het effect sterker.
(Op het scherm verschijnt Thresh (input).)
Ratio
(met Rack 160D en Vtg Rack U)
Hiermee past u de compressieverhouding van de limiter aan.
Een hogere waarde resulteert in een groter compressor effect.
Release
(met Vtg Rack U)
Hiermee past u de tijd aan, tussen het punt waarop het
ingangssignaal de weer onder de ingestelde threshold-
waarde duikt, en het moment waarop de compressor niet
meer actief is. Hoe hoger de waarde, hoe langer de compres-
sor niet meer actief is, en hoe duidelijker de klank van de vol-
gende aangeslagen snaar.
Hoofdstuk
4
25
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Tone
(met BOSS Comp)
Aanpassing van de klankkleur. Hoe hoger de waarde, hoe meer het hoge frequentieregister wordt versterkt en een har­dere klank het gevolg is.
Level
Aanpassing van het volume.
OD/DIST
Dit effect vervormt het geluid en geeft het een langere sus­tain. De GT-6B is uitgerust met negen vervormingstypen met twee aangepaste instellingen.
(Overdrive/Distortion)
OD: Overdrive
Dit effect zorgt voor een warme, natuurlijke vervorming die vanzelf ontstaat als u het volume van een buizenversterker opvoert. Dit effect wordt vaak gebruikt als een vervorming vóór de versterker.
DST: Distortion
Dit effect zorgt voor een diepe, krachtige vervorming, die u met alleen een versterker moeilijk kunt verkrijgen.
FUZ: Fuzz
Dit effect zorgt voor een nog krachtigere en heftigere vervor­ming dan een normale distortion.
Parameter Waarde
On/Off Off, On Type Blues OD, Turbo OD, Bass OD, Distor-
tion, GUV DS, Metal Zone,
’60s FUZZ, Oct Fuzz, MUFF FUZZ,
Custom 1, Custom 2 Drive 0–100 Bass -50–+50 Treble -50–+50 Effect Level 0–100 Direct Level 0–100
GUV DS Zoals het geluid van de Marshall
GUVNOR.
Metal Zone Zoals het geluid van de BOSS MT-2.
60s FUZZ Zoals het geluid van de FUZZFACE.
Oct Fuzz Zoals het geluid van de ACETONE FUZZ.
MUFF FUZZ Zoals het geluid van de Electro-Harmonic
Big Muff.
Custom 1 Type 1 voor eigen instellingen.
Custom 2 Type 2 voor eigen instellingen.
Als CUSTOM als TYPE is geselecteerd
Als het TYPE op CUSTOM is ingesteld, kunt u de volgende parameters instellen:
“’Custom overdrive/distortion instellingen (p. 52)
Parameter Waarde
Type (1–2) OD-2, BD-2, ODB-3, DS-1, MT-2, FUZZ Bottom (1–2) -50–+50 Top (1–2) -50–+50 Low (1–2) -50–+50 High (1–2) -50–+50
Drive
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming. De vervorming wordt heftiger, naarmate de waarde wordt verhoogd.
Bass
Aanpassing van de klankkleur van het lage register. Als de waarde wordt verhoogd, krijgen de lage tonen meer nadruk.
Treble
Aanpassing van de klankkleur van het hoge register. Als de waarde wordt verhoogd, krijgen de hoge tonen meer nadruk.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de vervormde klank.
Direct Level
Aanpassing van het volume van het directe basgeluid.
On/Off (Effect On/Off)
Hiermee zet u het overdrive/distortion effect aan (ON) of uit (OFF).
Type
Selectie van het type vervorming.
Blues OD Zoals het geluid van de BOSS BD-2.
Turbo OD Zoals het geluid van de BOSS OD-2.
Bass OD Zoals het geluid van de BOSS ODB-3.
Distortion Standaard vervorming.
26
CHORUS
Bij dit effect wordt er een licht ontstemde klank aan de oor­spronkelijke basklank toegevoegd. Het gevolg is een prach­tige bredere klank, met meer diepte. Dit door BOSS ontwor­pen effect is populair bij muzikanten over de hele wereld.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd.
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Parameter Waarde
On/Off Off, On Mode Mono, Stereo
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100 Pre Delay 0.0 msec–40.0 msec Low Cut Flat, 55.0 Hz –800 Hz Effect Level 0–100
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het chorus effect aan (ON) of uit (OFF).
Mode
Selectie van de chorus mode.
Mono:
De chorus wordt met dezelfde klank uit het linker- en rech­terkanaal uitgestuurd.
Stereo:
Dit is een stereo chorus effect, waarbij er uit het linker- en rechterkanaal een verschillende chorusklank wordt uitge­stuurd.
Rate
Aanpassing van de snelheid van het chorus effect.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte van het chorus effect. Zet deze waarde op 0 als u de chorus voor doubling (verdubbelen) wilt gebruiken.
quenties wordt aangebracht, is de chorus alleen in de boven­tonen te horen, zonder dat de grondtonen worden beïnvloed. Dit geeft een fantastisch effect voor de basgitaar. Deze para­meter geeft aan, vanaf welke frequentie de low-cut effectief is. Als Flat is ingesteld, heeft de low-cut geen effect.
Effect Level
Hiermee past u het volume van de chorus aan, die met de directe klank wordt gemengd. Het effect wordt dieper naar­mate de waarde wordt verhoogd.
REV/DLY (reverb/delay)/SOS (Sound On Sound)
U kunt met Fx Select een keuze maken uit reverb/delay of Sound On Sound.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd.
Parameter Waarde
On/Off Off, On Fx Select Reverb, Delay, Reverb&Delay,
SoundOnSound
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het reverb/delay effect aan (ON) of uit (OFF). Deze instelling is niet beschikbaar als SoundOnSound is geselecteerd.
Fx Select (effecten selectie)
Reverb:
Dit effect voegt galm aan de klank toe.
Delay:
Dit effect stuurt de directe klank vertraagd uit.
Reverb&Delay:
U kunt de reverb en delay ook tegelijkertijd gebruiken.
Hoofdstuk
4
Doubling
Bij doubling wordt er een licht vertraagde klank (korte delay) aan de originele klank toegevoegd, waardoor het lijkt of er twee mensen tegelijkertijd spelen (een dubbele klank). Dit effect zorgt voor meer diepte.
Pre Delay
Aanpassing van de tijd tussen het uitsturen van de directe klank en het uitsturen van de effectklank. Bij een langere pre delay tijd ontstaat het doubling effect.
Low Cut (laag-af filter)
De low-cut kapt de frequenties van de chorus onder een bepaalde frequentie af. Als het lage register van de chorus wordt afgekapt, zodat de chorus alleen op de hogere fre-
SoundOnSound:
Bij dit effect wordt een klank gespeeld en opgenomen, waarna tijdens het herhaaldelijk afspelen van deze klank (de loop) de opeenvolgende klanken op elkaar worden gestapeld.
* Als Sound On Sound is geselecteerd, werken het pedaal 4 en
het BYPASS/CTL pedaal als Sound On Sound regelaars. Voor meer informatie hierover, zie “Sound On Sound” (p. 54).
27
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
REV: Reverb
Parameter Waarde
Type Room1, Room2, Hall1, Hall2, Plate Reverb Time 0.1 s–10.0 s (0.1 s step) Pre Delay 0 ms–10 0ms (1 ms step) Low Cut Flat, 55.0 Hz, 110 Hz, 165 Hz, 200 Hz,
280 Hz, 340 Hz, 400 Hz, 500 Hz,
630 Hz, 800 Hz Hi Cut 700 Hz, 1.00 kHz, 1.40 kHz, 2.00 kHz,
3.00 kHz, 4.00 kHz, 6.00 kHz, 8.00 kHz,
11.0 kHz, Flat Density 0–10 Effect Level 0–100
Type
Hiermee selecteert u het reverbtype. U kunt door deze instel­ling te veranderen verschillende ruimtes nabootsen.
Room 1:
Nabootsing van de galm in een kleine kamer. Geeft de hel­dere galm van een echte kamer.
Room 2:
Nabootsing van de galm in een kleine kamer. Geeft een warme galm.
Hall 1:
Nabootsing van de galm van een concertzaal. Geeft een hel­dere galm, die zich over de klankruimte uitspreidt.
Hall 2:
Nabootsing van de galm van een concertzaal. Geeft een lichte bescheiden galm.
Plate:
Nabootsing van een plaatgalm (een reverb apparaat dat van de trillingen van een metalen plaat gebruik maakt). Geeft een metaalachtige klank met een vergroot bovenregister.
Reverb Time
Aanpassing van de lengte (tijd) van de galm.
Pre Delay
Aanpassing van de tijd, totdat de reverb klinkt.
Low Cut (laag-af filter)
De low-cut filter kapt de frequenties onder de aangegeven frequentie af. Deze parameter geeft aan vanaf welke frequen­tie de low-cut effectief is.
High Cut
De high-cut filter kapt de frequenties boven de aangegeven frequentie af. Deze parameter geeft aan vanaf welke frequen­tie de high-cut effectief is. Als Flat is ingesteld, heeft de high-cut geen effect.
Density
Aanpassing van de dichtheid van de reverb klank.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de reverb klank.
DLY: Delay
Parameter Waarde
Type Single, Pan
Delay Time 0 ms–1400 ms, BPM –BPM
(20 ms step) Delay Time Fine 0 ms–20 ms (1 ms step) TapTime 0 % –100 % FeedBack 0–100 Hi 700 Hz, 1.00 kHz, 1.40 kHz, 2.00 kHz,
3.00 kHz, 4.00 kHz, 6.00 kHz, 8.00 kHz,
11.0 kHz, Flat
Effect Level 0–120
Type
Maak een selectie uit de twee volgende types:
Single:
Dit is een normale delay.
Pan:
Dit is een delay effect, dat u alleen met een stereo uitgangs­signaal kunt gebruiken. De delaytijd wordt onafhankelijk aan het linker- en rechterkanaal toegewezen; dit geeft een tap delay effect.
fig.04-01
Feedback
INGANG UITGANG L
DELAY
Delay tijd
Tap tijd
Delay Time
Hiermee geeft u de delaytijd aan. U kunt de waarde instellen in eenheden van 20 milliseconden.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Delay Time Fine
Voor het nauwkeurig aanpassen van de delaytijd (in eenheden van 1 ms).
Effect niveau
Effect niveau
UITGANG R
28
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Tap Time
(wordt alleen met Pan gebruikt) Aanpassing van de delaytijd van de delay op het rechterka­naal. Deze instelling past de delaytijd van het rechterkanaal aan, in verhouding tot de delaytijd van het linkerkanaal (die gelijk staat aan 100%).
Feedback
Als een delaysignaal opnieuw naar de ingang wordt gestuurd, noemen we dit feedback. Met deze parameter stelt u de hoeveelheid van het teruggestuurde signaal in. Hoe hoger de waarde, hoe vaker de delay wordt herhaald.
High Cut
De high-cut filter kapt de frequenties boven de aangegeven frequentie af. Deze parameter geeft aan vanaf welke frequen­tie de high-cut effectief is. Als Flat is ingesteld, heeft de high-cut geen effect.
Delay Level
Aanpassing van het volume van de delayklank.
R&D: Reverb & Delay
U kunt REV. (p. 28) en DLY (p. 28) tegelijkertijd gebruiken.
SOS: Sound On Sound
Voor meer informatie over het gebruik van Sound On Sound, zie p. 54.
Parameter Waarde
SOSMode HiQuality, LongTime Quantize Off, On Tempo 60–160, BPM Playback Level 0–100
SOSMode (Sound On Sound mode)
Selectie van de opnamestand.
Tempo
Hiermee stelt u het tempo in, waarmee de lengte van de loop wordt bepaald. Het lampje op het CTL pedaal knippert in het hier aangegeven tempo. Als deze parameter op BPM staat, kunt u het tempo met het pedaal 4 instellen (tap invoer).
Playback Level
Instelling van het volume van de loop als deze wordt afge­speeld.
PREAMP/SPEAKER
In het Preamp gedeelte wordt de COSM technologie gebruikt voor de simulatie van herkenbare basversterker karakteristieken. Dezelfde technologie wordt in het “Speaker Simulator gedeelte gebruikt voor de simulatie van verschil­lende speakergroottes en speakerkastconstructies.
Preamp
Parameter Waarde
On/Off Off, On Type FLIP TOP, B MAN, BASS 360, T.E.,
SESSION, CONCERT 810 Bright Off, On Deep Off, On Response BASS, FLAT Enhancer 0–100 Pre Shape Off, 1, 2 Gain 0–100 Treble 0–100 (or -50– +50) Ultra Hi Off, On Middle 0–100 (or -50– +50) Mid Frequency 220 Hz, 800 Hz, 3.0 kHz Bass 0–100 (or -50– +50) Ultra Lo -, 0, + Level 0–100
Hoofdstuk
4
HiQuality:
In deze stand wordt de prioriteit gegeven aan een zo hoog mogelijke geluidskwaliteit. U kunt ongeveer drie seconden geluid opnemen.
LongTime:
In deze stand wordt de prioriteit gegeven aan een zo lang mogelijke opnametijd. U kunt ongeveer zes seconden geluid opnemen.
Quantize
Als Quantize op ON staat, wordt de lengte van de loop auto­matisch aangepast op het tempo dat met Tempo (de vol­gende parameter) is ingesteld, zelfs als de positie waarop de opname is stopgezet hier enigszins van af wijkt.
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het preamp effect aan (ON) of uit (OFF).
Type
Selectie van het type voorversterker (preamp).
FLIP TOP Zoals de Ampeg B-15.
B MAN Zoals de Fender Bassman 100.
BASS 360 Zoals de acoustic 360.
T.E. Zoals de Trace Elliot AH600SMX.
SESSION Zoals de SWR SM-400.
CONCERT 810 Zoals de Ampeg SVT.
29
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Gain
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming door de verster­ker.
Treble
Aanpassing van de klankkleur van het hoge register.
Middle
Aanpassing van de klankkleur van het midden register.
* Hoewel sommige versterkers geen midden regelaar hebben,
werkt deze regelaar ook bij het simuleren van zo’n versterker. Als u de klank van de originele versterker wilt reproduceren, zet dan Middle op “0”.
Middle Freq (midden frequentie)
Met deze regelaar past u de centrale frequentie van het fre­quentiegebied aan, dat u met de Middle regelaar kunt rege­len.
* U kunt deze parameter niet instellen als TYPE op “BASS
360” staat (de parameter wordt dan niet weergegeven).
Bass
Aanpassing van de klankkleur van het lage register.
Level
Aanpassing van het volumeniveau van de gehele voorver­sterker. Behalve deze algemene regelaars zijn er speciaal voor de verschillende voorversterkers de volgende regelaars beschikbaar:
Als Type op FLIP TOP staat: Bright Off, On
Hiermee zet u de brightinstelling aan/uit. Zet deze aan om de klank helderder te maken.
Als Type op SESSION staat: Enhancer 0-100
Hiermee regelt u de helderheid en presence van de klank.
Als Type op CONCERT 810 staat: Bright Off, On
Hiermee zet u de brightinstelling aan/uit. Zet deze aan om de klank helderder te maken.
Ultra Hi Off, On
Hiermee regelt u het ultra-hoge frequentieregister, dat nog boven het treble gebied ligt.
Ultra Lo -, 0, +
Hiermee regelt u het karakter van het lage register.
Speaker
Parameter Waarde
On/Off Off, On Type 1x15, 1x18, 2x15, 4x10, 8x10, ORI-
GINAL Mic Setting Center, 1 cm–10 cm Mic Level 0–100 Direct Level 0–100
On/Off (Effect On/Off)
Hiermee zet u het speakereffect aan (ON) of uit (OFF).
* De PREAMP gaat automatisch aan als de SPEAKER wordt
aangezet. Als u de SPEAKER uitzet, gaat de PREAMP auto­matisch ook uit.
TYPE
Hiermee selecteert u het speaker type.
Response BASS, FLAT
Hiermee regelt u het algehele karakter van de versterker. Selecteer de stand die overeenkomt met de karakteristieken van één van de twee klanksoorten.
Als Type op B MAN staat: Deep Off, On
Met deze schakelaar verandert u het karakter van het lage register.
Als Type op BASS 360 staat: Bright Off, On
Hiermee zet u de bright instelling aan/uit. Zet deze aan om de klank helderder te maken.
Als Type op T.E. staat: Pre Shape Off, 1, 2
Dit is een vorm schakelaar waarmee u een bepaalde nuance aan het middenregister kunt toevoegen.
30
1x15 Zoals het geluid van de Trace Elliot 1518.
1x18 Zoals het geluid van de SWR Big Ben.
2x15 Zoals het geluid van de Acoustic 402.
4x10 Zoals het geluid van de SWR Goliath.
8x10 Zoals het geluid van de Ampeg 810E.
ORIGINAL Ingebouwde speaker van de versterker die
met Type is geselecteerd. (*) (*) Men is uitgegaan van de volgende speaker aansluitingen: 810E (8 x 10) voor de CONCERT 810; Goliath (4 x 10) + Big Ben (1 x 18) voor de “SESSION”; en 1048 (4 x 10) + 1518 (1 x 15) voor de T.E..
Mic Set. (microfoon instelling)
Hiermee simuleert u de plaatsing van de microfoon. Cen­ter simuleert de situatie waarbij de microfoon op het mid­den van de speakerkern is gericht. 1–10 cm duidt op de afstand tussen de microfoon en het midden van de speaker­kern.
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Mic Level
Aanpassing van het volume van de microfoon.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
3 BAND PARAMETRIC EQ
Dit is een 3-bands parametrische equalizer, waarmee u de EQ van het lage register, middenregister en hoge register kunt regelen.
* Bij elke druk op [SELECT] gaat u naar de volgende band, in
deze volgorde: Lo → Mid → High → Lo.
Parameter Waarde
On/Off Off, On Low Q 0.5–16 Low Frequency 31 Hz–500 Hz Low Gain -20 dB–+20 dB Mid Q 0.5–16 Mid Frequency 164 Hz–2.6 kHz Mid Gain -20 dB–+20 dB High Q 0.5–16 High Frequency 1.0 kHz–16 kHz High Gain -20 dB–+20 dB Total Gain -20 dB–+20 dB
vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop vanaf het midden naar links draait neemt het volume van dit frequen­tiebereik af.
Level
Aanpassing van het totale volume van de 3-bands parametri­sche equalizer. Het totale volume neemt toe als u de knop vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop vanaf het midden naar links draait neemt het totale volume van de 3­bands equalizer af.
WAH
Het wah effect geeft een unieke klank door de frequentiege­voeligheid van een filter te veranderen Met WAH kunt u één van de volgende drie types selecteren:
Pedal Wah
Touch Wah
Auto Wah
Parameter Waarde
On/Off Off, On FX Select Pedal Wah, Touch Wah, Auto Wah
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het Wah effect aan (ON) of uit (OFF).
