gekwalificeerde gebruiker en alleen voor de doeleinden die in deze handleiding worden beschreven.
De volgende conventies worden gebruikt om voorzorgsmaatregelen te tonen en te classificeren. Schenk
altijd aandacht aan de informatie die getoond wordt. Het geen aandacht schenken aan of negeren van
waarschuwingen kan leiden tot het gewond raken van mensen of schade aan het product.
Gevaar
Waarschuwing
OMRON
Namen van OMRON producten beginnen met een hoofdletter in deze handleiding.
Het woord unit wordt gebruikt om een OMRON product aan te duiden, onafhankelijk van het feit of het
woord unit in de naam van het product voorkomt.
Het woord CPM1(A) wordt gebruikt wanneer de betreffende tekst op zowel de CPM1 als de CPM1A van
toepassing is, ook al wordt maar één van beide PLC typen in een bijpassende figuur afgebeeld. Wordt in
de tekst CPM1 of CPM1A gebruikt dan is de besproken optie alleen op dat type van toepassing.
Gebruikte afkortingen en termen zijn verklaard in de appendix.
apparatuur wordt gefabriceerd voor gebruik volgens de juiste procedures door een
Geeft informatie aan die, wanneer er geen acht op wordt geslagen, zeer
waarschijnlijk zal leiden tot ernstige verwonding of verlies van leven.
Geeft informatie aan die, wanneer er geen acht op wordt geslagen, mogelijk kan
leiden tot ernstige verwonding of verlies van leven.
Voorzichtig
Geeft informatie aan die, wanneer er geen acht op wordt geslagen, mogelijk kan
leiden tot relatief ernstige verwonding of letsel, schade aan het product of
verkeerde werking van het product.
product verwijzingen
Visuele hulpmiddelen
De volgende koppen verschijnen in de linkerkolom van de handleiding om u verschillende soorten
informatie snel te laten vinden.
Geeft informatie weer die in het bijzonder praktisch is voor efficiënt en handig
gebruik van het product.
1. Geeft diverse soorten lijsten weer zoals procedures, controlelijsten etc.
Naast de diverse handleidingen die voor de CPM1(A) beschikbaar zijn kunt u SYSTOOLS gebruiken voor
het maken van instellingen in de PC Setup van de CPM1(A). Naast programma’s voor het maken van
instellingen in PLC’s en speciale kaarten bevat SYSTOOLS ook SYSHELP. Dit is een help bestand
waarin diverse wetenswaardigheden over OMRON PLC’s zijn gebundeld.
Opmerking
1, 2, 3...
manual referenties
Geeft een noot weer. Wordt gebruikt in combinatie met tabellen.
OMRON CPM1 / CPM1A installatie handleidingPublicatie november 2000
Document referentie NLMAN-CPM1-Installatie Revisie. 3
De informatie in dit document is uitvoerig gecontroleerd. OMRON kan echter geen enkele
aansprakelijkheid aanvaarden voor enige incorrectheid of onvolledigheid van deze handleiding. Verder
heeft OMRON het recht onaangekondigd veranderingen aan het product en de handleiding aan te
brengen ter verbetering van de betrouwbaarheid, de functionaliteit en het ontwerp van de handleiding en
/ of het product. OMRON is niet aansprakelijk voor enige schade die kan voortvloeien uit het gebruik van
deze handleiding, noch kan het enig onder patent rustende licentie of rechten van anderen, overdragen.
OMRON is een geregistreerd handelsmerk van OMRON Corporation.
OMRON
ELECTRONICS B.V.
Alle rechten voorbehouden.
pagina 2CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInhoudsopgave
Inhoudsopgave
1Introductie6
1.1CPM1(A) kenmerken en functies .........................................................................6
De CPM1(A) is een compacte, snelle PLC die ontworpen is voor geavanceerde besturingen met een
bereik van 10 tot en met 100 I/O per PLC. Deze beknopte handleiding beschrijft het configureren en
installeren van de CPM1(A). Voor functies die in deze handleiding niet worden besproken verwijzen wij u
naar de Engelstalige handleiding (W262 CPM1 Operation manual of W317 CPM1A Operation manual).
Van de CPM1(A) worden in deze handleiding de CPU’s en de uitbreidingsunits besproken:
Voorzichtig
Sectie 1:
CPM1(A) en toont de mogelijke systeemconfiguraties.
Sectie 2:
stellen en voorziet in informatie over dipswitch instellingen en technische specificaties van de units.
Sectie 3:
Volg de aanwijzingen en voorzorgen uit deze sectie nauwgezet wanneer de CPM1(A) wordt
geïnstalleerd.
Sectie 4:
functie en de juiste procedures om hardware en software fouten te vinden en te herstellen.
Appendix:
Aan deze handleiding is de grootst mogelijke zorg besteed. Mochten er ondanks deze zorg nog
onjuistheden of onduidelijkheden vermeld zijn, dan stellen wij ons uitdrukkelijk niet aansprakelijk voor
eventuele gevolgen. Voor suggesties ter verbetering houden wij ons aanbevolen.
Deze sectie geeft een korte omschrijving van de speciale kenmerken en functies van de
Deze sectie beschrijft de units die gebruikt kunnen worden om een CPM1(A) PLC samen te
Deze sectie voorziet in informatie over het installeren en aansluiten van een CPM1(A) PLC.
Deze sectie beschrijft test procedures voor de werking van de CPM1(A), de zelfdiagnose
Geeft een lijst met verklaringen, de index en de afmetingen van CPM1(A) units.
Lees deze handleiding nauwkeurig en wees er zeker van dat u de hierin
weergegeven informatie goed begrijpt voor u begint met het installeren van de
CPM1(A).
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 5
IntroductieOMRON
1 Introductie
Deze sectie geeft een korte omschrijving van de speciale kenmerken en functies
van de CPM1(A) en toont de mogelijke systeem configuraties.
1.1 CPM1(A) kenmerken en functies
Over het algemeen worden twee typen PLC’s onderscheiden: de compacte en de
modulaire. Een compacte PLC bestaat uit een voeding, CPU, geheugen en I/O die
in één behuizing geïntegreerd zijn. Een modulaire PLC bestaat uit dezelfde
onderdelen, maar deze moeten worden samengevoegd om de PLC te vormen. Bij
een modulaire PLC is er meestal meer vrijheid in het bepalen van de
systeemconfiguratie dan bij een compacte PLC aangezien de onderdelen los van
elkaar aangeschaft en gekoppeld kunnen worden.
1.1.1 CPM1 typen
De CPM1 is een compacte snelle PLC die beschikbaar is in een variant met 10, 20
of 30 I/O. CPU’s zijn voorzien van een 230VAC voeding of een 24VDC voeding
CPM1-10CDR- (10 I/O aansluitingen)
NC
+
DC24V
IN
01 02 0300
0CH
ERR ALM
PWR
RUN COMM
OUT
01 02 03
00
10CH
PERIPHERAL
10CH
NC
NC
COMCOM030102
CPM1-30CDR- (30 I/O aansluitingen)
COM
NC
PERIPHERAL
+
DC24V
10CH
11CH
IN
0CH
OUT
NC
01 02 0300
PWR
RUN COMM
00
01 02 03
01 02 0300
NC
0CH
05
04
050401 02 03001CH
ERR ALM
05 06 0704
10CH
COMCOM030102
00
COM
111007 08 0906
1.1.2 CPM1A typen
CPM1A-10CDT-D (10 I/O aansluitingen)
CPM1-20CDR- (20 I/O aansluitingen)
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
00
0501 02 03 0400
05COM070406
0501 02 03 0400
EXPANSION
COM
OMRON
11CH
1107 08 09 1006
1CH
SYSMAC CPM1
01
0003COM
0002 03 0401
02
05
EXPANSION
PERIPHERAL
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
PWR
RUN COMM
00
NC
NC
01 02 0300
01 02 03
NC
COM
0CH
05
04
ERR ALM
05 06 0704
10CH
00
COMCOM030102
COM
0501 02 03 0400
111007 08 0906
OMRON
SYSMAC CPM1
05COM070406
De CPM1A is een compacte snelle PLC die beschikbaar is in een variant met 10,
20, 30 of 40 I/O. Aangezien de CPM1A voorzien is van transistor uitgangen in
plaats van relais uitgangen is de bouwvorm van de CPM1A compacter dan die van
de CPM1. CPU’s zijn voorzien van NPN of PNP uitgangen.
CPM1A-20CDT-D (20 I/O aansluitingen)
1107 08 09 1006
EXPANSION
+
-
COM 01 03 05
24VDC
NC 00 02 04
NC
0 CH
IN
0CH
010003020504
OMRON
SYSMAC CPM1A
ERR ALM
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
01000302
10 CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
+
-
COM 01 03 05
24VDC
NC
IN
0CH
OUT
10CH
NC
NC 00 02 04
0 CH
010003020504
PWR
RUN COMM
01000302
10 CH
NC 00 01 02
COM COM COM 03
07 09 11
06 08 10
070609081110
OMRON
ALM
ERR
SYSMAC
CPM1A
05040706
04 05 07
COM 06
pagina 6CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONIntroductie
CPM1A-30CDT-D (30 I/O aansluitingen)
+
-
COM 01 03 05
24VDC
NC
IN
0CH
1CH 01000302 0504
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
11CH 0100 0302
NC
NC 00 02 04
0 CH
010003020504
ERR
01000302
10 CH
NC 00 01 02
COM COM COM 03
07 09 11
01 03 05
06 08 10
00 02 04
1 CH
070609081110
ALM
05040706
04 05 07
OMRON
SYSMAC
CPM1A
11 CH
00 02
COM 06
COM 01 03
EXP
1.1.3 Standaard aanwezige functies
De CPM1(A) is voorzien van een uitgebreid aantal standaard aanwezige functies
Extra I/O capaciteit
Opmerking
Ingangsfilterfunctie
Onderhoudsvrij ontwerp
Conform CE richtlijn
Input interrupts
Quick respons ingangen
Scheduled interrupts
Highspeed counter
Puls output functie
Analoge instelling
Hostlink communicatie
1:1 link communicatie
Een uitbreidings I/O unit kan aan de CPU worden toegevoegd om het systeem van
20 extra I/O punten te voorzien. De CPM1 kan worden uitgebreid met maximaal 1
unit tot 50 I/O. De CPM1A kan worden uitgebreid met maximaal 3 units tot 100 I/O.
Bij de CPM1 zijn de 10, 20 en 30pts CPU’s uitbreidbaar. Bij de CPM1A zijn alleen
de 30 en 40pts CPU’s uitbreidbaar.
De CPM1(A) is uitgerust met een filterfunctie om onjuiste werking door ruis of
contactdender te voorkomen bij ingangssignalen. De gebruiker kan een ingangstijdvertraging instellen van 1ms, 2ms, 4ms, 8ms, 16ms, 32ms, 64ms of 128ms.
Door gebruik te maken van flash geheugen wordt het programma bewaard zonder
gebruik te maken van een batterij.
De CPM1(A) PLC’s voldoen aan de EC richtlijnen (Machine, EMC, low-voltage en
telecommunicatie). Neem contact op met uw OMRON dealer voor het verkrijgen
van een
“declaration of conformity”
De CPM1(A) CPU’s met 10 I/O kunnen 2 input interrupts afhandelen en de CPU’s
met 20, 30 of 40 I/O kunnen 4 input interrupts afhandelen. Behalve normale input
interrupts kent de CPM1(A) ook een counter mode die ingangssignalen met een
hoge frequentie kan tellen en op vaste teller intervallen interrupts kan genereren.
Quick respons ingangen kunnen ingangssignalen detecteren met een pulsbreedte
van 0,2ms, onafhankelijk van het tijdstip ten opzichte van de cyclustijd waarop
deze optreden. Quick respons ingangen en interrupt ingangen gebruiken dezelfde
ingangen.
CPM1(A) PLC’s hebben een highspeed interval timer die kan worden ingesteld van
0,5 tot 319.968ms. De timer kan zodanig worden ingesteld dat na afloop één
enkele interrupt wordt gegenereerd (one shot) of dat de interrupt repeterend wordt
aangeroepen (scheduled interrupt).
CPM1(A) PLC’s hebben een highspeed counter die kan worden gebruikt in
incrementele mode of in up / down mode. De highspeed counter kan worden
gecombineerd met een interrupt functie om interrupts op te roepen wanneer een
doelwaarde of een bereik is bereikt.
De CPM1A transistor output PLC’s kunnen op één van de transistor uitgangen een
pulstrein uitsturen met een frequentie tussen de 20Hz en 2kHz.
De CPM1(A) heeft twee analoge volumemeters die gebruikt kunnen worden om
handmatig instellingen in te voeren.
De CPM1(A) PLC’s zijn compatibel met Hostlink, wat communicatie met computers
mogelijk maakt. Door gebruik te maken van Hostlink kan de CPM1(A) ook
communiceren met programmeerbare terminals (NT).
Een RS232C adapter wordt gebruikt voor 1:1 verbindingen en een RS422 adapter
voor 1:N verbindingen. De CPM1(A) gebruikt altijd de 1:N variant van het Hostlink
protocol.
Een datalink kan gecreëerd worden met een geheugengebied in een andere
CPM1(A), SRM1, CQM1 of C200HS/E/G/X PLC. Een RS232C adapter moet
gebruikt worden om de 1:1 verbinding mogelijk te maken.
CPM1A-40CDT-D (40 I/O aansluitingen)
+
24VDC
-
COM 01 03 05
NC 00 02 04
NC
IN
0CH
0100 0302 0504
1CH 0100 03020504
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
01000302
11CH 0100 0302
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
07 09 11
06 08 10
0 CH
07060908 1110
0706 0908 1110
ALM
ERR
05040706
05040706
10 CH
04 05 07
COM 06
01 03 05
00 02 04
1 CH
11 CH
00 02
COM 01 03
06 08 10
04 05 07
COM 06
07 09 11
OMRON
SYSMAC
CPM1A
EXP
voor de CPM1(A) PLC.
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 7
IntroductieOMRON
NT link communicatie
Periferie apparatuur
Voor snelle communicatie tussen een CPM1(A) en een NT terminal kan NT link
gebruikt worden. Een RS232C adapter moet gebruikt worden om de 1:1 verbinding
mogelijk te maken.
De CPM1(A) gebruikt dezelfde periferie als de CQM1 en is dus met hetzelfde
handprogrammeerapparaat en softwarepakket te programmeren.
pagina 8CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONIntroductie
1.1.4 I/O toewijzing
De volgende tabel toont de bits in het IR geheugen die aan de I/O van een CPM1
CPU en uitbreidingsunit worden toegewezen. Op een CPM1-10 of 20 CPU kan 1
uitbreiding worden aangesloten. Op de CQM1-30 CPU kunnen 3 uitbreidingen
worden aangesloten mits deze CPU de extensie -V1 of hoger heeft. Dit kan een
CPM1 uitbreidingsunit zijn, maar ook een CPM1A uitbreidingsunit mag op een
CPM1 worden aangesloten. Alle CPM1 CPU’s zijn uit te breiden. Raadpleeg de
sectie over de CPM1A-MAD01 voor de I/O toewijzing van deze unit.
Aantal I/O op de CPU10203040
CPU
aansluitingen
Uitbreidings-
unit 1
Uitbreidings-
unit 2
Uitbreidings-
unit 3
Voedingsspanning
TypenummerRelais
Ingangen
Uitgangen
Ingangen
Uitgangen
Ingangen
Uitgangen
Ingangen
Uitgangen
uitgangen
6pts
000.00 t/m 000.05
4pts
010.00 t/m 010.03
12pts
001.00 t/m 001.11
8pts
011.00 t/m 011.07
------12pts
------8pts
------12pts
------8pts
ACDCACDCACDC-----CPM1-
10CDR-A
CPM110CDR-D
12pts
000.00 t/m 000.11
8pts
010.00 t/m 010.07
12pts
001.00 t/m 001.11
8pts
011.00 t/m 011.07
CPM120CDR-A
CPM120CDR-D
18pts
000.00 t/m 000.11
001.00 t/m 001.05
12pts
010.00 t/m 010.07
011.00 t/m 011.03
12pts
002.00 t/m 002.11
8pts
012.00 t/m 012.07
003.00 t/m 003.11
013.00 t/m 013.07
004.00 t/m 004.11
014.00 t/m 014.07
CPM1-30CDRA-V1
CPM1-30CDRD-V1
---
---
---
---
---
---
---
---
------
De volgende tabel toont de bits in het IR geheugen die aan de I/O van een CPM1A
CPU en uitbreidingsunit worden toegewezen. Op een CPM1 CPU kan 1 uitbreiding
worden aangesloten. Dit kan een CPM1 uitbreidingsunit zijn, maar ook een
CPM1A uitbreidingsunit mag op een CPM1 worden aangesloten. Alleen de
CPM1A CPU’s met 30 en 40 I/O zijn uit te breiden. Raadpleeg de sectie over de
CPM1A-MAD01 voor de I/O toewijzing van deze unit.
Raadpleeg de sectie over de CPM1A-MAD01 over de I/O opbouw van deze unit.
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 9
IntroductieOMRON
1.1.5 CPM1(A) functies
Analoge instelling
Ingangsfilterfunctie
CPM1(A) PLC’s beschikken over 2 volumeregelaars die kunnen worden gebruikt
om analoog eenvoudig timers en/of counters in te stellen. Wanneer aan één van
de volumeregelaars wordt gedraaid wordt de inhoud van het erbij horende IR
woord automatisch ingesteld tussen 0 en 200 BCD.
Stel de volumeregelaars in met een Philips schroevendraaier
+
NC
DC24V
PERIPHERAL
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
NC
00
01 02 0300
01 02 03
NC
ERR
10CH
COM
Analoge volumeregelaar 0
Analoge volumeregelaar 1
De volgende tabel toont welke woorden in het IR gebied zijn toegewezen aan de
beide analoge volumeregelaars.
De ingangstijdvertraging van een CPM1(A) PLC ingang kan worden ingesteld op 1,
2, 4, 8, 16, 32, 64 of 128ms. Verhogen van de ingangstijdvertraging reduceert de
effecten van contactdender of ruis op het ingangssignaal. Verlaging van de
ingangstijdvertraging geeft een snellere respons van de PLC op de besturing.
Ingangssignaal van een device
zoals b.v. een eindschakelaar
Input interrupts
1, 2, 3...
Ingangsbit status
tt
t = Ingangstijd vertraging
De CPM1(A) CPU’s met 10 I/O hebben twee input interrupt ingangen en de
CPM1(A) CPU’s met 20, 30 of 40 I/O hebben vier interrupt input ingangen. Er zijn
twee modes voor deze interrupt ingangen, de input interrupt en de counter mode.
1. Wanneer een interrupt optreedt in de interrupt input mode, dan wordt de
normale programmauitvoer onderbroken en wordt het interruptprogramma
direct uitgevoerd, onafhankelijk van de cyclustijd.
