Roland GT-6 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding

Gefeliciteerd, en dank dat u voor de BOSS GT-6 Guitar

Effects Processor heeft gekozen.

Lees de onderstaande secties, voordat u dit apparaat gaat gebruiken:

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN (pagina 2-3)

BELANGRIJKE OPMERKINGEN (pagina 4)

Deze secties verschaffen u belangrijke informatie met betrekking tot de juiste werking van dit apparaat.

Daarnaast raden wij u aan de volledige gebruikershandleiding door te lezen, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden die dit nieuwe apparaat te bieden heeft. Bewaar deze handleiding, zodat deze als een handig naslagwerk kan dienen.

Drukafspraken binnen deze handleiding

• Teksten of getallen tussen vierkante aanhalingstekens verwijzen naar knoppen.

[WRITE] WRITE knop

[UTILITY] UTILITY knop

• Aanduidingen als (p. **) verwijzen naar pagina’s in deze handleiding waaraan u kunt refereren.

* Alle productnamen die in document worden genoemd zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.

Copyright © 2001 BOSS Corporation

Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION, in welke vorm dan ook, gereproduceerd worden.

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK, OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN

OverWAARSCHUWING enVOORZICHTIG opmerkingen

Wordt gebruikt bij instructies waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt

WAARSCHUWING op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.

Wordt gebruikt bij instructies waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.

VOORZICHTIG

* Materiële schade verwijst naar

 

 

schade of andere ongunstige effec-

 

ten, die ten aanzien van het huis en

 

al het aanwezige meubilair, en

 

tevens aan huisdieren kunnen

 

optreden.

Over de symbolen

Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.

Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.

Het wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.

................................................................................................................................................

NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT

WAARSCHUWING

WAARSCHUWING

Lees de instructies hieronder, en de gebruikershandleiding, voordat u dit apparaat in gebruik neemt.

Maak dit apparaat of de bijbehorende AC adapter

nooit open, en maak nooit zelf aanpassingen.

Probeer het apparaat nooit zelf te repareren, of onderdelen die zich hierin bevinden te vervangen (behalve wanneer specifieke instructies in de handleiding u vertellen dit wel te doen). Laat al het onderhoud aan uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum, of een erkende Roland distributeur over. De gegevens hieromtrent vindt u op de “Informatie” pagina.

Gebruik of plaats het apparaat nooit op plaatsen

die:

• aan extreme temperaturen onderhevig zijn (bijvoorbeeld in direct zonlicht in een gesloten voertuig, in de buurt van een verwarmingskanaal, bovenop warmte genererende apparatuur); of

vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes, op natte vloeren); of

aan regen blootgesteld worden; of

stoffig zijn; of

2

WAARSCHUWING

Dit apparaat, op zichzelf staand, of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren, die permanent gehoorsverlies kunnen veroorzaken. Werk nooit gedurende een langere tijd op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Wanneer u enig gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het apparaat onmiddellijk uitzetten, en een oorarts consulteren.

Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten, spelden) of vloeistoffen (water, frisdranken, enz.) in het apparaat terechtkomen.

Zet onmiddellijk de stroom uit, haal de AC adapter uit het stopcontact, en ga voor onderhoud naar de winkel, de dichtstbijzijnde Roland distributeur, te vinden op de “Informatie” pagina, wanneer:

de AC adapter of het netsnoer beschadigd zijn; of

als er objecten in het apparaat gevallen zijn, of vloeistof in het apparaat terechtgekomen is; of

als het apparaat aan regen blootgesteld is geweest (of op een andere manier nat is geworden); of

als het apparaat niet juist schijnt te werken, of een duidelijke verandering in uitvoering vertoont.

In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind zelf in staat is om de regels, die noodzakelijk zijn voor een veilige werking van het apparaat, te kunnen begrijpen.

•Behoedt het apparaat voor zware klappen. (Laat het niet vallen!).

Steek het netsnoer niet in een stopcontact waar een overtollig aantal andere apparaten op aangesloten is. Wees in het bijzonder voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle op het stopcontact van het verlengsnoer aangesloten apparaten gebruikt wordt, mag de maximale stroomvoorschriften (watt/ampères) van het verlengsnoer nooit overschrijden. Excessief stroomverbruik kan veroorzaken dat de isolatie van het snoer heet wordt en uiteindelijk zal smelten.

Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u eerst met uw winkelier, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum, of een erkende Roland distributeur, waarvan u de gegevens op de “Informatie” pagina vindt, contact op.

VOORZICHTIG

Het apparaat en de AC adapter moeten op zodanige manier geplaatst worden, dat hun of positie de juiste mate van ventilatie niet belemmeren.

Als u de AC adapter in het stopcontact of in apparaat steekt of als u deze verwijdert, deze alleen bij de stekker of bij de behuizing de adapter vast.

Wanneer het apparaat gedurende een niet gebruikt zal worden, haalt u de AC los.

Probeer ervoor te zorgen dat snoeren en in elkaar verstrikt raken. Tevens zouden en kabels op een zodanige wijze geplaatst worden, dat kinderen er niet bij kunnen.

Ga nooit bovenop het apparaat staan, en geen zware objecten op.

Raak bij het insteken in het stopcontact of in apparaat, en het daaruit verwijderen, de van de AC adapter, noch de adapter zelf, natte handen aan.

Voordat u het apparaat verplaatst, moeten adapter en alle snoeren van externe

eerst losgehaald worden.

Voordat u het apparaat schoonmaakt, moet de stroom uitzetten en de AC adapter uit contact halen.

Wanneer u bliksem verwacht op de plaats verblijft, haalt u de AC adapter uit het

3

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Naast de punten die u op pagina 2-3 onder “Het apparaat op een veilige manier gebruiken” vindt, lees het onderstaande ook zorgvuldig door:

Stroomvoorziening:

Laat dit apparaat niet samen met een ander apparaat, dat lijnstoring veroorzaakt (zoals een elektrische motor of een veranderlijk belichtingssysteem) van dezelfde stroombron gebruikmaken.

Nadat de AC adapter gedurende langere tijd in werking is, zal deze warmte genereren. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.

