Roland GT-6B User Manual [nl]

Gebruiksaanwijzing

Hartelijk dank voor uw aanschaf van de BOSS GT-6B Bas Effect Processor.

Lees voor het gebruik van dit apparaat de volgende gedeeltes aandachtig door:

“VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT” (p. 2-3)

“BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (p. 4).

Deze gedeeltes bevatten belangrijke informatie met betrekking tot een juist gebruik van dit apparaat.

Om er zeker van te zijn, dat u een goed begrip heeft ontwikkeld van de volledige werking van uw nieuwe aanschaf, raden we aan om de gehele handleiding door te lezen. De handleiding dient u te bewaren, en het is raadzaam om deze ter referentie bij de hand te houden.

Drukafspraken voor deze gebruiksaanwijzing

• Woorden of getallen tussen haken [ ] duiden op knoppen..

[WRITE]

WRITE knop

[UTILITY] UTILITY knop

• Met (p. **) worden paginanummers aangegeven, die u kunt raadplegen voor relevante informatie.

*Alle produktnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden genoemd zijn merknamen of gedeponeerde merknamen van hun respectievelijke eigenaren.

Copyright © 2002 BOSS CORPORATION

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form without the written permission of BOSS CORPORATION.

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN

Over WAARSCHUWING en VOORZICHTIG opmerkingen

Wordt gebruikt bij instructies waarbij

de gebruiker attent gemaakt wordt op WAARSCHUWING het risico van overlijden of zwaar letsel,

wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.

Wordt gebruikt bij instructies waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste

VOORZICHTIG wijze gebruikt wordt.

* Materiële schade verwijst naar schade of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.

Over de symbolen

Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.

Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.

Het wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.

NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT

WAARSCHUWING

WAARSCHUWING

Lees de instructies en de gebruiksaanwijzing goed door, voordat u dit apparaat in gebruik neemt.

..........................................................................................................

• Maak het apparaat of de adapter nooit open, en breng geen interne wijzigingen aan.

..........................................................................................................

Probeer het apparaat niet te repareren of delen in het apparaat te vervangen (behalve als deze gebruiksaanwijzing daar aanwijzingen voor geeft). Ga voor al uw reparaties naar de winkel, waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een geautoriseerde

Roland distributeur. U kunt deze vinden op de “Informatie” pagina.

..........................................................................................................

• Gebruik of bewaar het apparaat nooit:

• Bij extreme temperaturen (bv. direct zonlicht in een dicht voertuig, bij een warmtebron of bovenop een warmte opwekkend apparaat); of bij

Vocht (bv. baden, badkamers, op natte vloeren); of bij

Regen; of

Stof; of

Bij hoge trillingen.

..........................................................................................................

Zet het apparaat altijd recht neer. Zorg ervoor dat het stevig blijft staan. Plaats het apparaat nooit op een standaard die kan wiebelen of op een hellend oppervlak.

..........................................................................................................

Gebruik altijd de bijgeleverde adapter voor dit apparaat. Let erop dat de netspanning

overeenkomt met de ingangsspanning die op de adapter staat aangegeven. Andere adapters

kunnen gebruik maken van een andere polariteit of kunnen voor een ander voltage zijn ontworpen, zodat door het gebruik een beschadiging, defect of elektrische schok kan worden veroorzaakt.

..........................................................................................................

Het stroomsnoer dient niet buitensporig te worden gedraaid of gebogen. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Als u dit wel doet, kan het snoer beschadigd raken, waardoor onderdelen

kunnen afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Een beschadigd snoer kan brand of schokken veroorzaken!

..........................................................................................................

• Dit apparaat kan, alleen of in combinatie met een versterker, koptelefoon of speakers, een geluidsniveau bereiken dat een permanente gehoorbeschadiging kan veroorzaken. Gebruik geen hoog of onaangenaam volume als u het apparaat voor langere tijd bedient. Indien u enig gehoorverlies of gepiep in de oren ervaart, dient u onmiddelijk te stoppen met het gebruik van dit apparaat, en een oorarts te raadplegen.

..........................................................................................................

Laat geen objecten (b.v. brandgevaarlijk materiaal, munten of naalden); vloeistof (water, frisdranken etc.) in of over het apparaat vallen.

..........................................................................................................

2

WAARSCHUWING

Zet onmiddellijk de stroom uit, haal de adapter uit het stopcontact, en neem contact op met de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een geautoriseerde Roland distributeur (te vinden op de “Informatie” pagina), in de volgende gevallen:

De adapter, het stroomsnoer of de plug is beschadigd;

Er is een object of vloeistof in of over het apparaat gevallen;

Het apparaat heeft in de regen gestaan;

Het apparaat functioneert niet naar behoren of functioneert duidelijk anders dan normaal.

..........................................................................................................

• In huishoudens met kleine kinderen dient altijd een volwassene toezicht te houden, totdat het kind in staat is om de regels die essentieel zijn voor een veilig gebruik van het apparaat te volgen.

..........................................................................................................

Bescherm het apparaat tegen hevige schokken. (Laat het apparaat niet vallen!)

..........................................................................................................

Sluit het stroomsnoer van het apparaat niet aan op een stopcontact waar meerdere apparaten op zijn aangesloten. Wees extra voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren – de totale stroom die gebruikt wordt door alle apparaten, die op hetzelfde verlengsnoer of blok zijn aangesloten, mag nooit het stroomvoorschrift (Watt/Ampère) op het verlengsnoer overschrijden. Door een overmatige belasting kan het snoer oververhit

raken, en uiteindelijk doorbranden.

..........................................................................................................

Voordat u het apparaat in het buitenland gebruikt, dient u om raad te vragen bij de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde

Roland Service Center of een oficiële Roland distributeur (die u kunt vinden op de “Informatie” pagina).

..........................................................................................................

VOORZICHTIG

Het apparaat en de adapter dienen zo te worden geplaatst, dat hun locatie of positie een goede ventilatie niet in de weg staat.

..........................................................................................................

• Pak altijd alleen de stekker van de adapter vast, als u de adapter aansluit of loskoppelt van een stopcontact of dit apparaat.

..........................................................................................................

Als u het apparaat lange tijd ongebruikt laat, dient u de adapter los te koppelen.

..........................................................................................................

Probeer het verstrengelen van snoeren en kabels te voorkomen. Snoeren en kabels dienen ook altijd buiten bereik voor kinderen te worden geplaatst.

..........................................................................................................

Klim nooit op het apparaat, en plaats nooit voorwerpen op het apparaat.

..........................................................................................................

• Pak nooit de adapter of de adapter stekker met natte handen vast, als u de adapter aansluit of loskoppelt van een stopcontact of dit apparaat.

..........................................................................................................

• Haal de adapter en alle snoeren van andere externe apparaten uit het apparaat, voordat u het apparaat gaat verplaatsen.

..........................................................................................................

• Zet de stroom uit en haal de adapter uit het stopcontact, voordat u het apparaat gaat schoonmaken (p. 12).

..........................................................................................................

Als u vermoedt dat het in uw omgeving gaat onweren, haal dan de stekker uit het stopcontact.

..........................................................................................................

3

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Leest u alstublieft het volgende goed door, als toevoeging op de instructies in “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” op

pagina’s 2-3, en houd deze aanwijzingen goed in de gaten:

Stroomtoevoer

Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomnet met een ander apparaat dat storing kan veroorzaken (zoals een elektrische motor of een variabel verlichtingssysteem).

De adapter brengt hitte voort na langdurig aaneengesloten gebruik. Dit is normaal, en geen reden voor ongerustheid.

Voordat u dit apparaat op enig ander apparaat aansluit, dient u de stroom op elk apparaat uit te zetten. Op deze manier kunt u voorkomen dat er een defect optreedt, en/of dat er schade wordt toegebracht aan de luidsprekers of aan andere onderdelen.

Plaatsing

Het gebruik van dit apparaat in de buurt van versterkers (of enige andere apparatuur die grote transformatoren bevatten) kan een brom veroorzaken. Om dit probleem te verminderen, kunt u het apparaat verdraaien of u kunt het apparaat verder weg van de storingsbron plaatsen.