2. In de counter mode, worden de externe ingangssignalen geteld (tot aan 1kHz)
en wordt een interrupt gegenereerd wanneer de getelde waarde de ingestelde
waarde bereikt. Wanneer de interrupt optreedt, dan wordt de normale
programmauitvoer onderbroken en wordt het interruptprogramma direct
uitgevoerd, onafhankelijk van de cyclustijd. De ingestelde waarde kan
ingevoerd worden tussen 0 en 65.535.
pagina 10CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONIntroductie
Het volgende diagram toont de uitvoer van het programma wanneer een interrupt
optreedt.
Hoofdprogramma
Quick respons ingangen
MOV
ADD
END
Input interrupt
Interruptprogramma
SBN00
SUB
MOV
RET
PLC typenummerIngangsbitsResponstijd
CPM1-10CDR-
CPM1A-10CDT-D
CPM1-20/30CDR-
000.03 t/m 000.040,3ms
1kHz in counter mode
000.03 t/m 000.06
CPM1A-20/30/40CDT-D
Raadpleeg de CPM1(A) Programmeerhandleiding voor het instellen en het
programmeren van interrupts.
De CPM1(A) CPU’s met 10 I/O hebben twee quick respons ingangen en de
CPM1(A) CPU’s met 20, 30 of 40 I/O hebben vier quick respons ingangen. Voor
interrupt en quick respons ingangen worden dezelfde ingangen op de CPU
gebruikt.
Quick respons ingangen gebruiken een interne buffer waardoor ingangssignalen
die korter dan de cyclustijd zijn gedetecteerd kunnen worden.
Overhead
uitvoer
Programma
uitvoer
I/O refresh Overhead
uitvoer
Programma
uitvoer
I/O refresh Overhead
uitvoer
Interval timer functie
Scheduled interrupts
Ingangssignaal
000.03 intern
1 scan
PLC typenummerIngangsbitsResponstijd
CPM1-10CDR-
000.03 t/m 000.040,2ms
CPM1A-10CDT-D
CPM1-20/30CDR-
000.03 t/m 000.06
CPM1A-20/30/40CDT-D
Raadpleeg de CPM1(A) Programmeerhandleiding voor het instellen en het
programmeren van quick respons ingangen.
De CPM1(A) PLC’s zijn uitgerust met een interval timer die in units van 0,1ms kan
worden ingesteld tussen 0,5ms en 319.968ms. De timer kan zo worden ingesteld
dat na afloop éénmaal een interrupt routine wordt aangeroepen (one shot) of dat
de interrupt routine op het ingestelde interval repeterend wordt aangeroepen
(scheduled interrupt mode).
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 11
IntroductieOMRON
000.00
Het volgende diagram toont de uitvoer van het programma wanneer een interrupt
optreedt.
Hoofdprogramma
Highspeed counter
MOV
Interruptprogramma
ADD
SBN00
SUB
MOV
Interval timer loopt af
END
RET
ModeFunctie
One shotGenereert een enkele interrupt nadat de interval timer is
afgelopen.
Scheduled interruptGenereert een interrupt elke keer als de timer afloopt (repeterend).
Raadpleeg de CPM1(A) Programmeerhandleiding voor het instellen en het
programmeren van interval timer functies.
CPM1(A) PLC’s beschikken over een highspeed counter die kan worden gebruikt
in een incrementele mode of in een up / down mode. De werking van de
highspeed counter kan gecombineerd worden met interrupts zodat bijvoorbeeld
een positioneerbesturing verkregen kan worden die onafhankelijk is van de PLC
cyclustijd.
0501 02 03 0400
EXPANSION
Teller ingang
Reset ingang
encoder
fotocel
Motor
Frequentieregelaar
PERIPHERAL
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
NC
01 02 0300
ERR ALM
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
10CH
NC
NC
COMCOM030102
000.01
000.02
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
00
COM
ModeIngangsfunctiesIngangsmethodeTel-
Tel bereikBesturingsmethode
frequentie
Up / down000.00: A fase
000.01: B fase
000.02: Z fase
Incrementeel 000.00: Tel ingang
000.01: zie noot
000.02: Z fase
Fase verschoven
signaal, wordt 4X
geteld
Individuele
ingangen
Noot
In de incrementele mode wordt deze ingang (000.01) gebruikt als een
2,5kHz-32767 t/m
32767
5,0kHz0 t/m
65535
Target mode: Tot aan 16 doelwaarden
en subroutinenummers kunnen
geregistreerd worden
Zone vergelijk mode: Tot aan acht
bereiken en subroutinenummers kunnen
geregistreerd worden.
normale ingang.
Raadpleeg de CPM1(A) Programmeerhandleiding voor het instellen en het
programmeren van de highspeed counter.
Puls output functie
Aangezien de CPM1A met transistor uitgangen een puls output functie heeft is
deze CPU instaat om rechtstreeks stappen of servo besturingen aan te sturen. Met
de puls output functie kan op één uitgang een frequentie uitgestuurd worden van
20Hz tot 2kHz. De puls output kan werken in de continous mode, waarin continue
pulsen worden uitgestuurd tot dit wordt gestopt met een instructie. Een andere
mode is de single mode, waarin een opgegeven aantal pulsen (1 tot 16.777.215)
wordt uitgestuurd.
pagina 12CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONIntroductie
Eventuele encoder terugkoppeling
+
-
COM 01 03 05
24VDC
NC 00 02 04
NC
0 CH
IN
0CH
0100 0302 0504
OMRON
SYSMAC CPM1A
ERR ALM
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
01000302
10 CH
CW / CCW signaal
2kHz puls output
Motor
Driver
1.2 Systeemconfiguratie
1.2.1 CPU en uitbreidingsunit configuratie
CPM1 CPUCPM1 I/O uitbreidingsunit
PERIPHERAL
24VDC
Opmerking
CPM1(A) CPU’s
+
DC24V
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
NC
+
-
NC
IN
0CH
1CH 010003020504
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
11CH 01000302
NC
COM
NC
0CH
05
04
01 02 0300
ERR ALM
01 02 03
00
10CH
NC
00
COMCOM030102
COM 01 03 05
NC 00 02 04
0 CH
010003020504
01000302
NC 00 01 02
ERR ALM
05040706
10 CH
COM COM COM 03
070609081110
OMRON
SYSMAC CPM1
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
IN
OUT
00
NC
COM
0CH
05
04
01 02 0300CHCH
01 02 03
NC
0706
111008 09
05 06 0704
10CH
00
COMCOM030102
0501 02 03 0400
1107 08 09 1006
20EDR
COM
05COM070406
EXPANSION
Verbindingskabel
07 09 11
06 08 10
04 05 07
COM 06
01 03 05
00 02 04
1 CH
11 CH
00 02
COM 01 03
OMRON
SYSMAC
CPM1A
EXP
COM 01 03 05
NC 00 02 04
0 CH
IN
0CH
010003020504
OUT
10CH
01000302
10 CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
06 08 10
05040706
04 05 07
07 09 11
070609081110
20EDT1
COM 06
EXP
Alhoewel in de bovenstaande figuur een CPM1 uitbreiding op een CPM1 CPU is
aangesloten en een CPM1A uitbreiding op een CPM1A CPU, zijn deze units
onderling uitwisselbaar.
De CPM1A-10/20 CPU's kunnen niet uitgebreid worden. Op de CPM1-10/20
CPU's kunnen één uitbreiding geplaatst worden. De CPM1-30**-V1 en de CPM1A30/40 CPU's kunnen van drie uitbreidingen voorzien worden.
De volgende tabel toont de CPM1(A) CPU’s
Aantal I/OIngangenUitgangenVoedingTypenummer
op de CPURelais outputTransistor output
NPNPNP
106pts4ptsACCPM1-10CDR-A------
DCCPM1-10CDR-DCPM1A-10CDT-DCPM1A-10CDT1-D
2012pts8ptsACCPM1-20CDR-A------
DCCPM1-20CDR-DCPM1A-20CDT-DCPM1A-20CDT1-D
3018pts12ptsACCPM1-30CDR-A------
DCCPM1-30CDR-DCPM1A-30CDT-DCPM1A-30CDT1-D
4024pts16ptsAC---------
DC---CPM1A-40CDT-DCPM1A-40CDT1-D
CPM1(A) I/O uitbreiding
De volgende tabel toont de CPM1(A) I/O uitbreidingsunits.
Met Hostlink communicatie is het mogelijk om 32 PLC via 1 RS422 kabel aan een
computer te koppelen. Voor de CPM1(A) kunnen hiervoor RS232/422 adapters
gebruikt worden.
1:1 communicatie
Het volgende voorbeeld toont de mogelijkheden voor een 1:1 verbinding tussen
een CPM1(A) en een IBM PC/AT of compatibel computer.
CPM1-CIF01
RS232C kabel
RS232C
CQM1-CIF02
CIF01-C
HOST
NT
LINK
CPM1(A) CPU
+
DC24V
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
00
10CH
PERIPHERAL
NC
COM
NC
0CH
05
04
01 02 0300
OMRON
ERR ALM
01 02 03
10CH
NC
COMCOM030102
00
SYSMAC CPM1
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
NT terminal
1:N communicatie
Het volgende voorbeeld toont de mogelijkheden voor een verbinding tussen een
CPM1(A) en een OMRON NT terminal.
CPM1(A) CPU
CPM1-CIF01
POWER
RUN
RS232C kabel
CIF01-C
HOST
NT
LINK
RS232C
PERIPHERAL
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
NC
01 02 0300
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
NC
NC
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
ERR ALM
OMRON
10CH
COMCOM030102
COM
00
0501 02 03 0400
EXPANSION
Het volgende voorbeeld toont de mogelijkheden voor een 1:N verbinding tussen
een IBM PC/AT of compatibel computer en tot 32 OMRON PLC’s.
ComputerB500-AL004
CPM1 CPU
CIF11-C
ON
OFF
+
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
DC24V
PERIPHERAL
RS422
IN
0CH
OUT
10CH
01 02 0300
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
NC
NC
COM
NC
0CH
05
04
ERR ALM
OMRON
10CH
COMCOM030102
00
SYSMAC CPM1
0501 02 03 0400
EXPANSION
COM
CPM1A CPU
CIF11-C
ON
OFF
+
-
COM 01 03 05
24VDC
NC 00 02 04
NC
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
RS422
IN
0CH
01000302 0504
OMRON
SYSMAC CPM1A
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
01000302
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
0 CH
ERR ALM
10 CH
Totaal maximaal 32 andere OMRON PLC's
Totaal 500m kabel in een RS422 netwerk
Adapters en kabels
De volgende adapters en kabels kunnen worden gebruikt bij Hostlink
communicatie.
pagina 14CPM1 / CPM1A installatie handleiding
RS232C adapterConverteert signaal van periferiepoort niveauCPM1-CIF01
RS422 adapternaar RS232C of RS422CPM1-CIF11
Communicatie kabelGebruikt om een IBM compatibel AT computerCQM1-CIF02
NaamGebruikTypenummer
OMRONIntroductie
met de PLC te laten communiceren via de
periferie poort.
Link adapterConverteert een communicatiesignaal van
B500-AL004
RS422 naar RS232C niveau en omgekeerd.
1.2.3 1:1 link communicatie
Een datalink kan gecreëerd worden met een geheugengebied in een andere
CPM1(A), SRM1, CQM1 of C200HS/E/G/X PLC. Een RS232C adapter moet
gebruikt worden om de 1:1 verbinding mogelijk te maken.
CPM1-CIF01
RS232C kabel
HOST
RS232C
NT
CIF01-C
LINK
CPM1A CPU
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
PERIPHERAL
NC
NC
04
01 02 0300
ERR ALM
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
10CH
NC
COMCOM030102
COM
0CH
05
SYSMAC CPM1
OMRON
00
0501 02 03 0400
EXPANSION
COM
RS232C adapterConverteert signaal van periferiepoort niveau
1.2.4 NT link communicatie
Voor snelle communicatie tussen een CPM1(A) en een NT terminal kan NT link
gebruikt worden. Een RS232C adapter moet gebruikt worden om de 1:1 verbinding
mogelijk te maken.
CPM1-CIF01
HOST
RS232C
NT
CIF01-C
LINK
CPM1A CPU
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
PERIPHERAL
NC
NC
04
01 02 0300
ERR ALM
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
10CH
NC
COMCOM030102
COM
0CH
05
SYSMAC CPM1
OMRON
00
0501 02 03 0400
EXPANSION
COM
NaamGebruikTypenummer
CPM1-CIF01
naar RS232C
CPM1(A) CPU
CPM1-CIF01
POWER
RUN
RS232C kabel
CIF01-C
HOST
NT
LINK
RS232C
PERIPHERAL
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
NC
01 02 0300
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
NC
COM
NC
0CH
05
04
ERR ALM
OMRON
10CH
COMCOM030102
00
SYSMAC CPM1
0501 02 03 0400
EXPANSION
COM
NaamGebruikTypenummer
RS232C adapterConverteert signaal van periferiepoort niveau
CPM1-CIF01
naar RS232C
1.2.5 Periferie apparatuur
De CPM1(A) gebruikt dezelfde periferie als de CQM1 en is dus met hetzelfde
handprogrammeerapparaat en softwarepakket te programmeren.
Handprogrammeerapparaat
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 15
Een CQM1-PRO01-E of C200H-PRO27-E handprogrammeerapparaat kan op de
CPM1(A) PLC worden aangesloten.
IntroductieOMRON
PRO01
Programming console
MONITOR
RUN
PROGRAM
FUN SFT NOTSHIFT
AND OR CNTHRTR LR
LD OUT TIM
789 EXT CHG SRCH
456 SET DEL MONTR
123 RESET INS
0CLR VER WRITE
CQM1 handprogrammeerapparaat (De verbindingskabel voor de
PLC is geïntegreerd)
C200H handprogrammeerapparaatC200H-PRO27-E
Verbindingskabel (Bij C200H-PRO27-EKabellengte: 2mC200H-CN222
los bijbestellen)Kabellengte: 4mC200H-CN422
OMRON
CPM1(A) CPU
IN
0CH
OUT
10CH
NC
NC
01 02 0300
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
NC
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
00
COMCOM030102
+
DC24V
AR
CONT
DM
#CH*
PERIPHERAL
-
¯
0501 02 03 0400
COM
NaamTypenummer
CQM1-PRO01-E
EXPANSION
SYSWIN
Een 80386 IBM PC/AT of compatibel computer kan gebruikt worden om de
CPM1(A) te programmeren. Raadpleeg sectie “3.4.7 hostlink aansluitingen” op
pagina 39 voor de juiste pinbezettingen en aansluitingen voor de
communicatiekabels.
CPM1-CIF01
CIF01-C
HOST
RS232C kabel
SYSWIN
NT
LINK
RS232C
CQM1-CIF02
NaamGebruikTypenummer
RS232C adapterConverteert signaal van periferiepoort niveauCPM1-CIF01
RS422 adapternaar RS232C of RS422CPM1-CIF11
Communicatie kabelGebruikt om een IBM compatibel AT computer
met de PLC te laten communiceren via de
periferiepoort.
Link adapterConverteert een communicatiesignaal van
RS422 naar RS232C niveau en omgekeerd.
SYSWINProgrammeerpakket onder WINDOWS voor
alle OMRON PLC’s. Wanneer SYSWIN wordt
geïnstalleerd zonder kopieerbeveiliging kan het
gebruikt worden om CPM1(A) PLC’s te
programmeren.
CPM1(A) CPU
+
DC24V
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
00
10CH
PERIPHERAL
NC
COM
NC
0CH
05
04
01 02 0300
01 02 03
NC
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
COMCOM030102
00
COM
CQM1-CIF02
B500-AL004
SYSWIN-CPM1
0501 02 03 0400
EXPANSION
pagina 16CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONUnits en specificaties
A
(G)
2 Units en specificaties
Deze sectie beschrijft de units die gebruikt kunnen worden om een CPM1(A) PLC
samen te stellen en voorziet in informatie over dipswitch instellingen en technische
specificaties van de units.
DC typeCPM1A = 6W max, CPM1 = 20W max20W max.
InschakelstroomCPM1A = 30A max, CPM1 = 60A max60A max.
Externe voedingSpanning24VDC
(alleen AC type)Capaciteit300mA (zie noot 1)
Isolatieweerstand20M• min. (bij 500VDC) tussen de externe AC of DC aansluitingen en de GR
Diëlektrischesterkte2300VAC 50/60Hz voor 1min. tussen de externe AC en GR aansluitingen, (zie noot 2)
Ruis immuniteit1500Vp-p, pulsbreedte 100ns t/m 1µs, stijgtijd: 1ns (via ruis simulatie)
Trillingsbestendigheid10 t/m 57Hz, 0,075mm amplitude, 57 t/m 150Hz, Acceleratie: 1G (9,8m/s2)in X, Y, en Z
Schokbestendigheid147m/s2 (15G) 3 maal elk in X, Y en Z richting.
OmgevingstemperatuurIn bedrijf: 0° t/m 55°C
Relatieve luchtvochtigheid10% t/m 90% (zonder condensatie)
Installatie omgevingMoet vrij zijn van agressieve gassen
Maat aansluitschroevenM3
AardingMinder dan 100
BeschermingsklasseIEC IP-30 (gemonteerd in een paneel)
SpanningsonderbrekingtijdAC type: 10ms
CPU gewichtAC type600g max.800g max.900g max.---
DC typeCPM1 500g max.
Uitbreidings I/O unit gewichtCPM1-EDR20 600g max.
CPM1(A)-10CD
aansluiting (zie noot 2)
lekstroom 10mA max.
richting voor 80min. elk (tijdcoëfficiënt; 8 min. * coëfficiënt factor 10 = totale tijd 80min).
cceleratie
1
Amplitude (0,075)
1057150
Opslag: -20° t/m 75°C
•
DC type: 2ms
(Een spanningsonderbreking treedt op wanneer de voedingsspanning langer dan de
spanningsonderbrekingtijd zakt beneden 85% van het opgegeven werkspanningbereik.)
CPM1A 300g max.
CPM1A-EDR20 300g max.
CPM1(A)-20CD
Frequentie (Hz)
CPM1 700g max.
CPM1A 400g max.
CPM1(A)-30CD
CPM1 800g max.
CPM1A 500g max.
CPM1A-40CD
--CPM1A 600g max.
Noot 1
Wanneer de externe voeding een excessieve stroom moet leveren of is
kortgesloten zal de externe voedingsspanning zakken. De CPM1 PLC zal
echter doorgaan met werken, de CPM1A zal stoppen.
Noot 2
Koppel de LG terminal van de voeding los van de GR terminal tijdens het
uitvoeren van isolatie en diëlektrische sterkte testen. Wanneer deze
testen herhaaldelijk worden uitgevoerd met de LG en GR terminals
kortgesloten dan kunnen de interne componenten beschadigd raken.
