We hebben ernaar gestreefd de informatie in dit document volledig, accuraat
en up-to-date weer te geven. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de
gevolgen van fouten waarvoor deze niet verantwoordelijk is. De fabrikant kan
ook niet garanderen dat wijzigingen in software en apparatuur die zijn
aangebracht door andere fabrikanten en waarnaar in deze handleiding wordt
verwezen, geen invloed hebben op de toepasbaarheid van de informatie in de
handleiding. De fabrikant is niet noodzakelijkerwijs aansprakelijk voor
softwareproducten die door andere bedrijven zijn gemaakt en die in deze
handleiding worden genoemd.
Hoewel redelijkerwijs alles heeft gedaan om dit document zo accuraat en
nuttig mogelijk te maken, verleent geen expliciete of impliciete garantie met
betrekking tot de accuratesse of volledigheid van de betreffende informatie.
De meest recente stuurprogramma's en handleidingen zijn beschikbaar op de
website van Oki Printing Solutions:
Company, Ltd.
Hewlett-Packard, HP en LaserJet zijn gedeponeerde handelsmerken van
Hewlett-Packard Company.
Microsoft, MS-DOS en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Energy Star is een handelsmerk van het United States Environmental
Protection Agency.
Apple, Macintosh, Mac en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van
Apple Computer.
Andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van de betreffende rechthebbenden.
Als deelnemer aan het Energy Star-programma heeft
de fabrikant vastgesteld dat dit product voldoet aan
de Energy Star-normen voor zuinig energieverbruik.
B4400, B4600 – ✘B4400L, B4600L – ✔
Dit product voldoet aan de Richtlijnen 89/336/EEG
(elektromagnetische compatibiliteit) en 73/23/EEG
(laagspanning) van de Raad, zoals gewijzigd - indien van
toepassing - bij de aanpassing van de wetgeving van de
lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit en
laagspanning.
OPMERKING
De functie PostScript Emulation die in deze handleiding wordt
beschreven, is slechts in sommige landen beschikbaar.
Indien er tonerpoeder wordt ingeslikt, moet onmiddellijk
een arts worden geraadpleegd. Probeer braken echter
niet te forceren wanneer de persoon bewusteloos is.
Indien er tonerpoeder wordt ingeademd, moet de
persoon naar buiten worden gebracht voor frisse lucht.
Raadpleeg onmiddellijk een arts.
Indien er tonerpoeder in de ogen is terechtgekomen,
dienen deze gedurende ten minste 15 minuten met veel
water te worden uitgespoeld terwijl de ogen geopend
blijven. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
Indien er tonerpoeder wordt gemorst, moet dit met koud
water en zeep worden verwijderd om vlekken op de huid
of kleding te voorkomen.
I
MPORTEUR VOOR DE
OKI Europe Limited (handelend als OKI Printing Solutions)
Central House
Balfour Road
Hounslow
TW3 1HY
Verenigd Koninkrijk
EU
Neem voor algemene vragen en alle vragen over verkoop en
ondersteuning contact op met uw plaatselijke leverancier.
OPMERKING
Een opmerking wordt als volgt in deze handleiding
weergegeven. Opmerkingen zijn toelichtingen of tips met
extra informatie om u te helpen het product beter te
gebruiken en begrijpen.
OP EN
W
AARSCHUWING
LET OP!
Met LET OP! wordt u in deze handleiding tot
voorzichtigheid gemaand. Deze tekst bevat extra
informatie die, indien deze wordt genegeerd, tot
schade of storingen in het apparaat kan leiden.
WAARSCHUWING!
Een waarschuwing wordt als volgt in deze handleiding
weergegeven. Deze tekst bevat extra informatie die,
indien deze wordt genegeerd, kan leiden tot een risico
op persoonlijk letsel.
Gefeliciteerd met de aankoop van deze monochroomprinter. U
kunt met deze printer 24/26 pagina's per minuut afdrukken.
U nieuwe printer beschikt over een reeks geavanceerde functies
waarmee u scherpe zwart-witpagina's bij een hoge snelheid en
op een groot aantal afdrukmaterialen produceert.
Ter informatie vindt u hieronder een overzicht van de
belangrijkste functies van de printer.
P
RINTERFUNCTIES
>U hebt de keus uit 12 modellen: B4400, B4400L, B4400n,
B4400Ln, B4600, B4600L, B4600n, B4600Ln (n betekent
inclusief netwerkinterfacekaart), B4600PS, B4600LPS
(DIMM voor PostScript PS-emulatie niveau 3 DIMM
inbegrepen) en B4600nPS, B4600LnPS (nPS betekent
netwerkinterfacekaart en DIMM voor PostScript PSemulatie niveau 3 inbegrepen)
>Geheugen: 32 MB
>Afdrukken op hoge snelheid: 24/26 pagina's per minuut
>Resolutie: 1200 x 600 dpi
>Papiertransport: 250 vel (80g/m²).
