Hartelijk dank voor uw aanschaf van de BOSS GT-6B Bas
Effect Processor.
Lees voor het gebruik van dit apparaat de volgende
gedeeltes aandachtig door:
• “VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT” (p. 2-3)
• “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (p. 4).
Deze gedeeltes bevatten belangrijke informatie met
betrekking tot een juist gebruik van dit apparaat.
Om er zeker van te zijn, dat u een goed begrip heeft
ontwikkeld van de volledige werking van uw nieuwe
aanschaf, raden we aan om de gehele handleiding door te
lezen. De handleiding dient u te bewaren, en het is raadzaam
om deze ter referentie bij de hand te houden.
■ Drukafspraken voor deze gebruiksaanwijzing
• Woorden of getallen tussen haken [ ] duiden op knoppen..
[WRITE]
[UTILITY]UTILITY knop
• Met (p. **) worden paginanummers aangegeven, die u kunt raadplegen voor relevante informatie.
* Alle produktnamen die in deze gebruiksaanwijzing worden ge-
noemd zijn merknamen of gedeponeerde merknamen van hun
respectievelijke eigenaren.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form
without the written permission of BOSS CORPORATION.
WAARSCHUWING
USING THE UNIT SAFELY
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Lees de instructies en de gebruiksaanwijzing goed
door, voordat u dit apparaat in gebruik neemt.
• Probeer het apparaat niet te repareren of delen in
het apparaat te vervangen (behalve als deze
gebruiksaanwijzing daar aanwijzingen voor
geeft). Ga voor al uw reparaties naar de winkel,
waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een geautoriseerde
Roland distributeur. U kunt deze vinden op de
“Informatie” pagina.
• Zet het apparaat altijd recht neer. Zorg ervoor dat
het stevig blijft staan. Plaats het apparaat nooit op
een standaard die kan wiebelen of op een hellend
oppervlak.
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
Het ● wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
001
• Gebruik altijd de bijgeleverde adapter voor dit
apparaat. Let erop dat de netspanning
overeenkomt met de ingangsspanning die op de
adapter staat aangegeven. Andere adapters
kunnen gebruik maken van een andere polariteit
of kunnen voor een ander voltage zijn ontworpen,
zodat door het gebruik een beschadiging, defect of
elektrische schok kan worden veroorzaakt.
• Het stroomsnoer dient niet buitensporig te
worden gedraaid of gebogen. Plaats geen zware
voorwerpen op het snoer. Als u dit wel doet, kan
het snoer beschadigd raken, waardoor onderdelen
kunnen afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Een
beschadigd snoer kan brand of schokken veroorzaken!
• Dit apparaat kan, alleen of in combinatie met een
versterker, koptelefoon of speakers, een geluidsniveau bereiken dat een permanente gehoorbeschadiging kan veroorzaken. Gebruik geen hoog
of onaangenaam volume als u het apparaat voor
langere tijd bedient. Indien u enig gehoorverlies of
gepiep in de oren ervaart, dient u onmiddelijk te
stoppen met het gebruik van dit apparaat, en een
oorarts te raadplegen.
• Zet onmiddellijk de stroom uit, haal de adapter uit
het stopcontact, en neem contact op met de winkel
waar u het apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een geautoriseerde Roland distributeur (te vinden op de
• In huishoudens met kleine kinderen dient altijd
een volwassene toezicht te houden, totdat het kind
in staat is om de regels die essentieel zijn voor een
veilig gebruik van het apparaat te volgen.
• Sluit het stroomsnoer van het apparaat niet aan op
een stopcontact waar meerdere apparaten op zijn
aangesloten. Wees extra voorzichtig met het
gebruik van verlengsnoeren – de totale stroom die
gebruikt wordt door alle apparaten, die op
hetzelfde verlengsnoer of blok zijn aangesloten,
mag nooit het stroomvoorschrift (Watt/Ampère)
op het verlengsnoer overschrijden. Door een
overmatige belasting kan het snoer oververhit
raken, en uiteindelijk doorbranden.
• Voordat u het apparaat in het buitenland gebruikt,
dient u om raad te vragen bij de winkel waar u het
apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde
Roland Service Center of een oficiële Roland distributeur
(die u kunt vinden op de “Informatie” pagina).
Leest u alstublieft het volgende goed door, als toevoeging op de instructies in “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” op
pagina’s 2-3, en houd deze aanwijzingen goed in de gaten:
Stroomtoevoer
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomnet met een
ander apparaat dat storing kan veroorzaken (zoals een elektrische motor of een variabel verlichtingssysteem).
• De adapter brengt hitte voort na langdurig aaneengesloten
gebruik. Dit is normaal, en geen reden voor ongerustheid.
• Voordat u dit apparaat op enig ander apparaat aansluit, dient
u de stroom op elk apparaat uit te zetten. Op deze manier
kunt u voorkomen dat er een defect optreedt, en/of dat er
schade wordt toegebracht aan de luidsprekers of aan andere
onderdelen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de buurt van versterkers (of
enige andere apparatuur die grote transformatoren bevatten)
kan een brom veroorzaken. Om dit probleem te verminderen,
kunt u het apparaat verdraaien of u kunt het apparaat verder
weg van de storingsbron plaatsen.
• Het kan zijn, dat dit apparaat in de ontvangst van radio en
televisie storing veroorzaakt. Gebruik het apparaat daarom
niet in de buurt van deze ontvangers.
• Bij gebruik van draadloze communicatie apparatuur (zoals
mobiele telefoons) in de buurt van het apparaat, kan er
storing ontstaan. Dergelijke storing kan ontstaan tijdens het
het ontvangen van een gesprek, tijdens het opbellen of tijdens
een gesprek. Heeft u last van dit probleem, plaats de
draadloze apparatuur dan verder van het apparaat of schakel
de apparatuur uit.
• Om een defect te voorkomen dient u het apparaat niet te
gebruiken in een vochtige omgeving, zoals een omgeving die
is blootgesteld aan regen of ander vocht.
Onderhoud
• Gebruik een droge, zachte doek om het instrument te
reinigen. U kunt eventueel een licht vochtige doek gebruiken.
Om hardnekkiger stof te verwijderen kunt u een doek gebruiken, die verzadigd is met een mild, niet aggressief schoonmaakmiddel. Zorg er wel voor, dat u daarna het apparaat
afneemt met een zachte, droge doek.
• Gebruik nooit benzine, verdunningsmiddel, alcohol of wat
voor oplosmiddel dan ook, om verkleuring en/of vervorming
te voorkomen.
Reparatie en data
• Weest u er zich van bewust, dat alle opgeslagen data in het
geheugen van het apparaat verloren kunnen gaan, als u het
apparaat wegbrengt voor reparatie. Belangrijke data dient u
altijd als veiligheidskopie op te slaan op een ander MIDI
apparaat (bijv. een sequencer) of op te schrijven (indien
mogelijk). Tijdens een reparatie wordt al het mogelijke
gedaan om dataverlies te voorkomen. In sommige gevallen
(bijvoorbeeld als het systeemgedeelte dat samenhangt met het
geheugen zelf niet meer werkt) is het tot onze spijt niet
mogelijk om de data te herstellen. Roland aanvaardt geen
aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk verlies van
data.
Geheugenbescherming
• Dit apparaat bevat een batterij, die het geheugensysteem van
het apparaat van stroom voorziet als de stroomschakelaar uit
staat. Als de batterij bijna leeg is, verschijnt de onderstaande
boodschap op het scherm. Zodra u deze boodschap ziet, dient
u de batterij door een nieuwe te vervangen; op deze manier
voorkomt u het verlies van alle data. Voor de vervanging van
de batterij kunt u contact opnemen met de winkel waar u het
apparaat heeft gekocht, het dichtstbijzijnde Roland Service
Center of een officiële Roland distributeur (deze vindt u op
de “Informatie” pagina).
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
551
• Weest u er zich van bewust, dat de inhoud van het geheugen
onherroepelijk verloren kan gaan, als gevolg van een defect of
een verkeerde bediening van het apparaat. Om uzelf te
beschermen tegen het mogelijk kwijtraken van belangrijke
data, raden we u aan om van belangrijke data die u in het
geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, periodiek een
kopie te maken op een ander MIDI apparaat (bijv. een
sequencer).
• Als de data, die u op een ander MIDI apparaat (bijv. een
sequencer) heeft opgeslagen verloren gaat, kunt u deze waarschijnlijk niet meer herstellen. Roland Corporation aanvaardt
geen aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk
verlies van data.
• Bij de bediening van de knoppen, schuiven en andere bedieningsknoppen op het apparaat dient u met redelijke voorzichtigheid te werk te gaan, zo ook bij het gebruik van de jacks en
aansluitingen. Een ruwe behandeling kan tot een defect
leiden.
• Sla of duw nooit te hard op het scherm.
• Bij het aansluiten/ ontkoppelen van kabels dient u altijd de
plug zelf beet te pakken–trek nooit aan de kabel. Op deze
manier voorkomt u kortsluiting of beschadiging van het
binnenste van de kabel.
• Probeer het geluidsvolume van het apparaat op een acceptabel niveau te houden, om de buren niet tot last te zijn. Het
kan zijn dat u de voorkeur geeft aan het gebruik van een koptelefoon: op die manier hoeft u zich geen zorgen te maken dat
u anderen last bezorgd (vooral ‘s avonds laat).
• Als u het apparaat wilt vervoeren, dan kunt u dit het beste
doen in de doos (inclusief vulsel) waarin het verpakt was,
indien mogelijk. Anders zult u vergelijkbaar verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (EV-5; los
verkrijgbaar). Aansluiting van een ander expressiepedaal kan
een defect veroorzaken of het apparaat beschadigen.
• Gebruik een Roland kabel voor het maken van een aansluiting. Als u hiervoor een ander merk kabel gebruikt, dient u de
volgende voorzorgsmaatregel in acht te nemen:
• Sommige kabels bevatten een weerstand. Gebruik geen
kabels met een weerstand voor het aansluiten van dit
apparaat. Bij het gebruik van een kabel met een weerstand
kan de klank extreem zacht of zelfs onhoorbaar worden.
Voor informatie over de specificaties van een kabel, neem
contact op met de fabrikant van de desbetreffende kabel.
Hiermee zet u het compressor/limiter effect aan (ON) of uit
(OFF).
Type
Selectie van het type compressor/limiter.
BOSS CompZoals de BOSS CS-3
D-CompZoals de MXR dyna comp.
Rack 160DZoals de dbx 160x.
Vtg Rack UZoals de UREI 1178.
Attack
(met BOSS Comp en D-Comp)
Aanpassing van de attack van de aanslag van de snaren. Een
hogere waarde geeft een scherpere attack, waardoor de klank
duidelijker wordt gedefinieerd.
(met Vtg Rack U)
Hiermee past u de tijd aan tussen het punt, waarop het
ingangssignaal de ingestelde thresholdwaarde overschrijdt
en de compressor gaat werken, en het punt waarop de inge-
stelde compressieverhouding (de Ratio instelling) is bereikt.
De compressor gaat bij een hogere waarde eerder werken.
Sustain
(met BOSS Comp en D-Comp)
Versterkt een zacht ingangssignaal, waardoor de lengte van
de sustain van een klank wordt aangepast. Bij een hogere
waarde wordt het effect sterker, met een langere sustain als
gevolg.
Threshold
(met Rack 160D en Vtg Rack U)
Stel deze parameter in op een waarde, die geschikt is voor
het ingangssignaal van uw bas. Als het ingangssignaal deze
drempelwaarde overschrijdt, wordt de limiter actief. Als u bij
Rack 160D de waarde verlaagt, wordt de limiter bij een zach-
ter ingangssignaal actief. Bij de Vtg Rack U regelt u met deze
parameter het ingangssignaal. Bij een hogere waarde wordt
het effect sterker.
(Op het scherm verschijnt “Thresh (input)”.)
Ratio
(met Rack 160D en Vtg Rack U)
Hiermee past u de compressieverhouding van de limiter aan.
Een hogere waarde resulteert in een groter compressor effect.
Release
(met Vtg Rack U)
Hiermee past u de tijd aan, tussen het punt waarop het
ingangssignaal de weer onder de ingestelde threshold-
waarde duikt, en het moment waarop de compressor niet
meer actief is. Hoe hoger de waarde, hoe langer de compres-
sor niet meer actief is, en hoe duidelijker de klank van de vol-
gende aangeslagen snaar.
Hoofdstuk
4
25
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Tone
(met BOSS Comp)
Aanpassing van de klankkleur. Hoe hoger de waarde, hoe
meer het hoge frequentieregister wordt versterkt en een hardere klank het gevolg is.
Level
Aanpassing van het volume.
OD/DIST
Dit effect vervormt het geluid en geeft het een langere sustain. De GT-6B is uitgerust met negen vervormingstypen met
twee aangepaste instellingen.
(Overdrive/Distortion)
■ OD: Overdrive
Dit effect zorgt voor een warme, natuurlijke vervorming die
vanzelf ontstaat als u het volume van een buizenversterker
opvoert. Dit effect wordt vaak gebruikt als een vervorming
vóór de versterker.
■ DST: Distortion
Dit effect zorgt voor een diepe, krachtige vervorming, die u
met alleen een versterker moeilijk kunt verkrijgen.
■ FUZ: Fuzz
Dit effect zorgt voor een nog krachtigere en heftigere vervorming dan een normale distortion.
ParameterWaarde
On/OffOff, On
TypeBlues OD, Turbo OD, Bass OD, Distor-
Type (1–2)OD-2, BD-2, ODB-3, DS-1, MT-2, FUZZ
Bottom (1–2)-50–+50
Top (1–2)-50–+50
Low (1–2)-50–+50
High (1–2)-50–+50
Drive
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming. De vervorming
wordt heftiger, naarmate de waarde wordt verhoogd.
Bass
Aanpassing van de klankkleur van het lage register. Als de
waarde wordt verhoogd, krijgen de lage tonen meer nadruk.
Treble
Aanpassing van de klankkleur van het hoge register. Als de
waarde wordt verhoogd, krijgen de hoge tonen meer nadruk.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de vervormde klank.
Direct Level
Aanpassing van het volume van het directe basgeluid.
On/Off (Effect On/Off)
Hiermee zet u het overdrive/distortion effect aan (ON) of uit
(OFF).
Type
Selectie van het type vervorming.
Blues ODZoals het geluid van de BOSS BD-2.
Turbo ODZoals het geluid van de BOSS OD-2.
Bass ODZoals het geluid van de BOSS ODB-3.
DistortionStandaard vervorming.
26
CHORUS
Bij dit effect wordt er een licht ontstemde klank aan de oorspronkelijke basklank toegevoegd. Het gevolg is een prachtige bredere klank, met meer diepte. Dit door BOSS ontworpen effect is populair bij muzikanten over de hele wereld.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik
zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd.
Hiermee zet u het chorus effect aan (ON) of uit (OFF).
Mode
Selectie van de chorus mode.
Mono:
De chorus wordt met dezelfde klank uit het linker- en rechterkanaal uitgestuurd.
Stereo:
Dit is een stereo chorus effect, waarbij er uit het linker- en
rechterkanaal een verschillende chorusklank wordt uitgestuurd.
Rate
Aanpassing van de snelheid van het chorus effect.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte van het chorus effect. Zet deze
waarde op “0” als u de chorus voor doubling (verdubbelen)
wilt gebruiken.
quenties wordt aangebracht, is de chorus alleen in de boventonen te horen, zonder dat de grondtonen worden beïnvloed.
Dit geeft een fantastisch effect voor de basgitaar. Deze parameter geeft aan, vanaf welke frequentie de low-cut effectief
is. Als “Flat” is ingesteld, heeft de low-cut geen effect.
Effect Level
Hiermee past u het volume van de chorus aan, die met de
directe klank wordt gemengd. Het effect wordt dieper naarmate de waarde wordt verhoogd.
REV/DLY (reverb/delay)/SOS
(Sound On Sound)
U kunt met Fx Select een keuze maken uit reverb/delay of
Sound On Sound.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik
zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd.
ParameterWaarde
On/OffOff, On
Fx SelectReverb, Delay, Reverb&Delay,
SoundOnSound
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het reverb/delay effect aan (ON) of uit (OFF).
Deze instelling is niet beschikbaar als SoundOnSound is
geselecteerd.
Fx Select (effecten selectie)
Reverb:
Dit effect voegt galm aan de klank toe.
Delay:
Dit effect stuurt de directe klank vertraagd uit.
Reverb&Delay:
U kunt de reverb en delay ook tegelijkertijd gebruiken.
Hoofdstuk
4
Doubling
Bij doubling wordt er een licht vertraagde klank (korte
delay) aan de originele klank toegevoegd, waardoor het
lijkt of er twee mensen tegelijkertijd spelen (een dubbele
klank). Dit effect zorgt voor meer diepte.
Pre Delay
Aanpassing van de tijd tussen het uitsturen van de directe
klank en het uitsturen van de effectklank. Bij een langere pre
delay tijd ontstaat het doubling effect.
Low Cut (laag-af filter)
De low-cut kapt de frequenties van de chorus onder een
bepaalde frequentie af. Als het lage register van de chorus
wordt afgekapt, zodat de chorus alleen op de hogere fre-
SoundOnSound:
Bij dit effect wordt een klank gespeeld en opgenomen,
waarna tijdens het herhaaldelijk afspelen van deze klank
(de “loop”) de opeenvolgende klanken op elkaar worden
gestapeld.
* Als Sound On Sound is geselecteerd, werken het pedaal 4 en
het BYPASS/CTL pedaal als Sound On Sound regelaars. Voor
meer informatie hierover, zie “Sound On Sound” (p. 54).
