Roland GT-10 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de BOSS GT-10.
Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, leest u de secties getiteld ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (p.2-3) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’(p. 4-5). In deze secties vindt u belangrijke informatie over het op juiste wijze gebruiken van het apparaat. Bovendien kunt u de gebruikershandleiding in zijn geheel doorlezen om een goed beeld te krijgen van alles dat uw nieuwe apparaat te bieden heeft. Bewaar deze handleiding zodat u er later aan kunt refereren.
202
Copyright © 2008 BOSS CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag, in welke vorm dan ook, zonder schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION gereproduceerd worden.
USING THE UNIT SAFELY

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
002c
• Maak het apparaat of de adapter niet open en voer geen modificaties uit. Dat geldt ook voor de adapter.
..........................................................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren of onder­delen in het apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan). Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distributeur die u op de "Infor­matie" pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Het apparaat mag nooit worden gebruikt of opgeborgen worden op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn
(bijvoorbeeld direct zonlicht in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur, of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of
natte vloeren hebben, of
• aan regen blootstaan of vochtig zijn, of
• stoffig zijn, of
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
007
• Zorg dat het apparaat altijd zo wordt geplaatst, dat het waterpas staat en stabiel zal blijven. Plaats het nooit op standaards die kunnen wiebelen of op hellende oppervlakken.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG opmerkingen
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
008c
• Gebruik alleen de adapter die bij het apparaat hoort. Controleer ook of het lijnvoltage met het ingangsvoltage overeenkomt, dat op de behuizing van de adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen een andere polariteit gebruiken of op een ander voltage zijn ontworpen. Het gebruik daarvan kan derhalve tot schade, storingen of elektrische schok leiden.
..........................................................................................................
• Gebruik alleen het aan het apparaat bevestigde netsnoer. Ook mag het bijbehorende netsnoer niet met een ander apparaat worden gebruikt.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, elementen kunnen afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Beschadigde snoeren brengen risico’s van brand en schok met zich mee!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren die permanent gehoorsverlies kunnen veroorzaken. Gebruik het apparaat niet gedurende langere tijd op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Indien u last heeft van enig gehoorsverlies of een piep in de oren, moet u het apparaat niet meer gebruiken en een oorarts raadplegen.
..........................................................................................................
011
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terecht­komen.
2
..........................................................................................................
WAARSCHUWING
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijz­ijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de "Informatie" pagina, indien:
• De adapter, het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren, of
een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
VOORZICHTIG
• Het apparaat en de adapter dienen zo geplaatst te worden dat hun locatie of positie de benodigde ventilatie niet belemmert.
..........................................................................................................
102c
• Als u de stekker van de adapter in het apparaat of een stopcontact steekt of eruit haalt, houdt u deze, of de behuizing van de adapter vast.
..........................................................................................................
• U dient de adapter met enige regelmaat uit het stopcontact te halen en deze schoon te maken met een droge doek om stof en andere opeenhopingen tussen de vorken van de stekker uit te halen. Ook haalt u de stekker uit het stopcontact wanneer het apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt zal worden. Ophoping van stof tussen de twee stekkers kan slechte isolatie veroorzaken, dat tot brand kan leiden.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in de war raken van snoeren te voorkomen. Tevens dienen alle snoeren buiten het bereik van kinderen te blijven.
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classifi­catie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschr­ijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
..........................................................................................................
106
• Ga nooit op het apparaat zitten of staan en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107c
• Raak de behuizing van de adapter of zijn stekkers nooit met natte handen aan, als u deze in dit apparaat of een stopcontact steekt of eruit haalt.
..........................................................................................................
• Voordat u het apparaat verplaatst, verwijdert u de adapter en alle snoeren van externe apparaten.
..........................................................................................................
• Voordat u het apparaat schoonmaakt, zet u de stroom uit en haalt u de adapter uit het stopcontact (p.25).
..........................................................................................................
• Wanneer u onweer in uw omgeving verwacht, haalt u de adapter uit het stopcontact.
..........................................................................................................
• Indien u schroef en de USB aansluitkap verwijdert, bewaart u deze op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen. Op die manier voorkomt u dat de schroeven per ongeluk door kinderen worden ingeslikt.
..........................................................................................................
3