Voordat u dit apparaat op andere apparaten aansluit, zet u de stroom van alle apparaten uit. Hierdoor wordt storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten voorkomen.

Plaatsing

Dit apparaat kan storingen met radio en televisieontvangst veroorzaken. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.

Om mogelijke onbruikbaarheid te voorkomen, gebruik dit apparaat niet op natte plaatsen, zoals een gebied dat aan regen of andere vochtigheid is blootgesteld.

Onderhoud

Voor het regelmatig schoonmaken van het apparaat gebruikt u een zachte, droge doek, of één die met water enigszins vochtig is gemaakt. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Zorg ervoor dat u het apparaat met een zachte, droge doek daarna goed afneemt.

Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol, of andere stoffen om stroringen van het apparaat te voorkomen.

Reparaties en Data

Wees ervan bewust dat alle data in het geheugen van het apparaat verloren kan gaan, wanneer u het apparaat laat repareren. Daarom is het raadzaam om een reservekopie van belangrijke data in een ander MIDI apparaat (zoals een sequencer) op te slaan, of om de gegevens op papier over te schrijven. Tijdens reparatie worden voorzorgsmaatregelen getroffen om dataverlies te voorkomen. Echter, in sommige gevallen (wanneer bijvoorbeeld het aan het geheugen gerelateerde stroomcircuit zelf niet meer werkt), kunnen we de data helaas niet altijd behouden. Roland is niet aansprakelijk voor dit soort gevallen van dataverlies.

Geheugen Back-up

Dit apparaat bevat een batterij waarmee de geheugenchips van stroom worden voorzien als de hoofdstroom uit is. Als deze batterij zwakker wordt, zal het bericht “BAK BATTERY LOW” in het scherm verschijnen. Wanneer dit bericht verschijnt, vervangt u de batterij zo snel mogelijk, om verlies van alle data in het geheugen te voorkomen. Voor het vervangen van de batterij neemt u contact op met uw winkelier, het dichtstbijzijnde Roland Service cen-

trum, of een erkende Roland distributeur. De gegevens hieromtrent vindt u op de “Informatie” pagina.

Aanvullende voorzorgsmaatregelen

Let op dat de inhoud van het geheugen ten gevolge van een storing of het onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om u tegen het risico van verlies van belangrijke data te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van alle belangrijke data, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, in een ander MIDI apparaat (zoals een sequencer) op te slaan.

Helaas kan de data die in het geheugen werd opgeslagen, nadat deze verloren is gegaan, niet meer hersteld worden. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dit soort gevallen van dataverlies.

Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van het apparaat voorzichtig; dit geldt tevens voor het gebruik van de jacks en aansluitingen. Ruw gebruik kan storingen veroorzaken.

Oefen geen zware druk op het beeldscherm uit.

Tijdens het aansluiten/verwijderen van de kabels, houdt u deze bij de stekker zelf vast, trek nooit aan het snoer. Op deze manier wordt kortsluiting, of schade aan de interne elementen van de kabel voorkomen.

Probeer het volume op een redelijk niveau te houden, om te voorkomen dat uw buren er last van hebben. U kunt er ook voor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u degenen die in uw buurt zijn niet stoort (in het bijzonder op een laat tijdstip).

Wanneer u het instrument moet verplaatsen, verpakt u het in de doos (inclusief vulsel) waarin het zich bij aankoop in bevond.

Gebruik alleen het expressiepedaal met de juiste specificaties (EV-5, FV-300L), dat los verkrijgbaar is. Door het aansluiten van een ander expressiepedaal loopt u de kans dat het apparaat niet goed werkt of beschadigd raakt.

Gebruik een door Roland geleverde kabel voor het maken van de verbinding. Als u een verbindingskabel van een ander merk gebruikt, neem dan het volgende in acht.

Sommige verbindingskabels bevatten transistors. Gebruik geen kabels met transistors voor het aansluiten van dit apparaat. Het gebruik van een dergelijke kabel kan ervoor zorgen dat het geluid bijzonder zwak of zelfs onhoorbaar wordt. Neem voor de specificaties van de kabel contact op met de betreffende fabrikant.

4

Inhoud

Inhoud

Hoofdstuk 5

Instellingen voor het gebruik van het expressieen schakelpedaal

(Pedal Assign) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47

Instellingen voor het gebruik van het expressiepedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47

Instellingen voor het gebruik van de expressiepedaalschakelaar/schakelpedaal . . . . . . . .47

Snel instellingen maken (Quick Setting) . . . . . . . .47

“Quick Settings” wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .48

Effecten besturen met de GT-6 pedalen,

externe pedalen, en externe MIDI-apparaten . . . . .49

Bedienen van Wah en Pitch Bend met

een extern expressiepedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .52

Hoofdstuk 6

Gebruik van de Customize Function . . . .53

“Custom” Preamp instellingen maken . . . . . . . . . . .53

“Custom” Overdrive/Vervorming

instellingen maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .54 “Custom” Pedal Wah instellingen maken . . . . . . . .55

Hoofdstuk 7

Handige functies op de GT-6 . . . . . . . . . . . .56

Snelle wijzinging Patch volume

(PATCH LEVEL knop) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56

Effecten inen uitschakelen met de

pedalen (Manual Mode) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56

Met de pedalen het in of uit te schakelen

effect selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56

Voorversterker klanken vergelijken in

Manual Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57 De gitaar stemmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57 Tuner/Bypass functie inschakelen . . . . . . . . . . . .57 Over het display tijdens het stemmen . . . . . . . . .57

Hoe te stemmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58

Instelling van het stemapparaat wijzigen . . . . . . .58

Volume-instellingen met Tuner/Bypass

(Mute, Bypass) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58

Tuner/Bypass in en uitschakelen met

de nummerpedalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59

Algehele geluid aanpassen aan

omgeving (Golbal) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59 Gebruik van externe effect processors . . . . . . . . . . .60 Gebruik van de Digital Outs . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60

Het Effect Output Level controleren met

de Level Meter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60

Hoofdstuk 8 Andere functies . . . . . . . . . . . .61

Contrast van de display aanpassen

(LCD Contrast) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61

Selecteren van de PATCH/VALUE Dial functie

(Dial function) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61

Instellen van de tijd voor het wisselen van

patches (Patch Change Mode) . . . . . . . . . . . . . . . . . .61

Beperken van Banks die kunnen worden

 

verwisseld (Bank Extent) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

61

Instelling van “Expressie-pedaal vasthouden” . . . .

