Roland GT-10B User Manual [it]

Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de BOSS GT-10B.
Lees voordat u dit apparaat gaat gebruiken de hoofdstukken ‘HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN’ (pag. 2-3) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (pag. 4-5) zorgvuldig door. Deze hoofdstukken verschaffen belangrijke informatie over de juiste bediening van het apparaat. In aanvulling daarop verdient het aanbeveling om deze handleiding in zijn geheel door te lezen, zodat u er zeker van kunt zijn dat u elke eigenschap van deze nieuwe aankoop goed in de vingers krijgt. De handleiding dient bewaard en bij de hand gehouden te worden als een handig naslagwerk.
PHRASE LOOP
ON / OFF
BPM
202
Copyright © 2008 BOSS CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag, in welke vorm dan ook, worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION.
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
002c
• Maak het apparaat of de adapter niet open (en verander ze op geen enkele manier).
..........................................................................................................
003
• Probeer niet om dit apparaat te repareren of onderdelen ervan te vervangen (behalve wanneer deze handleiding u specifieke instructies geeft om dat te doen). Laat alle service aan het apparaat over aan uw leverancier, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkend Roland distributeur (zie de lijst op het Informatieblad).
..........................................................................................................
004
• Aan extreme temperaturen onderhevig zijn (zoals in direct zonlicht in een gesloten voertuig, in de buurt van een warmtebron of op een apparaat dat warmte produceert) of die
• Nat zijn (zoals badkamers, wasruimten of op
natte vloeren) of die
• Vochtig zijn of die
• Blootgesteld zijn aan neerslag of die
• Stoffig zijn of die
• Blootgesteld zijn aan hevige trillingen.
..........................................................................................................
007
• Zorg ervoor, dat het apparaat altijd zodanig geplaatst is, dat het waterpas staat en het stevig blijft staan. Plaats het nooit op standaards die kunnen gaan wiebelen of op hellende oppervlakken.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG opmerkingen
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
008e
• Gebruik alleen de adapter die bij het apparaat is geleverd. Zorg ervoor, dat het voltage van het net bij installatie overeenkomt met het voltage dat op de adapter vermeld staat. Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of voor een ander voltage gemaakt zijn, waardoor gebruik daarvan schade, storingen of elektrische schokken tot gevolg kan hebben.
..........................................................................................................
008c
• Gebruik alleen het netsnoer dat aan het apparaat bevestigd is. Gebruik het meegeleverde netsnoer niet in combinatie met een ander apparaat.
..........................................................................................................
009
• Buig het netsnoer niet overmatig en plaats er geen zware voorwerpen op. Wanneer u dat wél doet, kan het netsnoer beschadigd raken, wat gebrekkige verbindingen of kortsluiting tot gevolg kan hebben. Beschadigde snoeren kunnen brand of elektrische schokken veroorzaken!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat kan – op zichzelf of wanneer u het gebruikt in combinatie met een versterker en een koptelefoon of luidsprekers – volumeniveaus produceren die permanente gehoorbeschadiging kunnen veroorzaken. Gebruik het apparaat niet gedurende lange tijd op een hoog volume of op een volume dat onprettig is. Indien u merkt dat u slechter gaat horen of een perma­nente zoemtoon in uw oren hoort, dient u het gebruik van het apparaat onmiddellijk te stoppen en een arts te raadplegen.
..........................................................................................................
011
• Zorg ervoor, dat er nooit vreemde voorwerpen (brandbare voorwerpen, munten, spelden etc.) of vloeistoffen (water, frisdrank etc.) in het apparaat terechtkomen.
2
WAARSCHUWING
012b
• Schakel onmiddellijk de spanning uit, haal de adapter uit het stopcontact en neem contact op met uw leverancier, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkend Roland distributeur (zie Informatieblad) om het apparaat te laten nakijken indien:
• De adapter, het netsnoer of de stekker beschadigd is
geraakt, of
• Indien er rook of een ongewone geur ontstaat
• Er vreemde voorwerpen in het apparaat terecht zijn
gekomen of er vloeistof in gemorst is, of
• Het apparaat nat is geworden (door regen o.i.d.)
• Het apparaat niet normaal lijkt te werken of er een
duidelijke verandering in het functioneren optreedt.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen dient er een volwassene toezicht te houden totdat het kind in staat is om alle regels die belangrijk zijn voor een veilig gebruik van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Sluit dit apparaat niet samen met een overmatig aantal andere apparaten op één stopcontact aan. Wees vooral voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren – het totale vermogen van alle apparaten samen die u op het stopcontact van het verlengsnoer heeft aangesloten mag de maximale capaciteit (Watts/Ampères) van het verlengsnoer nooit overschrijden. Overbelasting kan ervoor zorgen, dat de isolatie van de kabel oververhit raakt en tenslotte smelt.
..........................................................................................................
016
• Neem, voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, contact op met uw leverancier, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkend Roland distributeur zoals aangegeven op het Informatieblad.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG
101b
• Plaats dit apparaat en de adapter zodanig, dat hun locatie of positie een goede ventilatie niet in de weg staat.
..........................................................................................................
102c
• Pak altijd alleen de stekker van de adapter vast, wanneer u die op dit apparaat of op het stopcontact wilt aansluiten of wanneer u de stekker eruit wilt halen.
..........................................................................................................
103b
• Haal op gezette tijden de adapter uit het stopcontact en reinig deze met een droge doek om alle stof en andere ophopingen van de stekers te verwijderen. Haal de stekker ook uit het stopcontact wanneer u het apparaat langere tijd niet gebruikt. Ophopingen van stof tussen de stekker en het stopcontact kunnen tot vermin­derde isolatie leiden en brand veroorzaken.
..........................................................................................................
104
• Probeer te voorkomen dat snoeren en kabels in de knoop raken. Plaats de kabels en snoeren zodanig, dat ze buiten het bereik van kinderen blijven.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit op het apparaat staan en plaats er ook geen zware voorwerpen op.
..........................................................................................................
107c
• Pak de adapter nooit met natte handen vast wanneer u deze in het stopcontact of in dit apparaat wilt doen of hem daaruit wilt verwij­deren.
..........................................................................................................
108b
• Wanneer u dit apparaat wilt verplaatsen, koppelt u dan de adapter en alle kabels die van externe apparaten komen los.
..........................................................................................................
109b
• Schakel de spanning uit en haal de adapter uit het stopcontact voordat u het apparaat schoonmaakt (pag. 27).
..........................................................................................................
110b
• Wanneer u in uw omgeving onweer verwacht, haal de adapter dan uit het stopcontact.
..........................................................................................................
118a
• Wanneer u de schroef en het dopje van de USB­aansluiting verwijdert, bewaar deze dan op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen, zodat zij deze niet per ongeluk kunnen inslikken.
..........................................................................................................
3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Stroomvoorziening
• Sluit dit apparaat niet aan op een stopcontact waarop een apparaat is aangesloten dat door een frequentieregelaar wordt aangestuurd (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airco) of dat een motor bevat. Afhankelijk van de wijze waarop het elektrische apparaat wordt gebruikt, kan door de spanning veroorzaakte ruis leiden tot storing of hoorbaar gebrom van dit apparaat. Indien het niet praktisch is om een apart stopcontact te gebruiken, installeer dan een ruisfilter tussen dit apparaat en het stopcontact.
• De adapter wordt na lange tijd achtereen gebruikt te zijn warm. Dit is normaal en geen storing.
• Wanneer u dit apparaat op andere apparatuur wilt aansluiten, schakel dan eerst de spanning van alle apparatuur uit. Dit helpt om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparatuur te voorkomen.
Plaatsing
• Indien dit apparaat in de buurt van grote versterkers (of andere apparatuur die grote spanningsomvormers bevat) wordt geplaatst, kan dit een brommend geluid veroor­zaken. Om dit probleem te verhelpen, kunt u de richting van het apparaat veranderen of het verder bij de storingsbron vandaan plaatsen.
• Dit apparaat kan storing geven op radio- en televisieont­vangst. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van derge­lijke ontvangers.
• Er kan en brom ontstaan, wanneer draadloze communica­tieapparatuur, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat gebruikt wordt. Een dergelijk gebrom kan optreden wanneer u een gesprek ontvangt of begint of tijdens een gesprek. Wanneer u dergelijke problemen ondervindt, houdt u dergelijke draadloze apparatuur dan op grotere afstand van dit apparaat of schakel ze uit.
• Wanneer u het apparaat verplaatst naar een locatie waarop temperatuur en/of luchtvochtigheid erg afwijken, kunnen zich binnenin het apparaat waterdruppels (condens) vormen. Indien u het apparaat in deze toestand gebruikt, kunnen er storingen ontstaan. Wacht daarom enkele uren, totdat de condens volledig is verdampt, voordat u het apparaat gaat gebruiken.