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Stroomvoorziening
• Sluit dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact aan dat door een elektrisch apparaat wordt gebruikt waar een omvormer bij te pas komt (zoals een koelkast, wasma­chine, magnetronoven of airconditioner) of dat een motor bevat. Afhankelijk van de manier waarop het apparaat wordt gebruikt, kan de ruis van de stroomvoorziening veroorzaken dat dit apparaat storingen gaat vertonen of hoorbare ruis produceert. Wanneer het niet mogelijk is om een apart stopcontact te gebruiken, plaatst u een stroom­voorziening ruisfilter tussen dit apparaat en het stopcontact.
• De adapter zal na lange uren werking warmte afgeven. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat u dit apparaat op andere apparaten aansluit, zet u de stroom van alle apparaten uit. Hiermee worden storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten voorkomen.
Plaatsing
351
• Wanneer het apparaat in de buurt van krachtversterkers (of andere apparatuur welke grote stroom transformators bevat) wordt gebruikt, kan ruis worden opgewekt. Om dit probleem te verzachten, verandert u de richting van dit apparaat of plaatst u het verder weg van de storingsbron.
• Dit apparaat kan storing in radio en televisieontvangst veroorzaken. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan veroorzaakt worden wanneer draadloze commu­nicatieapparaten zoals mobiele telefoons in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden bij het ontvangen of starten van een gesprek of tijdens de conversatie. Als u dit soort problemen ondervindt, dient u deze draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat gebruiken of uit te zetten.
• Als het apparaat naar een locatie met een zeer afwijkende temperatuur en/of vochtigheid wordt verplaatst, kunnen er waterdruppels (condensatie) binnen in het apparaat worden gevormd. Wanneer u het apparaat in deze staat gaat gebruiken, kunnen schade en storingen ontstaan. Daarom moet u het apparaat, voordat u het in gebruik neemt, enige uren laten staan totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Als u dit apparaat op een piano of meubelstuk plaatst, kan de lak van de piano door de rubberen voet van dit apparaat verkleuren of beschadigen. Om dit te voorkomen, kunt u een doek onder dit apparaat leggen.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonhouden veegt u het apparaat met een zachte, droge of een licht vochtige doek schoon. Om hardnekkig vuil te verwijderen gebruikt u een doek met een kleine hoeveelheid mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Neem het apparaat daarna met een zachte, droge doek af.
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmid­delen om verkleuring en/of vervorming van het apparaat te voorkomen.
Reparaties en data
• Wees ervan bewust dat alle data in het geheugen van het apparaat verloren kan gaan wanneer het apparaat ter reparatie wordt aangeboden. Een reservekopie van belan­grijke data dient altijd op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) worden opgeslagen, of op papier genoteerd te worden (indien mogelijk). Tijdens de reparatie proberen wij dataverlies ten alle tijden te voorkomen. In bepaalde gevallen (als het aan het geheugen zelf gerelateerde circuit niet werkt) spijt het ons dat de data niet hersteld kan worden, en Roland is niet aansprakelijk voor dit soort verlies van data.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• De inhoud van het geheugen kan onherstelbaar verloren gaan door een storing, of door onjuist gebruik van het apparaat. Om het verlies van belangrijke data te voorkomen, adviseren wij u een reservekopie van belan­grijke data die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen te maken, en in een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) op te slaan.
• Helaas kan het onmogelijk zijn om de inhoud van data die in een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) werd opgeslagen te herstellen, nadat deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dit soort dataverlies.
• Bedien de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars, en de jacks en aansluitingen met zorg. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm en druk er niet hard op.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet transporteren, verpakt u het zo mogelijk in de originele doos (inclusief schokabsorb­erend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkings­materiaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal (Roland EV-5, BOSS FV-500H met een aansluitkabel (stereo 1/4'' phone-stereo 1/4'' phone, apart verkrijgbaar). Door andere expressie pedalen aan te sluiten, kunnen storingen ontstaan, en kan het apparaat beschadigen.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
562
• Sommige aansluitkabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
Auteursrecht
• Dit product kan gebruikt worden voor het opnemen of dupliceren van geluid, zonder beperkingen, opgelegd door bepaalde technologische auteursrecht beschermende maatregelen. Dit komt doordat dit product bedoeld is voor het produceren van originele muziek, en daarom zo ontworpen is dat het materiaal dat niet in strijd is met auteursrechten behorend aan anderen (uw eigen oorspronkelijke werken bijvoorbeeld), vrijelijk opgenomen of gedupliceerd kan worden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden waarbij het auteursrecht van een derde partij overtreden kan worden. Wij zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor overtredingen van het auteursrecht van een derde partij die door gebruik van dit apparaat worden begaan.
Drukafspraken en iconen in deze handleiding
Tekst of nummers binnen
vierkante haakjes [ ]
(p.**)
Indicatie knoppen.
[WRITE]
Duidt op informatie die u in
acht moet nemen als u de GT-
10 gebruikt.
Duidt op aanvullende
informatie over een operatie.
Duidt op informatie over een
handige operatie.
Duidt op een referentie
pagina.
WRITE knop
Over de uitleg van procedures in de tekst
• Voor het selecteren van onderdelen zoals in het scherm hieronder word getoond, wordt in de uitleg beschreven hoe de selectie met gebruik van knoppen gemaakt kan worden, maar de onderdelen kunnen ook met gebruik van
[ ] rn [ ] (de cursor knop) geselecteerd worden.
5
Inhoud
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ............................................................4
Hoofdkenmerken...................................................................................10
Namen van dingen en wat ze doen .....................................................11
Voorpaneel ................................................................................................................................................ 11
Achterpaneel ............................................................................................................................................. 13
Snelle start.............................................................................................14
Voorbereidingen....................................................................................................................................... 14
Geluiden spelen ........................................................................................................................................16
Bewerken ...................................................................................................................................................18
Basisbediening............................................................................................................................... 18
Geluiden creëren op basis van bestaande Patches ................................................................... 18
Op een gemakkelijke manier geluiden creëren.................................................................................... 20
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen ..............................................................22
De aansluitingen maken.......................................................................................................................... 22
De stroom aanzetten ................................................................................................................................23
De iconen in het Play scherm ......................................................................................................23
Het Play scherm veranderen .......................................................................................................24
Het uitgangsniveau aanpassen............................................................................................................... 24
Instellingen voor een aangesloten apparaat maken (Output Select) ................................................25
De stroom uitzetten.................................................................................................................................. 26
De gitaar stemmen (TUNER).................................................................................................................. 26
De Tuner functie aan en uitzetten .............................................................................................. 26
Over het beeldscherm tijdens het stemmen ..............................................................................26
Zo stemt u....................................................................................................................................... 27
De Tuner instellingen veranderen (Tuner Pitch)...................................................................... 27
De Tuner instellingen veranderen (Tuner Out)........................................................................ 28
Een geluid selecteren (Patch Change) ...................................................................................................29
Wat is een Patch?........................................................................................................................... 29
Het pedaal gebruiken om de Patch te selecteren...................................................................... 30
De patch selecteren met gebruik van de draaiknop................................................................. 31
Patches in groepen onderverdelen (CATEGORY) ...................................................................31
Een geluid aanpassen............................................................................................................................... 31
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren (Patch Edit)........................................32
Op een gemakkelijke manier geluiden creeren (EZ TONE)............................................................... 32
Een geluid voor de song die u in uw hoofd heeft creeren (Create)....................................... 32
Het geluid aanpassen (Edit) ........................................................................................................33
De effecten instellen .................................................................................................................................34
Een effect aan en uitzetten ...........................................................................................................34
De effecten op eenvoudige wijze instellen (Quick Settings)................................................... 35
Schakelen tussen Knob View en List View ............................................................................... 35
De parameters aanpassen ............................................................................................................36
De volgorde van effecten veranderen (Effect Chain)............................................................... 38
Patches op categorie groepren (CATEGORY) ..........................................................................39
User categorieën een naam geven (CATEGORY NAME)....................................................... 40
Een patch een naam geven (PATCH NAME) ......................................................................................41
6
Hoofdstuk 3 Een geluid opslaan .........................................................42
Een Patch opslaan (PATCH WRITE)..................................................................................................... 42
Patches kopieren (PATCH COPY)......................................................................................................... 42
Patches uitwisselen (PATCH EXCHANGE) ........................................................................................ 43
Patches initialiseren (PATCH INITIALIZE) ......................................................................................... 43
Instellingen per effect opslaan (User Quick Settings) .........................................................................44
PREAMP instellingen tussen kanalen kopieren of uitwisselen......................................................... 45
Hoofdstuk 4 Geluiden spelen ..............................................................46
De functies van de knoppen in het Play scherm instellen.................................................................. 46
Pedalen gebruiken om de parameters te besturen .............................................................................. 47
Het CTL/EXP pedaal altijd met dezelfde functie gebruiken (Pedal Function) ................... 47
CTL/EXP functies individueel in elke patch instellen (pedal FX)......................................... 48
Alle controller functies voor individuele patches instellen (Assign) ....................................50
Het virtuele expressiepedaal aan het begin van operaties activeren
(Internal Pedal System) ................................................................................................................54
De effecten aan en uitzetten met de BANK/Number pedalen (Manual Mode)............................. 55
Naar de Manual Mode gaan........................................................................................................55
Effecten aan en uitzetten met de pedalen.................................................................................. 55
Een effect aan/uit schakeling aan een pedaal toewijzen ........................................................ 56
Instellingen veranderen met de nummer pedalen ..............................................................................57
Phrase Loop Play...................................................................................................................................... 58
Wat is Phrase Loop?...................................................................................................................... 58
De Phrase Loop gebruiken .......................................................................................................... 58
Phrase Loop instellen ................................................................................................................... 59
Overzicht van Phrase Loop werking.......................................................................................... 60
Instellingen maken die overeenkomen met de aangesloten gitaar (Input Select) .......................... 61
Het algehele geluid aanpassen zodat het met de gebruiksomgeving overeenkomt (Global) ...... 62
Het algehele geluid aanpassen (Global EQ).............................................................................. 62
Het algehele effect van de ruisonderdrukker besturen (Total Noise Suppressor).............. 63
Het algehele Reverb niveau regelen (Total REVERB) ............................................................. 64
Het uitvoer referentie niveau instellen, zodat dit met de aangesloten apparatuur
overeenkomt (Main Out Level)................................................................................................... 65
Het uitgangsniveau van de DIGITAL OUT jack aanpassen................................................... 66
Het contrast van het beeldscherm aanpassen (LCD Contrast).......................................................... 67
Maken dat effectgeluiden blijven spelen nadat er van patch is veranderd
(Patch Change Mode)............................................................................................................................... 68
De identieke Preamp instellingen in alle patches gebruiken (Preamp Mode) ................................ 69
De System Preamp gebruiken ..................................................................................................... 69
De System Preamp instellen ........................................................................................................ 69
De huidige Preamp instelling als de Systeem Preamp instelling opslaan............................ 70
De banken die veranderd kunnen worden beperken (Bank Extent) ................................................71
De timing instellen die gebruikt wordt voor het veranderen van patches
(Bank Change Mode) ...............................................................................................................................72
Waardes van een EXP pedaal overbrengen wanneer patches worden opgeroepen
(EXP Pedal Hold)...................................................................................................................................... 73
