Roland GS-10 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor het BOSS GS-10 gitaar effectsysteem met USB Audio Interface.
Daarnaast dient deze gebruikershandleiding in zijn geheel gelezen te worden, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die uw nieuwe apparaat te bieden heeft. Bewaar deze handleiding om er later aan te kunnen refereren.
Druktechnische details in deze handleiding
• Met tekst of getallen tussen vierkante haakjes [ ] worden knoppen aangeduid.
• Verwijzingen als (p. **) duiden op pagina's in deze handleiding, waaraan u kunt refereren.
Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, raden wij u aan u de volgende secties zorgvuldig door te lezen:
• HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN (pagina 2-3)
• BELANGRIJKE OPMERKINGEN (pagina 4-5)
[WRITE] WRITE knop
[USB] USB knop
Copyright © 2003 BOSS CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION op generlei wijze gereproduceerd worden.
USING THE UNIT SAFELY
WAARSCHUWING
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
VOORZICHTIG opmerkingen
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onderstaande instructies en de gebruikershand­leiding.
..........................................................................................................
002c
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne modificaties uit. Dit geldt tevens voor de adapter.
..........................................................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren, of onder­delen in het apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum, of een erkende Roland distributeur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Gebruik, of berg het apparaat nooit op, op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn
(bijvoorbeeld in direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers,
wasruimtes of natte vloeren hebben of die
• aan regen worden blootgesteld of die
• stoffig zijn of die
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
007
• Zorg dat u het apparaat zodanig plaatst dat het waterpas staat en stabiel zal blijven. Plaats het nooit op standaards die kunnen wiebelen of op hellende oppervlakken.
..........................................................................................................
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
001
• Gebruik alleen de bijgeleverde adapter. Ook moet het voltage van de installatie overeenkomen met het ingangsvoltage dat op de behuizing van adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of op een ander voltage ontworpen zijn, waardoor gebruik van dergelijke adapters tot beschadiging, storing of elektrische schok kan leiden.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren die in staat zijn permanent gehoorsverlies te veroorzaken. Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Wanneer u een bepaalde mate van gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
..........................................................................................................
011
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terecht­komen.
..........................................................................................................
0
2
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
013
Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het
stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtst­bijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de “Informatie” pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
014
In huishoudens met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
Bescherm het apparaat tegen zware schokken.
(Laat het niet vallen!.)
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verleng­snoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het geluidsniveau, dat geprodu­ceerd wordt, kan permanent gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeemcomponenten.
..........................................................................................................
101b
• Het apparaat dient op een zodanige wijze geplaatst te worden, dat er voldoende ventilatie­ruimte beschikbaar is.
..........................................................................................................
102c
• Wanneer de stekker in het stopcontact, of in dit apparaat word gestoken, of eruit wordt gehaald, houdt u deze altijd bij de stekker zelf vast.
..........................................................................................................
103b
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot verminderde isolatie leiden en brand veroorzaken.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit boven op dit apparaat staan, en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107c
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, mogen uw handen nooit nat zijn.
..........................................................................................................
108b
• Voordat u het apparaat gaat verplaatsen, haalt u het netsnoer uit het stopcontact, en koppelt u de snoeren van alle apparaten los.
..........................................................................................................
109b
• Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, zet u de stroom uit, en haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
..........................................................................................................
110b
• Indien er onweer in uw omgeving wordt verwacht, haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
..........................................................................................................
3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Naast de onderdelen die onder “Het apparaat op een veilige manier gebruiken” op pagina’s 2 en 3 worden genoemd, raden wij u aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomcircuit, waar apparaten die lijn ruis genereren (zoals een elektrische motor of een variabel belichtingssysteem) ook gebruik van maken.
• De adapter zal na vele uren opeenvolgend gebruik warmte gaan genereren. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of andere apparatuur, die grote stroom trans­formatoren bevat) kan tot een brom leiden. Om dit probleem op te heffen, verandert u de richting van dit apparaat of zet het verder van de storingsbron weg.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan geproduceerd worden, wanneer draadloze communicatie apparaten, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden tijdens bellen of gebeld worden of tijdens het converseren. Als u dit soort problemen ondervindt, moet u de draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat plaatsen of deze uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter, en stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condensatie) gevormd worden. Als u het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren accli­matiseren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge, zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van belangrijke gegevens moet u altijd een reservekopie maken, in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer), computer of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
Memory Backup
• Dit apparaat bevat een batterij, die de geheugencircuits van stroom voorziet, terwijl de hoofdstroom uit is. Als deze batterij zwak wordt, zal het onderstaande bericht in het scherm verschijnen. Wanneer u dit bericht ziet, moet u de batterij zo snel mogelijk door een nieuwe vervangen. Dit om te voorkomen dat alle data in het geheugen verloren gaat. Voor het vervangen van de batterij kunt u bij het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur terecht, die u op de “Infor­matie” pagina kunt vinden.
• “Battery Low!! Please Change”
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onher­stelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, te maken.
• De inhoud van data die in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verant­woordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid;. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5, apart verkrijgbaar). Als u andere expressiepedalen aansluit, riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, neem dan notitie van onderstaande voorzorgsmaatregelen.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels, kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecifi­caties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
Behandeling van CD-ROM's
• Het onbevoegd dupliceren, reproduceren, verhuren en uitlenen is verboden.
• Voordat u de bijgeleverde CD-ROM opent, moet u de “licentie overeenkomst” lezen. Met het openen van de CD-ROM wordt aangenomen, dat u de licentie overeenkomt accepteert.
• Vermijdt het aanraken of krassen van de glanzende onderkant (gecodeerd oppervlak) van de disk. Bescha­digde of vuile CD-ROM’s kunnen niet goed gelezen worden. Zorg dat uw disks schoon blijven, met een in de winkel verkrijgbaar CD reinigingsproduct.
• In het kader van productverbetering kunnen de specifi­caties en/of inhoud van dit pakket zonder voorafgaande mededeling veranderen.
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het geluidsniveau dat geproduceerd wordt, kan permanent gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeemcompo­nenten.
Auteursrecht
• Het onbevoegd opnemen, verspreiden, verkopen, uitlenen, publiekelijk uitvoeren, uitzenden of soortgelijke handelingen van een volledig werk of gedeelte daarvan (muzikale compositie, video, uitzending, publiekelijke uitvoering enz.), waarvan het auteursrecht bij een derde partij ligt, is bij de wet verboden.
• Bij uitwisseling van geluidssignalen via een digitale verbinding met een extern instrument, kan dit apparaat opnemen zonder dat het aan de restricties van het Serial Copy management System (SCMS) is onderworpen. Dit komt, doordat het apparaat alleen voor muziekproductie is bedoeld, en is zo ontworpen dat het niet aan restricties onderhevig is, zolang het wordt gebruikt voor het opnemen van werken, die de auteursrechten van anderen niet schenden (zoals uw eigen composities). (SCMS is een beveiliging die tweede generatie en verder kopiëren via een digitale verbinding verhindert. Het is in MD (Mini­Disc) recorders en andere digitale geluidsapparatuur voor consumenten ingebouwd als een beveiliging ter bescherming van het auteursrecht).
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, waarbij het auteursrecht van een derde partij overtreden kan worden. Wij zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor overtredingen van het auteursrecht van een derde partij, die door gebruik van dit apparaat worden begaan.
204
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
* Afbeeldingen in dit document zijn herdrukken, met toestemming van Microsoft Corporation.
* Windows® staat officieel bekend als: “Microsoft® Windows® besturingssysteem”.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer Inc.
* MacOS is een handelsmerk van Apple Computer Inc.
* Alle in dit document genoemde productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respec-
tievelijke eigenaars.
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems Inc.
* FreeMIDI is een handelsmerk van Mark of the Unicorn Inc.