• Afhankelijk van materiaal en temperatuur van het oppervlak waarop u het apparaat plaatst, kunnen de rubberen voetjes het oppervlak doen verkleuren of aantasten.
• U kunt een stukje vilt of stof onder de rubberen voetjes leggen om dit te voorkomen. Wanneer u dat doet, let er dan op dat het apparaat niet per ongeluk kan wegglijden of bewegen.
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of oplosmiddelen, aangezien deze middelen verkleuring en/of vervorming kunnen veroorzaken.
Reparaties en data
• Wees u ervan bewust dat alle data die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen verloren kunnen gaan wanneer u het apparaat opstuurt voor reparatie. Van belangrijke data dient altijd een back-up te worden gemaakt op een ander MIDI apparaat (bijv. op een sequencer) of op papier (indien mogelijk). Bij reparaties wordt alles in het werk gesteld om het verlies van data te voorkomen. In sommige gevallen (bijv. wanneer er iets aan de hand is met de printplaten die met het geheugen te maken hebben) is het voor ons echter helaas niet mogelijk om de data terug te halen. Roland stelt zich niet verant­woordelijk voor dergelijk data verlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees u ervan bewust dat de geheugeninhoud onher­stelbaar verloren kan gaan als gevolg van een storing of door onjuist gebruik van het apparaat. Om uzelf tegen het verlies van belangrijke data te beschermen raden wij u aan om regelmatig een back-up te maken op een ander MIDI apparaat (bijv. op een sequencer) van belangrijke data die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen.
• Helaas kan het onmogelijk blijken om data die op een ander MIDI apparaat (bijv. op een sequencer) zijn opgeslagen terug te halen wanneer die verloren zijn gegaan. Roland Corporation stelt zich niet verantwoor­delijk voor een dergelijk verlies van data.
• Gebruik de drukknoppen, schuiven en andere bedienings­delen, en ook de jacks en aansluitingen, met normale voorzichtigheid. Een ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op de display en oefen er nooit grote druk op uit.
• Bij het aansluiten/loskoppelen van kabels altijd de stekker vasthouden – trek nooit aan de kabel. Op deze manier voorkomt u kortsluiting of schade aan de interne delen van de kabel.
• Probeer het volume van het apparaat op een acceptabel niveau te houden om te voorkomen dat u uw buren stoort. Het kan de voorkeur hebben om een koptelefoon te gebruiken, zodat u geen rekening hoeft te houden met de mensen om u heen (vooral ’s avonds laat).
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het dan indien mogelijk in de doos (incl. schokwerend materiaal) waarin u het kocht. Kan dit niet, gebruik dan gelijkwaardige verpakkingsmaterialen.
Onderhoud
• Gebruik voor de dagelijkse reiniging van het apparaat een zachte, droge doek of een licht met water bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, kunt u een doek gebruiken met een mild, niet-schurend reinigings­middel. Wrijf het apparaat met een zachte, droge doek na.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
561
• Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (Roland EV-5, BOSS FV-500L/500H met een verbindingskabel (met stereo koptelefoonaansluiting, separaat aan te schaffen. Wanneer u een ander fabricaat expressiepedaal aansluit kan dit storingen en/of schade aan het apparaat veroorzaken.
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden. Gebruik geen kabels met ingebouwde weerstanden om iets op dit apparaat aan te sluiten. Het gebruik van derge­lijke kabels kan het geluidsniveau erg laag of zelfs onhoorbaar maken. Neem contact op met de fabrikant van de kabel voor specificaties betreffende de kabel.
Auteursrecht
• Dit product kan gebruikt worden om audio op te nemen of te dupliceren zonder dat dit beperkt wordt door bepaalde technologische maatregelen ter bescherming van het auteursrecht. Dit komt omdat het product bedoeld is om gebruikt te worden voor het produceren van originele muziek. Daarom is het zodanig ontworpen, dat materiaal dat geen inbreuk pleegt op auteursrechten van anderen (bijv. uw eigen originele werken) vrijelijk kan worden opgenomen of gedupliceerd.
• Gebruik dit apparaat niet voor doelen die inbreuk kunnen maken op het auteursrecht dat in handen is van derden. Wij stellen ons in geen geval aansprakelijk voor inbreuk op auteursrechten van derden door het gebruik van dit apparaat.
Afspraken en iconen in deze handleiding
Tekst of nummers binnen
vierkante haken [ ]
(p.**)
Geeft knoppen aan
[WRITE] WRITE knop
Geeft informatie bij het
gebruik van de GT-10B
Geeft aanvullende informatie
aan over een
bedieningshandeling.
Geeft informatie aan over een
handige bedieningshandeling.
Geeft een pagina aan ter
naslag.
De uitleg van procedures in de tekst
• Om dingen te selecteren, zoals die te zien zijn in de schermafbeelding hieronder, geeft de uitleg aan hoe u de selectie maakt door de draaiknoppen te gebruiken. Maar u
kunt deze onderdelen tevens selecteren door [ ] en
[ ] te gebruiken (de cursorknoppen).
5
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN ..................2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ............................................................4
Belangrijkste eigenschappen ..............................................................10
Namen en functies ................................................................................11
Voorpaneel ................................................................................................................................................ 11
Achterpaneel ............................................................................................................................................. 13
Inhoud van de verpakking controleren ..................................................................................... 13
Korte rondleiding ..................................................................................14
Voorbereiding ........................................................................................................................................... 14
Geluiden spelen ........................................................................................................................................ 16
Bewerking..................................................................................................................................................18
Basisbediening............................................................................................................................... 18
Op bestaande Patches gebaseerde geluiden creëren ............................................................... 18
Op eenvoudige wijze geluiden creëren (EZ TONE) ................................................................20
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren ......................................................22
Apparatuur aansluiten ............................................................................................................................ 22
De spanning inschakelen......................................................................................................................... 24
De iconen in het Playscherm .......................................................................................................24
Van Playscherm wisselen............................................................................................................. 25
Het outputvolume regelen......................................................................................................................25
Instellingen realiseren voor een aangesloten apparaat (Output Select)........................................... 26
De spanning uitschakelen .......................................................................................................................27
De basgitaar stemmen (TUNER)............................................................................................................27
De Tuner functie in en uitschakelen........................................................................................... 27
De display tijdens het stemmen..................................................................................................27
Hoe u kunt stemmen ....................................................................................................................28
De steminstellingen veranderen (Tuner Pitch).........................................................................28
De tuner instellingen veranderen (Tuner Out)......................................................................... 29
Een klank selecteren (Patch Change)..................................................................................................... 30
Wat is een Patch?........................................................................................................................... 30
Het pedaal gebruiken om de Patch te selecteren...................................................................... 31
De draaischijf gebruiken om de Patch te selecteren................................................................. 32
Patches in groepen scheiden (CATEGORY).............................................................................. 32
Een klank regelen .....................................................................................................................................32
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren (Patch Edit)........................................33
Geluiden op een makkelijke manier creëren (EZ TONE)...................................................................33
Een klank creëren voor de song, die u in gedachten heeft (Create) ......................................33
De klank regelen (EDIT)............................................................................................................... 33
De effecten instellen ................................................................................................................................. 34
Een effect in en uitschakelen ....................................................................................................... 34
De effecten op eenvoudige wijze instellen (Quick Setting) .................................................... 35
Wisselen tussen Knob View en List View .................................................................................35
De parameters regelen.................................................................................................................. 36
De verbindingsvolgorde van effecten veranderen (Effect Chain) .........................................37
Twee verschillende types effecten gebruiken (Channel Select) .............................................39
Patches groeperen in categorieën (CATEGORY) .....................................................................40
Gebruikerscategorieën een naam geven (CATEGORY NAME) ............................................ 41
Een Patch een naam geven (Patch NAME)...........................................................................................42
Hoofdstuk 3 Een klank opslaan...........................................................43
Een Patch opslaan (Patch WRITE) .........................................................................................................43
6
Patches kopiëren (Patch COPY) .............................................................................................................43
Patches uitwisselen (Patch EXCHANGE)............................................................................................. 44
Patches initialiseren (Patch INITIALIZE) .............................................................................................44
Instellingen op effect bewaren (User Quick Settings)......................................................................... 45
Effectinstellingen uitwisselen tussen kanalen......................................................................................46
De functies van de draaiknoppen van het Playscherm instellen ......................................................47
Pedalen gebruiken om de parameters te regelen................................................................................. 48
Het CTL/EXP pedaal gebruiken met altijd dezelfde toegekende functies
(Pedal Function) ............................................................................................................................48
CTL/EXP functies afzonderlijk in elke Patch instellen (PEDAL FX) .................................... 49
Regelfuncties instellen voor afzonderlijke Patches (Assign) .................................................. 51
Het virtuele expressiepedaal bij de aanvang van bedieningshandelingen activeren (Internal
Pedal System)................................................................................................................................. 55
De effecten met de BANK/nummer pedalen in en uitschakelen (Manual Mode)......................... 56
Naar de Manual modus gaan......................................................................................................56
Effecten met de pedalen in en uitschakelen .............................................................................. 56
Effect in/uitschakeling aan een pedaal toekennen .................................................................. 57
Tussen instellingen schakelen met de nummerpedalen.....................................................................58
Phrase Loop afspelen ............................................................................................................................... 59
Wat is Phrase Loop?...................................................................................................................... 59
De Phrase Loop gebruiken .......................................................................................................... 59
Phrase Loop instellen ................................................................................................................... 60
Overzicht van de werking van Phrase Loop............................................................................. 62
Hoofdstuk 5 Globale instellingen realiseren ......................................63
Instellingen realiseren die passen bij de aangesloten basgitaar (Input Select)................................ 63
Het algehele geluid regelen, zodat het bij de gebruiksomgeving past (Global) ............................. 64
De algehele klank regelen (Global EQ)...................................................................................... 64
Het algehele effect van de ruisonderdrukker regelen (Total Noise Suppressor) ................ 65
Het algehele Reverb volume regelen (Total REVERB) ............................................................ 66
Het referentievolume van de output regelen, zodat dit bij de aangesloten
apparatuur past (Main Out Level).............................................................................................. 67
Het outputvolume van de DIGITAL OUT jack regelen .......................................................... 68
Wisselen van type signaal dat uit de SUB OUTPUT jacks komt............................................ 69
Het volume van de SUB OUTPUT jacks regelen...................................................................... 70
Het contrast van de display regelen (LCD Contrast)..........................................................................71
Effectklanken laten doorspelen nadat er van Patch is gewisseld (Patch Change Mode) ..............72
De identieke Preamp (voorversterker) instellingen in alle Patches gebruiken (Preamp Mode) ..73
Gebruik van de preamp van het systeem..................................................................................73
De preamp van het systeem instellen ........................................................................................ 73
De huidige preamp instelling opslaan als de preamp instelling van het systeem.............. 74
Het aantal banken waartussen kan worden geschakeld beperken (Bank Extent)..........................75
De timing instellen die gebruikt wordt bij het van Patch wisselen (Bank Change Mode)............76
Waarden van een EXP pedaal laten overdragen wanneer Patches worden opgeroepen
(EXP Pedal Hold)...................................................................................................................................... 77
De verlichting van de pedaallampjes regelen (Pedal Indicate) .........................................................78
De draaischijf functie instellen (Dial Function).................................................................................... 79