De manier waarop de pedaal indicators oplichten veranderen (Pedal Indicate) ...........................74
De functie van de draaiknop selecteren (Dial Function) ....................................................................75
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ..............................................................................76
Het EXP pedaal aanpassen...................................................................................................................... 77
Hoofdstuk 6 De GT-10 met aangesloten externe
MIDI apparaten gebruiken ....................................................................79
Wat kunt u met MIDI doen?................................................................................................................... 79
Bediening vanaf de GT-10............................................................................................................ 79
De GT-10 op afstand besturen met gebruik van een extern MIDI apparaat ........................79
Instellingen voor MIDI functies maken ................................................................................................ 80
Het MIDI Receive kanaal instellen .............................................................................................80
De MIDI Omni Mode instellen.................................................................................................... 81
Het MIDI Transmit kanaal instellen........................................................................................... 81
De MIDI Device ID instellen ....................................................................................................... 81
De MIDI Sync klok instellen........................................................................................................ 81
7
Program Change berichten verzenden ......................................................................................82
EXP Pedaal operaties als Control Change berichten verzenden............................................ 82
EXP Pedal SW operaties als Control Change berichten verzenden....................................... 82
Externe EXP pedaal operaties als Control Change berichten verzenden .............................82
CTL pedaal operaties als Control Change berichten verzenden............................................ 83
Externe voetschakelaar operaties als Control Change berichten verzenden .......................83
De overeenkomsten tussen Program Change berichten en Patches instellen
(Program Change Map)........................................................................................................................... 84
De Program Change Map instellingen inschakelen/uitschakelen
(MIDI Map Select) ......................................................................................................................... 84
De Program Change Map instellen ............................................................................................84
Patches met gebruik van Bank select berichten veranderen.............................................................. 85
Patch nummers op een extern MIDI apparaat vanaf de GT-10 veranderen ........................85
Patch nummers op de GT-10 vanaf een extern MIDI apparaat veranderen ........................86
Data naar een extern MIDI apparaat verzenden (Bulk Dump) .........................................................87
De aansluitingen maken............................................................................................................... 87
Verzenden ......................................................................................................................................88
Data van een extern MIDI apparaat ontvangen (Bulk Load)............................................................. 89
De aansluitingen maken............................................................................................................... 89
Ontvangen...................................................................................................................................... 89
Hoofdstuk 7 De GT-10 gebruiken als deze via
USB op een computer is aangesloten ................................................90
Voordat een USB verbinding wordt gemaakt...................................................................................... 90
De USB driver installeren en instellen .......................................................................................90
De driver mode veranderen ........................................................................................................91
De USB functies instellen ........................................................................................................................ 92
De invoer en uitvoer van het digitale geluidssignaal instellen .............................................. 92
De Direct Monitor instellen .........................................................................................................93
De Direct Monitor instelling vanaf een extern apparaat besturen......................................... 94
De uitvoer van de GT-10 met een computer opnemen....................................................................... 94
GT-10 effecten op het afspeelgeluid van een computer toepassen ...................................................95
COMP (Compressor)................................................................................................................................ 96
OD/DS (Overdrive/Distortion)............................................................................................................. 96
PREAMP ....................................................................................................................................................98
Preamp Type List ..........................................................................................................................98
EQ (Equalizer)......................................................................................................................................... 101
FX-1/FX-2 ................................................................................................................................................ 102
T.WAH (Touch Wah).................................................................................................................. 102
AUTO WAH (Auto Wah) ..........................................................................................................103
SUB WAH..................................................................................................................................... 103
ADV.COMP (Advanced Compressor)..................................................................................... 104
LIMITER .......................................................................................................................................104
GRAPHIC EQ (Graphic Equalizer) .......................................................................................... 104
PARA EQ (Parametric Equalizer)............................................................................................. 105
TONE MODIFY........................................................................................................................... 105
GUITAR SIM. (Guitar Simulator) ............................................................................................. 106
SLOW GEAR................................................................................................................................ 106
DEFRETTER................................................................................................................................. 106
WAVE SYNTH ............................................................................................................................107
GUITAR SYNTH......................................................................................................................... 107
SITAR SIM. (Sitar Simulator) .................................................................................................... 108
OCTAVE....................................................................................................................................... 109
PITCH SHIFTER.......................................................................................................................... 109
HARMONIST ..............................................................................................................................110
AUTO RIFF ..................................................................................................................................111
Originele frases creëren (User Phrase)..................................................................................... 112
SOUND HOLD............................................................................................................................ 112
AC.PROCESSOR (Acoustic Processor) .................................................................................... 112
FEEDBACKER............................................................................................................................. 113
ANTI-FEEDBACK....................................................................................................................... 113
PHASER........................................................................................................................................ 114
8
FLANGER ....................................................................................................................................114
TREMOLO.................................................................................................................................... 115
ROTARY....................................................................................................................................... 115
UNI-V............................................................................................................................................ 115
PAN............................................................................................................................................... 115
SLICER.......................................................................................................................................... 116
VIBRATO...................................................................................................................................... 116
RING MOD. (Ring Modulator) .................................................................................................117
HUMANIZER.............................................................................................................................. 117
2X2 CHORUS............................................................................................................................... 118
SUB DELAY ................................................................................................................................. 118
DELAY .....................................................................................................................................................119
DELAY Common Parameters ...................................................................................................119
Pan................................................................................................................................................. 120
Dual-S, Dual-P, Dual-L/R.......................................................................................................... 120
Warp.............................................................................................................................................. 120
Modulate ...................................................................................................................................... 120
CHORUS.................................................................................................................................................. 121
REVERB ................................................................................................................................................... 121
MASTER .................................................................................................................................................. 122
MASTER BPM/KEY ..............................................................................................................................122
PEDAL FX................................................................................................................................................ 122
SW&PDL FUNCTION................................................................................................................ 122
ASSIGN 1–8............................................................................................................................................. 126
TARGET PARAMETER .............................................................................................................127
SEND/RETURN..................................................................................................................................... 132
AMP CONTROL..................................................................................................................................... 132
NS1/NS2 (Noise Suppressor)............................................................................................................... 133
EZ TONE ................................................................................................................................................. 133
STEP1: SETTING ......................................................................................................................... 133
STEP2: TONE............................................................................................................................... 134
STEP3: DRIVE.............................................................................................................................. 134
STEP4: EFX................................................................................................................................... 134
SYSTEM ................................................................................................................................................... 134
TUNER.......................................................................................................................................... 134
INPUT/OUTPUT........................................................................................................................ 134
PHRASE LOOP ........................................................................................................................... 135
MANUAL MODE SETTING .....................................................................................................136
PLAY OPTION ............................................................................................................................136
CONTROLLER ............................................................................................................................ 137
LCD ...............................................................................................................................................139
MIDI .............................................................................................................................................. 139
USB................................................................................................................................................ 140
OUTPUT SELECT................................................................................................................................... 141
Appendix..............................................................................................142
Signaalstroom ......................................................................................................................................... 142
MIDI implementatiekaart...................................................................................................................... 143
Specificaties .............................................................................................................................................144
Storingsmeldingen .................................................................................................................................145
Probleemoplossing................................................................................................................................. 145
Problemen met het geluid.......................................................................................................... 145
Overige problemen .....................................................................................................................146
Index.....................................................................................................147
9