62

Instellen van knoppen (Knob Mode) . . . . . . . . . . .

62

Instellen functies externe voetschakelaar

(SUB CTL 1,2 Function) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63

Hoofdstuk 9 Het gebruik van MIDI . . . . . .64

Wat kan men doen met MIDI? . . . . . . . . . . . . . . . . .64

Instellingen voor MIDI-functies . . . . . . . . . . . . . . . .65

Versturen en ontvangen van MIDI-data . . . . . . . . .67

Versturen van data naar een extern

MIDI-apparaat (Bulk Dump) . . . . . . . . . . . . . . . . .67

Ontvangst van data van een extern

MIDI-apparaat (Bulk Load) . . . . . . . . . . . . . . . . . .68

Instellen van Program Change Map . . . . . . . . . . . . .69

Program Change Map instellingen (MIDI Map Select) mogelijk/onmogelijk maken . . . . . . . . . . .69

Appendix . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70

Over MIDI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70

Hoe MIDI-berichten worden ontvangen

en verstuurd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70

Belangrijkste typen MIDI-berichten op de GT-6 . .70

Over MIDI-toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71

Van patch veranderen met bank select berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72

Patchnummers wijzigen vanuit de GT-6 op een extern MIDI-apparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72

Patchnummers wijzigen op de GT-6 met de bank select berichten verstuurd vanuit

een extern MIDI-apparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73

Fabrieksinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74

Herstel van fabrieksinstellingen (Factory Reset) . .74

Oplossen van problemen . . . . . . . . . . . . . . . .75

Foutmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .76

MIDI Implementation chart . . . . . . . . . . . . . . .77 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78 Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80

6

Voornaamste kenmerken

COSM (Composite Object Sound Modeling)

(Composite Object Sound Modeling) is Roland’s innovatieve en krachtige geluidsmodellering technologie. COSM analyseert de vele factoren waaruit het oorspronkelijke geluid bestaat (zoals de elektrische en fysische kenmerken van het origineel, en vormt dan een digitaal model waarmee hetzelfde geluid kan worden gereproduceerd.

Roland GT-6 User Manual

Namen van dingen en wat zij doen

Voorpaneel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

45

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

29

 

 

 

 

44

 

 

 

 

 

 

 

40

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

43

 

 

 

41

 

 

 

42

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

25

 

 

3

4

5

6

7

8

 

9

30

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

11

 

 

 

 

 

26

31

33

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

13

14

17

18

21

23

27

34

36

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

39

15

16

 

19

20

22

24

28

37

38

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

32

35

Namen van dingen en wat zij doen

6MIDDLE knop

Regelt de geluidskwaliteit van de voorversterker in het gebied van de midden frequenties.

7TREBLE knop

Regelt de geluidskwaliteit van de voorversterker in het gebied van de hoge frequenties.

8LEVEL knop

Regelt het volume van de voorversterker.

9SPEAKER knop

Selecteert het type luidspreker.

10PREAMP/SPEAKER ON/OFF drukknop

Druk in om de instelling te veranderen.

11TYPE VARIATION drukknop

Wijzigt het soort variatie.

OVERDRIVE/DISTORTION

12 TYPE knop

Selecteert het soort overdrive of vervorming.

13 DRIVE knop

Regelt de mate van overdrive of vervorming.

14 LEVEL knop

Regelt het volume van de overdrive of vervorming.

15 OVERDRIVE/DISTORTION ON/OFF drukknop

Druk in om de instelling te veranderen.

11 TYPE VARIATION drukknop

Wijzigt het soort variatie.

DELAY

17 FEEDBACK knop

Regelt het aantal keren dat de delay wordt herhaald.

18 LEVEL knop

Regelt het volume van het delay geluid.

19 DELAY ON/OFF drukknop

Druk in om de instelling te veranderen.

20 TAP knop

Gebruik deze knop voor het instellen van de delaytijd met de tap aansluiting (pag. 28)

CHORUS

21 LEVEL knop

Regelt het volume van de chorus. De chorus wordt sterker als de knop naar rechts (met de klok mee ) wordt gedraaid.

22 CHORUS ON/OFF knop

Druk in om de instelling te veranderen.

REVERB

23 LEVEL knop

Regelt het volume van de reverb.

22 REVERB ON/OFF knop

Druk in om de instelling te veranderen.

WAH

22 WAH ON/OFF knop

Druk in om de instelling te veranderen.

EQ (EQUALIZER)

26 EQ knop

Druk in, als u de instellingen verandert.

FX-1

27 FX-1 ON/OFF knop

Druk in om de instelling te veranderen.

FX-2

27 FX-2 ON/OFF knop

Druk in om de instelling te veranderen. Geldige instellingen:

29 PATCH/VALUE draaiknop

Gebruik deze draaiknop wanneer u schakelt tussen patches en de waarden van instellingen verandert.

30 PARAMETER drukknoppen

Druk in om parameters te selecteren.

*Om naar de parameters te springen, houdt u één van deze knoppen ingedrukt terwijl u op de andere drukt. Bij onderdelen, waarvoor niet zo veel parameters bestaan, verspringt de GT-6 naar de laatste (of eerste)

9

Namen van dingen en wat zij doen

31 Exit drukknop

Druk in om operaties ongedaan te maken

32 WRITE drukknop

Druk in om instellingen op te slaan

33 EZ TONE drukknop

Wordt gebruikt om klanken op te zoeken.

34 PEDAL ASSIGN drukknop

Gebruik deze knop om het expressiepedaal en het schakelpedaal mee in te stellen.

35 OUTPUT SELECT drukknop

Gebruik deze knop om voor het aangesloten apparaat de juiste output te selecteren.

36 TUNER/BYPASS drukknop

Druk in om de tuner en bypass functies te gebruiken.

37 NAME/NS/MASTER drukknop

Gebruik deze knop om patches een naam te geven (NAME0, de noise suppressor in te stellen (NS), en master settings te maken (MASTER).