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 17
Units en specificatiesOMRON
2.1.2 Karakteristieken
Onderdeel
BesturingsmethodeOpgeslagen programma
I/O aansturing methodeCyclische scan, uitgangen kunnen direct aangestuurd worden (onmiddellijke interrupt uitvoer)
ProgrammeertaalLadderdiagram, Functieplan, Statementlist
Instructielengte1 regel per instructie, 1 tot 5 woorden per instructie
InstructiesBasis instructies: 14
ExecutietijdBasis instructies: 0,72 tot 16,2µs
Programmacapaciteit2kw (2.048 woorden)
Max I/OAlleen CPU10203040
capaciteitMet
uitbreiding
Ingangbits (IR)000.00 t/m 009.15 (Niet gebruikte ingangsbits kunnen worden gebruikt als hulprelais)
Uitgangbits (IR)010.00 t/m 019.15 (Niet gebruikte uitgangsbits kunnen worden gebruikt als hulprelais)
Werkbits (IR)512 bits, 200.00 t/m 231.15 (IR woord 240 t/m 231)
Special bits (SR)384 bits, 232.00 t/m 255.07 (IR woord 232 t/m 255)
Temporary bits (TR)8 bits, TR00 t/m TR07
Holding bits (HR)320 bits, HR00.00 t/m HR19.15 (HR woord 00 t/m 19)
Auxiliary bits (AR)256 bits, AR00.00 t/m AR15.15 (AR woord 00 t/m 15)
Link bits (LR)256 bits, LR00.00 t/m LR15.15 (LR woord 00 t/m 15)
Timers/counters (TIM/CNT)128 timers/counters (TIM/CNT000 t/m TIM/CNT127).
Data memory (DM)Lezen en schrijven: 1024 woorden (DM0000 t/m DM1023)
Interrupt uitvoer (noot 2)Externe interrupts: 2Externe interrupts: 4
Geheugen beschermingHR, AR, DM en CNT gebied inhoud worden bewaard bij spanningsonderbrekingen
Geheugen back-upFlash geheugen: Het programma en het read only (alleen lezen) gedeelte van het DM
Diagnose functiesCPU storing (watchdog timer), I/O bus error, Geheugenstoring etc.
Programma controleGeen END(01) instructie, Programmeer errors (wordt tijdens bedrijf continu gecontroleerd)
Highspeed counterÉén highspeed counter: 5kHz incrementeel of 2,5kHz up/down.
Quick respons ingangenDezelfde ingangen worden gebruikt voor quick response ingangen en externe interrupt
Puls uitgangEen punt, 20Hz tot 2kHz. Aantal pulsen kan ingesteld worden (1 tot 16.777.215)
IngangstijdvertragingKan ingesteld worden op 1ms, 2ms, 4ms, 8ms, 16ms, 32ms, 64ms, 128ms
Analoge volumeregelaar2 instellingen (0 t/m 200 BCD)
geheugen is opgeslagen in flash geheugen.
Condensator back-up: Het lees/schrijf DM, AR, HR en T/C (CNT waarden) geheugen wordt van
een back-up spanning voorzien door middel van een condensator voor 20 dagen bij 25ºC. De
tijdsduur van deze back-up spanning is afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Zie de figuur
hieronder voor meer details.
(De interrupt ingangen kunnen als 1kHz highspeed counter gebruikt worden).
ingangen (pulsbreedte moet minimaal 0,2 ms zijn)
CPM1(A)-20CD
CPM1 40
CPM1A ---
CPM1(A)-30CD
CPM1 50
CPM1A 50, 70 of 90--CPM1A 60, 80 of 100
CPM1A-40CD
Noot 1
Gebruik allen TIM000 t/m TIM003 voor 10ms timers wanneer gebruik
wordt gemaakt van interrupt functies. Timernummers voor highspeed
timers zijn dezelfde nummers als die van normale timers.
Back-up tijd vs. temperatuur
Noot 2
In de CPU wordt een condensator gebruikt om het programma, counterwaarden,
De responstijd van input interrupts is maximaal 0,3ms.
en de inhoud van het DM, HR en AR gebied onder spanning te houden. De
capaciteit van de condensator is afhankelijk van de omgevingstemperatuur zoals
dit in de onderstaande grafiek getoond is.
pagina 18CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONUnits en specificaties
Back-up tijd in dagen
20
10
7
1
0
254080
Wanneer de spanning op de CPU uit blijft voor een periode die de data back-up
periode overschrijdt, dan kan de inhoud van het data memory (DM), holding
register (HR), auxiliary register (AR) en counter (CNT) geheugen verloren raken en
in een niet gedefinieerde status komen te staan.
Wanneer de inhoud van het RAM programmageheugen verloren raakt, wordt het
programma en het read only (alleen lezen) gedeelte van het DM geheugen dat is
opgeslagen in het flash geheugen, gekopieerd naar het RAM geheugen als de
CPM1(A) wordt aangezet.
Het programma en de inhoud van het read only DM geheugen wordt naar het
back-up geheugen geschreven wanneer er een verandering in het programma is
aangebracht en de PLC vervolgens naar RUN of MONITOR mode wordt gezet of
wanneer de CPU aan wordt gezet.
Omgevingstemperatuur
Gevaar
Bovenstaande tekst impliceert dat wanneer een nieuw programma naar de CPU
wordt gestuurd en deze direct daarna 20 dagen (bij 25 graden Celsius) wordt
uitgezet de inhoud van het RAM programmageheugen verloren gaat en dit nog niet
naar het back-up geheugen in geschreven. In dat geval zal het voorgaande
programma uit het back-up geheugen gelezen worden.
2.1.3 I/O specificaties
CPU ingangen
OnderdeelSpecificatie
Ingangsvoltage24VDC
Ingangsimpedantie000.00 t/m 000.02: 2k•, andere ingangen: 4,7k
Ingangsstroom000.00 t/m 000.02: 12ma typ., andere ingangen: 5mA typ. (bij 24VDC)
AAN voltage14,4VDC min
UIT voltage5,0VDC max.
Opkomtijdvertraging1 tot 128ms max. (standaard 8ms (zie noot))
Afvaltijdvertraging1 tot 128ms max. (standaard 8ms (zie noot))
Circuitconfiguratie
Opmerking
+10%
/
-15%
•
IN
IN
COM
(2k
4,7k
(510)
820
)
Ingang led
Intern
Circuit
Waarden tussen haken gelden voor ingang 000.00 t/m 000.02. De polariteit
van de voeding mag op één van beide manieren aangesloten worden.
Noot 1
In de PC Setup kan de ingangstijdvertraging ingesteld worden op 1, 2, 4,
8, 16, 32, 64, 128ms.
Noot 2
Ingang 000.03 t/m 000.06 kunnen worden ingesteld als interruptingang in
de PC Setup. De opkomtijdvertraging voor input interrupts ligt vast op
0,3ms max. Ingang 000.00 t/m 000.02 kunnen worden ingesteld als
highspeed counter. De vertragingen voor de highspeed counter ingangen
zijn in de volgende tabel getoond.
IngangIncrement ingang modeUp/Down mode
000.00 (A)5kHz2,5kHz
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 19
Units en specificatiesOMRON
100
000.01 (B)Normale ingang
000.02 (Z)AAN: 100µs max., UIT: 500µs max.
De minimum benodigde pulsen zijn als volgt:
000.00 (A fase), 000.01 (B fase)
Increment ingang mode (5kHz max.)
200s min.
90s
AAN
Fase A
UIT
90s
Fase verschuiving mode (2,5kHz max.)
400s min.
AAN
Fase A 50%
UIT
AAN
Fase B 50%
UIT
T1, T2, T3, T4: 90µs min. Een minimum van 4,5µs moet liggen tussen het
veranderen van fase A en fase B.
Input Z
ms min.
AAN
50%
UIT
Wanneer ingang 000.03 t/m 000.06 worden gebruikt als input interrupt, is de
vertraging 0,3ms max. Deze vertraging is gemeten vanaf het moment dat de
ingang aan gaat totdat de interrupt routine wordt uitgevoerd.
Uitbreidings I/O unit ingangen
OnderdeelSpecificatie
Ingangsvoltage24VDC
Ingangsimpedantie4,7k
Ingangsstroom5mA typ. (bij 24VDC)
AAN voltage14,4VDC min
UIT voltage5,0VDC max.
Opkomtijdvertraging1 tot 128ms max. (standaard 8ms (zie noot))
Afvaltijdvertraging1 tot 128ms max. (standaard 8ms (zie noot))
Circuitconfiguratie
+10%
/
-15%
•
IN
T1 T2T3 T4
500ms min.
Ingang led
4,7k
IN
Intern
Circuit
Opmerking
820
COM
De polariteit van de voeding mag op één van beide manieren aangesloten
worden.
Noot
In de PC Setup kan de ingangstijdvertraging ingesteld worden op 1, 2, 4,
8, 16, 32, 64, 128ms.
Waarschuwing
Sluit geen spanningen aan op de ingangen die de gespecificeerde spanningen
overtreffen. Dit kan resulteren in beschadiging van het product of brand.
Lekstroom0,1ma max.
Restspanning1,5V max
Opkomtijdvertraging0,1ms max.
AfvaltijdvertragingOutput 010.00 & 010.010,2ms max. (belasting 100 tot 300ma)
Andere uitgangen1ms max. (belasting 5 tot 300ma)
Zekering1,25A/common (kan niet door de gebruiker vervangen worden)
Circuitconfiguratie
CPM1A-20CD
0,3A/punt (zie noot)
-15%
1,8A/unit
CPM1-20CD
Uitgang led
Intern
Circuit
CPM1A-30CD
CPM1-30CD
OUT
L
OUT
L
COM
0,9A/common
2,7A/unit
0,5ms max. (belasting 5 tot 100ma)
NPN circuit CPM1A-
CPM1A-40CD
0,9A/common
3,6A/unit
DT-
CPM1-20ED
CPM1A-20ED
0,9A/common
1,8A/unit
Noot
Intern
Circuit
Intern
Circuit
Uitgang led
Uitgang led
Fuse 1,25A
PNP circuit CPM1A-
Fuse 1,25A
DT1-
COM
COM (+)
OUT07
L
T/M
L
OUT00
24VDC
24VDC
L
OUT00
T/M
OUT07
L
Wanneer uitgang 010.00 of 010.01 wordt gebruikt als pulsuitgang moet
de belasting tussen de 100en 200ma liggen. Wanneer de belasting onder
de 100ma komt zal de uitgangstijd vertraging te hoog zijn en kan de puls
niet uitgestuurd worden. Wanneer de belasting boven de 200ms komt
kan de transistor te warm worden en kunnen componenten beschadigd
raken. Gebruik dummie weerstanden om de belasting binnen de
specificaties te houden.
Waarschuwing
Sluit geen spanningen of belastingen aan op de uitgangen die de gespecificeerde
spanningen of stromen overtreffen. Dit kan resulteren in beschadiging van het
product of brand.
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 21
Units en specificatiesOMRON
2.1.4 Communicatie adapter specificaties
RS-232C adapter specificaties
OnderdeelSpecificatie
FunctieConverteert tussen het CMOS spanningsniveau (PLC CPU zijde) en het RS-232C
spanningsniveau (periferie zijde).
IsolatieDe RS-232C (periferie zijde) is geïsoleerd met een DC/DC converter en optocoupler
VoedingDe voeding wordt geleverd uit de CPU
Stroomverbruik0,3A max.
Baudrate38.400bps max.
Trillingsbestendigheid10 t/m 57Hz, 0,075mm amplitude, 57 t/m 150Hz, Acceleratie: 1G (9,8m/s2)in X, Y, en Z
richting voor 80min. elk (tijdcoëfficiënt; 8 min. * coëfficiënt factor 10 = totale tijd 80min).
Schokbestendigheid15G 3 maal elk in X, Y en Z richting.
OmgevingstemperatuurIn bedrijf: 0° t/m 55°C
Opslag: -20° t/m 75°C
Relatieve luchtvochtigheid10% t/m 90% (zonder condensatie)
Installatie omgevingMoet vrij zijn van agressieve gassen
Gewicht200g max.
RS-422 adapter specificaties
OnderdeelSpecificatie
FunctieConverteert tussen het CMOS spanningsniveau (PLC CPU zijde) en het RS-422
spanningsniveau (periferie zijde).
IsolatieDe RS-422 (periferie zijde) is geïsoleerd met een DC/DC converter en optocoupler
VoedingDe voeding wordt geleverd uit de CPU
Stroomverbruik0,3A max.
Baudrate38.400bps max.
Trillingsbestendigheid10 t/m 57Hz, 0,075mm amplitude, 57 t/m 150Hz, Acceleratie: 1G (9,8m/s2)in X, Y, en Z
richting voor 80min. elk (tijdcoëfficiënt; 8 min. * coëfficiënt factor 10 = totale tijd 80min).
Schokbestendigheid15G 3 maal elk in X, Y en Z richting.
OmgevingstemperatuurIn bedrijf: 0° t/m 55°C
Opslag: -20° t/m 75°C
Relatieve luchtvochtigheid10% t/m 90% (zonder condensatie)
Installatie omgevingMoet vrij zijn van agressieve gassen
Gewicht200g max.
2.2 Unit onderdelen
2.2.1 CPU onderdelen
2. Aarde filter (LG) aansluiting
3. Aarde (GR) aansluiting
1. Voedingsspanning aansluiting
10. Analoge volumeregelaars
11. Periferiepoort
7. PLC statusindicatoren
PERIPHERAL
+
100-240AC
IN
0CH
OUT
10CH
PWR
RUN COMM
00
24VDC 0,3A
OUTPUT
COM
0CH
05
04
01 02 0300
OMRON
ERR ALM
01 02 03
10CH
00COM
COMCOM030102
SYSMAC CPM1
4. Output voeding aansluiting
(Alleen AC type)
CPU onderdelen omschrijving
1, 2, 3...
1. Voedingsspanning aansluiting
Sluit de voedingsspanning (100 t/m 240VAC of 24VDC) op deze aansluitingen
aan.
2. Aarde filter (LG) aansluiting
Sluit deze aansluiting (alleen AC types) op de aarde aan om immuniteit voor
ruis te verhogen en het risico van elektrische schokken te verlagen. Sluit nooit
pagina 22CPM1 / CPM1A installatie handleiding
5. Ingangsaansluitingen
0501 02 03 0400
8. Ingangsindicatoren
12. Uitbreidings I/O unit connector
9. Uitgangsindicatoren
EXPANSION
6. Uitgangs aansluitingen
10
11
7
9
6
3581
+
-
NC
IN
0CH
OMRON
SYSMAC CPM1A
OUT
10CH
NC
COM 01 03 05
00 02 04
0 CH
010003020504
ERR ALM
PWR
RUN COMM
01000302
10 CH
NC 00 01 02
COM COM COM 03
24VDC
OMRONUnits en specificaties
alleen de LG aan of de LG en GR op een andere aarde aan. Maak bij gebruik
van de LG aansluiting een verbinding tussen de LG en GR aansluiting.
3. Aarde (GR) aansluiting
Sluit deze aansluiting op de aarde aan om het risico van elektrische schokken
te verlagen.
4. Output voeding aansluiting
CPM1 PLC’s met een AC voeding (AC typen) zijn uitgerust met een 24VDC
voeding om bijvoorbeeld sensoren van voedingsspanning te kunnen voorzien.
5. Ingangsaansluitingen
Sluit hier de ingangen op aan.
6. Uitgangsaansluitingen
Sluit hier de uitgangen op aan.
7. PLC statusindicatoren.
Deze indicatoren tonen de status van de PLC zoals in de volgende tabel
getoond is.
IndicatorStatusBetekenis
POWER
(groen)
RUN (groen)AANDe PLC verwerkt het programma
ERROR /
ALARM
(rood)KnipperenEen niet fatale fout is opgetreden (De PLC gaat door
COMM (oranje) AANData wordt verstuurd of ontvangen via de periferie
AANEr staat voedingsspanning op de CPU
UITEr staat geen voedingsspanning op de CPU
UITDe PLC verwerkt het programma niet
AANEen fatale fout is opgetreden (De PLC stopt met de
programma uitvoer)
met de programma uitvoer)
UITEr is geen fout aanwezig, de PLC werkt normaal
poort.
UITEr wordt niet gecommuniceerd over de periferie poort.
8. Ingangsindicatoren
Deze indicatoren geven de status van de ingang aan. Aan is ingang actief (1),
uit is ingang niet actief (0).
Wanneer een fatale fout optreedt verandert de status van deze indicatoren als
volgt:
CPU error of I/O bus error:De ingangsindicatoren gaan uit
Memory error of system error:De input indicatoren houden de status vast
die ze hadden op het moment dat de fout
optrad, zelfs als de status van de ingangen
verandert.
9. Uitgangsindicatoren
Deze indicatoren branden als de corresponderende uitgang aan is.
10.Analoge volumeregelaars
Met deze regelaars kunt u waarde op de IR woorden 250 en 251 variëren
tussen 0 en 200 (BCD).
11.Periferiepoort
Wordt gebruikt om periferie op de CPM1(A) aan te sluiten. Bijvoorbeeld een
handprogrammeerapparaat of een RS232 of RS422 adapter.
12.Uitbreidings I/O unit connector
Wordt gebruikt om een uitbreidings I/O unit met 12 in- en 8 uitgangen op de
CPU aan te sluiten. De CPM1A-10CDT en de CPM1A-20CDT beschikken
niet over deze connector. Bij de CPM1-10/20 mag slechts 1 uitbreidingsunit
worden aangesloten. Bij de CPM1-30***-V1 en de CPM1A-30/40 kunnen
maximaal 3 uitbreidingsunits worden aangesloten.
2.2.2 Uitbreidings I/O unit onderdelen
Met de uitbreidings I/O unit kan de CPM1(A) van meer I/O voorzien worden. Deze
unit kan niet op een CPM1A-10CDT of CPM1A-20CDT worden aangesloten
omdat deze niet over een connector beschikken waar deze units op kunnen
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 23
Units en specificatiesOMRON
worden aangesloten. Bij de CPM1-10/20 mag slechts 1 uitbreidingsunit worden
aangesloten. Bij de CPM1-30***-V1 en de CPM1A-30/40 kunnen maximaal 3
uitbreidingsunits worden aangesloten.
5. Uitbreidings I/O unit verbindingskabel
1. Ingangsaansluitingen
IN
OUT
NC
Uitbreidings I/O unit onderdelen omschrijving
1, 2, 3...
1. Ingangsaansluitingen
Sluit hier de ingangen op aan.
2. Uitgangsaansluitingen
Sluit hier de uitgangen op aan.
3. Ingangsindicatoren
Deze indicatoren geven de status van de ingang aan. Aan is ingang actief (1),
uit is ingang niet actief (0).
4. Uitgangsindicatoren
Deze indicatoren branden als de corresponderende uitgang aan is.
5. Uitbreidings I/O unit verbindingskabel
Gebruik deze om de uitbreidings I/O unit op de PLC’s CPU aan te sluiten.
6. Uitbreidingsconnector
Wordt gebuikt om een volgende uitbreidings I/O unit aan te sluiten. (Dit is alleen
mogelijk bij de CPM1(A) CPU’s met 30 of 40 I/O.
COM
0CH
05
04
01 02 0300CHCH
111008 09
01 02 03
00
05 06 0704
10CH
NC
00
COMCOM030102
0501 02 03 0400
1107 08 09 1006
3. Ingangsindicatoren
0706
20EDR
COM
05COM070406
EXPANSION
6. Uitbreidings connector
4. Uitgangsindicatoren
2. Uitgangsaansluitingen
2.2.3 Communicatie adapter onderdelen
RS-232C adapter
CIF01-C
HOST
NT
LINK
RS232C
1, 2, 3...