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ..............................................................................80
Het EXP pedaal instellen (Pedal Calibration) ...................................................................................... 81
Hoofdstuk 6 De GT-10B gebruiken met externe MIDI apparaten......83
Wat kunt u doen met MIDI?................................................................................................................... 83
Bediening vanaf de GT-10B ......................................................................................................... 83
De GT-10B op afstand bedienen met een extern MIDI apparaat ........................................... 83
De instellingen voor MIDI functies realiseren .....................................................................................84
Het MIDI ontvangstkanaal instellen .......................................................................................... 84
De MIDI Omni modus instellen.................................................................................................. 85
Het MIDI verzendkanaal instellen .............................................................................................85
De MIDI Device ID instellen ....................................................................................................... 85
De MIDI Sync Clock instellen ..................................................................................................... 85
Program Change boodschappen verzenden............................................................................. 86
Bedieningshandelingen van het EXP pedaal als Control Change
boodschappen verzenden ............................................................................................................ 86
7
Bedieningshandelingen van de EXP Pedal Sw als Control Change
boodschappen verzenden ............................................................................................................ 86
Bedieningshandelingen van het externe EXP pedaal als Control Change
boodschappen verzenden ............................................................................................................ 86
Bedieningshandelingen van het CTL pedaal als Control Change
boodschappen verzenden ............................................................................................................ 87
Bedieningshandelingen van de externe voetschakelaar als Control
Change boodschappen verzenden ............................................................................................. 87
Overeenstemming van Program Change boodschappen met Patches
(Program Change Map)........................................................................................................................... 88
De Program Change Map instellingen activeren/deactiveren (MIDI Map Select)............. 88
De Program Change Map instellen ............................................................................................88
Van Patch wisselen met gebruik van Bank Select boodschappen..................................................... 89
Vanaf de GT-10B patchnummers veranderen op een extern MIDI apparaat ......................89
Op de GT-10B van Patch vanaf een extern MIDI apparaat veranderen ...............................90
Data naar een extern MIDI apparaat verzenden (Bulk Dump) ......................................................... 91
Aansluiten ...................................................................................................................................... 91
Verzenden ......................................................................................................................................92
Data ontvangen van een extern MIDI apparaat (Bulk Load)............................................................. 93
Aansluiten ...................................................................................................................................... 93
Ontvangst ....................................................................................................................................... 93
Hoofdstuk 7 Gebruik van de via USB op een computer aangesloten
GT-10B ...................................................................................................94
Voordat u via USB aansluit.....................................................................................................................94
De USB Driver installeren en instellen....................................................................................... 94
MIDI boodschappen tussen de computer en de GT-10B uitwisselen ................................... 94
Van Driver Mode wisselen ..........................................................................................................95
De USB functies instellen ........................................................................................................................ 96
De input en output van het digitale audiosignaal instellen ................................................... 96
De Direct Monitor instellen .........................................................................................................97
De Direct Monitor instelling vanaf een computer regelen...................................................... 98
De output van de GT-10B met een computer opnemen ..................................................................... 98
Effecten van de GT-10B op de afgespeelde audio van een computer toepassen ............................ 99
Hoofdstuk 8 Parametergids ...............................................................100
COMPRESSOR/LIMITER..................................................................................................................... 100
OD/DS (Overdrive/Distortion)........................................................................................................... 101
PREAMP .................................................................................................................................................. 102
Preamp instellingen .................................................................................................................... 102
Luidspreker instellingen ............................................................................................................ 104
EQ (Equalizer).........................................................................................................................................105
FX-1/FX-2 ................................................................................................................................................ 105
T.WAH (Touch Wah).................................................................................................................. 106
AUTO WAH (Auto Wah) ..........................................................................................................106
SUB WAH..................................................................................................................................... 107
SUB COMP (Sub Compressor)..................................................................................................107
SUB LIMITER .............................................................................................................................. 108
GRAPHIC EQ (Graphic Equalizer) .......................................................................................... 108
PARA EQ (Parametric Equalizer).............................................................................................108
Enhancer....................................................................................................................................... 109
TONE MODIFY........................................................................................................................... 109
BASS SIM. (Bass Simulator)....................................................................................................... 109
SLOW GEAR................................................................................................................................ 110
DEFRETTER................................................................................................................................. 110
BASS SYNTH............................................................................................................................... 110
OCTAVE....................................................................................................................................... 111
PITCH SHIFTER.......................................................................................................................... 111
HARMONIST ..............................................................................................................................112
SOUND HOLD............................................................................................................................113
PHASER........................................................................................................................................ 114
FLANGER ....................................................................................................................................114
8
TREMOLO.................................................................................................................................... 115
ROTARY.......................................................................................................................................115
UNI-V............................................................................................................................................ 115
PAN............................................................................................................................................... 115
SLICER..........................................................................................................................................116
VIBRATO...................................................................................................................................... 116
RING MOD. (Ring Modulator) ................................................................................................. 117
HUMANIZER..............................................................................................................................117
2X2 CHORUS............................................................................................................................... 118
SUB DELAY ................................................................................................................................. 118
DELAY ..................................................................................................................................................... 119
DELAY algemene parameters................................................................................................... 119
Pan.................................................................................................................................................120
Dual-S, Dual-P, Dual-L/R.......................................................................................................... 120
Warp.............................................................................................................................................. 120
Modulate ...................................................................................................................................... 120
CHORUS.................................................................................................................................................. 121
REVERB ................................................................................................................................................... 121
MASTER .................................................................................................................................................. 122
MASTER ....................................................................................................................................... 122
MASTER BPM/KEY................................................................................................................... 122
PEDAL FX .................................................................................................................................... 122
ASSIGN 1–8.................................................................................................................................. 126
SEND/RETURN.......................................................................................................................... 131
AMP CONTROL .........................................................................................................................132
NS1/NS2 (Noise Suppressor) ................................................................................................... 132
CH.SELECT (Channel Select).................................................................................................... 133
EZ TONE ................................................................................................................................................. 134
STEP1: TONE...............................................................................................................................134
STEP2: DRIVE.............................................................................................................................. 134
SYSTEM ................................................................................................................................................... 134
TUNER.......................................................................................................................................... 134
INPUT/OUTPUT........................................................................................................................134
PHRASE Loop .............................................................................................................................135
HANDMATIG MODUS INSTELLING ................................................................................... 136
AFSPEEL OPTIE.......................................................................................................................... 136
CONTROLLER ............................................................................................................................ 137
LCD ...............................................................................................................................................139
MIDI .............................................................................................................................................. 139
USB................................................................................................................................................ 140
OUTPUT SELECT................................................................................................................................... 141
Appendix..............................................................................................142
Signaalschema......................................................................................................................................... 142
MIDI Implementatiekaart ..................................................................................................................... 143
Specificaties .............................................................................................................................................144
Foutmeldingen........................................................................................................................................145
Problemen oplossen ............................................................................................................................... 145
Problemen met het geluid.......................................................................................................... 145
Andere problemen ...................................................................................................................... 146
Index.....................................................................................................147
9
Belangrijkste eigenschappen
Voor de basgitaar ontworpen multi-effect processor, voorzien van de allernieuwste technologieën
De originele hi-tech processors van de GT-10B persen de brede kennis van basgitaren waarover BOSS beschikt samen in één klein pakketje.
