Olympus FL-50R User Manual [nl]

Elektronenflitser
FL-50R
NL
Handleiding
Namen van onderdelen
Flitser
Groothoekdiffusor
gBlz. 20
Flits
Connector voor
externe
elektrische
voeding
Aansluiting
voor de optionele
power hand-
greep FP-1 of de
hoogspannings-
set HV-1 voor de
flitser.
Afdekkapje
connector
Vergrendelring
gBlz. 7
De volgende accessoires en onderdelen worden meegeleverd met de elektronenflitser. Als er een onderdeel of accessoire ontbreekt of beschadigd is neem dan contact op met de dealer van wie u de elektronenflitser hebt gekocht.
AF-hulpverlichting voor flits gBlz. 23, 27 Als het object donker is
of weinig contrast heeft, geeft de ingebouwde AF­hulpverlichting extra licht om het scherpstelling te vereenvoudigen.
Afstandsensor gBlz. 28
Automatische lichtsensor gBlz. 13
Vergrendelpen gBlz. 7
Elektrische contacten gBlz. 7
2 NL
Elektronenflitser
Schaalverdeling voor
indirect flitsen omhoog /
omlaag gBlz. 17
Ver- / ontgrendelknop indirect flitsen gBlz. 7, 17
Schaalverdeling voor
indirect flitsen links /
rechts gBlz. 17
Bedieningspaneel
gBlz. 4
LIGHT-knop
Als u deze knop
indrukt, licht het LCD-
venster voor ongeveer
15 seconde op. Het
LCD-venster licht ook
als hij wordt bestuurd
door een digitale
camera met
communicatie-
mogelijkheid.
Knop A
Knop B
Flitserstandaard
FLST-1
Draagtas voor flitser  Handleiding
Adapter voor indirect
flitsen
FLBA-1
(deze handleiding)
Accessoireschoentje gBlz. 18
MODE-knop gBlz. 9
ZOOM-knop gBlz. 20
AUTO CHECK LED gBlz. 9
Klepje van het batterijcompartiment gBlz. 6
CHARGE LED / TEST-knop gBlz. 8
POWER-knop gBlz. 8
Diffusor Riempje
Reflectoradapter
FLRA-1
Garantiekaart
NL 3
Bedieningspaneel
Groothoekdiffusor gBlz. 20
Close-up flitsen
gBlz. 21
FOUR THIRDS
gBlz. 23
Flitshoek
(ZOOM)-functie
gBlz. 16
ISO-
gevoeligheid
gBlz. 24, 38
Richtgetal van de flitser (RG)
gBlz.
14, 30, 36
Super FP-flitser gBlz. 15, 16
Instellingenvenster
Flitsregeling gBlz. 10
Flitshoek (ZOOM)­waarde gBlz. 16
Regelen van de flitssterkte gBlz. 12
Diafragma (F) gBlz. 13, 24, 29, 38
Afstand in Eng. voet gBlz. 24
Afstand in meters gBlz. 24
Opmerkingen over deze handleiding
Afhankelijk van de instellingen van de elektronenflitser, de gebruikte camera en de lichtomstandigheden kunnen de indicators op het bedieningspaneel verschillen van de indicators in de afbeelding hierboven. Zo kan bijvoorbeeld de flitshoek (ZOOM) worden weergegeven in een van de volgende functies.
FOUR THIRDS ......... Brandpuntsafstand van een digitale
1
135 ........................... Brandpuntafstand omgezet naar een openingshoek die
2
In deze handleiding wordt uitgegaan van de [FOUR THIRDS] monitor. De waarden voor een [135]-monitor worden tussen haakjes geplaatst, bijvoorbeeld “(xx mm voor het 135-type)”. Raadpleeg “Persoonlijke instellingen” (gBlz. 23) voor het selecteren van de monitorfuncties.