>Emulaties: Printertalen PCL5e, Epson FX en IBM ProPrinter
>Barcodes: ingesloten voor SIDM-emulaties
>8MB Flash DIMM: om extra lettertypes of barcodes op te
slaan
>USB 2.0 en parallelle interfaces
>'Vraag Oki' – een gebruikersvriendelijke functie die u
vanuit het scherm van het printerstuurprogramma (niet
weergegeven in deze handleiding) rechtstreeks toegang
geeft tot een website die is gewijd aan uw printermodel.
Hier vindt u alle adviezen, hulp en ondersteuning die u
nodig hebt om optimale resultaten te verkrijgen met uw
Oki-printer.
Bovendien zijn ook de volgende optionele functies beschikbaar:
>10/100 BASE-TX-netwerkinterfacekaart: om de B4400,
B4400L en B4600, B4600L compatibel met het netwerk te
maken
>16, 32, 64, 128, 256 MB RAM DIMM: om het
hoofdgeheugen van de printer uit te breiden en het
verwerken van grote bestanden sneller te laten verlopen
>RS232C-kaart: om de B4400, B4400L en B4600, B4600L
met een seriële interface uit te breiden
>Secundaire invoerlade: om de hoeveelheid papier dat in
de printer kan worden verwerkt te verhogen tot 500 vel
(80g/m²)
>Universele invoerlade: om het aantal materialen dat door
de printer kan worden verwerkt uit te breiden (capaciteit
100 vel (80 g/m²) of 50 enveloppen)
>U kunt een van de volgende componenten toevoegen:
> 8 MB Flash DIMM: om extra lettertypes of barcodes op
te slaan voor de B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln,
B4600, B4600L, B4600n, B4600Ln
> 16 MB Flash DIMM: om extra lettertypes of barcodes
op te slaan voor de B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln,
B4600, B4600L, B4600n, B4600Ln
> PostScript PS level 3 DIMM: om PostScript-emulaties
toe te voegen aan de B4600, B4600L of B4600n,
B4600Ln. Kan niet worden toegevoegd in combinatie
met extra flash-geheugen. (Zie de paragraaf “Opties
installeren” voor uitgebreide details.)
DE
PRINTER GEBRUIKEN
De fabrikant heeft verschillende documentatiematerialen
gemaakt om u uw printer optimaal te helpen gebruiken.. In het
volgende hoofdstuk krijgt u een overzicht van deze materialen en
waarvoor ze zijn bedoeld.
Deze handleiding is de gebruikershandleiding (ga naar de Oki
Printing Solutions-website, www.okiprintingsolutions.com, voor
de meest recente versie) van uw printer en maakt deel uit van
het algemene documentatiemateriaal dat hieronder staat
vermeld:
>Quick set-up guide (Snel installeren): in deze gids
wordt uitgelegd hoe u de printer moet uitpakken,
aansluiten en inschakelen.
>Deze Gebruikershandleiding: helpt u de printer te
bedienen en de vele functies optimaal te gebruiken. Hier
vindt u ook richtlijnen voor probleemoplossing en
onderhoud, waarmee u ervoor kunt zorgen dat de printer
goed blijft presteren. Bovendien bevat deze handleiding
informatie over optionele accessoires, die u kunt
toevoegen naarmate uw afdrukbehoeften veranderen.
>Verkorte installatiehandleidingen: worden geleverd
bij verbruiksartikelen en optionele accessoires. In deze
handleidingen wordt beschreven hoe u die artikelen en
accessoires installeert.
>Online Help: online informatie die bij het
printerstuurprogramma en de Status Monitor-software
hoort.
In de illustraties en afbeeldingen van de handleiding kunt u zien
dat bij het samenstellen meer dan een printer als voorbeeld is
gebruikt. Wat u ziet, is van toepassing op het model dat u
gebruikt.
O
NLINE GEBRUIK
Het is de bedoeling dat deze handleiding op het scherm wordt
gelezen met Adobe Acrobat Reader. Maak hierbij gebruik van de
functies voor navigatie en weergave van Acrobat.
Er zijn twee manieren waarop u specifieke informatie kunt
weergeven:
>Klik in de lijst met bladwijzers linksonder op het scherm
op het gewenste onderwerp om dat specifieke onderwerp
weer te geven. (Als de bladwijzers niet beschikbaar zijn,
gebruikt u de inhoudsopgave.)
B4400, B4400L/B4600, B4600L Gebruikershandleiding – Over deze handleiding > 10
Page 11
>Klik in de lijst met bladwijzers op Index om de Index weer
te geven. (Als de bladwijzers niet beschikbaar zijn,
gebruikt u de inhoudsopgave.) Zoek in de alfabetische
index naar de gewenste term en klik op het bijbehorende
paginanummer om de pagina met het gewenste
onderwerp weer te geven.
P
AGINA'S AFDRUKKEN
U kunt de hele handleiding, afzonderlijke pagina's of gedeelten
afdrukken. Ga als volgt te werk:
1.Kies vanaf de werkbalk Bestand> Afdrukken (of druk op
de toetsen Ctrl + P).
2.Geef aan welke pagina's u wilt afdrukken:
(a)[Alle pagina's] voor de hele handleiding.