27
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
■ REV: Reverb
ParameterWaarde
TypeRoom1, Room2, Hall1, Hall2, Plate
Reverb Time0.1 s–10.0 s (0.1 s step)
Pre Delay0 ms–10 0ms (1 ms step)
Low CutFlat, 55.0 Hz, 110 Hz, 165 Hz, 200 Hz,
Hiermee selecteert u het reverbtype. U kunt door deze instelling te veranderen verschillende ruimtes nabootsen.
Room 1:
Nabootsing van de galm in een kleine kamer. Geeft de heldere galm van een echte kamer.
Room 2:
Nabootsing van de galm in een kleine kamer. Geeft een
warme galm.
Hall 1:
Nabootsing van de galm van een concertzaal. Geeft een heldere galm, die zich over de klankruimte uitspreidt.
Hall 2:
Nabootsing van de galm van een concertzaal. Geeft een lichte
bescheiden galm.
Plate:
Nabootsing van een plaatgalm (een reverb apparaat dat van
de trillingen van een metalen plaat gebruik maakt). Geeft een
metaalachtige klank met een vergroot bovenregister.
Reverb Time
Aanpassing van de lengte (tijd) van de galm.
Pre Delay
Aanpassing van de tijd, totdat de reverb klinkt.
Low Cut (laag-af filter)
De low-cut filter kapt de frequenties onder de aangegeven
frequentie af. Deze parameter geeft aan vanaf welke frequentie de low-cut effectief is.
High Cut
De high-cut filter kapt de frequenties boven de aangegeven
frequentie af. Deze parameter geeft aan vanaf welke frequentie de high-cut effectief is. Als “Flat” is ingesteld, heeft de
high-cut geen effect.
Density
Aanpassing van de dichtheid van de reverb klank.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de reverb klank.
■ DLY: Delay
ParameterWaarde
TypeSingle, Pan
Delay Time0 ms–1400 ms, BPM–BPM
(20 ms step)
Delay Time Fine0 ms–20 ms (1 ms step)
TapTime0 % –100 %
FeedBack0–100
Hi700 Hz, 1.00 kHz, 1.40 kHz, 2.00 kHz,
3.00 kHz, 4.00 kHz, 6.00 kHz, 8.00 kHz,
11.0 kHz, Flat
Effect Level0–120
Type
Maak een selectie uit de twee volgende types:
Single:
Dit is een normale delay.
Pan:
Dit is een delay effect, dat u alleen met een stereo uitgangssignaal kunt gebruiken. De delaytijd wordt onafhankelijk
aan het linker- en rechterkanaal toegewezen; dit geeft een tap
delay effect.
fig.04-01
Feedback
INGANGUITGANG L
DELAY
Delay tijd
Tap tijd
Delay Time
Hiermee geeft u de delaytijd aan. U kunt de waarde instellen
in eenheden van 20 milliseconden.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Delay Time Fine
Voor het nauwkeurig aanpassen van de delaytijd (in
eenheden van 1 ms).
Effect niveau
Effect niveau
UITGANG R
28
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Tap Time
(wordt alleen met Pan gebruikt)
Aanpassing van de delaytijd van de delay op het rechterkanaal. Deze instelling past de delaytijd van het rechterkanaal
aan, in verhouding tot de delaytijd van het linkerkanaal (die
gelijk staat aan 100%).
Feedback
Als een delaysignaal opnieuw naar de ingang wordt
gestuurd, noemen we dit “feedback”. Met deze parameter
stelt u de hoeveelheid van het teruggestuurde signaal in. Hoe
hoger de waarde, hoe vaker de delay wordt herhaald.
High Cut
De high-cut filter kapt de frequenties boven de aangegeven
frequentie af. Deze parameter geeft aan vanaf welke frequentie de high-cut effectief is. Als “Flat” is ingesteld, heeft de
high-cut geen effect.
Delay Level
Aanpassing van het volume van de delayklank.
■ R&D: Reverb & Delay
U kunt REV. (p. 28) en DLY (p. 28) tegelijkertijd gebruiken.
■ SOS: Sound On Sound
Voor meer informatie over het gebruik van Sound On Sound,
zie p. 54.
ParameterWaarde
SOSModeHiQuality, LongTime
QuantizeOff, On
Tempo60–160, BPM
Playback Level0–100
SOSMode (Sound On Sound mode)
Selectie van de opnamestand.
Tempo
Hiermee stelt u het tempo in, waarmee de lengte van de loop
wordt bepaald. Het lampje op het CTL pedaal knippert in het
hier aangegeven tempo.
Als deze parameter op “BPM” staat, kunt u het tempo met
het pedaal 4 instellen (tap invoer).
Playback Level
Instelling van het volume van de loop als deze wordt afgespeeld.
PREAMP/SPEAKER
In het “Preamp” gedeelte wordt de COSM technologie
gebruikt voor de simulatie van herkenbare basversterker
karakteristieken. Dezelfde technologie wordt in het “Speaker
Simulator” gedeelte gebruikt voor de simulatie van verschillende speakergroottes en speakerkastconstructies.
■ Preamp
ParameterWaarde
On/OffOff, On
TypeFLIP TOP, B MAN, BASS 360, T.E.,
In deze stand wordt de prioriteit gegeven aan een zo hoog
mogelijke geluidskwaliteit. U kunt ongeveer drie seconden
geluid opnemen.
LongTime:
In deze stand wordt de prioriteit gegeven aan een zo lang
mogelijke opnametijd. U kunt ongeveer zes seconden geluid
opnemen.
Quantize
Als Quantize op ON staat, wordt de lengte van de loop automatisch aangepast op het tempo dat met “Tempo” (de volgende parameter) is ingesteld, zelfs als de positie waarop de
opname is stopgezet hier enigszins van af wijkt.
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het preamp effect aan (ON) of uit (OFF).
Type
Selectie van het type voorversterker (preamp).
FLIP TOPZoals de Ampeg B-15.
B MANZoals de Fender Bassman 100.
BASS 360Zoals de acoustic 360.
T.E.Zoals de Trace Elliot AH600SMX.
SESSIONZoals de SWR SM-400.
CONCERT 810Zoals de Ampeg SVT.
29
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Gain
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming door de versterker.
Treble
Aanpassing van de klankkleur van het hoge register.
Middle
Aanpassing van de klankkleur van het midden register.
* Hoewel sommige versterkers geen midden regelaar hebben,
werkt deze regelaar ook bij het simuleren van zo’n versterker.
Als u de klank van de originele versterker wilt reproduceren,
zet dan Middle op “0”.
Middle Freq (midden frequentie)
Met deze regelaar past u de centrale frequentie van het frequentiegebied aan, dat u met de Middle regelaar kunt regelen.
* U kunt deze parameter niet instellen als TYPE op “BASS
360” staat (de parameter wordt dan niet weergegeven).
Bass
Aanpassing van de klankkleur van het lage register.
Level
Aanpassing van het volumeniveau van de gehele voorversterker. Behalve deze algemene regelaars zijn er speciaal
voor de verschillende voorversterkers de volgende regelaars
beschikbaar:
● Als Type op FLIP TOP staat:
Bright Off, On
Hiermee zet u de brightinstelling aan/uit. Zet deze aan om
de klank helderder te maken.
● Als Type op SESSION staat:
Enhancer 0-100
Hiermee regelt u de helderheid en presence van de klank.
Als Type op CONCERT 810 staat:
Bright Off, On
Hiermee zet u de brightinstelling aan/uit. Zet deze aan om
de klank helderder te maken.
Ultra Hi Off, On
Hiermee regelt u het ultra-hoge frequentieregister, dat nog
boven het treble gebied ligt.
Ultra Lo -, 0, +
Hiermee regelt u het karakter van het lage register.
■ Speaker
ParameterWaarde
On/OffOff, On
Type1x15”, 1x18”, 2x15”, 4x10”, 8x10, ORI-
GINAL
Mic Setting Center, 1 cm–10 cm
Mic Level 0–100
Direct Level0–100
On/Off (Effect On/Off)
Hiermee zet u het speakereffect aan (ON) of uit (OFF).
* De PREAMP gaat automatisch aan als de SPEAKER wordt
aangezet. Als u de SPEAKER uitzet, gaat de PREAMP automatisch ook uit.
TYPE
Hiermee selecteert u het speaker type.
Response BASS, FLAT
Hiermee regelt u het algehele karakter van de versterker.
Selecteer de stand die overeenkomt met de karakteristieken
van één van de twee klanksoorten.
● Als Type op B MAN staat:
Deep Off, On
Met deze schakelaar verandert u het karakter van het lage
register.
● Als Type op BASS 360 staat:
Bright Off, On
Hiermee zet u de bright instelling aan/uit. Zet deze aan om
de klank helderder te maken.
● Als Type op T.E. staat:
Pre Shape Off, 1, 2
Dit is een vorm schakelaar waarmee u een bepaalde nuance
aan het middenregister kunt toevoegen.
30
1x15”Zoals het geluid van de Trace Elliot 1518.
1x18”Zoals het geluid van de SWR Big Ben.
2x15”Zoals het geluid van de Acoustic 402.
4x10”Zoals het geluid van de SWR Goliath.
8x10”Zoals het geluid van de Ampeg 810E.
ORIGINALIngebouwde speaker van de versterker die
met “Type” is geselecteerd. (*)
(*) Men is uitgegaan van de volgende speaker aansluitingen:
810E (8 x 10”) voor de “CONCERT 810”; Goliath (4 x 10”) +
Big Ben (1 x 18”) voor de “SESSION”; en 1048 (4 x 10”) + 1518
(1 x 15”) voor de “T.E.”.
Mic Set. (microfoon instelling)
Hiermee simuleert u de plaatsing van de microfoon. “Center” simuleert de situatie waarbij de microfoon op het midden van de speakerkern is gericht. “1–10 cm” duidt op de
afstand tussen de microfoon en het midden van de speakerkern.
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Mic Level
Aanpassing van het volume van de microfoon.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
3 BAND PARAMETRIC EQ
Dit is een 3-bands parametrische equalizer, waarmee u de EQ
van het lage register, middenregister en hoge register kunt
regelen.
* Bij elke druk op [SELECT] gaat u naar de volgende band, in
deze volgorde: Lo → Mid → High → Lo.
ParameterWaarde
On/OffOff, On
Low Q0.5–16
Low Frequency31 Hz–500 Hz
Low Gain-20 dB–+20 dB
Mid Q0.5–16
Mid Frequency164 Hz–2.6 kHz
Mid Gain-20 dB–+20 dB
High Q0.5–16
High Frequency1.0 kHz–16 kHz
High Gain-20 dB–+20 dB
Total Gain-20 dB–+20 dB
vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop vanaf het
midden naar links draait neemt het volume van dit frequentiebereik af.
Level
Aanpassing van het totale volume van de 3-bands parametrische equalizer. Het totale volume neemt toe als u de knop
vanaf het midden naar rechts draait; als u de knop vanaf het
midden naar links draait neemt het totale volume van de 3bands equalizer af.
WAH
Het wah effect geeft een unieke klank door de frequentiegevoeligheid van een filter te veranderen
Met WAH kunt u één van de volgende drie types selecteren:
• Pedal Wah
• Touch Wah
• Auto Wah
ParameterWaarde
On/OffOff, On
FX SelectPedal Wah, Touch Wah, Auto Wah
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het Wah effect aan (ON) of uit (OFF).
Hoofdstuk
4
On/Off (Effect On/Off)
Hiermee zet u het 3-band parametric EQ effect aan (ON) of
uit (OFF).
* De volgende parameters zijn van invloed op de Lo, Mid en
High EQ samen.
Q
Het register wordt smaller, naarmate de waarde wordt verhoogd.
Hiermee past u de bandwijdte van de equalizer (het frequentiebereik dat door de EQ regelaar wordt beïnvloed) aan. De
bandwijdte wordt smaller, als u de waarde verhoogt, waardoor de equalizer op een kleiner frequentiegebied invloed
heeft. Gebruik een hoge Q-waarde voor het beïnvloeden van
specifieke frequenties en om de klankleur een speciaal karakter te geven. Als u de waarde verlaagt, wordt de bandwijdte
breder; gebruik een lage Q-waarde om het gehele lage of hoge
register aan te passen en de gehele klankkleur te veranderen.
FREQ (frequentie)
Aanpassing van de centrale frequentie (van het beïnvloedde
register) van de equalizer. De frequentie (hoge register)
neemt toe als u de knop naar rechts draait.
Gain
Aanpassing van het volumeniveau van de equalizer, die met
de Q en FREQ waarden hierboven is ingesteld. Het volumeniveau van het frequentiebereik neemt toe als u de knop
FX Select (effect selectie)
Hiermee selecteert u de functie van het wah effect.
■ WH: Pedal Wah
Het expressiepedaal wordt gebruikt voor de real-time bediening van het wah effect.
Het expressiepedaal van de GT-6B schakelt automatisch naar
de wah pedaalfunctie als bij FX Select “WAH” is geselecteerd.
Als Type op Custom 1-3 staat, kunt u de volgende parameters instellen:
“Custom” Pedal Wah instellingen maken (p. 53)
ParameterWaarde
Type (1–3)CRY WAH, VO WAH, Bass WAH
Q (1–3)-50–+50
Range Low (1–3)-50–+50
Range High (1–3)-50–+50
Presence (1–3)-50–+50
Pdl Position (pedaal positie)
Hiermee past u de positie van het wah pedaal aan.
* Deze parameter wordt met het expressiepedaal geregeld.
Level
Aanpassing van het volume.
■ TW: Touch Wah
De filter gedraagt zich verschillend, afhankelijk van het binnenkomende volume van het instrument. Dit zorgt voor een
uniek effect, waarbij de filter verandert afhankelijk van uw
speelwijze.
ParameterWaarde
ModeLPF, BPF, HPF
PolarityUp, Down
Sens0–100
Frequency0–100
Depth0–100
Peak0–100
Level0–100
Mode
Selectie van de wah mode.
LPF (Low Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentiebereik, inclusief het lage register.
het ingangssignaal.
Down:
De filter daalt van hoge naar lage frequenties, als reactie op
het ingangssignaal.
Sens
Aanpassing van de gevoeligheid, waarmee de filter verandert, volgens de instelling van de polariteit. Een hogere
waarde zorgt ervoor dat de filter zeer gevoelig reageert, ook
als u de snaren zacht aanslaat.
Freq (frequentie)
Aanpassing van de referentiefrequentie van het wah effect.
Peak
Dit voegt een speciaal karakter aan de klank toe. Een hogere
waarde heeft een sterkere klankkleur tot gevolg, waardoor
het wah effect meer wordt benadrukt.
Depth
Hiermee past u de diepte van het effect aan.
Level
Aanpassing van het volume.
■ AW: Auto Wah
Hiermee kunt u de filter cyclisch laten veranderen, als reactie
op het ingangssignaal (net als bij Touch Wah).
ParameterWaarde
ModeLPF, BPF,
Rate0–100, BPM–BPM
Depth0–100
Frequency0–100
Peak0–100
PolarityDown, Up
Sensitivity0–100
Level0–100
Mode
Selectie van de wah mode.
BPF (Band Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect in een smal gebied in het middenregister.
HPF (High Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentiebereik, inclusief het hoge register.
Polarity
Hiermee selecteert u in welke richting de filter verandert, als
reactie op het ingangssignaal.
Up:
De filter stijgt van lage naar hoge frequenties, als reactie op
32
LPF (Low Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentiebereik, inclusief het lage register.
BPF (Band Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect in een smal gebied in het middenregister.
HPF (High Pass Filter):
Dit zorgt voor een wah effect over een breed frequentiebereik, inclusief het hoge register.
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Rate
Hiermee selecteert u de cyclus van de auto wah.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte van het auto wah effect.
Freq (frequentie)
Aanpassing van de referentie frequentie van het wah effect.
Peak
Dit voegt een speciaal karakter aan de klank toe. Een hogere
waarde heeft een sterkere klankkleur tot gevolg, waardoor
het wah effect meer wordt benadrukt.
Polarity
Hiermee selecteert u in welke richting de filter verandert, als
reactie op het ingangssignaal.
Up:
De filter stijgt van lage naar hoge frequenties, als reactie op
het ingangssignaal.
Down:
De filter daalt van hoge naar lage frequenties, als reactie op
het ingangssignaal.
Sens
Aanpassing van de gevoeligheid waarmee de filter verandert, volgens de instelling van de polariteit. Een hogere
waarde resulteert in een sterkere reactie, zodat de filter zeer
gevoelig reageert, ook als u de snaren zacht aanslaat.
* Zet deze parameter op “0”, als de filter op een cyclische veran-
dering is ingesteld.
Level
Aanpassing van het volume.
ParameterWaarde
On/Off Off, On
FX SelectOctave, Enhancer, Slow Gear,
Defretter, Ring Mod
On/Off (effect aan/uit)
Hiermee zet u het FX-1 effect aan (ON) of uit (OFF).
FX Select (effect selectie)
Hiermee selecteert u het effect.
■ OCT: Octave
Met dit effect voegt u een klank die een octaaf lager klinkt
aan de originele klank toe, wat een dikker geluid teweeg
brengt.
* Gebruik dit effect alleen als u één noot tegelijkertijd speelt. De
verhoogde of verlaagde klank werkt niet goed bij akkoorden.
* Het apparaat functioneert niet goed als de volgorde waarin de
effecten zijn geschakeld is veranderd, zodat dit effect in de
schakeling na FX-2 komt. Hierdoor kan de klank modderig en
onduidelijk worden.
ParameterWaarde
Effect Level0–100
Direct Level0–100
Effect Level
Hiermee past u het volume van de klank, die een octaaf lager
klinkt aan.
Direct Level
Hiermee past u het volume van de originele klank aan.
■ ENH: Enhancer
Door dit effect wordt de klank van het ingangssignaal duidelijker, doordat de aanzet van de klank wordt benadrukt als
gevolg van veranderingen in het ingangsvolume.