camera met Four Thirds-systeem
overeenkomt met die van een cameratype 135 (kleinbeeldcamera)
4 NL
Inhoud
Namen van onderdelen ............................................................................................................... 2
Flitser .................................................................................................................................. 2
Bedieningspaneel ............................................................................................................... 4
Basisfuncties voor fotograferen ................................................................................................... 6
Batterijen opladen ............................................................................................................... 6
Bevestiging aan de camera ................................................................................................ 7
Inschakelen van de elektronenflitser .................................................................................. 8
Fotograferen ....................................................................................................................... 9
Regelen van de flitssterkte ................................................................................................. 12
Andere flitsfuncties voor fotograferen .......................................................................................... 13
AUTO .................................................................................................................................. 13
MANUAL ............................................................................................................................. 14
FP TTL AUTO ..................................................................................................................... 15
FP MANUAL ....................................................................................................................... 16
Instellen van de flitshoek (ZOOM) ...................................................................................... 16
Indirect flitsen ...................................................................................................................... 17
De groothoekdiffusor gebruiken .......................................................................................... 20
Close-up flitsen ................................................................................................................... 21
Verschillende methoden voor fotograferen met flitser ........................................................ 21
Persoonlijke instellingen .............................................................................................................. 23
Herstelfunctie............................................................................................................................... 25
Draadloze flitser........................................................................................................................... 25
Basisbeginselen voor draadloos fotograferen ................................................................... 26
Over het plaatsen van de elektronenflitser ......................................................................... 27
Fotograferen met een digitale camera zonder communicatiemogelijkheid ................................. 29
AUTO .................................................................................................................................. 29
MANUAL ............................................................................................................................. 30
Slave-flitser ......................................................................................................................... 31
Lijst met waarschuwingen ........................................................................................................... 32
Vragen & antwoorden .................................................................................................................. 33
Optionele accessoires ................................................................................................................. 35
Lijst met richtgetallen (RG) .......................................................................................................... 36
Flitsbereik in AUTO-functie .......................................................................................................... 38
Continu flitsen .............................................................................................................................. 39
Veiligheidsmaatregelen
(zorg ervoor dat u het volgende leest en in acht neemt) ................................................... 40
Let op de werkomgeving ............................................................................................................. 44
Technische gegevens .................................................................................................................. 46
NL 5
Basisfuncties voor fotograferen
Batterijen opladen
De batterijen zijn los beschikbaar. Gebruik altijd een van de volgende combinaties van batterijen. AA (R6) alkalinebatterijen / AA (R6) NiMH-batterijen /
AA (R6) lithiumbatterijen / AA (R6) oxyridebatterijen / AA (R6) NiCd-batterijen : x 4
Lithiumbatterijblok (type CR-V3) (Olympus LB-01) : x 2
x
Opmerkingen
Er mogen geen AA (R6) mangaanbatterijen worden gebruikt.Gebruik nooit oude en nieuwe batterijen of verschillende types batterijen door elkaar. Zorg ervoor dat u altijd reservebatterijen bij u hebt als u op reis gaat of als u de
elektronenflitser bij lage temperaturen gebruikt.
1 Open het klepje van het batterijcompartiment.
Klepje van het
batterijcompartiment
AA (R6) batterijen CR-V3
2 Let erop dat de batterijen met de juiste plus- en minpolen worden geplaatst. 3 Sluit het klepje van het batterijcompartiment.
Flitser intervaltijden en aantal flitsen
Gebruikte batterijen Flitser intervaltijden Aantal flitsen
AA-formaat (R6) alkalinebatterijen Ongeveer 6 sec. Ongeveer 150
AA
(R6) NiMH-batterijen
(2.400 mAh)
AA (R6) lithiumbatterijen Ongeveer 6 sec. Ongeveer 200
AA (R6) oxyridebatterijen Ongeveer 5 sec. Ongeveer 170
CR-V3 lithiumbatterijblok Ongeveer 5 sec. Ongeveer 220
* De intervaltijden van de flitser en het aantal flitsen zijn vastgesteld volgens de standaard
testprocedures van Olympus. De daadwerkelijke waarden zijn afhankelijk van de lichtomstandigheden.
6 NL
Ongeveer 4 sec. Ongeveer 200
Bevestiging aan de camera
Zorg ervoor dat zowel de camera als de elektronenflitser uitgeschakeld zijn. Bij het bevestigen of losmaken van de elektronenflitser kan de flitser of camera beschadigen.
Ver- / ontgrendelknop indirect flitsen
1 Druk op de ver- / ontgrendelknop voor indirect
flitsen en plaats de flits in de standaard positie (horizontaal, voorzijde).
Flitsschoendekseltje
Vergrendelpen
Vergrendelring
2
1
Elektrische contacten
2 Verwijder het dekseltje van de flitsschoen van de
camera.