1. Mode schakelaar
Zet deze schakelaar op “HOST” wanneer de RS-232C adapter wordt gebruikt in
een Hostlink systeem om een verbinding te creëren met een computer. Zet
deze schakelaar op “NT” wanneer een NT terminal wordt aangesloten die op
NT link communicatie staat ingesteld.
2. RS-232C poort
Hierop wordt de RS-232C kabel aangesloten.
3. Connector
Deze connector wordt bevestigd op de periferiepoort van de PLC.
1. Mode schakelaar
2. RS-232C poort
3. Connector
RS-232C poort pinbezetting
FG 1
SD 2
6
RD 3
5
9 SG
pagina 24CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONUnits en specificaties
RS-422 adapter
CIF11-C
ON
OFF
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
RS422
1. Terminator weerstand schakelaar
2. RS-422 poort
3. Connector
RS-422 poort pinbezetting
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
1, 2, 3...
Opmerking
1. Terminator weerstand schakelaar
Zet de terminator weerstand op de RS-422 units die aan de twee uiteinden van
de kabel geplaatst zijn op aan, om deze afsluit weerstand te gebruiken.
2. RS-422 poort
Hierop wordt de RS-422 kabel aangesloten.
3. Connector
Deze connector wordt bevestigd op de periferiepoort van de PLC.
De CPM1-CIF01 en -CIF11 kunnen gebruikt worden voor de CPM1(A) en SRM1.
In een aantal gevallen kan deze unit ook gebruikt worden voor de C200HS/E/G/X
en CQM1.
CPM1 / CPM1A installatie handleidingpagina 25
Installeren en aansluitenOMRON
3 Installeren en aansluiten
Deze sectie voorziet in informatie over het installeren en aansluiten van een
CPM1(A) PLC. Volg de aanwijzingen en voorzorgen uit deze sectie nauwgezet
wanneer de CPM1(A) wordt geïnstalleerd.
3.1 Ontwerp voorzorgen
Neem de volgende voorzorgen in acht wanneer u een besturing ontwerpt waarin
een CPM1(A) PLC is opgenomen.
3.1.1 Voedingsspanning bekabeling
Scheid de voedingsspanning bekabeling van de besturings-, CPM1(A) en DC I/O
bekabeling.
3.1.2 Interlock en limiet circuits
Construeer een extern interlock circuit als de CPM1(A) uitgangen worden gebruikt
om bijvoorbeeld vooruit/achteruit schakelingen voor motoren uit te voeren of
wanneer het incorrect schakelen van een uitgang kan leiden tot ongelukken of
mechanische schade. Plaats eveneens een extern begrenzingscircuit (een limiet)
om het op hol slaan van een installatie te voorkomen bij bijvoorbeeld
positioneersystemen.
De volgende figuur toont een voorbeeld van een interlock circuit.
Interlock circuit
CPM1
out
out
MC2
MC1
MC1
MC2
In het hierboven getoonde interlock circuit kunnen MC1 en MC2 nooit tegelijkertijd
aan zijn zelfs als beide uitgangen van de CPM1(A) tegelijkertijd aan zijn door een
programmeerfout of incorrecte werking van de PLC.
3.1.3 Voedingsspanning
Voorzichtig
Gebruik de voedingsspanningen zoals deze in de sectie
aangegeven. Wanneer niet wordt voldaan aan de specificaties kan dit leiden tot
beschadiging van het product of brand. In situaties waar de voedingsspanning
condities slecht zijn moet u maatregen treffen die ervoor zorgen dat de spanning
binnen de specificaties blijft. U dient de voedingsspanning van de CPU te
verwijderen wanneer u de uitbreidings I/O units op de CPU aansluit of loshaalt of
veranderingen aanbrengt in de bekabeling. Wanneer dit niet gebeurt kan dit leiden
tot elektrische schokken, beschadiging aan het product of verkeerde werking van
het product.
3.1.4 CPM1(A) spanningsonderbrekingen
Voedingsspanning daling
Detecteren van korte
spanningsonderbrekingen
Wanneer de voedingsspanning zakt beneden de 85% van het gespecificeerde
voltage dan stopt de PLC met de programma uitvoer en gaan de uitgangen uit.
Een korte spanningsonderbreking met een duur van minder dan 10ms bij een AC
voeding en minder dan 2ms bij een DC voeding wordt niet gedetecteerd en de
CPU zal normaal doorgaan met de programmauitvoer.
Een korte spanningsonderbreking met een duur van meer dan 10ms bij een AC
voeding en meer dan 2ms bij een DC voeding kan al dan niet gedetecteerd worden
voor een niet te bepalen tijd.
“Units en specificaties”
is
pagina 26CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInstalleren en aansluiten
)
O
Wanneer een korte spanningsonderbreking wordt gedetecteerd dan zal de CPU
stoppen met programmauitvoer en gaan alle uitgangen uit.
Automatisch herstarten
Duur van een spanningonderbreking
(onder 85% van de
gespecificeerde spanning)
Wanneer de voedingsspanning hersteld op een waarde boven de 85% van het
gespecificeerde voltage dan hervat de PLC de uitvoer van het programma.
nderBoven
Werking is normaalWerking kan stoppen
10ms (2ms
Alle uitgangen gaan uit als
de werking van de PLC stopt.
Opmerking
De CPM1(A) kan deze stop/start actie blijven herhalen wanneer de
voedingsspanning van minder dan 85% van de gespecificeerde spanning
geleidelijk blijft stijgen en dalen. Wanneer dit de gebruikte apparatuur beïnvloedt
moet een beschermingscircuit geïnstalleerd worden die de voeding afsluit wanneer
deze niet aan de gespecificeerde spanning voldoet.
3.2 Kiezen van een installatie omgeving
De CPM1(A) is vrijwel immuun voor ruwe condities en uitermate betrouwbaar,
maar het installeren van de PLC in een gunstige omgeving zal de betrouwbaarheid
en levensduur van de PLC maximaliseren.
3.2.1 Installatie omgeving voorwaarden
Voorkom het installeren van de CPM1(A) PLC in een omgeving met één of mee
van de volgende kenmerken.
Een omgeving in direct zonlicht
Ö
Een omgeving met een temperatuur buiten het bereik van 0ºC tot 55ºC
Ö
Een omgeving waar de relatieve luchtvochtigheid het bereik van 10% tot
Ö
90% RH overschrijdt
Een omgeving waar condensatie optreed door plotselinge veranderingen in
Ö
temperatuur
Een omgeving met agressieve gassen, brandbare gassen, zout of andere
Ö
bijtende middelen
Een omgeving met stof (speciaal geleidende stof b.v. ijzer) of zouten.
Ö
Een omgeving met water, olie of chemische nevel
Ö
Een omgeving die is blootgesteld aan trillingen of schokken
Ö
Wees er zeker van dat de installatie omgeving voldoet aan de voorwaarden die
gesteld zijn in sectie “2.1 specificaties” op pagina 17.
Gebruik goede afscherming wanneer de PLC in een van de volgende locaties
wordt geïnstalleerd.
Een omgeving met statische elektriciteit of andere ruis bronnen
Ö
Een omgeving met sterke elektromagnetische velden
Ö
Een omgeving met straling
Ö
Een omgeving in de buurt van voedingsbekabeling of hoogspanningslijnen
Ö
3.2.2 Paneel/kast installatie
Houd rekening met de werking van de PLC, onderhoud en omgevingscondities
wanneer de CPM1(A) wordt geïnstalleerd in een paneel of kast.
Oververhitting
CPM1 installatie handleidingpagina 27
Het temperatuurbereik van de CPM1(A) tijdens bedrijf is 0ºC tot 55ºC. Wees er
zeker van dat er voldoende ventilatie is voor koeling.
Installeren en aansluitenOMRON
Bewaar genoeg ruimte voor luchtcirculatie
Ö
Installeer de CPM1(A) niet boven apparatuur die veel warmte genereert
Ö
zoals verwarming, transformatoren of grote weerstanden.
Installeer een koelventilator wanneer de omgevingstemperatuur boven de
Ö
55ºC komt.
Besturingskast
fan
CPM1(A)
Elektrische ruis
Toegankelijkheid
Voedingsbekabeling, hoogfrequente of hoogvermogen apparatuur kan elektrische
ruis in de PLC veroorzaken.
Monteer de PLC niet in een kast waarin hoogfrequente of hoogvermogen
Ö
apparatuur is geïnstalleerd
Zorg ervoor dat de PLC minimaal 200mm verwijderd is van
Ö
voedingsbekabeling of sterkstroom bekabeling zoals dat in de onderstaande
figuur getoond is.
Kabelgoot sterkstroom/voeding
200mm min.
CPM1(A) PLC
200mm min.
Zorg ervoor dat de CPM1(A) bereikt kan worden voor onderhoud.
Zorg ervoor dat de CPM1(A) veilig te bereiken is voor
Ö
onderhoudswerkzaamheden. Hoogspanningapparatuur of voedingsbekabeling is gevaarlijk als deze in de weg zitten tijdens routineuze
handelingen
De PLC is het makkelijkst te bereiken als deze op ongeveer 90 tot 150cm
Ö
vanaf stahoogte gemonteerd is.
3.3 Installatie van de CPM1(A)
3.3.1 CPM1(A) oriëntatie
De CPM1(A) moet horizontaal gemonteerd worden, d.w.z. de tekst op de CPU en
I/O units moet zo georiënteerd zijn dat deze normaal gelezen wordt. De ventilatie
openingen moeten aan de boven- en onderzijde zitten zodat de lucht die voor
koeling moet zorgen er verticaal door kan stromen. Zie hiervoor de volgende
figuur.
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
24VDC 0,3A
OUTPUT
NC
01 02 0300
01 02 03
00
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
00
COMCOM030102
PERIPHERAL
+
DC24V
10CH
pagina 28CPM1 / CPM1A installatie handleiding
0501 02 03 0400
EXPANSION
COM
OMRONInstalleren en aansluiten
3.3.2 CPM1(A) installatie
De volgende figuur geeft de afmetingen en afstanden aan van een geïnstalleerde
CPM1(A) CPU. Om de CPM1(A) moet voor de ventilatie een ruimte worden
vrijgehouden van minimaal 20mm.
Opmerking
Schroef montage
30mm min.
20mm min.
30mm min.
20mm min.
Kabelgoot
CPM1 PLC
De hierboven gegeven afstanden zijn een indicatie. Wanneer de CPM1(A) onder of
boven apparatuur wordt gemonteerd met een grote warmte afgifte dan moeten
deze afstanden groter zijn.
Gebruik indien mogelijk kabelgoten om de I/O bekabeling te geleiden. Het is aan te
raden om standaard kabelgoten te gebruiken die groot genoeg zijn om de I/O
bekabeling te bevatten en deze gescheiden te houden van andere bekabeling.
Gebruik het volgende patroon wanneer de PLC op een achterplaat in een kast
wordt vastgeschroefd.
CPM1CPM1A-10/20CPM1A-30/40
Vier M4 gaten
B
Twee M4 gaten
B
Vier M4 gaten
B
Schroef montage
A
A
A
De breedte A tussen de gaten is afhankelijk van het type CPM1(A) unit.
TypenummerBreedte (A)Breedte (B)
CPM1-10CDR- CPU
CPM1A-10CDT- CPU
CPM1-20CDR- CPU
CPM1A-20CDT- CPU
CPM1-30CDR- CPU
CPM1A-30CDT- CPU
CPM1A-40CDT- CPU
140mm100mm
CPM1-20EDR Uitbreidings I/O unit171mm81mm
CPM1A-20EDT Uitbreidings I/O unit
76mm100mm
CPM1-CIF01 RS232C adapter21mm81mm
CPM1-CIF11 RS422 adapter21mm81mm
Gebruik het volgende patroon wanneer de PLC met uitbreidingsunits op een
achterplaat in een kast wordt vastgeschroefd. Zie de vorige tabel voor de
maatvoering van de diverse CPU’s.
CIF
interface
CPU unitUitbreiding
10 tot 15mm10 tot 15mm
CPM1 installatie handleidingpagina 29
Installeren en aansluitenOMRON
DIN rail montage
Monteren
1, 2, 3...
De CPM1(A) kan op een 35mm DIN rail geïnstalleerd worden.
Din rail
Eindplaten
PERIPHERAL
+
DC24V
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
00
10CH
NC
COM
NC
0CH
05
04
01 02 0300
OMRON
ERR ALM
01 02 03
10CH
NC
00
COMCOM030102
SYSMAC CPM1
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
Gebruik de volgende procedure om de CPM1(A) PLC op een DIN rail te monteren.
1. Schroef de DIN rail stevig in de kast en zet de DIN rail op minimaal 3
verschillende punten vast.
2. Open de gele klemmen op de achterkant van de CPM1(A) units. Deze klemmen
zetten de PLC vast op de DIN rail.
3. Plaats de achterkant van de CPM1(A)op de DIN rail, waarbij de bovenste
geleiding van de DIN rail in de daarvoor aangebrachte groef in de CPM1(A)
moet vallen.
4. Vergrendel de klemmen op de achterzijde van de CPM1(A) units.
5. Installeer een DIN rail eindplaat aan beide zijden van de PLC. Haak de
onderzijde van de eindplaat over de onderzijde van de rail en draai vervolgens
de plaat zodat de bovenzijde van deze over de bovenzijde van de rail haakt.
Schuif de eindplaat tegen de PLC aan en vergrendel deze door de schroef aan
te draaien.
Verwijderen
Voor het verwijderen van de CPM1(A) moet een standaard schroevendraaier
gebruikt worden om de gele klemmen op de achterzijde van de CPM1(A) units te
openen. Dit gebeurt door deze naar beneden te trekken. Druk de CPM1(A) unit
vervolgens achterover, duw de unit voorzichtig omhoog en trek de unit van de DIN
rail af.
3.3.3 Uitbreidings I/O unit aansluiten
Afhankelijk van de CPU kunnen geen, één of drie uitbreidings I/O units op de
CPM1(A) CPU worden aangesloten. Gebruik de volgende procedure wanneer een
uitbreidings I/O unit aangesloten wordt.
pagina 30CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInstalleren en aansluiten
1, 2, 3...
1. Verwijder de kap van de CPU’s uitbreidings connector.
PERIPHERAL
+
DC24V
10CH
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
00
24VDC 0,3A
OUTPUT
NC
01 02 0300
01 02 03
10CH
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
00
COMCOM030102
COM
0501 02 03 0400
2. Plaats de uitbreidings I/O units verbindingskabel op de CPU’s uitbreidings
connector
SYSMAC CPM1
OMRON
COM
COM030102
0501 02 03 0400
IN
OUT
00
NC
COM
0CH
05
04
01 02 0300CHCH
01 02 03
NC
0706
111008 09
05 06 0704
10CH
00
COMCOM030102
0501 02 03 0400
COM
COM 04
3. Plaats de kap van de CPU’s uitbreidings connector terug.
SYSMAC CPM1
OMRON
COM
COM030102
3.4 Bedrading en aansluitingen
Deze sectie geeft informatie over het aansluiten van de voeding en de I/O op de
CPM1(A) CPU’s en de uitbreidings I/O unit. Tevens wordt informatie gegeven over
het aansluiten van periferie.
3.4.1 Algemene voorzorgen voor bedrading
I/O draad ruis
Leg de I/O bedrading van de CPM1(A) niet in dezelfde goot of leiding als
meeraderige kabels of ander besturingsbedrading. Als voedingskabels meer dan
10A bij 400V of meer dan 20A bij 220V vervoeren dan moeten deze parallel aan
de I/O bekabeling worden gelegd.
Als de I/O bedrading en de voedingskabels in dezelfde goot geplaatst moeten
worden (bijvoorbeeld op het punt waar ze aan apparatuur worden aangesloten),
scherm ze dan van elkaar af met geaarde metalen platen. Als aanvulling kunnen
afgeschermde kabels gebruikt worden voor de I/O signaal bedrading om de
immuniteit voor ruis te verhogen. Sluit de afscherming van de kabels aan op de
GR terminal van de PLC.
0501 02 03 0400
IN
OUT
00
NC
COM
0CH
05
04
01 02 0300CHCH
01 02 03
NC
0706
111008 09
05 06 0704
10CH
00
COMCOM030102
0501 02 03 0400
COM
COM 04
Voorzichtig
Bevestig het stof label bovenop de CPU voor er begonnen wordt met het
aansluiten van de bedrading. Wanneer stukjes bedrading in de CPU terecht komen
kan deze defect raken. Verwijder het label na het aansluiten, anders kan de CPU
oververhit raken.
CPM1 installatie handleidingpagina 31
Installeren en aansluitenOMRON
Hangende kabelgoot
Liggende kabelgoot
Laat minimaal 300mm ruimte over tussen de voedingskabels en de I/O bedrading
in een hangende kabelgoot zoals in de volgende figuur getoond is.
Laagspanningskabel
300mm
Besturings en CPM1 voedingskabel
300mm
Voedingskabel
Aarding met weerstand
van 100ohm max.
Laat minimaal 200mm ruimte over tussen de voedingskabels en de I/O bedrading
in een liggende kabelgoot zoals in de volgende figuur getoond is.
Besturings en CPM1 voedingskabel
Laagspanningskabel
Aarding met weerstand
van 100ohm max.
Voedingskabel
Metaal
200mm
Leiding
Aarding
Voorzichtig
Wanneer de bekabeling door leidingen wordt gelegd dan moeten de
laagspannings-, besturings- en voedingskabels in aparte leidingen worden gelegd.
Besturings en CPM1 voedingskabel
Laagspanningskabel
Voedingskabel
Wees er zeker van dat de aarde (GR) en de aarde filter (LG) aansluiting op een
aarde zijn aangesloten met een weerstand van minder dan 100Ω om de gebruiker
te beschermen tegen elektrische schokken en het systeem tegen ruis. Gebruik
voor een aarde aansluiting een draad met minimaal een oppervlakte van 2mm
Sluit nooit het aarde filter (LG) alleen aan. Sluit deze altijd direct op de aarde
aansluiting aan. Alleen de CPM1 beschikt over een LG aansluiting
Het alleen aansluiten van het aarde filter kan leiden tot beschadiging van de
CPM1.
Ω
<100
+
100-240AC
IN
0CH
COM0501 02 03 0400
0CH
0504
01 02 0300
2
.
Krimpconnectoren
Gebruik altijd krimpconnectoren die minder breed zijn dan 6,2mm voor het
aansluiten van de CPM1(A) voeding en I/O bekabeling. Wanneer geen gebruik
wordt gemaakt van krimpconnectoren is het aan te raden om geen gebruik te
maken van meeraderige bekabeling.
6,2mm
Voorzichtig
Trek de schroeven op de terminals aan met een kracht tussen de 0,5 en 0,6Nm.