Het kan zijn, dat dit apparaat in de ontvangst van radio en televisie storing veroorzaakt. Gebruik het apparaat daarom niet in de buurt van deze ontvangers.

Bij gebruik van draadloze communicatie apparatuur (zoals mobiele telefoons) in de buurt van het apparaat, kan er storing ontstaan. Dergelijke storing kan ontstaan tijdens het het ontvangen van een gesprek, tijdens het opbellen of tijdens een gesprek. Heeft u last van dit probleem, plaats de draadloze apparatuur dan verder van het apparaat of schakel de apparatuur uit.

Om een defect te voorkomen dient u het apparaat niet te gebruiken in een vochtige omgeving, zoals een omgeving die is blootgesteld aan regen of ander vocht.

Onderhoud

Gebruik een droge, zachte doek om het instrument te reinigen. U kunt eventueel een licht vochtige doek gebruiken. Om hardnekkiger stof te verwijderen kunt u een doek gebruiken, die verzadigd is met een mild, niet aggressief schoonmaakmiddel. Zorg er wel voor, dat u daarna het apparaat afneemt met een zachte, droge doek.

Gebruik nooit benzine, verdunningsmiddel, alcohol of wat voor oplosmiddel dan ook, om verkleuring en/of vervorming te voorkomen.

Reparatie en data

Weest u er zich van bewust, dat alle opgeslagen data in het geheugen van het apparaat verloren kunnen gaan, als u het apparaat wegbrengt voor reparatie. Belangrijke data dient u altijd als veiligheidskopie op te slaan op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) of op te schrijven (indien mogelijk). Tijdens een reparatie wordt al het mogelijke gedaan om dataverlies te voorkomen. In sommige gevallen (bijvoorbeeld als het systeemgedeelte dat samenhangt met het geheugen zelf niet meer werkt) is het tot onze spijt niet mogelijk om de data te herstellen. Roland aanvaardt geen aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk verlies van data.

Geheugenbescherming

Dit apparaat bevat een batterij, die het geheugensysteem van het apparaat van stroom voorziet als de stroomschakelaar uit

staat. Als de batterij bijna leeg is, verschijnt de onderstaande boodschap op het scherm. Zodra u deze boodschap ziet, dient u de batterij door een nieuwe te vervangen; op deze manier voorkomt u het verlies van alle data. Voor de vervanging van de batterij kunt u contact opnemen met de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een officiële Roland distributeur (deze vindt u op de “Informatie” pagina).

Aanvullende voorzorgsmaatregelen

551

Weest u er zich van bewust, dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan, als gevolg van een defect of een verkeerde bediening van het apparaat. Om uzelf te beschermen tegen het mogelijk kwijtraken van belangrijke data, raden we u aan om van belangrijke data die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, periodiek een kopie te maken op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer).

Als de data, die u op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) heeft opgeslagen verloren gaat, kunt u deze waarschijnlijk niet meer herstellen. Roland Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk verlies van data.

Bij de bediening van de knoppen, schuiven en andere bedieningsknoppen op het apparaat dient u met redelijke voorzichtigheid te werk te gaan, zo ook bij het gebruik van de jacks en aansluitingen. Een ruwe behandeling kan tot een defect leiden.

Sla of duw nooit te hard op het scherm.

Bij het aansluiten/ ontkoppelen van kabels dient u altijd de plug zelf beet te pakken–trek nooit aan de kabel. Op deze manier voorkomt u kortsluiting of beschadiging van het binnenste van de kabel.

Probeer het geluidsvolume van het apparaat op een acceptabel niveau te houden, om de buren niet tot last te zijn. Het kan zijn dat u de voorkeur geeft aan het gebruik van een koptelefoon: op die manier hoeft u zich geen zorgen te maken dat u anderen last bezorgd (vooral ‘s avonds laat).

Als u het apparaat wilt vervoeren, dan kunt u dit het beste doen in de doos (inclusief vulsel) waarin het verpakt was, indien mogelijk. Anders zult u vergelijkbaar verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.

Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (EV-5; los verkrijgbaar). Aansluiting van een ander expressiepedaal kan een defect veroorzaken of het apparaat beschadigen.

Gebruik een Roland kabel voor het maken van een aansluiting. Als u hiervoor een ander merk kabel gebruikt, dient u de volgende voorzorgsmaatregel in acht te nemen:

Sommige kabels bevatten een weerstand. Gebruik geen kabels met een weerstand voor het aansluiten van dit apparaat. Bij het gebruik van een kabel met een weerstand kan de klank extreem zacht of zelfs onhoorbaar worden. Voor informatie over de specificaties van een kabel, neem contact op met de fabrikant van de desbetreffende kabel.

4

Inhoud

 

HET APPARAAT OP EEN

 

VEILIGE MANIER GEBRUIKEN........................

2

BELANGRIJKE OPMERKINGEN ......................

4

Belangrijkste kenmerken.............................

7

Paneelbeschrijving ......................................

8

Bedieningspaneel...............................................................

8

Achterpaneel.....................................................................

11

Hoofdstuk 1

 

Klanken uitproberen .................................

12

Aansluitingen maken .......................................................

12

De stroom aanzetten ........................................................

13

Het uitgangsvolume aanpassen .....................................................

13

Wat is een Patch?.............................................................

14

Patches selecteren ...........................................................

14

Van Patch wisselen ..........................................................................

14

De verschillende effecten in een Patch aanen uitzetten ...........

15

Over de informatie die op het scherm verschijnt ........................

15

Als de Patch niet wisselt .................................................................

15

De stroom uitzetten ..........................................................

15

Hoofdstuk 2

 

Uw eigen favoriete klanken (Patches)

 

samenstellen .............................................

16

De klank, die u zoekt, vinden – en snel (EZ Tone).........

16

De klank aanpassen met de knoppen.............................

16

Effecten toevoegen en verwijderen ................................

18

Met de toetsen effecten aanen uitzetten .....................................

18

Effecten aanof uitzetten met de pedalen ....................................

18

De klank van het effect instellen (Quick Settings) ........

19

Gedetailleerdere instellingen met individuele

 

parameters ........................................................................

19

De pedaal effecten gebruiken (Wah, Pedal Bend, Ring

Modulator) .........................................................................

20

Wah ....................................................................................................

20

Pedal Bend.........................................................................................

20

Ring Modulator ................................................................................

21

Klanken een naam geven.................................................

21

De volgorde van de effecten veranderen

 

(Effect Chain) ....................................................................

22

Hoofdstuk 3

 

Een gemaakte klank opslaan ....................

23

Write...................................................................................

23

Een Patch kopiëren ..........................................................

23

Een Patch verwisselen.....................................................

24

Hoofdstuk 4

 

Uitleg van de effecten ................................

25

COMP/LIMITER (Compressor/Limiter)............................

25

OD/DIST (Overdrive/Distortion).......................................

26

OD: Overdrive .............................................................................

26

DST: Distortion ............................................................................

26

FUZ: Fuzz .....................................................................................

26

CHORUS ............................................................................

26

REV/DLY (reverb/delay)/SOS (Sound On Sound) ..........

27

REV: Reverb .................................................................................

28

DLY: Delay ...................................................................................

28

R&D: Reverb & Delay.................................................................

29

SOS: Sound On Sound ................................................................

29

PREAMP/SPEAKER..........................................................

29

Preamp ..........................................................................................

29

Speaker..........................................................................................

30

3 BAND PARAMETRIC EQ ...............................................

31

WAH ...................................................................................

31

WH: Pedal Wah ...........................................................................

31

TW: Touch Wah...........................................................................

32

AW: Auto Wah ............................................................................

32

FX-1....................................................................................

33

OCT: Octave .................................................................................

33

ENH: Enhancer ............................................................................

33

SG: Slow Gear ..............................................................................

34

DEF: Defretter ..............................................................................

34

R.M: Ring Modulator..................................................................

34

FX-2....................................................................................

34

PH: Phaser ....................................................................................

35

FL: Flanger....................................................................................

35

HRM: Harmonist.........................................................................

36

P.S: Pitch Shifter...........................................................................

37

PB: Pedal Bend.............................................................................