(b)[Huidige pagina] voor de pagina die u aan het lezen
bent.
(c)[Pag in a' s van] en [t ot en met ] v oo r h et pag in ab er eik
dat u door het invoeren van paginanummers
opgeeft.
3.Klik op OK.
B4400, B4400L/B4600, B4600L Gebruikershandleiding – Over deze handleiding > 11
Page 12
G
EBRUIKTE AFKORTINGEN
In deze handleiding worden de volgende afkortingen gebruikt:
AFKORTINGBETEKENIS
CtrlControl
dpidots per inch
DIMMDual In-line Memory Module
nnetwerkkaart aanwezig
LampjeLight Emitting Diode
NICnetwerkinterfacekaart
PCLPrinter Control Language
PSPostScript (emulaties)
PSEPostScript-emulatie
RAMRandom Access Memory
SIDMSerial Impact Dot Matrix
B4400, B4400L/B4600, B4600L Gebruikershandleiding – Over deze handleiding > 12
Page 13
P
RINTERONDERDELEN
Met uitzondering van de bedieningspanelen, die in het volgende
hoofdstuk worden beschreven, ziet de buitenkant van de printers
B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln, B4600, B4600L, B4600n,
B4600Ln, B4600PS, B4600LPS en B4600nPS, B4600LnPS er
hetzelfde uit. Hieronder vindt u de belangrijkste onderdelen.
1.Bedieningspaneel (van B4400)
2.Uitvoervak (150 vel, afdrukzijde omlaag)
3.Knop voor het openen van de printerkap
4.Uitvoervak verlengstuk
5.Uitvoervak verlengstuk papiergeleider
6.Inhoudindicator papierlade
7.AAN/UIT-schakelaar
8.Uitvoervak aan de achterzijde (50 vel, afdrukzijde
In dit hoofdstuk wordt de werking van het bedieningspaneel van
uw printer beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk de software
Status Monitor beschreven. Dit hulpprogramma verzorgt de
statusinformatie van de B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln en de
equivalente statusinformatie in de menu's van de
besturingsschermen van de B4600, B4600L, B4600n, B4600Ln,
B4600PS, B4600LPS en B4600nPS, B4600LnPS. (Zie
‘Printerstuurprogramma’s’ voor de installatie van Status
Monitor.)
B4400, B4400L, B4400N, B4400L
B
EDIENINGSPANEEL
Het bedieningspaneel van de B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln
is uitgerust met 4 indicatielampjes en een knop Online. De LED's
geven van links naar rechts respectievelijk Power On, Ready,
Handinvoer en Fout aan.
LED-
INDICATORS
De LED-indicators geven de status van de printer op vijf
manieren aan:
>Indicator uit
N
>Indicator aan
>Knipperend 1 – knippert langzaam – knippert om de vier
seconden 1 keer lang
>Knipperend 2 – knippert – knippert 1 keer per seconde
De hoofdfuncties van de knop Online kunt u activeren door de
schakelaar kort in te drukken en weer los te laten. De
hoofdfuncties zijn als volgt:
>De printer offline zetten.
>De printer online zetten (gereed).
>Doorgaan met afdrukken na een afdrukoverschrijding,
paginaoverloop of ontvangstbufferoverloop.
>Het verwerken van gegevens onderbreken wanneer de
printer gegevens ontvangt en verwerkt.
>Het voortzetten van het verwerken van gegevens.
De secundaire functies van de knop Online worden geactiveerd
nadat u de printer offline hebt gezet en vervolgens de schakelaar
indrukt en ten minste twee seconden vasthoudt voordat u de
schakelaar loslaat. De secundaire functies zijn als volgt:
>De demonstratiepagina en menupagina's afdrukken.
OPMERKING
De demonstratiepagina en de menupagina's kunt u tevens
afdrukken met Status Monitor.
>De gegevens in de buffer afdrukken nadat het afdrukken
is geannuleerd.
De overige functies van de knop Online worden geactiveerd
nadat u de printer offline hebt gezet en vervolgens de schakelaar
indrukt en ten minste zeven seconden vasthoudt voordat u de
schakelaar loslaat. De overige functies zijn als volgt:
>Een reinigingspagina afdrukken.
OPMERKING
U kunt tevens een reinigingspagina afdrukken met Status
Monitor.
>De printer opnieuw instellen en de buffer leegmaken
nadat het afdrukken is geannuleerd.
OPMERKING
Als u voor de printer de standaardinstellingen van de
fabrikant opnieuw wilt instellen, drukt u de knop Online in en
houdt u deze vast. Tegelijkertijd schakelt u de printer in met
de hoofdschakelaar. De LED-indicators knipperen wanneer de
printer opnieuw met de standaardinstellingen is ingesteld.
S
TATUS MONITOR
Nadat u het printerstuurprogramma op de computer hebt
geïnstalleerd, installeert u Status Monitor. In dit hulpprogramma
wordt aangegeven wat er met de printer gebeurt wanneer deze in
gebruik is. (Zie het hoofdstuk getiteld 'Printerstuurprogramma’s'.)
