De volgende accessoires en onderdelen worden
meegeleverd met de elektronenflitser. Als er een
onderdeel of accessoire ontbreekt of beschadigd
is neem dan contact op met de dealer van wie u
de elektronenflitser hebt gekocht.
AF-hulpverlichting voor flits
gBlz. 23, 27
Als het object donker is
of weinig contrast heeft,
geeft de ingebouwde AFhulpverlichting extra licht
om het scherpstelling te
vereenvoudigen.
Afhankelijk van de instellingen van de elektronenflitser, de gebruikte camera en de
lichtomstandigheden kunnen de indicators op het bedieningspaneel verschillen van de
indicators in de afbeelding hierboven.
Zo kan bijvoorbeeld de flitshoek (ZOOM) worden weergegeven in een van de volgende functies.
FOUR THIRDS ......... Brandpuntsafstand van een digitale
1
135 ........................... Brandpuntafstand omgezet naar een openingshoek die
2
In deze handleiding wordt uitgegaan van de [FOUR THIRDS] monitor. De waarden voor een
[135]-monitor worden tussen haakjes geplaatst, bijvoorbeeld “(xx mm voor het 135-type)”.
Raadpleeg “Persoonlijke instellingen” (gBlz. 23) voor het selecteren van de monitorfuncties.
camera met Four Thirds-systeem
overeenkomt met die van een cameratype 135 (kleinbeeldcamera)
4 NL
Inhoud
Namen van onderdelen ............................................................................................................... 2
De batterijen zijn los beschikbaar. Gebruik altijd een van de volgende
combinaties van batterijen.
AA (R6) alkalinebatterijen / AA (R6) NiMH-batterijen /
AA (R6) lithiumbatterijen / AA (R6) oxyridebatterijen /
AA (R6) NiCd-batterijen : x 4
Lithiumbatterijblok (type CR-V3) (Olympus LB-01) : x 2
x
Opmerkingen
Er mogen geen AA (R6) mangaanbatterijen worden gebruikt.
Gebruik nooit oude en nieuwe batterijen of verschillende types batterijen door elkaar.
Zorg ervoor dat u altijd reservebatterijen bij u hebt als u op reis gaat of als u de
elektronenflitser bij lage temperaturen gebruikt.
1 Open het klepje van het batterijcompartiment.
Klepje van het
batterijcompartiment
AA (R6) batterijenCR-V3
2 Let erop dat de batterijen met de juiste plus- en minpolen worden geplaatst.
3 Sluit het klepje van het batterijcompartiment.
* De intervaltijden van de flitser en het aantal flitsen zijn vastgesteld volgens de standaard
testprocedures van Olympus. De daadwerkelijke waarden zijn afhankelijk van de
lichtomstandigheden.
6 NL
Ongeveer 4 sec.Ongeveer 200
Bevestiging aan de camera
Zorg ervoor dat zowel de camera als de elektronenflitser uitgeschakeld zijn.
Bij het bevestigen of losmaken van de elektronenflitser kan de flitser of camera
beschadigen.
Ver- /
ontgrendelknop
indirect flitsen
1 Druk op de ver- / ontgrendelknop voor indirect
flitsen en plaats de flits in de standaard positie
(horizontaal, voorzijde).
Flitsschoendekseltje
Vergrendelpen
Vergrendelring
2
1
Elektrische
contacten
2 Verwijder het dekseltje van de flitsschoen van de
camera.
Berg het flitsschoendekseltje op in het opbergvak aan
de binnenzijde van de flitsertas.
3 Maak de vergrendelring los.
Als de vergrendelpen uitsteekt, draait u de
vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde
richting van LOCK.
x
Opmerkingen
Oefen geen overmatig grote kracht uit op de
vergrendelpen.
Raak de elektrische contacten niet aan met de vingers
of een metalen voorwerp.
Bevestig de elektronenflitser niet terwijl de
vergrendelpen uitsteekt. Hierdoor kunnen er defecten
ontstaan.
4 Schuif de elektronenflitser helemaal in de
flitsschoen totdat u hoort dat hij vastklikt (1).
5 Draai de vergrendelring zo ver mogelijk in de
richting van LOCK (2).