Losse schroeven kunnen leiden tot kortsluiting, verkeerde werking van de PLC of
brandschade.
pagina 32CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInstalleren en aansluiten
3.4.2 Voedingsspanning aansluiten
100 t/m 240VAC voeding
24VDC voeding
CPM1
Creëer een eigen circuit voor de CPM1(A)’s voedingsbekabeling zodat er geen dip
op de voedingsspanning kan ontstaan door de aanloopstroom van het aanzetten
van andere apparatuur.
Wanneer een aantal CPM1(A)’s worden gebruikt is het aan te raden om deze op
verschillende circuits aan te sluiten om een dip op de voedingsspanning door de
aanloopstroom te voorkomen.
Gebruik getwiste voedingsbekabeling om ruis van de voedingsdraad te
voorkomen. Een scheidingstransformator reduceert de ruis die opgewekt kan
worden tussen de netspanning lijnen en de aarde. Sluit geen aarde aan op de
secundaire kant van de scheidingstransformator.
2
+
100-240AC
IN
De doorsnede van elke kabel moet minimaal 2mm zijn
Scheidingstransformator
Breaker
AC netspanning
Twist de bedrading
COM0501 02 03 0400
0CH
0504
01 02 03000CH
Gebruik een DC voeding met voldoende capaciteit en lage rimpel. Gebruik een
voeding met een galvanische scheidingen een goede diëlektrische sterkte.
Onderstaande figuur geeft de 24VDC aansluiting van de CPM1 weer.
CPM1A
Voorzichtig
Onderstaande figuur geeft de 24VDC aansluiting van de CPM1A weer.
Voer geen diëlektrische test uit op een DC-type CPM1(A). De test kan de interne
componenten van de CPM1(A) beschadigen.
3.4.3 Ingangen aansluiten
De in deze sectie opgenomen informatie moet in acht worden genomen wanneer
elektrische apparatuur wordt aangesloten op I/O devices.
Voorzichtig
Trek de schroeven op de terminals aan met een kracht tussen de 0,5 en 0,6Nm.
Losse schroeven kunnen leiden tot kortsluiting, verkeerde werking van de PLC of
brandschade.
+
24 VDC
+
DC24V
IN
COM0501 02 03 0400
NC
0CH
0504
01 02 03000CH
+
24 VDC
+
-
NC
COM 01 03 05
IN
0CH
00 02 04
0 CH
010003020504
24VDC
Waarschuwing
Zet geen spanning op ingang units die hoger is dan volgens de specificaties is
toegestaan. Dit kan leiden tot beschadiging of vernietiging van de unit of brand.
Sluit de ingangen van de CPM1(A) CPU en de uitbreidings I/O unit aan zoals in de
volgende figuren is aangegeven. Gebruik bij meeraderige kabels
krimpconnectoren of gebruik enkel draad. De 24VDC uitgang kan gebruikt worden
bij AC typen.
CPM1 installatie handleidingpagina 33
Installeren en aansluitenOMRON
CPM1-10CDR-
CPM1A-10CDT
CPM1-20CDR20EDR
CPM1A-20CDT
CPM1A-20EDT
CPM1-30CDR-
-D
& CPM1-
-D &
COM
COM
COM
COM
COM
COM0501 02 03 0400
0CH
COM 01 03 05
00 02 04
0 CH
COM0501 02 03 0400
0CH
COM 01 03 05
00 02 04
0 CH
07 09 11
06 08 10
1107 08 09 1006
CPM1A-30CDT
CPM1A-40CDT
-D
-D
Voorzichtig
Opmerking
Ingangen aansluiten
ApparaatCircuit aansluiting
Relais contact
COM0501 02 03 0400
0CH
0002 03 0401
1107 08 09 1006
1CH
05
COM
COM 01 03 05
00 02 04
0 CH
07 09 11
06 08 10
01 03 05
00 02 04
1 CH
COM
COM 01 03 05
00 02 04
0 CH
07 09 11
06 08 10
01 03 05
00 02 04
1 CH
07 09 11
06 08 10
Zet geen spanning op ingang units die hoger is dan volgens de specificaties is
toegestaan. Dit kan leiden tot beschadiging of vernietiging van de unit of brand.
Bestudeer bij het aansluiten van apparatuur naast deze handleiding altijd de
documentatie van de leverancier van deze apparatuur. Raadpleeg een specialist
wanneer er verschillen bestaan tussen deze documentatie.
Wanneer externe apparatuur met DC uitgangen wordt aangesloten op
ingangskaarten sluit deze dan aan zoals in de volgende tabel getoond is.
Relais
IN
+
COM
+
NPN open collector
Sensor
Uitgang
0V
IN
+
COM
pagina 34CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInstalleren en aansluiten
I
NPN stroom uitgang
PNP stroom uitgang
Voltage uitgang
Lekstroom (24VDC)
Inductieve belastingen
1, 2, 3...
Constante
stroom
circuit
Uitgang
0V
Uitgang
0V
Uitgang
0V
+
IN
+
COM
IN
COM
IN
+
COM
Lekstroom kan valse ingangssignalen genereren wanneer tweedraads sensoren
(benaderingsschakelaars of fotocellen) of eindschakelaars met Led’s worden
gebruikt.
Plaats een belastingweerstand in het circuit, als de lekstroom boven de 1,3mA
komt, om de input weerstand te verlagen. Dit is getoond in de onderstaande figuur.
De bovenstaande vergelijkingen zijn afgeleid uit de volgende vergelijking
24
Inputvoltage
×
R
I
Inputstroom Ic
Inputvoltage
R
+
Inputstroom Ic
Inputvoltage
W
≥××
()
()
Uitvoltage Ec×
≤
()
24
()
()
24
InputvoltageTolerantie
()()
(:,
50)
244
R
Wanneer een inductieve belasting wordt aangesloten op een ingang unit moet een
diode parallel met de belasting worden aangesloten. De diode moet aan de
volgende vereisten voldoen:
1. De sperspanning van de diode moet minimaal 3 maal de belastingsspanning
bedragen.
2. De gemiddelde gelijkgerichte stroom moet 1A zijn.
ngangen
+
IN
DC ingangDiode
COM
3.4.4 Uitgangen aansluiten
De in deze sectie opgenomen informatie moet in acht worden genomen wanneer
elektrische apparatuur wordt aangesloten op I/O devices.
Voorzichtig
CPM1 installatie handleidingpagina 35
Trek de schroeven op de terminals aan met een kracht tussen de 0,5 en 0,6Nm.
Installeren en aansluitenOMRON
10CH
10CH
11CH
Waarschuwing
Waarschuwing
CPM1-10CDR-
Opmerking
Schakel ook geen vermogens met uitgangskaarten die hoger zijn dan volgens de
specificaties is toegestaan. Dit kan leiden tot beschadiging of vernietiging van de
unit of brand.
Sluit de uitgangen van de CPM1(A) CPU en de uitbreidings I/O unit aan zoals in de
volgende figuren is aangegeven. Gebruik bij meeraderige kabels
krimpconnectoren of gebruik enkel draad. De 24VDC uitgang kan gebruikt worden
bij AC typen.
Overschrijd de maximale capaciteit van de stroom door de common niet.
Raadpleeg sectie “2.1.3 i/o specificaties” op pagina 19 voor details.
In de onderstaande schema’s is de NPN en PNP aansluiting getoond van de
CPM1A. Voor de NPN aansluiting van de NPN CPM1A modellen is de voeding
gestippeld getekend in de figuur. Let wel, de uitgangen van de CPM1A zijn PNP of
NPN, dit is afhankelijk van het type CPM1A.
Uitgang capaciteit2A (250VAC, 24VDC)300ma (24VDC)
Max. common capaciteit4A/common0,9A/common
10CH
00COMCOMCOM030102
LL
L
L
CPM1A-10CDT
CPM1-20CDR20EDR
CPM1A-20CDT
CPM1A-20EDT
-D
& CPM1-
-D &
NPN (T type)PNP (T1 type)
24VDC
-
24VDC
+
00COMCOMCOM030102
LL
L
NPN (T type)PNP (T1 type)
24VDC
-
24VDC
10 CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
05COM070406
L
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
L L L
10 CH
L L L
L
04 05 07
COM 06
L
L
L
+
-
L
L
L L
+
LL
-
05COM0704060003COM
L
L
L L
L
L
L
01
L L
L
02
L
CPM1-30CDR-
+
NC
00COM
COMCOM030102
L
pagina 36CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInstalleren en aansluiten
CPM1A-30CDT
CPM1A-40CDT
-D
-D
Voorzichtig
10 CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
04 05 07
COM 06
11 CH
00 02
COM 01 03
NPN (T type)PNP (T1 type)
L
L
L
L L
L
11 CH
00 02
COM 01 03
L
05 07
04
COM 06
24VDC
-
24VDC
+
+
-
L L L
10 CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
L
L
04 05 07
COM 06
NPN (T type)PNP (T1 type)
L
L
L L
L
24VDC
-
24VDC
+
+
-
L L L
L
L
L
L
L L
L
L
Controleer eerst de polariteit van de voedingsspanning op de belastingen voor de
spanning aan wordt gezet. Wanneer de polariteit van de spanning verkeerd is kan
de uitgang defect raken.
Voorzorgen
Kortsluit beveiliging
Inductieve belastingen
1, 2, 3...
Inschakelstroom
Lees de volgende voorzorgen om te voorkomen dat de interne componenten van
de PLC beschadigd worden.
De uitgang of het interne circuit kan beschadigd worden wanneer de belasting die
op de uitgang is aangesloten is kortgesloten. Het is dus aan te bevelen om
zekeringen in de uitgangscircuits op te nemen.
Wanneer een inductieve belasting wordt aangesloten op een uitgang unit moet een
diode of andere piekspanning onderdrukker parallel met de belasting worden
aangesloten. De diode moet aan de volgende vereisten voldoen:
1. De sperspanning van de diode moet minimaal 3 maal de belastingsspanning
bedragen.
2. De gemiddelde gelijkgerichte stroom moet 1A zijn.
Relais uitgang
OUT
COM
NPN transistor uitgang
OUT
COM
Diode
Diode
+
+
Relais uitgang
OUT
Piek onderdrukker
COM
PNP transistor uitgang
OUT
COM
Diode
+
De volgende figuur toont twee methoden die gebruikt kunnen worden om grote
inschakelstromen, zoals bijvoorbeeld veroorzaakt worden door gloeilampen, te
voorkomen.
OUT
COM
Voorbeeld 1
R
L
+
OUT
COM
Voorbeeld 2
R
L
+
Genereren "dark current" (ongeveer
1/3 van de gespecificeerde stroom)
Plaatsen van een regelende weerstand
CPM1 installatie handleidingpagina 37
Installeren en aansluitenOMRON
3.4.5 Conform de EMC richtlijnen
Elke CPM1(A) PLC voldoet aan de emissie standaard (EN50081-2 uit juni 1993)
van de EMC richtlijn. Echter, de ruis die gegenereerd wordt bij het aan- of
uitschakelen van relais uitgangen kan mogelijkerwijs niet voldoen aan deze
standaard. In zo een geval moet een filter worden geplaatst aan de belastingzijde
of moet buiten de PLC een andere juiste tegenmaatregel worden genomen.
De tegenmaatregel die genomen moet worden om aan de standaard te voldoen is
afhankelijk van het apparaat dat als belasting is aangesloten, de bedrading en de
configuratie van de machine etc. Hieronder worden een aantal voorbeelden
gegeven van tegenmaatregelen voor het reduceren van gegenereerde ruis.
Tegenmaatregelen
Voorbeelden
CircuitStroomKarakteristiekBenodigde element
CR methode
Voeding
Diode methode
Voeding
Varistor methode
Voeding
Induc-
tieve
belasting
Induc-
tieve
belasting
Induc-
tieve
belasting
(Raadpleeg EN50081-2 voor meer details)
Tegenmaatregelen zijn niet nodig als de frequentie van het schakelen van de
belasting (voor het gehele systeem inclusief de PLC) minder is dan 5 maal per
minuut.
Tegenmaatregelen zijn wel nodig als de frequentie van het schakelen van de
belasting (voor het gehele systeem inclusief de PLC) meer is dan 5 maal per
minuut.
Plaats, wanneer een inductieve belasting geschakeld wordt, diodes of andere
piekspanningonderdrukkers paralel met de belasting of het contact zoals hieronder
getoond is. Over het algemeen is het aan te raden om een tegenmaatregel voor
ruis bij de bron (opwekker ervan) aan te brengen.
ACDC
JaJaWanneer de belasting een relais of een
spoel is, dan ontstaat er een korte
tijdvertraging tussen het openen van het
circuit en het ontladen (resetten) van de
belasting.
Als de voedingsspanning 24 of 48 volt is
plaats dan de piekspanningonderdrukker parallel met de belasting.
Is de voedingsspanning 100 t/m 250V,
plaats dan de
piekspanningonderdrukker over het
contact
NeeJaDe diode die parallel met de belasting
wordt geplaatst verandert de energie die
in de spoel is opgeslagen in een stroom,
die vervolgens terugstroomt in de spoel
en wordt omgezet in (Joule) warmte
door de weerstand van de inductieve
belasting.
De tijdsvertraging tussen het moment
van het openen van het contact en het
ontladen (resetten) van de belasting die
bij deze methode ontstaat duurt langer
dan die bij de CR methode.
JaJaDe varistor methode voorkomt de
belasting van hoge spanningen over de
contacten door gebruik te maken van de
constante spanning karakteristiek van
de varistor. Er is een tijdsvertraging
tussen het openen van het circuit en het
ontladen (resetten) van de belasting.
Als de voedingsspanning 24 of 48 volt is
De capaciteit van de condensator moet
1 tot 0,5"F per contactstroom van 1A
zijn en de weerstandswaarde van de
weerstand moet 0,5 tot 1 per contact-
spanning van 1V zijn. Deze waarden
variëren afhankelijk van de karakteristieken van de gebruikte belasting en
relais. De juiste waarden moeten proefondervindelijk bepaald worden, waarbij
in overweging moet worden genomen
dat de condensator piekspanningen
onderdrukt wanneer de contacten
openen en dat de weerstand de stroom
limiteert die naar de belasting gaat
lopen op het moment dat de contacten
weer gesloten worden.
De diëlektrische sterkte van de condensator moet 200 tot 300V zijn. Als het
circuit een AC circuit is moet de
condensator geen polariteit hebben.
De doorslagspanning van de diode moet
minimaal tien maal zo groot zijn als het
gebruikte circuitvoltage. De voorwaartsstroom van de diode moet gelijk of
groter zijn dan de belastingsstroom.
De doorslagspanning van de diode mag
twee tot drie maal groter zijn dan het
gebruikte circuitvoltage wanneer de
piekspanningonderdrukker wordt
gebruikt bij elektronische circuits met
lage circuitspanningen.
----
pagina 38CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONInstalleren en aansluiten
CircuitStroomKarakteristiekBenodigde element
ACDC
plaats dan de
piekspanningonderdrukker paralel met
de belasting. Is de voedingsspanning
100 t/m 250V, plaats dan de
piekspanningonderdrukker over het
contact
3.4.6 Periferie aansluiten
Op de CPM1(A) CPU kan een C200H-PRO27-E handprogrammeerapparaat
worden aangesloten met een standaard C200H-CN222 (2m) of C200H-CN-422
(4m) verbindingskabel. Op de CPM1(A) CPU kan ook de CQM1-PRO01-E worden
aangesloten. De CQM1-PRO01-E is standaard voorzien van een 2m lange
verbindingskabel.
3.4.7 Hostlink aansluitingen
Hostlink is een commando/respons (master/slave) communicatie systeem waarin
commando’s worden verzonden door een host systeem en de daarbij behorende
responses terug worden gestuurd door de PLC. Hostlink commando’s kunnen
worden gebruikt om de datagebieden en instellingen van de PLC te lezen en te
schrijven.
1:1 Hostlink
De CPM1(A) CPU kan worden aangesloten op een IBM PC/AT compatibel
computer of op een programmeerbare terminal met een RS-232C adapter zoals in
de volgende figuur getoond is.
De volgende figuur toont de aansluitingen die gemaakt moeten worden om een
CPM1(A) aan te sluiten op een AT computer.
COMMANDO
RESPONSE
CIF01-C
HOST
NT
+
+
LINK
RS232C
PERIPHERAL
DC24V
10CH
RS232C kabel
POWER
RUN
IN
0CH
PWR
RUN COMM
OUT
NC
NC
01 02 0300
01 02 03
00
NC
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
COMCOM030102
00
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
CPM1 installatie handleidingpagina 39
Installeren en aansluitenOMRON
AT computerRS-232C adapter
SignaalPinSignaalPin
1
--RD
SD
--SG
--RS
CS
---
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FG
SD
2
RD
3
4
RS
CS
5
6
---
---
7
---
8
9
SG
1:N Hostlink
Tot aan 32 CPM1(A)’s en andere OMRON PLC’s kunnen op een computer worden
aangesloten met een B500-AL004 link adapter, zoals in de volgende figuur
getoond is.
CIF11-C
ON
OFF
+
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
DC24V
PERIPHERAL
RS422
IN
0CH
OUT
10CH
PWR
RUN COMM
00
NC
NC
01 02 0300
01 02 03
NC
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
COMCOM030102
COM
00
0501 02 03 0400
EXPANSION
CIF11-C
ON
OFF
+
DC24V
PERIPHERAL
RS422
COMMANDO
RESPONSE
FG
SG
SDB
SDA
RDB
RDA
De volgende figuur toont de aansluitingen die gemaakt moeten worden om een
CPM1(A) PLC op een B500-AL004 aan te sluiten. Alle in de RS422 kabel
opgenomen CPM1(A)’s moeten op dezelfde manier worden aangesloten.
B500-AL004
SignaalPin
RDB
--SG
--SDB
RDA
FG
--SDA
1
2
3
4
5
6
7
8
9
IN
0CH
OUT
10CH
PWR
RUN COMM
00
NC
NC
01 02 0300
01 02 03
NC
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
COMCOM030102
00
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
RS-422 adapter
SignaalPin
1
FG
SG
2
SDB
3
4
SDA
RDB
5
6
RDA
Opmerking
1. De maximale kabellengte van de RS422 kabel is 500m. Dit is inclusief de kabel
die in aftakkingen gebruikt is. De maximale kabellengte van een aftakking is
10m.
2. De terminator schakelaar moet op ON worden gezet op de B500-AL004 en op
pagina 40CPM1 / CPM1A installatie handleiding
de RS422 adapter die aan het einde van de RS422 kabel is bevestigd.
3. Gebruik RS422 kabel.
Gebruik altijd krimpconnectoren bij het aansluiten van RS-422 adapters. Gebruik
de juiste schroeven en draai deze goed vast (0,5Nm).
OMRONInstalleren en aansluiten
S
CPM1 CPU
3.4.8 1:1 link PLC aansluitingen
Een datalink kan gecreëerd worden met een geheugengebied in een andere
SRM1, CPM1(A), CQM1 of C200HS/E/G/X PLC. Een RS232C adapter moet
gebruikt worden om de 1:1 verbinding mogelijk te maken. Één PLC fungeert als
master, de andere als slave. Via de gecreëerde datalink kunnen beide PLC’s tot
aan 256 bits (LR00.00 t/m LR15.15) informatie uitwisselen.