Hoofdstuk
4
On/Off (Effect On/Off)
Hiermee zet u het 3-band parametric EQ effect aan (ON) of uit (OFF).
* De volgende parameters zijn van invloed op de Lo, Mid en
High EQ samen.
Q
Het register wordt smaller, naarmate de waarde wordt ver­hoogd. Hiermee past u de bandwijdte van de equalizer (het frequen­tiebereik dat door de EQ regelaar wordt beïnvloed) aan. De bandwijdte wordt smaller, als u de waarde verhoogt, waar­door de equalizer op een kleiner frequentiegebied invloed heeft. Gebruik een hoge Q-waarde voor het beïnvloeden van specifieke frequenties en om de klankleur een speciaal karak­ter te geven. Als u de waarde verlaagt, wordt de bandwijdte breder; gebruik een lage Q-waarde om het gehele lage of hoge register aan te passen en de gehele klankkleur te veranderen.
FREQ (frequentie)
Aanpassing van de centrale frequentie (van het beïnvloedde register) van de equalizer. De frequentie (hoge register) neemt toe als u de knop naar rechts draait.
Gain
Aanpassing van het volumeniveau van de equalizer, die met de Q en FREQ waarden hierboven is ingesteld. Het volume­niveau van het frequentiebereik neemt toe als u de knop
FX Select (effect selectie)
Hiermee selecteert u de functie van het wah effect.
WH: Pedal Wah
Het expressiepedaal wordt gebruikt voor de real-time bedie­ning van het wah effect. Het expressiepedaal van de GT-6B schakelt automatisch naar de wah pedaalfunctie als bij FX Select WAH is geselec­teerd.
Parameter Waarde
Type CRY WAH, VO WAH, Bass WAH,
Custom1, Custom2, Custom3 Pedal Position 0–100 Level 0–100
Type
Selectie van het type wah effect.
CRY WAH Zoals het geluid van de 70-er jaren klank
van het CRY BABY pedaal.
VO WAH Zoals het geluid van de klank van de VOX
V846.
Bass WAH Een bredere wah met een variabel bereik,
waardoor het geschikt is voor basgitaar.
Custom 13 Eigengemaakte wah klanken, die u kunt
maken door de parameters te bewerken.
31
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Als Type op Custom 1-3 staat:
Als Type op Custom 1-3 staat, kunt u de volgende parame­ters instellen:
Custom Pedal Wah instellingen maken (p. 53)
Parameter Waarde
Type (1–3) CRY WAH, VO WAH, Bass WAH Q (1–3) -50–+50 Range Low (1–3) -50–+50 Range High (1–3) -50–+50 Presence (1–3) -50–+50
Pdl Position (pedaal positie)
Hiermee past u de positie van het wah pedaal aan.
* Deze parameter wordt met het expressiepedaal geregeld.
Level
Aanpassing van het volume.
TW: Touch Wah
De filter gedraagt zich verschillend, afhankelijk van het bin­nenkomende volume van het instrument. Dit zorgt voor een uniek effect, waarbij de filter verandert afhankelijk van uw speelwijze.
Parameter Waarde
Mode LPF, BPF, HPF Polarity Up, Down Sens 0–100 Frequency 0–100 Depth 0–100 Peak 0–100 Level 0–100
Mode
Selectie van de wah mode.
LPF (Low Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentiebe­reik, inclusief het lage register.
het ingangssignaal.
Down:
De filter daalt van hoge naar lage frequenties, als reactie op het ingangssignaal.
Sens
Aanpassing van de gevoeligheid, waarmee de filter veran­dert, volgens de instelling van de polariteit. Een hogere waarde zorgt ervoor dat de filter zeer gevoelig reageert, ook als u de snaren zacht aanslaat.
Freq (frequentie)
Aanpassing van de referentiefrequentie van het wah effect.
Peak
Dit voegt een speciaal karakter aan de klank toe. Een hogere waarde heeft een sterkere klankkleur tot gevolg, waardoor het wah effect meer wordt benadrukt.
Depth
Hiermee past u de diepte van het effect aan.
Level
Aanpassing van het volume.
AW: Auto Wah
Hiermee kunt u de filter cyclisch laten veranderen, als reactie op het ingangssignaal (net als bij Touch Wah).
Parameter Waarde
Mode LPF, BPF,
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100 Frequency 0–100 Peak 0–100 Polarity Down, Up Sensitivity 0–100 Level 0–100
Mode
Selectie van de wah mode.
BPF (Band Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect in een smal gebied in het mid­denregister.
HPF (High Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentie­bereik, inclusief het hoge register.
Polarity
Hiermee selecteert u in welke richting de filter verandert, als reactie op het ingangssignaal.
Up:
De filter stijgt van lage naar hoge frequenties, als reactie op
32
LPF (Low Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentie­bereik, inclusief het lage register.
BPF (Band Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect in een smal gebied in het mid­denregister.
HPF (High Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentie­bereik, inclusief het hoge register.
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Rate
Hiermee selecteert u de cyclus van de auto wah.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte van het auto wah effect.
Freq (frequentie)
Aanpassing van de referentie frequentie van het wah effect.
Peak
Dit voegt een speciaal karakter aan de klank toe. Een hogere waarde heeft een sterkere klankkleur tot gevolg, waardoor het wah effect meer wordt benadrukt.
Polarity
Hiermee selecteert u in welke richting de filter verandert, als reactie op het ingangssignaal.
Up:
De filter stijgt van lage naar hoge frequenties, als reactie op het ingangssignaal.
Down:
De filter daalt van hoge naar lage frequenties, als reactie op het ingangssignaal.
Sens
Aanpassing van de gevoeligheid waarmee de filter veran­dert, volgens de instelling van de polariteit. Een hogere waarde resulteert in een sterkere reactie, zodat de filter zeer gevoelig reageert, ook als u de snaren zacht aanslaat.
* Zet deze parameter op “0”, als de filter op een cyclische veran-
dering is ingesteld.
Level
Aanpassing van het volume.
Parameter Waarde
On/Off Off, On FX Select Octave, Enhancer, Slow Gear,
Defretter, Ring Mod
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het FX-1 effect aan (ON) of uit (OFF).
FX Select (effect selectie)
Hiermee selecteert u het effect.
OCT: Octave
Met dit effect voegt u een klank die een octaaf lager klinkt aan de originele klank toe, wat een dikker geluid teweeg brengt.
* Gebruik dit effect alleen als u één noot tegelijkertijd speelt. De
verhoogde of verlaagde klank werkt niet goed bij akkoorden.
* Het apparaat functioneert niet goed als de volgorde waarin de
effecten zijn geschakeld is veranderd, zodat dit effect in de schakeling na FX-2 komt. Hierdoor kan de klank modderig en onduidelijk worden.
Parameter Waarde
Effect Level 0–100 Direct Level 0–100
Effect Level
Hiermee past u het volume van de klank, die een octaaf lager klinkt aan.
Direct Level
Hiermee past u het volume van de originele klank aan.
ENH: Enhancer
Door dit effect wordt de klank van het ingangssignaal duide­lijker, doordat de aanzet van de klank wordt benadrukt als gevolg van veranderingen in het ingangsvolume.
Parameter Waarde
Sensitivity 0–100 Frequency 800 Hz–4.00 kHz Mix Level 0–100
Hoofdstuk
4
FX-1
Bij FX-1 kunt u een keuze maken uit de volgende effecten:
OCTAVE
ENHANCER
SLOW GEAR
DEFRETTER
RING MOD (Ring Modulator)
Sens
Hiermee past u de gevoeligheid van de Enhancer aan. Hoe hoger de waarde, hoe zachter u kunt spelen terwijl het effect toch wordt aangebracht.
Freq (frequentie)
Instelling van het frequentiebereik voor de Enhancer.
33
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Mix Level
Aanpassing van de hoeveelheid van de door de Enhancer beïnvloedde klank in de mix.
SG: Slow Gear
Dit effect veroorzaakt een aanzwellend volume (vergelijk­baar met een gestreken viool).
Parameter Waarde
Sens 0–100 Rise Time 0–100
Sens
Hiermee past u de gevoeligheid van de slow gear aan. Als de gevoeligheid op een lage waarde is ingesteld, wordt het effect van de slow gear alleen verkregen bij een stevige aan­slag, terwijl bij een zwakke aanslag geen effect wordt verkre­gen. Bij een hogere gevoeligheidswaarde wordt het effect zelfs bij een zwakke aanslag verkregen.
Rise Time
Hiermee past u aan hoe lang het duurt totdat het volume zijn maximale waarde heeft bereikt, vanaf het moment van de aanslag.
DEF: Defretter
Met dit effect kunt u op een gewone bas een fretloze bas nabootsen.
Parameter Waarde
Sens 0–100 Attack 0–100 Depth 0–100 Level 0–100
Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het ingangssignaal. Pas deze parameter aan terwijl u op uw bas speelt, totdat u de meest natuurlijke klankverandering heeft bereikt.
Attack
Aanpassing van de klankkleur van het aanslaggedeelte van de klank. De klankkleur verandert langzamer als de waarde wordt verhoogd.
Depth
Hiermee regelt u de verhouding van de boventonen. Door de waarde te verhogen nemen de boventonen toe, wat een unieke en andere klank veroorzaakt.
R.M: Ring Modulator
Dit effect combineert de basklank met de klank van de interne oscillator. Hierdoor ontstaat een klank zonder toon­hoogte, met een metaal- en klokachtig karakter.
Parameter Waarde
Mode Normal, Intelligent Frequency 0–100 Effect Level 0–100 Direct Level 0–100
Mode
Selectie van de ring modulator mode.
Normal:
Dit is een normaal ring modulator effect.
Intelligent:
De frequentie van de oscillator verandert door de toonhoogte van het ingangssignaal. Hierdoor ontstaat een klank met een duidelijkere verandering van toonhoogte, iets wat met het effect in de Normal mode niet wordt verkregen. Dit effect klinkt alleen goed als de toonhoogte van de bas goed kan worden herkend. Daarom kunt u dit effect het beste alleen gebruiken als u losse noten speelt (geen akkoorden).
Freq (frequentie)
Aanpassing van de frequentie van de interne oscillator.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de door het effect beïn­vloedde klank.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
FX-2
Bij FX-2 kunt u een keuze maken uit de volgende effecten:
PHASER
FLANGER
HARMONIST
PITCH SHIFTER
PEDAL BEND
2x2 CHORUS
AUTO SLAP
SHORT DELAY
VIBRATO
HUMANIZER
TREMOLO/PAN
BASS SYNTH
Level
Aanpassing van het volume.
34
Parameter Waarde
On/Off Off, On FX Select Phaser, Flanger, Harmonist, Pitch
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Shifter, PedalBend, 2x2Chorus, AutoSlap, ShortDelay, Vibrato, Humani­zer, Tremolo/Pan, BassSynth
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het FX-2 effect aan (ON) of uit (OFF).
FX Select (effect selectie)
Hiermee selecteert u het effect.
PH: Phaser
Dit effect geeft een draaiend karakter aan de klank. Het heeft wat weg van het flanger effect, maar de draaiing van de Pha­ser is zachter en natuurlijker.
Parameter Waarde
Type 4stage, 8stage, 12stage, Bi-Phase
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100 Manual 0–100 Resonance 0–100 Step Off, On
Step Rate 0–100, BPM –BPM Level 0–100
Type
Selectie van de indeling (aantal stadia) van het Phaser effect.
4Stage:
Dit is een Phaser met 4 stadia. Het geeft een lichte Phaser.
8Stage:
Dit is een Phaser met 8 stadia. Het is een populair Phaser effect.
12Stage:
Dit is een Phaser met 12 stadia. Het geeft een Phaser effect met veel diepte.
Bi-Phase:
Dit is een Phaser waarbij twee phase shift-schakelingen in serie zijn geschakeld.
Rate
Hiermee stelt u de snelheid van het Phaser effect in.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het Phaser effect. Het
draaiende effect verspreidt zich meer naarmate de waarde wordt verhoogd.
Manual
Aanpassing van de centrale frequentie voor het Phaser effect. Het draaiende effect vindt in een hoger frequentiegebied plaats naarmate de waarde wordt verhoogd.
Resonance
Aanpassing van de resonantie (de hoeveelheid feedback). Door de waarde te verhogen wordt het effect benadrukt, wat voor een ongewonere klank zorgt.
Step
Hiermee zet u de step functie aan en uit. Als de step functie aan staat, vindt de verandering in de klank stapsgewijs plaats.
Step Rate
Hiermee stelt u de snelheid van het step effect in. Bij een hogere waarde wordt de resolutie hoger (kortere stappen).
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Level
Adjusts the volume.
FL: Flanger
De flanger geeft een kronkelend effect aan de klank. Het heeft wat weg van de Phaser, maar de Flanger geeft een kou­der metaalachtig effect.
Parameter Waarde
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100 Manual 0–100 Resonance 0–100 Separation 0–100 Level 0–100
Rate
Hiermee stelt u de snelheid van de flanger in.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME-
Hoofdstuk
4
35
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de modulatiediepte. Het kronkelende effect wordt meer gespreid, naarmate de waarde wordt verhoogd.
Manual
Aanpassing van de centrale frequentie voor het flanger effect. Het kronkelende effect vindt in een hoger frequentie­gebied plaats naarmate de waarde wordt verhoogd.
Resonance
Aanpassing van de resonantie (de hoeveelheid feedback). Door de waarde te verhogen wordt het effect benadrukt, wat voor een ongewonere klank zorgt.
Separation
Aanpassing van de hoeveelheid scheiding tussen links en rechts. Bij een hogere waarde wordt de linker- en rechterkant meer van elkaar gescheiden.
Level
Aanpassing van het volume.
HRM: Harmonist
Dit effect past de toonhoogteverschuiving (pitch shifter) aan, op basis van een analyse van de binnenkomende toonhoogte van de basgitaar. Hierdoor kunt u meerstemmigheid creëren, op basis van diatonische of zelf ingestelde toonladders.
* Om de analyse van de toonhoogte mogelijk te maken, kunt u
geen akkoorden (twee of meer noten tegelijk gespeeld) spelen.
Parameter Waarde
Voice 1-Voice, 2-Mono, 2-Stereo Harmony -2oct–+2oct, Scale 1–Scale29
Pre Delay 0 ms–300 ms, BPM –BPM Feedback 0–100 Level 0–100 Key C(Am)–B(G#m) Direct Level 0–100
Voice
Hiermee selecteert u het aantal stemmen van de pitch shift klank (harmonie).
1-Voice:
Een éénstemmige pitch shifter klank, in mono uitgestuurd.
Harm (harmonie)
Hier bepaalt u de toonhoogte van de klank, die aan het ingangssignaal wordt toegevoegd om deze meerstemmig te maken. U kunt deze klank tot 2 octaven hoger of lager dan het ingangssignaal laten klinken. Als de toonladder is ingesteld op Scale 1-Scale 29 krijgt u de harmonie, die overeenkomt met een zelf ingestelde (User) toonladder. Hieronder ziet u de parameters, die u voor uw toonladder kunt instellen:
User 1–29 DIR C–B EFF C-B (+/- 2 octaven)
Creating Harmonist Scales (User Scale) (p. 37)
PreDly (pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het spelen van de directe klank, en het moment waarop de klank van het harmonist effect is geproduceerd. Normaalgesproken kunt u deze op “0 ms instellen.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Feedback
Aanpassing van de hoeveelheid feedback van het harmonist effect.
* Als het effect op 2-mono of 2-stereo staat, kunt u alleen HR1
selecteren.
Level
Aanpassing van het volume van het harmonist effect.
Key
Hier geeft u de toonsoort van het liedje dat u speelt aan. Door de toonsoort aan te geven, kunt u een meerstemmig­heid creëren die past bij de toonsoort van het liedje. De instelling van de toonsoort komt als volgt overeen met de toonsoort van een liedje (#, b):
2-Mono:
Een tweestemmige pitch shifter klank (HR1, HR2), in mono uitgestuurd.
2-Stereo:
Een tweestemmige pitch shifter klank (HR1, HR2), in stereo over het linker- en rechterkanaal uitgestuurd.
36
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
fig.04-02
Majeur
Mineur
Majeur
Mineur
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
Een toonladder instellen (User toonlad­der)
Als de meerstemmigheid niet op de gewenste manier klinkt, terwijl Harmony op een waarde tussen -2okt tot +2okt staat, dan kunt u een User toonladder gebruiken. U kunt 29 verschillende User toonladders instellen.
* De instelling van een User toonladder geldt voor alle Patches
zodat deze constant wordt bijgesteld (opgeslagen), zonder dat de Write procedure wordt uitgevoerd. U kunt de Factory Reset voor het hele systeem uitvoeren om de instellingen terug te brengen naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen (p. 73).
1. Druk op [FX-2], druk vervolgens op PARAMETER
[] [ ], zodat “FX Select” op het scherm ver-
schijnt.
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “HRM” te
selecteren.
3. Druk op PARAMETER [] [] om “HR1 Harm”
(of “HR2 Harm”) te selecteren, draai vervolgens aan de
PATCH/VALUE draaiknop om een instelling “Scale 1-
29” te selecteren.
4. Druk een aantal maal op PARAMETER [ ], zodat
het scherm voor de instelling van de User toonladder
verschijnt.
fig.04-03
5. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen; draai vervolgens aan de PATCH/VALUE
draaiknop om de User toonladder in te stellen.
Scale
Hier kunt u het nummer van de User toonladder veranderen.
DIR (direct)
Stel hier de notennaam van het ingangssignaal in.
EFF (effect)
Stel hier de notennaam van het uitgangssignaal in. Het driehoekje naast de notennaam geeft het octaaf aan. Een driehoekje dat naar beneden wijst duidt op een noot één octaaf lager dan de weergegeven noot; twee driehoekjes dui­den op twee octaven lager. Een driehoekje dat naar boven wijst duidt op een noot één octaaf hoger dan de weergegeven noot; twee driehoekjes dui­den op twee octaven hoger.
P.S: Pitch Shifter
Dit effect verandert de toonhoogte van de originele klank (omhoog of omlaag), binnen een bereik van twee octaven.
Parameter Waarde
Voice 1-Voice, 2-Mono, 2-Stereo Mode Fast, Medium, Slow, Mono Pitch -24 –+24 Fine -50–+50
Pre Delay 0 ms–300 ms, BPM –BPM Feedback 0–100 Level 0–100 Direct Level 0–100
Voice
Hiermee selecteert u het aantal stemmen van de pitch shift klank (harmonie).
1-Voice:
Een éénstemmige pitch shifter klank, in mono uitgestuurd.
2-Mono:
Een tweestemmige pitch shifter klank (PS1, PS2), in mono uitgestuurd.
2-Stereo:
Een tweestemmige pitch shifter klank (PS1, PS2), in stereo over het linker- en rechterkanaal uitgestuurd.
Mode
Selectie van de pitch shifter mode.
Fast, Medium, Slow:
Dit is een normale pitch shifter, waarbij u ook akkoorden kunt invoeren. De reactiesnelheid wordt langzamer als u van Fast naar Medium en vervolgens naar Slow schakelt, maar de modulatie (valse klanken) wordt tegelijkertijd ook minder.