Hoofdkenmerken

Nieuwere, krachtigere BOSS COSM effecten
Totaal nieuwe effecten, mogelijk gemaakt door een originele processor van hoge kwaliteit die zich op de meest recente BOSS technologie verlaat.
Met gebruik van COSM technologie die het gebied van het slechts modelleren overstijgt, bereiken deze effecten geluiden met een nog natuurlijker speelgevoel en een rijkere expressiviteit dan voorgaande modellen.
Geluiden intuïtief creëren met EZ TONE
De EZ TONE biedt een innovatieve gebruikersinterface waarmee u uw eigen geluiden kunt creëren, zonder enige speciale kennis van effectparameters.
Het maken van geluid op de EZ TONE is puur intuïtief. EZ TONE toont u de manier waarop geluid gemaakt kan worden met zowel grafische iconen en intuïtieve termen als 'SOFT' of 'HARD'. Kies het basisgeluid dat u wenst, op basis van het muziek genre, het beeld van de song en de uitvoeringsstijl. Vervolgens kunt u het geluid gaan vormen, door de cursor in het TONE GRID naar 'SOFT' of 'HARD' te verschuiven, voor 'SOLO' of 'BACKING'.
Nu kan iedereen zijn of haar eigen geluiden creëren, op het moment dat een idee in het hoofd opkomt.
Phrase Loop optie
Met de Phrase Loop kunt u uitvoeringen opnemen en afspelen, waarbij doorlopend nieuwe geluiden toegevoegd kunnen worden terwijl de loop wordt gespeeld.
Tot 38 seconden opnametijd betekent dat u van effect kunt veranderen als u ritme, solo's en andere uitvoeringsmiddelen aan een opgenomen loop toevoegt.
U kunt ook van te voren opgenomen frases zonder effecten nemen, eerst het perfecte geluid toepassen, en effecten toevoegen als u de frase afspeelt.
Een grote verscheidenheid aan geluiden met Parallel Chain
De GT-10 beschikt over een 'Parallel Chain' functie, waarmee effecten gesplitst 'chain' kunnen worden -de sequens van effecten die gebruikt worden bij de verwerking van het geluid- om twee onafhankelijke kettingen (chains) te creëren. Elke chain geeft u de volledige vrijheid om effecten in elke gewenste volgorde te arrangeren.
U kunt bijvoorbeeld aparte chain instellingen in de linker en rechter stereo kanalen gebruiken om een effect dat lijkt op een twin gitaargeluid te produceren. Bovendien kunt u met gebruik van een dynamisch type COSM versterker van ketting veranderen met uw picking dynamiek.
Werkt als een compacte effectprocessor
Het bedienen van de GT-10 is net als het gebruik van compacte effectprocessors. Supersnelle aanpassingen in het geluid zijn gemakkelijk te maken, zelfs tijdens live uitvoeringen. Selecteer gewoon een effect type, en pas de vier optimale parameters met de knoppen op het voorpaneel aan. Natuurlijk kunt u de weergave ook veranderen, zodat alle effectparameters zichtbaar zijn, om nog gedetailleerder geluiden te creëren.
Uitstekend zichtbare indicators
Voetpedaal indicators en andere verlichting maken gebruik van helder verlichte LED's. Duidelijk zichtbaar in elke situatie, of het nu een live openlucht concert is of een totaal donker podium, met deze indicators bent u verzekerd van een accurate bediening.
10

Namen van dingen en wat ze doen

Voorpaneel

1
2
3
4
5
8
6
9
17 18
Beeldscherm
Hier wordt verschillende informatie over de GT-10 getoond. Het scherm aan de linkerkant toont het bank nummer.
2. OUTPUT LEVEL knop
Hiermee wordt het volumeniveau van de OUTPUT jack en de PHONES jack bijgesteld.
3. OUTPUT SELECT knop
Hiermee worden de kenmerken van de uitvoer van de GT-10 bijgesteld, zodat deze met de aangesloten apparatuur overeenkomt (p.24).
7
10 11
13 14
16
12
Dit verandert patches en wijzigt waardes.
[ ], [ ], [ ], and [ ] (Cursor knoppen)
Deze verplaatsen de cursor in het scherm omhoog, omlaag, of naar links of rechts.
8. EFFECTS SELECT
Gebruik deze knoppen om effecten aan of uit te zetten, of om hun instellingen te veranderen (p.34). Als een effect is aangezet, licht de indicator op de knop op. De indicator dooft uit als het effect uit is.
* [MASTER/PEDAL FX] licht niet op.
15
21
20
19
4. SYSTEM knop
Hiermee worden globale instellingen voor de GT-10 gemaakt (p.61).
5. EZ TONE
CREATE knop
Dit maakt het gemakkelijk om geluiden, gebaseerd op een muzikaal genre en het gevoel van de song dat u in uw hoofd heeft te creëren. (p.32).
EDIT knop
Dit biedt een simpele manier om geluiden te wijzigen (p.33).
6. Parameterknoppen P1 tot P4
Deze veranderen de waardes van de parameters die in het scherm worden getoond.
7. Draaiknop
COMP (Compressor) knop
OD/DS (Overdrive/Distortion) knop
PREAMP knop
EQ (Equalizer) knop
FX-1 knop
FX-2 knop
DELAY knop
CHORUS knop
REVERB knop
MASTER/PEDAL (Master/pedaal effect) knop
9. SELECT knop
Deze schakelt tussen de A en B kanalen voor de PREAMP (p.98).
10. DISPLAY MODE knop
11
Namen van dingen en wat ze doen
Hiermee kan de manier waarop dingen in het scherm worden weergegeven veranderd worden (p.24).
EXIT knop
Gebruik deze knop om naar het vorige scherm terug te gaan, of een operatie te annuleren.
12. CATEGORY/ENTER knop
Gebruik deze knop voor de volgende operaties:
• Voor het uitvoeren van een operatie
• Voor het selecteren van patches die per categorie zijn samengebracht (p.31).
• Tijdens Tap Input voor MASTER BPM (p.122) of Delay Time (p.119).
13. TUNER/BYPASS knop
Druk in om de stem functie te gebruiken (p.26).
14. WRITE knop
Gebruik deze om patch instellingen in het geheugen op te slaan, of om instellingen te vervangen of kopieren (p.42).
15. BANK pedalen
Gebruik deze als u van bank verandert (p.30) of als u uitvoeringen met frase loops uitvoert (p.58).
(EXP pedaal schakelaar aan/uit indicator)
Dit licht op als de functie die door de EXP pedaal SW wordt bestuurd aan is, en dooft uit als de bestuurde functie is uitgeschakeld.
U kunt een frase loop aan of uitzetten door de twee BANK pedalen gelijktijdig in te drukken (p.58).
16. PHRASE LOOP (p.58)
REC/DUB (Recording/Overdubben) Indicator
Dit is constant verlicht als u een frase opneemt of overdubbed, en knippert tijdens opname standby.
PLAY indicator
Dit licht op wanneer een frase wordt afgespeeld.
17. Nummer pedalen 1 tot 4
Deze veranderen het patch nummer (p.30).
18. CTL (Control) pedalen 1 en 2
Deze kunnen gebruikt worden voor het besturen van verscheidene functies die u toewijst, zoals de A en B kanalen voor de PREAMP (p.98) of het aan en uitzetten van de Tuner (p.47).
19. EXP (Expressie) pedaal
Regelt volume, wah, en andere parameters (p.47).
Als u het EXP pedaal bedient, moet u oppassen dat uw vingers niet tussen het beweegbare gedeelte en het paneel beklemd raken. In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind zelf in staat is de essentiële regels voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
20. EXP PEDAL SW (EXP pedaal schakelaar)
De schakelaar wordt aan en uitgezet door de voorkant van het EXP pedaal stevig in te drukken.
21. EXP PEDAL SW ON/OFF
12