38 UTILITY drukknop

Gebruik deze knop voor het vastleggen van de algemene instellingen van de GT-6.

39 MANUAL drukknop

Druk in om de GT-6 in de manual mode te gebruiken.

40 BANK pedalen

Gebruik deze pedalen om het banknummer te wijzigen.

40 NUMBER pedalen

Gebruik deze pedalen om de patchnummers te wijzigen.

42 CTL (CONTROL) schakelpedaal

Een aantal verschillende functies kan aan dit pedaal worden toegewezen, die er daarna mee kunnen worden aangestuurd. U kunt er bijvoorbeeld de tuner mee aanen uitzetten.

43Expressiepedaal

Met dit pedaal bestuurt u volume, wah en andere parameters.

Let er bij het bedienen van het expressiepedaal op, dat u niet met uw vinger tussen het beweegbare deel en het paneel bekneld raakt.

In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden, totdat het kind veilig met het apparaat kan omgaan.

44EXP PEDAL SW (Expressiepedaal schakelaar)

Druk de voorkant van het pedaal stevig in om het effect in of uit te schakelen.

45EXP PEDAL SW ON/OFF Indicator

(Expressiepedaal schakelaar aan/uit)

Licht op als het effect dat door de expressiepedaal schakelaar wordt bestuurd aan is, en gaat uit als het effect wordt uitgeschakeld.

10

Namen van dingen en wat zij doen

Achterpaneel

 

 

1

2

3

4

 

5

6

7

8

9

10

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1INPUT JACK

Sluit hierop uw gitaar aan.

2OUTPUT LEVEL knop

Regelt het uitgangs volume van de uitgang en koptelefoon jacks.

3OUTPUT R/L (MONO) jacks

Sluit deze jacks aan op uw versterker, mengpaneel of een soortgelijk apparaat.

4PHONES jack

Sluit hierop een koptelefoon aan.

5SEND/RETURN jacks

Sluit hierop externe effect processors aan.

6DIGITAL OUT connector

Voert digitale audio-signalen uit.

7SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack

SUB EXP pedaal/SUB CTL 1,2 pedaal

Sluit hierop een optioneel expressiepedaal (zoals de EV-5) aan, of een voetschakelaar (zoals de FS-5U).

8MIDI IN/OUT connectors

Sluit hierop een extern MIDI-apparaat aan voor het verzenden en ontvangen van MIDI-boodschappen.

9Power schakelaar

Zet hiermee de stroom aan of uit.

10AC ADAPTOR jack

Sluit hierop de bijgeleverde adapter aan,

11Kabelhaak

Zet de kabel van de AC adapter om deze haak vast om te voorkomen dat de adapter wordt losgetrokken.

11

Hoofdstuk 1 Het afspelen van geluiden

Stroomadapter

Stereo koptelefoon

INPUT PHONES

OUTPUT R OUTPUT L (MONO)

 

stroomadapter

MTR

 

 

 

 

 

 

INPUT

 

Stereo

 

 

 

 

 

 

 

 

koptelefoon

 

 

OUTPUT R OUTPUT L (MONO)

 

Extern effect apparaat

 

 

 

 

 

SEND

INPUT

OUTPUT

GITAAR IN GITAAR IN

GITAAR IN GITAAR IN

 

 

 

 

 

 

INPUT

PHONES

RETURN

Versterker

Versterker

 

 

Gitaarversterker

Gitaarversterker

SUB EXP PEDAL

 

 

 

 

/SUB CTL 1,2

Luidsprekers

Luidsprekers

FS-5U

Stroomadapter

 

FS-5L

 

etc.

 

EV-5

FV-300L

etc.

stroomadapter

INPUT

 

OUTPUT R OUTPUT L (MONO)

HOOFD IN

HOOFD IN

of

of

RETURN

RETURN

Amp

Amp

Gitaarversterker

Versterker

Luidsprekers

Luidsprekers

Hoofdstuk 1 Het afspelen van geluiden

*Om ongewilde stroomuitval en beschadiging van de AC adapter te voorkomen, is het raadzaam de stroomkabel achter de kabelhaakvast te zetten, zoals op de illustratie wordt getoond.

*Als u het apparaat gebruikt in combinatie met een expressiepedaal aangesloten op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack, dient u het minimum volume in te stellen op de “MIN” positie.

*Als u het apparaat gebruikt in combinatie met een voetschakelaar (de optionele FS-5U) aangesloten op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack, stelt u de polariteitschakelaar in, zoals in onderstaand diagram wordt getoond.

Als u het apparaat gebruikt in combinatie met een voetschakelaar (de optionele FS-5U) aangesloten op de SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1,2 jack, volg dan de instellingen zoals die worden beschreven op pag. 63.

De stroom inschakelen

Indien alle aansluitingen zijn aangebracht, schakel uw verschillende apparaten dan in de voorgeschreven volgorde in. Door de apparaten in een verkeerde volgorde aan te zetten, betaat er gevaar voor storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.

1.Controleer, voor de stroom in te schakelen, het volgende.

Zijn alle externe apparaten juist aangesloten?

Staat het volume van de GT-6, uw versterker, en alle andere aangesloten apparatuur op het minimum?

2.Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel van de GT-6 op ON.

Het display verandert en toont het onderstaande. Na een paar seconde schakelt het apparaat naar de performance mode.

Het scherm dat dan verschijnt, is het zogenaamde Play screen

*Nadat de stroom is ingeschakeld, wordt de patch geselecteerd dat was gekozen toen het apparaat voor het laatst werd gebruikt.

*Dit apparaat beschikt over een beschermingscircuit. Nadat de stroom is aangezet, zal het enkele seconden duren voordat het apparaat normaal werkt.

3.Schakel daarna de stroom in van andere externe effect processors, en vervolgens de gitaarversterker.

Het uitgangs-niveau aanpassen

Pas het uitgangs-niveau van de GT-6 aan met de OUTPUT LEVEL knop op het achterpaneel.

De stroom uitschakelen

1.Controleer, voor de stroom uit te schakelen, het volgende:

Staat het volume van de GT-6, uw versterker, en alle andere aangesloten apparatuur op het minimum?