Mono:
Deze mode is voor het insturen van individuele noten. Selecteer deze instelling als u het pedal bend effect wilt gebruiken, met behulp van een extern expressiepedaal.
* Om de analyse van de toonhoogte mogelijk te maken, kunt u
geen akkoorden (twee of meer noten tegelijk gespeeld) spelen.
Hoofdstuk
4
37
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Pitch
Aanpassing van de hoeveelheid pitch shift (de verplaatsing van de toonhoogte), in stappen van een halve toon.
Fine
Voor een nauwkeurige aanpassing van de pitch shift. 100 eenheden bij Fine komt overeen met 1 bij Pitch.
PreDly (pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het spelen van de directe klank, en het moment waarop de klank van het pitch shifter effect is geproduceerd. Normaalgesproken kunt u deze op “0 ms instellen.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Feedback
Aanpassing van de hoeveelheid feedback van het pitch shif­ter effect. Het verhogen van het Feedback niveau veroorzaakt een effect waarbij de klank met de galm harder en zachter lijkt te worden.
* Als het effect op 2-mono of 2-stereo staat, kunt u alleen PS1
selecteren.
Level
Aanpassing van het volume van het pitch shifter effect.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
PB: Pedal Bend
Hierdoor kunt u een pedaal gebruiken voor het pitch bend effect. Als PB wordt geselecteerd, schakelt het expressie­pedaal van de GT-6B automatisch over naar de pedal bend functie.
Parameter Waarde
Pitch Min -24–+24 Pitch Max -24–+24 Pedal Position 0–100 Effect Level 0–100 Direct Level 0–100
Pitch Max
Hier stelt u de toonhoogte in voor het punt, waarop het expressiepedaal volledig is ingedrukt.
Pdl Position (pedaalpositie)
Hiermee past u de positie van het expressiepedaal aan.
Effect Level
Hiermee past u het volume van de pitch bend aan.
Direct Level
Aanpassing van de directe klank.
2CE: 2x2 Chorus
Voor het lage en hoge register worden twee aparte chorus­eenheden gebruikt, waardoor een natuurlijkere chorusklank ontstaat.
Parameter Waarde
Crossover Frequency 100 Hz–4.00 kHz
Low Rate 0–100, BPM –BPM Low Depth 0–100 Low Pre Delay 0.0 msec–40.0 msec Low Level 0–100
High Rate 0–100, BPM –BPM High Depth 0–100 High Pre Delay 0.0 msec–40.0 msec High Level 0–100
Xover f (crossover frequentie)
Met deze parameter stelt u in op welke frequentie de directe klank in een laag en hoog register wordt verdeeld.
Lo Rate (low rate)
Aanpassing van de snelheid van de chorus in het lage regis­ter.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Lo Depth (low depth)
Aanpassing van de diepte van de chorus in het lage register. Zet deze op 0, als u een verdubbelingseffect (doubling) wilt bereiken.
Pitch Min
Hier stelt u de toonhoogte in voor het punt, waarop het expressiepedaal volledig omhoog staat.
38
Lo PreDly (low pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het moment, waarop de directe klank in het lage register wordt uitgestuurd, en het moment waarop de effectklank wordt uitgestuurd. Bij een
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
langere pre delay lijkt het of er meerdere klanken tegelijk te horen zijn (doubling).
Lo Level (low level)
Aanpassing van het volume van het lage register.
Hi Rate (high rate)
Aanpassing van de snelheid van de chorus in het hoge regis­ter.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Hi Depth (high depth)
Aanpassing van de diepte van de chorus in het hoge register. Zet deze op 0, als u een verdubbelingseffect (doubling) wilt bereiken.
Hi PreDly (high pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het moment waarop de directe klank in het hoge register wordt uitgestuurd en het moment waarop de effectklank wordt uitgestuurd. Bij een langere pre delay lijkt het of er meerdere klanken tegelijk te horen zijn (doubling).
Hi Level (high level)
Aanpassing van het volume van het hoge register.
ASL: Auto Slap
Met dit effect kunt u automatisch een frase laten afspelen door een snaar aan te slaan. U hoeft alleen maar een snaar aan te slaan om een frase af te spelen.
* Als er bij het gebruik van Auto Slap een grote hoeveelheid
MIDI data wordt ontvangen, kan de klank vertroebelen.
Parameter Waarde
Step 1–17 Pitch -24 – +24
Length , , , , , , Sound Mute, Stacc, Full Attack Less, Thumb, Pluck
Het maken van een eigen Fraser (User Phrase) (p. 39)
Loop
Als deze op OFF staat, wordt de frase één keer afgespeeld, waarna het stopt. Als deze op ON staat blijft de frase her­halen.
Tempo
Aanpassing van het tempo van de frase.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Sens
Aanpassing van de gevoeligheid van de trigger. Bij een lage instelling wordt de frase niet opnieuw getriggerd als u zacht aanslaat (de frase blijft dan bijvoorbeeld spelen), maar als u hard aanslaat wordt de frase opnieuw getriggerd, zodat hij weer vanaf het begin wordt afgespeeld. Bij een hoge instel­ling van deze parameter wordt de frase – ook als u zacht aan­slaat – getriggerd.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de frase.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
Hoofdstuk
4
Parameter Waarde
Phrase Preset1–Preset20, User1–User10 Loop Off, On
Tempo 0–100, BPM –BPM Sensitivity 0–100 Effect Level 0–100 Direct Level 0–100
Phrase
Selecteer hier de frase dat u met Auto Slap wilt afspelen. Als User 1-10 is geselecteerd, wordt er een zelf ingestelde (User) frase afgespeeld. Hieronder ziet u de parameters, die u voor een User frase kunt instellen:
Een eigen frase maken (User frase)
Naast de 20 verschillende voorgeprogrammeerde frases kunt u ook in totaal 10 eigen originele frases creëren (User frases).
* De instelling van een User frase geldt voor alle Patches, zodat
deze constant wordt bijgesteld (opgeslagen), zonder dat de Write procedure wordt uitgevoerd. U kunt de Factory Reset voor het hele systeem uitvoeren om de instellingen naar de oor­spronkelijke fabrieksinstellingen terug te brengen(p. 73).
1. Druk op [FX-2], druk vervolgens op PARAMETER
[] [ ], zodat “FX Select” op het scherm ver-
schijnt.
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “ASL” te
selecteren.
39
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
3. Druk een aantal maal op PARAMETER [ ] om
“Phrase” te selecteren, draai vervolgens aan de
PATCH/VALUE draaiknop om een keuze te maken uit
User 1-10.
4. Druk een aantal maal op PARAMETER [ ], zodat
het scherm voor de instelling van de User Frase ver-
schijnt.
fig.04-04
5. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen; draai vervolgens aan de PATCH/VALUE
draaiknop om de User Frase in te stellen.
fig.04-50
Step
Pitch
Length
Sound
Stacc:
Staccato, waarbij de klank zeer kort wordt afgespeeld.
Full:
De noot wordt volgens zijn gehele aangegeven lengte afge­speeld.
Attack
Hier kunt u aangeven met wat voor soort attack de noot wordt afgespeeld.
Less:
De noot wordt zonder attack afgespeeld. Dit is geschikt voor hammer-ons en vergelijkbare technieken.
Thumb:
De noot wordt afgespeeld alsof de snaar met de duim is aan­geslagen.
Pluck:
De noot wordt afgespeeld alsof de snaar met de wijsvinger is aangeslagen. U kunt stille noten (ghost notes) krijgen door Mute in te stellen, en Thumb of Pluck aan te geven.
SDD: Short Delay
Dit is een delay met een maximale delaytijd van 700 ms. Dit is een effectieve methode om de klank vetter te maken.
Attack
* Als u de thans ingestelde step helemaal aan het eind wilt plaat-
sen, kunt u de PATCH/VALUE draaiknop met de klok mee­draaien in het instellingsscherm van de daaropvolgende step (het maakt niet uit welke parameter is geselecteerd), totdat “--­” op de onderste regel van het scherm verschijnt.
STEP
Stel hier het nummer van de step in. Het nummer van de noot in de Frase wordt weergegeven.
Pitch
Voer hier de toonhoogte van een noot in. U kunt aangeven hoeveel halve tonen een noot verhoogd of verlaagd wordt.
Length
Voer hier de notenlengte in. U kunt de lengte van een noot in een Frase aangeven.
Sound
Deze instelling bepaalt op welke manier de klank wordt afgespeeld.
Mute:
Een mute is een notenlengte, waarbij de klank niet wordt afgespeeld.
Parameter Waarde
Delay Time 0 ms–700 ms, BPM –BPM Feedback 0–100 Effect Level 0–120
Delay Time
Aanpassing van de delaytijd.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Feedback
Met feedback wordt aangegeven dat het delaysignaal opnieuw door de delay wordt gestuurd. Met deze parameter kunt u het volume dat opnieuw naar de ingang van de delay wordt gestuurd instellen. Bij een hogere instelling krijgt u meer herhaling van de delay.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de delayklank.
40
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
VIB: Vibrato
Het vibrato effect ontstaat door een lichte modulatie van de toonhoogte.
Parameter Waarde
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100 Trigger Off, On Rise Time 0–100
Rate
Hiermee past u de periode van de vibrato aan.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Hiermee past u de diepte van de vibrato aan.
Trigger
U zet de vibrato aan en uit met de voetschakelaar.
* Bij deze parameter wordt er vanuitgegaan, dat de trigger
alleen met de voetschakelaar kan worden aangezet als deze het vibrato effect veroorzaakt. Gebruik deze door hem aan het CTL pedaal of een andere regelaar toe te wijzen (p. 46).
Rise Time
Hiermee stelt u in, hoe lang het duurt vanaf het moment dat de trigger wordt aangezet tot het moment dat het vibrato effect wordt verkregen.
HMN: Humanizer
Dit effect verandert de klank van de basgitaar in een klank, die lijkt op de menselijke stem. Als u dit effect aanbrengt, nadat u de klank met OD/DIST heeft vervormd, wordt het effect nog sterker. Meer informatie over de volgorde, waarin u effecten kunt schakelen op p. 22.
Parameter Waarde
Mode 1 Shot, Auto, Random Vowel1 a, e, i, o, u Mode= 1 Shot, Auto Vowel2 a, e, i, o, u Mode= 1 Shot, Auto Trigger On off Sensitivity 0–100
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100 Manual 0–100 Level 0–100
Mode
Hiermee stelt u de mode in voor het wisselen van klinkers.
1 Shot:
Bij elke aanslag van een snaar verandert de klank één keer van Vowel 1 in Vowel 2 (klinkerklanken). De benodigde tijd voor de verandering kunt u met Rate instellen.
Auto:
De verandering van klank tussen de twee klinkers (Vowel 1 en Vowel 2) wordt herhaald.
Random:
Vijf klinkers (a, e, i, o, u) worden willekeurig verwisseld.
Vowel 1
(met 1 Shot en Auto)
Selectie van de eerste klinker.
fig.04-05
Vowel 1 Vowel 2
Vowel 2
(met 1 Shot en Auto)
Selectie van de tweede klinker.
Trigger
(met Auto en Random)
Hiermee selecteert u of de verandering van klank, wel of niet tegelijk begint met de aanslag van een snaar. Je zou kunnen zeggen, dat de trigger altijd aanstaat als 1 Shot is geselecteerd.
Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de trigger in. Als deze gevoeligheid laag is ingesteld, wordt de trigger alleen geacti­veerd als de snaren hard worden aangeslagen en niet als de snaren zacht worden aangeslagen.
Rate
Hiermee kunt u instellen, hoe snel de verandering van klin­ker plaatsvindt.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte. De overgang tussen de klinkers wordt duidelijker naarmate de waarde wordt verhoogd.
Hoofdstuk
4
41
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Manual
(met Auto)
Instelling van het punt waarop de twee klinkers wisselen. Als deze op 50 staat, duurt de wisseling van Vowel 1 naar Vowel 2 even lang als andersom. Als deze op lager dan 50 staat duurt Vowel 1 korter. Als deze op hoger dan 50 staat duurt Vowel 1 langer.
Level
Hiermee stelt u het volume van de Humanizer in.
T/P: TREMOLO/PAN
Dit geeft een tremolo of auto pan effect.
Parameter Waarde
Mode Tremolo, Pan Wave Shape 0–100
Rate 0–100, BPM –BPM Depth 0–100
Hiermee selecteert u tremolo of auto pan.
Tremolo:
Dit is een effect dat het volume cyclisch verandert.
Pan:
Dit effect wisselt de ingestelde volumeniveaus van de linker­en rechterkant om en om, waardoor het bij een stereoklank lijkt alsof deze tussen de speakers heen en weer vliegt.
Wave Shape
Hiermee stelt u in, hoe de volumeverandering plaatsvindt. Bij een lage waarde vindt de verandering geleidelijk plaats; de verandering wordt meer plotseling naarmate de waarde wordt verhoogd.
Rate
Aanpassing van de cyclus van de volumeverandering.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen ver­krijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME­TER [ ] om het Master BPM scherm op te roepen, voor het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte van de volumeverandering.
SYN: Bass Synth
Dit effect geeft een bassynthesizer klank. Er worden twee methoden gebruikt: de interne klankgenerator methode en de golfvorm methode.
Interne klankgenerator methode
Het apparaat herkent informatie met betrekking tot de toon­hoogte en de dynamiek van het ingangssignaal, en zorgt ervoor dat de interne klankgenerator een klank opwekt. Houd rekening met de volgende punten:
* Deze functie werkt niet goed met akkoorden. Demp de andere
snaren goed af en speel alleen losse noten.
* Als u een snaar wilt aanslaan, voordat de vorige noot is
gestopt, demp dan de eerste noot volledig af, en sla de volgende snaar met een stevige en heldere attack aan.
* Als het apparaat de attack niet goed kan herkennen, wordt de
klank misschien niet juist opgewekt.
Golfvorm methode
De bassynthesizer klank ontstaat door een seriële verwerking van het ingangssignaal.
Parameter Waarde
Wave Square, Saw, Brass, Bow Octave Shift 0, -1 PWM Rate 0–100 PWM Depth 0–100 Noise Level 0–100 Sens 0–100 Hold Off, On Attack Trigger Off, On Resonance 0–100 Cutoff Freq 0–100 Depth -100–+100 Decay 0–100 Synth Level 0–100 Direct Level 0–100 Bend Off, On Pitch Min -24–+24 Pitch Max -24–+24 Pedal Position 0–100
Wave
Hiermee selecteert u het soort golfvorm dat als basis van de bassynthesizer wordt gebruikt.
Square:
Door de interne klankgenerator wordt een blokgolf ()” opgewekt.
Saw:
Door de interne klankgenerator wordt een zaagtand golf­vorm ( ) opgewekt.
Brass:
De golfvorm methode zorgt voor een zachte klank met een snelle attack en een scherp randje.
Bow:
De golfvorm methode zorgt voor een zachte klank zonder attack.
42
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Octave Shift
(met Square en Saw)
Hierdoor wordt er een octaaf lager dan de originele klank uitgestuurd.
PWM Rate (Pulse Width Modulation Rate)
(met Square)
Op de golfvorm wordt modulatie aangebracht (alleen bij de Square golfvorm), voor een bredere en vettere klank. Bij een hogere waarde wordt de snelheid van de modulatie hoger.
PWM Depth (Pulse Width Modulation Depth)
(met Square)
Aanpassing van de PWM diepte. Als deze op “0” staat wordt er geen PWM effect verkregen.
Noise Level
Hiermee worden er bijgeluiden aan de klank van de klank­generator toegevoegd. Door deze bijgeluiden krijgt de bas­synthesizer een bepaalde ruimtelijkheid.
Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de ingang in. Met de interne klankgenerator methode komen er relatief veel fouten voor, hoewel het reactievermogen van de interne klankgenerator toeneemt, als de gevoeligheidswaarde wordt verhoogd. Probeer deze waarde zo hoog mogelijk in te stel­len, zonder dat er fouten voorkomen.
* Met de golfvorm methode kunt u met deze parameter de gevoe-
ligheid van de wisselende filter instellen, in verhouding tot de snaren, als deze worden aangeslagen terwijl de attack trigger uitstaat. Door deze waarde te verhogen, zal de filter gevoeliger reageren, zelfs als de snaren zacht worden aangeslagen.
staat, reageert de filter op het volume van het ingangssig­naal, net als een touch wah; als deze op ON staat, werkt de filter meer mechanisch, zoals met de interne klankgenerator methode, door de hoeveelheid attack te herkennen.
* Als u de bassynthesizer gebruikt, terwijl deze parameter aan
staat, kunnen er fouten optreden als het apparaat de attack niet goed kan herkennen. Demp de andere snaren volledig af en speel alleen losse noten.
Resonance
Hiermee past u de resonantie van de filter aan (de hoeveel­heid feedback). Door een hogere waarde wordt het effect benadrukt, waardoor een apartere klank ontstaat.
Cutoff Freq (Cutoff frequentie)
Hiermee stelt de frequentie in, waarop de boventonen wor­den afgekapt (de cutoff frequentie). Deze parameter bepaalt de klankkleur op het punt waarop de beweging van de filter uiteindelijk stopt.
Depth
Hiermee stelt u de verplaatsing van de filter in. Bij een posi­tieve instelling van de waarde beweegt de filter omhoog als reactie op een aangeslagen snaar, beginnend vanaf de toe­stand die door de cutoff frequentie wordt bepaald. Bij een negatieve instelling van de waarde beweegt de filter omlaag. De verandering wordt heftiger op het naarmate de nume­rieke waarde wordt verhoogd.
Decay
(met Square en Saw of Attack Trig On)
Hier stelt u de bewegingssnelheid van de filter in. De filter beweegt langzamer naarmate de waarde wordt verhoogd.
Synth Level
Hiermee bepaalt u het volume van de synthesizer klank.
Hoofdstuk
4
Hold
(met Square en Saw)
Hiermee kunt u de uitgestuurde klank van de klankgenera­tor aanhouden. U kunt een bedieningspedaal (of een derge­lijke regelaar) gebruiken om de bassynthesizer klank op de gespeelde toonhoogte aan te houden.
* Let bij het gebruik van de Hold fumctie op het belang van de
volgorde waarin de effecten zijn geschakeld. Als de noise sup­pressor na de FX-2 is geschakeld, wordt een aangehouden bas­synthesizer klank niet uitgestuurd, wanneer het ingangssignaal van de basgitaar ophoudt. Plaats in zo’n geval de FX-2 voor de noise suppressor (p. 22).
Attack Trig (attack trigger)
(met Brass en Bow)
Deze instelling bepaalt of de filter volgens de envelope van het ingangssignaal reageert of mechanisch, door de trillin­gen van de gespeelde snaren te herkennen. Als deze op OFF
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
Bend
(met Square en Saw)
U kunt met het expressiepedaal de frequentie van de klanken van de interne klankgenerator regelen. Zet hiervoor de parameter op On, en wijs het expressie­pedaal of een vergelijkbare regelaar toe aan Pdl Position.