Achterpaneel

Namen van dingen en wat ze doen
1 2 5 6
1. INPUT jack
Hier wordt de gitaar aangesloten.
2. OUTPUT L/MONO R jacks
Sluit hier een versterker, mengpaneel of soortgelijk apparaat aan.
3. PHONES jack
Hier kan een koptelefoon worden aangesloten.
Wanneer een koptelefoon op de PHONES jack is aangesloten, worden klankaanpassingen toegepast, zodat het geluid dicht bij dat wat door een gitaarversterker wordt geproduceerd komt.
4. EXT LOOP SEND RETURN jacks
Sluit dit op een externe effectprocessor of versterker aan.
5. AMP CONTROL jack
Als de AMP CONTROL functie (p.132) wordt gebruikt, sluit u aan op de jack die gebruikt wordt voor het veranderen van gitaarversterker kanalen.
4
3
7
8
Wikkel het snoer van de adapter hier omheen, om te voorkomen dat de adapter plug ontkoppeld wordt (p.22).
Als de adapter ontkoppeld wordt terwijl de GT-10 in werking is, kan belangrijke data beschadigen.
13. Veiligheid slot ( )
Sluit hier een in de winkel verkrijgbare anti diefstal kabel aan.
http://www.kensington.com/
9
10
11
12 13
6. EXP PEDAL/CTL 3, 4 jack
Sluit hier een optioneel expressiepedaal (zoals de Roland EV-5) of voetschakelaar (zoals de BOSS FS-6) aan (p.22).
7. USB aansluiting
Gebruik een USB kabel om een computer met deze aansluiting te verbinden, en uitwisseling van data tussen de GT-10 en de computer mogelijk te maken (p.90).
8. DIGITAL OUT aansluiting
Voert digitale geluidssignalen uit (p.66).
9. MIDI IN/OUT aansluitingen
Sluit hier een extern MIDI apparaat aan, om MIDI berichten te verzenden en ontvangen (p.79).
10. POWER schakelaar
Zet de stroom aan en uit.
11. DC IN (AC Adapter) jack
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan.
* Om schade aan de GT-10 te voorkomen, gebruikt u alleen de
adapter die bij de GT-10 wordt geleverd.
12. Kabelhaak
13

Snelle start

In de Snelle start worden vereiste instellingen en basis operaties omschreven. Voor gedetailleerde beschrijvingen van operaties raadpleegt u de uitleg in hoofdstuk 1 en daarna.

Voorbereidingen

1.
Sluit de gitaar en de gitaarversterker aan.
Voor gedetailleerde informatie over het maken van aansluitingen kijkt u bij 'De aansluitingen maken' (p.22).
Nadat de aansluitingen zijn gemaakt, zet u de stroom van de diverse apparaten in de gegeven volgorde aan. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere apparaten.
De gitaar en versterker aansluiten
Voordat de stroom wordt aangezet, controleert u het volgende.
• Zijn alle externe apparaten op juiste wijze aangesloten?
• Is het volume van de GT-10, de versterker en alle andere aangesloten apparaten op het
Gitaar
Gitaarversterker
minimale niveau ingesteld?
Verhoog het volume van de versterker alleen nadat de stroom van alle aangesloten apparaten is aangezet.
Zet de stroom aan
2.
Steek de adapter in een stopcontact.
1.
Steek de DC plug op de AC adapter in de DC IN jack op de GT-10.
14
3.
Gebruik de POWER schakelaar om de stroom aan te zetten.
4.
Zet de gitaarversterker aan.
Voor informatie over het uitschakelen van de stroom, zie 'De stroom uitzetten' (p.25).
!
Stel het volume bij
Snelle start
Snelle start
Voorbeelden van aansluitingen met gebruik van de SEND/ RETURN jacks
Gebruik de OUTPUT VOLUME knop om het volumeniveau bij te stellen.
Voorbeeld 1: Een extern effectapparaat gebruiken
Dit maakt het mogelijk om één van de GT-10 effecten te gebruiken.
Gitaarversterker
Gitaar
Externe effecten
INPUT
OUTPUT INPUT
Voorbeeld 2: Send en Return op de
gitaarversterker gebruiken
Hiermee kunt u schakelen tussen het gebruik van de GT-10 en de voorversterker van de gitaarversterker.
Stem de gitaar
Elke druk op de TUNER/BYPASS knop schakelt de Tuner functie in of uit.
Met de Tuner functie kunnen ingangsgeluiden rechtsreeks worden uitgevoerd (bypass), en kan de gitaar in deze status worden gestemd. Voor meer informatie, zie 'De gitaar stemmen (TUNER)' (p.26).
Gitaarversterker
SEND
INPUT
* Als u aansluitingen met gebruik van de SEND/RETURN
jacks maakt, moet u ook instellingen voor de 'SEND/ RETURN' maken (p.132).
RETURN
Gitaar
15
Snelle start

Geluiden spelen

Nadat de voorbereidingen zijn getroffen, kunt u de geluiden gaan spelen door de GT-10 te bedienen.
Over de Bank en de nummer
Een Patch in de huidige bank kiezen
Kies de patch die u wilt gebruiken, door het corresponderende nummer pedaal in te drukken.
weergave
Het scherm aan de linkerkant toont de bank, en het scherm aan de rechterkant toont de bank en het patch nummer.
Bank Nummer
User Bank
Preset Bank
De indicator van het pedaal dat u indrukt licht op, en de patch wordt veranderd.
Een Patch in een andere bank kiezen
1. Druk op de BANK pedalen om de
gewenste bank te selecteren.
2. Kies de patch die u wilt gebruiken, door
het corresponderende nummer pedaal in te drukken.
De indicator van het nummer pedaal dat u indrukte licht op, en de patch wordt veranderd.
Als u zich niet in het Play scherm (p.23) bevindt, kunt u niet van Patch veranderen. Druk op de [EXIT] knop om naar het Play scherm terug te gaan, en kies dan de patch.
U kunt de BANK pedalen ook gebruiken om de Phrase Loop functie te bedienen. Phrase Loop is een functie waarmee een uitvoering opgenomen kan worden, en vervolgens als een loop afgespeeld kan worden. Voor meer informatie, zie 'Phrase Loop Play' (p.58).
Wat is een Patch?
Een combinatie (of serie) effecten samen met een groep parameter instellingen wordt een 'patch' genoemd.
De GT-10 kan 400 verschillende patches in het geheugen opslaan, ondergebracht op bank en nummer, zoals hieronder wordt getoond.
User Bank 01
Patches bevatten User patches, welke gebruikt kunnen worden om de instellingen van nieuw gecreëerde effecten en Preset patches op te slaan, waarvan gewijzigde instellingen niet opgeslagen kunnen worden. Voor meer informatie, zie 'Een geluid selecteren (Patch Change)' (p.29).
Preset Bank 50
Preset Bank 01
User Bank 50
16
Verander van Patch met de draaiknop
Als u zich in het Play scherm (p.23) bevindt, verandert de patch als u aan de knop draait.
Snelle start
Snelle start
Werken met effecten met gebruik van de pedalen
Het EXP pedaal en de CTL 1 en 2 pedalen kunnen ingesteld worden op het aan of uitzetten van effecten voor individuele patches, of als een volumepedaal en soortgelijke operaties worden gebruikt.
Door deze operaties tijdens een uitvoering uit te voeren, kan het geluid effectiever gewijzigd worden.
Druk op het CTL 1 pedaal.
De CTL 1 pedaal functie wordt aangezet. (De indicator van het CTL 2 pedaal licht op). Druk een tweede keer om uit te zetten. (De indicator van het CTL 1 pedaal dooft uit).
Druk op het CTL 2 pedaal.
De CTL 2 pedaal functie wordt aangezet. (De indicator van het CTL 1 pedaal licht op). Druk een tweede keer om uit te zetten. (De indicator van het CTL 2 pedaal dooft uit).
Druk op de voorkant van het EXP pedaal.
De waarde van het EXP pedaal stijgt.
Druk op de achterkant van het EXP pedaal
De waarde van het EXP pedaal daalt.
Druk de voorkant van het EXP pedaal stevig in.
De EXP PEDAL SW functie wordt aangezet. (De EXP PEDAL SW ON/OFF indicator licht op). Druk een tweede keer stevig in om uit te zetten. (De EXP PEDAL SW ON/OFF indicator dooft uit).
U kunt de gewenste parameters aan het EXP pedaal, EXP PEDAL SW en CTL 1 en 2 pedalen toewijzen, en deze dienovereenkomstig bedienen. Voor meer informatie, zie 'Pedalen gebruiken om de parameters te besturen' (p.47).
17
Snelle start
·