De COSM effecten van BOSS zijn met precisie gestemd om alle subtiele nuances van de vingerzetting die zo typerend zijn voor de basgitaar ten volle tot uitdrukking te laten komen. We kunnen dan ook met volle overtuiging zeggen dat dit de meest complete multi-effect processor voor de basgitaar is.
Creëer intuïtief geluidssoorten met EZ TONE
De EZ TONE beschikt over een innovatieve gebruikersinterface, waardoor u uw eigen geluidssoorten kunt creëren zonder dat u daarvoor speciale kennis van effectparameters heeft.
Het maken van geluid op de EZ TONE gaat echt intuïtief. De EZ TONE laat u met zowel grafische iconen als intuïtieve termen als ‘SOFT’ (zacht) en ‘HARD’ zien hoe u de het geluid kunt creëren. Kies het geluid dat u wilt naar aanleiding van het muziekgenre, voorstellingen die u bij een song heeft of de stijl van de uitvoering. Vervolgens kunt u het geluid vormen door eenvoudigweg de cursor op de TONE GRID naar ‘SOFT’ of ‘HARD’ te verplaatsen.
Nu kan iedereen heel simpel zijn of haar eigen klanken creëren op het moment, dat hij/zij een geluidsbeeld in het hoofd krijgt.
Phrase Loop functie
Met de Phrase Loop functie kunt u uitvoeringen herhaaldelijk opnemen en afspelen, waarbij u telkens nieuwe geluiden toevoegt , terwijl het herhaalde stuk wordt afgespeeld.
Het apparaat beschikt over maximaal 38 seconden opnametijd, waardoor u van effect kunt wisselen, terwijl u aanvullende baslijnen als laagjes blijft toevoegen.
U kunt ook vooraf opgenomen frasen zonder effecten nemen en dan de perfecte klank erop toepassen, waarbij u de effecten toevoegt, terwijl u de frase afspeelt.
Een breed scala aan geluidssoorten met Parallel Chain
De GT-10B beschikt over een ‘Parallel Chain’ functie waarmee u de ‘chain’ – het signaalpad – in twee afhankelijke chains kunt scheiden, waarbij u alle vrijheid heeft om in beide chains effecten in de door u gewenste volgorde te zetten.
Met deze functie kunt u ook de relatieve balans van geluiden van de twee ketens qua volume of toonhoogte veranderen, waardoor u met nog grotere precisie klanken kunt creëren.
Werkt als een compacte effectenprocessor
Bij het bedienen van de GT-10B is het alsof u een compacte effectenprocessor gebruikt. Het is eenvoudig om supersnelle aanpassingen aan de klank te doen, zelfs als u midden in live-optredens zit. Selecteer gewoon een effecttype en regel dan direct de vier optimale parameters met de draaiknoppen op het frontpaneel. Natuurlijk kunt u ook van display veranderen, zodat alle effectparameters getoond worden, om klanken nog verder in detail te creëren.
Uitgevoerd met XLR-gebalanceerde output jacks
De GT-10B beschikt over twee output jacks van het type XLR, waardoor u hem op eindversterkers en opnamedecks kunt aansluiten.
Goed zichtbare lampjes
De voetpedaallampjes en andere lampjes zijn allemaal voorzien van helder brandende LEDs. Duidelijk zichtbaar in elke situatie of het nu bij een live buitenconcert of op een aardedonker podium is, deze lampjes helpen bij een accurate bediening.
10
Namen en functies
Voorpaneel
1
2
3
4
5
8
6
9
17 18
1. Display
Geeft diverse soorten informatie over de GT-10B weer. Het displayscherm aan de linkerkant geeft het ‘bank number’ (groepsnr.) aan.
2. OUTPUT LEVEL draaiknop
Regelt het volumeniveau bij de OUTPUT jack en de PHONES jack.
3. OUTPUT SELECT knop
Regelt de eigenschappen van de output van de GT-10B, zodat deze past bij het aangesloten type apparatuur (pag. 26).
4. SYSTEM knop
Dit zorgt voor globale instellingen voor de GT-10B (pag.
63).
5. EZ TONE
CREATE knop
Dit maakt het handig om Klanken te creëren, die gebaseerd zijn op muziekgenre en het gevoel van de song dat u in gedachten heeft (pag. 33).
EDIT knop
Hiermee kunt u op eenvoudige wijze klanken modificeren (pag. 33).
6. Parameter draaiknoppen P1 t/m P4
Deze veranderen de waarden van de parameter die in de display staat aangegeven.
7
10 11
13 14
16
PHRASE LOOP
ON / OFF
BPM
12
7. Draaischijf
Hiermee schakelt u tussen Patches en wijzigt u waarden.
[ ], [ ], [ ], en [ ] (cursorknoppen)
Deze bewegen de cursor in het scherm naar onderen, naar boven, naar links of naar rechts.
8. EFFECTS SELECT
Gebruik deze knoppen om effecten aan of uit te schakelen of om de instellingen ervan te veranderen (pag. 34). Wanneer een effect is ingeschakeld, gaat het lampje van de knop branden. Het lampje gaat uit wanneer het effect uit is.
* [MASTER/PEDAL FX] gaat niet branden.
COMP (Compressor) knop
OD/DS (Overdrive/Distortion) knop
PREAMP knop
EQ (Equalizer) knop
FX-1 knop
FX-2 knop
DELAY knop
CHORUS knop
REVERB knop
MASTER/PEDAL FX (Master/Pedal effect) knop
9. SELECT knop
Deze knop schakelt tussen de kanalen A en B voor de effecten.
15
21
20
19
11
Namen en functies
10. DISPLAY MODE knop
Hiermee kunt u de manier veranderen, waarop dingen in de display worden weergegeven (pag. 25).
11. EXIT knop
Gebruik deze knop om terug te gaan naar het vorige scherm of om een handeling te annuleren.
12. CATEGORY/ENTER knop
Gebruik deze knop voor de volgende handelingen:
• Bij het uitvoeren van een handeling
• Bij het selecteren van Patches die op categorie zijn gesorteerd (pag. 32)
• Bij het doen van een tik input voor de MASTER BPM (pag. 122) of Delay Time (pag. 119)
13. TUNER/BYPASS knop
Druk hierop om de tunerfuncties te gebruiken (pag. 27)
14. WRITE knop
Gebruik deze knop om patchinstellingen in het geheugen op te slaan of om instellingen te vervangen of te kopiëren (pag. 43)
Wanneer er in de display bij een parameter ‘EXP1’ wordt aangegeven, wordt het EXP pedaal van de GT-10B bedoeld.
20. EXP PEDAL SW (EXP Pedal Switch)
De schakelaar wordt in of uitgeschakeld door stevig op de teen van het EXP pedaal te drukken.
EXP PEDAL SW ON/OFF
21. (EXP Pedal Switch On/Off) lampje
Dit gaat branden, wanneer de functie die door de EXP pedaalschakelaar wordt bediend aan is en gaat uit wanneer de bediende functie uit is.
15. BANK pedalen
Gebruik deze pedalen wanneer u van Patch bank wisselt (pag. 31) of wanneer u handelingen met phrase loops uitvoert (pag. 59).
U kunt een phrase Loop in of uitschakelen door de twee BANK pedalen tegelijkertijd in te drukken (pag. 59).
16. PHRASE Loop (pag. 59)
REC/DUB (Recording/Overdubbing) lampje
Dit brandt continu wanneer u een frase aan het opnemen of dubben bent en hij knippert tijdens standby voor opname.
PLAY lampje
Dit gaat branden wanneer het afspelen van een frase bezig is.
17. Nummerpedalen 1 t/m 4
Deze schakelen tussen patchnummers (pag. 31).
18. CTL (Control) pedalen 1 en 2
Deze kunt u gebruiken om een scala aan functies te bedienen, zoals de A- en B-kanalen voor de PREAMP (pag. 102) of het in of uitschakelen van de Tuner (pag.
48).
19. EXP (Expression) pedaal
Regelt volume, Wah en andere parameters (pag. 48).