Pitch Min
(met Square en Saw)
Instelling van de geproduceerde toonhoogte als het expres­siepedaal wordt losgelaten.
Pitch Max
(met Square en Saw)
Instelling van de geproduceerde toonhoogte als het expres-
43
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
siepedaal volledig wordt ingedrukt.
Pdl Position (pedaal positie)
(met Square en Saw)
Aanpassing van de pedaal positie van de Pedal Bend.
NS: Noise Suppressor
Dit effect vermindert de storing en brom, die door de bas­gitaar wordt opgepikt. Gebruik dit effect als de bijgeluiden die zich voordoen opmerkbaar worden. Omdat het de sto­ring onderdrukt door het volume van de ingevoerde bas­klank in de gaten te houden, geeft het altijd een natuurlijk effect.
Parameter Waarde
On/Off Off, On Threshold 0–100 Release 0–100
On/Off (effect aan/uit)
Met deze parameter zet u de noise suppressor aan/uit. U kunt deze instelling met de PATCH/VALUE draaiknop maken.
* U kunt de noise suppressor niet aan en uit zetten door op
[NAME/NS/MASTER] te drukken.
Threshold
Pas deze parameter aan op het volume van de storing. Bij veel storing is een hoge instelling gewenst. Gebruik een lage instelling als het storingsvolume laag is.
* Een hoge thresholdwaarde kan er voor zorgen, dat er geen
enkele klank wordt uitgestuurd, als u op de bas speelt terwijl het volume uitstaat.
Release
Aanpassing van de periode tussen het begin van de werking van de noise suppressor tot het moment dat het storings­volume 0 is.
MASTER
Parameter Waarde
Effect Level 0–120 Master BPM 40–250
Effect Level
Aanpassing van het totaalvolume van de verwerkte klank.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd. In dit geval heeft EFFECT LEVEL geen invloed op het volume van de directe klank.
Master BPM
Aanpassing van de BPM waarde voor alle Patches.
* Met BPM (beats per minute = tellen per minuut) wordt het
aantal kwartnoten per minuut aangegeven.
* Als u een extern MIDI apparaat heeft aangesloten, wordt de
Master BPM met het tempo van het MIDI apparaat gesyn­chroniseerd, zodat u de Master BPM niet zelf kunt instellen. Wilt u de Master BPM toch instellen, zet dan “MIDI: Sync Clock” (p. 65) op Internal.
Master BPM Tap invoer
U kunt met het CTL pedaal de Master BPM instellen, door middel van tap invoer. Druk het CTL pedaal 2 keer of vaker in, in het tempo van het liedje. De Master BPM wordt dan ingesteld op het tempo waarmee u het pedaal heeft ingedrukt. Wilt u het CTL pedaal en tap invoer gebruiken om de Master BPM in te stellen, stel Pedal Assign dan als volgt in:
Snelle instellingen (p. 46)
CTL PEDAL: BPM (TAP)
Handmatige instellingen (p. 47)
CTL PEDAL: On CTL PEDAL Target: Master BPM (Tap) CTL PEDAL Target Min: Off CTL PEDAL Target Max: On CTL PEDAL Source Mode: Normal
FV: Foot Volume
Dit is een effect voor het regelen van het volume. Dit wordt normaal gesproken met het expressiepedaal geregeld.
Parameter Waarde
Level 0–100
Level
Hiermee stelt u het volume van de Foot Volume in.
* Let op de volgende punten als de Bypass EXP Mode (p. 55) op
“Off” staat:
Als alle effecten op Off staan, wordt er een analoge bypass-klank uitgestuurd; het volume kunt u in dat geval niet regelen met de Foot Volume.
Als CHORUS of REV/DLY de enige gebruikte effecten zijn, wordt van de directe klank alleen de analoge bypass-klank uitgestuurd; met Foot Volume kunt u dan alleen het volume van de effecten regelen.
44
1.
2.
3.
1.
2.
3.
4.
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
Instellingen voor het gebruik
Deze instellingen kunt u voor elke Patch apart instellen.
van het expressiepedaal
Selecteren welk effect met de nummerpedalen aan en uit kan worden gezet
U kunt aangeven welke effecten met de nummerpedalen 1-4 kunnen worden aan- en uitgezet.
Druk, terwijl u in het Play scherm bent, op PARAME-
TER [ ] [ ] om het volgende scherm op te
roepen:
fig.05-01
Druk op PARAMETER []
verplaatsen. Draai de PATCH/VALUE draaiknop om te
selecteren, welk effect u aan het pedaal wilt toewijzen.
U kunt aan de verschillende pedalen de volgende effec-
ten toewijzen:
Nummer 1:COMP/LIMITER of WAH
Nummer 2:OD/DIST of FX-1
Nummer 3:CHORUS of FX-2
Nummer 4:Dit pedaal is een speciaal REV/DLY pedaal.
Als u met de FX Select van REV/DLY (p. 27) Sound On
Sound selecteert, wordt aan dit pedaal en het CTL
pedaal automatisch de Sound On Sound functie toege-
wezen. Zie p. 54 voor meer informatie over het gebruik
van deze functie.
[]
om de cursor te
Normaalgesproken is “FV” (Foot Volume) aan het expressiepedaal toegewezen, waardoor het als een “volumepedaal” voor het regelen van het volume gebruikt kan worden.
* Als bypass actief is, kunt u het volume niet regelen met het
expressiepedaal. Zet in dat geval de Bypass EXP Mode op
“On” (p. 55).
Het bereik van de volumeverandering instellen
U kunt de minimum en maximum waarde instellen om te
bepalen over welk bereik het volumeniveau verandert, als u
het expressiepedaal beweegt.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER []
scherm weer te geven:
(de minimum waarde instellen)
fig.05-02
(de maximum waarde instellen)
fig.05-03
[]
om het volgende
Hoofdstuk
5
* Als het geselecteerde effect aanstaat, verschijnt de naam en de
aan/uit stand in hoofdletters op het scherm. Als het effect uitstaat, verschijnt de naam en de aan/uit stand in kleine letters op het scherm.
* Elke effectnaam, die op het scherm verschijnt, komt overeen
met het effect dat met FX Select en andere regelaars is geselecteerd.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de waarde
in te stellen.
Mogelijke waarde: 0-100.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Als “WAH” (Pedal Wah: p. 20, 31) of FX-2 “PB”
(Pedal Bend: p. 20, 38) aanstaat, functioneert het
expressiepedaal automatisch als “pedal wah” of
“pedal bend.”
* Als beide functies uitstaan, functioneert dit pedaal als
volumeregelaar.
45
1.
2.
3.
4.
1.
2.
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
Als u het expressiepedaal niet als “volumepedaal” wilt gebruiken
Gebruik onderstaande procedure om het expressiepedaal uit
te zetten.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk een aantal maal op PARAMETER [ ] [ ],
totdat u één van de volgende schermen in beeld krijgt:
fig.05-04
Druk nog één keer op [PEDAL ASSIGN] om het
expressiepedaal uit te zetten.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Instellingen voor het gebruik van de expressiepedaal schakelaar/CTL pedaal
De instellingen direct maken (Quick Settings)
Quick Settings is een functie, waarmee u de meest bruikbare
waarden van gerelateerde effect parameters direct kunt
instellen, door de voorgeprogrammeerde pedaal instellingen
te selecteren. Dit is een stuk eenvoudiger dan de parameters
één voor één te selecteren en in te stellen.
Pedaal instellingen voor de expressiepedaal schakelaar
Selecteer de parameter die u wilt regelen door het expres-
siepedaal in te drukken.
WAH
FX-2
OD/DIST
REV/DLY
CHORUS
PARAMETRIC EQ
FX-1
LEVEL INC
PATCH SELECT
BYPASS
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Geleidelijke toename van het
volume
Schakelaar voor de Patch Select
Mode (p. 60)
Bypass aan/uit
pedaal instellingen voor het CTL pedaal
OD/DIST
REV/DLY
CHORUS
PARAMETRIC EQ
FX-1
FX-2
WAH
PATCH SELECT
BPM (TAP)
BYPASS
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de volgende
schermen in beeld te krijgen:
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Schakelaar voor de Patch Select
Mode (p. 60)
Master BPM Tap invoer
Bypass aan/uit
46
3.
4.
5.
1.
2.
3.
4.
1.
2.
3.
4.
5.
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
(Expressiepedaal schakelaar)
fig.05-05
(CTL pedaal)
fig.05-06
Als u [ ] (of [ ]) ingedrukt houdt en daarbij op
[ ]] (of [ ]) drukt, springt de GT-6B in één keer
naar het hoofdscherm. Hierdoor hoeft u minder
knoppen in te drukken.
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de pedaal
instelling te selecteren.
Herhaal indien nodig stap 2-3.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
De “Quick Settings” bewerken
U kunt indien nodig de ingestelde parameterwaarden van de
Quick Settings bewerken.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [ ] [ ] om het volgende
scherm in beeld te krijgen:
fig.05-07
Expressiepedaal schakelaar
Target
Expressiepedaal schakelaar
Target waarde bereik: Min
Expressiepedaal schakelaar
Target waarde bereik: Max
Expressiepedaal schakelaar
Source Mode
CTL Pedal
Target
CTL pedaal
Target waarde bereik: Min
CTL pedaal
Target waarde bereik: Max
CTL pedaal
Source Mode
Hoofdstuk
5
Als u de expressiepedaal schakelaar of het CTL pedaal niet wilt gebruiken
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [ ] [ ], om de volgende
schermen in beeld te krijgen:
(Expressiepedaal schakelaar)
fig.05-05
(CTL pedaal)
fig.05-06
Druk nog één keer op [PEDAL ASSIGN] om het
expressiepedaal uit te zetten.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
Herhaal indien nodig stap 2-3.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Target
Hiermee selecteert u de parameter, die u wilt regelen.
Target waarde bereik
Hiermee stelt u in binnen welk bereik de parameter kan
worden geregeld.
Het bereik tussen de minimum waarde (Min) en de maxi-
mum waarde (Max) wordt door de schakelaar veranderd.
Source Mode
Hiermee selecteert u de functie van de voetschakelaar (p. 50).
47
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
1.
2.
3.
4.
5.
1.
2.
3.
Effecten regelen met de GT­6B pedalen, externe pedalen en externe MIDI apparaten
Maak de volgende instelingen als u de effecten met het
expressiepedaal van de GT-6B wilt regelen, de expressie-
pedaal schakelaar of het CTL pedaal of met externe pedalen
of externe MIDI apparaten die op de GT-6B zijn aangesloten.
U kunt per Patch in totaal acht verschillende instellingen
maken (met Assign nummer 1-8), waarmee u aangeeft welke
parameters door welke regelaars worden geregeld.
fig.05-08
3
2
1
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Assign On/Off instellen
fig.05-10
Hiermee selecteert u de acht Assign On/Off instellingen
(ASSIGN 1-8). Zet alleen voor de functies, die u wilt
gebruiken Assign op “On”.
* Zet een Assign instelling die u niet wilt gebruiken op “Off”.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER []
ON/OFF instellingsscherm (ASSIGN 1-8) op te roepen.
Druk op [PEDAL ASSIGN] om de functie aan (ON) of
uit (OFF) te zetten.
Bij elke druk op [PEDAL ASSIGN] wisselt de instelling
tussen “On” en “Off”.
[]
om het Assign
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [ ] [ ], om het volgende
scherm in beeld te krijgen:
fig.05-09
Assign aan/uit
Quick Setting
Target
Target waarde: Min
Target waarde: Max
Source
Source Mode
Active Range Low
Active Range High
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
De instellingen direct maken (Quick Settings)
Met de Quick Settings kunt u de instellingen van de onder-
staande parameters snel afronden, zonder dat u deze één
voor één hoeft in te stellen.
Als u in het Quick Setting scherm aan de PATCH/VALUE
draaiknop draait om de voorgeprogrammeerde pedaal
instellingen te selecteren, worden de meest geschikte
waarden van de gerelateerde parameters direct geselecteerd.
• PATCH LEVEL
• PREAMP GAIN
• OD/DST DRIVE
• DELAY LEVEL
• CHORUS LEVEL
• REVERB LEVEL
• MASTER BPM
• SUB EXP FV
Foot Volume regelen met een extern expressiepedaal
• SUB EXP PS
De Pitch Shifter regelen met een extern expressiepedaal
Herhaal indien nodig stap 2-3, totdat de instellingen
zijn voltooid.
48
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
maximum waarde
Target Max
minimum waarde
Target Min
Als het pedaal volledig is ingedrukt
Als het pedaal volledig omhoog staat
Expressiepedaal
De parameters instellen
Hiermee stelt u de parameters in, die u met Assign kunt
regelen.
Target
fig.05-11
Hiermee stelt u in welke parameter u gaat bewerken.
Behalve de parameters uit de Quick Settings, kunt u ook nog
andere parameters veranderen.
Hieronder ziet u welke parameters als target zijn te selecte-
ren.
• Effect aan/uit voor ieder effect
• Effect parameters
• Patch Level
• Master BPM
• Foot Volume
• Bypass aan/uit
• Schakelaar voor de Patch Select Mode (p. 60)
• Master BPM Tap invoer
• Delay Time Tap invoer (alleen bij gebruik van de delay
weergegeven)
• MIDI Start/Stop
Via de MIDI OUT aansluiting worden MIDI Start en
Stop boodschappen verzonden. Met deze boodschappen
kunt u een sequencer of een ander MIDI apparaat aan-
sturen.
• MMC Start/Stop
Via de MIDI OUT aansluiting worden MMC Start en
Stop boodschappen verzonden. Met deze boodschappen
kunt u een recorder of een ander MIDI apparaat aanstu-
ren.
• Patch Level INC/DEC (toename/afname)
* U kunt instellen, dat één target door verschillende regelaars
kan worden aangestuurd. Zorg er in dat geval voor, dat de
verschillende regelaars niet tegelijkertijd de parameter
proberen te veranderen. Als u één parameter tegelijkertijd met
verschillende regelaars aanstuurt, kunnen er bijgeluiden
optreden.
Target bereik (Min, Max)
fig.05-12
De parameterwaarde, die als target is geselecteerd, kan
veranderen binnen het bereik dat met “Min” en “Max” is
aangegeven.
Als u het CTL pedaal, een voetschakelaar of een andere rege-
laar die als aan/uit schakelaar dient gebruikt, wordt de
“minimum waarde” (Min) bereikt als u het pedaal loslaat; de
“maximum waarde” (Max) bereikt u door het pedaal
volledig in te drukken.
Bij het gebruik van de voetschakelaar
fig.05-13
Hoeveelheid verandering van de parameterwaarde
maximum waarde
Target Max
minimum waarde
Target Min
Uit
Los
Voetschakelaar
Als u een expressiepedaal gebruikt of een andere regelaar die
de waarde geleidelijk kan veranderen, dan zal de waarde
veranderen volgens het bereik dat met de minimum (Min) en
maximum (Max) waarden is ingesteld.
Bij het gebruik van het expressiepedaal
fig.05-14
Aan
Ingedrukt
Hoofdstuk
5
* De GT-6B verzendt geen MIDI klok informatie. Als MIDI
Start/Stop als target is geselecteerd, moet u op het
ontvangende apparaat instellen, dat de eigen klok wordt
gebruikt.
Als de target van het aan/uit type is, wordt de waarde hal-
49
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
verwege tussen de uiterste standen van het pedaal als
scheidslijn voor de schakeling tussen aan en uit gebruikt.
Als u een Aan/Uit target met een expressiepedaal regelt
fig.05-15
Aan
Target Max
ON
Uit
Target Min
Als het pedaal volledig omhoog staat
* Het bereik, dat u kunt selecteren, hangt af van de ingestelde
target.
* Als de “minimum” waarde hoger is dan de “maximum”
waarde, wordt de parameterverandering omgedraaid.
* De instellingswaarden kunnen veranderen als u van target
wisselt, na de instelling van de “minimum waarde” en de
“maximum waarde”. Controleer altijd de “minimum waarde”
en de “maximum waarde” nadat u van target heeft gewisseld.
OFF
Als het pedaal half is ingedrukt
Expressiepedaal
Als het pedaal volledig is ingedrukt
MIDI CC# 1-31, 64-95
Control Change boodschappen vanuit een extern MIDI
apparaat (1-31, 64-95).
* De instelling van het CTL pedaal bepaalt, wanneer het lampje
gaat branden.
Source Mode
fig.05-17
Hier wordt bepaald hoe de instelling verandert, bij gebruik
van een externe instelbare voetschakelaar (zoals de FS-5U).
* Het CTL pedaal van de GT-6B is een externe instelbare
voetschakelaar. Pas de instellingen aan op uw opstelling.
Normal
De normale stand is Off (minimum waarde), waarbij de
schakelaar alleen aanstaat (maximale waarde) als u het
pedaal ingedrukt houdt.
Toggle
Bij elke druk op de voetschakelaar wisselt de instelling tus-
sen On (maximale waarde) en Off (minimale waarde).
Source
fig.05-16
Hiermee stelt u in, welke regelaar van invloed is op de target
parameter. Hieronder ziet u welke regelaar u als source kunt
selecteren.
EXP PEDAL Expressiepedaal
EXP SW Expressiepedaal schakelaar
CTL PEDAL CTL pedaal
* Het lampje van het CTL pedaal brandt niet. De instelling van
het CTL pedaal (p. 46) bepaalt, wanneer het lampje gaat
branden.
SUB EXP PEDAL
Extern expressiepedaal, aangesloten op de SUB EXP
PEDAL/SUB CTL 1, 2 jack.
Zet SYS: Sub CTL 1 Func (p. 63) op “Assignable”.
SUB CTL 1, 2
Voetschakelaar, aangesloten op de SUB EXP PEDAL/
SUB CTL 1, 2 jack.
* Zet SYS: Sub CTL 1, 2 Func (p. 63) op “Assignable”.
Voorbeeld (1)
Bij het aan- en uitzetten van de effecten met een voet-
schakelaar
Source Source Mode
Flexibel model
Toggle CTL pedaal FS-5U (extern)
Schakel model
Normaal Fs-5L (extern)
Expressiepedaal
Normaal EV-5 (extern)
Voorbeeld (2)
Als het effect sterker moet worden of alleen aan moet
staan door het pedaal ingedrukt te houden
Source Source Mode
Flexibel model
CTL pedaal FS-5U (extern)
Schakel model
Fs-5L (extern)
Expressiepedaal EV-5 (extern)
Normaal
werkt niet
Normaal
50
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
Actief bereik
fig.05-18
Als u een expressiepedaal (of een andere regelaar waardoor
de waarde continu verandert) als bron gebruikt, kunt u hier
het bereik instellen, waarbinnen de instellingswaarde kan
veranderen. Als de regelaar buiten de ingestelde waarde
komt, zal de waarde niet veranderen maar stoppen bij het
“minimum” of “maximum”.