Berg het flitsschoendekseltje op in het opbergvak aan
de binnenzijde van de flitsertas.
3 Maak de vergrendelring los.
Als de vergrendelpen uitsteekt, draait u de
vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde richting van LOCK.
x
Opmerkingen
Oefen geen overmatig grote kracht uit op de
vergrendelpen.
Raak de elektrische contacten niet aan met de vingers
of een metalen voorwerp.
Bevestig de elektronenflitser niet terwijl de
vergrendelpen uitsteekt. Hierdoor kunnen er defecten ontstaan.
4 Schuif de elektronenflitser helemaal in de
flitsschoen totdat u hoort dat hij vastklikt (1).
5 Draai de vergrendelring zo ver mogelijk in de
richting van LOCK (2).
NL 7
Verwijderen van de camera
1 Draai de vergrendeling volledig los en schuif vervolgens de elektronenflitser
uit de flitsschoen.
2 Plaats het flitsschoendekseltje op de camera.
Gebruik met een camera zonder flitsschoen
Als de camera niet beschikt over een aansluiting voor een externe flits, gebruik dan de
flitsbeugel met de flitskabel (optioneel) voor het aansluiten van de elektronenflitser.
Bij camera's die compatibel zijn met het draadloze RC-flitsersysteem van Olympus kan de
elektronenflitser worden gebruikt als een draadloze flitser. g “Draadloze flitser” (Blz. 25)
Bij camera's die zijn uitgerust met een slave-functie of een handmatige flitserfunctie kan de
elektronenflitser worden gebruikt als slave-flitser. g “Slave-flitser” (Blz. 31)
Inschakelen van de elektronenflitser
Schakel de elektronenflitser pas in nadat deze op de camera is bevestigd. Controleer de resterende batterijlading nadat u de elektronenflitser hebt ingeschakeld.
AUTO CHECK LED
1 Druk op de POWER-knop.
Het bedieningspaneel wordt verlicht en de batterij begint
op te laden.
Druk nog een keer op de POWER-knop om de
elektronenflitser uit te schakelen.
2 Controleer of de CHARGE LED brandt.
Vervang de batterijen als de CHARGE LED langer
brandt dan hieronder aangegeven tijd.
Alkaline- of oxyridebatterijen 30 sec. of langer
POWER-knop
CHARGE LED / TEST-knop
NiMH- of lithiumbatterijen 10 sec. of langer
Als de CHARGE LED en de AUTO CHECK LED
afwisselend knipperen zijn de batterijen bijna leeg. In dat geval moet u de batterijen vervangen.
Druk op de TEST-knop om te controleren of de flitser
werkt.
8 NL
Fotograferen
Fotograferen met de TTL AUTO-functie. In de TTL AUTO-functie wordt de flitssterkte automatisch ingesteld op basis van de camera-instellingen.
Flitshoek Weergegeven op basis van de brandpuntsafstand van de lens.
Flitsregeling
MODE-knop
Flitsbereik
AUTO CHECK LED
1 Zet de fotofunctie van de camera op P
(Program Auto).
2 Druk meerdere keren op de MODE-knop van
de elektronenflitser om de flitserregeling op [TTL AUTO] te zetten.
3 Druk de ontspanknop half in.
De camera en de elektronenflitser wisselen nu
informatie uit over de opnamegegevens en het flitsbereik op het bedieningspaneel.
Als het object zich niet binnen het flitsbereik bevindt
past u dan de afstand tot het object aan.
Het flitsbereik is afhankelijk van de camera-instellingen
(ISO-gevoeligheid, diafragmawaarde en de brandpuntsafstand van de lens).
4 Druk de ontspanknop helemaal in.
Als de flitser correct werkt knippert de AUTO CHECK
LED voor ongeveer 5 seconden nadat de ontspanknop is losgelaten.
NL 9
Flitsregeling-functies
Selecteer de flitsregeling-functie op basis van het object en de lichtomstandigheden. Druk meerdere keren op de MODE-knop om de de flitsregeling-functie te wijzigen.
Bedienings-
paneel
De flitssterkte van de flitser wordt automatisch ingesteld in overeenstemming met de camera-instellingen. De flitser wordt ingesteld op basis van de helderheid die wordt opgevangen door de lens van de camera.