NL 7
Verwijderen van de camera
1 Draai de vergrendeling volledig los en schuif vervolgens de elektronenflitser
uit de flitsschoen.
2 Plaats het flitsschoendekseltje op de camera.
Gebruik met een camera zonder flitsschoen
Als de camera niet beschikt over een aansluiting voor een externe flits, gebruik dan de
flitsbeugel met de flitskabel (optioneel) voor het aansluiten van de elektronenflitser.
Bij camera's die compatibel zijn met het draadloze RC-flitsersysteem van Olympus kan de
elektronenflitser worden gebruikt als een draadloze flitser. g “Draadloze flitser” (Blz. 25)
Bij camera's die zijn uitgerust met een slave-functie of een handmatige flitserfunctie kan de
elektronenflitser worden gebruikt als slave-flitser. g “Slave-flitser” (Blz. 31)
Inschakelen van de elektronenflitser
Schakel de elektronenflitser pas in nadat deze op de camera is bevestigd. Controleer
de resterende batterijlading nadat u de elektronenflitser hebt ingeschakeld.
AUTO CHECK LED
1 Druk op de POWER-knop.
Het bedieningspaneel wordt verlicht en de batterij begint
op te laden.
Druk nog een keer op de POWER-knop om de
elektronenflitser uit te schakelen.
2 Controleer of de CHARGE LED brandt.
Vervang de batterijen als de CHARGE LED langer
brandt dan hieronder aangegeven tijd.
Alkaline- of oxyridebatterijen30 sec. of langer
POWER-knop
CHARGE LED / TEST-knop
NiMH- of lithiumbatterijen10 sec. of langer
Als de CHARGE LED en de AUTO CHECK LED
afwisselend knipperen zijn de batterijen bijna leeg. In
dat geval moet u de batterijen vervangen.
Druk op de TEST-knop om te controleren of de flitser
werkt.
8 NL
Fotograferen
Fotograferen met de TTL AUTO-functie. In de TTL AUTO-functie wordt de
flitssterkte automatisch ingesteld op basis van de camera-instellingen.
Flitshoek
Weergegeven op basis van
de brandpuntsafstand van de
lens.
Flitsregeling
MODE-knop
Flitsbereik
AUTO CHECK LED
1 Zet de fotofunctie van de camera op P
(Program Auto).
2 Druk meerdere keren op de MODE-knop van
de elektronenflitser om de flitserregeling op
[TTL AUTO] te zetten.
3 Druk de ontspanknop half in.
De camera en de elektronenflitser wisselen nu
informatie uit over de opnamegegevens en het
flitsbereik op het bedieningspaneel.
Als het object zich niet binnen het flitsbereik bevindt
past u dan de afstand tot het object aan.
Het flitsbereik is afhankelijk van de camera-instellingen
(ISO-gevoeligheid, diafragmawaarde en de
brandpuntsafstand van de lens).
4 Druk de ontspanknop helemaal in.
Als de flitser correct werkt knippert de AUTO CHECK
LED voor ongeveer 5 seconden nadat de ontspanknop
is losgelaten.
NL 9
Flitsregeling-functies
Selecteer de flitsregeling-functie op basis van het object en de
lichtomstandigheden. Druk meerdere keren op de MODE-knop om de de
flitsregeling-functie te wijzigen.
Bedienings-
paneel
De flitssterkte van de flitser wordt
automatisch ingesteld in
overeenstemming met de
camera-instellingen. De flitser
wordt ingesteld op basis van de
helderheid die wordt opgevangen
door de lens van de camera.
De flitssterkte van de flitser wordt
automatisch ingesteld in
overeenstemming met de
camera-instellingen. De flitser
wordt ingesteld op basis van de
helderheid die wordt opgevangen
door de automatische lichtsensor
op de elektronenflitser.
In deze functie wordt de flitser
ontstoken in overeenstemming
met het ingestelde richtgetal.
Super FP-flitser. In deze functie
kunt u zelfs met de flitser
fotograferen als de sluitertijd
sneller is dan de flitssynchronisatiesnelheid van de
camera. In de AUTO-functie
wordt de flitssterkte van de flitser
automatisch ingesteld. In
MANUAL-functie wordt de flitser
ingesteld op basis van het
ingestelde richtgetal.