(Voorbeeld) Act Range Lo: 40, Act. Range Hi: 80
fig.05-19a
maximum waarde
Target Max
minimum waarde
Target Min
fig.05-19b
04080
Act. bereik
Act. bereik
Lo
Hi
127
Voetpedaal Volume en Pitch Shifter met een extern expressiepedaal regelen
Maak de volgende instellingen om een expressiepedaal dat
op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack is aangesloten te
gebruiken voor het regelen van het Foot Volume en de Pitch
Shifter.
* Zet SYS: Sub CTL 1 Func (p. 63) op “Assignable”.
1. Druk op [PEDAL ASSIGN]
2. Druk op PARAMETER [] [] om één van de
Assign On/Off schermen voor ASSIGN 1-8 te selecte-
ren.
fig.05-10
* Als op de bovenste regel van het scherm “OFF” wordt
aangegeven (knippert), druk dan op [PEDAL ASSIGN] om
deze op “ON” (brandt) te zetten.
3. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de vol-
gende instellingen te selecteren:
Voor Foot Volume:
SUB EXP FV
Voor Pitch Shifter:
SUB EXP PS
fig.05-20
Hoofdstuk
5
On
ON
Off
OFF
0408060
Lo
Midden­waarde
Act. bereik
Act. bereik Max
127
* Als u een voetschakelaar of een andere aan/uit schakelaar als
bron gebruikt, moet u deze op “Lo: 0” en “Hi: 127” laten. Bij
bepaalde instellingen kan het zijn dat de waarde niet
verandert.
4. Doe het volgende, als bij stap 3 Pitch Shifter is geselec-
teerd:
Druk op [FX-2] zodat “On” op het scherm verschijnt.
Druk vervolgens op PARAMETER [] [] om
“FX Select” weer te geven; selecteer vervolgens “P.S”
met de PATCH/VALUE draaiknop.
51
Hoofdstuk 6 De Customize functie gebruiken
Met de Customize functie van de GT-6B kunt u volledig op
uw eigen gevoel vertrouwen en een geheel nieuw effect
creëren, door de instellingen van de “Preamp/Speaker Simu-
lator”, “Overdrive/Distortion” en “Pedal Wah” te veran-
deren. U kunt dan het resultaat opslaan op de GT-6B als
“Custom” instellingen.
U kunt deze custom instellingen ook in andere Patches
gebruiken.
“Custom” instellingen worden automatisch bewaard, zelfs
als u niet de Write procedure uitvoert. Daarom dient u eraan
te denken, dat zodra u de instellingen verandert, de vorige
instellingen niet meer kunnen worden hersteld.
* U kunt “Custom” instellingen naar de originele
fabrieksinstelling terugbrengen door Factory Reset voor het
hele systeem (p. 73) uit te voeren.
Alle productnamen, die in deze gebruiksaanwijzing
worden genoemd, zijn (geregistreerde) handelsmerken
van de respectievelijke eigenaren.
De gebruikte namen voor de klanken in deze gebruik-
saanwijzing zijn omschrijvend van aard, en worden
alleen gebruikt om aan te geven, welke klank met de
COSM technologie wordt nagebootst.
“Custom” Overdrive/ Distortion instellingen
Op de GT-6B kunt u twee verschillende sets met instellingen
opslaan: Custom 1 en Custom 2.
* Door Custom 1 en Custom 2 te bewerken, veranderen alle
klanken in de Patches die gebruik maken van deze Custom
instellingen.
1. Druk op de OD/DS ON/OFF schakelaar.
Het OD/DS Edit scherm verschijnt.
2. Druk op OVERDRIVE/DISTORTION [TYPE VARIA-
TION] om “Custom 1” of “Custom 2” op te roepen.
fig.06-01
3. Druk op PARAMETER [] [] om de speciale
Custom parameters op te roepen.
fig.06-02
Custom
Type
Custom
Bottom
Custom
Top
Custom
Low
Custom
High
4. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
5. Herhaal indien nodig stap 3 en 4.
6. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Type
Hiermee selecteert u het basistype van de voorversterker.
OD-2:
Dit is de klank van de BOSS OD-2.
BD-2:
Dit is een crunchgeluid van de BOSS BD-2.
ODB-3:
Dit is de klank van de BOSS ODB-3.
DS-1:
Deze geeft een eenvoudige normale vervorming.
MT-2:
Dit is de klank van de BOSS MT-2.
FUZZ:
Zoals het geluid van de klank van de FUZZ.
Bottom -50 - +50
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming in het lage
register.
Top -50 - +50
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming in het hoge
register.
52
Low -50 - +50
Aanpassing van de klankkleur van het lage register.
High -50 - +50
Aanpassing van de klankkleur in het hoge register.
Hoofdstuk 6 De Customize functie gebruiken
“Custom” Pedal Wah instellingen
U kunt hier drie verschillende sets met instellingen opslaan:
Custom 1, Custom 2 en Custom 3.
* Door Custom 1, Custom 2 en Custom 3 te bewerken,
veranderen alle klanken in de Patches die gebruik maken van
deze Custom instellingen.
1. Druk op [WAH].
Het bewerkingsscherm van de WAH verschijnt.
2. Druk op PARAMETER [] [] waardoor “FX
Select” verschijnt. Draai vervolgens aan de PATCH/
VALUE draaiknop om “WH” te selecteren.
3. Druk op PARAMETER [] [] totdat “Type” op
het scherm verschijnt.
4. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om uit
“Custom 1-3” te selecteren.
fig.06-03
Type
Hiermee selecteert u het basistype van de wah.
CRY WAH:
Zoals het geluid van de 70-er jaren klank van het CRY BABY
wah pedaal.
VO WAH:
Zoals het geluid van de klank van de VOX V846.
Bass WAH:
Een bredere wah met een variabel bereik, waardoor het
geschikt is voor basgitaar.
Q -50 - +50
Aanpassing van de hoeveelheid karakteristiek effect, dat op
de wah klank wordt aangebracht.
Range Low -50 - +50
Deze parameter bepaalt de klank die te horen is als u het
pedaal omhoog laat komen.
Range High -50 - +50
Deze parameter bepaalt de klank die te horen is als u het
pedaal volledig ingedrukt houdt.
5. Druk op PARAMETER [] [] om de custom
parameters te laten zien.
fig.06-04
Custom
Type
Custom
Q
Custom
Range Low
Custom
Range High
Custom
Presence
6. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de
ingestelde waarde te veranderen.
7. Herhaal indien nodig stap 4 tot 6.
8. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Presence - 50 - +50
Aanpassing van de klankkleur van het wah effect.
Hoofdstuk
6
53
Hoofdstuk 7 Sound On Sound gebruiken
Lit Blink
Dark
U kunt de “Sound On Sound functie” gebruiken door met de
REV/DLY Fx Select “SOS” te selecteren (p. 27).
Hierbij werken het pedaal 4 en het BYPASS/CTL pedaal
automatisch als Sound On Sound regelaars.
fig.07-01
Nummer 4 pedaal: Stop, Wissen
CTL pedaal: Record, Afspelen, Overdub
* Als de Patch Select mode (p. 60) op de Bank/Number
selectiemethode is ingesteld, werkt het pedaal 4 niet als het
Sound On Sound controle pedaal.
De beschikbare opnametijd in de “HiQlty” mode (waar
de nadruk op geluidskwaliteit ligt) is ongeveer 3
seconden; in de “LongTime” mode (waar de nadruk op
de lengte van de opnametijd ligt) is deze ongeveer 6
seconden.
Werkwijze
fig.07-02
1. Controleer of het lampje van het
CTL pedaal rood knippert.
Hiermee wordt aangegeven dat de
GT-6B in “standby” voor de opname
staat en dat het geheugen leeg is.
Verder wordt met de snelheid
waarin het lampje knippert het
tempo aangegeven; het lampje kunt u op deze manier
gebruiken om tijdens de opname het tempo te controle-
ren.
* Als “Tempo” (p. 29) op “BPM” staat en “Quantize” (p. 29)
op “On”, kunt u het tempo instellen door 2 keer (of vaker) in
het gewenste tempo op pedaal 4 te drukken (“tap” invoer).
fig.07-03
2. Druk op het CTL pedaal om met de
opname te beginnen.
Het lampje op het CTL pedaal stopt
te knipperen, en brandt nu aan één
stuk om aan te geven dat de GT-6B
aan het opnemen is.
* De opname stopt automatisch, zodra de
Blink
Lit
hoeveelheid opgenomen data de beschikbare opnametijd heeft
overschreden.
3. Druk op het CTL pedaal om de opname te stoppen.
Zodra u de opname stopt, wordt de opgenomen passage
meteen afgespeeld. Het rode lampje op het CTL pedaal
gaat uit, waarna het groene lampje gaat branden om aan
te geven dat de GT-6B aan het afspelen is.
Daarnaast gaat ook het lampje op pedaal 4 branden om
aan te geven dat het geheugen opgenomen data bevat.
fig.07-04
Dark BlinkLit
fig.07-05
4. Druk nogmaals op het CTL pedaal,
om met overdubben te beginnen.
Synchroniseer de overdub met de
opgenomen passage.
Het groene lampje op het CTL
pedaal gaat knipperen, en het rode
lampje gaat branden om aan te
geven dat er tegelijkertijd wordt afgespeeld en opgeno-
men.
Bij elke druk op het CTL pedaal wordt het afspelen en
opnemen herhaald.
5. Druk op het pedaal 4 als u klaar bent met afspelen en
overdubben.
fig.07-06
6. Als u de opname wilt wissen, houd
dan pedaal 4 tenminste 2 seconden
ingedrukt.
* De opgenomen data is van tijdelijke
aard. Denk eraan dat door de volgende
handelingen de opname wordt gewist:
• De stroom op de GT-6B uitzetten.
• Naar een andere Patch schakelen.
• De REV/DLY Fx Select op iets anders dan “SOS”
instellen.
• SOS mode uitzetten.
• Voor meer informatie over de “SOS” parameters, zie
p. 29.
54
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
De klank uitsturen zonder aangebrachte effecten (Bypass)
De GT-6B beschikt over een bypass schakeling. Bij gebruik
van de bypass bestaat het signaalpad (van ingang naar uit-
gang) volledig uit analoge schakelingen. Voer de volgende
werkwijze uit om naar bypass om te schakelen:
Het expressiepedaal gebruiken, terwijl bypass toch aanstaat
U kunt de bypass EXP mode gebruiken om de schakeling
van het signaal in te stellen, als bypass actief is; deze instel-
ling kunt u voor elke Patch apart instellen.
1. Druk herhaaldelijk op [NAME/NS/MASTER], totdat
“Bypass EXP Mode” op het scherm verschijnt.
* Bij elke druk op [NAME/NS/MASTER] verandert het item
dat u kunt instellen, in de volgende volgorde:
Name
Noise Suppressor → Master → Bypass EXP Mode
Foot Volume → Effect Chain.
fig.08-50
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “On” of
“Off” te selecteren.
Off:
U kunt het expressiepedaal niet gebruiken als bypass
actief is. De bypass klank gaat niet door de AD/DA
converter, en er wordt een analoge klank uitgestuurd.
Ook als alleen CHORUS of REV/DLY in gebruik zijn
wordt er voor de directe klank een analoge bypass klank
uitgestuurd (terwijl het expressiepedaal alleen van
invloed is op de effectklank).
On:
U kunt het expressiepedaal wel gebruiken als bypass
actief is. De bypass klank wordt uitgestuurd, nadat deze
door de AD/DA converter is gegaan. Als alleen
CHORUS of REV/DLY in gebruik is, wordt de directe
klank uitgestuurd nadat deze door de AD/DA converter
is gegaan, zodat u met het expressiepedaal het volume
van de gehele klank, inclusief de directe klank, kunt
regelen.
3. Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Bypass aan- en uitzetten
Met het pedaal
Als de functie van het BYPASS/CTL pedaal of de expressie-
pedaal schakelaar op “Bypass” staat, kunt u met deze peda-
len schakelen tussen “bypass” en “effect aan”.
Als het apparaat in de bypass mode is, brandt het groene
lampje op het BYPASS/CTL pedaal (zie “Instellingen voor
het gebruik van de expressiepedaal schakelaar/CTL pedaal”:
p. 46).
Met de knoppen
Bij elke druk op de [TUNER/BYPASS] knop op het bedie-
ningspaneel schakelt het apparaat tussen “Tuner mode” (p.
56), “Bypass mode” en “Play mode”.
Direct aansluiten op een opnamestudio of PA mengtafel (XLR gebalanceerde uitgang)
De GT-6B beschikt over twee gebalanceerde uitgangen met
XLR aansluitingen. Hoewel er voor de aansluiting van een
basgitaar (effectprocessor) op een mengtafel in de studio of
op het podium normaalgesproken een D.I. wordt gebruikt,
kunt u de GT-6B ook direct op de mengtafel aansluiten. Hier-
door voorkomt u vermindering van de geluidskwaliteit en
andere problemen, die zich bij het aansluiten van meerdere
apparaten kunnen voordoen.
fig.08-02
Hoofdstuk
8
Omschakelen naar de XLR uitgang
Met de OUTPUT SELECT schakelaar op het achterpaneel
kunt u selecteren hoe het signaal via de XLR aansluitingen
wordt uitgestuurd.
R-OUTPUT-L: Stereo Output
Het stereo uitgangssignaal van de GT-6B wordt zonder ver-
andering uitgestuurd. Kies deze stand, als u stereo opneemt
of een stereosignaal naar de PA wilt sturen.
55
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
DIRECT/MONO: Direct/Mono Output
Via één van de aansluitingen wordt het stereosignaal van de
GT-6B als mono uitgestuurd. De directe basklank (de analoge
bypass klank van de ingang) wordt via de andere aansluiting
uitgestuurd.
Met de stand van deze schakelaar bepaalt u of het signaal via
de XLR uitgangen in stereo (L/R) of direct mono wordt uit-
gestuurd. Zet de schakelaar op deze positie als u maar één
kanaal op de mengtafel gebruikt, bijvoorbeeld tijdens een
live optreden. Daarnaast kunt u bijvoorbeeld bij een opname
in de studio de directe basgitaarklank op een apart kanaal
opnemen, om later tijdens de mix de directe klank met de
effectklank te mixen.
Snelle aanpassing van het volume van een Patch (EFFECT LEVEL knop)
Met de EFFECT LEVEL knop kunt u het volume van de
geselecteerde Patch snel en eenvoudig aanpassen.
U kunt het volume van de geselecteerde Patch direct regelen
door aan de EFFECT LEVEL knop te draaien.
fig.08-03
Het stemapparaat aanzetten
Met de volgende werkwijze schakelt u naar de Tuner mode.
fig.08-04
Met het pedaal
Druk tegelijkertijd de PATCH en PATCH pedalen
in, om naar de Tuner mode te gaan.
Druk op het PATCH of PATCH pedaal om naar de
Play mode terug te keren.
Met de knoppen
Bij elke druk op de [TUNER/BYPASS] knop op het bedie-
ningspaneel schakelt het apparaat tussen “Tuner mode” (p.
56), “Bypass mode” en “Play mode”.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik
zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd. In
dit geval heeft EFFECT LEVEL geen invloed op het volume
van de directe klank.
* Als u de Write procedure (p. 23) uitvoert, wordt de aanpassing
van het volume van de Patch door middel van de EFFECT
LEVEL knop opgeslagen.
De basgitaar stemmen
De GT-6B heeft een ingebouwde automatische chromatische
tuner. Als u de tuner aanzet, wordt het uitgangssignaal uit-
gezet.
Over het scherm tijdens het stemmen
Bij het ingebouwde stemapparaat van de GT-6B wordt de
notennaam op de bovenste regel van het scherm weergege-
ven en de stemgrafiek op de onderste regel. De stemgrafiek
toont het verschil tussen het ingangssignaal en de notennaam
op het scherm.
Verder wordt de stemming ook met de lampjes op de
PATCH pedalen aangegeven.
fig.08-05
Notennaam
Stemgrafiek
Als het verschil met de juiste toonhoogte minder dan 50% is,
kunt u met de stemgrafiek de grootte van het verschil afle-
zen. Stem de basgitaar totdat het “” in het midden van de
stemgrafiek staat.
Op dat moment gaan de lampjes van de beide PATCH peda-
len branden, om aan te geven dat het instrument goed is
gestemd.
56
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
fig.08-06
te hoog
gestemd
te laag
Stemmen
1. Speel een open noot op de snaar, die u gaat stemmen.
Op het scherm verschijnt de notennaam, die het dichtst
bij de gespeelde noot ligt.
* Speel slechts één noot op de snaar, die u gaat stemmen.
2. Stem de snaar, totdat de juiste snaar op het scherm ver-
schijnt.
Normale vier-snarige basgitaar
4e 3e 2e 1e
normaal E A D G
1/2 toon lager D# G# C# F#
1 toon lager D G C F
Als de klank hoger dan de aangegeven notennaam is
” verschijnt rechts van het midden van de stemgra-
fiek.
fig.08-52
De lampjes op de pedalen knipperen van links naar
rechts.
4. Herhaal stap 1-3 totdat alle snaren zijn gestemd.
De instelling van het stemapparaat veranderen
U kunt de volgende instellingen van het stemapparaat veran-
deren.
Standaard Stemming (435-445 Hz)
fig.08-07
Normale vijf-snarige basgitaar
5e 4e 3e 2e 1e
normaal B E A D
1/2 toon lager A# D# G# C# F#
1 toon lager A D G C F
Normale zes-snarige basgitaar
6e 5e 4e 3e 2e 1e
normaal B E A D G
1/2 toon lager A# D# G# C# F# B
1 toon lager A D G C F A#
3. Blijf naar de stemgrafiek kijken en stem de basgitaar
totdat het “” in het midden staat.
Als de klank lager dan de aangegeven notennaam is
” verschijnt links van het midden van de
stemgrafiek.
fig.08-51
De frequentie van A4 (de centrale A op het toetsenbord van
een piano), die door een instrument wordt gespeeld (bijv. een
piano) zodat de andere instrumenten voor het spelen erop
kunnen stemmen, noemen we de standaard stemming. U
kunt de standaard stemming van de GT-6B instellen op een
frequentie tussen 435 en 445 Hz.
* Volgens de fabrieksinstelling is dit op 440 Hz ingesteld.
1. Zet de Stem functie aan.
2. Druk op PARAMETER [ ], totdat “TUNER Pitch”
op het scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de instelling te wij-
zigen.
4. Druk op [TUNER/BYPASS] of [EXIT] om terug te keren
naar het Play scherm of druk op PARAMETER [ ]
[ ] om terug te keren naar het Tuner scherm.
Hoofdstuk
8
De lampjes op de pedalen knipperen van rechts naar
links.
57
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
De gehele klank aanpassen op de gebruiksomgeving (Global)
De GT-6B heeft een functie waarmee u alle instellingen van
de Patches tijdelijk kunt veranderen. Dit is de “Global” func-
tie.