5
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE
MANIER GEBRUIKEN .........................2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ...........4
Hoofdkenmerken .............................9
Paneelbeschrijvingen......................10
Voorpaneel ......................................................................10
Achterpaneel ...................................................................12
Signaalstroom .................................................................13
Hoofdstuk 1
Geluiden spelen .............................14
De aansluitingen maken............................................... 14
De stroom aanzetten ......................................................15
De stroom uitzetten...................................................15
De luidsprekers van de GS-10 gebruiken .................15
Het uitgangsniveau bijstellen .....................................15
Output Device (Amps) (OUTPUT SELECT)
instellen............................................................................16
Geluidsapparaten op de AUX INPUT jack
aansluiten.........................................................................17
De digitale uitgang gebruiken ....................................17
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken
(patches) creëren............................18
Wat is een patch?............................................................18
Hoe patches geselecteerd worden (Patch Change) ..18
Over de indicatie in het scherm...............................18
Indien de patch niet verandert ................................18
De invoer selecteren (INPUT SELECT) .....................19
Het Mic Input niveau instellen (MIC GAIN) ........20
De klanken met de knoppen aanpassen....................21
Het effect aan en uitzetten............................................22
De effecten op eenvoudige wijze instellen
(QUICK FX) .....................................................................22
Meer nauwkeurige effectinstellingen maken ..........23
Patches een naam geven................................................23
De volgorde van effecten veranderen
(EFFECT CHAIN) ...........................................................24
Hoofdstuk 3 De door u gecreëerde klanken
opslaan .........................................25
Patches opslaan (PATCH WRITE) ..............................25
Patches kopiëren.............................................................25
Patches uitwisselen........................................................26
Patches initialiseren.......................................................26
Uw favoriete patches registreren (
DIRECT PATCH) ...........................................................27
De PREAMP/SPEAKER instellingen naar een
ander kanaal kopiëren...................................................27
Hoofdstuk 4 Inleiding tot de effecten en
parameters .................................... 28
PREAMP/SPEAKER
(Preamp/Speaker Simulator)........................................28
COMP (Compressor) .....................................................31
OD/DS (Overdrive/Distortion)....................................32
DELAY..............................................................................33
CHORUS..........................................................................34
REVERB ...........................................................................34
EQ (Equalizer).................................................................35
FX-1....................................................................................36
PW (Pedal Wah).........................................................36
AW (Auto Wah).........................................................36
TM (Tone Modify) .....................................................37
ACS (Advanced Compressor)..................................38
LM (Limiter) ...............................................................38
ENH (Enhancer).........................................................39
SG (Slow Gear)...........................................................39
TR (Tremolo) ..............................................................39
DF (Defretter) .............................................................40
RM (Ring Modulator)................................................40
FB (Feedbacker)..........................................................40
FX-2....................................................................................41
PH (Phaser).................................................................42
FL (Flanger) ................................................................42
6
Inhoud
HR (Harmonist) .........................................................43
PS (Pitch Shifter) ........................................................44
OC (Ocatave)..............................................................45
PB (Pedal Bend) .........................................................45
2CE (2x2 Chorus).......................................................45
PAN .............................................................................46
VB (Vibrato)................................................................46
UV (Uni-V) .................................................................47
RT (Rotary) .................................................................47
SDD (Short Delay) .....................................................48
HU (Humanizer)........................................................48
SL (Slicer) ....................................................................49
AR (Auto Riff)............................................................49
SYN (Guitar Synth) ...................................................50
BS (Bass Simulator) ...................................................52
SEQ (Stereo Equalizer)..............................................52
NAME/NS/MASTER .....................................................53
Name (Patch Name)..................................................53
Noise Suppressor.......................................................53
Master..........................................................................54
Foot Volume...............................................................54
Effect Chain ................................................................54
Hoofdstuk 5 Originele effect types creëren
(Customize) ....................................55
De COSM versterkers op maat maken
(Customize) .....................................................................55
De luidsprekers op maat maken .................................56
Overdrive en Distortion op maat maken...................56
Pedal Wah op maat maken...........................................57
Hoofdstuk 6 De functies van het externe
pedaal instellen..............................58
De functies van het externe expressiepedaal
instellen (Expression Pedal Function)........................58
De functies van de externe voetschakelaar
instellen (Control 1, 2 Function)..................................59
De externe pedaalfunctie voor individuele
patches instellen (Assign).............................................60
Quick Settings ............................................................60
Handmatige instellingen ..........................................61
Hoofdstuk 7 Handige functies en
systeeminstellingen ........................64
De gitaar stemmen .........................................................64
De Tuner functie aanzetten ......................................64
Over het beeldscherm tijdens het stemmen...........64
Hoe moet ik stemmen? .............................................64
De Tuner instellingen veranderen ..........................64
Het contrast van het beeldscherm bijstellen.............65
De patches, waartussen overgeschakeld kan
worden beperken (Patch Extent) .................................65
Dezelfde pedaalwerkingen behouden als u
van patch verandert (Assign Hold).............................66
De knop functies instellen (Knob Mode)..................66
Het uitgangsniveau van het effect met de
Level Meter controleren ................................................67
Hoofdstuk 8 De GS-10 met aangesloten externe
MIDI apparaten gebruiken ............. 68
Handelingen met gebruik van MIDI .........................68
Werken vanaf de GS-10 ............................................68
De GS-10 met gebruik van een extern
MIDI apparaat op afstand bedienen.......................68
Instellingen voor MIDI functies maken....................69
Instellingsdata verzenden en ontvangen...................71
Data naar een extern MIDI apparaat
verzenden (Bulk Dump) ...........................................71
Data van een extern MIDI apparaat
ontvangen (Bulk Load) .............................................72
De Program Change Map instellen ............................73
De Program Change Map instellingen
inschakelen/uitschakelen (MIDI Map Select) .......74
Patch nummers op een extern MIDI apparaat
vanaf de GS-10 veranderen ..........................................74
Recorders en sequencers vanaf de GS-10
op afstand besturen (Remote Control).......................75
De berichten, die voor besturende apparaten
worden gebruikt, instellen .......................................75
Het apparaat op afstand besturen...........................76
7
Inhoud
Hoofdstuk 9 Gebruik van de GS-10, via USB
aangesloten op een computer ........78
Voordat een aansluiting met USB wordt gemaakt ..78
Driver Mode ...............................................................78
Aan USB gerelateerde functies instellen................... 78
Het opnameniveau aanpassen (Output Level) .....78
Het volumeniveau van het afspelen
aanpassen (Input Level) ...........................................78
Het Direct Monitor commando in- en
uitschakelen................................................................79
Van uitgangssignaal veranderen
(Direct Monitor).........................................................79
De Output Mode instellen........................................79
Naar een andere Driver Mode overschakelen.......80
De uitvoer van de GS-20 met een computer
opnemen...........................................................................81
Met de GS-10 effecten toepassen op het
afgespeelde geluid van een computer........................81
De GS-10 vanaf een computer laten werken ............81
De GS-10 als een MIDI Interface gebruiken ............81
De USB driver installeren
en instellen ..................................125
De driver installeren en instellen (Windows) ........126
De driver installeren en instellen (Macintosh) ......146
Functies van de speciale driver instellen.................162
Probleemoplossing.......................164
Problemen bij gebruik van de GS-10 .......................164
Problemen met het geluid ......................................164
Andere problemen...................................................165
Problemen met betrekking tot de USB driver ........165
Problemen bij gebruik van de USB driver..............167
De speciale driver verwijderen .................................173
Index ...........................................174
Appendix .......................................82
Over MIDI .......................................................................82
Hoe MIDI berichten worden verzonden
en ontvangen..............................................................82
Belangrijkste types MIDI berichten, die
door de GS-10 worden gebruikt..............................82
Over de MIDI implementatie ..................................83
Over USB .........................................................................83
Storingsberichten...........................................................83
Patchlijst...........................................................................84
De fabrieksinstellingen herstellen
(Factory Reset).................................................................86
Fabrieksinstellingen ..................................................86
Roland Exclusive berichten..........................................87
MIDI Implementatie .....................................................89
MIDI Implementation Chart .....................................122
Specificaties...................................................................123
8
Hoofdkenmerken
COSM (Composite Object Sound Modeling)
Composite Object Sound Modeling (COSM) is Roland's innovatieve en krachtige geluidsmodellering technologie. COSM analyseert de vele factoren, waaruit het originele geluid is opgebouwd, zoals de elektrische en fysieke karakteristieken van het origineel, en produceert vervolgens een digitaal model dat hetzelfde geluid kan reproduceren.
Een waar “Tabletop Gitaar effectsysteem”
Dit is een geheel nieuw gitaar effectsysteem, waarmee u naast de professionele kwaliteitseffecten van BOSS ook over een USB interface en ingebouwde monitor luidsprekers beschikt.
Interne effecten, ontleend aan de GT-6/GT-6B, zijn ksterk verbeterd
Alle componenten van de GT-6 en GT-6B COSM versterkers en effecten, beroemd om hun geluidskwaliteit en gebruiksgemak, zijn in dit systeem grondig verbeterd. Met zijn nieuwe versterkertypes en effecten neemt de GS-10 u mee naar een moderne dimensie in geluidscreatie.
De benodigde functies voor digitaal opnemen
De GS-10 voorziet niet alleen in de opname mogelijkheden, die u met zijn DIGITAL OUT (coaxiaal) aansluiting verwacht, u kunt ook eenvoudig en gemakkelijk via USB opnemen. Bovendien kunt u het directe geluid vastleggen, terwijl u de uitvoering beluistert, zoals deze klinkt met de toegevoegde effecten, en effecten toevoegen aan geluiden die reeds zijn opgenomen.
Accepteert meerdere invoeren
U kunt de GS-10 niet alleen met uw gitaar gebruiken, maar ook als een geluidsinterface voor invoer van geluiden van basgitaren, microfoons en externe stereo apparatuur. De GS-10 heeft tevens versterkertypes en effecten voor bassen, waardoor u de mogelijkheden voor de creatie van een totale song allemaal in één apparaat tot uw beschikking heeft.