Deze Status Monitor wordt tevens gebruikt voor het controleren en
wijzigen van de verschillende printerinstellingen.
De printerStatus Monitor gebruiken
U kunt als volgt de status van de printer raadplegen en de
printerinstellingen weergeven of wijzigen:
Klik op Start > Alle programma's> Okidata > Status Monitor en
kies de Status Monitor. De huidige printerstatus wordt
weergegeven.
Wanneer u dit tabblad selecteert, kunt u de informatie kiezen die
wordt weergegeven door Status Monitor en kunt u aangeven hoe
en wanneer Status Monitor verschijnt.
De standaardinstelling Waarschuwing zorgt ervoor dat Status
Monitor verschijnt wanneer onder bepaalde omstandigheden uw
aandacht nodig is, bijvoorbeeld wanneer de toner bijna op is.
In het menu Printer kunt u de interne instellingen van de printer
weergeven en wijzigen. U kunt dit zien als het softwareequivalent van een LCD-gebruikerspaneel dat zich aan de
voorkant van sommige printers bevindt.
De instellingen zijn ingedeeld in categorieën of 'menu's', zoals
het menu Informatie of het menu Afdrukken.
Een aantal van deze instelling lijkt op de instellingen in het
printerstuurprogramma of de toepassing. De instellingen die u
met deze software kunt wijzigen, fungeren als
standaardinstellingen van de printer. Deze instellingen kunnen
worden vervangen door de instellingen in het
printerstuurprogramma of de toepassing.
Als u bijvoorbeeld het aantal exemplaren in het menu Printer op
één hebt ingesteld, wordt dit vervangen als u drie exemplaren
van uw document in het printerstuurprogramma kiest.
Via dit menu hebt u toegang tot allerlei functies voor het
onderhoud van de printer.
MENU MAINTENANCE (ONDERHOUD)
ITEMSTANDAARDOPMERKINGEN
MENU STANDAARDWAARDEN
INSTELLEN
DRUMTELLER RESETTEN
MODUS ENERGIEBESPARINGENABLE
TRANSFERINSTELLING0
DARKNESS
(DONKERHEIDSGRAAD)
REINIGINGSPAGINA
AFDRUKKEN
(INSCHAKELEN)
0
Menu Gebruik
Dit menu is alleen bedoeld om informatie op te vragen en geeft
een indicatie van het totale gebruik van de printer en de
resterende gebruiksduur van de verbruiksmaterialen. Dit is met
name handig als u niet over een volledige set vervangende
verbruiksmaterialen beschikt en u wilt weten hoe snel u ze nodig
hebt.
MENU USAGE (VERBRUIK)
ITEMSTANDAARDOPMERKINGEN
TOTAAL AANTAL VELLENRESTERENDHet totale aantal vellen
DRUM LIFE (LEVENSDUUR
TROMMEL)
LEVENSDUUR TONER6 K=% 2,5
REMAINING%
(RESTEREND %)
K=%
dat de printer heeft
afgedrukt.
Een indicatie wanneer u
de drum moet
vervangen.
Een indicatie van de
hoeveelheid toner in de
cartridge.
Het bedieningspaneel van de B4600, B4600L, B4600n, B4600Ln,
B4600PS, B4600LPS en B4600nPS, B4600LnPS bestaat uit een
besturingsscherm met een menu, een LCD-scherm en een LEDindicator.
MENU
ITEMVALUESELECT
READY
ON LINE
P
ANEELONDERDELEN
Ready-indicator (groen). AAN – klaar om gegevens te ontvangen.
KNIPPEREND geeft aan dat gegevens worden verwerkt of een
fout is opgetreden.
-
++
-
-
CANCEL
1.Liquid Crystal Display. (LCD)-scherm. Twee regels met
maximaal 8 alfanumerieke tekens die de afdrukstatus,
menuonderdelen in de menumodus en de foutberichten
weergeven.
2.De knop Menu. Druk kort op deze knop om naar de
modus MENU te gaan. Druk nogmaals kort op de knop om
het volgende menu te selecteren. Druk deze knop langer
dan 2 seconden in om door de verschillende menu's te
bladeren.
3.De knop Item (+). Druk kort op deze knop om naar het
volgende menuonderdeel te gaan.
4.De knop Waarde (+). Druk kort op deze knop om naar
de volgende waarde-instelling van de verschillende
menuonderdelen te gaan.
5.De knop Selecteren. Druk kort op deze knop om het
menu, het onderdeel of de waarde op het LCD-scherm te
selecteren.
6.De knop Annuleren. Druk op deze knop om een
afdruktaak te annuleren.
7.De knop Waarde (+). Druk kort op deze knop om naar
de vorige waarde-instelling van de menuonderdelen te
gaan.
8.De knop Item (+). Druk kort op deze knop om naar het
vorige menuonderdeel te gaan.
9.De knop Online. Druk op deze knop om tussen de online
en offline status te schakelen.