Met de Global functie kunt u uw instellingen tijdelijk aanpas-
sen op de instellingen van uw apparatuur en de gebruiksom-
geving, terwijl de instellingen van de Patches zelf
onveranderd blijven.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om het volgende scherm op te roepen:
fig.08-53
Global: Noise Suppressor Threshold
Global: Reverb Level
De DIGITAL OUT gebruiken
Via de DIGITAL OUT aansluiting op het achterpaneel wordt
een digitaal signaal uitgestuurd. U kunt deze direct aan-
sluiten op de digital in aansluiting van een digitale recorder
(of een vergelijkbaar apparaat) en opnemen zonder vermind-
ering van geluidskwaliteit.
fig.08-10
Het uitgangsvolume van de DIGITAL OUT aanpassen
DIGITAL IN
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
3. Herhaal indien nodig stap 1 en 2.
4. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
NS Thrshold (Noise Suppressor Threshold) -20 dB - +20 dB
U kunt voor alle Patches het volume van de threshold van de
noise suppressor instellen in een bereik van -20 dB tot +20 dB.
Met deze aanpassing kunt u gemakkelijk het uitgangssig-
naal van de verschillende basgitaren gelijk afstellen, als u
meer dan één basgitaar aansluit.
* Zet deze op “0 dB” als u deze parameter voor een losse Patch
instelt.
* Deze parameter heeft geen effect op een Patch, waarvoor de
noise suppressor uitstaat.
Revrb Level (Reverb Level) 0%-200%
Aanpassing van het reverb volume van alle Patches, in een
bereik van 0%-200%.
Op deze manier kunt u het reverb volume van het gehele
apparaat gemakkelijk aanpassen op de galm van de con-
certzaal.
Op de GT-6B kunt u het uitgangsvolume van de DIGITAL
OUT onafhankelijk van het analoge uitgangsvolume
instellen.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Digital Out” op te roepen.
fig.09-52
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het digi-
tale uitgangsvolume in te stellen.
Mogelijke instelling: 0-200
* Bij een te hoog volume kan er binnen het apparaat vervorming
van het signaal ontstaan. Controleer de meter (p. 59), of houd
het signaal op een andere manier in de gaten, tijdens het
instellen van deze waarde.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
* Zet deze op “100%” als u deze parameter voor een losse Patch
instelt.
* Deze parameter heeft geen effect op een Patch, waarvoor de
reverb uitstaat.
58
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
Het uitgangsvolume van de effecten controleren met de volumemeter
U kunt het uitgangsvolume van elk effect meten. Dit is han-
dig voor het controleren van het uitgangsvolume van de
effecten.
1. Druk een aantal keren op [UTILITY], totdat “METER”
in beeld verschijnt.
* U kunt deze parameter ook selecteren door op [UTILITY] te
drukken, en vervolgens op PARAMETER [ ] [].
fig.08-11
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het effect,
waarvan u het volume wilt controleren, te selecteren.
* U kunt alleen een effect dat aanstaat selecteren.
* Als u “Input” selecteert kunt u het volume van het
ingangssignaal, dat bij de INPUT jack binnenkomt,
controleren. Als u “Output” selecteert kunt u het volume van
het uitgangssignaal van de GT-6B controleren.
* Als het uitgangsvolume te hoog is ingesteld, bereikt u met de
effecten misschien niet het beoogde resultaat. Stel het
uitgangsvolume van elk effect in op de optimale waarde, door
de meter in de gaten te houden en te zorgen dat de naald niet
fluctueert.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Hoofdstuk
8
59
Hoofdstuk 9 Andere functies
Het contrast van het scherm aanpassen (LCD Contrast)
De leesbaarheid van het scherm is afhankelijk van de
plaatsing van de GT-6B. Als het scherm moeilijk te lezen is,
kunt u het contrast van het scherm aanpassen.
1. Druk een aantal keer op [UTILITY], totdat “LCD Con-
trast” in beeld verschijnt.
* U kunt deze parameter ook bereiken door eerst op [UTILITY]
te drukken en vervolgens op PARAMETER [ ] [].
* Als u tijdens het aanzetten van de stroom [UTILITY]
ingedrukt houdt, komt dit scherm meteen in beeld.
fig.09-01
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het con-
trast aan te passen.
Waarde: 1-16
3. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Het aantal banken, waaruit
Instellen hoe er van Patch wordt gewisseld (Patch Select mode)
Met deze instelling geeft u aan op welke manier u met de
pedalen van Patch kunt wisselen.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Patch Select” op te roepen.
fig.09-03
2. Draai aan de PATCH/VALUE knop om de methode
voor het wisselen van Patches in te stellen.
UP/DOWN:
U kunt alleen van Patch wisselen met de PATCH en
PATCH pedalen.
* Dit is de fabrieksinstelling.
* Voor meer informatie over het wisselen van Patches als deze
parameter op “UP/DOWN” staat, zie “Patches selecteren” (p.
14).
BANK/NUMBER:
Met deze instelling wisselt u van Patch door de bank en
het nummer direct in te voeren.
u kan kiezen, beperken (Bank Extent)
U kunt een maximum aantal banken instellen, waardoor u
het aantal banken waaruit u kunt kiezen beperkt. Op deze
manier kunt u de GT-6B zo instellen, dat u alleen de Patches
die u nodig heeft kunt selecteren.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Bank Extent” op te roepen.
fig.09-50
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het maxi-
mum aantal banken in te stellen.
Mogelijke waarden: U1-P0
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Patches selecteren door de bank en het nummer direct in te voeren
Dit is een goede manier om achter elkaar verschillende
Patches te selecteren.
Alleen van nummer wisselen
fig.09-04
1
1. Druk op het pedaal met het nummer van de Patch, die
u wilt gebruiken.
Het lampje op het pedaal gaat branden en de GT-6B
schakelt om naar deze Patch.
60
Hoofdstuk 9 Andere functies
Van nummer en bank wisselen
fig.09-05
1
2
1. Druk op het BANK of BANK pedaal om de
gewenste bank te selecteren.
Bij het wisselen van bank gaat het lampje op het laatst
geselecteerde nummerpedaal knipperen. De GT-6B is nu
klaar voor het aangeven van een Patch nummer (in deze
toestand bent u nog niet van Patch gewisseld).
2. Druk op een nummerpedaal om aan te geven, welke
Patch u wilt gebruiken.
Het lampje op het geselecteerde nummerpedaal gaat
branden, waarna de GT-6B naar deze Patch omschakelt.
* Tijdens het wisselen van Patch blijven de delay en reverb
hoorbaar.
Instellen met welke timing er van Patch wordt gewisseld (Patch Change mode)
Met deze instelling geeft u aan wanneer de GT-6B naar de
volgende Patch omschakelt, tijdens het wisselen van Patch
met de pedalen.
De Patch Change mode verschijnt alleen als “BANK/
NUMBER” als Patch Select mode is geselecteerd.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Patch Change” op te roepen.
fig.09-51
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de timing
voor het wisselen van Patches in te stellen.
Immediate:
De Patch wisselt zodra er een BANK of nummerpedaal
is ingedrukt.
Wait for a NUM.:
Hoewel er na het indrukken van een BANK pedaal op
het scherm wordt aangegeven dat er een andere bank is
geselecteerd, verandert de Patch op dit moment nog niet.
De nieuwe Patch wordt pas geselecteerd als er ook een
nummerpedaal is ingedrukt en er een complete bank/
nummer combinatie is ingevoerd.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
61
Hoofdstuk
9
Hoofdstuk 9 Andere functies
“Expression Pedal Hold” instellen
Met deze instelling bepaalt u of de stand van het expressie-
pedaal (Pedal Assign, p. 45) bij het wisselen van Patch van
invloed is op de volgende Patch.
* Expression Pedal Hold werkt niet als de Assign Source mode
op Toggle staat (waarbij de waarde bij elke druk op het pedaal
tussen Min en Max wisselt).
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “EXP Pdl Hold” op te roepen.
fig.09-06
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om Expres-
sion Pedal Hold in te stellen.
On: de Pedal Assign status wordt meegenomen naar de
volgende Patch.
(voorbeeld)
Als u van Patch wisselt, terwijl het volume door het
expressiepedaal wordt geregeld, staat het volume van de
volgende Patch op de waarde van de huidige pedaal-
positie (hoek) ingesteld.
Als het expressiepedaal in de volgende Patch het wah
effect regelt, neemt het volume de ingestelde waarde van
de Patch aan, terwijl het wah effect van de Patch de
waarde krijgt die overeenkomt met de huidige pedaal-
positie (hoek).
De functie van de PATCH/ VALUE draaiknop selecteren (Dial functie)
Met deze instelling bepaalt u of u van Patch kunt wisselen
door aan de PATCH/VALUE draaiknop te draaien.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Dial Func” op te roepen.
fig.09-02
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de functie
van de PATCH/VALUE draaiknop in te stellen.
PATCH No.& VALUE:
U kunt de draaiknop zowel voor het wisselen van
Patches als voor het instellen van waarden gebruiken. U
kunt niet alleen met de pedalen van Patch wisselen,
maar ook door aan de PATCH/VALUE draaiknop te
draaien. Dit is de standaard fabrieksinstelling.
VALUE Only:
Met deze instelling kunt u de PATCH/VALUE draai-
knop alleen gebruiken voor het veranderen van parame-
terwaarden, en niet voor het selecteren van Patches.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Off: de Pedal Assign status wordt niet meegenomen
naar de volgende Patch.
(voorbeeld)
Als u van Patch wisselt, terwijl het volume door het
expressiepedaal wordt geregeld, krijgt het volume van
de volgende Patch de ingestelde waarde van deze Patch.
Als het expressiepedaal wordt bediend, verandert het
volume in overeenstemming met de beweging van het
pedaal.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
62
Hoofdstuk 9 Andere functies
De functies van de knoppen instellen (Knob Mode)
Hiermee stelt u in hoe de instellingswaarden worden veran-
derd als u aan de knoppen draait.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Knob Mode” op te roepen.
fig.09-07
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de Knob
Mode in te stellen.
Immediate:
Als u aan een knop draait, verandert de waarde meteen.
Current Setting:
Pas als de knop de waarde heeft bereikt, die in de Patch
is ingesteld, kan de waarde veranderen.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
De functie van een externe voetschakelaar instellen (SUB CTL 1, 2 functie)
Als u een externe voetschakelaar op de SUB EXP PEDAL/
SUB CTL 1, 2 jack op het achterpaneel heeft aangesloten,
kunt u met “Sub Control 1” en “Sub Control 2” de functie
van de externe voetschakelaar instellen.
* Gebruik voor het aansluiten van twee voetschakelaars het
speciale Roland PCS-31 verbindingssnoer, waarbij de
voetschakelaar die met de plug met de witte streep is
aangesloten volgens de instellingen van Sub Control 1
functioneert, terwijl de voetschakelaar die met de plug met de
rode streep is aangesloten volgens de instellingen van Sub
Control 2 functioneert.
* Als u maar één voetschakelaar aansluit, worden de
instellingen van Sub Control 1 gebruikt.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “SubCTL 1 Func” en “SubCTL 2
Func” op te roepen.
fig.09-08
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de functie
van de voetschakelaar in te stellen.
Assignable:
De voetschakelaar functioneert als de regelaar, die met
Pedal Assign (p. 48) voor een Patch is ingesteld.
Bypass On/Off:
De voetschakelaar werkt als een aan/uit schakelaar voor
bypass.
Patch Select:
De voetschakelaar wordt gebruikt om van Patch Select
mode te wisselen (p. 60).
MIDI Start/Stop:
De voetschakelaar wordt gebruikt voor het starten en
stoppen van een extern MIDI apparaat (bijv. een sequen-
cer).
MMC Play/Stop:
De voetschakelaar wordt gebruikt voor het bedienen van
Play en Stop van een extern MIDI apparaat (bijv. een
harddisk recorder).
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Hoofdstuk
9
63
Hoofdstuk 10 MIDI
Wat zijn de MIDI mogelijk­heden van de GT-6B?
In dit hoofdstuk wordt besproken welke handelingen met
MIDI op de GT-6B mogelijk zijn.
* Voor het gebruik van MIDI is het noodzakelijk dat instelling
van de MIDI kanalen op het aangesloten apparaat
overeenkomt met de GT-6B. Als deze instelling niet juist is,
kan de GT-6B geen MIDI data uitwisselen met het andere
apparaat.
Bediening vanaf de GT-6B
Program Change boodschappen versturen
Als er op de GT-6B een Patch wordt geselecteerd, wordt er
automatisch een Program Change boodschap verstuurd, die
overeenkomt met het Patchnummer. De instelling van het
externe MIDI apparaat verandert vervolgens overeenkomstig
de ontvangen Program Change boodschap.
fig.10-01
effectklanken en andere op de GT-6B opgeslagen data naar
een extern MIDI apparaat verzenden. Zo kunt u bijvoor-
beeld een andere GT-6B van dezelfde instellingen voorzien
of de instellingen van de effectklanken op een sequencer of
ander apparaat opslaan.
De GT-6B vanaf een extern MIDI apparaat op afstand bedienen.
Van Patch wisselen
Als de GT-6B van een extern MIDI apparaat een Program
Change boodschap ontvangt, zal er overeenkomstig deze
boodschap van Patch worden gewisseld.
Met de Program Change Map (p. 69) kunt u de relatie
tussen Program Change boodschappen en de Patches
van de GT-6B instellen. Stel deze Map goed in als u de
effectklanken op een ander MIDI apparaat wilt afstellen.
Hieronder ziet u de aansluiting voor een sequencer, die uw
basspel van een automatische begeleiding voorziet. Op de
punten waar u dat heeft aangegeven wisselt de GT-6B auto-
matisch van Patch, als gevolg van de Program Change bood-
schappen, die samen met de andere data binnenkomen.
fig.10-02
MIDI OUT
MIDI IN
Control Change boodschappen versturen
De data, die samenhangen met de handelingen van het CTL
pedaal, het expressiepedaal, de expressiepedaal schakelaar
en de op SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1, 2 aangesloten externe
apparaten worden als Control Change boodschappen ver-
zonden. Deze boodschappen kunnen (onder andere) voor het
beïnvloeden van de parameters van een extern MIDI appa-
raat worden gebruikt.
MIDI Start/Stop, MMC Play/Stop
Als het CTL pedaal, het expressiepedaal, de expressiepedaal
schakelaar of de op SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1, 2 aange-
sloten externe apparaten worden bediend, worden er MIDI
Start/Stop of MMC Play/Stop verzonden, waarmee u een
extern MIDI apparaat kunt aansturen.
* Voor de benodigde instellingen, zie p. 48 en 63.
Data versturen
Via Exclusive boodschappen kunt u de instellingen van de
MIDI OUT
MIDI IN
Control Change boodschappen ontvangen
Tijdens het spelen kunt u bepaalde parameters met
ontvangen Control Change boodschappen regelen. Met
Pedal Assign (p. 48) kunt u instellen welke parameters
op deze manier te regelen zijn.
Data ontvangen
De GT-6B kan door een andere GT-6B verzonden data ont-
vangen, evenals van een sequencer afkomstige data.
64
Hoofdstuk 10 MIDI
De MIDI functies instellen
In dit gedeelte worden de MIDI functies van de GT-6B
beschreven. Stel ze naar wens in, afhankelijk van het doel
van het gebruik.
1. Druk een aantal keer op [UTILITY], totdat het vol-
gende scherm in beeld komt:
fig.10-03
2. Druk op [PARAMETER] [ ] [] om de parame-
ter, die u wilt instellen op te roepen.
3. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
4. Herhaal indien nodig stap 2-3.
5. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
MIDI RX Channel (MIDI Receive kanaal) 1-16
fig.10-03
MIDI Tx Channel (MIDI Transmit kanaal) 1-16, Rx
fig.10-06
Hier stelt u in welk kanaal voor het verzenden van MIDI
boodschappen wordt gebruikt. Als deze op “Rx” staat, is dit
hetzelfde kanaal als het MIDI Receive kanaal.
* Volgens de fabrieksinstelling staat deze op “Rx”.
MIDI Device ID 1–32
fig.10-07
Hier stelt u de Device ID voor het verzenden en ontvangen
van Exclusive boodschappen in.
* Volgens de fabrieksinstelling staat deze op 1.
MIDI Sync Clock Auto, Internal
fig.10-08
Hier stelt u in op welk kanaal MIDI boodschappen worden
ontvangen.
* Volgens de fabrieksinstelling is dit kanaal 1.
MIDI Omni Mode Omni Off, Omni On
fig.10-05
Als deze parameter op “Omni On” staat, worden de MIDI
boodschappen op alle kanalen ontvangen, ongeacht de
instelling van de MIDI kanalen.
* Ook als Omni Mode op “On” staat, kunnen alleen de
Exclusive boodschappen voor de Device ID data (die met
“Device ID” is ingesteld) worden ontvangen.
* Volgens de fabrieksinstelling staat deze op “Omni On”.
U kunt het tempo van een aangesloten sequencer of ander
MIDI apparaat synchroniseren.
Auto: Als er vanuit het externe MIDI apparaat geen
MIDI Clock wordt ontvangen, loopt het tempo
synchroon met het tempo, dat met MASTER BPM
is ingesteld. Als er wel een MIDI Clock wordt
ontvangen, dan loopt het tempo daarmee
synchroon.
Internal: Het tempo loopt synchroon met het tempo, dat
met MASTER BPM is ingesteld.
* Volgens de fabrieksinstelling staat deze op “Auto”.
* Als u een extern MIDI apparaat aansluit, terwijl deze op
“Auto” staat, wordt de Master BPM op de GT-6B met het
tempo van het externe MIDI apparaat gesynchroniseerd; de
instelling van Master BPM geldt dan niet meer. Wilt u de
Master BPM zelf instellen, zet deze parameter dan op
“Internal”.
* Bij het synchroniseren naar het MIDI Clock signaal van een
extern MIDI apparaat kunnen er timingsproblemen ontstaan,
als gevolg van fouten in de MIDI Clock.
Hoofdstuk 10
65
Hoofdstuk 10 MIDI
MIDI PC OUT (MIDI Program Change Out) Off, On
fig.10-09
Deze instelling bepaalt of er door het wisselen van Patch op
de GT-6B een Program Change boodschap wordt verzonden.
Off: Er worden geen Program Change boodschappen
verzonden, ook al wordt er van Patch gewisseld.
On: Tijdens het wisselen van Patch wordt er tegelijkertijd
een Program Change boodschap verzonden.
MIDI EXP OUT (MIDI expressiepedaal Out) Off, 1-31, 33-95
fig.10-10
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van het expressiepedaal Control Change bood-
schappen worden verzonden. Als deze op “Off” staat, wor-
den er geen Control Change boodschappen verzonden.
MIDI SUB CTL 1 OUT (MIDI Sub Control 1 Out) Off, 1–31, 33–95
fig.10-13
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van het op de SUB CTL 1 jack aangesloten externe
pedaal Control Change boodschappen worden verzonden.