Ingebouwde stereo monitor luidsprekers
De GS-10 wordt geleverd met zijn eigen monitor luidsprekers, zodat u met één apparaat van het creëren en uitvoeren van muziek kunt genieten.
Bijgeleverde GS-10 Editor en GS-10 Librarian
Naast de intuïtieve knopregelingen bevat de GS-10 ook de “Editor” software, die gebruikt wordt voor het creëren van geluiden en “Librarian” software voor het beheren van de klanken, die u heeft gecreëerd. Met deze software kunt u de procedures voor de creatie van geluiden en het veranderen van effectverbindingen gemakkelijk vanaf uw computerscherm uitvoeren.
WDM/ASIO-compatibele USB driver
De GS-10 wordt met een speciale GS-10 driver geleverd, voor het stabiel opnemen en afspelen op hoge kwaliteit. Nu kunt u van geluidsopnames van hoge kwaliteit met 24-bit en ASIO toepassingen genieten.
9
Paneelbeschrijvingen
Voorpaneel
fig.00-041
1
2
21
19
3 4 5 6 7
8
9
10
27 28
1. Beeldscherm
Hier verschijnt een verscheidenheid aan informatie over de GS-10. Normaalgesproken worden patch namen getoond.
2. PREAMP/SPEAKER (p.21, p.28) (Preamp/Speaker Simulator)
GAIN knop
Stelt de mate van vervorming van de voorversterker bij.
BASS knop
Stelt de geluidskwaliteit van de lage frequentiereeks van de voorversterker bij.
MIDDLE knop
Stelt de geluidskwaliteit van de middenreeks van de voorversterker bij.
TREBLE knop
Stelt de geluidskwaliteit van de hoge frequentiereeks van de voorversterker bij.
PRESENCE knop
Stelt de geluidskwaliteit van de ultra-hoge frequentiereeks van de voorversterker bij.
LEVEL knop
Past het volumeniveau van de voorversterker aan.
PREAMP/SPEAKER On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
12
13 14
11
15
16
22
20
24
23
26
25
17
18
CHANNEL SELECT knop
Schakelt tussen de verschillende voorversterker kanalen.
3. COMP (Compressor) (p.21, p.31) SUSTAIN knop
Past het sustain effect van de compressor aan (een effect dat zorgt dat het geluid doorklinkt).
COMP On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
4. OD/DS (p.21, p.32) (Overdrive Distortion)
DRIVE knop
Past de mate van overdrive of vervorming aan.
LEVEL knop
Past het overdrive/vervorming volumeniveau aan.
OD/DS On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
5. DELAY (p.21, p.33)
FEEDBACK knop
Past het aantal keren dat de delay wordt herhaald aan.
LEVEL knop
Past het volumeniveau van het delay geluid aan.
10
Paneelbeschrijvingen
DELAY On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
TAP knop
Gebruik dit als u de delaytijd met de tap invoer instelt. (p.33).
6. CHORUS (p.21, p.34)
LEVEL knop
Past het volumeniveau van het chorus geluid aan.
CHORUS On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
7. REVERB (p.21, p.34)
LEVEL knop
Past het volumeniveau van het reverb geluid aan.
REVERB On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
8. FX-1 (p.36)
FX-1 On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
16. PARAMETER knoppen
Druk in om parameters te selecteren. Om naar de hoofd parameters te springen, houdt u één van deze knoppen ingedrukt, terwijl u de andere indrukt. Bij onderdelen, waarvoor er niet veel parameters zijn, springt de GS-10 naar de laatste (of begin) parameter.
17. EXIT knop
Gebruik deze om handelingen ongedaan te maken.
18. WRITE knop
Druk in om instellingen op te slaan.
19. AUX INPUT LEVEL knop
Past het volume van de invoer via de AUX INPUT jack aan.
* Als het ingangsniveau te hoog wordt ingesteld, kan oscillatie
optreden.
20. OUTPUT LEVEL knop
Past het uitgangsniveau van de GS-10 en het luidsprekervolume van het apparaat aan.
9. FX-2 (p.41)
FX-2 On/Off knop
Druk in om de instellingen te veranderen.
10. EQ (Equalizer) (p.35)
EQ On/Off knop
Druk in, wanneer u de instellingen verandert.
11. NAME/NS/MASTER knop (p.24, p.53)
Gebruik dit voor het benoemen van patches (NAME), het instellen van de ruisonderdrukker (NS) en het maken van master instellingen (MASTER).
12. ASSIGN knop (p.60)
Gebruik deze knop om instellingen voor het expressie en control pedaal te maken.
13. INPUT SELECT knop
Selecteert het invoersignaal, waarop het effect wordt toegepast.
14. QUICK FX knop (p.22)
Met gebruik van de Quick Settings (snelle instellingen) kunt u de instellingsprocedure snel en gemakkelijk voltooien.
21. USB knop (p.78)
Wordt gebruikt bij het maken van aan USB gerelateerde instellingen. De indicator licht op als de GS-10 op uw computer is aangesloten.
22. SPEAKER ON/OFF knop (p.15)
Zet de luidsprekers van de GS-10 aan en uit.
23. METER knop (p.67)
Druk in om de meetfunctie te gebruiken.
24. SYSTEM knop
Wordt gebruikt voor het maken van instellingen voor de algehele werkomgeving van de GS-10.
25. TUNER knop (p.64)
Druk in om de tuner (stem) functie te gebruiken.
26. DIRECT PATCH knop (p.18)
Hiermee kunt u al uw favoriete patches, die in de GS­10 zijn opgeslagen, rechtstreeks oproepen.
27. PHONES jack
Sluit hier de stereo koptelefoon aan.
28. GUITAR/BASS jack
Hier wordt de gitaar of bas aangesloten.
15. PATCH/VALUE draaiknop
Gebruik dit om naar een andere patch over te schakelen en om de waardes van instellingen te veranderen.
11
Paneelbeschrijvingen
Achterpaneel
fig.00-042
2 4 6
1. MIC INPUT jack/aansluiting
Ingangsjack/aansluiting te gebruiken voor microfoons. Zowel het standaard jack als XLR type zijn mogelijk.
* Gebruik slechts één van deze jacks tegelijk.
* Niet compatibel met fantoomvoeding.
2. AUX INPUT jacks L/R
Wordt gebruikt om een CD speler of soortgelijk apparaat, ritme machine, geluidsmodule en dergelijke aan te sluiten.
3. OUTPUT jacks L/R
Gebruik dit om een geluidsinstallatie, recorder, mengpaneel of soortgelijke apparatuur aan te sluiten.
31 5 7
9
10
1112
8
12. Veiligheidsslot ( )
http://www.kensington.com/
4. GUITAR AMP OUT jack
Sluit hier een gitaarversterker aan.
5. EXP PEDAL/CTL 1,2
(Expressiepedaal/control pedaal 1, 2) jack Sluit hier een optioneel expressiepedaal (zoals de EV-5) of voetschakelaar (zoals de FS-5U) aan.
6. DIGITAL OUT aansluiting
Voert digitale geluidssignalen uit.
7. USB aansluiting
Gebruik een USB kabel om deze aansluiting met uw computer te verbinden, om gegevens tussen de GS-10 en de computer uit te wisselen.
8. MIDI IN/OUT aansluiting
Sluit een extern MIDI apparaat op deze aansluitingen aan om MIDI berichten te verzenden en ontvangen.
9. POWER schakelaar
Zet de stroom aan en uit.
10. Adapter jack
Sluit hier de bijgeleverde adapter (BRC serie) aan.
11. Kabelhaak
Haak hier het snoer van de adapter vast om te voorkomen dat de plug van de adapter wordt losgekoppeld.
12
Signaalstroom
fig.00-043
Paneelbeschrijvingen
Computer
Expressiepedaal
Voetschakelaar
Gitaar/bas
Mic
CD/MD
EXP/CTL 1, 2
GUITAR/
BASS
MIC
INPUT
AUX
INPUT
INPUT
SELECT
Recorder
enz.
DIGITAL
GS-10 IN
OUT
CONTROL IN
GS-10 OUT
MIDI
SELECT
CONTROL
A/D D/A
MULTI EFFECTS
MIDI IN
CONTROL OUT
MIDI OUT
USB
MIDI OUT
MIDI IN
PHONES
AMP OUT
OUTPUT
GUITAR
Geluids-
module
Sequencer
Luidspreker
Koptelefoon
Gitaarversterker
Mengtafel
enz.
Geluidssignaal
Regeling of MIDI signaal
13
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen
De aansluitingen maken
fig.01-010
Mic
of
Computer
Adapter
(BRC serie)
Gitaarversterker
Stereo koptelefoon
* *Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere
apparaten te voorkomen, zet u het volume en de stroom van alle apparaten altijd uit, voordat u aansluitingen gaat maken.
* Zet de volumeniveaus van de gitaarversterker en
geluidsversterker en het GS-10 OUTPUT LEVEL alleen hoger, nadat alle apparaten zijn uitgezet.