Wanneer u het EXP pedaal bedient, weest u dan voorzichtig, dat uw vingers niet bekneld raken tussen het beweegbare deel en het paneel. Op plaatsen met kleine kinderen dient een volwassene voor toezicht en begeleiding te zorgen, totdat het kind in staat is om alle regels die van belang zijn voor de veilige bediening van het apparaat op te volgen.
12
Achterpaneel
Namen en functies
16
1
1. SUB OUTPUT jacks L, R
Deze gebalanceerde output jacks hebben XLR aansluitingen.
2. GND LIFT schakelaar
U kunt de pin nr. 1 van de SUB OUTPUT jack van de aarde van de GT-10B loskoppelen.
Schakel dit naar LIFT indien een aardelus of dergelijk probleem een zoemtoon of gebrom veroorzaakt. Normaalgesproken staat dit op GND ingesteld.
3. INPUT jack
De basgitaar wordt hierop aangesloten.
4. OUTPUT jacks L/MONO, R
Sluit deze op een versterker, mengpaneel of dergelijk apparaat aan.
5. PHONES jack
Sluit hier een koptelefoon aan.
Wanneer er een koptelefoon op de PHONES jack is aangesloten, worden aanpassingen van de klanken hier ook toegepast om deze te kunnen afluisteren.
6. EXT Loop SEND RETURN jacks
Sluit deze aan op externe effectenprocessor of versterker.
7. AMP CONTROL jack
Wanneer u de AMP CONTROL functie gebruikt (pag.
132), sluit deze dan aan op de jack die u gebruikt voor het schakelen tussen basversterker kanalen.
2
3
4
6
5
7
8
11. MIDI IN/OUT aansluitingen
Sluit op deze aansluitingen een extern MIDI apparaat aan om MIDI boodschappen te verzenden en ontvangen (pag. 83).
12. POWER schakelaar
Schakelt de spanning in en uit.
13. DC IN (AC Adapter) jack
Sluit de bijgeleverde adapter hierop aan.
* Gebruik geen andere adapter dan degene die bij de GT-10B
meegeleverd is om schade aan de GT-10B te voorkomen.
14. Kabelhaak
Sla de adapterkabel hier omheen, zodat de adapter stekker er niet uitgetrokken wordt (pag. 22).
* Wanneer de adapterkabel eruit getrokken wordt, terwijl de GT-
10B in gebruik is, kunnen belangrijke data onbruikbaar worden.
15. Veiligheidsopening ( )
Sluit hier een in de handel verkrijgbare anti-diefstalkabel op aan.
http://www.kensington.com/
16. Aardeklem
Sluit de aardekabel hierop aan.
Lees voordat u de aardeklem gebruikt eerst de aangegeven paragrafen: Notes onder ‘Apparatuur aansluiten’ (pag. 23).
10
9
11
12 13
14
15
8. EXP PEDAL 2/CTL 3, 4 jack
Sluit een optioneel verkrijgbaar expressiepedaal (zoals de Roland EV-5) of voetschakelaar (zoals de BOSS FS-6) hierop aan (pag. 22).
9. USB aansluiting
Gebruik een USB kabel om op deze aansluiting een computer aan te sluiten en uitwisseling van data tussen de GT-10B en de computer mogelijk te maken (pag. 94).
10. DIGITAL OUT jack
Uitgang voor digitale audiosignalen (pag. 68).
Inhoud van de verpakking controleren
Bij de GT-10B worden de volgende zaken meegeleverd. Controleer na het openen van de verpakking alle onderdelen. Indien er onderdelen missen, neem dan contact op met de leverancier bij wie u dit product heeft gekocht:
• GT-10B
• Adapter (Roland PSB-1U)
• Gebruikershandleiding (dit document)
• Roland Service (Informatieblad)
13
Korte rondleiding
De ‘Korte rondleiding’ beschrijft de noodzakelijke instellingen en de basishandelingen. Zie de uitleg in hoofdstuk 1 en verder voor gedetailleerde beschrijvingen van bedieningshandelingen.
Voorbereiding
1
1. Sluit de basgitaar en de versterker
aan.
Zie ‘Apparatuur aansluiten’ (pag. 22) voor meer informatie over het aansluiten van apparatuur.
2
Wanneer u alle apparatuur heeft aangesloten, schakel dan de spanning van de diverse apparaten in de aangegeven volgorde aan. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te sluiten, riskeert u storingen en/ of schade aan luidsprekers en andere apparatuur.
1. Steek de plug van de
adapter in de DC IN jack van de GT-10B.
Sluit de bas en de versterker aan
Controleer voor het inschakelen van de spanning het volgende:
• Zijn alle externe apparaten goed aangesloten?
• Is het volume van de GT-10B, uw versterker en alle andere aangesloten apparatuur op het laagste volume gezet?
Basversterker
Bas
Zet het volume van de versterker pas hoger, nadat u de spanning van alle aangesloten apparaten heeft
Schakel de spanning in
2. Steek de adapter in een
stopcontact.
3. Gebruik de POWER
schakelaar om de spanning in te schakelen.
14
4. Schakel de spanning van
de basversterker in.
Zie ‘De spanning uitschakelen’ (pag.
27) voor informatie over het uitschakelen van de spanning.
3
Regel het volume
Gebruik de OUTPUT LEVEL draaiknop om het volumeniveau te regelen.
Korte rondleiding
Rondleiding
Voorbeelden van aansluitingen waarbij de SEND/RETURN jacks gebruikt worden
Voorbeeld 1: gebruik van een externe
effectenunit
Hierdoor kunt u de unit als één van de effecten van de GT-10B gebruiken.
Basversterker
Bas
Externe Effector
INPUT
OUTPUT
PHRASE LOOP
ON / OFF
BPM
Voorbeeld 2: gebruik van Send en Return
Hierdoor kunt u schakelen tussen gebruik van
INPUT
op de basversterker
de GT-10B en de voorversterker van de basversterker.
Basversterker
Bas
Stem de basgitaar
Telkens wanneer u de TUNER/BYPASS knop indrukt, wordt de Tuner (stem) functie in of uitgeschakeld.
Wanneer u de Tuner functie inschakelt, wordt directe output van inputklanken mogelijk (bypass), waardoor u de basgitaar kunt stemmen. Zie ‘De basgitaar stemmen (TUNER)’
SEND
INPUT
* Wanneer u apparatuur aansluit via de SEND/RETURN
jacks, dient u ook instellingen te realiseren voor de ‘SEND/ RETURN’ (pag. 131).
RETURN
15
Korte rondleiding
Geluiden spelen
Wanneer u klaar bent met de voorbereidingen, probeer dan eens geluiden te spelen, terwijl u de GT-10B bedient.
De weergave van bank en nummer
Een patch uit de huidige bank kiezen
Kies de Patch, die u wilt gebruiken door het bijbehorende nummerpedaal in te drukken.
Het lampje voor het ingedrukte nummerpedaal gaat branden en er wordt van Patch gewisseld.
De display aan de linkerkant geeft de bank weer en de display aan de rechterkant geeft het bank- en het patchnummer weer.
Bank Number
User Bank
Preset Bank
Een patch van een andere bank kiezen
1. Druk op de BANK pedalen om de
gewenste bank te kiezen.
De GT-10B staat klaar voor de keuze van het patchnummer en de lampjes van de nummerpedalen branden.
2. Kies de Patch, die u wilt gebruiken door
het bijbehorende nummerpedaal in te drukken.
Het lampje voor het ingedrukte nummerpe­daal gaat branden en er wordt van Patch gewisseld.
Indien u zich niet in het Playscherm bevindt (pag. 24), kunt u niet van Patch wisselen. Druk op de [EXIT] knop om naar het Playscherm terug te gaan en kies vervolgens de Patch.
Wat is een Patch?
Een combinatie (of set) van effecten samen met een groep van parameter instellingen heet een ‘Patch’. De GT-10B kan 400 verschillende Patches in het geheugen opslaan, gesorteerd op bank en nummer, zoals hieronder aangegeven.
Preset Bank 01
User Bank 50
User Bank 01
BPM
Preset Bank 50
U kunt de BANK pedalen ook gebruiken om de Phrase Loop functie te bedienen. Phrase Loop is een functie waarmee u een uitvoering kunt opnemen en deze herhaald kunt afspelen. Zie ‘Phrase Loop afspelen’ op pag. 59 voor meer informatie hierover.
16
Patches bevatten ‘User Patches’, die u kunt gebruiken om de instellingen voor nieuw gecreëerde effecten op te slaan, en ‘Preset Patches’, waarvoor gewijzigde instellingen niet kunnen worden opgeslagen. Zie ‘Een klank selecteren (Patch Change)’ op pag. 30.
Wissel van Patch met de draaischijf
Wanneer u in het Playscherm bent (pag. 24), kunt u aan de draaischijf draaien om van Patch te wisselen.