Bewerken

Basisbediening

Hier worden de basis handelingen beschreven, die bij het bewerken van instellingen worden gebruikt.
Ga naar het System Menu scherm.
Kies het menu onderdeel.
2 31
Het instellingsscherm voor het geselecteerde onderdeel verschijnt.
or
* If you want to next menu item further, repeat Steps 2 and 3.
Knoppen en draaiknoppen die u gebruikt
Dit toont het System Menu.
Stelt de parameterwaarde in.
* In this example, "PATCH EDIT" icon is selected.
·
Deze stellen de parameterwaarde in.
· Verandert de pagina.
· Kiest een onderdeel.
Dit bevestigt het geselecteerde onderdeel.
Dit beëindigt het maken van instellingen.

Geluiden creëren op basis van bestaande Patches

Laten we proberen om een nieuw geluid te creëren, gebaseerd op een Patch die een geluid heeft dat lijkt op het geluid dat u wilt maken.
Switching Effects On and Off
1. Kies een patch
met een geluid dat lijkt op het geluid dat u wilt creëren (p.16).
Knoppen en draaiknoppen die u gebruikt
Hiermee wordt de
parameterwaarde ingesteld.
Deze kiezen het effect.
2. Kies het effect dat u aan of uit wilt
zetten.
Voor meer informatie over elke parameter kijkt u bij 'Hoofdstuk 8 Parametergids' (p.96).
2. Druk nogmaals op
de knop die u bij stap 2 indrukte.
Het effect wordt aan of uitgezet.
Effect aan: knop verlicht.
Effect uit: knop uitgedoofd.
18
Snelle start
Snelle start
Verander de parameter instellingen.
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Verlaat de instellingen
54
(ga terug naar het vorige scherm)
Elke keer dat deze knop wordt ingedrukt wordt er tussen Knob View en List View afgewisseld.
Alleen de belangrijkste parameters worden in de Know View weergegeven; u kunt de parameters zo snel bijstellen. Indien u alle parameters wilt zien, dient u naar List View te schakelen.
Effect parameters aanpassen
1. Zet het effect dat
u wilt aanpassen aan.
Als u van patch verandert, zullen alle gemaakte instellingen verloren gaan. Om het door u gecreëerde geluid op te slaan, voert u de Write procedure uit (p.42).
2. Stel de parameters van het effect bij.
Meer informatie over elke parameter vindt u bij 'Hoofdstuk 8 parametergids' (p.96).
3. Herhaal stappen
1 en 2 totdat u het gewenste geluid heeft verkregen.
19
Snelle start

Op een gemakkelijke manier geluiden creëren

Met gebruik van de EZ Tone functie (p.32) kunt u instellingen, die dicht liggen bij het muzikale genre en het gevoel van de song die u wilt creëren, gemakkelijk vinden. Dit maakt het creëren van het geluid zeer eenvoudig. Laten we nu geluiden creëren met gebruik van EZ Tone.
Maak de instellingen voor het
element en de uitvoer apparatuur
Maak instellingen die overeenkomen met de gitaar en uitvoer apparatuur die u gebruikt.
Element type
Op de GT-10 aangesloten apparatuur
Kies het basisgeluid
Gebruik de basisgeluiden en variaties om het muzikale genre en het gevoel van de song te kiezen.
Variaties
Basisgeluiden
Meer informatie over elke parameter vindt u bij 'STEP1: SETTING' (p.133).
Knoppen en draaiknoppen die u gebruikt
Dit start de EZ Tone functie.
parameterwaardes ingesteld.
20
Meer informatie over elke parameter vindt u bij 'STEP2: TONE' (p.134).
Deze veranderen de pagina.
Hiermee worden de
Snelle start
Snelle start
3
Pas de vervorming aan
Met gebruik van Tone Grid past u de vervorming aan, totdat u het gewenste geluid heeft verkregen.
Voor solo's
Distortion: Soft
Voor backing
Cursor verplaatsing
Distortion: Hard
4
Pas de andere effecten aan
Met gebruik van Tone Grid past u de effecten aan, totdat u het gewenste geluid heeft verkregen.
Voorb: als u de delay aanpast
Delay geluid: Wet (sterk)
Cursor verplaatsing
Delay tijd: Lang Delay tijd: Kort
Delay geluid: droog (licht)
Horizontaal Verticaal
Cursor verplaatsing
Als u van patch verandert, zullen alle gemaakte instellingen verloren gaan. Om het door u gecreëerde geluid op te slaan, voert u de Write procedure uit (p.42).
Parameters die u met EZ TONE CREATE heeft aangepast, kunnen nauwkeuriger worden bijgesteld met gebruik van EZ TONE EDIT of parameter operaties. Voor meer informatie, zie 'Het geluid bijstellen (Edit)' (p.33).
Horizontaal Verticaal
Cursor verplaatsing
21

Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

De aansluitingen maken

Stereo koptelefoon
Gitaar
Gitaarversterker
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te
voorkomen, draait u het volume altijd helemaal laag, en zet u alle instrumenten uit voordat aansluitingen gemaakt worden.
• Verhoog het versterker volume alleen nadat alle apparaten zijn aangezet.
• Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van apparatuur die op de INPUT jack is aangesloten laag zijn. Als dit gebeurt, gebruik dan aansluitkabels zonder weerstanden.
• Bij mono uitvoer sluit u de kabel op de OUTPUT L/MONO jack aan.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal (Roland EV-5 of BOSS FV­500L, apart verkrijgbaar). Als andere expressie pedalen worden aangesloten kunnen storingen en of schade aan het apparaat ontstaan.
• Afhankelijk van de omstandigheden van een bepaalde setup kan een oncomfortabele sensatie warden waargenomen, of u kunt bemerken dat het oppervlak korrelig aanvoelt als u dit apparaat, een hierop aangesloten microfoon, of de metalen gedeeltes van andere objecten zoals gitaren aanraakt. Dit komt door een oneindig kleine elektrische lading, welke geheel onschuldig is. Indien u zich hierover echter zorgen maakt, verbindt u de aarde terminal (zie figuur) met een externe aarde. Als het apparaat geaard is, kan een lichte brom optreden, afhankelijk van de bijzonderheden van de installatie. Als u onzeker bent over de manier van aansluiten, raadpleegt u het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, zoals vermeld op de 'Informatie' pagina.
Plaatsen ongeschikt voor plaatsing Waterleidingen (kan tot schokken of elektrocutie leiden) Gasleidingen (kan tot brand of explosie leiden) Telefoonkabel aarde of bliksemafleider (kan gevaarlijk zijn in
het geval van bliksem)
• Plaats de adapter zo, dat de kant met de indicator (zie illustratie) omhoog wijst en de kant met de tekst informatie naar beneden wijst. De indicator licht op als de adapter in een stopcontact wordt gestoken.
Adapter
Indicator
• Om een onopzettelijke stroomonderbreking naar het apparaat te voorkomen (indien de stekker per ongeluk ontkoppeld wordt), en om overmatige spanning op de adapter jack te voorkomen, zet u het netsnoer met gebruik van de kabel haak vast, zoals in de illustratie wordt getoond.
Netsnoer
Stopcontact
Externe Effector
INPUT OUTPUT
Externe voorversterker Computer
MIDI Sequencer
OUT IN
RETURN SEND
Adapter
(PSB-1U)
Digital Recorder etc.
Expressie pedaal (Roland EV-5, enz.)
Voetschakelaar (BOSS FS-6, enz.)
• Als een expressie pedaal op de EXP PEDAL2/CTL3, 4 jack wordt aangesloten, stelt u het minimum volume van het aangesloten expressie pedaal op de 'MIN' positie in.
• Als een BOSS FS-6 voetschakelaar (optioneel) op de EXP PEDAL 2/CTL3, 4 jack wordt aangesloten, stelt u de MODE schakelaar en POLARITY schakelaar in, zoals hieronder wordt getoond.
• Als een BOSS PS-5U voetschakelaar (optioneel) op de EXP PEDAL 2/CTL 3, 4 jack wordt aangesloten, stelt u de POLARITY schakelaar in, zoals hieronder wordt getoond.
• U kunt de speciale (optionele Roland) PCS-31 aansluitkabel gebruiken om twee voetschakelaars aan te sluiten.
Wanneer het apparaat met een expressie pedaal of voetschakelaar (de optionele FS-6 of FS-5U), aangesloten op de EXP PEDAL 2/CTL 3, 4 jack wordt gebruikt, maakt u de instellingen die bij 'Pedalen gebruiken om parameters te besturen' (p.47) worden genoemd.
• Voor meer over het gebruik van de AMP CONTROL jack, zie 'AMP CONTROL' (p.132).
of
Porarity Switch
PCS-31
White Red
22
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

De stroom aanzetten

Voordat de stroom wordt aangezet, controleert u het volgende.
• Zijn alle externe apparaten op juiste wijze aangesloten?
• Is het volume van de GT-10, de versterker en alle andere aangesloten apparaten tot het minimale niveau teruggebracht?
Nadat de aansluitingen zijn gemaakt, zet u de stroom van de verscheidene apparaten in de gespecificeerde volgorde aan. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere apparaten.
• Als het apparaat wordt aangezet, wordt de patch geselecteerd die geselecteerd was toen
Het scherm verandert, en toont het volgende. Het scherm dat nu ver­schijnt wordt het
'Play scherm' genoemd.
1.
2. Zet de stroom van mogelijke externe effect processors di gitaarversterker
(power amp) aan.
de stroom werd uitgezet.
• Dit apparaat is met een beveiligingscircuit uitgerust. Nadat het apparaat is aangezet, duurt het korte tijd (enkele seconden) voordat het apparaat normaal in werking treedt.
• De uitleg in deze handleiding bevat illustraties die weergeven wat er in het scherm zou moeten verschijnen. Uw apparaat kan echter een nieuwere, verbeterde versie van het systeem hebben (dat bijvoorbeeld nieuwere geluiden bevat), dus wat u werkelijk in het scherm ziet, kan mogelijk niet altijd overeenkomen met hetgeen in de handleiding verschijnt.
Hoofdstuk
1

De iconen in het Play scherm

Master BPM
Bank - Patch Number
Category Name
Patch Name
Toont de Master BPM (p.122) waarde voor elke patch.
Als de PREAMP Ch.Mode op Single is ingesteld, wordt preamp kanaal A geselecteerd.
Als de PREAMP Ch.Mode op Single is ingesteld, wordt preamp kanaal B geselecteerd.
Dit wordt getoond als de PREAMP Ch.Mode op Dual Mono of Dual L/R is ingesteld.
Dit wordt weergegeven als de PREAMP Solo Sw op Off is ingesteld.
OUTPUT SELECT setting
PREAMP Channel
Als de PREAMP Ch.Mode op Dyna­mic is ingesteld, schakelt de weerga­ve tussen A en B, volgens het ingangsniveau.
On/off state of the PREAMP Solo Sw
Voor details over de OUTPUT SELECT iconen kijkt u bij 'Instellingen voor een aangesloten apparaat maken (Output Select)' (p.24).
Dit wordt weergegeven als de PREAMP Solo Sw op On is ingesteld.
23
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

Het Play scherm veranderen

De GT-10 heeft een verscheidenheid aan Play scherm variaties. De informatie die in het Play scherm wordt getoond, kan
veranderd worden door in te drukken.
• U kunt de PARAMETER knoppen 1 tot 4 gebruiken voor de waardes van de parameters die onder in het Play scherm worden getoond. Ook kan de corresponderende toewijzing in het SYS KNOB ASSIGN scherm voor elke parameter veranderd worden (p.46).
• De parameter naam die in elk Play scherm wordt weergegeven is afgekort. Voor details over parameter namen, zie 'Parameters die met PDL/CTL/EXP ingesteld kunnen worden' (p.125) of 'Weergave van parameters die met de SYS KNOB SETTING ingesteld kunnen worden' (p.138).
Scherm 1
Dit toont de naam van de patch en de para­meters waarmee u kunt werken met gebruik van de PARAMETER 1 tot 4 regelaars.
Scherm 4
Dit scherm toont functies die aan CTL 1 en 2, de EXP PEDAL SW en het EXP pedaal zijn toegewezen.
* Over het S en het A icoonm dat wordt weergegeven in de schermen 4 en 5.
Het S icoon wordt weergegeven als de Pedal functie is ingeschakeld (p. 47).
Het A icoon wordt weergegeven als de Patch Assign functie is ingeschakeld (p. 50).
Scherm 2
De patch naam wordt getoond, samen met de preamp selecties van de patch en een icoon voor het preamp kanaal dat op dat moment in gebruik is.
Scherm 5
Dit scherm toont de functies die aan de Number Pedal schakelaar, CTL 3 en 4, het externe expressie pedaal (EXP PEDAL2) zijn toegewezen.
Scherm 3
Dit scherm toont de preamp kanaal mode en de preamp in gebruik.
Scherm 6
Dit is het scherm dat wordt weergegeven als u in de Manual mode bent (p.55). Ma­nual mode is alleen beschikbaar als dit scherm wordt weergegeven.
Scherm 7
De gebruikte effecten, en hun aansluiting sequens (CHAIN) in een kanaal wordt aan­gegeven.
Scherm 8
De patch naam en de uitvoer niveaumeter worden weergegeven.