38

2CE: 2x2 Chorus ..........................................................................

38

ASL: Auto Slap ............................................................................

39

SDD: Short Delay.........................................................................

40

VIB: Vibrato..................................................................................

41

HMN: Humanizer .......................................................................

41

T/P: TREMOLO/PAN ...............................................................

42

SYN: Bass Synth...........................................................................

42

NS: Noise Suppressor......................................................

44

MASTER ............................................................................

44

FV: Foot Volume ...............................................................

44

Hoofdstuk 5

 

De functies van de pedalen instellen (Pedal

 

Assign) ......................................................

45

Selecteren welk effect met de nummerpedalen aan en uit

kan worden gezet .............................................................

45

Instellingen voor het gebruik van het expressiepedaal 45

Het bereik van de volumeverandering instellen ........................

45

Als u het expressiepedaal niet als “volumepedaal”

 

wilt gebruiken..................................................................................

46

5

Inhoud

Instellingen voor het gebruik van de expressiepedaal

 

schakelaar/CTL pedaal.....................................................

46

De instellingen direct maken

 

(Quick Settings) ................................................................................

46

Als u de expressiepedaal schakelaar of het CTL pedaal

 

niet wilt gebruiken ...........................................................................

47

De “Quick Settings” bewerken ......................................................

47

Effecten regelen met de GT-6B pedalen,

 

externe pedalen en externe MIDI apparaten ..................

48

Assign On/Off instellen..................................................................

48

De instellingen direct maken

 

(Quick Settings) ................................................................................

48

De parameters instellen...................................................................

49

Voetpedaal Volume en Pitch Shifter met een extern

 

expressiepedaal regelen..................................................

51

Hoofdstuk 6

 

De Customize functie gebruiken.................

52

“Custom” Overdrive/Distortion instellingen..................

52

“Custom” Pedal Wah instellingen ..................................

53

Hoofdstuk 7

 

Sound On Sound gebruiken.......................

54

Hoofdstuk 8 Handige functies van

 

de GT-6B ...................................................

55

De klank uitsturen zonder aangebrachte effecten

 

(Bypass) ............................................................................

55

Het expressiepedaal gebruiken, terwijl bypass toch aanstaat ...

55

Bypass aanen uitzetten..................................................................

55

Direct aansluiten op een opnamestudio of

 

PA mengtafel (XLR gebalanceerde uitgang)..................

55

Omschakelen naar de XLR uitgang ...............................................

55

Snelle aanpassing van het volume van een Patch

 

(EFFECT LEVEL knop) .....................................................

56

De basgitaar stemmen .....................................................

56

Het stemapparaat aanzetten...........................................................

56

Over het scherm tijdens het stemmen...........................................

56

Stemmen ............................................................................................

57

De instelling van het stemapparaat veranderen..........................

57

De gehele klank aanpassen op de

 

gebruiksomgeving (Global) .............................................

58

De DIGITAL OUT gebruiken.............................................

58

Het uitgangsvolume van de DIGITAL OUT

 

aanpassen .........................................................................

58

Het uitgangsvolume van de effecten controleren met de

volumemeter .....................................................................

59

Hoofdstuk 9

 

Andere functies .........................................

60

Het contrast van het scherm aanpassen

 

(LCD Contrast) ..................................................................

60

Het aantal banken, waaruit u kan kiezen, beperken

 

(Bank Extent) ....................................................................

60

Instellen hoe er van Patch wordt gewisseld

 

(Patch Select mode) .........................................................

60

Patches selecteren door de bank en het nummer

 

direct in te voeren............................................................................

60

Instellen met welke timing er van Patch wordt

 

gewisseld (Patch Change mode) ....................................

61

“Expression Pedal Hold” instellen .................................

62

De functie van de PATCH/VALUE draaiknop

 

selecteren (Dial functie) ...................................................

62

De functies van de knoppen instellen (Knob Mode) .....

63

De functie van een externe voetschakelaar

 

instellen (SUB CTL 1, 2 functie) ......................................

63

Hoofdstuk 10

 

MIDI...........................................................

64

Wat zijn de MIDI mogelijkheden van de GT-6B?............

64

De MIDI functies instellen ................................................

65

MIDI data verzenden en ontvangen ................................

67

Data naar een extern MIDI apparaat versturen (Bulk Dump)..

67

Data vanaf een extern MIDI apparaat ontvangen (Bulk Load) 68

De Program Change Map instellen .................................

69

Voorgeprogrammeerde instellingen van de Program

 

Change Map .....................................................................................

69

De instelling van de Program Change Map aan-/uitzetten

 

(MIDI Map Select) ...........................................................................

70

Vanaf de GT-6B het Program nummer op een extern MIDI

apparaat veranderen ........................................................

70

Bijlagen .....................................................

71

Over MIDI...........................................................................

71

Hoe MIDI boodschappen worden verzonden en ontvangen ...

71

De belangrijkste soorten MIDI boodschappen met de GT-6B ..

71

Over de MIDI implementatie ........................................................

72

Fabrieksinstellingen.........................................................

72

De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) .......

73

Het expressiepedaal aanpassen .....................................

73

Problemen oplossen ........................................................

74

Foutmeldingen..................................................................

75

MIDI Implementation Chart ..............................................

76

Algemene specificaties....................................................

77

Index.........................................................

78

6

Belangrijkste kenmerken

Uitgebreide ingebouwde COSM effecten

De GT-6B bevat interne met COSM ontworpen effecten van hoge kwaliteit, waaronder bass amp, overdrive/distortion, compressor/limiter, touch wah, pedal wah en meer.

Interne analoge bypass schakeling

Als bypass is geactiveerd, wordt er signaal uitgestuurd zonder dat het door de AD/DA converter gaat. Bovendien kan een analoog signaal ook worden uitgestuurd zonder dat het door de AD/DA converter gaat, als alleen de chorus of reverb/delay wordt gebruikt.

Uitgerust met gebalanceerde XLR uitgangen

De GT-6B beschikt over twee XLR uitgangen, waarmee het op een opnamestudio kan worden aangesloten. U kunt niet alleen in stereo uitsturen, maar deze uitgangen kunnen ook als mono uitgang worden geselecteerd, en als direct out.

Customize functie

Met de interne Customize functie van de GT-6B kunt u bepaalde effecten naar eigen wens instellen. Door de instellingen van de “Overdrive/Distortion” en “Pedal Wah” effecten te verdraaien, kunt u volledig nieuwe effecten ontwerpen.

Het resultaat kunt u als een “Custom” instelling op de GT-6B (p. 52) opslaan.

EZ Tone

De GT-6B bevat dertig typische effectklanken, die u bij het maken van nieuwe klanken als basis kunt gebruiken. Op deze manier kunt u eenvoudig de klank, die u zoekt, creëren (p. 16).

Snelle instellingen (Quick Settings)

Elk effect bevat voorgeprogrammeerde instellingen. U heeft de gewenste effectklank eenvoudig te pakken—selecteer eenvoudigweg de presetinstellingen van het effect, dat u gebruikt.

Een grote verscheidenheid aan effecten

De GT-6B beschikt over 35 verschillende effecten: variërend van topkwaliteit chorus, delay en reverb tot octave, defretter, synth-bass, de nieuw ontwikkelde Auto Slap en talloze andere effecten.

Expressiepedaal/expressiepedaal schakelaar en bedieningspedaal

Het apparaat bevat een expressiepedaal en een bedieningspedaal, die u kunt gebruiken voor het instellen van de functies van een Patch. De functies, die u aan het expressiepedaal kunt toewijzen, verschillen per geselecteerde Patch, waardoor het expressiepedaal als wah pedaal, volumepedaal of andersoortig pedaal kan functioneren.

Bovendien kunt u het pedaal als “expressiepedaal schakelaar” gebruiken. Dit doet u om het huidige effect aan en uit te zetten door de punt van het pedaal stevig in te drukken (p. 46).

Bevat digitale uitgangen

Het apparaat beschikt ook over digitale uitgangen (coaxiaal), die van pas komen bij digitale opnamen (p. 58).