Pedalen gebruiken bij de effecten
Korte rondleiding
Rondleiding
Het EXP pedaal en de pedalen CTL 1 en 2 kunnen worden ingesteld voor het in en uitschakelen van effecten voor afzonderlijke Patches, gebruik als volumepedaal en andere dergelijke handelingen.
PHRASE LOOP
ON / OFF
BPM
Door deze handelingen tijdens een uitvoering te doen, kunt u het geluid beter wijzigen.
Druk op het CTL 1 pedaal.
De CTL 1 pedaalfunctie wordt ingeschakeld. (Het lampje van het CTL 1 pedaal gaat branden.) Druk er nog eens op om hem uit te schakelen. (Het lampje van het CTL 1 pedaal gaat uit.)
Druk op het CTL 2 pedaal.
De CTL 2 pedaalfunctie wordt ingeschakeld. (Het lampje van het CTL 2 pedaal gaat branden.) Druk er nog eens op om hem uit te schakelen. (Het lampje van het CTL 2 pedaal gaat uit.)
Druk op de top van het EXP pedaal.
De waarde van het EXP pedaal gaat omhoog.
Druk op de hiel van het EXP pedaal.
De waarde van het EXP pedaal gaat omlaag.
Druk stevig op de top van het EXP pedaal.
De EXP PEDAL SW functie wordt ingeschakeld. (Het EXP PEDAL SW ON/OFF lampje gaat branden.) Druk er nog eens stevig op om de functie uit te schakelen. (Het EXP PEDAL SW ON/OFF lampje gaat uit.)
U kunt de parameters naar wens aan het EXP pedaal, de EXP PEDAL SW en de pedalen CTL 1 en 2 toekennen en ze zo bedienen. Zie ‘Pedalen gebruiken om de parameters te regelen’ op pag. 48 voor meer informatie hierover.
17
Korte rondleiding
·
Bewerking
Basisbediening
Dit beschrijft de basishandelingen bij het bewerken van instellingen.
Ga naar het System Menu scherm.
Kies het onderwerp van het menu.
2 31
Het instellingen­scherm voor het onderwerp verschijnt.
of
* In dit voorbeeld wordt “PATCH EDIT” geselecteerd.
Knoppen en draaiknoppen die u gebruikt
Stellen de parameterwaarde in.
· Wijzigt de pagina.
Dit geeft het System Menu weer.
Stelt de parameterwaarde in.
· Kiest een onderwerp.
Bevestigt het geselecteerde onderwerp.
BPM
Beëindigt het maken van instellingen.
Op bestaande Patches gebaseerde geluiden creëren
Laten we proberen om een nieuw geluid te creëren dat gebaseerd is op een Patch die lijkt op wat u wilt maken.
Effecten in- en uitschakelen
1. Kies een Patch
waarvan het geluid lijkt op het geluid dat u wilt creëren (pag. 16).
Knoppen en draaiknoppen die u gebruikt
Deze stellen de parameterwaarde in.
Deze kiezen het effect.
2. Kies het effect dat u wilt in of
uitschakelen.
Zie ‘Hoofdstuk 8 Parametergids’ op pag. 100 voor meer informatie over elke parameter.
3. Druk nogmaals op
de knop die u in stap 2 heeft ingedrukt.
Dit effect wordt in of uitgeschakeld. Effect aan: knop verlicht. Effect uit: licht uit.
BPM
18
Korte rondleiding
Rondleiding
Kies het onderwerp van het menu.
or
* Afhankelijk van het in stap 2 gekozen onderwerp verschijnt dit scherm wellicht niet.
Het instellingen-
5
scherm voor het onderwerp verschijnt.
Voorbeeld 2
Verander de parameter
6
instellingen.
• Voorbeeld 1
74
instellingen.
(Ga terug naar het vorige scherm.)
Bij elke druk op deze knop wordt er gewisseld tussen Knob View en List View.
Alleen de belangrijkste parameters worden in Knob View getoond. U kunt de parameters snel wijzigen. Indien u alle parameters wilt laten verschijnen, schakel dan naar List view.
Verlaat de
Effectparameters regelen
1. Schakel het
effect dat u wilt regelen in.
Indien u van Patch wisselt, gaan alle instellingen die u heeft gedaan verloren. Om de klank, die u heeft gecreëerd op te slaan, voert u de Write procedure uit (pag. 43).
Regel de parameters voor dit effect.
Zie ‘Hoofdstuk 8 Parametergids’ op pag. 100 voor meer informatie over elke parameter.
3. Herhaal de
stappen 1 en 2 totdat u het gewenste geluid krijgt.
19
Korte rondleiding
Op eenvoudige wijze geluiden creëren (EZ TONE)
Door de EZ Tone functie (pag. 33) te gebruiken, kunt u snel de instellingen vinden, die dicht bij het muzikale genre en het gevoel liggen van de song die u wilt creëren. Hierdoor kunt u het geluid op eenvoudige wijze creëren. Laten we eens proberen om geluiden met EZ Tone te creëren.
1
Kies de basisklank
Gebruik de basisklank en variaties om het muzikale genre en het gevoel van de song te kiezen.
Variaties
Basisgeluidssoorten
20
Zie ‘STEP 1: TONE’ op pag. 134 voor meer informatie over elke parameter.
Knoppen en draaiknoppen die u gebruikt
Deze veranderen de pagina.
Deze start de EZ Tone functie.
BPM
Deze stellen de parameterwaarde in.
Korte rondleiding
Rondleiding
2
De vervorming/compressie regelen
Regel de vervorming of compressie met behulp van Tone Grid(de geluidsbalk), totdat u het gewenste geluid krijgt.
Klank: Edge (scherp)
Vervorming/compressie:
Soft (zacht)
Smooth (vloeiend)
Klank:
Cursorbeweging
Vervorming/compressie:
Hard
Horizontaal Verticaal
Cursorbeweging
Indien u van Patch wisselt, gaan alle gemaakte instellingen verloren. Om de klank die u heeft gecreëerd op te slaan, voert u de Write procedure uit (pag. 43).
U kunt parameters die u met EZ TONE CREATE heeft geregeld nog nauwkeuriger regelen met behulp van EZ TONE EDIT of parameter handelingen. Zie ‘De klank regelen (Edit)’ op pag. 33 voor meer informatie hierover.
21
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
q
Apparatuur aansluiten
Bas Computer
Mengpaneel
Stereokoptelefoon
Basversterker
Externe effector
INPUT OUTPUT
Expressiepedaal (bijv. Roland EV-5)
of
voetschakelaar (bijv. BOSS FS-6)
MIDI Se
Digitale recorder enz.
uencerMIDI Sequencer
OUT IN
Adapter
(PSB-1U)
Directe aansluiting op een opnamemengpaneel of een PA mengpaneel (XLR-gebalanceerde output)
De GT-10B beschikt over gebalanceerde outputs, die gebruik maken van SUB OUTPUT jacks (XLR aansluitingen). Hoewel er in concertzalen en opnamestudio’s over het algemeen direct boxes worden gebruikt om de outputs van de basgitaar(effectenprocessors) op mengpanelen aan te sluiten, kunt u de GT-10B direct op het mengpaneel aansluiten, waardoor u vermindering van de geluidskwaliteit voorkomt. Ook voorkomt u zo andere problemen, die zich kunnen voordoen wanneer er meerdere apparaten worden aangesloten.
• Het SUB OUTPUT volume kan niet worden geregeld met behulp van de OUTPUT LEVEL draaiknop.
• De OUTPUT SELECT functie (pag. 26) heeft invloed op geluid dat uit de OUTPUT jacks komt. De output van de SUB OUTPUT jacks zal altijd gelijkwaardig zijn aan het uitgaande signaal, wanneer de LINE/PHONES instelling wordt gebruikt.
22
Zet het volume altijd laag en schakel de spanning van alle apparaten uit,
voordat u de apparatuur gaat aansluiten om storing en/of schade aan luidsprekers of andere apparatuur te voorkomen.
• Zet het volume van de versterker pas hoger nadat u de spanning van alle aangesloten apparaten heeft ingeschakeld.
• Wanneer er kabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volume van apparatuur die op de INPUT jack wordt aangesloten laag zijn. Indien dit zich voordoet, gebruik dan aansluitkabels zonder weerstanden.
• Wanneer het uitgaande geluid mono is, sluit de output kabel dan op de OUTPUT L/MONO jack aan.
• Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (Roland EV-5 of BOSS FV-500L; separaat aan te schaffen). Door andere expressiepedalen aan te sluiten, riskeert u storing en/of schade aan het apparaat.