Om onopzettelijke onderbrekingen in de stroomtoevoer
naar het apparaat te voorkomen (indien de stekker er per ongeluk wordt uitgetrokken), en overmatige belasting van de adapter jack te vermijden, haakt u het netsnoer met gebruik van de kabelhaak vast, zoals in de onderstaande illustratie wordt getoond.
fig.01-020
Mixer
Gitaar of bas
Voetschakelaar
(FS-5U, enz.)
Expressiepedaal
(Roland EV-5, enz.)
Dit instrument is met gebalanceerde (XLR/TRS) MIC INPUT jacks uitgerust. Bedradingsschema's voor deze jacks worden hieronder getoond. Maak pas aansluitingen, nadat u eerst de bedradingsschema's van andere microfoons die u wilt gaan gebruiken heeft gecontroleerd.
fig.01-021
* Niet compatibel met fantoomvoeding.
Afhankelijk van de locaties van microfoons ten opzichte van de luidsprekers kan rondzingen worden geproduceerd. Dit kan verholpen worden door:
1. De richting van de microfoons te veranderen.
2. De microfoons op grotere afstand van de
luidsprekers te plaatsen.
3. De volumeniveaus te verlagen.
14
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen
Als het apparaat wordt gebruikt met een expressiepedaal, aangesloten op de EXP PEDAL/CTL 1,2 jack, zet u Minimum Volume op de “MIN” positie.
Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (Roland EV-5, optioneel). Als u andere expressiepedalen aansluit, riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
Als het apparaat wordt gebruikt met een voetschakelaar (FS-5U, optioneel), aangesloten op de EXP PEDAL/CTL 1,2 jack, stelt u de polariteit schakelaar in zoals hieronder wordt getoond.
fig.01-030
Polarity
Switch
*U kunt het speciale (optionele Roland) PCS-31 verbindings-
snoer gebruiken om twee voetschakelaars aan te sluiten.
fig.01-040
PCS-31
fig.01-050d
* Na opstarten wordt de patch, die het meest recentelijk werd
geselecteerd, voordat het apparaat voor het laatst werd uitgezet, opnieuw geselecteerd.
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Daarom
duurt het na het opstarten even (enkele seconden),, voordat het apparaat normaal werkt.
* Zet vervolgens de gitaarversterker en geluidsapparaten aan.
De stroom uitzetten
1. Voordat de stroom wordt uitgezet, controleert u het
volgende:
• Is het volume van de GS-10, uw versterker en alle andere
aangesloten apparaten op het minimale niveau gezet?
2. Zet de gitaarversterker en alle andere apparaten uit.
3. Zet de GS-10 uit.
Hoofdstuk 1
White Red
Wanneer het apparaat met een voetschakelaar wordt gebruikt (de optionele FS-5U), aangesloten op de EXP PEDAL/CTL 1,2 jack, maakt u de instellingen die op p. 59 worden beschreven.
De stroom aanzetten
Nadat alle aansluitingen zijn gemaakt zet u de verscheidene apparaten in de gespecificeerde volgorde aan. Als de apparaten in de verkeerde volgorde worden aangezet, riskeert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere apparaten.
1. Voordat de stroom wordt aangezet, controleert u het volgende:
• Zijn alle apparaten op juiste wijze aangesloten?
• Is het volume van de GS-10, uw versterker en alle andere
aangesloten apparaten op het minimale niveau gezet?
De luidsprekers van de GS-10 gebruiken
Druk op [SPEAKER ON/OFF], waardoor de indicator oplicht.
fig.01-050
* Indien de luidsprekers van de GS-10 niet worden gebruikt,
drukt u op [SPEAKER ON/OFF], zodat de indicator uit is.
Het uitgangsniveau bijstellen
Stel het uitgangsniveau van de GS-10 en het luidspreker volume met de OUTPUT LEVEL knop bij.
2. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel van de GS-10 op ON.
Enkele seconden later bevindt het apparaat zich in de gewone uitvoeringsmode. Het scherm, dat op dit punt verschijnt, wordt het “Play scherm” genoemd.
15
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen
fig.01-060
Output Device (Amps) (OUTPUT SELECT) instellen
Selecteer het type apparaat, dat op de OUTPUT jack of de GUITAR AMP OUT jack wordt aangesloten.
Om de GS-10 optimaal te laten werken, zorgt u dat u OUTPUT SELECT op juiste wijze instelt, de instelling die het meest geschikt is voor uw installatie.
Gebruik deze instelling ook, wanneer de GS-10
luidsprekers of een koptelefoon wordt gebruikt.
Combo AMP
Gebruik deze instelling als u aansluit op de gitaar ingang
van een combo versterker (waar de versterker en
luidspreker of luidsprekers in één apparaat worden
gecombineerd).
Stack Amp
Gebruik deze instelling als u aansluit op de gitaar ingang
van een gitaarversterker van een stack type (waar de
versterker en luidspreker of luidsprekers gescheiden
zijn).
Combo Return
Gebruik deze instelling als u op de RETURN van een
combo versterker aansluit.
Stack Return
Gebruik deze instelling als u op de RETURN van een
stack versterker of versterker in een rack aansluit.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
fig.01-061
2
13
1. Druk op [SYSTEM], waardoor de indicator oplicht.
Het Output Select instellingsscherm verschijnt.
fig.01-070d
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om het type apparaat, dat op de OUTPUT jack of de GUITAR AMP OUT jack is aangesloten, te selecteren.
* Stel OUTPUT SELECT in, zoals hieronder wordt getoond,
wanneer PREAMP/SPEAKER type (p.29) op CONCERT 810, SESSION, BASS 360, T.E., B-MAN, FLIP TOP, Bass Clean, Bass Crunch, Bass HiGain of Mic Preamp staat.
Bij aansluiting op een geluidsversterker of soortgelijke
apparatuur:
Line/Phones
Bij aansluiting op een gitaarversterker:
Combo Amp of Combo Return
Bij aansluiting op een basversterker:
Stack Amp of Stack Return
Gitaar stemming
U kunt de ingebouwde stem functie (“Tuner Function”) van de GS-10 gebruiken om uw gitaar te stemmen.
Meer over deze functie vindt u bij “De gitaar stemmen” (p.64).
Line/Phones
Stel dit in als de OUTPUT jack op een geluidssysteem
wordt aangesloten, of wanneer een recorder om op te
nemen wordt aangesloten.
16
Hoofdstuk 1 Geluiden spelen
Geluidsapparaten op de AUX INPUT jack aansluiten
Als u een CD of MD (MiniDisc) speler, ritme machine of soortgelijk apparaat gebruikt om te oefenen, sluit u deze apparaten op de AUX INPUT jack van het achterpaneel aan.
fig.01-080
CD/MD speler
Ritme machine
Gebruik de AUX INPUT knop op het voorpaneel om het ingangsvolume niveau van AUX INPUT aan te passen.
* Het te hoog instellen van het ingangsniveau kan tot oscillatie
leiden.
fig.01-090
De digitale uitgang
Hoofdstuk 1
gebruiken
Digitale signalen worden via de DIGITAL OUT aansluiting op het achterpaneel uitgestuurd. U kunt dit rechtstreeks op de Digital In aansluiting van een digitale recorder of ander apparaat aansluiten, en opnemen zonder verminderde geluidskwaliteit.
fig.01-100
DIGITAL IN
Digitale recorder
De invoergeluiden van de AUX INPUT jack worden binnen de GS-10 met de gitaargeluiden vermengd. Wanneer de luidsprekers van de GS-10 of een koptelefoon wordt gebruikt, is dit een handige mogelijkheid.
* Het gemengde geluid wordt niet via DIGITAL OUT
uitgestuurd.
AUX INPUT
U kunt INPUT SELECT instellen en USB gebruiken om de invoergeluiden van de AUX INPUT jack in uw computer op te nemen, en op een recorder op te nemen met gebruik van DIGITAL OUT. Ook kunt u effecten toepassen op de invoer van de AUX INPUT jack. Instructies over het instellen van INPUT SELECT vindt u bij “De invoer selecteren (INPUT SELECT)” (p.19).
17
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
Wat is een patch?
De GS-10 kan 200 combinaties (of “sets”) van effecten en parameterinstellingen opslaan. Zo'n set wordt een “patch” genoemd. Er zijn User (Gebruiker) patches en Preset (Voor­geprogrammeerde) patches.
fig.02-010
U100
Patch Name
Input Select
U003
Effects
U002
Assign 1–8
Master
U001
Noise Suppressor
Patch Name
Effect Chain
Input Select
Effects
Assign 1–8
Master
Noise Suppressor
Effect Chain
User Patches
User patches (U001-U100)
Nieuw gecreëerde effectinstellingen worden in de User patches opgeslagen.