COSM (“Composite Object Sound Modeling”)

Composite Object Sound Modeling (COSM) is een speciale klanknabootsing-technologie van Roland, waarbij de vele factoren die de oorspronkelijke klank bepalen (zoals de elektrische schakelingen, structuur karakteristieken, gebruikte materialen en akoestische eigenschappen) worden geanalyseerd en vervolgens gecombineerd om de klank te kunnen reproduceren.

7

Roland GT-6B User Manual

Paneelbeschrijving

Bedieningspaneel

fig.00-01

 

 

44

1

30

43

 

 

 

2

39

42

40

41

 

3

4

6

5

8

7

10

9

12

11 13

 

14

 

31

 

 

 

15

27

32

33

16

17

18

19

20

21

23

 

 

 

 

 

 

24

25

 

 

 

 

 

 

 

 

22

28

35

 

26

29

36

37

38

 

 

 

34

 

 

 

 

1Scherm

Hier verschijnt allerlei informatie over de GT-6B. Op het linkerscherm wordt het banknummer getoond. Op het rechterscherm verschijnt de Patchnaam, de parameters en allerlei andere informatie.

2EFFECT LEVEL knop

Aanpassing van het totaalvolume.

*Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44) op “Off” staan, wordt alleen CHORUS of REV/DLY gebruikt, zodat deze knop geen invloed heeft op het volume van het directe geluid.

COMP/LIP/SPEAKER (p. 29) (Preampr/limiter)

3ATK/THR (attack/threshold) knop

Aanpassing van de attack (dynamiek) van de compressor, en het volume waar vanaf de limiter de klank beïnvloedt.

4SUS/RATIO (sustain/ratio) knop

Aanpassing van de uitsterflengte van de compressor en de hoeveelheid compressie van de limiter.

5LEVEL knop

Aanpassing van het volume van de compressor/limiter.

8

Paneelbeschrijving

6COMP/LIMITER ON/OFF toets

Druk op deze toets om de compressor/limiter aan en uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.

7TYPE VARIATION toets

Selectie van het type compressor of limiter.

OVERDRIVE/DISTORTION (p. 26)

8DRIVE knop

Aanpassing van het oversturingseffect van de overdrive of distortion.

9LEVEL knop

Aanpassing van het volume van de overdrive of distortion.

10OVERDRIVE/DISTORTION ON/OFF toets

Druk op deze toets om de overdrive/distortion aan en uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.

11TYPE VARIATION toets

Selectie van het type overdrive of distortion.

CHORUS (p. 27)

12 LEVEL knop

Aanpassing van het volume van de chorus. Het volume van de chorus neemt toe, als u de knop naar rechts draait.

13 CHORUS ON/OFF toets

Druk op deze toets om de chorus aan en uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.

REV/DLY (p. 27)

(reverb/delay)

14 LEVEL knop

Aanpassing van het volume van de reverb of de delay. Het volume van de reverb of delay neemt toe, als u de knop naar rechts draait.

15 REV/DLY ON/OFF toets

Druk op deze toets om de reverb of delay aan en uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.

PREAMP/SPEAKER (p. 29) (Preamp/Speaker)

16 TYPE knop

Selectie van het type voorversterker.

17 GAIN knop

Aanpassing van de hoeveelheid versterking door de voorversterker. Hierdoor verandert het type vervorming, dat door de voorversterker wordt veroorzaakt.

18 TREBLE/Q knop

Aanpassing van de klankkleur van het hoge register van de voorversterker. Als de parametrische EQ in werking is, wordt hiermee de bandwijdte van de EQ aangepast.

19 MIDDLE/FREQ (frequentie) knop

Aanpassing van de klankkleur van het middenregister van de voorversterker. Als de parametrische EQ in werking is, wordt hiermee de middenfrequentie van de EQ ingesteld.

20 BASS/GAIN knop

Aanpassing van de klankkleur van het lage register van de voorversterker. Als de parametrische EQ in werking is, wordt hiermee de hoeveelheid versterking van de EQ ingesteld.

21 LEVEL/TOTAL (totale versterking) knop

Aanpassing van het totaal volume van de voorversterker. Als de parametrische EQ in werking is, wordt hiermee de hoeveelheid versterking van de totale EQ ingesteld.

22 SPEAKER knop

Selectie van het speakertype.

23 PREAMP ON/OFF toets

Druk op deze toets om de voorversterker aan en uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.

24 3 BAND PARAMETRIC EQ ON/OFF toets

Aanen uitschakeling van de 3-bands parametrische EQ.

25 SELECT toets

Selectie van de band voor de 3-bands parametrische EQ.

26 SPEAKER ON/OFF toets

Druk op deze toets om de speakers aan en uit te zetten, en om andere instellingen te veranderen.

9

Paneelbeschrijving

*De PREAMP gaat automatisch aan als de SPEAKER wordt aangezet. Als u de SPEAKER uitzet, gaat de PREAMP automatisch ook uit.

WAH (p. 31)

27 WAH ON/OFF toets

Druk op deze toets om de wah aan en uit te zetten of om andere instellingen te veranderen.

FX-1 (p. 33)

28 FX-1 ON/OFF toets

Druk op deze toets om de FX-1 aan en uit te zetten of om

andere instellingen te veranderen.

FX-2 (p. 34)

29 FX-2 ON/OFF toets

Druk op deze toets om de FX-2 aan en uit te zetten of om

andere instellingen te veranderen.

30 PATCH/VALUE draaiknop

Gebruik deze knop om van Patch te wisselen en om de waarde van instellingen te veranderen.

31 PARAMETER toetsen

Druk op deze toetsen om een parameter te selecteren.

*Om meteen naar de belangrijkste parameters te gaan, kunt u één van deze toetsen ingedrukt houden, en vervolgens op de andere drukken. Bij items met maar weinig parameters springt de GT-6B in dit geval naar de laatste (of eerste) parameter.

32 EXIT toets

Gebruik deze toets om acties ongedaan te maken of om naar het Play scherm terug te keren (p. 13).

33 WRITE toets

Druk deze toets in, om instellingen op te slaan.

34 PEDAL ASSIGN toets (p. 45)

Gebruik deze toets om de werking van het expressiepedaal en het bedieningspedaal in te stellen.

35 TUNER/BYPASS toets (p. 55, 56)

Druk op deze toetsen om het stemapparaat en bypass functies te gebruiken.

36 NAME/NS/MASTER toets (p. 21, 44)

Gebruik deze toets om een naam te geven aan een Patch (NAME), instellingen te maken voor de noise suppressor (NS) en om de master instellingen te maken (MASTER).

37 UTILITY toets

Deze toets wordt gebruikt om instellingen te maken voor de totale bedieningsomgeving van de GT-6B.

38 EZ TONE toets (p. 16)

Gebruik deze toets als u EZ klanken wilt gebruiken, en als u een bepaalde klank zoekt.

39 BANK/PATCH pedalen

Met deze pedalen kunt u van Patch of bank veranderen. Druk gelijktijdig op beide pedalen om naar de Tuner functie te gaan (p. 56).

40 EFFECT ON/OFF/NUMBER pedaal

Gebruik dit pedaal om effecten aan en uit te zetten, en om van Patchnummer te wisselen.

41 BYPASS/CTL (CONTROL) pedaal (p. 46, 55)

Gebruik dit pedaal om te wisselen tussen de klank zonder effect (bypass) en de klank inclusief toegevoegde effect(en); u kunt dit pedaal ook als bedieningspedaal gebruiken voor één van de verschillende functies, die aan het pedaal kunnen worden toegewezen.

42Expressiepedaal

Bediening van het volume, de wah en andere parameters.

Zorg er bij de bediening van het expressiepedaal voor, dat u uw vingers niet klem komen te zitten tussen het bewegende deel en het paneel. Als u de GT-6B in een huishouden met kleine kinderen gebruikt, zorg er dan voor dat de kinderen niet aan het apparaat komen, en er niet mee spelen. Er dient altijd een volwassene aanwezig te zijn om toezicht te houden op de bediening van het apparaat.

43EXP PEDAL SW (expressiepedaal schakelaar) (p. 46)

Druk de punt van het pedaal stevig in om het effect aan en uit te zetten.