De flitssterkte van de flitser wordt automatisch ingesteld in overeenstemming met de camera-instellingen. De flitser wordt ingesteld op basis van de helderheid die wordt opgevangen door de automatische lichtsensor op de elektronenflitser.
In deze functie wordt de flitser ontstoken in overeenstemming met het ingestelde richtgetal.
Super FP-flitser. In deze functie kunt u zelfs met de flitser fotograferen als de sluitertijd sneller is dan de flits­synchronisatiesnelheid van de camera. In de AUTO-functie wordt de flitssterkte van de flitser automatisch ingesteld. In MANUAL-functie wordt de flitser ingesteld op basis van het ingestelde richtgetal.
Bediening Centrale toepassing
Deze functie wordt in het algemeen gebruikt in combinatie met een camera met communi­catiemogelijkheid.
Als de camera beschikt over communicatie­mogelijkheid kan deze functie alleen worden gebruikt als de camera geschikt is voor AUTO.
Fotograferen met een handmatige flitser.
Buitenopnames met een flitser, zoals invulflitsen bij daglicht.
Ref.
bladzijde
Blz. 9
Blz. 13
Blz. 14
Blz. 15, 16
x
Opmerkingen
Afhankelijk van de opname-instellingen van de camera en de gebruikte camerafuncties
zijn bepaalde functies niet beschikbaar.
Het is niet mogelijk om een niet beschikbare functie te gebruiken.
10 NL
Bediening van de flitser met de verschillende opnamefuncties
De in de tabel weergegeven waarden en bedieningsinformatie kunnen verschillen afhankelijk van de camera. Raadpleeg hiervoor de handleiding van uw camera.
Stand
Fotograferen
P
A
S
M
Ontsteking van de
flitser
De flitser wordt automatisch ontstoken als er tegenlicht of een helderheidsniveau wordt gedetecteerd waarbij een flitser nodig is.
De flitser wordt altijd ontstoken op sluitertijden die langzamer zijn dan de flitssynchronisatie­snelheid van de camera. De flitser wordt altijd ontstoken met een SUPER FP-flitser.
Sluitertijd Diafragma
De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. Bij lichtomstandigheden waarbij de flitser wordt ontstoken wordt de sluitertijd vast ingesteld op 1/30 of 1/60.
De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. Bij lichtomstandigheden waarbij een langzamere sluitertijd nodig is wordt de sluitertijd vast ingesteld op 1/30 of 1/60.
De sluitertijd wordt ingesteld op een door u geselecteerde waarde.
De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma.
Het diafragma wordt ingesteld op een door u geselecteerde waarde. Gebruik het richtgetal en het flitsbereik als een referentie voor het instellen van de diafragmawaarde. g “Lijst met richtgetallen (RG)” (Blz. 36), “Flitsbereik
O-functie”
in AUT (Blz. 38)
De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma.
Het diafragma wordt ingesteld op de door u geselecteerde waarde.
NL 11
Regelen van de flitssterkte
De flitssterkte kan worden ingesteld tussen +3 en –3.
Regelen van de flitssterkte
1 Zet bij de persoonlijke instellingen de flitssterkte-
regeling op [on]. g “Persoonlijke instellingen” (Blz. 23)
De indicator w verschijnt op het bedieningspaneel.
2 Draai knop B om de flitssterkte te selecteren.
Als u de knop in de richting + draait veranderen de
waarde als volgt: 0+0.3+0.7+1.0...
+3.0.
Als u de knop in de richting – draait veranderen de
waarde als volgt: 0–0.3–0.7–1.0...–3.0.
3 Als de flitssterkte-regeling van de camera is
ingesteld, bedraagt de daadwerkelijke flitssterkte het totaal van de flitssterkte die is ingesteld op de
Flitssterkte (Het flitsbereik wordt niet weergegeven als er een aangepaste waarde is ingesteld.)
bijv.)
Ingestelde waarde
Flitser +0.3
Camera +0.3
x
Opmerkingen
In de MANUAL- en FP MANUAL-functie worden de instellingen van de camera
genegeerd.
elektronenflitser plus de flitssterkte die is ingesteld op de camera.
Op het bedieningspaneel wordt alleen de flitssterkte van
de elektronenflitser weergegeven.