Bij FX-1 kunt u een keuze maken uit de volgende effecten:
• OCTAVE
• ENHANCER
• SLOW GEAR
• DEFRETTER
• RING MOD (Ring Modulator)
Sens
Hiermee past u de gevoeligheid van de Enhancer aan. Hoe
hoger de waarde, hoe zachter u kunt spelen terwijl het effect
toch wordt aangebracht.
Freq (frequentie)
Instelling van het frequentiebereik voor de Enhancer.
33
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Mix Level
Aanpassing van de hoeveelheid van de door de Enhancer
beïnvloedde klank in de mix.
■ SG: Slow Gear
Dit effect veroorzaakt een aanzwellend volume (vergelijkbaar met een gestreken viool).
ParameterWaarde
Sens0–100
Rise Time0–100
Sens
Hiermee past u de gevoeligheid van de slow gear aan. Als de
gevoeligheid op een lage waarde is ingesteld, wordt het
effect van de slow gear alleen verkregen bij een stevige aanslag, terwijl bij een zwakke aanslag geen effect wordt verkregen. Bij een hogere gevoeligheidswaarde wordt het effect
zelfs bij een zwakke aanslag verkregen.
Rise Time
Hiermee past u aan hoe lang het duurt totdat het volume zijn
maximale waarde heeft bereikt, vanaf het moment van de
aanslag.
■ DEF: Defretter
Met dit effect kunt u op een gewone bas een fretloze bas
nabootsen.
ParameterWaarde
Sens0–100
Attack0–100
Depth0–100
Level0–100
Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het ingangssignaal.
Pas deze parameter aan terwijl u op uw bas speelt, totdat u
de meest natuurlijke klankverandering heeft bereikt.
Attack
Aanpassing van de klankkleur van het aanslaggedeelte van
de klank. De klankkleur verandert langzamer als de waarde
wordt verhoogd.
Depth
Hiermee regelt u de verhouding van de boventonen. Door de
waarde te verhogen nemen de boventonen toe, wat een
unieke en andere klank veroorzaakt.
■ R.M: Ring Modulator
Dit effect combineert de basklank met de klank van de
interne oscillator. Hierdoor ontstaat een klank zonder toonhoogte, met een metaal- en klokachtig karakter.
ParameterWaarde
ModeNormal, Intelligent
Frequency0–100
Effect Level0–100
Direct Level0–100
Mode
Selectie van de ring modulator mode.
Normal:
Dit is een normaal ring modulator effect.
Intelligent:
De frequentie van de oscillator verandert door de toonhoogte
van het ingangssignaal. Hierdoor ontstaat een klank met een
duidelijkere verandering van toonhoogte, iets wat met het
effect in de “Normal” mode niet wordt verkregen. Dit effect
klinkt alleen goed als de toonhoogte van de bas goed kan
worden herkend. Daarom kunt u dit effect het beste alleen
gebruiken als u losse noten speelt (geen akkoorden).
Freq (frequentie)
Aanpassing van de frequentie van de interne oscillator.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de door het effect beïnvloedde klank.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
FX-2
Bij FX-2 kunt u een keuze maken uit de volgende effecten:
• PHASER
• FLANGER
• HARMONIST
• PITCH SHIFTER
• PEDAL BEND
• 2x2 CHORUS
• AUTO SLAP
• SHORT DELAY
• VIBRATO
• HUMANIZER
• TREMOLO/PAN
• BASS SYNTH
Level
Aanpassing van het volume.
34
ParameterWaarde
On/Off Off, On
FX SelectPhaser, Flanger, Harmonist, Pitch
Hiermee zet u het FX-2 effect aan (ON) of uit (OFF).
FX Select (effect selectie)
Hiermee selecteert u het effect.
■ PH: Phaser
Dit effect geeft een draaiend karakter aan de klank. Het heeft
wat weg van het flanger effect, maar de draaiing van de Phaser is zachter en natuurlijker.
ParameterWaarde
Type4stage, 8stage, 12stage, Bi-Phase
Rate0–100, BPM–BPM
Depth0–100
Manual0–100
Resonance0–100
StepOff, On
Step Rate0–100, BPM–BPM
Level0–100
Type
Selectie van de indeling (aantal stadia) van het Phaser effect.
4Stage:
Dit is een Phaser met 4 stadia. Het geeft een lichte Phaser.
8Stage:
Dit is een Phaser met 8 stadia. Het is een populair Phaser
effect.
12Stage:
Dit is een Phaser met 12 stadia. Het geeft een Phaser effect
met veel diepte.
Bi-Phase:
Dit is een Phaser waarbij twee phase shift-schakelingen in
serie zijn geschakeld.
Rate
Hiermee stelt u de snelheid van het Phaser effect in.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het Phaser effect. Het
draaiende effect verspreidt zich meer naarmate de waarde
wordt verhoogd.
Manual
Aanpassing van de centrale frequentie voor het Phaser effect.
Het draaiende effect vindt in een hoger frequentiegebied
plaats naarmate de waarde wordt verhoogd.
Resonance
Aanpassing van de resonantie (de hoeveelheid feedback).
Door de waarde te verhogen wordt het effect benadrukt, wat
voor een ongewonere klank zorgt.
Step
Hiermee zet u de step functie aan en uit. Als de step functie
aan staat, vindt de verandering in de klank stapsgewijs
plaats.
Step Rate
Hiermee stelt u de snelheid van het step effect in. Bij een
hogere waarde wordt de resolutie hoger (kortere stappen).
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Level
Adjusts the volume.
■ FL: Flanger
De flanger geeft een kronkelend effect aan de klank. Het
heeft wat weg van de Phaser, maar de Flanger geeft een kouder metaalachtig effect.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAME-
Hoofdstuk
4
35
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
TER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de modulatiediepte. Het kronkelende effect
wordt meer gespreid, naarmate de waarde wordt verhoogd.
Manual
Aanpassing van de centrale frequentie voor het flanger
effect. Het kronkelende effect vindt in een hoger frequentiegebied plaats naarmate de waarde wordt verhoogd.
Resonance
Aanpassing van de resonantie (de hoeveelheid feedback).
Door de waarde te verhogen wordt het effect benadrukt, wat
voor een ongewonere klank zorgt.
Separation
Aanpassing van de hoeveelheid scheiding tussen links en
rechts. Bij een hogere waarde wordt de linker- en rechterkant
meer van elkaar gescheiden.
Level
Aanpassing van het volume.
■ HRM: Harmonist
Dit effect past de toonhoogteverschuiving (pitch shifter) aan,
op basis van een analyse van de binnenkomende toonhoogte
van de basgitaar. Hierdoor kunt u meerstemmigheid creëren,
op basis van diatonische of zelf ingestelde toonladders.
* Om de analyse van de toonhoogte mogelijk te maken, kunt u
geen akkoorden (twee of meer noten tegelijk gespeeld) spelen.
Pre Delay0 ms–300 ms, BPM–BPM
Feedback0–100
Level0–100
KeyC(Am)–B(G#m)
Direct Level0–100
Voice
Hiermee selecteert u het aantal stemmen van de pitch shift
klank (harmonie).
1-Voice:
Een éénstemmige pitch shifter klank, in mono uitgestuurd.
Harm (harmonie)
Hier bepaalt u de toonhoogte van de klank, die aan het
ingangssignaal wordt toegevoegd om deze meerstemmig te
maken. U kunt deze klank tot 2 octaven hoger of lager dan
het ingangssignaal laten klinken.
Als de toonladder is ingesteld op “Scale 1-Scale 29” krijgt u
de harmonie, die overeenkomt met een zelf ingestelde (User)
toonladder.
Hieronder ziet u de parameters, die u voor uw toonladder
kunt instellen:
User 1–29
DIRC–B
EFFC-B (+/- 2 octaven)
“Creating Harmonist Scales (User Scale)” (p. 37)
PreDly (pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het spelen van de directe
klank, en het moment waarop de klank van het harmonist
effect is geproduceerd. Normaalgesproken kunt u deze op “0
ms” instellen.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Feedback
Aanpassing van de hoeveelheid feedback van het harmonist
effect.
* Als het effect op 2-mono of 2-stereo staat, kunt u alleen HR1
selecteren.
Level
Aanpassing van het volume van het harmonist effect.
Key
Hier geeft u de toonsoort van het liedje dat u speelt aan.
Door de toonsoort aan te geven, kunt u een meerstemmigheid creëren die past bij de toonsoort van het liedje. De
instelling van de toonsoort komt als volgt overeen met de
toonsoort van een liedje (#, b):
2-Mono:
Een tweestemmige pitch shifter klank (HR1, HR2), in mono
uitgestuurd.
2-Stereo:
Een tweestemmige pitch shifter klank (HR1, HR2), in stereo
over het linker- en rechterkanaal uitgestuurd.
36
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
fig.04-02
Majeur
Mineur
Majeur
Mineur
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
Een toonladder instellen (User toonladder)
Als de meerstemmigheid niet op de gewenste manier klinkt,
terwijl “Harmony” op een waarde tussen “-2okt tot +2okt”
staat, dan kunt u een “User toonladder” gebruiken.
U kunt 29 verschillende “User toonladders” instellen.
* De instelling van een User toonladder geldt voor alle Patches
zodat deze constant wordt bijgesteld (opgeslagen), zonder dat
de Write procedure wordt uitgevoerd. U kunt de Factory Reset
voor het hele systeem uitvoeren om de instellingen terug te
brengen naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen (p. 73).
1. Druk op [FX-2], druk vervolgens op PARAMETER
[] [], zodat “FX Select” op het scherm ver-
schijnt.
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “HRM” te
selecteren.
3. Druk op PARAMETER [] [] om “HR1 Harm”
(of “HR2 Harm”) te selecteren, draai vervolgens aan de
PATCH/VALUE draaiknop om een instelling “Scale 1-
29” te selecteren.
4. Druk een aantal maal op PARAMETER [], zodat
het scherm voor de instelling van de User toonladder
verschijnt.
fig.04-03
5. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen; draai vervolgens aan de PATCH/VALUE
draaiknop om de User toonladder in te stellen.
Scale
Hier kunt u het nummer van de User toonladder veranderen.
DIR (direct)
Stel hier de notennaam van het ingangssignaal in.
EFF (effect)
Stel hier de notennaam van het uitgangssignaal in.
Het driehoekje naast de notennaam geeft het octaaf aan.
Een driehoekje dat naar beneden wijst duidt op een noot één
octaaf lager dan de weergegeven noot; twee driehoekjes duiden op twee octaven lager.
Een driehoekje dat naar boven wijst duidt op een noot één
octaaf hoger dan de weergegeven noot; twee driehoekjes duiden op twee octaven hoger.
■ P.S: Pitch Shifter
Dit effect verandert de toonhoogte van de originele klank
(omhoog of omlaag), binnen een bereik van twee octaven.
Pre Delay0 ms–300 ms, BPM–BPM
Feedback0–100
Level0–100
Direct Level0–100
Voice
Hiermee selecteert u het aantal stemmen van de pitch shift
klank (harmonie).
1-Voice:
Een éénstemmige pitch shifter klank, in mono uitgestuurd.
2-Mono:
Een tweestemmige pitch shifter klank (PS1, PS2), in mono
uitgestuurd.
2-Stereo:
Een tweestemmige pitch shifter klank (PS1, PS2), in stereo
over het linker- en rechterkanaal uitgestuurd.
Mode
Selectie van de pitch shifter mode.
Fast, Medium, Slow:
Dit is een normale pitch shifter, waarbij u ook akkoorden
kunt invoeren. De reactiesnelheid wordt langzamer als u van
Fast naar Medium en vervolgens naar Slow schakelt, maar de
modulatie (“valse” klanken) wordt tegelijkertijd ook minder.
Mono:
Deze mode is voor het insturen van individuele noten.
Selecteer deze instelling als u het pedal bend effect wilt
gebruiken, met behulp van een extern expressiepedaal.
* Om de analyse van de toonhoogte mogelijk te maken, kunt u
geen akkoorden (twee of meer noten tegelijk gespeeld) spelen.
Hoofdstuk
4
37
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Pitch
Aanpassing van de hoeveelheid pitch shift (de verplaatsing
van de toonhoogte), in stappen van een halve toon.
Fine
Voor een nauwkeurige aanpassing van de pitch shift.
“100” eenheden bij Fine komt overeen met “1” bij Pitch.
PreDly (pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het spelen van de directe
klank, en het moment waarop de klank van het pitch shifter
effect is geproduceerd. Normaalgesproken kunt u deze op “0
ms” instellen.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Feedback
Aanpassing van de hoeveelheid feedback van het pitch shifter effect.
Het verhogen van het Feedback niveau veroorzaakt een
effect waarbij de klank met de galm harder en zachter lijkt te
worden.
* Als het effect op 2-mono of 2-stereo staat, kunt u alleen PS1
selecteren.
Level
Aanpassing van het volume van het pitch shifter effect.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
■ PB: Pedal Bend
Hierdoor kunt u een pedaal gebruiken voor het pitch bend
effect. Als PB wordt geselecteerd, schakelt het expressiepedaal van de GT-6B automatisch over naar de pedal bend
functie.
ParameterWaarde
Pitch Min-24–+24
Pitch Max-24–+24
Pedal Position0–100
Effect Level0–100
Direct Level0–100
Pitch Max
Hier stelt u de toonhoogte in voor het punt, waarop het
expressiepedaal volledig is ingedrukt.
Pdl Position (pedaalpositie)
Hiermee past u de positie van het expressiepedaal aan.
Effect Level
Hiermee past u het volume van de pitch bend aan.
Direct Level
Aanpassing van de directe klank.
■ 2CE: 2x2 Chorus
Voor het lage en hoge register worden twee aparte choruseenheden gebruikt, waardoor een natuurlijkere chorusklank
ontstaat.
High Rate0–100, BPM–BPM
High Depth0–100
High Pre Delay0.0 msec–40.0 msec
High Level0–100
Xover f (crossover frequentie)
Met deze parameter stelt u in op welke frequentie de directe
klank in een laag en hoog register wordt verdeeld.
Lo Rate (low rate)
Aanpassing van de snelheid van de chorus in het lage register.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Lo Depth (low depth)
Aanpassing van de diepte van de chorus in het lage register.
Zet deze op “0”, als u een verdubbelingseffect (“doubling”)
wilt bereiken.
Pitch Min
Hier stelt u de toonhoogte in voor het punt, waarop het
expressiepedaal volledig omhoog staat.
38
Lo PreDly (low pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het moment, waarop de
directe klank in het lage register wordt uitgestuurd, en het
moment waarop de effectklank wordt uitgestuurd. Bij een
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
langere pre delay lijkt het of er meerdere klanken tegelijk te
horen zijn (“doubling”).
Lo Level (low level)
Aanpassing van het volume van het lage register.
Hi Rate (high rate)
Aanpassing van de snelheid van de chorus in het hoge register.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Hi Depth (high depth)
Aanpassing van de diepte van de chorus in het hoge register.
Zet deze op “0”, als u een verdubbelingseffect (“doubling”)
wilt bereiken.
Hi PreDly (high pre delay)
Aanpassing van de tijd tussen het moment waarop de directe
klank in het hoge register wordt uitgestuurd en het moment
waarop de effectklank wordt uitgestuurd. Bij een langere pre
delay lijkt het of er meerdere klanken tegelijk te horen zijn
(“doubling”).
Hi Level (high level)
Aanpassing van het volume van het hoge register.
■ ASL: Auto Slap
Met dit effect kunt u automatisch een frase laten afspelen
door een snaar aan te slaan. U hoeft alleen maar een snaar
aan te slaan om een frase af te spelen.
* Als er bij het gebruik van Auto Slap een grote hoeveelheid
MIDI data wordt ontvangen, kan de klank vertroebelen.
“Het maken van een eigen Fraser (User Phrase)” (p. 39)
Loop
Als deze op “OFF” staat, wordt de frase één keer afgespeeld,
waarna het stopt. Als deze op “ON” staat blijft de frase herhalen.
Tempo
Aanpassing van het tempo van de frase.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Sens
Aanpassing van de gevoeligheid van de trigger. Bij een lage
instelling wordt de frase niet opnieuw getriggerd als u zacht
aanslaat (de frase blijft dan bijvoorbeeld spelen), maar als u
hard aanslaat wordt de frase opnieuw getriggerd, zodat hij
weer vanaf het begin wordt afgespeeld. Bij een hoge instelling van deze parameter wordt de frase – ook als u zacht aanslaat – getriggerd.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de frase.
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
Hoofdstuk
4
ParameterWaarde
PhrasePreset1–Preset20, User1–User10
LoopOff, On
Tempo0–100, BPM–BPM
Sensitivity0–100
Effect Level0–100
Direct Level0–100
Phrase
Selecteer hier de frase dat u met Auto Slap wilt afspelen.
Als User 1-10 is geselecteerd, wordt er een zelf ingestelde
(User) frase afgespeeld. Hieronder ziet u de parameters, die
u voor een User frase kunt instellen:
Een eigen frase maken (User frase)
Naast de 20 verschillende voorgeprogrammeerde frases kunt
u ook in totaal 10 eigen originele frases creëren (User frases).
* De instelling van een User frase geldt voor alle Patches, zodat
deze constant wordt bijgesteld (opgeslagen), zonder dat de
Write procedure wordt uitgevoerd. U kunt de Factory Reset
voor het hele systeem uitvoeren om de instellingen naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen terug te brengen(p. 73).
1. Druk op [FX-2], druk vervolgens op PARAMETER
[] [], zodat “FX Select” op het scherm ver-
schijnt.
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “ASL” te
selecteren.
39
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
3. Druk een aantal maal op PARAMETER [] om
“Phrase” te selecteren, draai vervolgens aan de
PATCH/VALUE draaiknop om een keuze te maken uit
User 1-10.