* Wanneer een User patch wordt gebruikt, verschijnt een “U”
in het scherm.
fig.02-020d
P200
Patch Name
Input Select
P103
Effects
P102
Assign 1–8
Master
P101
Noise Suppressor
Patch Name
Effect Chain
Input Select
Effects
Assign 1–8
Master
Noise Suppressor
Effect Chain
Preset Patches
Hoe patches geselecteerd worden (Patch Change)
Wanneer het Play scherm zichtbaar is, kunt u van patch ver­anderen met gebruik van de PATCH/VALUE draaiknop of DIRECT PATCH [1]-[4] (p.27).
fig.02-040
* Als u het aantal patches, dat met de PATCH/VALUE
draaiknop geselecteerd kan worden, wilt limiteren, verandert u de systeem functie instellingen (p.65).
* Bewerkte instellingen gaan verloren als u andere patches
selecteert. Om de door u gemaakte instellingen te bewaren, gebruikt u de Write procedure (p.25).
Over de indicatie in het scherm
De volgende informatie verschijnt in het Play scherm:
fig.02-050d
Patch Name
Preset patches (P101-P200)
De Preset patches bevatten effectinstellingen, waarmee de speciale kenmerken van de GS-10 naar buiten komen.
Hoewel u de Preset patches niet met uw eigen instellingen kunt veranderen, kunnen de instellingen van een Preset patch wel veranderd (bewerkt) worden, en als een User patch worden opgeslagen (p.25).
* Wanneer een Preset patch wordt gebruikt, verschijnt een “P”
in het scherm.
fig.02-030d
18
User/Preset Nummer
Indien de patch niet verandert
Op de GS-10 kunt u alleen in het Play scherm van patch ver­anderen. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren (p.15).
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
De invoer selecteren (INPUT SELECT)
Dit selecteert het invoersignaal, waaraan de effecten worden toegevoegd. Dit wordt ook gebruikt voor het instellen van het type apparaat dat op de Input aansluiting is aangesloten.
Om het optimale uit de GS-10 te halen, moet u de cor­recte instelling voor INPUT SELECT maken, degene die het meest geschikt is voor uw opstelling.
Indien dit niet juist is ingesteld, wordt het beoogde effect mogelijk niet bereikt.
fig.02-051
2
1
1. Druk op [INPUT SELECT].
Het Input Select instellingsscherm verschijnt.
fig.02-060d
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de instellingen te veranderen.
Bas:
U kunt effecten toepassen op de signalen die via de
GUITAR/BASS jack worden ingevoerd (indien een bas
is aangesloten). Signalen van de MIC INPUT worden
genegeerd, en de signalen die via de USB of AUX INPUT
aansluitingen de GS-10 binnenkomen worden met de
effect uitvoer gemengd.
fig.02-080
DIGITAL
USB
OUT
D/A
L
R
UITGANG
GITAAR UIT
KOPTELE­FOON
GITAAR/
BAS
MIC
IN
AUX
IN
A/D
MULTI
EFFECTS
* Afhankelijk van het type basgitaar dat u gebruikt, kan het
bedoelde effect mogelijk niet worden bereikt, wanneer het ingangsniveau naar de GS-10 overmatig hoog is. In dit soort gevallen verlaagt u het volume of de Tone van uw basgitaar.
Microfoon:
U kunt effecten toepassen op de signalen, die via de MIC
INPUT aansluiting binnenkomen. Signalen van de
GUITAR/BASS worden genegeerd, en de signalen die
via de USB of AUX INPUT aansluitingen de GS-10
binnenkomen worden met de effect uitvoer gemengd.
fig.02-090
DIGITAL
USB
OUT
D/A
L
UITGANG
R
GITAAR UIT
KOPTELE­FOON
GITAAR/
BAS
MULTI
MIC
AUX
IN
IN
A/D
EFFECTS
* Nadat INPUT SELECT op MICROPHONE is ingesteld, kunt
u op PARAMETER [ ] drukken om de mic gain in te stellen (p.20).
Hoofdstuk 2
Gitaar:
U kunt effecten toepassen op de signalen, die via de
GUITAR/BASS INPUT aansluiting worden ingevoerd
(indien een gitaar is aangesloten). Signalen van de MIC
INPUT worden genegeerd, en de signalen die via de
USB of AUX INPUT aansluitingen de GS-10
binnenkomen worden met de effect uitvoer gemengd.
fig.02-070
DIGITAL
USB
OUT
GITAAR/
BAS
MIC
AUX
MULTI
A/D
IN
IN
EFFECTS
D/A
L
UITGANG
R
GITAAR UIT
KOPTELE­FOON
USB (Gtr/Mic):
U kunt effecten toepassen op de signalen die via de USB
aansluiting worden ingevoerd (voor geluiden in de
gitaar en vocale registers). Signalen van GUITAR/BASS
en MIC INPUT worden genegeerd, en de signalen die
via de AUX INPUT de GS-10 binnenkomen worden met
de effect uitvoer gemengd.
fig.02-100
DIGITAL
USB
OUT
L
R
AUX
MULTI
EFFECTS
IN
D/A
UITGANG
GITAAR UIT
KOPTELE­FOON
19
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
* Nadat INPUT SELECT op USB (Bass) is ingesteld, kunt u op
PARAMETER [ ]
drukken om het USB ingangsniveau in
te stellen (p.78).
USB (Bass):
U kunt effecten toepassen op de signalen die via de USB
aansluiting worden ingevoerd (voor geluiden in de bas
en soortgelijke registers). Signalen van GUITAR/BASS
INPUT en MIC INPUT worden genegeerd, en de
signalen die via de AUX INPUT de GS-10 binnenkomen
worden met de effect uitvoer gemengd.
fig.02-110
DIGITAL
USB
OUT
L
UITGANG
R
GITAAR UIT
KOPTELE­FOON
AUX
MULTI
EFFECTS
IN
D/A
* Nadat INPUT SELECT op USB (Bass) is ingesteld, kunt u op
PARAMETER [ ]
drukken om het USB ingangsniveau in
te stellen (p.78).
Het Mic Input niveau instellen (MIC GAIN)
Hiermee wordt het ingangsniveau van de microfoon inge­steld, als INPUT SELECT op Microphone staat.
* De mic gain instelling is een globale instelling, die door alle
patches wordt gebruikt.
1. Druk op PARAMETER [ ].
Het MIC GAIN instellingsscherm verschijnt.
fig.02-130d
2. Stel de gain bij, door aan de PATCH/VALUE
draaiknop te draaien, terwijl geluiden door de microfoon worden opgevangen.
Pas het niveau zodanig aan, dat de niveaumeter niet
fluctueert boven het maximale toegestane niveau.
fig.02-140d
AUX:
Deze instelling wordt gebruikt als het invoersignaal van
de AUX INPUT aansluiting is geselecteerd. Signalen, die
via de GUITAR/BASS INPUT en MIC INPUT
binnenkomen, worden genegeerd, en de signalen die via
USB de GS-10 binnenkomen worden met de effect
uitvoer gemengd.
fig.02-120
DIGITAL
USB
OUT
GITAAR/
BAS
MIC
IN
AUX
IN
A/D
MULTI
EFFECTS
L
R
D/A
UITGANG
GITAAR UIT
KOPTELE­FOON
* Stel het volume van het geluid dat door de microfoon gaat
(akoestische gitaar, vocalen enz.) op het niveau in dat tijdens de uitvoering wordt gebruikt.
* Als de mic gain te hoog wordt ingesteld, kan oscillatie
optreden.
3. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
20
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
De klanken met de knoppen aanpassen
Het paneel van de GS-10 heeft 13 knoppen voor het aanpas­sen van effectgeluiden. U kunt deze knoppen gebruiken om de klanken van de geselecteerde patch lichtelijk te verande­ren, op een snelle en gemakkelijke manier.
fig.02-150
PREAMP GAIN:
Past de mate van vervorming van de voorversterker aan. De vervorming wordt versterkt naarmate de knop naar rechts wordt gedraaid.
PREAMP BASS:
Past de geluidskwaliteit van de lage frequentiereeks van de voorversterker aan. De lage frequenties worden versterkt als de knop naar rechts wordt gedraaid.
maakt dat het geluid blijft spelen). Het effect wordt versterkt als de knop naar rechts wordt gedraaid.
OD/DS (Overdrive/Distortion) DRIVE
Past de mate van overdrive of vervorming aan. De vervor­ming wordt sterker als de knop naar rechts wordt gedraaid.
OD/DS (Overdrive/Distortion) LEVEL:
Past het niveau van overdrive/vervorming aan. Het volume neemt toe als de knop naar rechts wordt gedraaid.
DELAY FEEDBACK:
Past het aantal keren dat de delay wordt herhaald aan. Het aantal herhalingen neemt toe als de knop naar rechts wordt gedraaid.
DELAY LEVEL:
Past het volumeniveau van het delaygeluid aan. Het delay­geluid neemt toe als de knop naar rechts wordt gedraaid.
CHORUS LEVEL:
Past het volumeniveau van het chorusgeluid aan. Het chorusgeluid neemt toe als de knop naar rechts wordt gedraaid.