OPMERKING
Wanneer u in de modus Menu op de knop Online drukt, gaat
de printer terug naar de status ONLINE. Wanneer u de knop
indrukt wanneer DATA PRESENT (GEGEVENS AANWEZIG)
wordt weergegeven, wordt de printer geforceerd om de
resterende gegevens in de printer af te drukken. Wanneer er
tevens een fout papiertype wordt aangegeven, drukt u op de
knop Online om de printer te forceren om af te drukken.
M
ENUFUNCTIES
In het menu Printer kunt u de interne instellingen van de printer
weergeven en wijzigen.
De instellingen zijn ingedeeld in categorieën of 'menu's', zoals
het menu Informatie of het menu Afdrukken.
Een aantal van deze instelling lijkt op de instellingen in het
printerstuurprogramma of de toepassing. De instellingen die u
met deze software kunt wijzigen, fungeren als
standaardinstellingen van de printer. Deze instellingen kunnen
worden vervangen door de instellingen in het
printerstuurprogramma of de toepassing.
Als u bijvoorbeeld het aantal exemplaren in het menu Printer op
één hebt ingesteld, wordt dit vervangen als u drie exemplaren
van uw document in het printerstuurprogramma kiest.
In de onderstaande tabellen ziet u de standaardinstellingen van
de fabriek.
Dit menu is alleen bedoeld om informatie op te vragen en geeft
een indicatie van het totale gebruik van de printer en de
resterende gebruiksduur van de verbruiksmaterialen. Dit is met
name handig als u niet over een volledige set vervangende
verbruiksmaterialen beschikt en u wilt weten hoe snel u ze nodig
hebt.
MENU USAGE (VERBRUIK)
ITEMSTANDAARDOPMERKINGEN
DRUM LIFE (LEVENSDUUR
TROMMEL)
TONER 6 K=% 2,5
M
ENU-INSTELLINGEN AFDRUKKEN
REMAINING%
(RESTEREND %)
K=%
Een indicatie wanneer u
de drum moet
vervangen.
Een indicatie van de
hoeveelheid toner in de
cartridge.
U kunt de huidige menu-instellingen bevestigen door een
menukaart af te drukken.
1.Druk op de knop Menu totdat u het menu Informatie ziet.
2.Druk op de knop Item totdat u door het display wordt
gevraagd of u de menukaart wilt afdrukken.
3.Druk op de knop Selecteren om de menukaart af te
Voor richtlijnen over het materiaal dat u voor de printer kunt
gebruiken, welke invoerlade en welke uitvoermethode u kunt
gebruiken, raadpleegt u het gedeelte "Informatie over papier en
lade" in het hoofdstuk "Specificaties".
P
APIER- EN ENVELOPPENSOORTEN
De fabrikant van deze printer raadt u aan de volgende richtlijnen
te hanteren wanneer u papier en enveloppen voor de printer
selecteert.
>Bewaar papier en enveloppen op een stapel in een droge
omgeving en uit de buurt van warmtebronnen. Laat
papier en enveloppen niet in direct zonlicht liggen.
>Gebruik glad afgewerkt papier, zoals kopieer- of
laserprinterpapier met een Sheffield-waarde (gladheid)
van 250 of lager. Neem in geval van twijfel contact op met
de leverancier van het papier.
>Gebruik enveloppen die geschikt zijn voor laserprinters.
>Het gebruik van zwaar of bedrukt papier heeft een
negatieve invloed op de levensduur van de
afbeeldingstrommel.
>Gebruik geen papier dat te glad is of glanzend papier.
>Gebruik geen papier met een te sterk reliëf.
>Vermijd het afdrukken op beide kanten en voer papier niet
tweemaal door de printer.
>Vermijd het gebruik van geperforeerd papier en papier
OPMERKING
Als u nieuw papier in een papierlade plaatst, raden wij u aan
eerst het oude papier uit de lade te verwijderen, daarna het
nieuwe papier te plaatsen en vervolgens het verwijderde
papier te plaatsen. Op deze manier zorgt u ervoor dat het
oude papier eerst wordt verbruikt en voorkomt u dat het
papier vastloopt.
1.Haal de papierlade onder uit de printer en plaats normaal
papier in de lade. Zorg ervoor dat de stapel papier in de
lade niet boven de pijlpunten op de papiergeleiders (1)
uitkomt.
OPMERKING
Laad papier met briefhoofd met de afdrukzijde omlaag en de
bovenkant aan de voorzijde van de papierlade.
2.Stel de steun van de achteruitvoer (2) bij naar gelang het
papierformaat dat u gebruikt door de handvatten (3) te
pakken, op te tillen en de steun naar voren of naar
achteren te schuiven.
3.Stel de papiergeleiders bij (1). Het is belangrijk om de
papiergeleiders bij te stellen omdat anders het papier
tijdens het afdrukproces kan worden verwrongen. Het
papier loopt mogelijk vast als u de geleiders niet bijstelt.
4.Plaats de lade weer in de printer. De indicator voor het
papierniveau (4) geeft u een visuele indicatie van de
hoeveelheid papier die zich in de lade bevindt.