4. Druk een aantal maal op PARAMETER [], zodat
het scherm voor de instelling van de User Frase ver-
schijnt.
fig.04-04
5. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen; draai vervolgens aan de PATCH/VALUE
draaiknop om de User Frase in te stellen.
fig.04-50
Step
Pitch
Length
Sound
Stacc:
Staccato, waarbij de klank zeer kort wordt afgespeeld.
Full:
De noot wordt volgens zijn gehele aangegeven lengte afgespeeld.
Attack
Hier kunt u aangeven met wat voor soort attack de noot
wordt afgespeeld.
Less:
De noot wordt zonder attack afgespeeld. Dit is geschikt voor
hammer-ons en vergelijkbare technieken.
Thumb:
De noot wordt afgespeeld alsof de snaar met de duim is aangeslagen.
Pluck:
De noot wordt afgespeeld alsof de snaar met de wijsvinger is
aangeslagen.
U kunt stille noten (ghost notes) krijgen door “Mute” in te
stellen, en “Thumb” of “Pluck” aan te geven.
■ SDD: Short Delay
Dit is een delay met een maximale delaytijd van 700 ms. Dit
is een effectieve methode om de klank vetter te maken.
Attack
* Als u de thans ingestelde step helemaal aan het eind wilt plaat-
sen, kunt u de PATCH/VALUE draaiknop met de klok meedraaien in het instellingsscherm van de daaropvolgende step
(het maakt niet uit welke parameter is geselecteerd), totdat “--” op de onderste regel van het scherm verschijnt.
STEP
Stel hier het nummer van de step in. Het nummer van de
noot in de Frase wordt weergegeven.
Pitch
Voer hier de toonhoogte van een noot in. U kunt aangeven
hoeveel halve tonen een noot verhoogd of verlaagd wordt.
Length
Voer hier de notenlengte in. U kunt de lengte van een noot in
een Frase aangeven.
Sound
Deze instelling bepaalt op welke manier de klank wordt
afgespeeld.
Mute:
Een mute is een notenlengte, waarbij de klank niet wordt
afgespeeld.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Feedback
Met feedback wordt aangegeven dat het delaysignaal
opnieuw door de delay wordt gestuurd. Met deze parameter
kunt u het volume dat opnieuw naar de ingang van de delay
wordt gestuurd instellen. Bij een hogere instelling krijgt u
meer herhaling van de delay.
Effect Level
Aanpassing van het volume van de delayklank.
40
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
■ VIB: Vibrato
Het vibrato effect ontstaat door een lichte modulatie van de
toonhoogte.
ParameterWaarde
Rate0–100, BPM–BPM
Depth0–100
TriggerOff, On
Rise Time0–100
Rate
Hiermee past u de periode van de vibrato aan.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Hiermee past u de diepte van de vibrato aan.
Trigger
U zet de vibrato aan en uit met de voetschakelaar.
* Bij deze parameter wordt er vanuitgegaan, dat de trigger
alleen met de voetschakelaar kan worden aangezet als deze het
vibrato effect veroorzaakt. Gebruik deze door hem aan het CTL
pedaal of een andere regelaar toe te wijzen (p. 46).
Rise Time
Hiermee stelt u in, hoe lang het duurt vanaf het moment dat
de trigger wordt aangezet tot het moment dat het vibrato
effect wordt verkregen.
■ HMN: Humanizer
Dit effect verandert de klank van de basgitaar in een klank,
die lijkt op de menselijke stem. Als u dit effect aanbrengt,
nadat u de klank met OD/DIST heeft vervormd, wordt het
effect nog sterker.
Meer informatie over de volgorde, waarin u effecten kunt
schakelen op p. 22.
ParameterWaarde
Mode1 Shot, Auto, Random
Vowel1a, e, i, o, uMode= 1 Shot, Auto
Vowel2a, e, i, o, uMode= 1 Shot, Auto
Trigger On off
Sensitivity0–100
Hiermee stelt u de mode in voor het wisselen van klinkers.
1 Shot:
Bij elke aanslag van een snaar verandert de klank één keer
van Vowel 1 in Vowel 2 (klinkerklanken). De benodigde tijd
voor de verandering kunt u met Rate instellen.
Auto:
De verandering van klank tussen de twee klinkers (Vowel 1
en Vowel 2) wordt herhaald.
Random:
Vijf klinkers (a, e, i, o, u) worden willekeurig verwisseld.
Vowel 1
(met 1 Shot en Auto)
Selectie van de eerste klinker.
fig.04-05
Vowel 1Vowel 2
Vowel 2
(met 1 Shot en Auto)
Selectie van de tweede klinker.
Trigger
(met Auto en Random)
Hiermee selecteert u of de verandering van klank, wel of niet
tegelijk begint met de aanslag van een snaar.
Je zou kunnen zeggen, dat de trigger altijd aanstaat als “1
Shot” is geselecteerd.
Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de trigger in. Als deze
gevoeligheid laag is ingesteld, wordt de trigger alleen geactiveerd als de snaren hard worden aangeslagen en niet als de
snaren zacht worden aangeslagen.
Rate
Hiermee kunt u instellen, hoe snel de verandering van klinker plaatsvindt.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte. De overgang tussen de klinkers
wordt duidelijker naarmate de waarde wordt verhoogd.
Hoofdstuk
4
41
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Manual
(met Auto)
Instelling van het punt waarop de twee klinkers wisselen.
Als deze op “50” staat, duurt de wisseling van Vowel 1 naar
Vowel 2 even lang als andersom. Als deze op lager dan “50”
staat duurt Vowel 1 korter. Als deze op hoger dan “50” staat
duurt Vowel 1 langer.
Level
Hiermee stelt u het volume van de Humanizer in.
■ T/P: TREMOLO/PAN
Dit geeft een tremolo of auto pan effect.
ParameterWaarde
ModeTremolo, Pan
Wave Shape0–100
Rate0–100, BPM–BPM
Depth0–100
Hiermee selecteert u tremolo of auto pan.
Tremolo:
Dit is een effect dat het volume cyclisch verandert.
Pan:
Dit effect wisselt de ingestelde volumeniveaus van de linkeren rechterkant om en om, waardoor het bij een stereoklank
lijkt alsof deze tussen de speakers heen en weer vliegt.
Wave Shape
Hiermee stelt u in, hoe de volumeverandering plaatsvindt.
Bij een lage waarde vindt de verandering geleidelijk plaats;
de verandering wordt meer plotseling naarmate de waarde
wordt verhoogd.
Rate
Aanpassing van de cyclus van de volumeverandering.
* Als deze op BPM staat, wordt de waarde van elke parameter
ingesteld volgens de waarde van Master BPM (p. 44) van de
betreffende Patch. Zo kunt u eenvoudig effectinstellingen verkrijgen, die overeenkomen met het tempo van een liedje (als het
ingestelde tempo wordt verhoogd, synchroniseert het tempo
met de helft of een kwart van de BPM). Druk op PARAMETER [] om het Master BPM scherm op te roepen, voor
het instellen van de BPM.
Depth
Aanpassing van de diepte van de volumeverandering.
■ SYN: Bass Synth
Dit effect geeft een bassynthesizer klank. Er worden twee
methoden gebruikt: de “interne klankgenerator methode” en
de “golfvorm methode”.
Interne klankgenerator methode
Het apparaat herkent informatie met betrekking tot de toonhoogte en de dynamiek van het ingangssignaal, en zorgt
ervoor dat de interne klankgenerator een klank opwekt.
Houd rekening met de volgende punten:
* Deze functie werkt niet goed met akkoorden. Demp de andere
snaren goed af en speel alleen losse noten.
* Als u een snaar wilt aanslaan, voordat de vorige noot is
gestopt, demp dan de eerste noot volledig af, en sla de volgende
snaar met een stevige en heldere attack aan.
* Als het apparaat de attack niet goed kan herkennen, wordt de
klank misschien niet juist opgewekt.
Golfvorm methode
De bassynthesizer klank ontstaat door een seriële verwerking
van het ingangssignaal.
ParameterWaarde
WaveSquare, Saw, Brass, Bow
Octave Shift0, -1
PWM Rate0–100
PWM Depth0–100
Noise Level0–100
Sens0–100
HoldOff, On
Attack TriggerOff, On
Resonance0–100
Cutoff Freq0–100
Depth-100–+100
Decay0–100
Synth Level0–100
Direct Level0–100
BendOff, On
Pitch Min-24–+24
Pitch Max-24–+24
Pedal Position0–100
Wave
Hiermee selecteert u het soort golfvorm dat als basis van de
bassynthesizer wordt gebruikt.
Square:
Door de interne klankgenerator wordt een “blokgolf
()” opgewekt.
Saw:
Door de interne klankgenerator wordt een “zaagtand golfvorm ()” opgewekt.
Brass:
De golfvorm methode zorgt voor een zachte klank met een
snelle attack en een scherp randje.
Bow:
De golfvorm methode zorgt voor een zachte klank zonder
attack.
42
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
Octave Shift
(met Square en Saw)
Hierdoor wordt er een octaaf lager dan de originele klank
uitgestuurd.
PWM Rate (Pulse Width Modulation
Rate)
(met Square)
Op de golfvorm wordt modulatie aangebracht (alleen bij de
Square golfvorm), voor een bredere en vettere klank. Bij een
hogere waarde wordt de snelheid van de modulatie hoger.
PWM Depth (Pulse Width Modulation
Depth)
(met Square)
Aanpassing van de PWM diepte. Als deze op “0” staat wordt
er geen PWM effect verkregen.
Noise Level
Hiermee worden er bijgeluiden aan de klank van de klankgenerator toegevoegd. Door deze bijgeluiden krijgt de bassynthesizer een bepaalde ruimtelijkheid.
Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de ingang in.
Met de interne klankgenerator methode komen er relatief
veel fouten voor, hoewel het reactievermogen van de interne
klankgenerator toeneemt, als de gevoeligheidswaarde wordt
verhoogd. Probeer deze waarde zo hoog mogelijk in te stellen, zonder dat er fouten voorkomen.
* Met de golfvorm methode kunt u met deze parameter de gevoe-
ligheid van de wisselende filter instellen, in verhouding tot de
snaren, als deze worden aangeslagen terwijl de attack trigger
uitstaat. Door deze waarde te verhogen, zal de filter gevoeliger
reageren, zelfs als de snaren zacht worden aangeslagen.
staat, reageert de filter op het volume van het ingangssignaal, net als een touch wah; als deze op ON staat, werkt de
filter meer mechanisch, zoals met de interne klankgenerator
methode, door de hoeveelheid attack te herkennen.
* Als u de bassynthesizer gebruikt, terwijl deze parameter aan
staat, kunnen er fouten optreden als het apparaat de attack niet
goed kan herkennen. Demp de andere snaren volledig af en
speel alleen losse noten.
Resonance
Hiermee past u de resonantie van de filter aan (de hoeveelheid feedback). Door een hogere waarde wordt het effect
benadrukt, waardoor een apartere klank ontstaat.
Cutoff Freq (Cutoff frequentie)
Hiermee stelt de frequentie in, waarop de boventonen worden afgekapt (de cutoff frequentie). Deze parameter bepaalt
de klankkleur op het punt waarop de beweging van de filter
uiteindelijk stopt.
Depth
Hiermee stelt u de verplaatsing van de filter in. Bij een positieve instelling van de waarde beweegt de filter omhoog als
reactie op een aangeslagen snaar, beginnend vanaf de toestand die door de cutoff frequentie wordt bepaald. Bij een
negatieve instelling van de waarde beweegt de filter omlaag.
De verandering wordt heftiger op het naarmate de numerieke waarde wordt verhoogd.
Decay
(met Square en Saw of Attack Trig On)
Hier stelt u de bewegingssnelheid van de filter in. De filter
beweegt langzamer naarmate de waarde wordt verhoogd.
Synth Level
Hiermee bepaalt u het volume van de synthesizer klank.
Hoofdstuk
4
Hold
(met Square en Saw)
Hiermee kunt u de uitgestuurde klank van de klankgenerator aanhouden. U kunt een bedieningspedaal (of een dergelijke regelaar) gebruiken om de bassynthesizer klank op de
gespeelde toonhoogte aan te houden.
* Let bij het gebruik van de Hold fumctie op het belang van de
volgorde waarin de effecten zijn geschakeld. Als de noise suppressor na de FX-2 is geschakeld, wordt een aangehouden bassynthesizer klank niet uitgestuurd, wanneer het
ingangssignaal van de basgitaar ophoudt. Plaats in zo’n geval
de FX-2 voor de noise suppressor (p. 22).
Attack Trig (attack trigger)
(met Brass en Bow)
Deze instelling bepaalt of de filter volgens de envelope van
het ingangssignaal reageert of mechanisch, door de trillingen van de gespeelde snaren te herkennen. Als deze op OFF
Direct Level
Aanpassing van het volume van de directe klank.
Bend
(met Square en Saw)
U kunt met het expressiepedaal de frequentie van de klanken
van de interne klankgenerator regelen.
Zet hiervoor de parameter op “On”, en wijs het expressiepedaal of een vergelijkbare regelaar toe aan Pdl Position.
Pitch Min
(met Square en Saw)
Instelling van de geproduceerde toonhoogte als het expressiepedaal wordt losgelaten.
Pitch Max
(met Square en Saw)
Instelling van de geproduceerde toonhoogte als het expres-
43
Hoofdstuk 4 Uitleg van de effecten
siepedaal volledig wordt ingedrukt.
Pdl Position (pedaal positie)
(met Square en Saw)
Aanpassing van de pedaal positie van de Pedal Bend.
NS: Noise Suppressor
Dit effect vermindert de storing en brom, die door de basgitaar wordt opgepikt. Gebruik dit effect als de bijgeluiden
die zich voordoen opmerkbaar worden. Omdat het de storing onderdrukt door het volume van de ingevoerde basklank in de gaten te houden, geeft het altijd een natuurlijk
effect.
ParameterWaarde
On/OffOff, On
Threshold0–100
Release0–100
On/Off (effect aan/uit)
Met deze parameter zet u de noise suppressor aan/uit. U
kunt deze instelling met de PATCH/VALUE draaiknop
maken.
* U kunt de noise suppressor niet aan en uit zetten door op
[NAME/NS/MASTER] te drukken.
Threshold
Pas deze parameter aan op het volume van de storing. Bij
veel storing is een hoge instelling gewenst. Gebruik een lage
instelling als het storingsvolume laag is.
* Een hoge thresholdwaarde kan er voor zorgen, dat er geen
enkele klank wordt uitgestuurd, als u op de bas speelt terwijl
het volume uitstaat.
Release
Aanpassing van de periode tussen het begin van de werking
van de noise suppressor tot het moment dat het storingsvolume “0” is.
MASTER
ParameterWaarde
Effect Level0–120
Master BPM40–250
Effect Level
Aanpassing van het totaalvolume van de verwerkte klank.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik
zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd. In
dit geval heeft EFFECT LEVEL geen invloed op het volume
van de directe klank.
Master BPM
Aanpassing van de BPM waarde voor alle Patches.
* Met BPM (beats per minute = tellen per minuut) wordt het
aantal kwartnoten per minuut aangegeven.
* Als u een extern MIDI apparaat heeft aangesloten, wordt de
Master BPM met het tempo van het MIDI apparaat gesynchroniseerd, zodat u de Master BPM niet zelf kunt instellen.
Wilt u de Master BPM toch instellen, zet dan “MIDI: Sync
Clock” (p. 65) op Internal.
Master BPM Tap invoer
U kunt met het CTL pedaal de Master BPM instellen,
door middel van tap invoer.
Druk het CTL pedaal 2 keer of vaker in, in het tempo van
het liedje. De Master BPM wordt dan ingesteld op het
tempo waarmee u het pedaal heeft ingedrukt.
Wilt u het CTL pedaal en tap invoer gebruiken om de
Master BPM in te stellen, stel Pedal Assign dan als volgt
in:
Snelle instellingen (p. 46)
CTL PEDAL: BPM (TAP)
Handmatige instellingen (p. 47)
CTL PEDAL: On
CTL PEDAL Target: Master BPM (Tap)
CTL PEDAL Target Min: Off
CTL PEDAL Target Max: On
CTL PEDAL Source Mode: Normal
FV: Foot Volume
Dit is een effect voor het regelen van het volume.
Dit wordt normaal gesproken met het expressiepedaal
geregeld.
ParameterWaarde
Level0–100
Level
Hiermee stelt u het volume van de Foot Volume in.
* Let op de volgende punten als de Bypass EXP Mode (p. 55) op
“Off” staat:
• Als alle effecten op “Off” staan, wordt er een analoge
bypass-klank uitgestuurd; het volume kunt u in dat
geval niet regelen met de Foot Volume.
• Als CHORUS of REV/DLY de enige gebruikte effecten
zijn, wordt van de directe klank alleen de analoge
bypass-klank uitgestuurd; met Foot Volume kunt u
dan alleen het volume van de effecten regelen.
44
1.
2.
3.
1.
2.
3.
4.
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen
(Pedal Assign)
Instellingen voor het gebruik
Deze instellingen kunt u voor elke Patch apart instellen.
van het expressiepedaal
Selecteren welk effect met
de nummerpedalen aan en
uit kan worden gezet
U kunt aangeven welke effecten met de nummerpedalen 1-4
kunnen worden aan- en uitgezet.
Druk, terwijl u in het Play scherm bent, op PARAME-
TER [][] om het volgende scherm op te
roepen:
fig.05-01
Druk op PARAMETER[]
verplaatsen. Draai de PATCH/VALUE draaiknop om te
selecteren, welk effect u aan het pedaal wilt toewijzen.
U kunt aan de verschillende pedalen de volgende effec-
ten toewijzen:
Nummer 1:COMP/LIMITER of WAH
Nummer 2:OD/DIST of FX-1
Nummer 3:CHORUS of FX-2
Nummer 4:Dit pedaal is een speciaal REV/DLY pedaal.