Als deze op “Off” staat, worden er geen Control Change
boodschappen verzonden.
MIDI SUB CTL 2 OUT (MIDI Sub Control 2 Out) Off, 1–31, 33–95
fig.10-14
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van het op de SUB CTL 2 jack aangesloten externe
pedaal Control Change boodschappen worden verzonden.
Als deze op “Off” staat, worden er geen Control Change
boodschappen verzonden.
MIDI EXP SW OUT (MIDI expressiepedaal schakelaar Out) Off, 1-31, 33-95
fig.10-11
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van de expressiepedaal schakelaar Control
Change boodschappen worden verzonden. Als deze op
“Off” staat, worden er geen Control Change boodschappen
verzonden.
MIDI CTL OUT (MIDI Control pedaal Out) Off, 1-31, 33-95
fig.10-12
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van het CTL pedaal Control Change boodschap-
pen worden verzonden. Als deze op “Off” staat, worden er
geen Control Change boodschappen verzonden.
66
Hoofdstuk 10 MIDI
MIDI data verzenden en ontvangen
Op de GT-6B kunt u met Exclusive boodschappen een andere
GT-6B van dezelfde instellingen voorzien en effect instellin-
gen op een sequencer of ander apparaat opslaan. Deze
manier van data verzenden wordt “Bulk Dump” genoemd,
terwijl deze manier van data ontvangen “Bulk Load” wordt
genoemd.
Data naar een extern MIDI apparaat versturen (Bulk Dump)
U kunt data verzenden door het bereik tussen het begin en
het einde van de verzending aan te geven. U kunt de
volgende soorten data versturen:
Weergave Verzonden data
System Bevat instellingen van parameters, Har-
monist toonladders, Auto Slap patronen en eigen ingestelde parameters voor over­drive/distortion en wah.
U1-1–U0-4, u1-1–u0-4
Temp Instellingen van wat er op dit moment
Instellingen van Patch nr. U1-1 tot en met U0-4 en u1-1 tot en met u0-4.
wordt gespeeld.
Bij het verzenden van data naar een andere GT-6B
Sluit de apparatuur volgens onderstaand schema aan; laat de
Device ID van het verzendende en ontvangende apparaat
overeenkomen.
fig.10-16
MIDI OUT
MIDI IN
Verzenden
fig.10-17
Aansluiten
Voor het opslaan op een MIDI sequencer
Sluit de apparatuur volgens onderstaand schema aan; zet de
sequencer in de “standby” mode, klaar voor het ontvangen
van Exclusive boodschappen.
fig.10-15
MIDI OUT
MIDI IN
2
1,2
4 3
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Bulk Dump” op te roepen.
fig.10-18
2. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen; draai aan de PATCH/VALUE draaiknop
om het begin en einde van de te verzenden data aan te
geven.
1
Hoofdstuk 10
* Voor informatie over de bediening van de sequencer, zie de
gebruiksaanwijzing van de betreffende sequencer.
67
Hoofdstuk 10 MIDI
3. Druk, nadat u heeft aangegeven welke data u gaat ver-
zenden, op [WRITE].
De data wordt nu verzonden.
fig.10-19
Als het verzenden is voltooid, keert het scherm dat voor
de verzending in beeld was terug.
4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Data vanaf een extern MIDI apparaat ontvangen (Bulk Load)
Aansluiten
Voor het ontvangen van data, die eerder op een sequencer was opgeslagen
Sluit de apparatuur volgens onderstaand schema aan. Zet de
Device ID op de GT-6B op hetzelfde nummer als het nummer
dat voor het verzenden naar de sequencer was gebruikt.
fig.10-02
Ontvangen
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Bulk Load” op te roepen.
fig.10-20
2. Verzend de data vanaf het externe MIDI apparaat.
Als de GT-6B de data ontvangt, verschijnt het volgende
in beeld:
fig.10-21
Als de GT-6B alla data heeft ontvangen, verschijnt het
volgende in beeld:
fig.10-22
Hierna kan er nog meer data worden ontvangen.
MIDI OUT
MIDI IN
* Voor informatie over de bediening van de sequencer, die u
gebruikt, zie de gebruiksaanwijzing van de betreffende
sequencer.
3. Druk op [EXIT] om Bulk Load af te sluiten.
Nadat u op [EXIT] heeft gedrukt verschijnt “Checking...”
in beeld, waarmee wordt aangegeven dat de GT-6B de
ontvangen data aan het controleren is. Na de controle
verschijnt de Play pagina weer op het scherm.
68
Hoofdstuk 10 MIDI
De Program Change Map instellen
Door middel van ontvangen Program Change boodschappen
vanaf een extern MIDI apparaat kunt u van Patch wisselen
op de GT-6B. In de “Program Change Map” kunt u de relatie
tussen de ontvangen Program Change boodschappen en de
Patches instellen.
Voorgeprogrammeerde instellingen van de Program Change Map
De fabrieksinstelling van de Program Change Map is als
volgt:
Program nummer Bank/Patch nummer
1 U1-1
2 U1-2
3 U1-3
4 U1-4
5 U2-1
: :
: :
: :
39 U0-3
40 U0-4
41 u1-1
42 u1-2
: :
: :
: :
79 u0-3
80 u0-4
81 P1-1
82 P1-2
: :
: :
: :
119 P0-3
120 P0-4
121 P0-4
122 P0-4
: :
128 P0-4
Werkwijze
fig.10-24
2
3
6
1,4
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “MIDI Map Select” op te roepen.
fig.10-25
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “Prog” te
selecteren.
* Als “Fix” is ingesteld, kunt u de Program Change Map niet
instellen.
* Zie het volgende kopje voor meer informatie over “MIDI Map
Select”.
3. Druk op PARAMETER [] [] totdat “MIDI
Program Map” in beeld verschijnt.
fig.10-26
Program nummer
4. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen, en draai aan de PATCH/VALUE draai-
knop om het ontvangen Program nummer en het bijbe-
horende Patchnummer in te stellen.
5. Herhaal indien nodig stap 4 om Patchnummers op de
bijbehorende Program nummers in te stellen, totdat de
Program Change Map klaar is.
6. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Patchnummer
1
Hoofdstuk 10
69
Hoofdstuk 10 MIDI
De instelling van de Program Change Map aan-/uitzetten (MIDI Map Select)
Als de GT-6B Program Change boodschappen ontvangt,
bepaalt u met deze instelling of er volgens de instelling van
de Program Change Map van Patch wordt gewisseld of vol-
gens de standaard instelling.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “MIDI Map Select” op te roepen.
fig.10-25
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “Fix” of
“Prog” te selecteren.
Fix: Selecteert Patches volgens de standaard
instelling. Voor meer over de standaard
instelling, zie “Voorgeprogrammeerde
instellingen van de Program Change Map”
(p. 69).
Prog: Selecteert Patches volgens de instelling van de
Program Change Map.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Vanaf de GT-6B het Program nummer op een extern MIDI apparaat veranderen
Als u op de GT-6B van Patch wisselt, wordt er een Program
Change boodschap verzonden. De relatie tussen de
voorgeprogrammeerde bank- en Patchnummers op de GT-6B
en de verzonden Program Change boodschappen vindt u in
onderstaande tabel:
Bank-/Patchnummer Program nummer
U1-1 1
U1-2 2
U1-3 3
U1-4 4
U2-1 5
: :
: :
: :
U0-3 39
U0-4 40
u1-1 41
u1-2 42
: :
: :
: :
u0-3 79
u0-4 80
P1-1 81
P1-2 82
: :
: :
: :
P0-3 119
P0-4 120
70
Bijlagen
Zender A
Via een antenne wordt tv informatie van vele verschillende zenders verzonden.
Selecteer het kanaal van de zender die u wilt bekijken.
Zender B
Zender C
Over MIDI
MIDI is de afkorting van Musical Instrument Digital Inter-
face. Het is een wereldwijde standaard, waarmee muzikale
data tussen elektronische muziekinstrumenten en compu-
ters kan worden uitgewisseld. Ieder met MIDI uitgerust
apparaat kan toepasbare data naar een ander met MIDI uit-
gerust apparaat verzenden, zelfs als de twee apparaten ver-
schillend van model zijn of door verschillende fabrikanten
zijn gemaakt.
In MIDI wordt spelinformatie zoals het spelen van een toets
of het indrukken van een pedaal als MIDI boodschappen ver-
zonden.
Hoe MIDI boodschappen worden verzonden en ontvangen
Allereerst zullen we in het kort uitleggen hoe MIDI bood-
schappen worden verzonden en ontvangen.
MIDI aansluitingen
Voor het verzenden en ontvangen van MIDI boodschappen
worden twee soorten aansluitingen gebruikt. Op deze
aansluitingen worden MIDI kabels aangesloten.
fig.11-101
gen als het kanaal van de ontvanger overeenkomt met dat
van de zender.
fig.11-102
MIDI heeft zestien kanalen (1 - 16); de MIDI boodschappen
worden ontvangen door het instrument (het ontvangende
apparaat), waarvan het kanaal overeenkomt met het kanaal
van het verzendende apparaat.
* Als de Omni mode op “On” staat, wordt de data van alle
MIDI kanalen ontvangen, ongeacht de instelling van de MIDI
kanalen. Als u niet één specifiek MIDI kanaal hoeft te
bedienen, dan kunt u Omni op “On” zetten.
De belangrijkste soorten MIDI boodschappen met de GT-6B
MIDI bestaat uit vele soorten MIDI boodschappen, waarmee
een grote verscheidenheid aan informatie kan worden
doorgegeven. MIDI boodschappen zijn grofweg in twee
soorten te verdelen: boodschappen die per MIDI kanaal onaf-
hankelijk worden behandeld (kanaal boodschappen) en
boodschappen die zonder referentie aan een MIDI kanaal
worden behandeld (systeem boodschappen).
MIDI IN: via deze aansluiting worden boodschappen
vanaf een ander MIDI apparaat ontvangen.
MIDI OUT: via deze aansluiting worden boodschappen
vanaf dit apparaat verzonden.
MIDI THRU: via deze aansluiting worden de bij MIDI IN
ontvangen boodschappen opnieuw verzonden.
* De GT-6B beschikt over zowel “MIDI IN” als “MIDI OUT”.
MIDI kanalen
Met MIDI is het mogelijk om meerdere MIDI apparaten met
één MIDI kabel aan te sturen. Dit is mogelijk, vanwege het
concept van MIDI kanalen.
MIDI kanalen zijn enigszins te vergelijken met televisie-
kanalen. Op een televisietoestel kunt u verschillende pro-
gramma’s bekijken door van kanaal te wisselen. Dit komt
doordat de informatie van een bepaald kanaal wordt ontvan-
Kanaal boodschappen
Deze boodschappen worden gebruikt voor het overdragen
van spelinformatie. Normaalgesproken bestaat het grootste
gedeelte van de MIDI bediening uit dit soort boodschappen.
Hoe het ontvangende apparaat reageert op een specifiek
soort MIDI boodschap hangt af van de instellingen op het
ontvangende apparaat.
Program change boodschappen
Deze boodschappen dienen gewoonlijk voor het selecteren
van klanken. Ze bevatten een program change nummer tus-
sen 1 en 128, waarmee de specifieke klank wordt aange-
geven.
Control change boodschappen
Deze boodschappen worden gebruikt om de expressiviteit te
vergroten. Elke boodschap bevat een controller nummer; het
hangt af van de instellingen op het ontvangende apparaat
welk aspect van de klank door de controlchange boodschap
van een bepaald controller nummer wordt beïnvloed.
71
Bijlagen
Bijlagen
De aangegeven parameters kunnen met de GT-6B worden
aangestuurd.
Systeem boodschappen
Onder systeem boodschappen vallen Exclusive boodschap-
pen, boodschappen die voor synchronisatie worden gebruikt
en boodschappen die gebruikt worden voor het goed laten
functioneren van een MIDI systeem.
Exclusive boodschappen
Exclusive boodschappen bevatten informatie, die op de
unieke klanken van het apparaat zelf betrekking hebben of
andere apparaat-eigen informatie. Normaalgesproken kun-
nen dergelijke boodschappen alleen tussen hetzelfde model
apparaat van dezelfde fabrikant worden uitgewisseld. Exclu-
sive boodschappen kunnen worden gebruikt voor het op-
slaan van effectinstellingen in een sequencer of voor het
overdragen van dergelijke data naar een andere GT-6B.
De twee instrumenten moeten voor het uitwisselen van
Exclusive boodschappen op hetzelfde Device ID nummer
zijn ingesteld.
Er is ook een losse publicatie beschikbaar, met de titel
“MIDI implementatie”. Hierin vindt u een gedetailleerde
beschrijving van de MIDI implementatie op dit apparaat.
Als u behoefte heeft aan deze uitgave (als u bijvoorbeeld
op byte-niveau wilt programmeren), dan kunt u contact
opnemen met het dichtstbijzijnde Roland Service Cen-
trum of een officiële Roland distributeur.
Fabrieksinstellingen
Stemapparaat
TUNER Pitch: A= 440 Hz (p. 57)
Global
NS Threshold: 0 dB (p. 58)
Reverb Level: 100% (p. 58)
Over de MIDI implementatie
Met MIDI kunt u een verscheidenheid aan boodschappen tus-
sen instrumenten uitwisselen, maar het is niet vanzelfspre-
kend dat alle soorten boodschappen tussen twee willekeurige
MIDI apparaten kunnen worden uitgewisseld. De twee appa-
raten kunnen alleen maar met elkaar communiceren als ze
beide van hetzelfde type boodschap gebruik maken.
Daarom bevat elke gebruiksaanwijzing van een MIDI appa-
raat een zogenaamde “MIDI implementatie kaart”. In dit
overzicht vindt u welke soorten boodschappen het apparaat
kan verzenden en ontvangen. Als u de MIDI implementaties
van twee apparaten naast elkaar legt, kunt u in een oogop-
slag zien welke boodschappen u kunt uitwisselen. Omdat
deze implementaties altijd dezelfde indeling hebben, kunt u
ze eenvoudig naast elkaar leggen.
fig.11-103
MIDI apparaat A MIDI apparaat B
Hier vouwen
TransmitFunction
Recognized
Remarks
System
LCD Contrast: 16 (p. 60)
BANK Extent: P0
Patch Select Mode: UP/DOWN (p. 61)
EXP Pedal Hold: On (p. 62)
Dial Function: PATCH No.& VALUE (p. 62)
Knob Mode: Immediate (p. 63)
Sub CTL1 Func: Assignable (p. 63)
Sub CTL2 Func: Assignable (p. 63)
Digital Out Level 100
MIDI
MIDI RX Channel: 1 (p. 65)
MIDI Omni Mode: Omni On (p. 65)
MIDI TX Channel: Rx (p. 65)
MIDI Device ID: 1 (p. 65)
MIDI Sync Clock: Auto (p. 65)
MIDI PC OUT: On (p. 66)
MIDI EXP OUT: 7 (p. 66)
MIDI EXP SW OUT: 81 (p. 66)
MIDI CTL OUT: 80 (p. 66)
MIDI Sub CTL1OUT: Off (p. 66)
MIDI Sub CTL2OUT: Off (p. 66)
MIDI Map Select: Fix (p. 69)
72
Bijlagen
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)
Het herstellen van de fabrieksinstellingen van de GT-6B
wordt “Factory Reset” genoemd.
U kunt niet alleen de instellingen terugbrengen naar de
voorgeprogrammeerde waarden, maar ook aangeven welke
instellingen moeten worden hersteld.
fig.11-201
3
3
4
1. Zet de stroom uit.
2
1
Het expressiepedaal aanpassen
Het expressiepedaal van de GT-6B is in de fabriek optimaal
ingesteld. Door langdurig gebruik en de gebruiksomstan-
digheden kan de werking van het pedaal achteruitgaan.
Als u problemen ondervindt, zoals het volume niet volledig
met het volumepedaal kunnen uitzetten, dan kunt u het
pedaal met de volgende werkwijze opnieuw instellen:
1. Houd [PEDAL ASSIGN] ingedrukt, terwijl u de stroom
aanzet.
Op het scherm verschijnen afwisselend de volgende
boodschappen:
fig.11-601
2. Houd de COMP/LIMITER ON/OFF knop en [TYPE
VARIATION] ingedrukt, terwijl u de stroom weer aan-
zet.
Het Factory Reset scherm verschijnt in beeld.
fig.11-202
Het gedeelte met data waarvan u
de fabrieksinstellingen wilt herstellen.
* Druk op [EXIT] om Factory Reset te annuleren.
3. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen, en draai aan de PATCH/VALUE draai-
knop om aan te geven welke instellingen u naar de
fabrieksinstellingen wilt terugbrengen.
System:
Systeem parameters, Harmonist toonladders, Auto Slap
patronen en eigen ingestelde parameters voor
overdrive/distortion en wah.
#U1-1 - #u0-4:
Instellingen voor Patchnummer U1-1 - u0-4.
4. Wilt u doorgaan met Factory Reset, druk dan op
[ENTER].
De aangegeven instellingen worden naar hun
oorspronkelijke waarden teruggebracht, waarna het Play
scherm weer verschijnt.
2. Laat het pedaal volledig omhoog komen, en druk op
[WRITE].
Op het scherm verschijnt ”---OK!---” waarna afwisselend
de volgende boodschappen verschijnen:
fig.11-602
* Als u op [WRITE] drukt, terwijl het pedaal niet volledig omhoog
staat of als de hoek van het pedaal niet juist is, verschijnt “---
Area Over!---” op het scherm. U kunt dan niet doorgaan naar de
volgende stap. Pas in dit geval de stand van het pedaal aan.
3. Druk het pedaal volledig in, en druk op [WRITE].
Op het scherm verschijnt ”---OK!---”, gevolgd door
“press [EXIT]”.
* Als u op [WRITE] drukt, terwijl het pedaal niet volledig omhoog
staat of als de hoek van het pedaal niet juist is, verschijnt “---
Area Over!---” op het scherm. U kunt dan niet doorgaan naar de
volgende stap. Pas in dit geval de stand van het pedaal aan.
4. Druk op [EXIT].
Nadat de boodschap “Checking data please wait...” is
verschenen keert de Play pagina terug op het scherm.
Bijlagen
73
Bijlagen
Problemen oplossen
Bekijk eerst de volgende punten, als het geluid het niet doet
of als de GT-6B niet naar verwachting functioneert. Als het
probleem door de maatregelen in deze lijst niet kan worden
opgelost, kunt u het beste contact opnemen met uw winke-
lier of met het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum.
Geen geluid/weinig volume
Zijn de snoeren stuk?
Probeer het snoer te verwisselen.
Is de GT-6B op de juiste manier op de andere apparaten
aangesloten?
Controleer de verbindingen met de andere apparatuur
(p. 12).
Staat de aangesloten versterker/mengtafel uit of staat
het volume uit?
Controleer de instellingen van het aangesloten apparaat.