44EXP PEDAL SW ON/OFF (expresie voetschakelaar aan/uit) lampje

Dit lampje gaat branden als het effect, dat door de expressiepedaal schakelaar wordt bediend aanstaat. Het lampje gaat uit als het effect uitstaat.

10

Paneelbeschrijving

Achterpaneel

1 2 3 4

5

1INPUT (ingang) jack

Hier sluit u de basgitaar aan.

2OUTPUT LEVEL knop

Aanpassing van het volumeniveau van het uitgangssignaal van de output (1/4” phone) jack, en de koptelefoon jack.

3OUTPUT R/L (MONO) jacks

Dit zijn standaard jacks, die een ongebalanceerd signaal uitsturen. Hierop kunt u een versterker, mengtafel of vergelijkbare apparatuur aansluiten.

4PHONES jack

Op deze jack kunt u een koptelefoon aansluiten.

5OUTPUT (uitgang) jacks (XLR)

Dit zijn XLR jacks, die een gebalanceerd signaal uitsturen.

6SELECT (output) schakelaar (p. 55)

De instelling van deze schakelaar bepaalt of het uitgangssignaal van de XLR output jacks stereo (L/R) of direct mono is.

 

8

9

10

11

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6 7

7DIGITAL OUT aansluiting (p. 58)

Vanuit deze aansluiting wordt een digitaal geluidsignaal uitgestuurd.

8SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack (SUB expressiepedaal/SUB bedieningspedaal) (p. 48)

Sluit hier een optioneel expressiepedaal (bijv. de EV-5) of voetschakelaar (zoals de FS-5U) op aan.

9MIDI IN/OUT aansluitingen (p. 64)

Sluit een extern MIDI apparaat aan op deze aansluitingen voor het ontvangen en verzenden van MIDI boodschappen.

10POWER schakelaar

Schakelt de stroom aan en uit.

11Adapter aansluiting

Sluit hierop de bijgeleverde adapter (BRC-serie) aan.

12Snoerhaak

Wikkel het adaptersnoer om deze haak, zodat de plug van de adapter niet per ongeluk kan worden losgekoppeld

11

Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen

Aansluitingen maken

*Zet altijd het volume en de stroom op alle apparaten uit, voordat u een aansluiting gaat maken. Op deze manier voorkomt u een defect en/ of beschadiging van de speakers of andere apparatuur.

*Zet het volume op de versterker pas open, nadat u de stroom op alle aangesloten apparatuur hebt aangezet.

*Maakt u gebruik van een mono uitgangssignaal, sluit het snoer dan alleen op de OUTPUT L (MONO) jack aan.

*Gebruik alleen de aangegeven expressiepedalen (de optionele Roland EV-5, Roland FV-300L of PCS-33). Het gebruik van producten van

een andere fabrikant kan een beschadiging van het apparaat veroorzaken.

fig.01-01

Basgitaar

Adapter

Stereo

(BRC serie)

koptelefoon

 

Basversterker

 

EV-5

 

FV-300L

 

 

 

Mengtafel

etc.

 

 

FS-5U FS-5L etc.

*Om een onderbreking van de stroom op uw apparaat te voorkomen (als het adaptersnoer per ongeluk wordt uitgetrokken) en om onnodige druk op de adapterjack te voorkomen, kunt u het adaptersnoer het beste, zoals getoond in

onderstaande illustratie, met de snoerhaak verankeren.

fig.01-02

*De toewijzing van de pinnen in de OUTPUT (XLR) aansluitingen wordt hieronder getoond. Voordat u een aansluiting maakt, dient u te controleren dat deze indeling van

de pinnen voor al uw andere apparatuur geschikt is.

fig.01-50

1: GND

2: HOT

3: COLD

Voor meer informatie over het gebruik van de uitgang (XLR) aansluitingen, zie p. 55.

*Als u een expressiepedaal op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack heeft aangesloten, dient u de minimale volume waarde voor een expressiepedaal op “MIN” te zetten.

12

Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen

*Als u een voetschakelaar (de optionele FS-5U) op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack heeft aangesloten, dient u de

polariteitschakelaar als volgt in te stellen:

fig.01-03

Polariteitschakelaar

*Voor de aansluiting van twee voetschakelaars kunt u een speciale (optionele) Roland PCS-31 verbindingssnoer

gebruiken.

fig.01-04

 

PCS-31

Wit

Rood

Als u een voetschakelaar op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack heeft aangesloten, dient u de instellingen die op pag. 63 worden gegeven in te stellen.

De uitleg in deze gebruiksaanwijzing bevat illustraties, die weergeven wat er op het scherm wordt getoond. Het is echter mogelijk, dat uw apparaat gebruik maakt van een nieuwe verbeterde versie van het systeem (bijv. met nieuwe klanken), zodat wat u op het scherm ziet niet altijd overeen hoeft te komen met de illustraties in de gebruiksaanwijzing.

De stroom aanzetten

Als u de aansluitingen heeft voltooid, dient u de stroom op uw verschillende apparaten in de aangegeven volgorde aan te zetten. Als u de apparatuur in de verkeerde volgorde aanzet, kunt u een defect en/of beschadiging van de luidsprekers en andere apparatuur veroorzaken.

1.Controleer het volgende, voordat u de stroom aanzet:

Zijn alle externe apparaten op de juiste manier aangesloten?

Staat het volume op de GT-6B, uw versterker en alle andere aangesloten apparatuur helemaal uit?

*Het volume van de GT-6B kunt u met de OUTPUT LEVEL knop op het achterpaneel aanpassen. Als u deze knop volledig naar links draait (tegen de klok in), staat het volume uit.

2.Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel van de GT-6B op ON.

Het scherm verandert, waarna de hieronder getoonde illustratie op het scherm verschijnt. Na een korte tijd (een paar seconden) schakelt het apparaat naar de gewone speelmode. Het scherm dat op dit moment verschijnt

noemen we het “Play scherm”.

fig.01-05

*Als de GT-6B wordt aangezet, wordt de laatst geselecteerde Patch, voordat de stroom werd uitgezet geselecteerd.

*Dit apparaat is met een beschermingssysteem uitgerust. Na het aanzetten van de stroom, duurt het even (een paar seconden), voordat het apparaat normaal functioneert.

3. Zet vervolgens de stroom op uw basversterker aan.

Het uitgangsvolume aanpassen

Pas het uitgangsvolume van de GT-6B aan, met de OUTPUT LEVEL knop op het achterpaneel.

* Draai de knop naar het aangegeven punt om het volume op een standaard waarde in te stellen.

fig.01-06

1 Hoofdstuk

13

Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen

Wat is een Patch?

Tijdens het basspelen kunt u uit verschillende klanken kiezen, afhankelijk van wat en waar u speelt. De effecten die u wilt gebruiken en de parameterinstellingen (posities van de knoppen) zijn per klank verschillend.

U kunt combinaties (of “sets”) van het volumeniveau en andere parameterinstellingen opslaan; met de pedalen kunt u van set wisselen en direct van klank wisselen. Zo’n opgeslagen set noemen we een “Patch”. Op de GT-6B kunt u 80 “User Patches” opslaan, waarvan u de inhoud naar eigen wens kunt veranderen, samen met 40 “Preset Patches”, die u niet kunt veranderen of overschrijven. Deze 120 Patches zijn in groepen verdeeld, die “banken” worden genoemd, waarbij elke bank vier Patches bevat. De Patches in een bank kunt u herkennen aan het Patch “nummer” (1-4).

 

 

Preset Bank 0 (P0)

 

Preset Bank 1 (P1)

Patch

 

 

 

User Bank 20 (u0)

Patch

User Bank 1 (U1)

 

Patch

 

 

Patch

Patch

Patch

Patch

 

User banken (U1-U0, u1-u0)

Deze worden aangegeven met de “U*” of “u*”, in het

linkerscherm.

Preset banken (P1-P0)

Deze worden aangegeven met de “P*”, in het linkerscherm.

Number

*Hoewel u de Preset Patches niet kunt overschrijven, kunt u de instellingen van een Preset Patch wel wijzigen (edit). U kunt de veranderde instellingen dan als een User Patch opslaan.