Als u met de FX Select van REV/DLY (p. 27) Sound On
Sound selecteert, wordt aan dit pedaal en het CTL
pedaal automatisch de Sound On Sound functie toege-
wezen. Zie p. 54 voor meer informatie over het gebruik
van deze functie.
[]
om de cursor te
Normaalgesproken is “FV” (Foot Volume) aan het
expressiepedaal toegewezen, waardoor het als een
“volumepedaal” voor het regelen van het volume
gebruikt kan worden.
* Als bypass actief is, kunt u het volume niet regelen met het
expressiepedaal. Zet in dat geval de Bypass EXP Mode op
“On” (p. 55).
Het bereik van de
volumeverandering instellen
U kunt de minimum en maximum waarde instellen om te
bepalen over welk bereik het volumeniveau verandert, als u
het expressiepedaal beweegt.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER[]
scherm weer te geven:
(de minimum waarde instellen)
fig.05-02
(de maximum waarde instellen)
fig.05-03
[]
om het volgende
Hoofdstuk
5
* Als het geselecteerde effect aanstaat, verschijnt de naam en de
aan/uit stand in hoofdletters op het scherm. Als het effect
uitstaat, verschijnt de naam en de aan/uit stand in kleine
letters op het scherm.
* Elke effectnaam, die op het scherm verschijnt, komt overeen
met het effect dat met FX Select en andere regelaars is
geselecteerd.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de waarde
in te stellen.
Mogelijke waarde: 0-100.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Als “WAH” (Pedal Wah: p. 20, 31) of FX-2 “PB”
(Pedal Bend: p. 20, 38) aanstaat, functioneert het
expressiepedaal automatisch als “pedal wah” of
“pedal bend.”
* Als beide functies uitstaan, functioneert dit pedaal als
volumeregelaar.
45
1.
2.
3.
4.
•
1.
2.
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
Als u het expressiepedaal niet
als “volumepedaal” wilt
gebruiken
Gebruik onderstaande procedure om het expressiepedaal uit
te zetten.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk een aantal maal op PARAMETER [][],
totdat u één van de volgende schermen in beeld krijgt:
fig.05-04
Druk nog één keer op [PEDAL ASSIGN] om het
expressiepedaal uit te zetten.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Instellingen voor het gebruik
van de expressiepedaal
schakelaar/CTL pedaal
De instellingen direct maken
(Quick Settings)
Quick Settings is een functie, waarmee u de meest bruikbare
waarden van gerelateerde effect parameters direct kunt
instellen, door de voorgeprogrammeerde pedaal instellingen
te selecteren. Dit is een stuk eenvoudiger dan de parameters
één voor één te selecteren en in te stellen.
Pedaal instellingen voor de expressiepedaal
schakelaar
Selecteer de parameter die u wilt regelen door het expres-
siepedaal in te drukken.
•WAH
•FX-2
•OD/DIST
•REV/DLY
•CHORUS
•PARAMETRIC EQ
•FX-1
•LEVEL INC
•PATCH SELECT
•BYPASS
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Geleidelijke toename van het
volume
Schakelaar voor de Patch Select
Mode (p. 60)
Bypass aan/uit
pedaal instellingen voor het CTL pedaal
OD/DIST
•REV/DLY
•CHORUS
•PARAMETRIC EQ
•FX-1
•FX-2
•WAH
•PATCH SELECT
•BPM (TAP)
•BYPASS
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [][] om de volgende
schermen in beeld te krijgen:
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Effect aan/uit
Schakelaar voor de Patch Select
Mode (p. 60)
Master BPM Tap invoer
Bypass aan/uit
46
3.
4.
5.
1.
2.
3.
4.
1.
2.
3.
4.
5.
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
(Expressiepedaal schakelaar)
fig.05-05
(CTL pedaal)
fig.05-06
Als u [] (of []) ingedrukt houdt en daarbij op
[]] (of []) drukt, springt de GT-6B in één keer
naar het hoofdscherm. Hierdoor hoeft u minder
knoppen in te drukken.
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de pedaal
instelling te selecteren.
Herhaal indien nodig stap 2-3.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
De “Quick Settings” bewerken
U kunt indien nodig de ingestelde parameterwaarden van de
Quick Settings bewerken.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [][] om het volgende
scherm in beeld te krijgen:
fig.05-07
Expressiepedaal schakelaar
Target
Expressiepedaal schakelaar
Target waarde bereik: Min
Expressiepedaal schakelaar
Target waarde bereik: Max
Expressiepedaal schakelaar
Source Mode
CTL Pedal
Target
CTL pedaal
Target waarde bereik: Min
CTL pedaal
Target waarde bereik: Max
CTL pedaal
Source Mode
Hoofdstuk
5
Als u de expressiepedaal schakelaar
of het CTL pedaal niet wilt gebruiken
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [][], om de volgende
schermen in beeld te krijgen:
(Expressiepedaal schakelaar)
fig.05-05
(CTL pedaal)
fig.05-06
Druk nog één keer op [PEDAL ASSIGN] om het
expressiepedaal uit te zetten.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
Herhaal indien nodig stap 2-3.
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Target
Hiermee selecteert u de parameter, die u wilt regelen.
Target waarde bereik
Hiermee stelt u in binnen welk bereik de parameter kan
worden geregeld.
Het bereik tussen de minimum waarde (Min) en de maxi-
mum waarde (Max) wordt door de schakelaar veranderd.
Source Mode
Hiermee selecteert u de functie van de voetschakelaar (p. 50).
47
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
1.
2.
3.
4.
5.
1.
2.
3.
Effecten regelen met de GT6B pedalen, externe pedalen
en externe MIDI apparaten
Maak de volgende instelingen als u de effecten met het
expressiepedaal van de GT-6B wilt regelen, de expressie-
pedaal schakelaar of het CTL pedaal of met externe pedalen
of externe MIDI apparaten die op de GT-6B zijn aangesloten.
U kunt per Patch in totaal acht verschillende instellingen
maken (met Assign nummer 1-8), waarmee u aangeeft welke
parameters door welke regelaars worden geregeld.
fig.05-08
3
2
1
Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Assign On/Off instellen
fig.05-10
Hiermee selecteert u de acht Assign On/Off instellingen
(ASSIGN 1-8). Zet alleen voor de functies, die u wilt
gebruiken Assign op “On”.
* Zet een Assign instelling die u niet wilt gebruiken op “Off”.
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER[]
ON/OFF instellingsscherm (ASSIGN 1-8) op te roepen.
Druk op [PEDAL ASSIGN] om de functie aan (ON) of
uit (OFF) te zetten.
Bij elke druk op [PEDAL ASSIGN] wisselt de instelling
tussen “On” en “Off”.
[]
om het Assign
Druk op [PEDAL ASSIGN].
Druk op PARAMETER [][], om het volgende
scherm in beeld te krijgen:
fig.05-09
Assign aan/uit
Quick Setting
Target
Target waarde: Min
Target waarde: Max
Source
Source Mode
Active Range Low
Active Range High
Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
De instellingen direct maken
(Quick Settings)
Met de Quick Settings kunt u de instellingen van de onder-
staande parameters snel afronden, zonder dat u deze één
voor één hoeft in te stellen.
Als u in het Quick Setting scherm aan de PATCH/VALUE
draaiknop draait om de voorgeprogrammeerde pedaal
instellingen te selecteren, worden de meest geschikte
waarden van de gerelateerde parameters direct geselecteerd.
• PATCH LEVEL
• PREAMP GAIN
• OD/DST DRIVE
• DELAY LEVEL
• CHORUS LEVEL
• REVERB LEVEL
• MASTER BPM
• SUB EXP FV
Foot Volume regelen met een extern expressiepedaal
• SUB EXP PS
De Pitch Shifter regelen met een extern expressiepedaal
Herhaal indien nodig stap 2-3, totdat de instellingen
zijn voltooid.
48
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
maximum waarde
Target Max
minimum waarde
Target Min
Als het pedaal
volledig is ingedrukt
Als het pedaal
volledig omhoog staat
Expressiepedaal
De parameters instellen
Hiermee stelt u de parameters in, die u met Assign kunt
regelen.
Target
fig.05-11
Hiermee stelt u in welke parameter u gaat bewerken.
Behalve de parameters uit de Quick Settings, kunt u ook nog
andere parameters veranderen.
Hieronder ziet u welke parameters als target zijn te selecte-
ren.
• Effect aan/uit voor ieder effect
• Effect parameters
• Patch Level
• Master BPM
• Foot Volume
• Bypass aan/uit
• Schakelaar voor de Patch Select Mode (p. 60)
• Master BPM Tap invoer
• Delay Time Tap invoer (alleen bij gebruik van de delay
weergegeven)
• MIDI Start/Stop
Via de MIDI OUT aansluiting worden MIDI Start en
Stop boodschappen verzonden. Met deze boodschappen
kunt u een sequencer of een ander MIDI apparaat aan-
sturen.
• MMC Start/Stop
Via de MIDI OUT aansluiting worden MMC Start en
Stop boodschappen verzonden. Met deze boodschappen
kunt u een recorder of een ander MIDI apparaat aanstu-
ren.
• Patch Level INC/DEC (toename/afname)
* U kunt instellen, dat één target door verschillende regelaars
kan worden aangestuurd. Zorg er in dat geval voor, dat de
verschillende regelaars niet tegelijkertijd de parameter
proberen te veranderen. Als u één parameter tegelijkertijd met
verschillende regelaars aanstuurt, kunnen er bijgeluiden
optreden.
Target bereik (Min, Max)
fig.05-12
De parameterwaarde, die als target is geselecteerd, kan
veranderen binnen het bereik dat met “Min” en “Max” is
aangegeven.
Als u het CTL pedaal, een voetschakelaar of een andere rege-
laar die als aan/uit schakelaar dient gebruikt, wordt de
“minimum waarde” (Min) bereikt als u het pedaal loslaat; de
“maximum waarde” (Max) bereikt u door het pedaal
volledig in te drukken.
Bij het gebruik van de voetschakelaar
fig.05-13
Hoeveelheid verandering
van de parameterwaarde
maximum waarde
Target Max
minimum waarde
Target Min
Uit
Los
Voetschakelaar
Als u een expressiepedaal gebruikt of een andere regelaar die
de waarde geleidelijk kan veranderen, dan zal de waarde
veranderen volgens het bereik dat met de minimum (Min) en
maximum (Max) waarden is ingesteld.
Bij het gebruik van het expressiepedaal
fig.05-14
Aan
Ingedrukt
Hoofdstuk
5
* De GT-6B verzendt geen MIDI klok informatie. Als MIDI
Start/Stop als target is geselecteerd, moet u op het
ontvangende apparaat instellen, dat de eigen klok wordt
gebruikt.
Als de target van het aan/uit type is, wordt de waarde hal-
49
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
verwege tussen de uiterste standen van het pedaal als
scheidslijn voor de schakeling tussen aan en uit gebruikt.
Als u een Aan/Uit target met een
expressiepedaal regelt
fig.05-15
Aan
Target Max
ON
Uit
Target Min
Als het pedaal
volledig omhoog
staat
* Het bereik, dat u kunt selecteren, hangt af van de ingestelde
target.
* Als de “minimum” waarde hoger is dan de “maximum”
waarde, wordt de parameterverandering omgedraaid.
* De instellingswaarden kunnen veranderen als u van target
wisselt, na de instelling van de “minimum waarde” en de
“maximum waarde”. Controleer altijd de “minimum waarde”
en de “maximum waarde” nadat u van target heeft gewisseld.
OFF
Als het pedaal
half is ingedrukt
Expressiepedaal
Als het pedaal
volledig is
ingedrukt
• MIDI CC# 1-31, 64-95
Control Change boodschappen vanuit een extern MIDI
apparaat (1-31, 64-95).
* De instelling van het CTL pedaal bepaalt, wanneer het lampje
gaat branden.
Source Mode
fig.05-17
Hier wordt bepaald hoe de instelling verandert, bij gebruik
van een externe instelbare voetschakelaar (zoals de FS-5U).
* Het CTL pedaal van de GT-6B is een externe instelbare
voetschakelaar. Pas de instellingen aan op uw opstelling.
Normal
De normale stand is Off (minimum waarde), waarbij de
schakelaar alleen aanstaat (maximale waarde) als u het
pedaal ingedrukt houdt.
Toggle
Bij elke druk op de voetschakelaar wisselt de instelling tus-
sen On (maximale waarde) en Off (minimale waarde).
Source
fig.05-16
Hiermee stelt u in, welke regelaar van invloed is op de target
parameter. Hieronder ziet u welke regelaar u als source kunt
selecteren.
• EXP PEDALExpressiepedaal
• EXP SWExpressiepedaal schakelaar
• CTL PEDALCTL pedaal
* Het lampje van het CTL pedaal brandt niet. De instelling van
het CTL pedaal (p. 46) bepaalt, wanneer het lampje gaat
branden.
• SUB EXP PEDAL
Extern expressiepedaal, aangesloten op de SUB EXP
PEDAL/SUB CTL 1, 2 jack.
Zet SYS: Sub CTL 1 Func (p. 63) op “Assignable”.
• SUB CTL 1, 2
Voetschakelaar, aangesloten op de SUB EXP PEDAL/
SUB CTL 1, 2 jack.
* Zet SYS: Sub CTL 1, 2 Func (p. 63) op “Assignable”.
Voorbeeld (1)
Bij het aan- en uitzetten van de effecten met een voet-
schakelaar
SourceSource Mode
Flexibel model
Toggle
CTL pedaal
FS-5U (extern)
Schakel model
Normaal
Fs-5L (extern)
Expressiepedaal
Normaal
EV-5 (extern)
Voorbeeld (2)
Als het effect sterker moet worden of alleen aan moet
staan door het pedaal ingedrukt te houden
SourceSource Mode
Flexibel model
CTL pedaal
FS-5U (extern)
Schakel model
Fs-5L (extern)
Expressiepedaal
EV-5 (extern)
Normaal
werkt niet
Normaal
50
Hoofdstuk 5 De functies van de pedalen instellen (Pedal Assign)
Actief bereik
fig.05-18
Als u een expressiepedaal (of een andere regelaar waardoor
de waarde continu verandert) als bron gebruikt, kunt u hier
het bereik instellen, waarbinnen de instellingswaarde kan
veranderen. Als de regelaar buiten de ingestelde waarde
komt, zal de waarde niet veranderen maar stoppen bij het
“minimum” of “maximum”.
(Voorbeeld) Act Range Lo: 40, Act. Range Hi:
80
fig.05-19a
maximum waarde
Target Max
minimum waarde
Target Min
fig.05-19b
04080
Act. bereik
Act. bereik
Lo
Hi
127
Voetpedaal Volume en Pitch Shifter met
een extern expressiepedaal regelen
Maak de volgende instellingen om een expressiepedaal dat
op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack is aangesloten te
gebruiken voor het regelen van het Foot Volume en de Pitch
Shifter.
* Zet SYS: Sub CTL 1 Func (p. 63) op “Assignable”.
1. Druk op [PEDAL ASSIGN]
2. Druk op PARAMETER [] [] om één van de
Assign On/Off schermen voor ASSIGN 1-8 te selecte-
ren.
fig.05-10
* Als op de bovenste regel van het scherm “OFF” wordt
aangegeven (knippert), druk dan op [PEDAL ASSIGN] om
deze op “ON” (brandt) te zetten.
3. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de vol-
gende instellingen te selecteren:
Voor Foot Volume:
SUB EXP FV
Voor Pitch Shifter:
SUB EXP PS
fig.05-20
Hoofdstuk
5
On
ON
Off
OFF
0408060
Lo
Middenwaarde
Act. bereik
Act. bereik
Max
127
* Als u een voetschakelaar of een andere aan/uit schakelaar als
bron gebruikt, moet u deze op “Lo: 0” en “Hi: 127” laten. Bij
bepaalde instellingen kan het zijn dat de waarde niet
verandert.
4. Doe het volgende, als bij stap 3 Pitch Shifter is geselec-
teerd:
Druk op [FX-2] zodat “On” op het scherm verschijnt.
Druk vervolgens op PARAMETER [] [] om
“FX Select” weer te geven; selecteer vervolgens “P.S”
met de PATCH/VALUE draaiknop.
51
Hoofdstuk 6 De Customize functie gebruiken
Met de Customize functie van de GT-6B kunt u volledig op
uw eigen gevoel vertrouwen en een geheel nieuw effect
creëren, door de instellingen van de “Preamp/Speaker Simu-
lator”, “Overdrive/Distortion” en “Pedal Wah” te veran-
deren. U kunt dan het resultaat opslaan op de GT-6B als
“Custom” instellingen.
U kunt deze custom instellingen ook in andere Patches
gebruiken.
“Custom” instellingen worden automatisch bewaard, zelfs
als u niet de Write procedure uitvoert. Daarom dient u eraan
te denken, dat zodra u de instellingen verandert, de vorige
instellingen niet meer kunnen worden hersteld.
* U kunt “Custom” instellingen naar de originele
fabrieksinstelling terugbrengen door Factory Reset voor het
hele systeem (p. 73) uit te voeren.
Alle productnamen, die in deze gebruiksaanwijzing
worden genoemd, zijn (geregistreerde) handelsmerken
van de respectievelijke eigenaren.
De gebruikte namen voor de klanken in deze gebruik-
saanwijzing zijn omschrijvend van aard, en worden
alleen gebruikt om aan te geven, welke klank met de
COSM technologie wordt nagebootst.
“Custom” Overdrive/
Distortion instellingen
Op de GT-6B kunt u twee verschillende sets met instellingen
opslaan: Custom 1 en Custom 2.
* Door Custom 1 en Custom 2 te bewerken, veranderen alle
klanken in de Patches die gebruik maken van deze Custom
instellingen.
1. Druk op de OD/DS ON/OFF schakelaar.
Het OD/DS Edit scherm verschijnt.