Het uitgangsniveau aanpassen

1.
24
Het uitgangsniveau van de GT-10 wordt met de OUTPUT LEVEL knop aangepast.
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

Instellingen voor een aangesloten apparaat maken (Output Select)

Selecteer het type apparaat dat op de OUTPUT jack is aangesloten.
Hoofdstuk
Om de GT-10 optimaal te laten werken, controleert u of de juiste instelling voor OUTPUT SELECT is gemaakt, de instelling die het meest geschikt is voor uw setup.
• De luidspreker simulatie (p.99) is alleen beschikbaar als OUTPUT SELECT op LINE/PHONES is ingesteld.
• Het geluid kan niet met Output Select worden veranderd als PREAMP On/Off (p.98) op Off is ingesteld.
1.
2.
3.
Waarde Uitleg
Patch
System
4.
Het OUTPUT SELECT instellingsscherm verschijnt.
Verplaats de cursor naar Mode.
Stel de Mode in.
Dit maakt gebruik van de Output Select instelling van de Patch. Voor elke patch kan een andere uitvoer instelling worden gebruikt.
Dit maakt gebruik van de Output Select instelling van het systeem. Voor alle patches wordt dezelfde uitvoer instelling gebruikt.
Verplaats de cursor naar Select.
1
5.
Kies de werking van de Select parameter.
Waarde Uitleg Op scherm
weergegeven icoon
JC-120 Gebruik deze instelling als u op een Roland JC-120 versterker aansluit.
SMALL AMP Use this setting when connecting to small guitar amp.
COMBO AMP Gebruik deze instelling als u op een kleine gitaarversterker aansluit.
Gebruik deze instelling als er op de gitaar invoer van een andere combo versterker dan de
STACK AMP
JC-120 Return Gebruik deze instelling als u op de RETURN jack van een JC-120 aansluit.
COMBO Return Gebruik deze instelling als u op de RETURN jack van een combo versterker aansluit.
STACK Return
JC-120 gitaarversterker wordt aangesloten (waarbij de versterker en luidspreker(s) in een apparaat zijn samengebracht).
* Afhankelijk van de gitaarversterker kunnen goede resultaten worden bereikt met de 'JC-120' instelling.
Gebruik deze instelling als u op de RETURN jack van een stack versterker of in een rack ge­plaatste power versterker aansluit.
25
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen
Waarde Uitleg Op scherm
weergegeven icoon
Gebruik deze instelling als een koptelefoon wordt gebruikt, of als u op een multi-track re-
LINE/PHONES
corder voor opname aansluit.
* Als de luidspreker simulatie wordt gebruikt, zet u dit op LINE/PHONES.

De stroom uitzetten

Voordat u de stroom uitzet, controleert u het volgende.
• Is het volume van de GT-10, de versterker en andere aangesloten apparaten tot het minimale niveau teruggebracht?
1. Zet de stroom van de gitaarversterker (power amp) externe effectprocessors
en andere apparaten uit.
2.
Zet de stroom van de GT-10 uit.

De gitaar stemmen (TUNER)

Wanneer de Tuner is ingeschakeld, worden geluiden, die op de GT-10 worden ingevoerd, direct zoals ze zijn uitgevoerd (bypassed), en wordt het stemapparaat geactiveerd.
In deze situatie kunt u de gitaar stemmen.

De Tuner functie aan en uitzetten

1.

Over het beeldscherm tijdens het stemmen

Met het interne stemapparaat van de GT-10 worden de noot naam en de Tuning Guide in het scherm getoond, en het verschil tussen het invoergeluid en het geluid in het scherm wordt aangegeven.
Het stemapparaat wordt aan of uitgezet.
Noot naam
Tuning Guide
Als het verschil vanaf de juiste toonhoogte binnen 50 cent daalt, geeft de Tuning Guide de grootte van dat verschil aan. Terwijl u naar de Tuning Guide kijkt, stemt u totdat de middel indicator oplicht.
26
fig.07-090
Te hoog
Gestemd
Te laag
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen
Algemene stemming
Regulier B E A D G B E
1/2 stap lager
7th 6th 5th 4th 3rd 2nd 1st
ADGCFAD
Hoofdstuk
1
27
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

Zo stemt u

1. Speel een enkele
open noot op de snaar die gestemd
De noot naam het dichtst in de buurt van de toonhoogte van de snaar die werd ge­speeld, verschijnt in het scherm.
Speel alleen een enkele noot op de snaar die gestemd wordt.
wordt.
2. Stem de snaar totdat
General Tuning
de naam in het scherm verschijnt.
3. Blijf de Tuning Guide
controleren, terwijl u stemt totdat de midden indicator oplicht.
Als een snaar op gitaren met een tremolo bar wordt gestemd, kunnen de andere snaren ontstemd raken. In dit geval stemt u op de toonhoogte die met de oorspronkelijke noot naam wordt aangegeven, en vervolgens stemt u de andere snaren opnieuw, waarbij elke snaar herhaaldelijk nauwkeuriger wordt gestemd.
4. Herhaal stappen 1-3 totdat alle snaren zijn gestemd.

De Tuner instellingen veranderen (Tuner Pitch)

1.
Zet de Tuner aan.
2.
Verplaats de cursor naar PITCH.
Verander de referentie toonhoogte.
3.
Bereik Uitleg
435Hz–445Hz Hiermee wordt de referentie toonhoogte ingesteld.
• De frequentie van A4 (de middelste A op een piano) die door een ander instrument (zoals een piano) wordt gespeeld, die de toonhoogte aangeeft waaraan de andere instrumenten refereren voordat een uitvoering begint, wordt de referentie toonhoogte genoemd.
• Dit wordt vanuit de fabriek op 440 Hz ingesteld.
28
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

De Tuner instellingen veranderen (Tuner Out)

1.
2.
3.
Waarde Uitleg
Bypass
Mute Geluiden worden op mute ingesteld, en er wordt geen geluid uitgevoerd.
Zet de Tuner aan.
Verplaats de cursor naar OUTPUT.
Selecteer de uitvoer terwijl Tuner aan is.
• Als OUTPUT op 'Bypass' is ingesteld, en Tuner op ON staat, kunt u het volume van het direkte geluid met het EXP pedaal bijstellen.
• OUTPUT is vanuit de fabriek op 'Bypass' ingesteld.
Geluiden die op de GT-10 worden ingevoerd, worden niet door effecten ge­stuurd en worden rechtstreeks zoals ze zijn uitgevoerd.
De Tuner met het CTL pedaal aan en uitzetten
Door de CTL Pedal functie (p.47) op 'Tuner' in te stellen, kunt u het stemapparaat met een van de CTL pedalen aan en uitzetten.
De Tuner aan en uitzetten door het EXP pedaal omhoog te drukken
Als het EXP pedaal als een Foot Volume regeling functioneert, stelt u een van de ASSIGN 1-8 Assign Variable instellingen (p.50) als volgt in.
Met deze instellingen kunt u de Tuner aanzetten door het EXP pedaal omhoog te duwen.
Hoofdstuk
1
Doel: Tuner Sw Src Mode: Moment
Min: Aan ActRngLo: 0
Max: Uit ActRngHi: 1–127
Source: EXP1 PEDAL
De Tuner met het Nummer pedaal aan en uitzetten
Zet de Num Pdl Sw functie (p.57) op Tuner, om het stemapparaat met het nummer pedaal van de huidige patch aan en uit te zetten.
29
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen

Een geluid selecteren (Patch Change)

Wat is een Patch?

Een combinatie (of serie) effecten samen met een groep parameter instellingen wordt een 'patch' genoemd.
De GT-10 kan 400 verschillende patches in het geheugen opslaan, die op bank en nummer zijn ondergebracht, zoals hieronder wordt getoond.
fig.02-010
Preset Bank 50
Preset Bank 01
User Bank 50
User Bank 01
User banken (U01-U50)
Nieuw gecreëerde effect instellingen worden in de User banken opgeslagen. Patches in deze banken worden 'User patches' genoemd.
Een 'U' verschijnt in het scherm als een User patch is geselecteerd.
fig.02-020d
Preset banken (P01-P50)
De Preset banken bevatten effect instellingen die volledig gebruikmaken van alles dat de GT-10 te bieden heeft. De patches in deze banken worden 'Preset patches' genoemd. Als u de instellingen van een Preset patch verandert, slaat u het resultaat als een User patch op. Preset patches kunnen niet overschreven worden.
Een 'P' verschijnt in het scherm wanneer een Preset patch geselecteerd is.
fig.02-030d
30
Loading...
+ 127 hidden pages