RS-232C kabel
CIF01-C
HOST
RS232C
NT
+
LINK
DC24V
PERIPHERAL
IN
0CH
OUT
10CH
PWR
RUN COMM
00
NC
NC
NC
01 02 0300
01 02 03
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
ERR ALM
OMRON
10CH
00
COMCOM030102
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
1:1 link gebruikt een gemeenschappelijk geheugen gebied. Beide PLC’s krijgen
een deel om in te schrijven en kunnen dat gedeelte van de andere PLC lezen.
Master link bits
LR0
Schrijf
gedeelte
CIF01-C
HOST
NT
+
LINK
DC24V
RS232C
PERIPHERAL
lave link bits
Lees
gedeelte
IN
0CH
OUT
10CH
PWR
RUN COMM
00
NC
NC
LR0
NC
01 02 0300
01 02 03
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
ERR ALM
OMRON
10CH
00
COMCOM030102
COM
0501 02 03 0400
EXPANSION
Opmerking
1:1 link kan alleen gebruikt worden wanneer de RS-232C adapter (CPM1-CIF01)
gebruikt wordt.
Zet de dipswitch op de RS-232C adapter (CPM1-CIF01) op NT link (naar
beneden).
De volgende figuur toont de aansluitingen die gemaakt moeten worden in de RS232C kabel voor het aansluiten van twee CPM1(A) PLC’s
3.4.9 NT link aansluitingen
Voor snelle communicatie tussen een CPM1(A) en een NT terminal kan NT link
gebruikt worden. Een RS232C adapter moet gebruikt worden om de 1:1 verbinding
mogelijk te maken.
LR7
LR8
Lees
gedeelte
Schrijf
gedeelte
LR15
RS-232C adapterRS-232C adapter
SignaalPinSignaalPin
1
FG
SD
RD
RS
CS
---
---
--SG
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FG
SD
2
RD
3
4
RS
CS
5
6
---
---
7
---
8
9
SG
LR7
LR8
LR15
Opmerking
CPM1-CIF01
POWER
RUN
RS232C kabel
CIF01-C
HOST
NT
LINK
RS232C
PERIPHERAL
+
DC24V
NT link kan alleen gebruikt worden wanneer de RS-232C adapter (CPM1-CIF01)
IN
0CH
OUT
10CH
NC
NC
01 02 0300
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
NC
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
ERR ALM
10CH
00
COMCOM030102
COM
gebruikt wordt.
Zet de dipswitch op de RS-232C adapter (CPM1-CIF01) op NT link (naar
beneden).
CPM1 installatie handleidingpagina 41
0501 02 03 0400
EXPANSION
Installeren en aansluitenOMRON
De volgende figuur toont de aansluitingen die gemaakt moeten worden in de RS232C kabel voor het aansluiten van en NT terminal op een RS-232C adapter.
RS-232C adapterRS-232C adapter
SignaalPinSignaalPin
1
FG
SD
RD
RS
CS
---
---
--SG
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FG
SD
2
RD
3
4
RS
CS
5
6
---
---
7
---
8
9
SG
pagina 42CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONCPM1A-MAD01
4 CPM1A-MAD01
De CPM1A-MAD01 is een AD/DA convertor voor de CPM1(A). De unit beschikt
over 2 achtbits ingangen en 1 achtbits uitgang. In de onderstaande figuur is een
MAD01 getoond.
MAD01
OUT
IN
CH
CH
4.1 Specificaties
I OUT V IN1 COM1 I IN2
V OUT
COM I IN1 V IN2 COM2
Aantal analoge uitgangen1
Uitgangssignaal bereikSpanning uitgang0V tot +10V
PLC signaalSpanning uitgang8 bit binair + sign bit (80FF
Stroom uitgang8 bit binair (0000 tot 00FF
Externe aansluitingen9 pin terminalblok, niet verwijderbaar
IsolatieTussen uit- en ingangsaansluitingen photocouplers
Tussen uitgangen onderling geen.
Verbruik60ma max. (5VDC)
60ma max. (24VDC)
Afmetingen66(W) x 50(H) x 90(D) mm
Gewicht150mm
EXP
-10V tot +10V
1/512 (-10V tot +10V)
1V tot +5V
500
Ω
tot 0000 tot 00FF hex)
hex)
NootDit is de tijd die nodig is voor een complete refresh van de in- en
uitgangen van de unit.
CPM1 installatie handleidingpagina 43
Testprocedures en foutafhandelingOMRON
De spanning en de stroom uitgang van hetzelfde kanaal kunnen tegelijkertijd
Ö
gebruikt worden.
Data die geschreven wordt naar een uitgang is tegelijkertijd geldig voor de
Ö
stroom en spanning uitgang.
Data gelezen van de ingangen is tegelijkertijd geldig voor de stroom en
Ö
spanning ingangen.
4.2 Installeren
4.3 Aansluitingen
Uitgang aansluiten
Raadpleeg de sectie
“Installatie van de CPM1(A)”
op pagina 28 en de erop
volgende secties voor het installeren van de MAD01. Alhoewel deze unit in deze
secties niet specifiek besproken wordt gelden alle regels en voorwaarden die hier
gegeven worden ook voor de CPM1A-MAD01. Raadpleeg de appendix voor de
maten van de CPM1A-MAD01.
Op een CPM1 kan één uitbreiding worden aangesloten. Dit kan een digitale of een
analoge uitbreiding zijn. Op de CPM1A-10/20 kunnen geen uitbreidingen worden
aangesloten. Op de CPM1A-30/40 kunnen 3 uitbreidingen worden aangesloten. Er
kunnen maximaal 3 MAD01 units op deze CPM1A’s worden aangesloten of een
andere combinatie van analoge en digitale uitbreidingen.
In het onderstaande schema is de aansluiting van de analoge uitgang getoond.
CPM1-MAD01
V+/I+
COM
0V
Afgeschermde getwiste kabel
+
Stroom
Spanning
-
FG
Ingangen aansluiten
4.4 Instellen
In het onderstaande schema is de aansluiting van de analoge ingangen getoond.
Let op dat bij de stroom aansluiting zowel ingang V+ als I+ wordt aangesloten.
V+
I+
CPM1-MAD01
250
10k
0V
250
10k
0V
Afgeschermde getwiste kabel
+
Spanning
-
+
Stroom
-
V+
I+
COM
COM
FG
Na het opstarten moet het bereik van de in en uitgangen ingesteld worden. Dit
moet via het programma in de PLC gebeuren door op het uitgangswoord een code
te plaatsen. Wanneer op het uitgangswoord van de CPM1A-MAD01 een code
FF0x (x is variabel) wordt gezet wordt de instelling van de analoge uitgangen
aangepast. In de onderstaande tabel zijn de mogelijke instellingen opgenomen.
pagina 44CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONCPM1A-MAD01
Bereik codeOutputInput 1Input 2
FF00
FF01
FF02
FF03
FF04
FF05
FF06
FF07
0 tot 10V0 tot 10V0 tot 10V
-10 tot +10V0 tot 10V0 tot 10V
0 tot 10V1 tot 5V / 4 tot 20ma0 tot 10V
-10 tot +10V1 tot 5V / 4 tot 20ma0 tot 10V
0 tot 10V0 tot 10V1 tot 5V / 4 tot 20ma
-10 tot +10V0 tot 10V1 tot 5V / 4 tot 20ma
0 tot 10V1 tot 5V / 4 tot 20ma1 tot 5V / 4 tot 20ma
-10 tot +10V1 tot 5V / 4 tot 20ma1 tot 5V / 4 tot 20ma
Noot
Start altijd met het instellen van het bereik nadat de spanning op de
CPM1(A) is gezet, anders zal de CPM1-MAD01 geen ingangen inlezen
of uitgangen aansturen.
4.5 I/O toewijzing
De CPM1A-MAD01 gebruikt 2 ingangs- en 1 uitgangswoord. In de onderstaande
tabel is getoond voor een paar hardware combinaties hoe de I/O opbouw is. De I/O
bits worden in deze tabel niet getoond, alleen de I/O woorden. Raadpleeg de
sectie
De data van de ingangen is 8 bits hexadecimaal en kan variëren tussen 0000 en
00FF. Bij gebruik van een 1 tot 5V signaal of een 4 tot 20ma signaal wordt het
hoogste bit uit het woord gebruikt als broken wire bit. Het broken wire bit wordt
aangestuurd wanneer de spanning beneden 1V of de stroom beneden 1ma is.
Tevens wordt in deze figuur de relatie getoond tussen de ingelezen binaire waarde
en de analoge spanning.
15 14 13 12 11 10 09 08 07 06 05 04 03 02 01 00
b xxxxxxxdddddddd
DatabitsNiet gebruiktBroken
wire bit
Input voltage/stroom,
10V/5V/20ma
5V/3V/12ma
0V/1V/4ma
0080FF
Input data
CPM1 installatie handleidingpagina 45
Testprocedures en foutafhandelingOMRON
De data van de uitgangen is 8 bits hexadecimaal en mag variëren tussen 0000 en
00FF. Bij gebruik van een -10 tot +10V signaal wordt het hoogste bit in het
uitgangswoord gebruikt als sign bit. Is dit bit hoog dan wordt negatief uitgestuurd,
is dit bit laag dan wordt positief uitgestuurd.
15 14 13 12 11 10 09 08 07 06 05 04 03 02 01 00
s xxxxxxxdddddddd
DatabitsNiet gebruiktSign bit
Output voltage/stroom,
10V/20ma
5V/12ma
808080FF
0V/4ma
0000008000FF
-5V
Output data
-10V
pagina 46CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONTestprocedures en foutafhandeling
5 Testprocedures en foutafhandeling
Deze sectie beschrijft testprocedures voor de werking van de CPM1(A), de
zelfdiagnose functie en de juiste procedures om hardware en software fouten te
vinden en te herstellen.
5.1 Eerste systeemcontrole en testprocedure
Controleer de volgende onderdelen altijd nadat een CPM1(A) PLC aangesloten en
ingesteld is. Wees er zeker van dat de bedrading nauwkeurig gecontroleerd is voor
een testprocedure wordt uitgevoerd.
OnderwerpTe controleren punten
Voeding en I/O
aansluitingen
VerbindingskabelsZijn alle verbindingskabels correct aangesloten en vastgezet?
StoflabelIs het stoflabel na montage van de bekabeling verwijderd?
Zijn de aansluitingen correct?
Zijn de bevestigingsschroeven goed vastgedraaid?
Zitten er geen kortsluitingen in het systeem.
Raadpleeg sectie “3.4 bedrading en aansluitingen” voor details.
Raadpleeg sectie “3.4 bedrading en aansluitingen” voor details.
Noot 1
Noot 2
5.1.1 CPM1(A) testprocedure
1, 2, 3...
Voorzichtig
1. Voeding
a) Controleer de CPM1(A)’s voedingsspanning en de aansluitingen
b) Controleer de voedingsspanning en de aansluitingen van de I/O units en de
c) Zet de spanning aan en controleer dat de “POWER” indicator brandt.
d) Gebruik een handprogrammeerapparaat of SYSWIN om de CPM1(A) in
2. I/O bedrading controle
a) Controleer de uitgangsbedrading door met de PLC in PROGRAM mode de
Door het forceren van een uitgang wordt het apparaat dat door deze uitgang wordt
aangestuurd, geactiveerd. Controleer nauwgezet of dit mogelijk dan wel
toegestaan is.
Wees er zeker van dat al het interne geheugen van de CPM1(A) gewist
is voordat de CPM1(A) voor het eerst gebruikt wordt. De DM, HR, AR en
CNT gebieden van een nieuwe PLC kunnen een niet gedefinieerde
status hebben.
Gebruik de CPM1(A) in systemen die niet beïnvloed worden door de niet
gedefinieerde data in de HR, AR, DM of CNT gebieden wanneer de
CPM1(A) wordt uitgezet voor een periode die langer is dan de back-up
tijd van de interne condensator.
daaraan gekoppelde apparatuur.
PROGRAM mode te zetten.
uitgangsbits één voor één aan te sturen met forced set/reset bewerkingen.
Opmerking
CPM1 installatie handleidingpagina 47
Maak het uitgangsbit laag met een reset actie en niet met een forced reset actie.
Bij het uitvoeren van een reset mag de PLC het bit weer aansturen. Bij het
uitvoeren van een forced reset wordt hete bit laag gemaakt en mag de PLC het
niet meer activeren tot de geforceerde status is opgeheven.
b) Controleer de ingangsbedrading met de PLC in PROGRAM mode door de
sensoren die op deze ingangen zijn aangesloten één voor één aan te
sturen. Het binnen komen van de ingangen kan gecontroleerd worden aan
de hand van de ingangsled’s of door de ingangsbits uit te lezen met
SYSWIN of een handprogrammeerapparaat.
3. Testprocedure
a) Download met SYSWIN het programma in de CPM1(A) en zet deze
vervolgens in RUN of MONITOR mode. Controleer dat de RUN indicator
brandt.
b) Controleer of de programma uitvoer is zoals gewenst.
5. Sla het programma op
a) Sla het met SYSWIN gecreëerde programma op.
b) Print een hard copy van het programma en berg deze samen met de
diskette met het programma op een veilige locatie op.
Opmerking
Raadpleeg de handleiding van SYSWIN over het opslaan en afdrukken van
programma’s.
5.1.2 Flash geheugen voorzorgen
Neem de volgende voorzorgen in acht om het flash geheugen te beschermen en
juiste werking van de PLC zeker te stellen.
1, 2, 3...
1. Verandering die gemaakt zijn in het programma, in het read only (alleen lezen)
DM geheugen (DM6144 t/m DM6599) en in de PC Setup (DM6600 t/m
DM6655) worden naar het flash geheugen geschreven als de mode van de
PLC veranderd wordt.
Deze veranderingen raken verloren als ze niet naar het flash geheugen zijn
geschreven en de spanning voor meer dan 20 dagen (bij 25ºC) wordt uitgezet
aangezien de back-up condensator dan leeg raakt.
Verandering kunnen worden opgeslagen door de CPM1(A) van uit PROGRAM
naar RUN of MONITOR mode te schakelen of door de PLC kort uit en
vervolgens weer aan te zetten nadat de veranderingen zijn gemaakt.
2. De eerste keer dat de CPM1(A) wordt aangezet nadat het programma, het read
only (alleen lezen) DM geheugen (DM6144 t/m DM6599) of de PC Setup
(DM6600 t/m DM6655) is gewijzigd zal deze tijd ongeveer 600ms langer duren
dan normaal. Houd rekening met deze extra opstarttijd.
3. Als één van de volgende drie acties wordt uitgevoerd in de MONITOR of RUN
mode zal de CPM1(A) de cyclustijd verlengen tot aan 600ms. Interrupts worden
gedeactiveerd wanneer het programma of de PC Setup worden overschreven.
Programmaveranderingen met online edit
Ö
Verandering in het read only (alleen lezen) DM geheugen (DM6144 t/m
Ö
DM6599).
Veranderingen in de PC Setup (DM6600 t/m DM6655).
Ö
Een “SCAN TIME OVER” foutmelding zal niet gegenereerd worden tijdens deze
bewerkingen. De CPM1(A)’s responstijd kan beïnvloed worden wanneer een
van deze bewerkingen wordt uitgevoerd.
pagina 48CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONTestprocedures en foutafhandeling
5.2 De CPM1(A) cyclus
In de volgende figuur wordt de werking van de CPM1(A) globaal getoond. De
CPM1(A) wordt intern geïnitialiseerd wanneer de spanning aan wordt gezet. Als
geen errors worden gedetecteerd, worden de controle processen, programma
uitvoer, I/O refresh en periferie services opeenvolgend cyclisch uitgevoerd. De
gemiddelde cyclustijd kan worden uitgelezen met periferie.
Voeding aan
Reset cyclustijd en
cyclusmonitor tijd
ERROR of ALARM?
Error
Initialiseer proces
controle van hardware
en programmageheugen
Nee
Controle OK?
Reset cyclustijd en
cyclusmonitor tijd
Uitvoer programmaregel
Alarm
Programma einde?
Controleer cyclustijd
instelling
Min. tijd ingesteld?
Wacht tot min. tijd
verlopen is
Initialisatie
Controle
processen
Ja
Programma
uitvoer
Nee
Ja
Cyclustijd
berekeningen
Nee
Ja
Cyclustijd
Opmerking
Bereken cyclustijd
Refresh in en uitgangen
Periferie services
De initialisatie procedure omvat het wissen van de IR, SR, LR en AR gebieden, het
I/O aansturing
Periferie
aansturing
voorinstellen van systeemtimers en het controleren van I/O units.
5.3 Zelfdiagnose functies
De CPM1(A) is uitgerust met een uitgebreide reeks zelfdiagnose functies om
fouten te helpen vinden en corrigeren. Hierdoor is het eenvoudiger om fouten te
lokaliseren waardoor de “down time” van het systeem tot een minimum beperkt
kan worden.
Fouten worden afhankelijk van de ernst ervan in twee groepen verdeeld. Niet
fatale werkingsfouten waarbij de werking van de PLC zal doorgaan en fatale
werkingsfouten waarbij de werking van de PLC zal stoppen en alle uitgangen laag
worden gestuurd.
5.3.1 Niet fatale fouten
PLC werking en uitvoer van het programma zal doorgaan nadat één of meer van
deze fouten zijn opgetreden. Alhoewel de werking van de PLC normaal doorgaat is
het aan te raden om de oorzaak van deze fout direct te herstellen en de
foutmelding te wissen.
CPM1 installatie handleidingpagina 49
Testprocedures en foutafhandelingOMRON
Wanneer één van de onderstaande fouten voorkomt zullen de POWER en RUN
indicatoren normaal blijven branden en zal de ERR/ALM indicator gaan knipperen.
BoodschapFAL nr.Betekenis en geëigende reactie
SYS FAIL FAL **
(** is 0 t/m 99 of 9B)
SCAN TIME OVERF8De watchdog timer heeft de 100ms overschreden (253.09 is aan)
Communicatie fout
(geen melding)
01 t/m99Een FAL(06) instructie is uitgevoerd in het programma. Controleer het FAL nummer om te
bepalen welke conditie in het programma de melding veroorzaakt heeft. Corrigeer de
oorzaak van de melding en wis deze.
9BEen fout is gedetecteerd in de PC Setup. Controleer de vlaggen AR13.00 t/m AR13.02 en
corrigeer de fout zoals is aangegeven.
AR13.00 is aan. Een fout is gedetecteerd in de PC Setup (DM6600 t/m DM6614) tijdens het
opstarten (power up) van de PLC. Corrigeer deze instellingen in PROGRAM mode en
zet de voeding uit/aan.
AR13.01 is aan. Een fout is gedetecteerd in de PC Setup (DM6615 t/m DM6644) tijdens het
naar RUN of MONITOR mode schakelen van de PLC. Corrigeer deze instellingen in
PROGRAM mode en zet de PLC daarna weer in RUN of MONITOR mode.
AR13.02 is aan. Een fout is tijdens bedrijf gedetecteerd in de PC Setup (DM6645 t/m
DM6655). Corrigeer deze instellingen in PROGRAM of MONITOR mode en reset de
foutmelding.