2. Druk op OVERDRIVE/DISTORTION [TYPE VARIA-
TION] om “Custom 1” of “Custom 2” op te roepen.
fig.06-01
3. Druk op PARAMETER [] [] om de speciale
Custom parameters op te roepen.
fig.06-02
Custom
Type
Custom
Bottom
Custom
Top
Custom
Low
Custom
High
4. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
5. Herhaal indien nodig stap 3 en 4.
6. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Type
Hiermee selecteert u het basistype van de voorversterker.
OD-2:
Dit is de klank van de BOSS OD-2.
BD-2:
Dit is een crunchgeluid van de BOSS BD-2.
ODB-3:
Dit is de klank van de BOSS ODB-3.
DS-1:
Deze geeft een eenvoudige normale vervorming.
MT-2:
Dit is de klank van de BOSS MT-2.
FUZZ:
Zoals het geluid van de klank van de FUZZ.
Bottom -50 - +50
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming in het lage
register.
Top -50 - +50
Aanpassing van de hoeveelheid vervorming in het hoge
register.
52
Low -50 - +50
Aanpassing van de klankkleur van het lage register.
High -50 - +50
Aanpassing van de klankkleur in het hoge register.
Hoofdstuk 6 De Customize functie gebruiken
“Custom” Pedal Wah
instellingen
U kunt hier drie verschillende sets met instellingen opslaan:
Custom 1, Custom 2 en Custom 3.
* Door Custom 1, Custom 2 en Custom 3 te bewerken,
veranderen alle klanken in de Patches die gebruik maken van
deze Custom instellingen.
1. Druk op [WAH].
Het bewerkingsscherm van de WAH verschijnt.
2. Druk op PARAMETER [] [] waardoor “FX
Select” verschijnt. Draai vervolgens aan de PATCH/
VALUE draaiknop om “WH” te selecteren.
3. Druk op PARAMETER [] [] totdat “Type” op
het scherm verschijnt.
4. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om uit
“Custom 1-3” te selecteren.
fig.06-03
Type
Hiermee selecteert u het basistype van de wah.
CRY WAH:
Zoals het geluid van de 70-er jaren klank van het CRY BABY
wah pedaal.
VO WAH:
Zoals het geluid van de klank van de VOX V846.
Bass WAH:
Een bredere wah met een variabel bereik, waardoor het
geschikt is voor basgitaar.
Q -50 - +50
Aanpassing van de hoeveelheid karakteristiek effect, dat op
de wah klank wordt aangebracht.
Range Low -50 - +50
Deze parameter bepaalt de klank die te horen is als u het
pedaal omhoog laat komen.
Range High -50 - +50
Deze parameter bepaalt de klank die te horen is als u het
pedaal volledig ingedrukt houdt.
5. Druk op PARAMETER [] [] om de custom
parameters te laten zien.
fig.06-04
Custom
Type
Custom
Q
Custom
Range Low
Custom
Range High
Custom
Presence
6. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de
ingestelde waarde te veranderen.
7. Herhaal indien nodig stap 4 tot 6.
8. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Presence - 50 - +50
Aanpassing van de klankkleur van het wah effect.
Hoofdstuk
6
53
Hoofdstuk 7 Sound On Sound gebruiken
LitBlink
Dark
U kunt de “Sound On Sound functie” gebruiken door met de
REV/DLY Fx Select “SOS” te selecteren (p. 27).
Hierbij werken het pedaal 4 en het BYPASS/CTL pedaal
automatisch als Sound On Sound regelaars.
fig.07-01
Nummer 4 pedaal: Stop, Wissen
CTL pedaal:Record, Afspelen, Overdub
* Als de Patch Select mode (p. 60) op de Bank/Number
selectiemethode is ingesteld, werkt het pedaal 4 niet als het
Sound On Sound controle pedaal.
De beschikbare opnametijd in de “HiQlty” mode (waar
de nadruk op geluidskwaliteit ligt) is ongeveer 3
seconden; in de “LongTime” mode (waar de nadruk op
de lengte van de opnametijd ligt) is deze ongeveer 6
seconden.
Werkwijze
fig.07-02
1. Controleer of het lampje van het
CTL pedaal rood knippert.
Hiermee wordt aangegeven dat de
GT-6B in “standby” voor de opname
staat en dat het geheugen leeg is.
Verder wordt met de snelheid
waarin het lampje knippert het
tempo aangegeven; het lampje kunt u op deze manier
gebruiken om tijdens de opname het tempo te controle-
ren.
* Als “Tempo” (p. 29) op “BPM” staat en “Quantize” (p. 29)
op “On”, kunt u het tempo instellen door 2 keer (of vaker) in
het gewenste tempo op pedaal 4 te drukken (“tap” invoer).
fig.07-03
2. Druk op het CTL pedaal om met de
opname te beginnen.
Het lampje op het CTL pedaal stopt
te knipperen, en brandt nu aan één
stuk om aan te geven dat de GT-6B
aan het opnemen is.
* De opname stopt automatisch, zodra de
Blink
Lit
hoeveelheid opgenomen data de beschikbare opnametijd heeft
overschreden.
3. Druk op het CTL pedaal om de opname te stoppen.
Zodra u de opname stopt, wordt de opgenomen passage
meteen afgespeeld. Het rode lampje op het CTL pedaal
gaat uit, waarna het groene lampje gaat branden om aan
te geven dat de GT-6B aan het afspelen is.
Daarnaast gaat ook het lampje op pedaal 4 branden om
aan te geven dat het geheugen opgenomen data bevat.
fig.07-04
Dark BlinkLit
fig.07-05
4. Druk nogmaals op het CTL pedaal,
om met overdubben te beginnen.
Synchroniseer de overdub met de
opgenomen passage.
Het groene lampje op het CTL
pedaal gaat knipperen, en het rode
lampje gaat branden om aan te
geven dat er tegelijkertijd wordt afgespeeld en opgeno-
men.
Bij elke druk op het CTL pedaal wordt het afspelen en
opnemen herhaald.
5. Druk op het pedaal 4 als u klaar bent met afspelen en
overdubben.
fig.07-06
6. Als u de opname wilt wissen, houd
dan pedaal 4 tenminste 2 seconden
ingedrukt.
* De opgenomen data is van tijdelijke
aard. Denk eraan dat door de volgende
handelingen de opname wordt gewist:
• De stroom op de GT-6B uitzetten.
• Naar een andere Patch schakelen.
• De REV/DLY Fx Select op iets anders dan “SOS”
instellen.
• SOS mode uitzetten.
• Voor meer informatie over de “SOS” parameters, zie
p. 29.
54
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
De klank uitsturen zonder
aangebrachte effecten
(Bypass)
De GT-6B beschikt over een bypass schakeling. Bij gebruik
van de bypass bestaat het signaalpad (van ingang naar uit-
gang) volledig uit analoge schakelingen. Voer de volgende
werkwijze uit om naar bypass om te schakelen:
Het expressiepedaal gebruiken,
terwijl bypass toch aanstaat
U kunt de bypass EXP mode gebruiken om de schakeling
van het signaal in te stellen, als bypass actief is; deze instel-
ling kunt u voor elke Patch apart instellen.
1. Druk herhaaldelijk op [NAME/NS/MASTER], totdat
“Bypass EXP Mode” op het scherm verschijnt.
* Bij elke druk op [NAME/NS/MASTER] verandert het item
dat u kunt instellen, in de volgende volgorde:
Name
→
Noise Suppressor → Master → Bypass EXP Mode
→
Foot Volume → Effect Chain.
fig.08-50
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “On” of
“Off” te selecteren.
Off:
U kunt het expressiepedaal niet gebruiken als bypass
actief is. De bypass klank gaat niet door de AD/DA
converter, en er wordt een analoge klank uitgestuurd.
Ook als alleen CHORUS of REV/DLY in gebruik zijn
wordt er voor de directe klank een analoge bypass klank
uitgestuurd (terwijl het expressiepedaal alleen van
invloed is op de effectklank).
On:
U kunt het expressiepedaal wel gebruiken als bypass
actief is. De bypass klank wordt uitgestuurd, nadat deze
door de AD/DA converter is gegaan. Als alleen
CHORUS of REV/DLY in gebruik is, wordt de directe
klank uitgestuurd nadat deze door de AD/DA converter
is gegaan, zodat u met het expressiepedaal het volume
van de gehele klank, inclusief de directe klank, kunt
regelen.
3. Met de Write procedure (p. 23) kunt u de instellingen
opslaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Bypass aan- en uitzetten
Met het pedaal
Als de functie van het BYPASS/CTL pedaal of de expressie-
pedaal schakelaar op “Bypass” staat, kunt u met deze peda-
len schakelen tussen “bypass” en “effect aan”.
Als het apparaat in de bypass mode is, brandt het groene
lampje op het BYPASS/CTL pedaal (zie “Instellingen voor
het gebruik van de expressiepedaal schakelaar/CTL pedaal”:
p. 46).
Met de knoppen
Bij elke druk op de [TUNER/BYPASS] knop op het bedie-
ningspaneel schakelt het apparaat tussen “Tuner mode” (p.
56), “Bypass mode” en “Play mode”.
Direct aansluiten op een opnamestudio
of PA mengtafel
(XLR gebalanceerde uitgang)
De GT-6B beschikt over twee gebalanceerde uitgangen met
XLR aansluitingen. Hoewel er voor de aansluiting van een
basgitaar (effectprocessor) op een mengtafel in de studio of
op het podium normaalgesproken een D.I. wordt gebruikt,
kunt u de GT-6B ook direct op de mengtafel aansluiten. Hier-
door voorkomt u vermindering van de geluidskwaliteit en
andere problemen, die zich bij het aansluiten van meerdere
apparaten kunnen voordoen.
fig.08-02
Hoofdstuk
8
Omschakelen naar de XLR
uitgang
Met de OUTPUT SELECT schakelaar op het achterpaneel
kunt u selecteren hoe het signaal via de XLR aansluitingen
wordt uitgestuurd.
R-OUTPUT-L: Stereo Output
Het stereo uitgangssignaal van de GT-6B wordt zonder ver-
andering uitgestuurd. Kies deze stand, als u stereo opneemt
of een stereosignaal naar de PA wilt sturen.
55
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
DIRECT/MONO: Direct/Mono Output
Via één van de aansluitingen wordt het stereosignaal van de
GT-6B als mono uitgestuurd. De directe basklank (de analoge
bypass klank van de ingang) wordt via de andere aansluiting
uitgestuurd.
Met de stand van deze schakelaar bepaalt u of het signaal via
de XLR uitgangen in stereo (L/R) of direct mono wordt uit-
gestuurd. Zet de schakelaar op deze positie als u maar één
kanaal op de mengtafel gebruikt, bijvoorbeeld tijdens een
live optreden. Daarnaast kunt u bijvoorbeeld bij een opname
in de studio de directe basgitaarklank op een apart kanaal
opnemen, om later tijdens de mix de directe klank met de
effectklank te mixen.
Snelle aanpassing van het
volume van een Patch (EFFECT
LEVEL knop)
Met de EFFECT LEVEL knop kunt u het volume van de
geselecteerde Patch snel en eenvoudig aanpassen.
U kunt het volume van de geselecteerde Patch direct regelen
door aan de EFFECT LEVEL knop te draaien.
fig.08-03
Het stemapparaat aanzetten
Met de volgende werkwijze schakelt u naar de Tuner mode.
fig.08-04
Met het pedaal
Druk tegelijkertijd de PATCH en PATCH pedalen
in, om naar de Tuner mode te gaan.
Druk op het PATCH of PATCH pedaal om naar de
Play mode terug te keren.
Met de knoppen
Bij elke druk op de [TUNER/BYPASS] knop op het bedie-
ningspaneel schakelt het apparaat tussen “Tuner mode” (p.
56), “Bypass mode” en “Play mode”.
* Als de Bypass EXP Mode (p. 55) en Noise Suppressor (p. 44)
op “Off” staan en alleen de CHORUS of REV/DLY in gebruik
zijn, wordt de directe klank als analoog signaal uitgestuurd. In
dit geval heeft EFFECT LEVEL geen invloed op het volume
van de directe klank.
* Als u de Write procedure (p. 23) uitvoert, wordt de aanpassing
van het volume van de Patch door middel van de EFFECT
LEVEL knop opgeslagen.
De basgitaar stemmen
De GT-6B heeft een ingebouwde automatische chromatische
tuner. Als u de tuner aanzet, wordt het uitgangssignaal uit-
gezet.
Over het scherm tijdens het
stemmen
Bij het ingebouwde stemapparaat van de GT-6B wordt de
notennaam op de bovenste regel van het scherm weergege-
ven en de stemgrafiek op de onderste regel. De stemgrafiek
toont het verschil tussen het ingangssignaal en de notennaam
op het scherm.
Verder wordt de stemming ook met de lampjes op de
PATCH pedalen aangegeven.
fig.08-05
Notennaam
Stemgrafiek
Als het verschil met de juiste toonhoogte minder dan 50% is,
kunt u met de stemgrafiek de grootte van het verschil afle-
zen. Stem de basgitaar totdat het “■” in het midden van de
stemgrafiek staat.
Op dat moment gaan de lampjes van de beide PATCH peda-
len branden, om aan te geven dat het instrument goed is
gestemd.
56
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
fig.08-06
te hoog
gestemd
te laag
Stemmen
1. Speel een open noot op de snaar, die u gaat stemmen.
Op het scherm verschijnt de notennaam, die het dichtst
bij de gespeelde noot ligt.
* Speel slechts één noot op de snaar, die u gaat stemmen.
2. Stem de snaar, totdat de juiste snaar op het scherm ver-
schijnt.
Normale vier-snarige basgitaar
4e3e2e1e
normaalE A D G
1/2 toon lagerD#G#C#F#
1 toon lagerDGC F
Als de klank hoger dan de aangegeven notennaam is
“” verschijnt rechts van het midden van de stemgra-
fiek.
fig.08-52
De lampjes op de pedalen knipperen van links naar
rechts.
4. Herhaal stap 1-3 totdat alle snaren zijn gestemd.
De instelling van het
stemapparaat veranderen
U kunt de volgende instellingen van het stemapparaat veran-
deren.
Standaard Stemming (435-445 Hz)
fig.08-07
Normale vijf-snarige basgitaar
5e4e3e2e1e
normaalBE A D
1/2 toon lagerA#D#G#C#F#
1 toon lagerADGC F
Normale zes-snarige basgitaar
6e5e4e3e2e1e
normaalBE A D G
1/2 toon lagerA#D#G#C#F#B
1 toon lagerADGC FA#
3. Blijf naar de stemgrafiek kijken en stem de basgitaar
totdat het “■” in het midden staat.
Als de klank lager dan de aangegeven notennaam is
“” verschijnt links van het midden van de
stemgrafiek.
fig.08-51
De frequentie van A4 (de centrale A op het toetsenbord van
een piano), die door een instrument wordt gespeeld (bijv. een
piano) zodat de andere instrumenten voor het spelen erop
kunnen stemmen, noemen we de standaard stemming. U
kunt de standaard stemming van de GT-6B instellen op een
frequentie tussen 435 en 445 Hz.
* Volgens de fabrieksinstelling is dit op 440 Hz ingesteld.
1. Zet de Stem functie aan.
2. Druk op PARAMETER [], totdat “TUNER Pitch”
op het scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de instelling te wij-
zigen.
4. Druk op [TUNER/BYPASS] of [EXIT] om terug te keren
naar het Play scherm of druk op PARAMETER []
[] om terug te keren naar het Tuner scherm.
Hoofdstuk
8
De lampjes op de pedalen knipperen van rechts naar
links.
57
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
De gehele klank aanpassen op de
gebruiksomgeving (Global)
De GT-6B heeft een functie waarmee u alle instellingen van
de Patches tijdelijk kunt veranderen. Dit is de “Global” func-
tie.
Met de Global functie kunt u uw instellingen tijdelijk aanpas-
sen op de instellingen van uw apparatuur en de gebruiksom-
geving, terwijl de instellingen van de Patches zelf
onveranderd blijven.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om het volgende scherm op te roepen:
fig.08-53
Global: Noise Suppressor Threshold
Global: Reverb Level
De DIGITAL OUT gebruiken
Via de DIGITAL OUT aansluiting op het achterpaneel wordt
een digitaal signaal uitgestuurd. U kunt deze direct aan-
sluiten op de digital in aansluiting van een digitale recorder
(of een vergelijkbaar apparaat) en opnemen zonder vermind-
ering van geluidskwaliteit.
fig.08-10
Het uitgangsvolume van de
DIGITAL OUT aanpassen
DIGITAL IN
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de inge-
stelde waarde te veranderen.
3. Herhaal indien nodig stap 1 en 2.
4. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
NS Thrshold (Noise Suppressor Threshold) -20
dB - +20 dB
U kunt voor alle Patches het volume van de threshold van de
noise suppressor instellen in een bereik van -20 dB tot +20 dB.
Met deze aanpassing kunt u gemakkelijk het uitgangssig-
naal van de verschillende basgitaren gelijk afstellen, als u
meer dan één basgitaar aansluit.
* Zet deze op “0 dB” als u deze parameter voor een losse Patch
instelt.
* Deze parameter heeft geen effect op een Patch, waarvoor de
noise suppressor uitstaat.
Revrb Level (Reverb Level) 0%-200%
Aanpassing van het reverb volume van alle Patches, in een
bereik van 0%-200%.
Op deze manier kunt u het reverb volume van het gehele
apparaat gemakkelijk aanpassen op de galm van de con-
certzaal.
Op de GT-6B kunt u het uitgangsvolume van de DIGITAL
OUT onafhankelijk van het analoge uitgangsvolume
instellen.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Digital Out” op te roepen.
fig.09-52
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het digi-
tale uitgangsvolume in te stellen.