Nummers

Het Patchnummer verschijnt links op het rechterscherm en wordt met een cijfer van “1” tot “4” weergegeven.

Patches selecteren

Van Patch wisselen

U kunt van Patch wisselen door aan de PATCH/VALUE knop te draaien, terwijl u op het “Play” scherm bent. U kunt ook van Patch wisselen door op één van de PATCH pedalen te drukken.

Als u de PATCH/VALUE knop naar rechts draait (met

de klok mee) of het PATCH pedaal indrukt, zal het Patchnummer in oplopende volgorde veranderen: 1 2

3 4 (volgende bank) 1 2 ...enz.

Als u de PATCH/VALUE knop naar links draait (tegen

de klok in) of het PATCH pedaal indrukt, zal het Patchnummer in aflopende volgorde veranderen: 4 3

2 1 (vorige bank) 4 3 ...enz.

*U kunt alleen van Patch wisselen als het Play scherm (p. 13) is weergegeven. Druk op [EXIT] (p. 10) om naar het Play scherm terug te keren.

*U kunt niet van PatchPatch wisselen met de PATCH/VALUE draaiknop als de functie van de draaiknop (p. 62) alleen op VALUE staat.

14

Hoofdstuk 1 Klanken uitproberen

De verschillende effecten in een Patch aanen uitzetten

U kunt de pedalen 1-4 gebruiken om de verschillende effecten in een Patch aan en uit te zetten. Op elk pedaal ziet u de namen van twee effecten; het effect dat u op dit moment aan of uit kunt zetten wordt op de onderste regel van het rechterscherm getoond. U kunt de functie van een pedaal ook met [PEDAL ASSIGN] (p. 45) wijzigen.

Van Patch wisselen door de bank en het nummer aan te geven

De GT-6B is in de fabriek zo ingesteld, dat u van Patch kunt wisselen met de PATCH/VALUE draaiknop of de PATCH en PATCH pedalen, maar u kunt de instellingen ook veranderen door direct met de bank en het nummer van Patch te wisselen. Meer informatie hierover op p. 60.

Over de informatie, die op het scherm verschijnt

De volgende informatie is op het scherm te zien:

fig.01-11

Nummer Patchnaam

Bank

Effecten

Als de Patch niet wisselt

Op de GT-6B kunt u niet van Patch wisselen als u zich op een ander scherm dan het Play scherm bevindt. Als u dit probleem heeft, kunt u terugkeren naar het Play scherm door op [EXIT] te drukken.

De stroom uitzetten

1.Controleer het volgende, voordat u de stroom uitzet:

Staat het volume op de GT-6B, uw versterker en alle andere aangesloten apparatuur uit?

2.Zet de stroom op de basversterker en andere aangesloten apparatuur uit.

3.Zet de stroom op de GT-6B uit.

1 Hoofdstuk

15

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

De klank, die u zoekt, vinden – en snel (EZ Tone)

Naast de klanken (Patches) die u daadwerkelijk tijdens het spelen kunt gebruiken, biedt de GT-6B tevens interne sample instellingen, waarmee u zelf dergelijke klanken kunt creëren. Deze functie heet “EZ Tone”.

Met de EZ Tone functie kunt u snel klankinstellingen vinden, die passen bij de klank die u zoekt.

fig.02-01

2

3

4

1

1.Druk op [EZ TONE].

2.Draai aan de VALUE draaiknop om de instellingen te selecteren, die overeenkomen met de klank die u zoekt.

3.Druk op de ON/OFF knoppen om een effect aan of uit te zetten; draai aan de knoppen om de klank aan te

passen.

fig.02-02

ON/OFF knop

*Als u nogmaals op [EZ TONE] drukt, kunt u de klank – die u gebruikte vóór u naar de EZ Tone mode ging – vergelijken met de huidige klank.

4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.

*De klank wisselt naar de klank, die u in EZ Tone heeft geselecteerd.

*Als u op [EXIT] drukt, terwijl de weergave op het scherm knippert (als de klank die u gebruikte vóór u naar de EZ Tone mode is geselecteerd), keert u terug naar de Patch die voordat u naar de EZ Tone mode ging was geselecteerd.

*Als u een gecreëerde klank wilt bewaren, kunt u deze met de Write procedure (p. 23) als een User Patch opslaan.

De klank aanpassen met de knoppen

Het bedieningspaneel van de GT-6B telt vijftien knoppen. Met deze knoppen kunt u snel en eenvoudig veranderingen aanbrengen in de klank van een geselecteerde Patch.

* Er zijn ook andere methodes om de klank aan te passen. Zie voor meer informatie hierover p. 19.

fig.02-03

COMP ATK (compressor attack)

Hiermee krijgt u een dynamische aanslag, als “BOSS Comp” of “D-Comp” als het type is geselecteerd. Als u de knop naar rechts draait wordt de dynamiek scherper, waardoor een klank met meer “bite” ontstaat.

LIMITER THR (limiter threshold)

Hiermee past u aan, vanaf welk volume de limiter gaat werken, als “Rack 160D” als het type is geselecteerd. Als u de knop naar links draait, wordt het effect van de limiter al merkzaam bij een lager volume.

Als “Vtg Rack U” als het type is geselecteerd, past u met deze knop het volume dat naar de limiter wordt gestuurd aan. Naarmate u de knop verder naar rechts draait wordt het effect dieper.

COMP SUS (compressor sustain)

Hiermee past u de hoeveelheid sustain aan, als “BOSS Comp” of “D-Comp” als het type is geselecteerd. Als u de knop naar rechts draait, wordt er meer effect toegevoegd, waardoor de sustain (dsoorklank) lengte toeneemt; hierdoor worden ook bijgeluiden duidelijker als u niet speelt.

LIMITER RATIO

Hiermee past u de compressie verhouding aan, als “Rack 160D” of “Vtg Rack U” als het type is geselecteerd. De

16

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

compressie wordt sterker als u de knop naar rechts draait.

*Door op [TYPE VARIATION] te drukken, kunt u van COMP/LIMITER type wisselen.

COMP/LIMITER LEVEL

Aanpassing van het volumeniveau van de compressor/ limiter. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.

OD/DIST DRIVE (overdrive/distortion drive)

Aanpassing van de hoeveelheid vervorming van de

overdrive of distortion. De vervorming wordt heftiger als u

de knop naar rechts draait.

OD/DIST LEVEL (overdrive/distortion volume)

Aanpassing van het volume van de overdrive of distortion. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.

*Door op [TYPE VARIATION] te drukken kunt u van OVERDRIVE/DISTORTION type wisselen.

CHORUS LEVEL

Aanpassing van het volume van de chorus. Het volume van de chorus neemt toe als u de knop naar rechts draait, waardoor een dieper effect wordt veroorzaakt.

REV/DLY LEVEL (reverb/delay volume)

Aanpassing van het volume van de reverb of delay. Het volume van de reverb of delay neemt toe als u de knop naar rechts draait.

Als FxSelect (p. 27) op R&D (Reverb&Delay) staat, wordt alleen het volume van de reverb aangepast. Als SOS (SoundOnSound) is geselecteerd, wordt het afspeelvolume aangepast.

PREAMP TYPE

Selectie van het type voorversterker.

PREAMP GAIN

Aanpassing van de hoeveelheid versterking van de voorversterker, waardoor de hoeveelheid vervorming verandert. De vervorming wordt heftiger, zodra u de knop naar rechts draait.

PREAMP TREBLE

Aanpassing van de klankkleur van het hoge register van de voorversterker. De hoge frequenties worden versterkt als u de knop naar rechts draait.

PREAMP MIDDLE

Aanpassing van de klankkleur van het middenregister van de voorversterker. De middenfrequenties worden versterkt als u de knop naar rechts draait.

PREAMP BASS

Aanpassing van de klankkleur van het lage register van de voorversterker. De lage frequenties worden versterkt als u de knop naar rechts draait.

PREAMP LEVEL

Aanpassing van het volumeniveau van de voorversterker. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.

SPEAKER

Selectie van het speakertype.