2.Schakel daarna de stroom uit van andere externe effect processors, en vervolgens de gitaarversterker en andere apparatuur.

3.Schakel de stroom van de GT-6 uit..

1 Hoofdstuk

13

Hoofdstuk 1 Het afspelen van geluiden

Instellingen maken voor een aangesloten apparaat (versterker) (Output Select)

Kies het soort apparaat dat op de OUTPUT jack is aangesloten.

Om de GT-6 optimaal te laten presteren, dient u er zeker van te zijn dat de correcte instelling voor de OUTPUT SELECT wordt gekozen, en wel de instelling die het best bij uw setup past.

2.Draai aan de PATCH/VALUE draaischijf en selecteer het soort apparaat dat op de OUTPUT jack is aangesloten.

*Als de GT-6 op de input van een gitaarversterker is aangesloten, stelt u de toonregeling van de versterker als volgt in: BASS op 0, MIDDLE op 10 en TREBLE op 0. Indien de versterker beschikt over schakelbare kanalen, kies dan het kanaal normal (clean).

JC-120:

Gebruik deze instelling voor een Roland JC-120 gitaarversterker.

SMALL AMP:

Gebruik deze instelling voor een kleine gitaarversterker.

COMBO AMP:

Gebruik deze instelling als u de GT-6 aansluit op een combo versterker anders dan de JC-120 gitaarversterker (waar de versterker en luidspreker of luidsprekers in één unit zijn gecombineerd).

*Afhankelijk van uw gitaarversterker verkrijgt u waarschijnlijk goede resultaten met de “JC-120” instelling.

STACK AMP:

Gebruik deze instelling als u de GT-6 aansluit op een stack-type gitaarversterker (waar de versterker en luidspreker of luidsprekers zijn gescheiden).

COMBO RETURN:

Gebruik deze instelling als u de GT-6 aansluit op RETURN met een COMBO versterker.

STACK RETURN:

Gebruik deze instelling als u de GT-6 aansluit op RETURN met een stack-type gitaarversterker.

koptelefoon gebruikt of een meersporen-

Gebruik deze instelling als u de GT-6 aansluit op een mengpaneel of een ander PA-apparaat.

Stemmen van uw gitaar

U kunt de ingebouwde “tuner function” van de GT-6 gebruiken om uw gitaar te stemmen.

Zie “Stemmen van uw gitaar” (pag. 57) voor instructies over het gebruik van deze functie.

14

Hoofdstuk 1 Het afspelen van geluiden

Wat is een patch?

De GT-6 kan 340 combinaties (of “sets”) van effecten en parameter instellingen op slaan. Een dergelijke set wordt een “patch” genoemd. Patches worden ingedeeld in genummerde banken zoals hieronder wordt getoond.

Bank 85

Bank 36

Bank 35

Bank 1

User Banks (1-35)

Nieuw gecreëerde effecten worden opgeslagen in de User banks (opslagplaatsen). Patches in deze banks worden “User (gebruikers) patches” genoemd.

*Wanneer een User patch wordt gebruikt, verschijnt in het rechter display een “U”.

Preset Banks (36-85)

De Preset banks bevat een aantal effect-instellingen die de bijzondere kenmerken van de GT-6 goed doen uitkomen. Patches in deze banks worden “Preset patches” genoemd. Howel u de Preset patches niet kunt overschrijven met uw eigen instellingen, kunt u een Preset patch wel wijzigen, en het resultaat vervolgens in een User patch opslaan.

*Wanneer een Preset patch wordt gebruikt, verschijnt in het rechter display een “P”.

Schakelen tussen Patches (Patch Change)

Met de GT-6 patches selecteren

Er kan tussen patches worden geschakeld door het kiezen van een “bank” (1-85) en een “nummer” (1-4).

De bank en het nummer verschijnen in het display van de GT-6 zoals hieronder wordt getoond.

Bank

Bank—Number

 

Nummer

*Wanneer een patch wordt geselecteerd, en zelfs als er een nieuwe bank wordt geselecteerd, zal de patch niet worden ingeschakeld voordat u ook het nummer kiest. Indien u tussen patches wilt schakelen door alleen een andere bank te selecteren, dient u de System function (pag. 61) instellingen uit te voeren. U kunt ook tussen patches schakelen met de PATCH/VALUE draaiknop.

*Delay en reverb worden afgebroken als er tussen patches wordt geschakeld.

Alleen tussen nummers schakelen

1

1.Kies het nummer van de patch waarnaar u wilt overschakelen door het corresponderende pedaal in te drukken.

De indicator voor het ingedrukte pedaal licht op, en de GT-6 schakelt naar de betreffende patch.

1 Hoofdstuk

15

Hoofdstuk 1 Het afspelen van geluiden

Omschakelen van bank en nummer

1

2

1.Druk een BANK pedaal in.

Er wordt naar een andere bank geschakeld en de indicator van het pedaalnummer, dat actief was voor het BANK pedaal werd ingedrukt, begint te knipperen; dit duidt erop dat de GT-6 gereed is voor specificatie van het patch nummer (maar in dit stadium wordt de patch nog niet ingeschakeld).

2.Kies het nummer van de patch waarnaar u wilt overschakelen door het corresponderende pedaal in te drukken.

De indicator voor het geselecteerde pedaal licht op, en de GT-6 schakelt naar de betreffende patch.

Over de indicatie in het display

De volgende informatie verschijnt in het Play screen.

Patch Name

 

 

 

 

Bank

User/Preset

Bank—Number

Indien de patch niet overschakelt

Op de GT-6 kunt u niet tussen patches schakelen in een ander screen dan de Play screen. Druk op [EXIT] en keer terug naar het Play screen (pag. 13).

16

Hoofdstuk 2 Uw eigen patches creëren

 

 

2

2 Hoofdstuk

 

 

 

3

4

 

1

AAN/UIT knop

Hoofdstuk 2 Uw eigen patches creëren

SPEAKERS:

Selecteert het type luidspreker. Als ORIGINAL is geselecteerd, kunt u het type luidsprekers kiezen dat het best bij de PREAMP TYPE instellingen past.

OVERDRIVE/DISTORTION TYPE:

Selecteert het type overdrive of vervorming.