BedieningCentrale toepassing
Deze functie wordt in
het algemeen gebruikt
in combinatie met een
camera met communicatiemogelijkheid.
Als de camera beschikt
over communicatiemogelijkheid kan deze
functie alleen worden
gebruikt als de camera
geschikt is voor AUTO.
Fotograferen met een
handmatige flitser.
Buitenopnames met een
flitser, zoals invulflitsen
bij daglicht.
Ref.
bladzijde
Blz. 9
Blz. 13
Blz. 14
Blz. 15,
16
x
Opmerkingen
Afhankelijk van de opname-instellingen van de camera en de gebruikte camerafuncties
zijn bepaalde functies niet beschikbaar.
Het is niet mogelijk om een niet beschikbare functie te gebruiken.
10 NL
Bediening van de flitser met de verschillende opnamefuncties
De in de tabel weergegeven waarden en bedieningsinformatie kunnen verschillen
afhankelijk van de camera. Raadpleeg hiervoor de handleiding van uw camera.
Stand
Fotograferen
P
A
S
M
Ontsteking van de
flitser
De flitser wordt
automatisch ontstoken
als er tegenlicht of een
helderheidsniveau wordt
gedetecteerd waarbij
een flitser nodig is.
De flitser wordt altijd
ontstoken op sluitertijden
die langzamer zijn dan
de flitssynchronisatiesnelheid van de camera.
De flitser wordt altijd
ontstoken met een
SUPER FP-flitser.
SluitertijdDiafragma
De camera kiest
automatisch de
bijpassende sluitertijd.
Bij lichtomstandigheden
waarbij de flitser wordt
ontstoken wordt de
sluitertijd vast ingesteld
op 1/30 of 1/60.
De camera kiest
automatisch de
bijpassende sluitertijd.
Bij lichtomstandigheden
waarbij een langzamere
sluitertijd nodig is wordt
de sluitertijd vast
ingesteld op 1/30 of
1/60.
De sluitertijd wordt
ingesteld op een door u
geselecteerde waarde.
De camera kiest
automatisch het
bijpassende
diafragma.
Het diafragma wordt
ingesteld op een door
u geselecteerde
waarde.
Gebruik het richtgetal
en het flitsbereik als
een referentie voor
het instellen van de
diafragmawaarde.
g “Lijst met
richtgetallen (RG)”
(Blz. 36), “Flitsbereik
O-functie”
in AUT
(Blz. 38)
De camera kiest
automatisch het
bijpassende
diafragma.
Het diafragma wordt
ingesteld op de door
u geselecteerde
waarde.
NL 11
Regelen van de flitssterkte
De flitssterkte kan worden ingesteld tussen +3 en –3.
Regelen van de flitssterkte
1 Zet bij de persoonlijke instellingen de flitssterkte-
regeling op [on].
g “Persoonlijke instellingen” (Blz. 23)
De indicator w verschijnt op het bedieningspaneel.
2 Draai knop B om de flitssterkte te selecteren.
Als u de knop in de richting + draait veranderen de
waarde als volgt: 0+0.3+0.7+1.0...
+3.0.
Als u de knop in de richting – draait veranderen de
waarde als volgt: 0–0.3–0.7–1.0...
–3.0.
3 Als de flitssterkte-regeling van de camera is
ingesteld, bedraagt de daadwerkelijke flitssterkte
het totaal van de flitssterkte die is ingesteld op de
Flitssterkte
(Het flitsbereik wordt niet
weergegeven als er een
aangepaste waarde is
ingesteld.)
bijv.)
Ingestelde waarde
Flitser+0.3
Camera+0.3
x
Opmerkingen
In de MANUAL- en FP MANUAL-functie worden de instellingen van de camera
genegeerd.
elektronenflitser plus de flitssterkte die is ingesteld
op de camera.
Op het bedieningspaneel wordt alleen de flitssterkte van
de elektronenflitser weergegeven.
Weergegeven waarde
op het bedieningspaneel
+0.3
Werkelijke
flitssterkte
+0.6
12 NL
Andere flitsfuncties voor fotograferen
AUTO
De flitssterke wordt automatisch ingesteld afhankelijk van de door de automatische
lichtsensor gemeten hoeveelheid licht. Deze functie gebruikt de instellingen van de
camera in combinatie met de instellingen op de elektronenflitser.