Staat de EFFECT LEVEL knop uit?
Zet de EFFECT LEVEL knop op een geschikt niveau
(p. 17).
Staat het stemapparaat/Bypass op ON?
Als het stemapparaat/Bypass op ON staat, wordt de
directe klank niet uitgestuurd (p. 56).
Zijn alle effecten goed ingesteld?
Controleer met de “Meter functie” (p. 59) het
uitgangsvolume van alle effecten. Als bij een bepaald
effect de meter niet uitslaat, controleer dan de
instellingen van het effect.
Is “FV: Level” of “MST: Effect Level” als Pedal Assign
Target aangegeven?
Voer de handeling uit, die past bij het type pedaal (p. 50).
Het volume van het instrument is te laag:
Gebruikt u een kabel met een weerstand?
Gebruik een kabel zonder weerstand
Ik kan niet van Patch wisselen
Is er een andere pagina dan de Play pagina op het
scherm?
U kunt op de GT-6B alleen van Patch wisselen als het
Play scherm in beeld is. Druk op [EXIT] om terug te
keren naar het play scherm.
Een parameter, die met Control assign is aangegeven, kan niet op de verwachte manier worden geregeld.
Staat het effect uit?
Om een parameter met het expressiepedaal of het CTL
pedaal te kunnen regelen, moet het effect met de
parameter, die u wilt regelen, aanstaan.
Is er voor de instelling van SUB CTL 1, 2 iets anders dan
“Assignable” geselecteerd?
Als u een voetschakelaar die op de SUB EXP/SUB CTL
1, 2 jack is aangesloten wilt bedienen, moet de SUB CTL
1, 2 functie op “Assignable” staan.
Komen de MIDI kanaalinstellingen van de beide
apparaten overeen (bij het gebruik van MIDI)?
Zorg ervoor dat de MIDI kanalen van de beide
apparaten overeenkomen (p. 65).
Als in de Omni mode “Omni On” is geselecteerd.
worden de boodschappen op alle kanalen ontvangen,
ongeacht de instelling van de MIDI kanalen (p. 65).
Zorg ervoor dat de Source (controller nummers) op
beide apparaten overeenkomen (p. 50).
Het volume verandert niet door Foot Volume
Is voor de Bypass EXP mode (p. 55) en de Noise
Suppressor (p. 44) “OFF” geselecteerd?
Let op het volgende, als voor de Bypass EXP mode
“OFF” is geselecteerd:
• Als alle effecten op OFF staan wordt het analoge bypass
geluid uitgestuurd, zodat het volume niet met FOOT
VOLUME kan worden geregeld (p. 44).
• Als CHORUS en REV/DLY de enige effecten zijn die
worden gebruikt, wordt voor de directe klank het
analoge bypass-geluid uitgestuurd, waardoor alleen de
effectklank met FOOT VOLUME kan worden geregeld
(p. 44).
74
Bijlagen
MIDI boodschappen worden niet verzonden/ontvangen
Is de MIDI kabel stuk?
Probeer een andere MIDI kabel.
Is de GT-6B op de juiste manier op het externe MIDI
apparaat aangesloten?
Controleer de verbinding met het andere MIDI apparaat.
Komen de MIDI kanaalinstellingen van de beide
apparaten overeen (bij het gebruik van MIDI)?
Zorg ervoor dat de MIDI kanalen van de beide
apparaten overeenkomen (p. 65).
(Bij het verzenden van MIDI boodschappen vanaf de
GT-6B:) Zijn de benodigde instellingen voor het
verzenden van data goed ingesteld?
Controleer de aan/uit stand voor het verzenden van
Program Change boodschappen en de instelling van de
verzonden controller-nummers (p. 66).
Foutmeldingen
Als er een onjuiste handelijng is uitgevoerd of de uitvoering
niet mogelijk is, dan verschijnt er een foutmelding op het
scherm. Volg in dat geval de aangegeven instructies in de
foutmelding.
fig.11-301
De geheugenbatterij van de GT-6B is (bijna) leeg (deze
boodschap verschijnt bij het aanzetten van de stroom).
Vervang de batterij zo snel mogelijk. Neem voor een
nieuwe batterij contact op met het dichtstbijzijnde
Roland Service Centrum of uw winkelier.
fig.11-302
Er is een probleem met de aansluiting van de MIDI
kabels.
Ga na, of er een MIDI kabel los zit of stuk is.
fig.11-303
U heeft geprobeerd om van Patch te wisselen door aan
de PATCH/VALUE draaiknop te draaien, maar de Dial
functie (p. 62) staat op “VALUE Only”.
Als u met de PATCH/VALUE draaiknop van Patch wilt
kunnen wisselen, zet dan de Dial functie op “PATCH
No. & VALUE”.
fig.11-304
Er zijn in korte tijd meer MIDI boodschappen
ontvangen, dan er op de juiste manier kunnen worden
verwerkt.
75
Bijlagen
Bijlagen
MIDI Implementation Chart
fig.11-401
BASS EFFECTS PROCESSOR Model GT-6B MIDI Implementatiekaart
Basic Channel
Mode
Note Number :
Velocity
After Touch
Pitch Bend
Control Change
Functie...
Default Changed
Default Messages Altered
True Voice
Note ON Note OFF
Keys Chs
1—31 33—63 64—95
Verzonden Herkend Opmerkingen
1—16 1—16
X X
**************
X **************
X X
X X
X
O O O
1—16 1—16
OMNI ON/OFF X X
X **************
X X
X X
X
O X O
* 1
* 1
Memorized
Memorized
Prog Change
: True #
System Exclusive
System Common
System Real Time
: Song Pos : Song Sel : Tune
: Clock : Command
: All sound off
Local ON/OFF
:
Aux Message
: All Notes OFF : Active Sense : Reset
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
O 0—127
O
X X X
X O
X X X X X
*1 Herkent boodschappen voor realtime regelen van parameters .
Er is ook een losse uitgave met de titel MIDI implementatie beschikbaar. Hierin vindt u een gedetailleerde beschrijving van de MIDI implementatie op dit apparaat. Als u behoefte heeft aan deze uitgave (als u bijvoorbeeld op byte-niveau wilt programmeren), dan kunt u contact opnemen met het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een officiële Roland distributeur.
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O 0—127
O
X X X
O X
X X X O X
Program Number 1—128
O : Ja
X : Nee
76
Algemene specificaties
AF Methode (Adaptive Focus Methode)
Deze methode is eigendom van
Roland. Hiermee wordt de signaal/
ruisverhouding (S/N) van de A/D en
D/A omzetters aanzienlijk verbeterd.
GT-6B: Bass Effects Processor
Bijlagen
AD omzetting
24-bit + AF methode
DA omzetting
24- bit
Sampling frequentie
44,1 kHz
Programma geheugen
120: 80 (User) + 40 (Preset)
Nominaal ingangsniveau
INPUT: -10 dBu
Ingangsimpedantie
INPUT: 1 M
Nominaal uitgangsniveau
OUTPUT: -10 dBu
(bij een standaard jack, met de OUTPUT
LEVEL knop op de middenstand)
OUTPUT: -10 dBu (XLR jack, 600
belasting)
Uitgangsimpedantie
OUTPUT: 2 k (phone jack)
OUTPUT:
600 k (XLR jack, HOT-COLD)
300 k, HOT-GND, COLD-GND)
Digitale uitgang
EIAJ CP1201, S/P DIF
Dynamische bereik
95 dB of groter (IHF-A)
Control
<Bedieningspaneel>
(COMP/LIMITER)
ATTACK/THRESHOLD knop
SUSTAIN/RATIO knop
LEVEL knop
On/Off toets
TYPE VARIATION toets
(OVERDRIVE/DISTORTION)
DRIVE knop
LEVEL knop
ON/OFF toets
TYPE VARIATION toets
(CHORUS)
LEVEL knop
ON/OFF toets
(REVERB/DELAY)
LEVEL knop
ON/OFF toets
(PREAMP/SPEAKER, 3 BAND PARAMETRIC EQ)
TYPE knop
GAIN knop
TREBLE knop (ook gebruikt als Q knop)
MIDDLE knop (ook gebruikt als
FREQUENCY knop)
BASS knop (ook gebruikt als GAIN knop)
LEVEL knop (ook gebruikt als TOTAL knop)
SPEAKER knop
PREAMP ON/OFF toets
SPEAKER ON/OFF toets
EQ ON/OFF toets
EQ SELECT toets
(WAH)
ON/OFF toets
(FX-1)
ON/OFF toets
(FX-2)
ON/OFF toets
(MASTER)
EFFECT LEVEL knop
PARAMETER toetsen L/R
EXIT toets
WRITE toets
PEDAL ASSIGN toets
TUNER/BYPASS toets
NAME/NS/MASTER toets
UTILITY toets
EZ TONE toets
Nummerpedalen 1-4
PATCH pedalen (omhoog/omlaag)
BYPASS/CONTROL pedaal
Expressiepedaal
Expressiepedaal schakelaar
PATCH/VALUE draaiknop
<Achterpaneel>
OUTPUT LEVEL knop
OUTPUT SELECT schakelaar
Stroomschakelaar
Scherm
16 karakters, 2 regels (verlicht LCD)
7 delen, 2 karakters (LED)
Aansluitingen
INPUT jack
Output jacks L (MONO)/R
Koptelefoon jack
XLR OUTPUT jacks L/R (MONO/DIRECT)
DIGITAL OUT aansluiting (coaxiaal)
SUB EXP PEDAL/SUB CTL PEDAL 1,2 jack
MIDI aansluitingen IN/OUT
Adapter jack
Stroomvoorziening
14 V wisselstroom: meegeleverde adapter
Stroomverbruik
800 mA
Afmetingen
515 (B) x 261 (D) x 75 (H) mm
Gewicht
4,7 kg (exclusief adapter)
Accessoires
Adapter (BRC serie)
Gebruiksaanwijzing
Patch lijst
Roland Service (informatie pagina)
Opties
Voetschakelaar:
FS-5U, FS-5L
Expressiepedaal:
EV-5 (Roland)
FV-300L + PCS-33 (Roland)
Verbindingssnoer:
PCS-31 (Roland) (1/4 stereo phone
plug - 1/4 phone plug x 2)
* 0 dBu = 0,775 Vrms
Met het oog op de verbetering van het
product zijn de specificaties en/of het
uiterlijk van dit apparaat zonder
nadere kennisgeving aan verandering
onderhevig.
Bijlagen
77
Index
Numeriek
12Stage ............................................................................ 35
2CE .................................................................................. 38
2x2 Chorus ...................................................................... 38
3 BAND PARAMETRIC EQ .................................. 17, 31
4Stage .............................................................................. 35
8Stage .............................................................................. 35
A
Actief bereik ................................................................... 51
Afspelen .......................................................................... 54
ASL .................................................................................. 39
ASSIGN ........................................................................... 48
ATK ................................................................................... 8
Attack .............................................................................. 25
Auto Slap ........................................................................ 39
Auto Wah ....................................................................... 32
AW .................................................................................. 32
B
Balanced Output (gebalanceerde uitgang)................. 55
BANK .............................................................................. 14
Bank Extent .................................................................... 60
Bass ............................................................................ 26, 30
Bass Synth ...................................................................... 42
Bend ................................................................................ 43
Bi-Phase .......................................................................... 35
Bottom ............................................................................. 52
BPF ................................................................................... 32
Bright ............................................................................... 30
Bron ................................................................................. 50
Bron instelling .......................................................... 47, 50
Bulk Dump ..................................................................... 67
Bulk Load ....................................................................... 68
Bypass ............................................................................. 55
Bypass EXP Mode ......................................................... 55
C
CHORUS ........................................................................ 27
COMP ............................................................................. 25
Contrast .......................................................................... 60
Control Change ............................................................. 64
COSM ................................................................................ 7
CTL PEDAL ................................................................... 47
CTL Pedal ....................................................................... 46
CUSTOM ........................................................................ 26
Custom ............................................................................ 52
Cutoff Freq ..................................................................... 43
D
Deep ................................................................................ 30
DEF .................................................................................. 34
Defretter .......................................................................... 34
Delay ......................................................................... 27–28
Delay niveau .................................................................. 29
Delay tijd ........................................................................ 40
Delay tijd nauwkeurig .................................................. 29
Density ............................................................................ 28
Depth ......................................................................... 27, 35
Device ID ........................................................................ 65
Dial Function (instelfunctie)......................................... 62
Digital Out ...................................................................... 58
Direct Level .............................................................. 26, 31
Distortion ........................................................................ 26
DLY ................................................................................. 28
Drive ................................................................................ 26
DST .................................................................................. 26
E
Effect keten...................................................................... 22
EFFECT LEVEL ............................................................. 56
Effect Level ............................................................... 26–28
ENH ................................................................................ 33
Enhancer ................................................................... 30, 33
EXP PEDAL .............................................................. 45–46
EXP SW ..................................................................... 46–47
Expression Pedal Hold ................................................. 62
Expression Pedal Switch .............................................. 46
EZ TONE ........................................................................ 16
EZ Tone ........................................................................... 16
F
Fabrieksstand ................................................................. 73
Feedback ................................................................... 29, 40
FL ..................................................................................... 36
Flanger ............................................................................ 36
FUZ .................................................................................. 26
Fuzz ................................................................................. 26
FV .................................................................................... 44
Fx Select .......................................................................... 27
FX-1 ................................................................................. 33
FX-2 ................................................................................. 35
G
Gain ................................................................................. 29
Geluidsniveau meter .................................................... 59
GLOB .............................................................................. 58
Global .............................................................................. 58
H
Harm ............................................................................... 36
Harmonist ...................................................................... 36
High ................................................................................. 52
High Cut ................................................................... 28–29
HiQuality ........................................................................ 29
HMN ............................................................................... 41
HPF .................................................................................. 32
HRM ................................................................................ 36
Humanizer ..................................................................... 41
I
Intelligent ....................................................................... 34
K
Key (instelfunctie) .......................................................... 37
Klinkers ........................................................................... 41
Knop instellingen .......................................................... 63
78
Index
L
Lengte ............................................................................. 40
Level (geluidsniveau) .............................................. 25, 30
LIMITER ......................................................................... 25
LongTime ....................................................................... 29
Loop ................................................................................ 39
Low .................................................................................. 52
Low Cut .................................................................... 27–28
LPF ................................................................................... 32
M
Manual (handmatige instelling)................................... 35
Map Select ...................................................................... 70
Master BPM .................................................................... 44
Mic niveau ...................................................................... 30
Mic Set. ............................................................................ 30
Middle ............................................................................. 30
Middle Freq .................................................................... 30
MIDI RX kanaal ............................................................. 65
Mix niveau ...................................................................... 34
Mode ............................................................................... 27
Mono ............................................................................... 27
N
Noise Level (bij versterking) ........................................ 43
Noise Suppressor .......................................................... 44
Normal ............................................................................ 34
NS .................................................................................... 44
NS Thrshold ................................................................... 58
Number Pedal ................................................................ 45
O
OCT ................................................................................. 33
Octave ............................................................................. 33
Octave Shift .................................................................... 43
OD ................................................................................... 26
Omni Mode .................................................................... 65
Ontvangst kanaal .......................................................... 65
OVER DUB ..................................................................... 54
Overdrive ....................................................................... 26
Overdubbing .................................................................. 54
P
P.S .................................................................................... 37
PAN ................................................................................. 42
Pan ................................................................................... 28
PATCH ........................................................................... 14
Patch .......................................................................... 14, 16
Patch Change Mode ...................................................... 61
Patch Select Mode ......................................................... 60
Peak ................................................................................. 33
Pedaal instelling ............................................................ 32
Pedal Bend ...................................................................... 20
Pedal Wah ...................................................................... 31
PH .................................................................................... 35
Phaser .............................................................................. 35
Phrase .............................................................................. 39
Pitch ................................................................................. 40
Pitch Max .................................................................. 38, 43
Pitch Min .................................................................. 38, 43
Pitch Shifter .................................................................... 37
Playback niveau ............................................................ 29
Polarity ............................................................................ 32
Pre Delay .................................................................. 27–28
Pre Shape ........................................................................ 30
Preamp ............................................................................ 29
PreDly ............................................................................. 36
Preset Bank ..................................................................... 14
Program Change ........................................................... 64
Program Change Map .................................................. 69
PWM diepte ................................................................... 43
PWM snelheid ............................................................... 43
Q
Q ...................................................................................... 31
Quantize ......................................................................... 29
Snelle start .......................................................... 19, 46, 48
R
R&D ................................................................................. 29
R.M .................................................................................. 34
RATIO ............................................................................... 8
Ratio ................................................................................ 25
REC .................................................................................. 54
Release ...................................................................... 25, 44
Resonance ....................................................................... 35
Response ......................................................................... 30
REV .................................................................................. 28
Reverb ............................................................................. 28
Reverb & Delay ........................................................ 27, 29
Reverb Time ................................................................... 28
Ring Modulator ....................................................... 21, 34
Rise Time ........................................................................ 34
S
SDD ................................................................................. 40
Sens .................................................................................. 32
SG .................................................................................... 34
Short Delay ..................................................................... 40
Single ............................................................................... 28
Slow Gear ....................................................................... 34
Snelheid .................................................................... 27, 35
SOS .................................................................................. 29
SOSMode ........................................................................ 29
Sound .............................................................................. 40
Sound On Sound ............................................... 27, 29, 54
Speaker ........................................................................... 30
Stemapparaat ................................................................. 56
Stemmen ......................................................................... 36
Step .................................................................................. 35
Step snelheid .................................................................. 35
Stereo ............................................................................... 27
SUB CTL 1, 2 .................................................................. 63
SUS .................................................................................... 8
Sustain ............................................................................. 25
SYN ................................................................................. 42
79
Index
Sync Clock ...................................................................... 65
T
T/P .................................................................................. 42
Tap tijd ............................................................................ 29
Target (doel).............................................................. 47, 49
Target Range (doel bereik)............................................ 49
Tempo ....................................................................... 29, 39
THR ................................................................................... 8
Threshold .................................................................. 25, 44
Toon ................................................................................ 25
Top ................................................................................... 52
Touch Wah ..................................................................... 32
Treble ........................................................................ 26, 30
TREMOLO ...................................................................... 42
Trigger ............................................................................ 41
TW ................................................................................... 32
TYPE ................................................................................ 30
Type ........................................................................... 25, 28
U
Ultra Hi ........................................................................... 30
Ultra Lo ........................................................................... 30
User Bank (Gebruikersinstelling) ................................ 14
User Phrase (Gebruikersinstelling).............................. 39
V
VIB ................................................................................... 41
Vibrato ............................................................................ 41
Voetpedaal Volume ...................................................... 44
W
WAH ............................................................................... 31
Wah ................................................................................. 20
Wave ............................................................................... 42
Wave Shape .................................................................... 42
WH .................................................................................. 31
X
XLR .................................................................................. 55
Z
Zelfgemaakte toonladders ........................................... 37
80
Loading...