OPMERKING
Als u de optionele tweede papierlade hebt geïnstalleerd (lade
2) en u afdrukt vanuit de eerste (bovenste) lade (lade 1),
kunt u de tweede (onderste) lade uittrekken om deze
opnieuw te vullen. Echter, als u afdrukt vanuit de tweede
(onderste) lade kunt u de eerste (bovenste) lade niet
uitnemen omdat hierdoor het papier vastloopt.
A
FDRUKKEN MET AFDRUKZIJDE OMHOOG EN OMLAAG
Als u wilt afdrukken en papier wilt uitvoeren met de afgedrukte
zijde naar beneden, controleert u of het uitvoervak aan de
achterzijde van de printer is gesloten (het papier wordt nu aan
de bovenzijde van de printer uitgevoerd). In het uitvoervak
boven op de printer worden de afgedrukte pagina's met de
afdrukzijde omlaag geplaatst, capaciteit 150 vel bij een gewicht
van 80 g/m². Pagina's die in leesvolgorde worden afgedrukt
(pagina 1 als eerste), worden in leesvolgorde gesorteerd (de
laatste pagina ligt bovenop met de afgedrukte zijde omlaag).
Als u wilt afdrukken met de afdrukzijde omhoog, moet de
achteruitvoerlade zijn geopend en de papiergeleider indien nodig
uitgeschoven. In deze stand wordt het papier aan de achterzijde
van de printer uitgevoerd, ongeacht de stuurprogrammainstellingen. Het papier wordt in omgekeerde volgorde gestapeld.
De capaciteit bedraagt 50 vellen van 80 g/m².
Gebruik altijd deze lade samen met de handinvoerlade voor
zwaar karton om te voorkomen dat het papier vastloopt.
A
UTOMATISCHE INVOERVOLGORDE
Als u geen extra lades hebt geïnstalleerd, is de functie Autotray
in het menu Print standaard ingesteld op OFF en de functie
Traysequence ingesteld op DOWN. Zorg ervoor dat de functie
Autotray is ingesteld op ON (standaard) wanneer een of beide
invoerladen zijn geïnstalleerd. Op deze manier wordt wanneer
het papier in een lade op is het papier automatisch genomen in
de volgorde Lade 1, Lade 2 (indien geïnstalleerd), de optionele
universele lade (indien gemonteerd), vooropgesteld dat deze
laden voor dezelfde papiersoort zijn geconfigureerd.
E
NVELOPPEN AFDRUKKEN
1.Trek de achterste uitvoerlade (1) naar buiten totdat deze
vastklikt en til de papiergeleider (2) omhoog.
2
1
3
2.Trek de handinvoerlade omlaag (3) en stel de
papiergeleiders in op de breedte van de enveloppe.
3.Plaats de enveloppe met de flap omlaag en naar links
totdat de enveloppe door de printer wordt ingevoerd.
4.Stel het enveloppenformaat en de oriëntatie liggend in het
softwareprogramma in en geef de opdracht Afdrukken.
Z
WAAR PAPIER OF KARTON
Van de hoofdpapierlade naar de bovenste uitvoerstapel worden
in de normale papierbaan twee volledige draaiingen van 180°
gemaakt. Hierdoor kan het gebeuren dat erg zwaar papier of
karton vastloopt of niet goed wordt ingevoerd.
Gebruik de handinvoerlade voor dit soort papier en het
achteruitvoervak om de afdrukken op te vangen. Op deze manier
krijgt u een bijna rechte papierbaan door de machine en heeft het
afdrukken een grotere kans van slagen.
I
NSTELLINGEN VOOR PAPIERINVOER, FORMAAT EN MATERIAAL
Bij het proces dat wordt toegepast voor het fixeren van de afdruk
op het papier is een combinatie van druk en hitte betrokken. Bij
te veel hitte raakt licht papier geplooid of gekreukt en raken
transparanten gegolfd. Bij te weinig warmte wordt de afdruk niet
volledig op zwaar papier gefixeerd.
OPMERKING
Hoewel u voor specifieke taken de materiaaleigenschappen
kunt instellen in het printerstuurprogramma, raden wij u aan
met de hand de printer in te stellen voor het materiaal op
basis van de procedure die hierna wordt beschreven.
B4400, B4400L, B4400N, B4400L
De afdrukkwaliteit voor verschillende papiersoorten wordt
bijgesteld door het materiaaltype als volgt te wijzigen:
1.Start de Status Monitor.
2.Kies het tabblad Printerinstellingen en klik op de knop
Printermenu.
3.Kies het tabblad Papier. Klik op de knop van de papierlade
die u gebruikt. Wijzig de instelling van het materiaaltype
en, indien nodig, het papierformaat in het formaat van het
papier dat u gebruikt.
Met het besturingsscherm op de printer kunt u kiezen:
>welk papier u wilt gebruiken
>welk papierformaat u wilt gebruiken
>welk papiergewicht (dikte) u wilt gebruiken
>welke papiersoort u wilt gebruiken
OPMERKING
> Als de instellingen op de printer niet overeenkomen met
de instellingen op de computer, drukt de printer niet af
en ziet u een foutbericht op het LCD.