*Na het indrukken van [TYPE VARIATION] kunt u variaties kiezen door de knop naar het type overdrive of vervorming van uw keuze te draaien.

OVERDRIVE/DISTORTION DRIVE:

Regelt de mate van overdrive of vervorming. De vervorming wordt sterker als u de knop naar rechts draait.

OVERDRIVE/DISTORTION LEVEL:

Regelt het volume van de overdrive of vervorming. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.

DELAY FEEDBACK:

Regelt het aantal malen dat de delay wordt herhaald. Het aantal neemt toe als u de knop naar rechts draait.

DELAY LEVEL:

Regelt het volume van het delay geluid. Het delay geluid neemt toe als u de knop naar rechts draait.

CHORUS LEVEL:

Regelt het volume van de chorus. De chorus neemt toe als u de knop naar rechts draait.

REVERB LEVEL:

Regelt het volume van de reverb sound. De reverb sound neemt toe als u de knop naar rechts draait.

PATCH LEVEL:

Regelt het algehele volume. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait.

Om een klank op te slaan die u met EZ Tone heeft gecreëerd ofwel heeft gewijzigd met de knoppen, gebruikt u de Write procedure (pag. 22) om deze in een User patch te bewaren.

1,2,3

4

Druk op ON/OFF voor het effect dat u wilt inof uitschakelen.

De instellingen van het geselecteerde effect verschijnen in het display.

2.Druk weer op ON/OFF om het effect in of uit te schakelen.

*De naam van het effect knippert in het display als het effect is uitgeschakeld.

*Als bij stap 1 FX-1, FX-2 of WAH is geselecteerd, dan wordt het effect dat is ingesteld met de FX Select parameter (“Meer gedetailleerde instellingen maken met individuele parameters,” zie pag. 19), inen uitgeschakeld.

3.Om een ander effect te selecteren, herhaalt u stappen 1 en 2.

4.Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play screen.

*Indien u een klank wilt bewaren met de door u gemaakte instellingen, gebruik dan de Write procedure (pag. 22) om de klank in een User patch te bewaren.

18

Hoofdstuk 2 Uw eigen patches creëren

Instellen van Effecten (Quick Settings)

Elk effect is voorzien van een vooringestelde sample, de zogenaamde “Quick Settings”. U kunt makkelijk nieuwe effecten creëren door het selecteren en combineren van deze Quick Settings.

1.Druk op ON/OFF voor het effect waarvan u de instellingen wilt wijzigen.

De parameters van het geselecteerde effect verschijnen in het display.

*Tijdens de wijzigingsoperatie verschijnen de meest recent bewerkte parameters.

2.Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Quick Settings parameter te selecteren.

3.Draai aan de VALUE draaiknop om de gewenste effectinstelling te selecteren.

*“P00: User” duidt erop dat het effect dat wordt aangegeven in de bovenste rij van het display kan worden opgeslagen in de op dat moment geselecteerde patch, of dat de instellingen op dat moment worden gewijzigd.

*Als bij stap 1 FX-1, FX-2 of WAH was geselecteerd, dan zullen de instellingen voor het gekozen effect met de FX Select parameter (zie het volgende item) worden gewisseld.

Meer gedetailleerde instellingen maken met individuele parameters

Elk effect bestaat uit een aantal verschillende soorten

parameters. U kunt door u gewenste geluiden meer precies

bewerken door elk van deze parameters individueel te

wijzigen.

 

 

3

 

Hoofdstuk2

 

2

1

6

1.Druk op ON/OFF voor het effect waarvan u de instellingen wilt wijzigen.

De parameters van het geselecteerde effect verschijnen in het display.

2.Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de parameter te selecteren waarvan u de instellingen wilt wijzigen.

Wanneer er meer dan één parameter in het display wordt getoond, druk dan op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen naar de in te stellen parameter.

U kunt naar de hoofd-parameters springen door PARAMETER [ ] (of [ ]) in te drukken, terwijl u PARAMETER [ ] (of [ ]) ingedrukt houdt. Bij onderdelen waarvoor niet zo veel parameters bestaan, verspringt de GT-6 naar de laatste (of eerste) parameter.

3.Draai aan de VALUE draaiknop om de waarde van de instelling te wijzigen.

4.Herhaal stappen 2 en 3 indien u nog andere parameterinstellingen wilt wijzigen.

5.Indien u nog andere parameter-instellingen voor andere effecten wilt wijzigen, herhaalt u stappen 1 tot en met 4.

6.Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play screen.

*Indien u een klank wilt bewaren met de door u gemaakte instellingen, gebruik dan de Write procedure (pag. 22) om de klank in een User patch te bewaren.

19

Hoofdstuk 2 Uw eigen patches creëren

Gebruik van pedaaleffecten (Wah, Pedal Bend)

U kunt het expressiepedaal van de GT-6 gebruiken voor het creëren van wah en pedal bend (met het pedaal veranderen van de toonhoogte).

Wah

 

1

4

 

3

 

5

1.Druk op [WAH].

2.Zet het wah effect aan (“Effecten toevoegen”; pag. 18).

* Deze stap is niet nodig als het effect al aan staat.

3.Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de FX Select parameter te selecteren.

4.Draai aan de VALUE draaiknop om de instelling te wijzigen naar “WAH”.

U kunt nu met het expressiepedaal een pitch wah effect verkrijgen.

*Door de WAH ON/OFF functie toe te wijzen aan de expressiepedaal schakelaar, kunt u het wah effect inen uitschakelen door de voorkant van het pedaal stevig in te drukken.

5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play screen.

*Indien u een klank wilt bewaren met de door u gemaakte instellingen, gebruik dan de Write procedure (pag. 22) om de klank in een User patch te bewaren.

Pedal Bend

 

4

 

3

1

5

1. Druk op [FX-2].

 

2. Zet het FX-2 effect aan (“Effecten toevoegen”; pag. 18).

* Deze stap is niet nodig als het effect al aan staat.

3.Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de FX Select parameter te selecteren.

4.Draai aan de VALUE draaiknop om de instelling te wijzigen naar “PB”.

U kunt nu met het expressiepedaal een pitch bend effect verkrijgen.