• Afhankelijk van de omstandigheden van een bepaalde opstelling kunt u een onaangenaam gevoel krijgen of merken dat het oppervlak korrelig aanvoelt wanneer u dit apparaat, daarop aangesloten microfoons of de metalen delen van andere voorwerpen, zoals bassen, aanraakt. Dit komt door een oneindig kleine elektrische lading, die absoluut onschadelijk is. Indien u zich hierover echter zorgen maakt, verbind dan de aardeaansluiting (zie illustratie) met een externe aarding. Wanneer het apparaat geaard is kan er een licht gebrom optreden, afhankelijk van de bijzonderheden van uw installatie. Indien u niet zeker weet hoe u de aarde moet verbinden, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkend Roland distributeur (zie de lijst op de ‘Informatie’-pagina). Ongeschikte plaatsen om mee te aarden:
· Waterleidingen (dit kan een elektrische schok of elektrocutie tot gevolg hebben)
· Gasleidingen (dit kan brand of een explosie veroorzaken)
· Telefoonlijnaarding of bliksemafleider (dit kan gevaarlijk zijn in geval van onweer).
• Plaats de adapter zodanig dat de kant met het lampje (zie illustratie) naar boven wijst en de kant met de informatieve tekst naar beneden. Het lampje gaat aan wanneer u de adapter met de stekker in het stopcontact steekt.
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
• Wanneer u een expressiepedaal op de EXP PEDAL2/CTL 3,4 jack aansluit, stel het minimumvolume van het aangesloten expressiepedaal dan op ‘MIN’ in.
• Wanneer u een BOSS FS-6 voetpedaal (optioneel) op de EXP PEDAL 2/CTL 3,4 jack aansluit, stel de MODE schakelaar en de POLARITY schakelaar dan in als hieronder aangegeven.
BA
Hoofdstuk
1
BOSS FS-6
• Wanneer u een BOSS FS-5U voetschakelaar (optioneel) op de EXP PEDAL 2/CTL 3,4 jack aansluit, stel de POLARITY schakelaar dan in zoals hieronder aangegeven.
Polariteitsschakelaar
• U kunt het speciale (optionele Roland) PCS-31 aansluitsnoer gebruiken om twee voetschakelaars aan te sluiten.
• Wanneer er een BOSS FS-6 voetpedaal (optioneel) met een optionele aansluitkabel (stereo 1/4’ koptelefoonaansluiting - stereo 1/4’ koptelefoonaansluiting) op de CTL 3,4 jack wordt aangesloten, werkt pedaalschakelaar B volgens de CONTROL 3 instellingen en pedaalschakelaar A volgens de CONTROL 4 instellingen.
Naar CTL3,4 jack Naar CTL3,4 jack Naar CTL3,4 jack
PCS-31 kabel
Wit Rood Wit Rood
Adapter
Netsnoer
Stopcontact
Lampje
• Zet het netsnoer vast met behulp van de kabelhaak (zie illustratie) om te voorkomen dat de stekker per ongeluk uit het stopcontact getrokken wordt. Ook voorkomt u zo een te grote druk op de adapter stekker.
• Dit instrument is voorzien van gebalanceerde XLR aansluitingen. Hieronder ziet u hoe de bedrading aangesloten dient te worden. Sluit de apparatuur pas aan, nadat u de bedradingstekeningen van de andere aan te sluiten apparatuur heeft bekeken.
BOSS
BOSS
FS-5U
FS-5U
(CTL4)
(CTL3)
Wanneer u het apparaat gebruikt met een expressiepedaal of een voetschakelaar (de optionele FS-6 of FS-5U) op de EXP PEDAL 2/CTL 3,4 jack aangesloten, realiseer dan de instellingen zoals aangegeven in ‘Pedalen gebruiken om de parameters te regelen’ (pag. 48).
• Zie ‘AMP CONTROL’ op pag. 132 voor meer informatie over het gebruik van de AMP CONTROL jack.
(CTL3) (CTL4)
(CTL4) (CTL3)
23
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
De spanning inschakelen
Controleer het volgende, voordat u de spanning inschakelt:
• Zijn alle externe apparaten op de juiste manier aangesloten?
• Is het volume van de GT-10B, de versterker en alle andere aangesloten apparaten op het minimum gezet?
Wanneer de apparaten zijn aangesloten dient u de spanning van de verschillende apparaten in de aangegeven volgorde in te schakelen. Door de apparaten in de verkeerde volgorde in te schakelen riskeert u storing en/of schade aan luidsprekers en andere apparatuur.
• MEMO Na het inschakelen van de spanning wordt de
De display verandert; het volgende komt in beeld. Het scherm dat nu verschijnt wordt het ‘Playscherm’ genoemd.
1.
2. Schakel de spanning van eventuele externe effectprocessors in basversterker
(powerversterker).
Patch ingesteld, die voor het uitschakelen van de stroom als laatste werd geselecteerd.
• Dit apparaat is van een beschermingscircuit voorzien. Na het inschakelen van de spanning is er een kort moment (enkele seconden) nodig, voordat het apparaat normaal functioneert.
De uitleg in deze handleiding bevat illustraties die weergeven wat er in principe in de display te zien moet zijn. Het kan echter zijn dat het apparaat een nieuwere, bijgewerkte versie van het systeem bevat (dus nieuwere klanken). Hierdoor kan wat u in de display ziet soms verschillen met de handleiding.
De iconen in het Playscherm
Master BPM
Bank-, Patchnummer
Categorie
Patch naam
Geeft de Master BPM (pag. 122) waarde voor elke Patch aan.
Wanneer de Effect Ch.Mode is ingesteld op Single, wordt effectkanaal A geselec­teerd. Dit wordt ook weergegeven wa­neer de Effect Ch.Mode is ingesteld op Dynamic B.
Wanneer de Effect Ch.Mode is ingesteld op Single, wordt effectkanaal B geselec­teerd. Dit wordt ook weergegeven wanneer de Effect Ch.Mode is ingesteld op Dynamic A.
Dit wordt weergegeven wanneer de Effect Ch.Mode is ingesteld op Dual Mix, Dual L/R of Freq Divide. Wanneer Effect Ch.Mode is ingesteld op Dynamic A of Dynamic B, wordt het weergegeven overeenkomstig het inputvolume.
OUTPUT SELECT instelling
Effectkanaal
PREAMP Solo schakelaar
Zie ‘Instellingen realiseren voor een aangesloten apparaat (Output Select)’ op pag. 26 voor meer informatie over de OUTPUT SELECT iconen.
Wanneer de Effect Ch. Mode op Dynamic is ingesteld, wisselt de display van A naar B, overeenkomstig het inputvolume.
24
Dit wordt weergegeven wanneer de PREAMP Solo Sw uit is.
Dit wordt weergegeven wanneer de PREAMP Solo Sw aan is.
De ‘S’ icoon komt niet in beeld indien het geselecteerde versterkertype de Solo Sw parameter niet heeft.
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
Van Playscherm wisselen
De GT-10B heeft een scala aan Playscherm variaties. U kunt van informatie, die in het Playscherm getoond wordt, wisselen door
op te drukken.
• U kunt de PARAMETER draaiknoppen 1 t/m 4 gebruiken om met de waarden van de parameters te werken die onder aan het Playscherm staan. Ook kunt u voor elke parameter de corresponderende toekenning veranderen in het SYS KNOB ASSIGN scherm (pag. 47).
• De parameternaam die in elk Playscherm wordt getoond is afgekort. Zie ‘Parameters die u kunt instellen met PDL:CTL/EXP’ op pag. 125 of ‘Vermelding van parameters die u kunt instellen met SYS KNOB SETTING’ op pag. 138.
Scherm 1
Dit geeft de naam van de Patch weer en de parameters waarmee u kunt werken als u de regelknoppen PARAMETER 1 t/m 4 ge­bruikt.
Scherm 4
Dit scherm geeft de functies weer die zijn toegekend aan CTL 1 en 2, de EXP PEDAL SW en het EXP pedaal.
* De S-icoon en de A-icoon die in scherm 4 en 5 te zien zijn.
De S-icoon verschijnt wanneer de Pedal functie is ingeschakeld (pag. 48).
De A-icoon verschijnt wanneer de Patch Assign functie is ingeschakeld (pag. 51).
Scherm 2
Dit scherm geeft het volume van het effect­kanaal weer en de voorversterker die ge­bruikt wordt.
Scherm 5
Dit scherm geeft de functies weer die zijn toegekend aan de Nummerpedaal schake­laar, CTL 3 en 4 en het externe expressie­pedaal (EXP PEDAL2).
Scherm 3
Dit scherm geeft de modus en het volume van het effectkanaal weer.
Scherm 6
Dit is het scherm dat in beeld komt wan­neer u zich in de Manual modus bevindt (pag. 56). Deze modus is alleen te gebrui­ken, terwijl dit scherm in beeld is. Wanneer u in dit scherm op [CATEGORY/ENTER] drukt, kunt u instellingen realiseren voor de MANUAL MODE SETTING.
Hoofdstuk
1
Scherm 7
Hier worden de gebruikte effecten en hun verbindingsvolgorde (CHAIN) in een ka­naal weergegeven.