Weergegeven waarde
op het bedieningspaneel
+0.3
Werkelijke flitssterkte
+0.6
12 NL
Andere flitsfuncties voor fotograferen
AUTO
De flitssterke wordt automatisch ingesteld afhankelijk van de door de automatische lichtsensor gemeten hoeveelheid licht. Deze functie gebruikt de instellingen van de camera in combinatie met de instellingen op de elektronenflitser.
Flitshoek Weergegeven op basis van de brandpuntsafstand van de lens.
Flitsbereik
Testen van de flitser
De werking van de flitser kan worden getest voordat de ontspanknop daadwerkelijk wordt losgelaten. Druk op de TEST-knop om te controleren of de flitser werkt. Als de AUTO CHECK LED voor ongeveer 5 seconden knippert nadat de flitser voor de test is geactiveerd is de flitser correct ingesteld. Als de LED niet knippert wijzigt u dan de diafragmawaarde, ISO-gevoeligheid, afstand tot het object etc. Het licht van de flitser kan alleen worden getest in de
AUTO-functie.
AUTO CHECK LED
1 Op het bedieningspaneel wordt het flitsbereik
weergegeven in overeenstemming met de instellingen van de camera.
Het flitsbereik wordt niet weergegeven als de
instellingen van de camera (ISO-gevoeligheid en diafragmawaarde) niet overeenkomen met een van de toepasbare combinaties ISO-gevoeligheid / diafragmawaarde. In dit geval knipperen de indicatoren [ISO] en [F] om u te waarschuwen. Wijzig de camera­instellingen (ISO-gevoeligheid en / of diafragmawaarde). g “Flitsbereik in AUTO-functie” (Blz. 38)
2 Als de flitser correct werkt knippert de AUTO
CHECK LED voor ongeveer 5 seconden nadat de ontspanknop is losgelaten.
TEST-knop
NL 13
MANUAL
In deze functie wordt de flitser ontstoken in overeenstemming met het ingestelde richtgetal (RG).
Flitshoek Weergegeven op basis van de brandpuntsafstand van de lens.
1 Draai knop A of B om het richtgetal in te stellen.
Op het bedieningspaneel worden het richtgetal en de
optimale opnameafstand weergegeven op basis van de instellingen van de camera.
2 Als de afstand tot het object niet overeenkomt met
de optimale opnameafstand wijzigt u dan het richtgetal of de afstand tot het object.
De optimale opnameafstand is afhankelijk van de
instellingen van de camera (ISO-gevoeligheid, diafragmawaarde, brandpuntafstand van de lens en sluitertijd). Raadpleeg voor meer informatie de “Lijst met
Richtgetal van de flitser
Optimale opnameafstand
Als de ISO-gevoeligheid is ingesteld op 100 kunt u de optimale opnameafstand berekenen door het richtgetal (RG) te delen door de diafragmawaarde (F). g “Lijst met richtgetallen (RG)” (Blz. 36)
Optimale
opnameafstand
richtgetallen (RG)” (gBlz. 36).
14 NL
FP TTL AUTO
In deze functie gebruikt de elektronenflitser een Super FP-flitser voor de synchronisatie met hoge sluitertijden.
De hieronder genoemde functies zijn mogelijk met de Super FP-flitser.
Schaduwcorrectie bij opnames met tegenlicht. Buitenopnames van portretten bij daglicht met invulflitsen met een open
diafragma voor een wazige achtergrond.
Fotograferen met tegenlicht
Zonder flitser
Met flitser (FP TTL AUTO)
Portretopnames
Met aangepast diafragma
Stand
Flitshoek
1 Op het bedieningspaneel wordt het flitsbereik
weergegeven in overeenstemming met de
Met geopend diafragma
instellingen van de camera.
2 Controleer of de afstand tot het object binnen het
flitsbereik ligt.
Als het object zich niet in het flitsbereik bevindt past u dan de afstand tot het object of de camera-instellingen aan.
Het flitsbereik is afhankelijk van de camera-instellingen
(ISO-gevoeligheid, diafragmawaarde en de
Flitsbereik
x
Opmerkingen
Met de Super FP-flitser is het hoogste richtgetal lager dan in de TTL AUTO-functie.
AUTO CHECK LED
Dit resulteert in een korter flitsbereik.
brandpuntsafstand van de lens).
3 Als de flitser correct werkt knippert de AUTO
CHECK LED voor ongeveer 5 seconden nadat de ontspanknop is losgelaten.
NL 15
Loading...
+ 33 hidden pages