Flitshoek
Weergegeven op basis
van de brandpuntsafstand
van de lens.
Flitsbereik
Testen van de flitser
De werking van de flitser kan worden getest voordat de
ontspanknop daadwerkelijk wordt losgelaten.
Druk op de TEST-knop om te controleren of de flitser werkt.
Als de AUTO CHECK LED voor ongeveer 5 seconden
knippert nadat de flitser voor de test is geactiveerd is de
flitser correct ingesteld.
Als de LED niet knippert wijzigt u dan de diafragmawaarde,
ISO-gevoeligheid, afstand tot het object etc.
Het licht van de flitser kan alleen worden getest in de
AUTO-functie.
AUTO
CHECK LED
1 Op het bedieningspaneel wordt het flitsbereik
weergegeven in overeenstemming met de
instellingen van de camera.
Het flitsbereik wordt niet weergegeven als de
instellingen van de camera (ISO-gevoeligheid en
diafragmawaarde) niet overeenkomen met een van de
toepasbare combinaties ISO-gevoeligheid /
diafragmawaarde. In dit geval knipperen de indicatoren
[ISO] en [F] om u te waarschuwen. Wijzig de camerainstellingen (ISO-gevoeligheid en / of diafragmawaarde).
g “Flitsbereik in AUTO-functie” (Blz. 38)
2 Als de flitser correct werkt knippert de AUTO
CHECK LED voor ongeveer 5 seconden nadat de
ontspanknop is losgelaten.
TEST-knop
NL 13
MANUAL
In deze functie wordt de flitser ontstoken in overeenstemming met het ingestelde
richtgetal (RG).
Flitshoek
Weergegeven op basis van de
brandpuntsafstand van de lens.
1 Draai knop A of B om het richtgetal in te stellen.
Op het bedieningspaneel worden het richtgetal en de
optimale opnameafstand weergegeven op basis van de
instellingen van de camera.
2 Als de afstand tot het object niet overeenkomt met
de optimale opnameafstand wijzigt u dan het
richtgetal of de afstand tot het object.
De optimale opnameafstand is afhankelijk van de
instellingen van de camera (ISO-gevoeligheid,
diafragmawaarde, brandpuntafstand van de lens en
sluitertijd). Raadpleeg voor meer informatie de “Lijst met
Richtgetal
van de
flitser
Optimale opnameafstand
Als de ISO-gevoeligheid is ingesteld op 100 kunt u de optimale opnameafstand berekenen
door het richtgetal (RG) te delen door de diafragmawaarde (F). g “Lijst met richtgetallen
(RG)” (Blz. 36)
Optimale
opnameafstand
richtgetallen (RG)” (gBlz. 36).
14 NL
FP TTL AUTO
In deze functie gebruikt de elektronenflitser een Super FP-flitser voor de
synchronisatie met hoge sluitertijden.
De hieronder genoemde functies zijn mogelijk met de Super FP-flitser.
Schaduwcorrectie bij opnames met tegenlicht.
Buitenopnames van portretten bij daglicht met invulflitsen met een open
diafragma voor een wazige achtergrond.
Fotograferen met tegenlicht
Zonder flitser
Met flitser (FP TTL AUTO)
Portretopnames
Met aangepast diafragma
Stand
Flitshoek
1 Op het bedieningspaneel wordt het flitsbereik
weergegeven in overeenstemming met de
Met geopend diafragma
instellingen van de camera.
2 Controleer of de afstand tot het object binnen het
flitsbereik ligt.
Als het object zich niet in het flitsbereik bevindt past u dan
de afstand tot het object of de camera-instellingen aan.
Het flitsbereik is afhankelijk van de camera-instellingen
(ISO-gevoeligheid, diafragmawaarde en de
Flitsbereik
x
Opmerkingen
Met de Super FP-flitser is het hoogste richtgetal lager dan in de TTL AUTO-functie.
AUTO
CHECK LED
Dit resulteert in een korter flitsbereik.
brandpuntsafstand van de lens).
3 Als de flitser correct werkt knippert de AUTO
CHECK LED voor ongeveer 5 seconden nadat de
ontspanknop is losgelaten.
NL 15
Loading...
+ 33 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.