Als ORIGINAL is geselecteerd, kunt u de speakers selecteren, die het meest geschikt zijn voor de instellingen van het PREAMP TYPE.

Als [SELECT] wordt ingedrukt, functioneren de PREAMP knoppen als de regelaars voor de 3-bands parametrische equalizer.

Het aanpassingsscherm van elke band (LOW, MID, HIGH) dat in beeld verschijnt, verandert met elke druk op de [SELECT] knop. U kunt van elke band de bandwijdte (Q), frequentie en versterking aanpassen.

Q

Hiermee past u de bandwijdte van de equalizer (het frequentiebereik dat door de EQ regelaar wordt beïnvloed) aan. De bandwijdte wordt smaller als u de knop naar rechts draait, waardoor de equalizer op een kleiner frequentiegebied invloed heeft. Gebruik een hoge Q-waarde voor het beïnvloeden van specifieke frequenties, en om de klankleur een speciaal karakter te geven. Als u de knop naar links draait, wordt de bandwijdte breder; gebruik een lage Q- waarde om het gehele lage of hoge register aan te passen of om de algehele klankkleur te veranderen.

FREQ (frequentie)

Aanpassing van de centrale frequentie van de equalizer. De frequentie neemt toe als u de knop naar rechts draait.

GAIN (versterking)

Aanpassing van het volumeniveau van de equalizer, die met de Q en FREQ waarden hierboven is ingesteld. Het volumeniveau van het frequentiebereik neemt toe als u de knop vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop vanaf het midden naar links draait, neemt het volume van dit frequentiebereik af.

TOTAL (totale versterking)

Aanpassing van het totale volume van de 3-bands parametrische equalizer. Het totale volume neemt toe als u de knop vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop vanaf het midden naar links draait, neemt het totale volume van de 3-bands equalizer af.

2 Hoofdstuk

17

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

EFFECT LEVEL

2.

Druk nogmaals op de ON/OFF knop om het effect aan

Aanpassing van het totale effectvolume. Het volume neemt

 

of uit te zetten. Hierdoor verandert de toestand van het

toe als u de knop naar rechts draait.

 

lampje.

* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)

*

De PREAMP gaat automatisch aan als de SPEAKER wordt

 

op “Off” staan, wordt alleen CHORUS of REV/DLY gebruikt,

 

aangezet. Als u de SPEAKER uitzet, gaat de PREAMP

 

zodat deze knop geen invloed heeft op het volume van het

 

automatisch ook uit.

 

directe geluid.

*

Volgens de fabrieksinstelling gaat het lampje van het pedaal

 

 

 

 

dat bij het effect hoort ook aan of uit, als reactie op de toestand

 

 

 

 

van het effect.

 

Als u een klank die u met EZ Tone heeft gecreëerd of die

 

 

*

De naam van het effect knippert op het scherm als het effect

 

u met de knoppen heeft veranderd, wilt bewaren, kunt u

 

 

wordt uitgezet.

 

met de Write procedure (p. 23) de klank als een User

 

 

 

 

 

Patch opslaan.

*

Als u bij stap 1 op [FX1], [FX2] of [WAH] drukt, wordt het

 

 

 

 

effect dat met de FX Select parameter is ingesteld (zie p. 19:

Effecten toevoegen en

 

“Gedetailleerdere instellingen met individuele parameters”)

 

aanof uitgezet.

verwijderen

3.

Herhaal stap 1 en 2 als u een ander effect aan en uit wilt

zetten.

U kunt de interne effecten aanen uitzetten. Door het

toevoegen of verwijderen van een effect kunt u een klank 4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm. veranderen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Effecten aanof uitzetten met de

Met de toetsen effecten aanen

pedalen

uitzetten

De GT-6B is in de fabriek zo ingesteld, dat u de pedalen “1”

U kunt elk van de interne effecten aanof uitzetten met de

t/m “4” kunt gebruiken om bepaalde effecten aan en uit te

zetten. De namen van de effecten, die u met deze pedalen

ON/OFF knop van het specifieke effect.

kunt bedienen, vindt u op de onderste regel van het scherm.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

* De effecten kunt u voor elke Patch apart selecteren (p. 45).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1,2,3

4

1. Druk op de ON/OFF knop van het effect dat u wilt aan-

 

1

 

 

of uitzetten.

1.

Druk op het pedaal, dat hoort bij het effect, dat u aan of

De naam van het effect en zijn aan/uit stand verschijnt

 

uit wilt zetten.

nu op het scherm.

 

 

Door elke druk op het pedaal wordt het effect aanof

Als het effect aanstaat, brandt het bijbehorende lampje;

 

 

uitgezet; het lampje op het pedaal gaat aan of uit.

als het effect uitstaat, knippert het lampje.

 

*

Als een effect aanstaat, wordt het met hoofletters op het scherm

 

 

 

weergegeven; effecten die uitstaan worden met kleine letters

 

 

weergegeven.

18

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

fig.02-07

Effecten

Als u een klank waarvoor u de instellingen heeft aangepast wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) de klank als een User Patch opslaan.

De klank van het effect instellen (Quick Settings)

De Quick Settings zijn voorgeprogrammeerde effectinstellingen. Elk effect van de GT-6B heeft een aantal beschikbare voorgeprogrammeerde instellingen. U kunt eenvoudig nieuwe effectklanken creëren, door deze Quick Settings te selecteren en combineren, zonder dat u gedetailleerde aanpassingen hoeft te maken.

fig.02-08

 

 

3

 

2

1

4

1.Druk op de ON/OFF knop van het effect, waarvan u de instellingen wilt veranderen.

De parameters van het geselecteerde effect verschijnen op het scherm.

*Tijdens het bewerken wordt de laatst bewerkte parameter van het effect op het scherm weergegeven.

2. Druk op PARAMETER [] [] om “Quick Setting--” op het scherm te krijgen.

fig.02-09

3.Draai aan de VALUE draaiknop om de gewenste effectinstelling te selecteren.

* Als u bij stap 1 op [FX1], [FX2] of [WAH] drukt, wordt de

instelling van het effect dat met de FX Select parameter is

ingesteld aanof uitgezet.

4. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

Gedetailleerdere instellingen met individuele parameters

De effecten bevatten extra parameters, naast de parameters die u direct met de knoppen kunt aanpassen.

Door deze verschillende parameters te bewerken kunt u met meer precisie een bepaalde klank verkrijgen.

fig.02-10

 

 

3

 

2

1

6

1.Druk op de ON/OFF knop van het effect, waarvan u de instellingen wilt veranderen.

De parameters van het geselecteerde effect verschijnen op het scherm.

2.Druk op PARAMETER [] [] om de parameter te selecteren, waarvan u de instelling wilt veranderen.

Als er meer dan één parameter op het scherm wordt

getoond, kunt u op PARAMETER [] [] drukken om de cursor naar de parameter, die u wilt

instellen te verplaatsen.

U kunt naar de belangrijkste parameters springen, door

op PARAMETER [] (of [] [])te drukken, terwijl u PARAMETER [] [] (of []) ingedrukt houdt. Bij items met weinig parameters

springt de GT-6B in dit geval naar de laatste (of eerste) parameter.

3.Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde waarde te veranderen.

4.Herhaal Stap 2 en 3 voor de andere parameters, die u wilt veranderen.

5.Herhaal Stap 1 t/m 4, als u van een ander effect ook de parameters wilt veranderen.

2 Hoofdstuk

19

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

6.Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

Als u een klank, waarvoor u de instellingen heeft aangepast, wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) de klank als een User Patch opslaan.

De pedaal effecten gebruiken (Wah, Pedal Bend, Ring Modulator)

U kunt het expressiepedaal van de GT-6B gebruiken om de wah, pedal bend (met het pedaal aangestuurde pitch bend) en ring modulator effecten te bedienen.

Wah

 

1

4

 

3

 

5

1.Druk op [WAH].

2.Zet het wah effect aan (“Effecten toevoegen”;p. 18).

* Deze stap is niet nodig als het effect al aanstaat.

3.Druk op PARAMETER [] [] om de FX Select parameter te selecteren.

4.Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde waarde te veranderen in “WH”.