Mogelijke instelling: 0-200
* Bij een te hoog volume kan er binnen het apparaat vervorming
van het signaal ontstaan. Controleer de meter (p. 59), of houd
het signaal op een andere manier in de gaten, tijdens het
instellen van deze waarde.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
* Zet deze op “100%” als u deze parameter voor een losse Patch
instelt.
* Deze parameter heeft geen effect op een Patch, waarvoor de
reverb uitstaat.
58
Hoofdstuk 8 Handige functies van de GT-6B
Het uitgangsvolume van de
effecten controleren met de
volumemeter
U kunt het uitgangsvolume van elk effect meten. Dit is han-
dig voor het controleren van het uitgangsvolume van de
effecten.
1. Druk een aantal keren op [UTILITY], totdat “METER”
in beeld verschijnt.
* U kunt deze parameter ook selecteren door op [UTILITY] te
drukken, en vervolgens op PARAMETER [] [].
fig.08-11
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het effect,
waarvan u het volume wilt controleren, te selecteren.
* U kunt alleen een effect dat aanstaat selecteren.
* Als u “Input” selecteert kunt u het volume van het
ingangssignaal, dat bij de INPUT jack binnenkomt,
controleren. Als u “Output” selecteert kunt u het volume van
het uitgangssignaal van de GT-6B controleren.
* Als het uitgangsvolume te hoog is ingesteld, bereikt u met de
effecten misschien niet het beoogde resultaat. Stel het
uitgangsvolume van elk effect in op de optimale waarde, door
de meter in de gaten te houden en te zorgen dat de naald niet
fluctueert.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Hoofdstuk
8
59
Hoofdstuk 9 Andere functies
Het contrast van het scherm
aanpassen (LCD Contrast)
De leesbaarheid van het scherm is afhankelijk van de
plaatsing van de GT-6B. Als het scherm moeilijk te lezen is,
kunt u het contrast van het scherm aanpassen.
1. Druk een aantal keer op [UTILITY], totdat “LCD Con-
trast” in beeld verschijnt.
* U kunt deze parameter ook bereiken door eerst op [UTILITY]
te drukken en vervolgens op PARAMETER [] [].
* Als u tijdens het aanzetten van de stroom [UTILITY]
ingedrukt houdt, komt dit scherm meteen in beeld.
fig.09-01
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het con-
trast aan te passen.
Waarde: 1-16
3. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Het aantal banken, waaruit
Instellen hoe er van Patch wordt
gewisseld (Patch Select mode)
Met deze instelling geeft u aan op welke manier u met de
pedalen van Patch kunt wisselen.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Patch Select” op te roepen.
fig.09-03
2. Draai aan de PATCH/VALUE knop om de methode
voor het wisselen van Patches in te stellen.
UP/DOWN:
U kunt alleen van Patch wisselen met de PATCH en
PATCH pedalen.
* Dit is de fabrieksinstelling.
* Voor meer informatie over het wisselen van Patches als deze
parameter op “UP/DOWN” staat, zie “Patches selecteren” (p.
14).
BANK/NUMBER:
Met deze instelling wisselt u van Patch door de bank en
het nummer direct in te voeren.
u kan kiezen, beperken
(Bank Extent)
U kunt een maximum aantal banken instellen, waardoor u
het aantal banken waaruit u kunt kiezen beperkt. Op deze
manier kunt u de GT-6B zo instellen, dat u alleen de Patches
die u nodig heeft kunt selecteren.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Bank Extent” op te roepen.
fig.09-50
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het maxi-
mum aantal banken in te stellen.
Mogelijke waarden: U1-P0
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Patches selecteren door de bank
en het nummer direct in te voeren
Dit is een goede manier om achter elkaar verschillende
Patches te selecteren.
Alleen van nummer wisselen
fig.09-04
1
1. Druk op het pedaal met het nummer van de Patch, die
u wilt gebruiken.
Het lampje op het pedaal gaat branden en de GT-6B
schakelt om naar deze Patch.
60
Hoofdstuk 9 Andere functies
Van nummer en bank wisselen
fig.09-05
1
2
1. Druk op het BANK of BANK pedaal om de
gewenste bank te selecteren.
Bij het wisselen van bank gaat het lampje op het laatst
geselecteerde nummerpedaal knipperen. De GT-6B is nu
klaar voor het aangeven van een Patch nummer (in deze
toestand bent u nog niet van Patch gewisseld).
2. Druk op een nummerpedaal om aan te geven, welke
Patch u wilt gebruiken.
Het lampje op het geselecteerde nummerpedaal gaat
branden, waarna de GT-6B naar deze Patch omschakelt.
* Tijdens het wisselen van Patch blijven de delay en reverb
hoorbaar.
Instellen met welke timing er van
Patch wordt gewisseld (Patch
Change mode)
Met deze instelling geeft u aan wanneer de GT-6B naar de
volgende Patch omschakelt, tijdens het wisselen van Patch
met de pedalen.
De Patch Change mode verschijnt alleen als “BANK/
NUMBER” als Patch Select mode is geselecteerd.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Patch Change” op te roepen.
fig.09-51
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de timing
voor het wisselen van Patches in te stellen.
Immediate:
De Patch wisselt zodra er een BANK of nummerpedaal
is ingedrukt.
Wait for a NUM.:
Hoewel er na het indrukken van een BANK pedaal op
het scherm wordt aangegeven dat er een andere bank is
geselecteerd, verandert de Patch op dit moment nog niet.
De nieuwe Patch wordt pas geselecteerd als er ook een
nummerpedaal is ingedrukt en er een complete bank/
nummer combinatie is ingevoerd.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
61
Hoofdstuk
9
Hoofdstuk 9 Andere functies
“Expression Pedal Hold”
instellen
Met deze instelling bepaalt u of de stand van het expressie-
pedaal (Pedal Assign, p. 45) bij het wisselen van Patch van
invloed is op de volgende Patch.
* Expression Pedal Hold werkt niet als de Assign Source mode
op Toggle staat (waarbij de waarde bij elke druk op het pedaal
tussen Min en Max wisselt).
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “EXP Pdl Hold” op te roepen.
fig.09-06
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om Expres-
sion Pedal Hold in te stellen.
On: de Pedal Assign status wordt meegenomen naar de
volgende Patch.
(voorbeeld)
Als u van Patch wisselt, terwijl het volume door het
expressiepedaal wordt geregeld, staat het volume van de
volgende Patch op de waarde van de huidige pedaal-
positie (hoek) ingesteld.
Als het expressiepedaal in de volgende Patch het wah
effect regelt, neemt het volume de ingestelde waarde van
de Patch aan, terwijl het wah effect van de Patch de
waarde krijgt die overeenkomt met de huidige pedaal-
positie (hoek).
De functie van de PATCH/
VALUE draaiknop selecteren
(Dial functie)
Met deze instelling bepaalt u of u van Patch kunt wisselen
door aan de PATCH/VALUE draaiknop te draaien.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Dial Func” op te roepen.
fig.09-02
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de functie
van de PATCH/VALUE draaiknop in te stellen.
PATCH No.& VALUE:
U kunt de draaiknop zowel voor het wisselen van
Patches als voor het instellen van waarden gebruiken. U
kunt niet alleen met de pedalen van Patch wisselen,
maar ook door aan de PATCH/VALUE draaiknop te
draaien. Dit is de standaard fabrieksinstelling.
VALUE Only:
Met deze instelling kunt u de PATCH/VALUE draai-
knop alleen gebruiken voor het veranderen van parame-
terwaarden, en niet voor het selecteren van Patches.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Off: de Pedal Assign status wordt niet meegenomen
naar de volgende Patch.
(voorbeeld)
Als u van Patch wisselt, terwijl het volume door het
expressiepedaal wordt geregeld, krijgt het volume van
de volgende Patch de ingestelde waarde van deze Patch.
Als het expressiepedaal wordt bediend, verandert het
volume in overeenstemming met de beweging van het
pedaal.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
62
Hoofdstuk 9 Andere functies
De functies van de knoppen
instellen (Knob Mode)
Hiermee stelt u in hoe de instellingswaarden worden veran-
derd als u aan de knoppen draait.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Knob Mode” op te roepen.
fig.09-07
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de Knob
Mode in te stellen.
Immediate:
Als u aan een knop draait, verandert de waarde meteen.
Current Setting:
Pas als de knop de waarde heeft bereikt, die in de Patch
is ingesteld, kan de waarde veranderen.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
De functie van een externe
voetschakelaar instellen (SUB
CTL 1, 2 functie)
Als u een externe voetschakelaar op de SUB EXP PEDAL/
SUB CTL 1, 2 jack op het achterpaneel heeft aangesloten,
kunt u met “Sub Control 1” en “Sub Control 2” de functie
van de externe voetschakelaar instellen.
* Gebruik voor het aansluiten van twee voetschakelaars het
speciale Roland PCS-31 verbindingssnoer, waarbij de
voetschakelaar die met de plug met de witte streep is
aangesloten volgens de instellingen van Sub Control 1
functioneert, terwijl de voetschakelaar die met de plug met de
rode streep is aangesloten volgens de instellingen van Sub
Control 2 functioneert.
* Als u maar één voetschakelaar aansluit, worden de
instellingen van Sub Control 1 gebruikt.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “SubCTL 1 Func” en “SubCTL 2
Func” op te roepen.
fig.09-08
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de functie
van de voetschakelaar in te stellen.
Assignable:
De voetschakelaar functioneert als de regelaar, die met
Pedal Assign (p. 48) voor een Patch is ingesteld.
Bypass On/Off:
De voetschakelaar werkt als een aan/uit schakelaar voor
bypass.
Patch Select:
De voetschakelaar wordt gebruikt om van Patch Select
mode te wisselen (p. 60).
MIDI Start/Stop:
De voetschakelaar wordt gebruikt voor het starten en
stoppen van een extern MIDI apparaat (bijv. een sequen-
cer).
MMC Play/Stop:
De voetschakelaar wordt gebruikt voor het bedienen van
Play en Stop van een extern MIDI apparaat (bijv. een
harddisk recorder).
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Hoofdstuk
9
63
Hoofdstuk 10 MIDI
Wat zijn de MIDI mogelijkheden van de GT-6B?
In dit hoofdstuk wordt besproken welke handelingen met
MIDI op de GT-6B mogelijk zijn.
* Voor het gebruik van MIDI is het noodzakelijk dat instelling
van de MIDI kanalen op het aangesloten apparaat
overeenkomt met de GT-6B. Als deze instelling niet juist is,
kan de GT-6B geen MIDI data uitwisselen met het andere
apparaat.
Bediening vanaf de GT-6B
Program Change boodschappen versturen
Als er op de GT-6B een Patch wordt geselecteerd, wordt er
automatisch een Program Change boodschap verstuurd, die
overeenkomt met het Patchnummer. De instelling van het
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van de expressiepedaal schakelaar Control
Change boodschappen worden verzonden. Als deze op
“Off” staat, worden er geen Control Change boodschappen
verzonden.
MIDI CTL OUT (MIDI Control pedaal Out)
Off, 1-31, 33-95
fig.10-12
Hiermee stelt u het controllernummer in, als er door de
bediening van het CTL pedaal Control Change boodschap-
pen worden verzonden. Als deze op “Off” staat, worden er
geen Control Change boodschappen verzonden.
66
Hoofdstuk 10 MIDI
MIDI data verzenden en
ontvangen
Op de GT-6B kunt u met Exclusive boodschappen een andere
GT-6B van dezelfde instellingen voorzien en effect instellin-
gen op een sequencer of ander apparaat opslaan. Deze
manier van data verzenden wordt “Bulk Dump” genoemd,
terwijl deze manier van data ontvangen “Bulk Load” wordt
genoemd.
Data naar een extern MIDI
apparaat versturen (Bulk Dump)
U kunt data verzenden door het bereik tussen het begin en
het einde van de verzending aan te geven. U kunt de
volgende soorten data versturen:
WeergaveVerzonden data
SystemBevat instellingen van parameters, Har-
monist toonladders, Auto Slap patronen
en eigen ingestelde parameters voor overdrive/distortion en wah.
U1-1–U0-4,
u1-1–u0-4
TempInstellingen van wat er op dit moment
Instellingen van Patch nr. U1-1 tot en met
U0-4 en u1-1 tot en met u0-4.
wordt gespeeld.
Bij het verzenden van data naar een andere
GT-6B
Sluit de apparatuur volgens onderstaand schema aan; laat de
Device ID van het verzendende en ontvangende apparaat
overeenkomen.
fig.10-16
MIDI OUT
MIDI IN
Verzenden
fig.10-17
Aansluiten
Voor het opslaan op een MIDI sequencer
Sluit de apparatuur volgens onderstaand schema aan; zet de
sequencer in de “standby” mode, klaar voor het ontvangen
van Exclusive boodschappen.
fig.10-15
MIDI OUT
MIDI IN
2
1,2
43
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Bulk Dump” op te roepen.
fig.10-18
2. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen; draai aan de PATCH/VALUE draaiknop
om het begin en einde van de te verzenden data aan te
geven.
1
Hoofdstuk 10
* Voor informatie over de bediening van de sequencer, zie de
gebruiksaanwijzing van de betreffende sequencer.
67
Hoofdstuk 10 MIDI
3. Druk, nadat u heeft aangegeven welke data u gaat ver-
zenden, op [WRITE].
De data wordt nu verzonden.
fig.10-19
Als het verzenden is voltooid, keert het scherm dat voor
de verzending in beeld was terug.
4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.
Data vanaf een extern MIDI
apparaat ontvangen (Bulk Load)
Aansluiten
Voor het ontvangen van data, die eerder op
een sequencer was opgeslagen
Sluit de apparatuur volgens onderstaand schema aan. Zet de
Device ID op de GT-6B op hetzelfde nummer als het nummer
dat voor het verzenden naar de sequencer was gebruikt.
fig.10-02
Ontvangen
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “Bulk Load” op te roepen.
fig.10-20
2. Verzend de data vanaf het externe MIDI apparaat.
Als de GT-6B de data ontvangt, verschijnt het volgende
in beeld:
fig.10-21
Als de GT-6B alla data heeft ontvangen, verschijnt het
volgende in beeld:
fig.10-22
Hierna kan er nog meer data worden ontvangen.
MIDI OUT
MIDI IN
* Voor informatie over de bediening van de sequencer, die u
gebruikt, zie de gebruiksaanwijzing van de betreffende
sequencer.
3. Druk op [EXIT] om Bulk Load af te sluiten.
Nadat u op [EXIT] heeft gedrukt verschijnt “Checking...”
in beeld, waarmee wordt aangegeven dat de GT-6B de
ontvangen data aan het controleren is. Na de controle
verschijnt de Play pagina weer op het scherm.
68
Hoofdstuk 10 MIDI
De Program Change Map
instellen
Door middel van ontvangen Program Change boodschappen
vanaf een extern MIDI apparaat kunt u van Patch wisselen
op de GT-6B. In de “Program Change Map” kunt u de relatie
tussen de ontvangen Program Change boodschappen en de
Patches instellen.
Voorgeprogrammeerde instellingen
van de Program Change Map
De fabrieksinstelling van de Program Change Map is als
volgt:
Program nummerBank/Patch nummer
1U1-1
2U1-2
3U1-3
4U1-4
5U2-1
::
::
::
39U0-3
40U0-4
41u1-1
42u1-2
::
::
::
79u0-3
80u0-4
81P1-1
82P1-2
::
::
::
119 P0-3
120 P0-4
121P0-4
122P0-4
::
128P0-4
Werkwijze
fig.10-24
2
3
6
1,4
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “MIDI Map Select” op te roepen.
fig.10-25
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “Prog” te
selecteren.
* Als “Fix” is ingesteld, kunt u de Program Change Map niet
instellen.
* Zie het volgende kopje voor meer informatie over “MIDI Map
Select”.
3. Druk op PARAMETER [] [] totdat “MIDI
Program Map” in beeld verschijnt.
fig.10-26
Program nummer
4. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen, en draai aan de PATCH/VALUE draai-
knop om het ontvangen Program nummer en het bijbe-
horende Patchnummer in te stellen.
5. Herhaal indien nodig stap 4 om Patchnummers op de
bijbehorende Program nummers in te stellen, totdat de
Program Change Map klaar is.
6. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Patchnummer
1
Hoofdstuk 10
69
Hoofdstuk 10 MIDI
De instelling van de Program Change
Map aan-/uitzetten (MIDI Map Select)
Als de GT-6B Program Change boodschappen ontvangt,
bepaalt u met deze instelling of er volgens de instelling van
de Program Change Map van Patch wordt gewisseld of vol-
gens de standaard instelling.
1. Druk op [UTILITY] en vervolgens op PARAMETER
[] [] om “MIDI Map Select” op te roepen.
fig.10-25
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om “Fix” of
“Prog” te selecteren.
Fix:Selecteert Patches volgens de standaard
instelling. Voor meer over de standaard
instelling, zie “Voorgeprogrammeerde
instellingen van de Program Change Map”
(p. 69).
Prog:Selecteert Patches volgens de instelling van de
Program Change Map.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Vanaf de GT-6B het Program
nummer op een extern MIDI
apparaat veranderen
Als u op de GT-6B van Patch wisselt, wordt er een Program
Change boodschap verzonden. De relatie tussen de
voorgeprogrammeerde bank- en Patchnummers op de GT-6B
en de verzonden Program Change boodschappen vindt u in
onderstaande tabel:
Bank-/PatchnummerProgram nummer
U1-11
U1-22
U1-33
U1-44
U2-15
::
::
::
U0-339
U0-440
u1-141
u1-242
::
::
::
u0-379
u0-480
P1-181
P1-282
::
::
::
P0-3119
P0-4120
70
Bijlagen
Zender A
Via een antenne wordt tv informatie van vele verschillende
zenders verzonden.
Selecteer het kanaal van
de zender die u wilt
bekijken.