Dit geeft aan dat de cyclustijd van het programma langer is dan aanbevolen. Reduceer de
cyclustijd indien mogelijk of verhoog de maximaal toegestane cyclustijd in de PC Setup.
---Wanneer een fout optreed in de communicatie door de periferie poort dan zal de COM
indicator stoppen met knipperen. Controleer de gebruikte seriële kabel, de instellingen en
controleer of de error vlag op AR08.12 aan is.
5.3.2 Fatale fouten
PLC werking en uitvoer van het programma zal stoppen en alle uitgangen worden
laag gestuurd nadat één van deze fouten is opgetreden.
Alle indicatoren op de CPU zullen uit zijn bij een power interruption error. Voor de
overige fatale fouten branden alleen de POWER en ERR/ALM indicatoren.
Alhoewel een uitlezing van de status van de PLC kan aangeven dat deze in de
MONITOR of RUN mode staat zal de RUN indicator uit zijn.
BoodschapFALS nr.Betekenis en geëigende reactie
Power interruption
(geen melding)
Memory errorF1
No end instructionF0Er is geen END(01) instructie in het programma ingevoerd. Plaats een END(01) instructie
I/O bus errorC0Een fout is opgetreden in de communicatie tussen de CPU en de uitbreidings I/O unit.
I/O unit overE1Het aantal gebruikte I/O woorden op het systeem overschrijdt het maximum. Zet de
geenDe voeding heeft een onderbreking gehad van minimaal 10ms voor AC typen en 2ms voor
DC typen. Controleer de voedingsspanning en de voedingskabels. Probeer de PLC
opnieuw op te starten.
AR13.08 is aan. Er zijn incorrecte instructies of adressen gebruikt in het programma.
Upload het programma in SYSWIN, corrigeer de fouten en download het programma.
Zet bij het downloaden van het programma de
de memory error te verwijderen.
AR13.09 is aan. Een checksum error is opgetreden in het flash geheugen. Upload het
programma in SYSWIN, corrigeer de fouten en download het programma. Zet bij het
downloaden van het programma de
error te verwijderen. Blijft deze error aanwezig dan is het maximale aantal maal dat
het flash geheugen beschreven kan worden overschreden. Vervang in dit geval de
CPU.
AR13.10 is aan. Een checksum error is opgetreden in het read only DM geheugen
(DM6144 t/m DM6599). Upload de data uit het read only DM gebied, corrigeer de
verminkte waarden en download de correcte data naar de PLC.
AR13.11 is aan. Een checksum error is opgetreden in de PC Setup. Initialiseer de PC
Setup door de PLC in program mode te zetten en het
setten (niet forceren) Stel daarna alle waarden weer in zoals gewenst is.
AR13.12 is aan. Een checksum error is opgetreden in het PLC programma. Upload het
programma in SYSWIN, corrigeer de fouten en download het programma. Zet bij het
downloaden van het programma de
error te verwijderen.
op de laatste regel van het programma. SYSWIN plaatst zelf deze laatste END(01)
instructie wanneer u het vergeet. Is het programma gedownload met SYSWIN en de PLC
geeft deze melding, controleer dan de grootte van het programmageheugen in de PLC en
de grootte van het programma in SYSWIN. Vermoedelijk is het programma in SYSWIN te
groot voor de PLC. Kies in dit geval een CPU met een groter programmageheugen.
Controleer de werking van de uitbreidings I/O unit en de verbindingskabel.
Clear program memory
Clear program memory
Clear program memory
optie aan om de memory
PC Setup resetbit
optie aan om de memory
optie aan om
(252.10) te
pagina 50CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONTestprocedures en foutafhandeling
BoodschapFALS nr.Betekenis en geëigende reactie
spanning af en verwijder I/O units tot het aantal gebruikte I/O woorden minder is of gelijk is
aan het toegestane maximum.
SYS FAIL FALS
(** is 0 t/m 99 of 9F)
01 t/m 99Een FALS(07) instructie is uitgevoerd in het programma. Controleer het FALS nummer om
te bepalen welke conditie in het programma de melding veroorzaakt heeft. Corrigeer de
oorzaak van de melding en wis deze.
9FDe cyclustijd heeft de
Controleer de cyclustijd van de PLC en probeer deze te verlagen of pas de
monitoring time
uit de PC Setup aan.
FALS 9F Cycle time monitoring time
uit DM6618 overschreden.
Cycle time
5.3.3 Fouten identificeren
PLC fouten kunnen geïdentificeerd worden door de foutboodschappen op het
handprogrammeerapparaat of status venster van SYSWIN, de error vlaggen in het
AR en SR gebied en de error code op de SR bits 253.00 t/m 253.07.
De zeven meest recente fouten worden opgeslagen in het error log gebied van de
CPM1(A) (DM1000 t/m DM1021). Wanneer de CPM1(A) over een RTC beschikt
wordt naast de error code ook de datum en tijd waarop de fout is opgetreden in het
error log gebied opgeslagen.
In het programming manual van de CPM1(A) (W228) worden diverse vlaggen
behandeld in het SR en AR gebied die gebuikt kunnen worden bij het zoeken van
storingen.
Opmerking
Foutboodschappen
Fout vlaggen
Fout code
Behalve de bovenstaande fouten kunnen ook nog communicatiefouten optreden
wanneer de PLC deel uitmaakt van een Hostlink systeem. Raadpleeg de Hostlink
handleidingen voor details over deze communicatie foutmeldingen.
Foutboodschappen die worden gegenereerd door de zelfdiagnose functie kunnen
met SYSWIN of met een handprogrammeerapparaat worden uitgelezen.
Wanneer de zelfdiagnose functie een hardwarefout detecteert, wordt de
corresponderende bit in het SR of AR geheugen aangestuurd.
Wanneer de zelfdiagnose functie een fout detecteert, wordt de corresponderende
errorcode op 253.00 t/m 253.07 geschreven. De errorcode is een twee cijferige
hexadecimale code. Alleen van de laatste nog actieve fout wordt de errorcode
getoond.
5.4 Door de gebruiker gedefinieerde fouten
Er zijn drie instructies waarmee de gebruiker zelf fouten en boodschappen kan
genereren. Deze instructies worden uitgevoerd wanneer een bepaalde executie
conditie waar is (door de gebruiker bepaald), dus wanneer de besturing in een
door de gebruiker bepaalde staat verkeert. Deze instructies kunnen op de PLC een
niet fatale of fatale fout genereren.
FAL(06)
1, 2, 3...
FAL(06) is een instructie die een niet fatale fout genereert. Het volgende zal
gebeuren als een FAL(06) instructie wordt uitgevoerd.
1. De ERR/ALM indicator op de CPU zal gaan knipperen. De PLC zal doorgaan
met programma uitvoer.
2. De instructies 2 cijferige BCD FAL nummer (01 t/m 99) zal geplaatst worden op
253.00 t/m 253.07.
3. Het FAL nummer (en de tijd en datum wanneer de PLC over een RTC beschikt)
zal worden opgeslagen in het error log gebied van de PLC.
De FAL nummers kunnen willekeurig gekozen worden om afzonderlijke condities
aan te geven. Het zelfde nummer kan niet voor een FAL en een FALS instructie
gebruikt worden.
Om een FAL melding te wissen moet de oorzaak van de fout weggehaald worden
en een FAL instructie met code 00 uitgevoerd worden. Daarnaast is het ook
mogelijk om, nadat de oorzaak van de fout verwijderd is, de melding te wissen met
het handprogrammeerapparaat of met SYSWIN.
CPM1 installatie handleidingpagina 51
Testprocedures en foutafhandelingOMRON
FALS(07)
FALS(07) is een instructie die een fatale fout genereert. Het volgende zal
gebeuren als een FALS(07) instructie wordt uitgevoerd.
1, 2, 3...
1. De uitvoer van het programma zal stoppen en alle uitgangen zullen uitgezet
worden.
1. De ERR/ALM indicator op de CPU zal gaan branden.
2. De instructies 2 cijferige BCD FALS nummer (01 t/m 99) zal geplaatst worden
op 253.00 t/m 253.07.
3. Het FALS nummer (en de tijd en datum wanneer de PLC over een RTC
beschikt) zal worden opgeslagen in het error log gebied van de PLC.
De FALS nummers kunnen willekeurig gekozen worden om afzonderlijke condities
aan te geven. Het zelfde nummer kan niet voor een FAL en een FALS instructie
gebruikt worden.
Om een FALS melding te wissen moet de PLC in program mode worden gezet en
de oorzaak van de fout weggehaald worden. Daarnaast is het ook mogelijk om,
nadat de oorzaak van de fout verwijderd is, de melding te wissen met het
handprogrammeerapparaat of met SYSWIN.
MSG(46)
MSG(46) wordt gebruikt om een boodschap te versturen naar het programmeer
apparaat of SYSWIN. De boodschap kan tot 16 karakters lang zijn.
5.4.1 Probleem oplossende schema’s
Gebruik de volgende schema’s om fouten op te sporen die tijdens bedrijf voor
komen. Begin altijd in het eerste schema! Alhoewel geprobeerd is om zoveel
mogelijk problemen in deze schema’s op te lossen kan het altijd mogelijk zijn dat
specifieke problemen niet tijdens het maken van de schema’s voorzien zijn.
Hoofdcontrole
Het onderstaande schema verwijst u naar een van de juiste vervolgschema’s.
Error
Opmerking
Brandt de power
indicator
JA
Brandt de RUN
indicator
JA
Knippert de ERR/
ALM indicator
NEE
Is de I/O afhandeling
normaal
JA
Is het omgevings
milieu normaal
JA
Vervang de CPU
NEE
Controleer de voeding
NEE
Controleer op fatale fouten
JA
Controleer op niet fatale fouten
NEE
Controleer de I/O units
NEE
Controleer het omgevingsmilieu
Zet altijd de voeding uit wanneer I/O units, batterijen, geheugencassettes en/of
bekabeling worden vervangen.
pagina 52CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONTestprocedures en foutafhandeling
Voeding controle
Fatale error controle
Het onderstaande schema kan gebruikt worden als de power indicator niet brandt.
Power indicator brandt niet
Staat er spanning op
de voeding?
JA
Valt de spanning
binnen de specs?.
JA
Is er sprake van losse
schoeven of gebroken
bedrading?
JA
Vervang de CPU
NEE
Sluit de voeding aan
NEE
Brandt de power
indicator?
NEE
Corrigeer de spanning
NEE
Brandt de power
indicator?
NEE
Draai schroeven aan en
vervang bedrading
NEE
Brandt de power
indicator?
JA
JA
JA
Einde
Het volgende schema kan gebruikt worden als de run indicator niet brandt en de
ALM/ERR indicator eventueel brandt.
RUN indicator brandt niet
Niet fatale error controle
NEE
Brandt de ALM/ERR
indicator?
JA
Brandt de power
indicator?
NEE
Vervang de CPU
Bepaal de oorzaak door
de status uit te lezen
Kan de PLC mode
worden uitgelezen?.
Wordt een fatale
fout getoond?
Schakel naar RUN mode
JA
Brandt de ALM/ERR
indicator?
EINDE
JA
JA
NEE
NEE
NEE
Zet de voeding uit/aan
Identificeer de fout,
JA
elimineer de oorzaak
en reset de melding.
Alhoewel de werking van de PLC normaal doorgaat is het aan te raden, om een
juiste werking van de PLC te garanderen, om de oorzaak van deze fout direct te
herstellen en de foutmelding te wissen.
CPM1 installatie handleidingpagina 53
Testprocedures en foutafhandelingOMRON
ERR/ALM indicator knippert
Lees de status van
de PLC uit
I/O controle
Werkt de indicator
van uitgang R1
normaal?
Start
NEE
Wordt een
niet fatale
fout getoond?
NEE
Vervang de CPU
Identificeer de fout,
JA
elimineer de oorzaak
en reset de melding.
Knippert de
ALM/ERR indicator?
JA
NEE
EINDE
Het schema van de I/O controle is gebaseerd op het onderstaande ladderdiagram
waarin de actuator die op uitgang R1 is aangesloten niet aangestuurd wordt.
000.02
S1
10.00
R1
000.03
S2
10.00
R1
Controleer de spanning
op de terminals van R1
Werking OK?
JA
Controleer de werking
van de actuator
Controleer de geleiding van
elke op de unit aangesloten
draad afzonderlijk
NEE
Is de bedrading
correct aangesloten?
NEE
Corrigeer de bedrading
JA
Werking OK?
JA
Vervang de CPU
NEE
Controleer de AAN/UIT
status van R1 met een
programmeerapparaat
Werking OK?
JA
NEE
Ga naar A
in volgende
schema
pagina 54CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONTestprocedures en foutafhandeling
V
ervolg van
A uit vorige
schema
Werken de S1
en S2 indicator
Normaal?
NEE
Controleer de spanning
op de terminals van S1
en S2
Werking OK?
JA
Vervang de input unit
NEE
Omgevingsmilieu controle
Controleer de werking van de
ingang door een dummie
signaal er op aan te sluiten en
de ingang aan/uit te zetten.
NEE
Werking OK?
JA
Controleer de werking
van de sensoren
Milieu controle
Is de omgevings
temperatuur onder
de 55° C
Controleer de spanning
op de terminals van S1
en S2
Werking OK?
NEE
JA
Is de bedrading ok?
NEE
Sluit de bedrading
correct aan
NEE
Overweeg gebuik van
geforceerde koeling.
JA
JA
Zitten de schroeven
goed vast?
NEE
Draai de schoeven goed Vervang de output unit
aan.
JA
Is de omgevings
temperatuur boven
de 0° C
Is de luchtvochtigheid
tussen de 10 en 90%
Is ruis onder controle
Is het installatie
milieu normaal
EINDE
5.5 Onderhoudsinspecties
Om uw SYSMAC PLC systeem optimaal te laten werken dient u dagelijkse of
periodieke inspecties uit te voeren.
Inspectie onderwerpen
De meeste onderdelen van een SYSMAC systeem zijn halfgeleiders en de PLC
bevat weinig onderdelen met een gelimiteerde levensduur. Condities in de
omgeving van de PLC kennen echter leiden tot verslechtering van elektrische
componenten waardoor regelmatig onderhoud noodzakelijk wordt.
NEE
Overweeg gebuik van
verwarming.
JA
NEE
Overweeg gebuik van
een airconditioner.
JA
Installeer filters, spanning
onderdrukkers en andere
NEE
ruis onderdrukkende
apparatuur bij de
JA
JA
bron van de ruis
Installeer de gebruikte
NEE
apparatuur volgens de
specificaties
CPM1 installatie handleidingpagina 55
Testprocedures en foutafhandelingOMRON
De standaard periode voor onderhoudsinspecties is 6 maanden tot een jaar, maar
afhankelijk van de omgevingscondities kan het noodzakelijk zijn dat met een
frequenter interval gecontroleerd wordt.
Wanneer niet aan de criteria wordt voldaan, corrigeer de waarden dan tot ze
binnen de gespecificeerde bereiken vallen.
Inspectie onderwerpenDetailsCriteriaOpmerkingen
VoedingsspanningBepaal op de voedingsaansluitingen of
de fluctuaties van de spanning binnen het
bereik vallen
MilieuIs de temperatuur in de kast correct?0 tot 55º CThermometer
Is de luchtvochtigheid in de kast correct?35% tot 85% relatieve
Heeft zich stof of vuil verzameldGeen stof of vuilVisuele inspectie
I/O voedingsspanningBepaal op de ingangsaansluitingen of de
fluctuaties van de spanning binnen het
bereik vallen
Installatie statusZitten alle units goed vastNiets zit losSchroevendraaier
Zijn alle verbindingskabels en
connectoren vastgezet
Zit een van de schroeven op de I/O
terminals los
Zijn de op de I/O aangesloten kabels nog
in goede staat?
Product levensduurRelais uitgangElektrisch
Binnen het bereik. Zie tabel
hieronder
luchtvochtigheid zonder
condensatie
Voor elke ingang moet het
signaal aan de specificaties
voldoen
100 tot 120VAC85 tot 132VAC
200 tot 240VAC170 tot 264VAC
24VDC20,4 tot 26,4VDC
Zet de spanning uit voor een unit vervangen wordt
Voordat de nieuwe CPU opgestart wordt moeten ook de DM en HR
geheugen gebieden overgezet worden.
Wanneer een unit gebrekkig is gebleken en is vervangen, controleer dan de
nieuwe unit direct op de aanwezigheid van fouten
Wanneer een defecte unit terug wordt gestuurd voor reparatie maak dan
een gedetailleerde klachtomschrijving die u samen met het product naar uw
dichtstbijzijnde OMRON vertegenwoordiging stuurt.
Wanneer een contact vervuild is, doe dan een beetje industriële alcohol op
een katoenen doek en wrijf hiermee over het oppervlak. Installeer de unit
hierna.
Schroevendraaiers (Philips of flat blade)
Spanningsmeter of digitale multimeter
Industriële alcohol en een katoenen doek
Synchroscope
Oscilloscope
Thermometer, hygroscoop
Haal de PLC niet uit elkaar, repareer deze niet zelf en verwissel
onderdelen niet.
pagina 56CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONAppendix
6 Appendix
6.1 Afmetingen CPM1
Alle afmetingen zijn in mm
CPM1-10CDR- CPU
CPM1-20CDR- CPU
CPM1-20EDR Uitbreidings I/O unit
CPM1-30CDR- CPU
6.2 Afmetingen CPM1A
PERIPHERAL
+
DC24V
IN
0CH
OUT
10CH
NC
01 02 0300
ERR ALM
PWR
RUN COMM
01 02 03
00
10CH
NC
NC
COMCOM030102
COM
0CH
05
04
SYSMAC CPM1
OMRON
00
A
0501 02 03 0400
81
90
EXPANSION
COM
85
B
TypenummerMaat AMaat B
121mm130
171mm180
221mm230
+
-
COM 01 03 05
24VDC
00 02 04
NC
0 CH
IN
0CH
01000302 0504
OMRON
SYSMAC CPM1A
PWR
RUN COMM
OUT
10CH
01000302
10 CH
NC 00 01 02
NC
COM COM COM 03
A
B
Alle afmetingen zijn in mm
TypenummerMaat AMaat B
CPM1A-10CDT-D CPU
CPM1A-MAD01 analoge unit
CPM1A-20CDT-D CPU
CPM1A-20EDT Uitbreidings I/O unit
CPM1-30CDT-D CPU
CPM1-30CDT-D CPU
ERR ALM
90
100 110
50
56mm66
76mm86
120mm130
140mm150
CPM1 installatie handleidingpagina 57
AppendixOMRON
6.3 Afmetingen CPM1-CIF01
30
21
CIF01-C
HOST
NT
LINK
81
90
RS232C
50
56
De lengte van de periferie kabel is 205mm.
6.4 Afmetingen CPM1-CIF11
30
21
CIF11-C
ON
OFF
FG
SG
81
SDB
SDA
RDB
RDA
RS422
90
De lengte van de periferie kabel is 205mm.