> De navolgende printerinstellingen dienen alleen ter
illustratie. In sommige softwaretoepassingen dient u de
instellingen voor de papierinvoer, het formaat en het
materiaal te selecteren in de toepassing (paginainstelling).
> Hoewel u voor specifieke taken de
materiaaleigenschappen kunt instellen in het
printerstuurprogramma, raden wij u aan met de hand de
printer in te stellen voor het materiaal op basis van de
procedure die hierna wordt beschreven.
De papierinvoer selecteren
De papierinvoer, het papierformaat, het papiergewicht en het
materiaaltype kunt u als volgt met de hand op het
besturingsscherm van de printer instellen.
1.Druk op de knop Online om de printer weer in de offline
status te zetten.
2.Druk een aantal malen op de knop Menu totdat u PRINT
MENU ziet en druk vervolgens op de knop Selecteren.
3.Druk op de knop Item totdat u de gewenste papierinvoer
ziet.
4.Druk op de knop Selecteren. Er verschijnt een plusteken
(+) naast de papierinvoer die u hebt geselecteerd.
OPMERKING
Wanneer AUTO TRAY SW I T C H i s i n g e s t e l d o p O N e n m e e r d a n
een papierlade is geplaatst, schakelt de papierinvoer
automatisch over op de volgende beschikbare papierlade
zodat zonder onderbreking wordt afgedrukt.
Papierformaat
Stel als volgt het papierformaat in.
OPMERKING
> Wanneer u papierladen gebruikt, worden automatisch de
standaardpapierformaten herkend wanneer CASSETTE
SIZE (standaardinstelling) is geselecteerd. U dient het
papierformaat alleen te wijzigen voor aangepaste
papierformaten.
> Wanneer u de handinvoerlade gebruikt, dient u het
papierformaat te selecteren.
1.Druk op de knop Online om de printer weer in de offline
status te zetten.
2.Druk op de knop Menu totdat u PRINT MENU ziet en druk
vervolgens op de knop Selecteren.
3.Druk een aantal malen op de knop Item (+) of (-) totdat
u EDIT SIZE ziet.
4.Druk op de knop Waarde (+) of (-) totdat u het
gewenste papierformaat ziet en druk vervolgens op de
knop Selecteren. Er verschijnt een plusteken (+) naast
het papierformaat dat u hebt geselecteerd.
5.Druk op de knop On line om de printer weer in de ON
LINE status te zetten.
6.Selecteer de juiste papierinstellingen in het
printerstuurprogramma voordat u het bestand afdrukt.
Stel als volgt de materiaalsoort en het gewicht in
LET OP!
Als u de materiaalsoort en het gewicht verkeerd
instelt, neemt de afdrukkwaliteit af en kan de
fixeercilinder beschadigd raken.
1.Druk op de knop On line om de printer weer in de off line
status te zetten.
2.Druk op de knop Menu totdat u MEDIA MENU ziet en druk
vervolgens op de knop Select (Selecteren).
3.Druk op de knop Item (+) of (-) totdat u MEDIA TYPE of
MEDIA WEIGHT voor de gewenste lade ziet.
4.Druk op de knop Waarde (+) of (-) totdat u de
gewenste papiersoort of het gewicht ziet en druk
vervolgens op de knop Select (Selecteren). Er verschijnt
een plusteken (+) naast de papiersoort of het gewicht dat
u hebt geselecteerd.
5.Druk op de knop On line om de printer weer in de online
status te zetten.
Selecteer de juiste papierinstellingen in het
printerstuurprogramma voordat u het bestand afdrukt.
1.Parallel – voor rechtstreekse aansluiting op een pc. Voor
deze poort is een bidirectionele parallelle kabel
(compatibel met IEEE 1284) vereist.
2.USB – voor aansluiting op een pc met Windows 98 of
hoger (niet Windows 95 met een upgrade naar Windows
98) of Macintosh. Voor deze poort is een USB 2.0-kabel of
hoger vereist.
De werking van een printer is niet gegarandeerd als een
USB-compatibel apparaat tegelijk met andere USBcompatibele apparaten is aangesloten.
Als u meerdere printers van hetzelfde type aansluit,
worden deze weergegeven als *****, ***** (2), *****
(3), enzovoort. De nummering wordt bepaald door de
volgorde waarin de printers zijn aangesloten of worden
ingeschakeld.
3.Serieel – voor rechtstreekse aansluiting op een apparaat
dat gebruikmaakt van serieel afdrukken (alleen
verkrijgbaar als optie).
4.Ethernet – voor netwerkaansluiting. Deze poort is
standaard aanwezig op de B4400n, B4400Ln, B4600n,
B4600Ln en B4600nPS, B4600LnPS, en optioneel op de
B4400, B4400L, B4600, B4600L en B4600PS, B4600LPS.
OPMERKING
> Het is niet raadzaam tegelijkertijd seriële kabels/USB-
kabels en parallelle kabels aan te sluiten op de printer.
> Er worden geen interfacekabels bij de printer geleverd.
Als u de printer rechtstreeks aansluit op een standalonecomputer, gaat u door naar het volgende hoofdstuk getiteld
"Printerstuurprogramma's".