Als u nu het expressiepedaal gebruikt, hoort u het wah effect.

*Door WAH aan/uit aan de expressiepedaal schakelaar toe te wijzen, kunt u het wah effect door de teen van het pedaal stevig in te drukken (p. 46) aanen uitzetten.

5.Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

Als u een klank waarvoor u de instellingen heeft aangepast wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) de klank als een User Patch opslaan.

Pedal Bend

 

 

4

 

 

3

 

1

5

1.

Druk op [FX-2].

 

2.

Zet het FX-2 effect aan (“Effecten toevoegen”;p. 18).

* Deze stap is niet nodig als het effect al aanstaat.

3.Druk op PARAMETER [] [] om de FX Select parameter te selecteren.

4.Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde waarde te veranderen in “PB”.

Als u nu het expressiepedaal gebruikt, hoort u het pitch bend effect.

*Door PB aan/uit aan de expressiepedaal schakelaar toe te wijzen, kunt u het Pedal Bend effect door de teen van het pedaal stevig in te drukken (p. 46) aanen uitzetten.

5.Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

Als u een klank, waarvoor u de instellingen heeft aangepast, wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) de klank als een User Patch opslaan.

20

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

Ring Modulator

fig.02-13

 

 

 

4

 

 

3

 

1

5

1.

Ring Modulator

 

2.

Druk op [FX-1].

 

3.

Zet het FX-1 effect aan (“Effecten toevoegen”;p. 18).

* Deze stap is niet nodig als het effect al aanstaat.

4.Druk op PARAMETER [] [] om de FX Select parameter te selecteren.

5.Draai aan de VALUE draaiknop om de ingestelde waarde te veranderen in “RM”.

Stel Pedal Assign (p. 48) zo in, dat de “Freq” (de frequentie) van de RM (de ring modulator) met het expressiepedaal wordt bediend.

*Door RM aan/uit aan de expressiepedaal schakelaar toe te wijzen, kunt u het Ring Modulator effect door de teen van het pedaal stevig in te drukken (p. 46) aanen uitzetten.

6.Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

Als u een klank, waarvoor u de instellingen heeft aangepast, wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) de klank als een User Patch opslaan.

Klanken een naam geven

U kunt aan elke Patch een naam geven (Patch Name), van

maximaal veertien karakters. U kunt naar eigen wens een

naam toekennen, zoals een naam die verwijst naar de klank

of de naam van het liedje, waarin het effect wordt gebruikt.

fig.02-14

 

 

3

 

Hoofdstuk2

 

2

1

3

1.Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat “Name” op het scherm verschijnt.

*Bij elke druk op [NAME/NS/MASTER] verandert het item dat u kunt veranderen, in de volgende volgorde:

Name Noise Supressor Master Bypass EXP Mode

Foot Volume Effect Chain.

fig.02-15

Cursor

2.Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te verplaatsen naar het gedeelte van de tekst, dat u wilt

bewerken.

3.Draai aan de VALUE draaiknop om de karakters te veranderen.

*U kunt de volgende functies gebruiken bij het veranderen van karakters in de tekst:

CAPS: Verandert het karakter op de cursorpositie van hoofdletters in kleine letters (of andersom).

INS: Voegt een spatie in op de cursorpositie.

DEL: Verwijdert het karakter op de cursorpositie, en verplaatst de daaropvolgende karakters naar links.

4.Wilt u de naam nog verder wijzigen, herhaal dan Stap 2 en 3.

5.Als u de gemaakte naam wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) deze opslaan als User Patch.

Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

21

Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (Patches) samenstellen

De volgorde van de effecten veranderen (Effect Chain)

U kunt de volgorde waarin de effecten zijn geschakeld naar

eigen wil veranderen.

 

2

 

2

3

1

1.Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat “Effect Chain” op het scherm verschijnt.

*Bij elke druk op [NAME/NS/MASTER] ziet u het item dat u in de volgende volgorde kunt veranderen:

Name Noise Supressor Master Bypass EXP Mode Foot Volume Effect Chain.

* Als een effect uitstaat verschijnt het in kleine letters.

2.Gebruik de VALUE draaiknop of de PARAMETER

[] [] toetsen om de cursor te verplaatsen naar het punt, waar u het effect wilt invoegen.

3.Druk op de ON/OFF knop van het effect dat u wilt invoegen.

Het geselecteerde effect wordt op de cursorpositie ingevoegd.

*U kunt de positie van de Noise Suppressor in de volgorde van de effecten niet direct veranderen. U kunt de positie echter wel indirect veranderen, door de volgorde van de andere effecten voor en na de Noise Suppressor te veranderen.

*Gebruik [PEDAL ASSIGN] om Foot Volume toe te wijzen.

4.Wilt u de volgorde nog verder veranderen, herhaal dan Stap 2 en 3.

5.Als u de gemaakte volgorde wilt bewaren, kunt u met de Write procedure (p. 23) deze opslaan als User Patch.

Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.

U kunt tijdens het instellen van de volgorde van de effecten elk effect aanof uitzetten. Gebruik de ON/OFF knop van het effect links en rechts van de cursor om deze effecten aan of uit te zetten.

22

Hoofdstuk 3 Een gemaakte klank opslaan

Write

Als u een gemaakte klank wilt bewaren of een klank die u heeft aangepast, dan kunt u deze met de Write procedure als User Patch opslaan.

*Als u de Write procedure niet uitvoert, wordt de nieuwe aangemaakte klank verwijderd als u de stroom uitzet of als u naar een andere klank omschakelt (“Van Patch wisselen”; p. 14).

fig.03-01

2

1,3

1.Druk op [WRITE].

De inhoud van het scherm verandert; u kunt nu aangeven welke Patch de bestemming is van de Write

procedure.

fig.03-02

Bestemming

2.Draai aan de VALUE draaiknop om aan te geven welke Patch de bestemming is.

*U kunt alleen een User Patch aangeven als bestemming.

*Deze stap is niet nodig als de huidige Patch de bestemming kan zijn.

*Druk op [EXIT] om de Write procedure te annuleren. U keert dan terug naar het Play scherm.

3.Druk nogmaals op [WRITE].

De klank wordt nu opgeslagen op de aangegeven bestemming. Hierna keert u terug naar het Play scherm.

*De klank van de Patch, die eerder op deze plek was opgeslagen, wordt definitief verwijderd als de Write procedure wordt uitgevoerd.

Een Patch kopiëren

U kunt een Preset of User Patch naar een andere User Patch kopiëren.

fig.03-03

3

2,4

Hoofdstuk3

1.Selecteer de Patch, die u wilt kopiëren (zie “Van Patch wisselen”; p. 14).

2.Druk op [WRITE].

De inhoud van het scherm verandert; u kunt nu

aangeven naar welke Patch u wilt kopiëren.

fig.03-04

Bestemming

3.Draai aan de VALUE draaiknop om aan te geven naar welke Patch u wilt kopiëren.

*Druk op [EXIT] om het kopiëren te annuleren. U keert dan terug naar het Play scherm.

4.Druk nogmaals op [WRITE].

De GT-6B kopieert de klank naar de aangegeven bestemming. Hierna keert u terug naar het Play scherm.

*De klank van de Patch die eerder op deze plek was opgeslagen wordt definitief verwijderd als het kopiëren wordt uitgevoerd.

23

Hoofdstuk 3 Een gemaakte klank opslaan

Een Patch verwisselen

Op de GT-6B kunt u de posities van twee User Patches

verwisselen.

4

3

2,5

1.Selecteer de Patch, die u wilt verwisselen (zie “Van Patch wisselen”; p. 14).

2.Druk op [WRITE].

3.Druk op PARAMETER [].

De inhoud van het scherm verandert; u kunt nu aangeven met welke Patch u wilt wisselen.

Destination Patch

4.Draai aan de VALUE draaiknop om aan te geven met welke Patch u wilt wisselen.

*Druk op [EXIT] om het verwisselen te annuleren. U keert dan terug naar het Play scherm.

5.Druk nogmaals op [WRITE].

De posities van de twee klanken worden verwisseld. Hierna keert u terug naar het Play scherm.

24

Loading...
+ 56 hidden pages