*Door de WAH ON/OFF functie toe te wijzen aan de expressiepedaal schakelaar kunt u het Pedal Bend effect inen uitschakelen door de voorkant van het pedaal stevig in te drukken.

20

Hoofdstuk 2 Uw eigen patches creëren

Klanken een naam geven

Elke patch kan een naam (Patch Name) worden gegeven die kan bestaan uit maximaal 16 karakters. Het is een goed idee namen toe te kennen die verwijzen naar het verkregen geluid of naar de song waarin het wordt gebruikt.

 

3

 

2

1

3

1.Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat het Name edit screen op het display verschijnt.

*Elke keer dat u [NAME/NS/MASTER] indrukt, verspringt het display naar het volgende item, en wel in deze volgorde: NAME NOISE SUPPRESSOR MASTER

FOOT VOLUME EFFECT CHAIN

Cursor

2.Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen naar het tekstgebied dat u wilt wijzigen.

3.Draai aan de VALUE draaiknop om de karakters te wijzigen.

*Bij het wijzigen van de karakters kunt u de volgende functies gebruiken.

CAPS: Wijzigt het karakter op de cursorpositie van hoofdletter in kleine letter en vice versa.

INS: Voegt op de cursorpositie een spatie in.

DEL: Wist het karakter op de cursorpositie en verplaatst de daaropvolgende karakters naar links.

4.Indien u nog meer namen wilt wijzigen, herhaalt u stappen 2 en 3.

5.Indien u de sequence die u heeft gecreëerd wilt opslaan, gebruikt u de Write procedure (pag. 22) om deze in een User patch te bewaren.

Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.

Veranderen van de volgorde van Effecten (Effect Chain)

Op de volgende wijze kunt u veranderingen aanbrengen in de volgorde van effecten.

 

2

 

Hoofdstuk2

 

2

3

1

1.Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat “Effect Chain” op het display verschijnt.

*Elke keer dat u [NAME/NS/MASTER] indrukt, verspringt het display naar het volgende item dat kan worden ingesteld, en wel in deze volgorde:

NAME NOISE SUPPRESSOR MASTER FOOT VOLUME EFFECT CHAIN

*Effecten die uitgeschakleld zijn, worden in kleine letters weergegeven.

2.Verplaats de cursor met de VALUE draaiknop of PARAMETER [ ] [ ] naar het punt waar u een effect wilt invoegen.

3.Druk op ON/OFF voor het effect dat u wilt invoegen.

Het gekozen effect wordt op de cursorpositie ingevoegd.

* Gebruik [PEDAL ASSIGN] voor het toewijzen van Foot Volume.

4.Indien u de volgorde nog verder wilt wijzigen, herhaalt u stappen 2 en 3.

5.Indien u de volgorde die u heeft gecreëerd wilt opslaan, gebruikt u de Write procedure (pag. 22) om deze in een User patch te bewaren.

Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Play scherm.

Effecten kunnen worden inen uitgeschakeld terwijl u de instellingen van volgorde maakt. De

AAN/UIT knop werkt met de effecten die links en recht van de cursor verschijnen. Deze kan worden ingedrukt om de effecten aan of uit te zetten.

21

Hoofdstuk 3 Gecreëerde patches opslaan

2

1,3

Destination User Patch

3

2,4

Destination User Patch

Hoofdstuk 3 Gecreëerde patches opslaan

Patches omwisselen

Op de GT-6 kunt u de positie van twee User patches omwisselen. Dit werkt als volgt:

4

 

 

3

2,5

3 Hoofdstuk

1.Selecteer de te verwisselen patch (zie “Schakelen tussen patches”, pag. 15).

2.Druk op [WRITE]

3.Druk op PARAMETER [ ].

De inhoud van het display verandert, en de GT-6 is gereed voor het specificeren van de User patch waarnaar de klank wordt gewisseld.

Destination User Patch

4.Draai aan de VALUE draaiknop om de User patch te selecteren waarnaar wordt gewisseld.

*Om het wisselen af te breken, drukt u op [EXIT]. In het display verschijnt het Play screen.

*Om de User patch te selecteren waarnaar wordt gewisseld, kunt u ook de procedure gebruiken die wordt beschreven in “Schakelen tussen Patches” (pag. 15).

5.Druk op [WRITE]

De patch die was opgeslagen op de ene geheugenplaats verwisseld van plaats met de patch op de andere geheugenplaats en u keert terug naar het Play screen.

23

Hoofdstuk 4 De effecten uitgelegd

In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde beschrijvingen van de effecten waarover de GT-6 beschikt en van de parameters waarmee die effecten kunnen worden geregeld.

De handelsmerken die in dit document worden genoemd zijn handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren. Deze bedrijven zijn niet geaffilieerd aan BOSS en hebben geen licentie voor de GT-6 van BOSS. De namen van merken worden uitsluitend genoemd ter identificatie van apparaat waarvan het geluid door de GT-6 wordt gesimuleerd.

PREAMP/SPEAKER (Voorversterker/luidspreker simulator)

De COSM technologie is onontbeerlijk bij het simuleren van de kenmerken van diverse gitaarversterkers in de “Preamp” sectie en wordt in de “Speaker Simulator” ook gebruikt voor simulatie van luidsprekers met diverse afmetingen en in diverse luidsprekerkasten.

Parameter

Waarde

 

 

On/Off

Uit, Aan

Type

zie pag. 25

Gain

0–100

Bass

0–100

Middle

0–100

Treble

0–100

Presence

0–100 (0– -100)

Level

0–100

Bright

Uit, Aan

Gain SW

Laag, Midden, Hoog

Speaker SW

Uit, Aan

Speaker Type

1x10”, 1x12”, 2x12”, 4x12”,

 

8x12”, ORIGINEEL

Mic Setting (*)

Midden, 1 cm–10 cm

Mic Level (*)

0–100

Direct Level (*)

0–100

(*)Wordt getoond wanneer in OUTPUT SELECT “LINE/PHONES” of “LINE (PA)” is gekozen.

Hoofdstuk 4 De effecten uitgelegd

TYPE

Hiermee stelt u het type voorversterker in.