REVERB LEVEL:
Past het volumeniveau van het reverbgeluid aan. Het reverb­geluid neemt toe als de knop naar rechts wordt gedraaid.
Hoofdstuk 2
PREAMP MIDDLE:
Past de geluidskwaliteit van de middenfrequentie van de voorversterker aan. De middenfrequenties worden versterkt als de knop naar rechts wordt gedraaid.
PREAMP TREBLE:
Past de geluidskwaliteit van de hoge frequentiereeks van de voorversterker aan. De hoge frequenties worden versterkt als de knop naar rechts wordt gedraaid.
PREAMP PRESENCE:
Past de geluidskwaliteit van de ultrahoge frequentiereeks van de voorversterker aan. De ultrahoge frequenties worden versterkt als de knop naar rechts wordt gedraaid.
PREAMP LEVEL:
Past het volumeniveau van de voorversterker aan. Het volume neemt toe als de knop naar rechts wordt gedraaid.
COMP (Compressor) SUSTAIN:
Past het sustain effect van de compressor aan (een effect dat
21
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
2 51
3
Het effect aan en uitzetten
De interne effecten van de GS-10 worden met de knoprege­lingen aan en uitgezet. De indicator van een ON/OFF knop van een effect licht op, wanneer het effect gebruikt kan wor­den.
fig.02-160
1,2,3 4
1. Druk op de ON/OFF knop van het effect, dat u aan en uit wilt kunnen zetten.
De instellingen van het geselecteerde effect verschijnen
in het scherm.
* Bij FX-1 en FX-2 worden de instellingen voor het op dat
moment geselecteerde effect getoond.
fig.02-170d
De effecten op eenvoudige wijze instellen (QUICK FX)
Elk effect bevat kant en klare sample instellingen, genaamd “Quick Settings”. Door het simpelweg selecteren en combi­neren van deze Quick Settings kunt u gemakkelijk nieuwe effectgeluiden creëren.
fig.02-171
1. Druk op [QUICK FX].
Het effect selectie scherm verschijnt.
fig.02-180d
2. Druk nogmaals op de ON/OFF schakelaar om het effect aan of uit te zetten.
* De naam van het effect knippert in het scherm, wanneer dat
effect beschikbaar is.
3. Om een ander effect te selecteren, dat aan en uitgezet kan worden, herhaalt u stappen 1 en 2.
4. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
* Als u een klank met de door u gemaakte instellingen wilt
opslaan, gebruikt u de Write procedure (p.25) om de klank als een User patch op te slaan.
* Als u stap 1 uitvoert, terwijl u een effect bewerkt, gaat u naar
de status volgend op stap 2.
2. Druk op de ON/OFF knop van het effect, dat u voor
Quick Settings wilt selecteren.
De naam van het effect dat met Quick Settings wordt
ingesteld, verschijnt op de bovenste regel van het
scherm, en de “Quick Settings Naam”, die op dat
moment voor het effect is geselecteerd, verschijnt op de
onderste regel van het scherm.
fig.02-190d
* Direct nadat patches zijn veranderd of als de instellingen van
Quick Settings zijn veranderd door bewerking van de parameters, verschijnt het volgende in het scherm:
fig.02-200d
* De bovenste rij van het scherm knippert als het geselecteerde
effect wordt uitgezet. Zelfs wanneer de Quick Settings worden gebruikt, kunt u effecten met de effect ON/OFF knop aan en uitzetten.
22
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
13
23
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de gewenste Quick Setting te selecteren.
De klank verandert in die van de geselecteerde sample
instellingen.
*U kunt “—: User Setting” selecteren om de instellingen terug
te brengen naar de status van voor het moment, dat de Quick Settings werden geselecteerd.
4. Om Quick Settings voor een ander effect te selecteren, herhaalt u stappen 2 en 3.
* Zelfs na het uitvoeren van deze procedure blijven de
instellingen die bij stap 3 werden geselecteerd behouden, en worden naar de Quick settings overgebracht voor het volgende effect.
5. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
* Als u een klank met de door u gemaakte instellingen wilt
opslaan, gebruikt u de Write procedure (p.25) om de klank als een user patch op te slaan.
U kunt naar de kern parameters springen door
PARAMETER [ ] (or [ ]) in te drukken terwijl
PARAMETER [ ] (or [ ]) ingedrukt wordt
gehouden. Bij onderdelen, waarvoor er niet veel
parameters zijn, springt de GS-10 naar de laatste (of
eerste) parameter.
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de waarde van een
instelling te veranderen.
4. Herhaal stappen 2 en 3 voor andere
parameterinstellingen die u wilt veranderen.
5. Als u parameterinstellingen van andere effecten wilt
veranderen, herhaalt u stappen 1 tot en met 4.
6. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
* Als u een klank met de door u gemaakte instellingen wilt
opslaan, gebruikt u de Write procedure (p.25) om de klank als een User patch op te slaan.
Hoofdstuk 2
Meer nauwkeurige effectinstellingen maken
Elk effect bestaat uit diverse verschillende soorten parame­ters. Door deze parameters individueel te bewerken, kunt u de gewenste geluiden nauwkeuriger creëren.
fig.02-210
23
1 61
1. Druk op de ON/OFF knop van het effect met de instellingen, die u wilt veranderen.
De parameters van het geselecteerde effect verschijnen in
het scherm.
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de parameter, waarvan de instellingen worden veranderd, te selecteren.
Wanneer meer dan één parameter in het scherm wordt
getoond, drukt u op PARAMETER [ ] [ ] om de
cursor naar de parameter die u wilt instellen te
verplaatsen.
Patches een naam geven
U kunt elke patch van een naam voorzien (Patch Name), die uit maximaal zestien tekens kan bestaan. Waarschijnlijk zult u van deze mogelijkheid gebruik willen maken door een namen toe te wijzen die het geluid suggereren of de song, waarin het gebruikt zal worden.
fig.02-220
1. Druk op [NAME/NS/MASTER], zodat het Name
bewerkingsscherm verschijnt.
* Met elke druk op [NAME/NS/MASTER] zult u naar het
volgende onderdeel dat ingesteld kan worden gaan, in deze volgorde: Name → Noise Suppressor → Master → Foot Volume_ Effect Chain.
fig.02-230d
23
Hoofdstuk 2 Uw eigen favoriete klanken (patches) creëren
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor
naar het volgende tekstgebied te verplaatsen, dat u wilt bewerken.
3. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de tekens te veranderen.
* Bij het veranderen van tekst tekens kunt u de volgende
functies gebruiken:
CAPS: verandert het teken op de cursorpositie in
hoofdletters of kleine letters.
INS: voegt een lege ruimte op de cursorpositie in.
DEL: verwijdert het teken op de cursorpositie, en
verschuift de daarop volgende tekens naar
links.
4. Als u namen verder wilt bewerken, herhaalt u stappen 2 en 3.
5. Als u de sequens die u heeft ingesteld wilt bewaren, gebruikt u de Write procedure (p.25) om deze als een User patch op te slaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
De volgorde van effecten veranderen (EFFECT CHAIN)
* Wanneer effecten zijn uitgezet, worden deze in kleine letters
weergegeven.
2. Gebruik de PATCH/VALUE draaiknop of
PARAMETER [ ] [ ] om de cursor naar het punt, waar u een effect wilt invoegen, te verplaatsen.
3. Druk op de ON/OFF knop van het effect, dat u wilt
invoegen.
Het geselecteerde effect wordt op de cursorpositie
ingevoegd.
* Gebruik [ASSIGN] om Foor Volume toe te wijzen.
4. Om de sequens verder te veranderen, herhaalt u
stappen 2 en 3.
5. Als u de door u ingestelde sequens wilt bewaren,
gebruikt u de Write procedure (p.25) om deze als een user patch op te slaan.
Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
Ook terwijl de instellingen voor de verbindingsvolgorde
worden gemaakt (uitgezonderd FV, NS en USB), kunnen
effecten aan en uitgezet worden. Terwijl effecten links en
rechts van de cursor verschijnen, kan de ON/OFF knop
die met het effect correspondeert, ingedrukt worden om
deze aan en uit te zetten.
Hier ziet u hoe u de volgorde, waarin de effecten zijn verbon­den, kunt veranderen.
fig.02-240
22
3 1
1. Druk op [NAME/NS/MASTER] totdat “Effect Chain” in het scherm verschijnt.
* Met elke druk op [NAME/NS/MASTER] zult u naar het
volgende onderdeel dat ingesteld kan worden gaan, in deze volgorde: Name → Noise Suppressor → Master → Foot
Volume
fig.02-250d
Effect Chain.
24
Hoofdstuk 3 De door u gecreëerde klanken opslaan
2,4
3
Patches opslaan (PATCH WRITE)
Als u een klank die met de Quick Settings is gecreëerd, of een klank met veranderde parameterwaardes wilt
behouden, gebruikt u de “Write procedure” om deze in een User patch op te slaan.