Zender B
Zender C
Over MIDI
MIDI is de afkorting van Musical Instrument Digital Inter-
face. Het is een wereldwijde standaard, waarmee muzikale
data tussen elektronische muziekinstrumenten en compu-
ters kan worden uitgewisseld. Ieder met MIDI uitgerust
apparaat kan toepasbare data naar een ander met MIDI uit-
gerust apparaat verzenden, zelfs als de twee apparaten ver-
schillend van model zijn of door verschillende fabrikanten
zijn gemaakt.
In MIDI wordt spelinformatie zoals het spelen van een toets
of het indrukken van een pedaal als MIDI boodschappen ver-
zonden.
Hoe MIDI boodschappen worden
verzonden en ontvangen
Allereerst zullen we in het kort uitleggen hoe MIDI bood-
schappen worden verzonden en ontvangen.
MIDI aansluitingen
Voor het verzenden en ontvangen van MIDI boodschappen
worden twee soorten aansluitingen gebruikt. Op deze
aansluitingen worden MIDI kabels aangesloten.
fig.11-101
gen als het kanaal van de ontvanger overeenkomt met dat
van de zender.
fig.11-102
MIDI heeft zestien kanalen (1 - 16); de MIDI boodschappen
worden ontvangen door het instrument (het ontvangende
apparaat), waarvan het kanaal overeenkomt met het kanaal
van het verzendende apparaat.
* Als de Omni mode op “On” staat, wordt de data van alle
MIDI kanalen ontvangen, ongeacht de instelling van de MIDI
kanalen. Als u niet één specifiek MIDI kanaal hoeft te
bedienen, dan kunt u Omni op “On” zetten.
De belangrijkste soorten MIDI
boodschappen met de GT-6B
MIDI bestaat uit vele soorten MIDI boodschappen, waarmee
een grote verscheidenheid aan informatie kan worden
doorgegeven. MIDI boodschappen zijn grofweg in twee
soorten te verdelen: boodschappen die per MIDI kanaal onaf-
hankelijk worden behandeld (kanaal boodschappen) en
boodschappen die zonder referentie aan een MIDI kanaal
worden behandeld (systeem boodschappen).
MIDI IN:via deze aansluiting worden boodschappen
vanaf een ander MIDI apparaat ontvangen.
MIDI OUT:via deze aansluiting worden boodschappen
vanaf dit apparaat verzonden.
MIDI THRU: via deze aansluiting worden de bij MIDI IN
ontvangen boodschappen opnieuw
verzonden.
* De GT-6B beschikt over zowel “MIDI IN” als “MIDI OUT”.
MIDI kanalen
Met MIDI is het mogelijk om meerdere MIDI apparaten met
één MIDI kabel aan te sturen. Dit is mogelijk, vanwege het
concept van MIDI kanalen.
MIDI kanalen zijn enigszins te vergelijken met televisie-
kanalen. Op een televisietoestel kunt u verschillende pro-
gramma’s bekijken door van kanaal te wisselen. Dit komt
doordat de informatie van een bepaald kanaal wordt ontvan-
Kanaal boodschappen
Deze boodschappen worden gebruikt voor het overdragen
van spelinformatie. Normaalgesproken bestaat het grootste
gedeelte van de MIDI bediening uit dit soort boodschappen.
Hoe het ontvangende apparaat reageert op een specifiek
soort MIDI boodschap hangt af van de instellingen op het
ontvangende apparaat.
Program change boodschappen
Deze boodschappen dienen gewoonlijk voor het selecteren
van klanken. Ze bevatten een program change nummer tus-
sen 1 en 128, waarmee de specifieke klank wordt aange-
geven.
Control change boodschappen
Deze boodschappen worden gebruikt om de expressiviteit te
vergroten. Elke boodschap bevat een controller nummer; het
hangt af van de instellingen op het ontvangende apparaat
welk aspect van de klank door de controlchange boodschap
van een bepaald controller nummer wordt beïnvloed.
71
Bijlagen
Bijlagen
De aangegeven parameters kunnen met de GT-6B worden
aangestuurd.
Systeem boodschappen
Onder systeem boodschappen vallen Exclusive boodschap-
pen, boodschappen die voor synchronisatie worden gebruikt
en boodschappen die gebruikt worden voor het goed laten
functioneren van een MIDI systeem.
Exclusive boodschappen
Exclusive boodschappen bevatten informatie, die op de
unieke klanken van het apparaat zelf betrekking hebben of
andere apparaat-eigen informatie. Normaalgesproken kun-
nen dergelijke boodschappen alleen tussen hetzelfde model
apparaat van dezelfde fabrikant worden uitgewisseld. Exclu-
sive boodschappen kunnen worden gebruikt voor het op-
slaan van effectinstellingen in een sequencer of voor het
overdragen van dergelijke data naar een andere GT-6B.
De twee instrumenten moeten voor het uitwisselen van
Exclusive boodschappen op hetzelfde Device ID nummer
zijn ingesteld.
Er is ook een losse publicatie beschikbaar, met de titel
“MIDI implementatie”. Hierin vindt u een gedetailleerde
beschrijving van de MIDI implementatie op dit apparaat.
Als u behoefte heeft aan deze uitgave (als u bijvoorbeeld
op byte-niveau wilt programmeren), dan kunt u contact
opnemen met het dichtstbijzijnde Roland Service Cen-
trum of een officiële Roland distributeur.
Fabrieksinstellingen
Stemapparaat
TUNER Pitch:A= 440 Hz (p. 57)
Global
NS Threshold:0 dB (p. 58)
Reverb Level:100% (p. 58)
Over de MIDI implementatie
Met MIDI kunt u een verscheidenheid aan boodschappen tus-
sen instrumenten uitwisselen, maar het is niet vanzelfspre-
kend dat alle soorten boodschappen tussen twee willekeurige
MIDI apparaten kunnen worden uitgewisseld. De twee appa-
raten kunnen alleen maar met elkaar communiceren als ze
beide van hetzelfde type boodschap gebruik maken.
Daarom bevat elke gebruiksaanwijzing van een MIDI appa-
raat een zogenaamde “MIDI implementatie kaart”. In dit
overzicht vindt u welke soorten boodschappen het apparaat
kan verzenden en ontvangen. Als u de MIDI implementaties
van twee apparaten naast elkaar legt, kunt u in een oogop-
slag zien welke boodschappen u kunt uitwisselen. Omdat
deze implementaties altijd dezelfde indeling hebben, kunt u
ze eenvoudig naast elkaar leggen.
fig.11-103
MIDI apparaat AMIDI apparaat B
Hier vouwen
TransmitFunction
Recognized
Remarks
System
LCD Contrast:16 (p. 60)
BANK Extent:P0
Patch Select Mode:UP/DOWN (p. 61)
EXP Pedal Hold:On (p. 62)
Dial Function:PATCH No.& VALUE (p. 62)
Knob Mode:Immediate (p. 63)
Sub CTL1 Func:Assignable (p. 63)
Sub CTL2 Func:Assignable (p. 63)
Digital Out Level100
MIDI
MIDI RX Channel:1 (p. 65)
MIDI Omni Mode:Omni On (p. 65)
MIDI TX Channel:Rx (p. 65)
MIDI Device ID:1 (p. 65)
MIDI Sync Clock:Auto (p. 65)
MIDI PC OUT:On (p. 66)
MIDI EXP OUT:7 (p. 66)
MIDI EXP SW OUT:81 (p. 66)
MIDI CTL OUT:80 (p. 66)
MIDI Sub CTL1OUT:Off (p. 66)
MIDI Sub CTL2OUT:Off (p. 66)
MIDI Map Select:Fix (p. 69)
72
Bijlagen
De fabrieksinstellingen
herstellen (Factory Reset)
Het herstellen van de fabrieksinstellingen van de GT-6B
wordt “Factory Reset” genoemd.
U kunt niet alleen de instellingen terugbrengen naar de
voorgeprogrammeerde waarden, maar ook aangeven welke
instellingen moeten worden hersteld.
fig.11-201
3
3
4
1. Zet de stroom uit.
2
1
Het expressiepedaal
aanpassen
Het expressiepedaal van de GT-6B is in de fabriek optimaal
ingesteld. Door langdurig gebruik en de gebruiksomstan-
digheden kan de werking van het pedaal achteruitgaan.
Als u problemen ondervindt, zoals het volume niet volledig
met het volumepedaal kunnen uitzetten, dan kunt u het
pedaal met de volgende werkwijze opnieuw instellen:
1. Houd [PEDAL ASSIGN] ingedrukt, terwijl u de stroom
aanzet.
Op het scherm verschijnen afwisselend de volgende
boodschappen:
fig.11-601
2. Houd de COMP/LIMITER ON/OFF knop en [TYPE
VARIATION] ingedrukt, terwijl u de stroom weer aan-
zet.
Het Factory Reset scherm verschijnt in beeld.
fig.11-202
Het gedeelte met data waarvan u
de fabrieksinstellingen wilt herstellen.
* Druk op [EXIT] om Factory Reset te annuleren.
3. Druk op PARAMETER [] [] om de cursor te
verplaatsen, en draai aan de PATCH/VALUE draai-
knop om aan te geven welke instellingen u naar de
fabrieksinstellingen wilt terugbrengen.
System:
Systeem parameters, Harmonist toonladders, Auto Slap
patronen en eigen ingestelde parameters voor
overdrive/distortion en wah.
#U1-1 - #u0-4:
Instellingen voor Patchnummer U1-1 - u0-4.
4. Wilt u doorgaan met Factory Reset, druk dan op
[ENTER].
De aangegeven instellingen worden naar hun
oorspronkelijke waarden teruggebracht, waarna het Play
scherm weer verschijnt.
2. Laat het pedaal volledig omhoog komen, en druk op
[WRITE].
Op het scherm verschijnt ”---OK!---” waarna afwisselend
de volgende boodschappen verschijnen:
fig.11-602
* Als u op [WRITE] drukt, terwijl het pedaal niet volledig omhoog
staat of als de hoek van het pedaal niet juist is, verschijnt “---
Area Over!---” op het scherm. U kunt dan niet doorgaan naar de
volgende stap. Pas in dit geval de stand van het pedaal aan.
3. Druk het pedaal volledig in, en druk op [WRITE].
Op het scherm verschijnt ”---OK!---”, gevolgd door
“press [EXIT]”.
* Als u op [WRITE] drukt, terwijl het pedaal niet volledig omhoog
staat of als de hoek van het pedaal niet juist is, verschijnt “---
Area Over!---” op het scherm. U kunt dan niet doorgaan naar de
volgende stap. Pas in dit geval de stand van het pedaal aan.
4. Druk op [EXIT].
Nadat de boodschap “Checking data please wait...” is
verschenen keert de Play pagina terug op het scherm.
Bijlagen
73
Bijlagen
Problemen oplossen
Bekijk eerst de volgende punten, als het geluid het niet doet
of als de GT-6B niet naar verwachting functioneert. Als het
probleem door de maatregelen in deze lijst niet kan worden
opgelost, kunt u het beste contact opnemen met uw winke-
lier of met het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum.
Geen geluid/weinig volume
❍ Zijn de snoeren stuk?
→ Probeer het snoer te verwisselen.
❍ Is de GT-6B op de juiste manier op de andere apparaten
aangesloten?
→ Controleer de verbindingen met de andere apparatuur
(p. 12).
❍ Staat de aangesloten versterker/mengtafel uit of staat
het volume uit?
Controleer de instellingen van het aangesloten apparaat.
❍ Staat de EFFECT LEVEL knop uit?
→ Zet de EFFECT LEVEL knop op een geschikt niveau
(p. 17).
❍ Staat het stemapparaat/Bypass op ON?
→ Als het stemapparaat/Bypass op ON staat, wordt de
directe klank niet uitgestuurd (p. 56).
❍ Zijn alle effecten goed ingesteld?
→ Controleer met de “Meter functie” (p. 59) het
uitgangsvolume van alle effecten. Als bij een bepaald
effect de meter niet uitslaat, controleer dan de
instellingen van het effect.
❍ Is “FV: Level” of “MST: Effect Level” als Pedal Assign
Target aangegeven?
→ Voer de handeling uit, die past bij het type pedaal (p. 50).
Het volume van het instrument is te
laag:
❍ Gebruikt u een kabel met een weerstand?
→ Gebruik een kabel zonder weerstand
Ik kan niet van Patch wisselen
❍ Is er een andere pagina dan de Play pagina op het
scherm?
→ U kunt op de GT-6B alleen van Patch wisselen als het
Play scherm in beeld is. Druk op [EXIT] om terug te
keren naar het play scherm.
Een parameter, die met Control assign
is aangegeven, kan niet op de
verwachte manier worden geregeld.
❍ Staat het effect uit?
→ Om een parameter met het expressiepedaal of het CTL
pedaal te kunnen regelen, moet het effect met de
parameter, die u wilt regelen, aanstaan.
❍ Is er voor de instelling van SUB CTL 1, 2 iets anders dan
“Assignable” geselecteerd?
→ Als u een voetschakelaar die op de SUB EXP/SUB CTL
1, 2 jack is aangesloten wilt bedienen, moet de SUB CTL
1, 2 functie op “Assignable” staan.
❍ Komen de MIDI kanaalinstellingen van de beide
apparaten overeen (bij het gebruik van MIDI)?
→ Zorg ervoor dat de MIDI kanalen van de beide
apparaten overeenkomen (p. 65).
❍ Als in de Omni mode “Omni On” is geselecteerd.
worden de boodschappen op alle kanalen ontvangen,
ongeacht de instelling van de MIDI kanalen (p. 65).
→ Zorg ervoor dat de Source (controller nummers) op
beide apparaten overeenkomen (p. 50).
Het volume verandert niet door Foot
Volume
❍ Is voor de Bypass EXP mode (p. 55) en de Noise
Suppressor (p. 44) “OFF” geselecteerd?
→ Let op het volgende, als voor de Bypass EXP mode
“OFF” is geselecteerd:
• Als alle effecten op OFF staan wordt het analoge bypass
geluid uitgestuurd, zodat het volume niet met FOOT
VOLUME kan worden geregeld (p. 44).
• Als CHORUS en REV/DLY de enige effecten zijn die
worden gebruikt, wordt voor de directe klank het
analoge bypass-geluid uitgestuurd, waardoor alleen de
effectklank met FOOT VOLUME kan worden geregeld
(p. 44).
74
Bijlagen
MIDI boodschappen worden niet
verzonden/ontvangen
❍ Is de MIDI kabel stuk?
→ Probeer een andere MIDI kabel.
❍ Is de GT-6B op de juiste manier op het externe MIDI
apparaat aangesloten?
→ Controleer de verbinding met het andere MIDI apparaat.
❍ Komen de MIDI kanaalinstellingen van de beide
apparaten overeen (bij het gebruik van MIDI)?
→ Zorg ervoor dat de MIDI kanalen van de beide
apparaten overeenkomen (p. 65).
❍ (Bij het verzenden van MIDI boodschappen vanaf de
GT-6B:) Zijn de benodigde instellingen voor het
verzenden van data goed ingesteld?
→ Controleer de aan/uit stand voor het verzenden van
Program Change boodschappen en de instelling van de
verzonden controller-nummers (p. 66).
Foutmeldingen
Als er een onjuiste handelijng is uitgevoerd of de uitvoering
niet mogelijk is, dan verschijnt er een foutmelding op het
scherm. Volg in dat geval de aangegeven instructies in de
foutmelding.
fig.11-301
●De geheugenbatterij van de GT-6B is (bijna) leeg (deze
boodschap verschijnt bij het aanzetten van de stroom).
❍ Vervang de batterij zo snel mogelijk. Neem voor een
nieuwe batterij contact op met het dichtstbijzijnde
Roland Service Centrum of uw winkelier.
fig.11-302
●Er is een probleem met de aansluiting van de MIDI
kabels.
❍ Ga na, of er een MIDI kabel los zit of stuk is.
fig.11-303
●U heeft geprobeerd om van Patch te wisselen door aan
de PATCH/VALUE draaiknop te draaien, maar de Dial
functie (p. 62) staat op “VALUE Only”.
❍ Als u met de PATCH/VALUE draaiknop van Patch wilt
kunnen wisselen, zet dan de Dial functie op “PATCH
No. & VALUE”.
fig.11-304
●Er zijn in korte tijd meer MIDI boodschappen
ontvangen, dan er op de juiste manier kunnen worden
verwerkt.
75
Bijlagen
Bijlagen
MIDI Implementation Chart
fig.11-401
BASS EFFECTS PROCESSOR
Model GT-6BMIDI Implementatiekaart
Basic
Channel
Mode
Note
Number :
Velocity
After
Touch
Pitch Bend
Control
Change
Functie...
Default
Changed
Default
Messages
Altered
True Voice
Note ON
Note OFF
Key’s
Ch’s
1—31
33—63
64—95
VerzondenHerkendOpmerkingen
1—16
1—16
X
X
**************
X
**************
X
X
X
X
X
O
O
O
1—16
1—16
OMNI ON/OFF
X
X
X
**************
X
X
X
X
X
O
X
O
* 1
* 1
Memorized
Memorized
Prog
Change
: True #
System Exclusive
System
Common
System
Real Time
: Song Pos
: Song Sel
: Tune
: Clock
: Command
: All sound off
Local ON/OFF
:
Aux
Message
: All Notes OFF
: Active Sense
: Reset
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
O
0—127
O
X
X
X
X
O
X
X
X
X
X
*1 Herkent boodschappen voor realtime regelen van parameters .
Er is ook een losse uitgave met de titel MIDI implementatie beschikbaar. Hierin vindt u een
gedetailleerde beschrijving van de MIDI implementatie op dit apparaat. Als u behoefte heeft
aan deze uitgave (als u bijvoorbeeld op byte-niveau wilt programmeren), dan kunt u contact
opnemen met het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een officiële Roland distributeur.