[TYPE VARIATION]

JC CLEAN

TW CLEAN

CRUNCH

VO COMBO

MATCH DRV

BG LEAD

MS STACK

R-FIER

Hi GAIN

METAL

CUSTOM

Niet verlicht

Verlicht: rood

 

 

JC-120

Jazz Combo

 

 

Dit is het geluid van de

Roland JC-120.

Clean TWIN

Dit emuleert een Fender

Twin Reverb.

Crunch

Dit is een geluid met een randje dat een natuurlijke vervoming geeft.

VO Drive

Dit is een voor jazz geschikt geluid.

Pro Crunch

Dit emuleert een Fender

Pro Reverb.

Blues

Dit is een voor blues geschikt geluid.

VO Lead

Dit emuleert een VOX AC-30TB

Dit emuleert het sologeluid van de

met veel dynamiek.

VOX AC-30TB.

MATCH Drive

Dit emuleert de linker ingang van een Matchless D/C-30.

BG Lead

Dit emuleert het sologeluid van een MESA/Boogie combo.

MS1959(I)

Dit emuleert ingang I van een Marshall 1959.

R-Fier Red

Dit emuleert de leadgitaar op een MESA/Boogie Dual Rectifier.

SLDN

Dit emuleert een Soldano SLO-100.

5150 Drive

Dit emuleert het sologeluid op een Peavey EVH 5150.

Custom1

Custom amp 1

MATCH Lead

Dit emuleert de rechter ingang van een Matchless D/C-30.

BG Drive

Dit emuleert een MESA/Boogie met TREBLE SHIFT SW aan.

MS1959(I+II)

Dit emuleert het geluid van een Marshall 1959 met Input I en II parallel aangesloten.

R-FierOrang

Dit emuleert het ritme-kanaal van een MESA/Boogie Dual Rectifier.

Drive Stack

Een slaggeluid met veel vervoming.

Metal Stack

Dit is een voor metal geschikt geluid.

Custom2

Custom amp 2

Verlicht: groen

Full Range

Dit is een geluid met een neutraal bereik.

Tweed

Dit emuleert een

Fender Bassman 4 x 10” Combo.

Stack Crunch

Dit is een crunch geluid op vol vermogen.

VO Clean

Dit emuleert het cleane kanaal van een VOX AC-30TB.

Fat MATCH

Dit emuleert het overstuurde geluid van een MATCHLESS.

BG Rhythm

Dit emuleert het ritme-kanaal van een MESA/Boogie.

MS HiGain

Dit emuleert het geluid van een Marshall met een “modified midrange boost”.

R-FierVint

Dit emuleert een MESA/Boogie Rectifier met VINTAGE SW aan.

Lead Stack

Een sologeluid met veel vervorming.

Metal Lead

Het sologeluid voor metal.

Custom3

Custom amp 3

Wanneer CUSTOM is geselecteerd bij TYPE

U kunt de volgende parameters instellen wanneer TYPE wordt ingesteld op CUSTOM.

“Gebruik van Customize Function” (pag. 53)

4 Hoofdstuk

25

Hoofdstuk 4 De effecten uitgelegd

Parameter

Waarde

 

 

Custom Type (1–3)

JC Clean, TW Clean, Crunch,

 

VO Lead, BG Lead,

 

MS1959 Stk, MODERN Stk

Custom Bottom

-50–+50

(1–3)

 

Custom Edge

-50–+50

(1–3)

 

Custom Bass Freq

-50–+50

(1–3)

 

Custom Treble Freq

-50–+50

(1–3)

 

Custom Preamp Low

-50–+50

(1–3)

 

Custom Preamp High

-50–+50

(1–3)

 

Custom SpeakerLow

-50–+50

(1–3)

 

Custom SpeakerHigh

-50–+50

(1–3)

 

Gain

Regelt de vervoming van de versterker.

Bass

Regelt de klank in het gebied van de lage frequenties.

Midden

Regelt de klank in het gebied van de midden frequenties.

Treble

Regelt de klank in het gebied van de hoge frequenties.

Presence

Regelt de klank in het gebied van de ultra-hoge frequenties.

*Als u als het type “MATCH DRY” of “VO COMBO” heeft geselecteerd, zal het verhogen van presence het hoge bereik afkappen (de waarde zal van 0 tot -100 veranderen).

Level

Regelt het volume van de hele voorversterker.

* Let erop dat u de Level instelling niet te hoog zet.

Bright

Zet de instelling van bright aan of uit.

Off:

Bright wordt niet gebruikt.

On:

Bright wordt ingeschakeld om een lichtere en helderder klank te vormen.

*Afhankelijk van de instelling van “Type” wordt dit al dan niet getoond.

Gain SW (Gain Switch)

Regelt de instelling van drie niveau’s van vervorming: Laag, Midden en Hoog. De vervorming zal achtereenvolgens toenemen bij instelling van “Low”, “Middle” en “High”.

*Het geluid van elk Type wordt gecreëerd op basis van de instelling van Gain op “Middle”. Gebruik normaliter dan ook de instelling “Middle”.

Speaker SW

Zet de instelling van de luidspreker simulator aan of uit.

SPEAKER TYPE

1x10”:

Dit is een compacte open luidsprekerkast met een 10-inch luidspreker.

1x12”:

Dit is een compacte open luidsprekerkast met een 12-inch luidspreker.

2x12”:

Dit is een gewone open luidsprekerkast met twee 12-inch luidsprekers.

4x12”:

Dit is een gesloten luidsprekerkast voor een grote ingebouwde versterker met twee 12-inch luidsprekers.

8x12”:

Dit is een dubbele toren, elk voorzien van twee 12-inch luidsprekers.

ORIGINAL:

Dit is de ingebouwde luidspreker van de met “Type” geselecteerde versterker.

Mic Setting

Dit simuleert de plaatsing van de microfoon. “Center” bootst een situatie na waarbij de microfoon voor het midden van de luidspreker staat. “1-10 cm” duidt erop dat de microfoon op enige afstand van het midden van de luidspreker staat.

Mic Level

Regelt het volume van de microfoon.

Direct Level

Regelt het volume van de direct sound.

*Als u bij Type voor “Fill Range” heeft gekozen, gebruik dan Mic Level = 100 en Direct Level = 0.

26

Loading...
+ 58 hidden pages