* Als de stroom wordt uitgezet of als u van geluid verandert
(Patch Change, p.18), voordat u de Write procedure heeft uitgevoerd, zal de nieuw gecreëerde klank afgedankt worden.
fig.03-010
2
1,3
1. Druk op [WRITE].
Het scherm, waarin de User patch van de opslagbestem-
ming gespecificeerd kan worden, verschijnt.
fig.03-020d
Opslagbestemming patch
Patches kopiëren
U kunt een Preset of User patch naar een andere User patch kopiëren.
fig.03-030
Hoofdstuk 3
1. Selecteer de kopieerbron patch (zie “Hoe u van patch
verandert, p.18).
2. Druk op [WRITE].
Het scherm, waarin het patchnummer van de
kopieerbestemming geselecteerd kan worden, verschijnt.
fig.03-040d
Kopieerbestemming patch
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de User patch van de opslagbestemming te selecteren.
* Deze stap is niet nodig als de huidige User patch aanvaardbaar
is.
* Om de Write procedure te annuleren, drukt u op [EXIT]. Het
Play scherm keert terug.
3. Druk op [WRITE].
De GS-10 schakelt over naar de opslagbestemming
patch, en u keert naar het Play scherm terug.
* Het geluid van de patch die eerder op de kopieerbestemming
werd opgeslagen, zal verloren gaan nadat de “Write” procedure is uitgevoerd.
3. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de User
patch van de kopieerbestemming te selecteren.
* Om het kopiëren te annuleren, drukt u op [EXIT]. Het Play
scherm keert terug.
4. Druk op [WRITE].
De GS-10 schakelt over naar de kopieerbestemming
patch, en u keert naar het Play scherm terug.
* Het geluid van de patch die eerder op de kopieerbestemming
werd opgeslagen, zal verloren gaan nadat de “Write” procedure is uitgevoerd.
25
Hoofdstuk 3 De door u gecreëerde klanken opslaan
2,4
3
Patches uitwisselen
Op de GS-10 kunt u de posities van twee user patches “rui­len” of verwisselen. Hieronder wordt uitgelegd hoe dit
in zijn werk gaat.
fig.03-050
4 3
2,5
1. Selecteer de bron patch die u wilt uitwisselen.
* Zie “Patch Change" (p.18).
2. Druk op [WRITE].
3. Druk op PARAMETER [ ].
Het scherm, waarin het patchnummer van de
uitwisselingsbestemming gespecificeerd kan worden,
verschijnt.
fig.03-060d
Uitwisselingsbestemming patch
Patches initialiseren
U kunt de User patches naar hun oorspronkelijke standaard instellingen terug laten keren (initialiseren).
fig.03-061
1. Selecteer de user patch die u wilt initialiseren.
* Zie “Patch Change" (p.18).
2. Druk op [WRITE].
3. Druk tweemaal op PARAMETER [ ].
Het scherm, waarin het initialisatie bestemmings
patchnummer geselecteerd kan worden, verschijnt.
fig.03-062d
User patch die geïnitialiseerd wordt
4. Draai aan de PATCH/VALUE draaiknop om de User patch van de uitwisselingsbestemming te selecteren.
* Om het uitwisselen te annuleren, drukt u op [EXIT]. Het
Play scherm keert terug.
5. Druk op [WRITE].
De patch, die in de uitwisselings bron geheugenlocatie is
opgeslagen, en de patch, die in de uitwisselings
bestemmings geheugenlocatie is opgeslagen, worden
uitgewisseld (omgeruild), en u keert naar het Play
scherm terug.
*U kunt de PATCH/VALUE draaiknop gebruiken om de
selectie van de User patch die geïnitialiseerd wordt, te veranderen.
* Om de initialisatie te annuleren, drukt u op [EXIT]. Het
Play scherm keert terug.
4. Druk op [WRITE].
De GS-10 schakelt over naar de geïnitialiseerde patch, en
het Play scherm keert terug.
* De klanken die in patches zijn opgeslagen gaan verloren,
nadat de initialisatie is uitgevoerd.
26
Hoofdstuk 3 De door u gecreëerde klanken opslaan
2,4
1,3
Kopieerbestemming kanaal
Kopieerbron kanaal
Uw favoriete patches registreren (DIRECT PATCH)
U kunt patches van uw voorkeur in DIRECT PATCH [1]-[4] vastleggen, en deze knoppen vervolgens indrukken om de corresponderende patches rechtstreeks op te roepen.
fig.03-070
32
4 1
1. Druk een aantal keren op [SYSTEM], totdat “DIRECT PATCH” wordt weergegeven.
fig.03-080d
De PREAMP/SPEAKER instellingen naar een ander kanaal kopiëren
U kunt de PREAMP/SPEAKER instellingen van een kanaal naar een ander kanaal kopiëren.
fig.03-090
Hoofdstuk 3
1. Selecteer het kopieerbron kanaal.
2. Druk op [WRITE].
2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om het nummer
van de DIRECT PATCH knop, waarin u de patch wilt vastleggen, te selecteren.
3. Gebruik de PATCH/VALUE draaiknop om de patch die u wilt registreren te selecteren.
4. Druk op [EXIT] om naar het Play scherm terug te keren.
U kunt patches ook registreren door de patch in het Play scherm te specificeren, en dan één van de DIRECT
PATCH [1]-[4] knoppen in te drukken nadat de [WRITE] knop is ingedrukt. In dit geval wordt de patch die in
het scherm verschijnt geregistreerd.
* Indien een patch met gebruik van deze methode wordt
geregistreerd, worden de huidige instellingen samen met de patch opgeslagen als deze geregistreerd wordt. Om slechts de patch te registreren, gebruikt u de gebruikelijke registratiemethode.
3. Druk op CHANNEL SELECT [A]-[C] om het
kopieerbestemmingskanaal te selecteren.
Het kanaal kopieerscherm verschijnt.
* Als u de knop van hetzelfde kanaal als de kopieerbron indrukt,
wordt een ander kanaal dan het kopieerbron kanaal als kopieerbestemming geselecteerd.
fig.03-100d
* Om het kopieerbron of kopieerbestemmingskanaal te
veranderen, drukt u op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor naar het kopieerbron of kopieerbestemmingskanaal te verplaatsen. Druk dan op CHANNEL SELECT [A]-[C]. Ook kunt u aan de PATCH/VALUE draaiknop draaien om het kanaal op de cursorpositie te veranderen.
* Wanneer de kopieerbron wordt veranderd, zal de klank ook
veranderen.
* Om het kopieren te annuleren, drukt u op [EXIT]. Het Play
scherm keert terug.
4. Druk op [WRITE].
De instellingen worden gekopieerd.
* Als u een klank waarvoor u instellingen heeft gemaakt wilt
behouden, gebruikt u de “Write” procedure (p.25) om deze als een user patch op te slaan.
27
Hoofdstuk 4 Inleiding tot de effecten en parameters
In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde beschrijvingen van alle ingebouwde effecten van de GS-10, en de parameters, waarmee deze worden bestuurd.
Het geluid, dat in elk effect wordt bewerkt, wordt het
“directe geluid” genoemd, en het door het effect gewijzigde
geluid wordt het “effect geluid” genoemd.
* Wanneer de waardes van gain en aan volume gerelateerde
parameters in de effecten te hoog worden ingesteld, kan oscillatie optreden.
Om het optimale uit de GS-10 te halen, moet u de correcte instelling voor INPUT SELECT (p.19) maken, degene die het meest geschikt is voor uw opstelling. Indien dit niet juist is ingesteld, wordt het beoogde effect mogelijk niet bereikt.
* Afhankelijk van het type basgitaar dat u gebruikt, kan
het beoogde effect mogelijk niet worden bereikt als het ingangsniveau naar de GS-10 extreem hoog is. In dit soort gevallen verlaagt u het volume of de toonregeling (“tone”) van uw basgitaar.
De in dit document genoemde handelsmerken zijn han­delsmerken van hun respectievelijke eigenaars, bedrij­ven die losstaan van BOSS. Deze bedrijven zijn niet bij BOSS aangesloten en hebben geen licentie op de GS-10 van BOSS, noch zijn ze gemachtigd. Hun merken wor­den slechts gebruikt voor identificatie van de appara­tuur, waarvan het geluid door de BOSS GS-10 wordt gesimuleerd.
PREAMP/SPEAKER (Preamp/ Speaker Simulator)
COSM technologie speelt een onmisbare rol bij de simulatie van de onderscheidende karakteristieken van verschillende gitaarversterkers in de “Preamp” sectie, en wordt tevens gebruikt voor simulatie van verscheidene luidsprekers afme­tingen en behuizingconstructies in de “Speaker Simulator”.