Scherm 8
De naam van de Patch en de outputvolume meter worden hier getoond.
Het outputvolume regelen
1.
Regel het outputvolume van de GT-10B met de OUTPUT LEVEL draaiknop.
25
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
Instellingen realiseren voor een aangesloten apparaat (Output Select)
Selecteer het type apparaat, dat op de OUTPUT jack is aangesloten.
• Om de GR-10B optimaal te laten presteren, dient u te zorgen dat u de juiste instelling ingeeft voor de OUTPUT SELECT, dus degene die het best bij uw opstelling past.
• De OUTPUT SELECT functie beïnvloedt geluid dat uit de OUTPUT jacks komt. De output van de SUB OUTPUT jacks is altijd gelijkwaardig aan het geluid, dat uit de output komt wanneer de LINE/PHONES instelling gebruikt wordt.
• Indien de koptelefoon op de PHONES jack is aangesloten, is de output van de OUTPUT jack en de PHONES jack altijd gelijkwaardig aan het geluid, dat uit de output komt wanneer de LINE/PHONES instelling gebruikt wordt.
Het OUTPUT SELECT scherm verschijnt.
1.
2.
3.
Waarde Uitleg
Patch
System
4.
5.
Verplaats de cursor naar Mode (modus).
Stel de modus in.
De Output Selecteer instelling van de Patch wordt gebruikt. U kunt voor elke afzonderlijke Patch een andere output instelling gebruiken.
De Output Selecteer instelling van het systeem wordt gebruikt. Voor alle Patches wordt dezelfde output instelling gebruikt.
Verplaats de cursor naar Selecteer.
Kies de handeling voor de Selecteer parameter.
Waarde Uitleg Icoon op het
Playscherm
AMP WITH TWEETER Gebruik deze instelling wanneer u op een basversterker met tweeter aansluit.
AMP NO TWEETER
LINE/PHONES
Gebruik deze instelling wanneer u op een basversterker zonder tweeter aansluit. Het hoogfrequente bereik wordt geregeld.
Gebruik deze instelling wanneer u op een meerspoors recorder voor opname aansluit of wanneer u een koptelefoon gebruikt.
26
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
o
De spanning uitschakelen
Voordat u de spanning uitschakelt, dient u het volgende te controleren.
• Is het volume van de GT-10B, uw versterker en alle andere aangesloten apparaten helemaal laag gezet?
• Heeft u Patches waarvan de instellingen die veranderd zijn opgeslagen? (Pag. 43)
Hoofdstuk
1. Schakel de spanning van de basversterker (powerversterker) uit
effectprocessors en andere apparatuur.
2.
Schakel de spanning van de GT-10B uit.
externe
Veranderingen in instellingen van Patches gaan verloren wanneer de spanning wordt uitgeschakeld. Indien u veranderingen in de instellingen wilt opslaan, voer dan de Write procedure (pag. 43) uit voordat u de spanning uitschakelt.
De basgitaar stemmen (TUNER)
Wanneer de Tuner ingeschakeld wordt, worden geluiden die als input naar de GT-10B gaan direct zoals ze zijn als output uitgevoerd (bypass) en wordt de tuner geactiveerd. Onder deze omstandigheden kunt u dan een basgitaar stemmen.
De Tuner functie in en uitschakelen
1.
De display tijdens het stemmen
Bij de interne tuner van de GT-10B zijn de naam van de noot en de Tuning Guide (stemhulp) in de display te zien, waardoor het verschil tussen de inputklank en de klank in de display aangegeven wordt.
De tuner wordt in of uitgeschakeld.
1
Naam van de n
Tuning Guide
Wanneer het verschil met de juiste toonhoogte binnen 50 cent valt, geeft de Tuning Guide de grootte van dat verschil aan., Terwijl u naar de Tuning Guide kijkt, kunt u stemmen totdat het lampje in het midden gaat branden.
fig.07-090
Te hoog
Gestemd
Te laag
27
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
Hoe u kunt stemmen
1. Speel één enkele
open noot op de snaar die u wilt
De naam van de noot die het dichtst bij de snaar ligt die werd aangeslagen, verschijnt in de display.
Speel maar één enkele noot op de snaar die u wilt stemmen.
stemmen.
2. Stem de snaar totdat
de naam van de snaar in de display verschijnt.
• Gewone viersnarige basgitaar
Normaal E A D G
1/2 stap naar beneden
1 stap naar beneden D G C F
• Gewone vijfsnarige basgitaar
3. Blijf naar de Tuning
Guide kijken, terwijl u ondertussen stemt totdat het lampje in het midden gaat branden.
4. Herhaal de stappen 1-3 totdat alle snaren gestemd zijn.
Normaal B E A D G
1/2 stap naar beneden
1 stap naar beneden A D G C F
• Gewone zessnarige basgitaar
Normaal B E A D G C
1/2 stap naar beneden
1 stap naar beneden A D G C F
De steminstellingen veranderen (Tuner Pitch)
4th 3rd 2nd 1st
DGCF
5th 4th 3rd 2nd 1st
ADGCF
6th 5th 4th 3rd 2nd 1st
ADGCF
B
A
1.
2.
Schakel de tuner in.
Verplaats de cursor naar PITCH (toonhoogte).
Verander de grondtoon.
3.
Bereik Uitleg
435Hz–445Hz Hier wordt de grondtoon ingesteld.
• De frequentie van A4 (de middelste A op het klavier van een piano) dat gespeeld wordt door een instrument (bijvoorbeeld een piano) en dat de toonhoogte aangeeft waarop de andere instrumenten voor het begin van een uitvoering gestemd worden, heet de grondtoon.
• Dit wordt bij het verlaten van de fabriek op 440 Hz ingesteld.
28
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
De tuner instellingen veranderen (Tuner Out)
1.
2.
Schakel de tuner in.
Verplaats de cursor naar OUTPUT.
Selecteer de output, terwijl Tuner aan staat.
3.
Waarde Uitleg
Bypass
Mute Geluid wordt gedempt en er is geen output te horen.
Geluid dat als input in de GT-10B binnenkomt wor­den via de bypass geleid (gaat niet door de processor) en is als directe output (zoals het geluid is) te horen.
• Wanneer OUTPUT op ‘Bypass’ is ingesteld en Tuner op ON staat, kunt u het volume van het directe geluid regelen door het EXP pedaal te bedienen.
• OUTPUT wordt bij het verlaten van de fabriek op ‘Bypass’ ingesteld.
FX
Effector
TUNER
Mute
Bypass
TUNER
OUTPUT
Uit
Aan
EXP
pedaal
TUNER
schakelaar
Hoofdstuk
1
De tuner in en uitschakelen met het CTL pedaal
Door de functie van het CTL pedaal (pag. 48) op ‘Tuner’ in te stellen, kunt u de tuner met één van de CTL pedalen in en uitschakelen.
De tuner in en uitschakelen door het EXP pedaal naar achteren te trekken.
Wanneer het EXP pedaal als voetregeling voor het volume functioneert, stel dan één van de ASSIGN 1-8 Assign Variable instellingen (pag. 51) als volgt in.
Met deze instellingen kunt u de tuner inschakelen door het EXP pedaal naar achteren te trekken.
Target: Tuner Sw Src Mode: Moment
Min: On ActRngLo: 0
Max: Off ActRngHi: 1
Source: EXP1 PEDAL
De tuner in en uitschakelen met het nummerpedaal
Stel de Num Pedl Sw functie (pag. 58) in op Tuner om de tuner in en uit te schakelen met het nummerpedaal van de huidige Patch.
29
Hoofdstuk 1 Geluiden produceren
Een klank selecteren (Patch Change)
Wat is een Patch?
Een combinatie (of een set) van effecten samen met een groep parameter instellingen wordt een ‘Patch’ genoemd.
De GT-10B kan 400 verschillende Patches in het geheugen opslaan, gesorteerd op bank (groep) en nummer, zoals hieronder aangegeven.
fig.02-010
Preset Bank 50
Preset Bank 01
User Bank 50
User Bank 01
User banken (U01-U50)
Nieuw gecreëerde effectinstellingen worden in de User banken opgeslagen. Patches in deze banken worden ‘User Patches’ genoemd.
Er verschijnt een ‘U’ in de display wanneer er een User Patch wordt geselecteerd.
fig.02-020d
Preset banken (P01-P50)
De Preset banken bevatten effectinstellingen die ten volle gebruik maken van de eigenschappen waarover de GT-10B beschikt. De Patches in deze banken worden ‘Preset Patches’ genoemd. Wanneer u de instellingen van een Preset Patch verandert, sla het resultaat dan op als een User Patch. Preset Patches kunnen niet overschreven worden.
Er verschijnt een ‘P’ in de display wanneer er een Preset Patch wordt geselecteerd.
fig.02-030d
30
Loading...
+ 126 hidden pages