6.5 Afmetingen CPU met periferie
Alle afmetingen zijn in mm
TypenummerMaat A
CPM1ongeveer 125
CPM1Aongeveer 90
50
61
A
pagina 58CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONAppendix
6.6 Verklarende woordenlijst
AdresEen nummer dat gebruikt wordt om een bepaalde locatie in het programma of data geheugen van de PLC aan te
AllocatieHet proces waarbij de PLC bits of woorden in het geheugen voor verschillende functies toewijst. Dit omvat het
AnaloogEen getal in de PLC dat meer dan twee (0 en 1) verschillende waarden kan bevatten.
AndEen logische bewerking waarbij het resultaat waar is wanneer alle voorwaarden dit ook zijn.
ARZie Auxiliary relays.
AreaZie geheugen\gebied.
ASCIIAmerican Standard Code for Information Interchange. ASCII wordt gebruikt om karakters te coderen Bijvoorbeeld
Auxiliary relays(AR) Het Auxiliary relays gebied is in de PLC een geheugengebied waarin systeem vlaggen staan. In principe kan in
BackupEen Backup is een reserve opslag van een bestand voor het geval dat er met het originele bestand iets mis gaat.
Basis instructieEen instructie van de PLC die minimaal bekend moet zijn om een programma te kunnen schrijven.
BatteryBatterij.
BaudrateEen getal dat uitdrukt hoe snel data wordt doorgegeven bij seriële communicatie.
BCDBinairy Coded Decimal. Een talstelsel dat tussen het binaire en het decimale stelsel inligt. Iedere groep van vier bits
Binary-coded decimal Zie BCD.
BitHet kleinste deel informatie dat in de PLC aanwezig is. Een bit kan de status “1” of “0” hebben wat correspondeert
Bit adresHet adres van een bit in het geheugen. Normaal gesproken is dit het adres van een woord, gevolgd door het adres
BufferEen tijdelijke opslagruimte voor data.
BusyLetterlijke vertaling: bezig. Een busy signaal wordt door diverse OMRON apparatuur gegenereerd op het moment
ByteEen eenheid voor data opslag. Is gelijk aan 8 bits of ½ woord.
Carry(CY) Het carry bit is een Flag die aangeeft dat het resultaat van een berekening hoger is dan de maximale waarde.
CCWCounter Clock Wise. Tegen de klok indraaiend.
ChecksumEen controle woord dat met een datapakket wordt meegezonden. Wanneer data is ontvangen door een station kan
CoilLetterlijke vertaling spoel. Een term die stamt uit de relais techniek. Een output van de PLC (uitgang of hulprelais)
CommonDe common is de + of - van een I/O kaart.
ConstanteEen constante waarde wordt in een OMRON PLC voorafgegaan door het symbool #. Dit is een waarde die door
ControlbitEen bit in het geheugen dat gezet wordt of door het programma of door een programmeerapparaat om een
Control SystemAlle hardware en software componenten die gebruikt worden om andere apparatuur te controleren. Een controle
CPUCentral Processing Unit. De CPU is het brein van de PLC. In een PLC systeem voert de CPU het programma uit,
C serieDe C20 tot en met C2000H PLC van OMRON.
CTSClear To Send. Één van de pinnen op een RS232 poort. Is in principe een vrijgave om data te verzenden.
CV serieEen serie PLC’s van OMRON. Loopt van CVM1 tot CV2000.
CYZie Carry.
CyclustijdZie Executietijd.
DatalinkHet uitwisselen van data tussen OMRON PLC’s in een netwerk. Een Datalink is het communiceren via een
Data memory(DM) Een geheugengebied waarin data opgeslagen kan worden.
DecimaalEen getalstelsel met als grondtal 10.
DecrementHet verlagen van de inhoud van een woord met 1.
DefaultEen waarde die automatisch wordt geselecteerd en niet speciaal door de gebruiker ingesteld moet worden, wordt
DelayVertraging.
DelimiterEen carriage return die in sommige protocollen gebruikt wordt om de ontvangst van een frame te bevestigen.
DestinationBestemming. Het adres in de PLC waar een instructie data plaatst na een bewerking.
DigitEen eenheid van vier bits.
Dipswitch(Dual in-line package switch) Kleine schakelaar die gebruikt wordt om instellingen vast te leggen.
DMZie Data memory.
DownloadHet Versturen van een PLC programma van een PC naar een PLC.
EditorEen editor is een bewerkings mogelijkheid voor data op een PC. In SYSWIN kennen we bijvoorbeeld een
EEPROMElectrically Eresable Programmable Read Only Memory. Een geheugen dat geen backup spanning nodig heeft om
EPROMEresable Programmable Read Only Memory. Een geheugen dat geen backup spanning nodig heeft om data te
geven of ter identificatie van de locatie van een unit in een netwerk..
koppelen van I/O bits met I/O punten op de I/O units.
voor het aansturen van printers en andere externe apparatuur.
het AR gebied de “status” van de PLC uitgelezen worden.
is equivalent aan een decimale digit.
met de elektrische signalen AAN en UIT. Een bit stelt een binaire cijfer voor. Sommige bits op speciale adressen
hebben een speciaal doel, zoals het vasthouden van een ingangsstatus van externe apparatuur, terwijl andere bits
ter beschikking staan voor algemeen gebruik in een programma.
van het bit in dat woord.
dat deze even niet benaderbaar is omdat er al data wordt verwerkt.
deze de checksum narekenen om te controleren of de transmissie niet is verminkt.
wordt ook wel een coil genoemd.
gebruiker éénmalig wordt ingevoerd. De PLC kan constante waarden dus niet veranderen.
bepaalde doel te bereiken, b.v. een herstartbit wordt AAN en UIT gezet om een unit te herstarten.
systeem is inclusief het PLC systeem, de PLC programma's en alle I/O unit en worden gebruikt om terugmeldingen
te controleren of te verkrijgen van het te controleren systeem.
verwerkt I/O signalen, communiceert met externe apparatuur.
gemeenschappelijk kladblok. In principe delen de PLC’s een deel van elkaars geheugen.
een default waarde genoemd.
ladderdiagram editor om een PLC programma als ladderdiagram te kunnen bewerken.
data te onthouden en normaal beschreven kan worden.
onthouden. Een eprom moet echter met ultraviolet licht gewist worden voor deze overnieuw beschreven (met een
eprom schrijver) kan worden.
CPM1 installatie handleidingpagina 59
AppendixOMRON
EQZie Equal.
Equal(EQ) Gelijk. Dit is een bit uit de OMRON PLC dat aangeeft dat het resultaat van een bewerking 0 is, of dat het
Error codeEen numerieke code die gegenereerd wordt om aan te geven dat een fout aanwezig is. De error code geeft tevens
ExecutieconditieDe AAN of UIT status waaronder een instructie wordt uitgevoerd. De uitvoerconditie wordt bepaald door de logische
Executietijd(Cyclustijd) De tijd die het kost om een PLC programma uit te voeren.
Fatal errorFatale fout. Een fout die dusdanig ernstig is dat programma executie wordt gestopt. De PLC verwacht een correctie
FCSFrame checksum. Een verticale parity over een frame bij communicatie.
FlagEen “speciaal” bit met status informatie dat door het systeem gezet wordt om een uitvoeringsstatus aan te geven.
Forced resetEen middel om geforceerd een bit via een programmeerapparaat UIT te zetten. Bits worden normaliter UIT gezet als
Forced setEen middel om geforceerd een bit via een programmeerapparaat AAN te zetten. Bits worden normaliter AAN gezet
Full duplexEen methode van datatransmissie waarbij tegelijkertijd data verzonden en ontvangen kan worden.
Geheugen gebiedIn een OMRON PLC zijn diverse geheugen gebieden aanwezig. IR, SR, HR, AR, DM etc. Ieder gebied heeft een
GRZie Greater.
Greater(GR) Groter. Dit is een bit uit de OMRON PLC dat aangeeft dat het resultaat van een vergelijking groter is.
GuideGids.
H-typeEen subset uit de C-serie PLC’s. Dit zijn alle PLC’s met een H aan het einde van hun naam (bijvoorbeeld C200H).
Half duplexEen methode van datatransmissie waarbij data niet tegelijkertijd verzonden en ontvangen kan worden.
HandprogrammeerapparaatEen apparaat waarmee een OMRON PLC alleen in statementlist geprogrammeerd kan worden.
HeadercodeInformatie die bij OMRON communicatie vormen aangeeft wat er moet gebeuren.
Holding relay(HR) Het Holding relays gebied is in de PLC een geheugengebied waarin hulprelais staan. In tegenstelling tot de
HostlinkDe naam van het protocol dat bij OMRON gebruikt wordt om met een PLC te communiceren over RS232/422.
Hostlink netwerkEen systeem waarin één computers verbonden is met één of meer PLC's via Host Link Units of computer interfaces
Hostlink unitDe interface die wordt gebruikt om een OMRON PLC te verbinden met een computer in een Host Link Systeem.
HRZie Holding relay.
IngangstijdvertragingDe ingangen van een PLC beschikken over een vertraging. Deze vertraging dient om stoorbronnen (bijvoorbeeld
InputEen ingang van de PLC wordt ook wel input genoemd.
Internal relay(IR) Het Internal Relay gebied is een geheugengebied van de PLC waarin naast de hulprelais ook de in- en
IRZie Internal relay.
I/OIn- en uitgangen.
I/O puntenDe plaats waar een ingangssignaal in het PLC systeem binnenkomt of waar een uitgangssignaal het PLC systeem
I/O refreshHet updateproces van de I/O van een PLC. Het aansturen van een uitgang zodat de fysieke status overeenkomt
I/O tabelEen tabel in de PLC waarin vastgelegd ligt wat voor I/O kaarten op welke locatie op de racks zijn geplaatst.
I/O verificatie foutEen fout die wordt gegenereerd door een verschil tussen de geregistreerde units in de I/O tabel en de werkelijke, op
InterfaceEen interface is de conceptuele grens tussen systemen.
InterruptEen signaal dat een normale programma uitvoering onderbreekt en een (speciale) subroutine start.
Interrupt input unitEen unit, gemonteerd op het rack, dat gebruikt wordt om externe interrupts in het PLC systeem te brengen.
JISJapanese Industrial Standard.
JumpEen methode van programmeren waarbij er van het ene punt in het programma naar het andere punt gesprongen
KbpsKilo Bits Per Seconde. De uitdrukking Kbps wordt gebruikt om de snelheid van data overdracht uit te drukken.
LadderdiagramLadderdiagram is een methode om PLC’s te programmeren. Het ladderdiagram is qua programmeermethode
LEZie Less.
Least significantHet bit/digit/byte/woord met de minste waarde. Dit is meestal het meest rechtse bit.
Led-indicatieUit- en ingangen van een OMRON PLC zijn uitgerust met led-indicatie. Op de led’s kan de status van de PLC uit- of
Less(LE) Een speciaal relais van de OMRON PLC dat aangeeft dat het resultaat van een vergelijking kleiner is.
LinkEen hard- of softwarematige verbinding tussen twee units.
Link relay(LR) Het Link Relay gebied is een geheugengebied van de PLC dat bij diverse communicatie vormen van OMRON
ListingEen “uitdraai” of hard copy van een programma wordt listing genoemd.
LRZie Link relay.
resultaat van een vergelijking gelijk is.
informatie over de aard van de fout. Sommige foutcodes worden gegenereerd door het systeem, andere kunnen in
het programma gedefinieerd worden.
combinatie van condities in dezelfde instructielijn voorafgaande aan deze instructie.
voordat verder kan worden gegaan met het uitvoeren van het programma.
Sommige vlaggen, bijvoorbeeld de "carry flag", kunnen ook door het programma gezet worden.
een resultaat van een programma instructie. Wanneer een bit “geforced” wordt kan de PLC de status niet meer
veranderen.
als een resultaat van een programma instructie. Wanneer een bit “geforced” wordt kan de PLC de status niet meer
veranderen.
andere functie in de PLC.
normale hulprelais worden die in het HR gebied gebufferd door de batterij van de PLC.
om data van en naar de PLC's te transporteren. Hostlink netwerken geven de mogelijk om gecentraliseerd
management en controle van PLC systemen uit te voeren. Bijvoorbeeld het aansluiten van SCADA systemen.
ruis of contactdender) te onderdrukken.
uitgangen van de PLC gevonden kunnen worden.
verlaat. In fysische termen, I/O punten corresponderen met terminals of connector pins in een unit; in
programmeertermen, een I/O punt correspondeert met bits in het IR gebied.
met de status van de uitgangsbits in het geheugen en het updaten van de ingangsbits in het geheugen zodat het
overeenkomt met de fysieke status van de ingangen.
de PLC, geplaatste units.
wordt zonder de tussenliggende instructies uit te voeren.
afgeleid uit het elektrische schema. De manier van tekenen lijkt op een ladder; vandaar de naam.
ingang worden afgelezen.
gebuikt wordt aan gemeenschappelijk “aanplakbord” voor data.
pagina 60CPM1 / CPM1A installatie handleiding
OMRONAppendix
ManualHandleiding.
MasterEen unit die de communicatie kan initiëren in een netwerk.
MegabyteEen maat voor data opslag die gelijk is aan 2
MonitoringMonitoren. Het op het scherm van de PC de statussen van de PLC volgen heet monitoring.
Multi dropBij netwerken wordt van een multi drop netwerk gesproken wanneer er meer dan 2 deelnemers in het netwerk zijn.
Most significantHet bit/digit/byte/woord met de meeste waarde. Dit is meestal het meest linkse bit.
NestenHet programmeren van een programma loop binnen een programma loop. Dit kan bijvoorbeeld door vanuit een
subroutine een andere subroutine aan te roepen.
Netwerk1) Een aantal PLC’s die op de één of andere manier onderling data en/of statussen uitwisselen.
2) Een groep van contacten, timers, counters, uitgangen en functies die onderling verbonden zijn vormen een
netwerk. De plaatsing van de contacten, timers en counters bepaalt functie die het netwerk uitvoert in het
programma.
OffsetEen positieve of negatieve waarde die bij een basiswaarde wordt opgeteld. Adressen kunnen op deze manier ten
opzichte van een basisadres bereikt worden. Tabellen kunnen eenvoudig ingelezen worden door de offset, na het
bewerken van het adres, met 1 te verhogen.
OnlineEen term die bij het programmeren van een OMRON PLC gebruikt wordt. Wordt het softwarepakket online gebruikt
dan worden alle programma veranderingen direct in de PLC doorgevoerd. Tevens worden op het scherm van de PC
de statussen van het PLC programma getoond.
OperandDe data die in de datavelden van instructies geplaatst kan worden.
OutputEen uitgang van de PLC wordt ook wel output genoemd.
OverflowDe toestand wanneer de capaciteit van een geheugenlocatie overschreden wordt.
ParityHet bijvoegen van een bit in een woord of byte zodat het totaal aantal ON bits altijd even of oneven is. Pariteit wordt
normaal gebruikt om te controleren of de data nog correct is na transmissie door vast te stellen of het aantal ON bits
nog steeds even of oneven is.
PC setupDe softwarematige instellingen van een OMRON PLC.
PeriferiePeriferie is randapparatuur van de PLC. De periferiepoort is de connector op de PLC waar deze apparatuur op
aangesloten kan worden. Bijvoorbeeld de connector voor het handprogrammeerapparaat.
PLCEen verkorting voor Programmable Logic Controller. In veel documentatie wordt ook de term PC gebruikt.
PortEen connector op een PLC of computer dat een verbinding met een extern apparaat tot stand kan brengen.
PowersupplyVoeding.
Program modeDe mode van een OMRON PLC waarin het programma niet uitgevoerd wordt. In de program mode kan een nieuw
programma in de PLC geplaatst worden.
Programmeerapparaat Een apparaat, in welke vorm dan ook, waarmee een PLC geprogrammeerd kan worden.
RAM"Random access memory". Een data opslag medium. Een RAM geheugen houdt de data niet vast bij het wegvallen
van de voedingsspanning.
RefreshHet opnieuw inlezen of uitsturen van I/O data uit de PLC.
RelayRelais.
RequestAanvraag. Een aanvraag van data wordt een request genoemd. Het antwoord op de aanvraag wordt een response
genoemd.
ResetHet laag maken van een bit in de PLC.
ResponsesAntwoord. Een aanvraag van data wordt een request genoemd. Het antwoord op de aanvraag wordt een response
genoemd.
RetryHerhalingspogingen. Bij diverse netwerken van OMRON kan een aantal retries (herhalingspogingen) worden
opgegeven mocht een transmissie mislukken.
RS232Een standaard voor seriële communicatie.
RS422Een standaard voor seriële communicatie.
RS485Een standaard voor seriële communicatie.
RTSRequest To Send.
Run modeEen mode van een OMRON PLC. In de RUN mode waarin het programma wordt uitgevoerd, is het mogelijk om
data in de PLC te bekijken maar mag niets veranderd worden.
ScantijdZie Executietijd.
SetpointDe ingestelde waarde.
SettenHet hoog maken van een bit in de PLC.
SourceBron.
Space unitEen unit om lege slots op een baseplate mee op te vullen.
Special relays(SR) Een geheugengebied in de PLC waarin hulprelais met een speciale functie staan.
SRZie special relays.
StatementlistEen programmeertaal voor PLC’s.
SubroutineEen groep instructies, die separaat van het hoofdprogramma staan en alleen uitgevoerd worden indien ze vanuit het
hoofdprogramma aangeroepen worden of geactiveerd worden door een interrupt.
SYSMAC BUSEen netwerk waarin I/O van de PLC opgenomen kan worden.
SYSMAC LINKEen token bus netwerk waarin naast PLC’s ook PC’s opgenomen kunnen worden.
SYSMAC NETEen redundant token ring netwerk waarin naast PLC’s ook PC’s opgenomen kunnen worden.
SYSMAC WAYEen netwerk waarin één PC met tot 32 PLC’s kan communiceren.
SYSWINDe programmeeromgeving van OMRON PLC’s.
Temporairy relays(TR) 8 hulprelais die worden gebruikt om speciale verknopingen in een ladderdiagram te kunnen verwezenlijken.
TerminatorDe afsluiter van een multi drop netwerk.
Time outDe tijd waarbinnen er een antwoord op een data aanvraag moet zijn. Is er geen antwoord binnen deze tijd, dan
wordt een foutmelding gegenereerd.
TRZie Temporairy relays.
Twisted pairEen medium om data over te transporteren. Twee in elkaar gedraaide draden.
UnitMet de term unit wordt elke willekeurige I/O kaart of module van een OMRON PLC aangeduid.
UploadHet ophalen van een PLC programma van de PLC naar een PC.
CPM1 installatie handleidingpagina 61
20
bytes.
AppendixOMRON
WatchdogtimerEen timer in de PLC die in de gaten houdt of het programma binnen een ingestelde maximale tijd wordt uitgevoerd.
WoordHet geheugen van een PLC is opgebouwd uit woorden. In de Engelstalige documentatie wordt zo’n woord een
Write protectedEen toestand waarin de inhoud van een opslagapparaat gelezen maar niet gewijzigd kan worden.
Indien de limiet wordt bereikt zal een waarschuwing gegeven worden.