Parameter Waarde
On/Off Off, On CH Select A, B, C Type refer to p. 29 Gain 0–120 Bass 0–100 Middle 0–100 Treble 0–100 Presence 0–100 Level 0–100 Bright Off, On Gain SW Low, Middle, High SP Type (*) Off, Original, 1x8”, 1x10”, 1X12”,
1X15”, 1X18”, 2X12”, 2X15”, 4X10”, 4X12”, 8X10”, 8X12”, Custom 1, Custom 2
Mic Type (*) DYN57, DYN421, CND451,
CND87, FLAT Mic Dis. (*) Off Mic, On Mic Mic Pos. (*) Center, 1–10 Mic Level (*) 0–100 Direct Level (*) 0–100
(*) Geen effect bij selectei van “Line/Phones.”
On/Off (Effect On/Off)
Zet het PREAMP/SPEAKER effect aan of uit.
28
CH Select (Channel Select)
Selecteert het preamp kanaal waarvan de instellingen veran­derd worden.
Hoofdstuk 4 Inleiding tot de effecten en parameters
Type
Hiermee wordt het type gitaarversterker ingesteld.
JC-120 Dit is het geluid van de Roland JC-120. Jazz Combo Dit is een geluid geschikt voor jazz.
Full Range
Warm Clean Dit geeft een zacht, clean geluid.
Clean TWIN
Pro Crunch
Tweed
Crunch
Blues Dit geluid is geschikt voor blues.
Wild Crunch
VO Drive
VO Lead
MATCH Drive
Fat MATCH
BG Lead
BG Drive
BG Rhythm
Smooth Drive Dit is een vloeiend drive geluid.
MS1959 (I)
MS1959 (II)
MS1959 (I+II)
MS HiGain
Power Stack
R-FIER Red
R-FIER Orng
R-FIER Vint
T-AMP Clean
T-AMP Crunch
Dit is een geluid met uniforme respons. Goed voor akoestische gitaar.
Naar een voorbeeld van een Fender Twin Reverb.
Naar een voorbeeld van een Fender Pro Re­verb.
Naar een voorbeeld van een Fender Bassman 4 x 10'' combo.
Dit is een crunch geluid, dat natuurlijke vervorming kan produceren.
Dit is een crunch geluid met een sterke ver­vorming.
Dit modelleert het drive geluid van een VOX AC-30TB
Dit modelleert het lead geluid van een VOX AC-30TB.
Dit modelleert het geluid, dat op de linker­ingang van een Matchless D/C-30 wordt ingevoerd.
Dit modelleert het geluid van een MATCHLESS met een gewijzigde gain.
Dit modelleert het leadgeluid van de MESA/Boogie comboversterker.
Dit modelleert een MESA/Boogie met TREBLE SHIFT SW aan.
Dit modelleert het ritmekanaal van een MESA/Boogie.
Dit modelleert het geluid dat op Input I van een Marshall 1959 wordt ingevoerd.
Dit modelleert het geluid dat op Input II van een Marshall 1959 wordt ingevoerd.
Dit modelleert het geluid van een marshall 1959, waarbij Inputs I en II parallel zijn ge­schakeld.
Dit modelleert het geluid van een Marshall met een gewijzigde middenreeks boost.
Dit geeft het geluid van een stack versterk­er met actieve toonregeling.
Dit modelleert het lead kanaal van een MESA/Boogie Dual Rectifier.
Dit modelleert het ritmekanaal van een MESA/Boogie Dual Rectifier.
Dit modelleert een MESA/Boogie Rectifier met VINTAGE SW aan.
Naar een voorbeeld van de Hughes & Kett­ner Triamp AMP1.
Naar een voorbeeld van de Hughes & Kett­ner Triamp AMP2.
T-AMP Lead
SLDN
Drive Stack Dit is een drive geluid met sterke gain. Lead Stack Dit is een leadgeluid met sterke gain.
5150 Drive
Metal Stack Dit is een drive geluid geschikt voor metal. Metal Lead Dit is een leadgeluid geschikt voor metal. CONCERT 810 Naar een voorbeeld van een Ampeg SVT. SESSION Naar een voorbeeld van een SWR SM-400.
BASS 360
T.E.
B-MAN
FLIP TOP Naar een voorbeeld van een Ampeg B-15.
Bass Clean
Bass Crunch
Bass HiGain
Mic Preamp Voorversterker geschikt voor vocalen. Custom 1 Custom versterker 1 Custom 2 Custom versterker 2 Custom 3 Custom versterker 3
* Wanneer het type op CONCERT 810, SESSION, BASS 360,
T.E., B-MAN, FLIP TOP, Bass clean, Bass Crunch, Bass HiGain of Mic Preamp staat, stelt u OUTPUT SELECT (p.16) in zoals hieronder wordt getoond, om de GS-10 met het type versterker dat wordt aangesloten overeen te laten komen.
Bij aansluiting op een geluidsversterker of soortgelijke
apparatuur:
Line/Phones
Bij aansluiting op een gitaarversterker:
Combo Amp of Combo Return
Bij aansluiting op een basversterker:
Stack Amp of Stack Return
Naar een voorbeeld van de Hughes & Kett­ner Triamp AMP3.
Naar een voorbeeld van een Soldano SLO-100.
Dit modelleert het leadkanaal van een Peavey EVH 5150.
Naar een voorbeeld van een akoestische
360. Naar een voorbeeld van de Trace Elliot
AH600SMX. Naar een voorbeeld van een Fender
Bassman100.
Dit cleane geluid is geweldig om met bas­gitaren te gebruiken.
Dit is een crunch geluid met natuurlijke vervorming, dat goed met basgitaren klinkt.
Dit is een sterk gain geluid, geschikt om met basgitaren te gebruiken.
Hoofdstuk 4
29
Hoofdstuk 4 Inleiding tot de effecten en parameters
Als CUSTOM 1-3 bij Type geselecteerd is
Wanneer Type op CUSTOM is ingesteld, kunt u de volgende parameters instellen.
“De COSM versterkers op maat maken” (p.55).
EDIT CUSTOM PRE 1–3
Parameter Waarde
Type JC Clean, TW Clean, Crunch,
VO Lead, BG Lead,
MS1959 Stk, Modern Stk Bottom -50–+50 Edge -50–+50 Bass Freq -50–+50 Treble Freq -50–+50 Preamp Low -50–+50 Preamp High -50–+50
Gain
Past de vervorming van de versterker aan.
Bass
Past de klank van de lage frequentiereeks aan.
Middle
Past de klank van de middenfrequentie aan.
Treble
Past de klank van de hoge frequentiereeks aan.
Presence
Past de klank van de ultra hoge frequentiereeks aan.
Level
Past het volume van de gehele voorversterker aan.
* Pas op dat u de Level instelling niet te hoog maakt.
Bright
Zet de helderheid instelling aan/uit.
Off:
Bright wordt niet gebruikt.
On:
Bright wordt aangezet om een lichtere en knisperende klank te creëren.
* Afhankelijk van de “type” instelling kan dit mogelijk niet
weergegeven worden.
Gain SW
Hiermee kunnen drie niveaus vervorming worden geselec­teerd: Low (laag), Middle (middel) en High (hoog). Bij “Low”, “Middel” en “High” instellingen zal de vervorming succesvol toenemen.
* Het geluid van elk Type wordt gecreëerd vanuit de basis, dat
de gain op “Middle” is ingesteld. Daarom zet u dit normaalgesproken op “Middle”.
SP Type (Speaker Type)
Off Dit zet de luidspreker simulatie uit.
Original
1x8”
1x10”
1x12”
1x15”
1x18”
2x12”
2x15”
4x10”
4x12”
8x10”
8x12”
Custom 1 Custom luidspreker 1 Custom 2 Custom luidspreker 2
Dit is de ingebouwde luidspreker van de versterker die u bij “Type” selecteerde.
Dit is een compacte luidsprekerkast, open aan de achterkant, met een 8-inch luid­spreker.
Dit is een compacte luidsprekerkast, open aan de achterkant, met een 10-inch luid­spreker.
Dit is een compacte luidsprekerkast, open aan de achterkant, met een 12-inch luid­spreker.
Dit is een compacte luidsprekerkast, open aan de achterkant, met een 15-inch luid­spreker.
Dit is een compacte luidsprekerkast, open aan de achterkant, met een 18-inch luid­spreker.
Dit is een algemene luidsprekerkast, open aan de achterkant, met twee 12-inch luid­sprekers.
Dit is een algemene luidsprekerkast, open aan de achterkant, met twee 15-inch luid­sprekers.
Dit is een optimale luidsprekerkast voor een grote ingebouwde versterker met vier 10-inch luidsprekers.
Dit is een optimale luidsprekerkast voor een grote ingebouwde versterker met vier 12-inch luidsprekers.
Dit is een dubbel stack van twee kasten, elk met vier 10-inch luidsprekers.
Dit is een dubbel stack van twee kasten, elk met vier 12-inch luidsprekers.
Als Custom 1-2 bij SP Type is geselecteerd
Wanneer SP Type op Custom 1-2 staat, kunt u de volgende parameters instellen.
30
“De luidsprekers op maat maken” (p.56).
Loading...
+ 150 hidden pages