Wanneer uw printer als netwerkprinter wordt geïnstalleerd,
raadpleegt u het relevante onderwerp in de
Gebruikershandleiding van de netwerkinterfacekaart voor meer
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een
printerstuurprogramma installeert op twee besturingssystemen,
Windows en Macintosh.
Alle printerstuurprogramma's staan op de cd-rom (cd1) met de
printerstuurprogramma's. Raadpleeg het Leesmij-bestand op
deze cd voor de laatste informatie over het installeren van het
printerstuurprogramma.
W
INDOWS-BESTURINGSSYSTEMEN
1.Nadat Windows is gestart, plaatst u de cd-rom met de
printerstuurprogramma's (cd1) in het cd-rom-station.
2.Als de cd niet automatisch wordt uitgevoerd, gebruikt u
Start> Uitvoeren... en typt u E:\setup (E: staat voor het
cd-rom station) in het vak Openen.
3.Klik op OK.
4.Kies uw printermodel.
5.Klik op Installatie van het stuurprogramma >
Printerstuurprogramma installerenen volg de
aanwijzingen op het scherm om de installatie van het
stuurprogramma te voltooien.
6.Alleen voor de B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln: nadat
het stuurprogramma is geïnstalleerd, wordt Status
Monitor automatisch geïnstalleerd.
OPMERKING
Neem de tijd om de extra's op de cd te leren kennen. In de
Help worden bijvoorbeeld alle softwarehulpprogramma's in
het kort beschreven.
7.Voor de B4600, B4600L, B4600n, B4600Ln, B4600PS,
B4600LPS, B4600nPS, B4600LnPS: nadat het
stuurprogramma is geïnstalleerd, wordt het
hulpprogramma voor het wijzigen van de taal van het
gebruikerspaneel automatisch uitgevoerd. Kies de
voorkeurstaal voor de bediening.
In uw printer zijn mogelijk bepaalde opties geïnstalleerd.
Controleer op de menukaart of de geïnstalleerde opties zijn
geactiveerd (zie 'Huidige instellingen bevestigen' in
'Bedieningspanelen').
Zorg ervoor dat de opties zijn ingesteld in de stuurprogramma's
door de juiste configuratie in te stellen op het tabblad
Apparaatopties (PCL-emulaties) en of het tabblad
Apparaatinstellingen (PS-emulaties) die zijn beschreven in het
hoofdstuk getiteld "Bediening".
M
ACINTOSH-BESTURINGSSYSTEMEN
Raadpleeg het Leesmij-bestand op cd1 voor meer informatie over
de installatie van de relevante Macintosh-stuurprogramma's.
G
EÏNSTALLEERDE OPTIES
Zorg ervoor dat de geïnstalleerde opties zijn ingeschakeld in het
printerstuurprogramma.
EEN
STUURPROGRAMMA VOOR MAC KIEZEN
De modellen B4400, B4400L, B4400n, B4400Ln, B4600, B4600L
en B4600n, B4600Ln stellen u in staat om een PCLstuurprogramma voor de Mac te kiezen.
Voor de modellen B4600PS, B4600LPS en B4600nPS, B4600LnPS
moet u altijd een PS-stuurprogramma op Macintoshbesturingssystemen gebruiken.
In dit hoofdstuk wordt uitgebreid uitgelegd hoe u de printer in
een Windows- of Macintosh-omgeving bedient. Onder Windows
zijn PCL-emulaties beschikbaar voor alle printermodellen maar
zijn PS-emulaties alleen standaard op het model B4600nPS,
B4600LnPS en optioneel op de modellen B4600, B4600L en
B4600n, B4600Ln.
P
RINTERINSTELLINGEN IN WINDOWS
OPMERKING
De afbeeldingen in deze handleiding zijn van betrekking op de
Windows 2000 PCL- en PS-emulaties. De andere
systeemvensters zien er mogelijk anders uit maar de
principes blijven gelijk.
In de menu's van het bedieningspaneel en de menu's van de
Status Monitor (beschreven in het hoofdstuk getiteld
"Bedieningspanelen") hebt u toegang tot vele opties.
Ook de printerdriver van Windows bevat veel instellingen voor
dezelfde opties. Wanneer de onderdelen in het
printerstuurprogramma hetzelfde zijn als die in de menu's van
het bedieningspaneel en de Status Monitor en u documenten in
Windows afdrukt, hebben de instellingen van het Windowsprinterstuurprogramma voorrang boven de instellingen in de
menu's van het bedieningspaneel en de Status Monitor.
A
FDRUKVOORKEUREN IN WINDOWS-TOEPASSINGEN
Als u een document vanuit een Windows-toepassing afdrukt,
verschijnt het dialoogvenster Afdrukken. In dit dialoogvenster
wordt gewoonlijk de naam van de printer weergegeven waarop
het document wordt afgedrukt. Naast de naam van de printer
bevindt zich de knop Eigenschappen.
Als u op Eigenschappen klikt, wordt er een nieuw venster
geopend met een korte lijst met printerinstellingen die
beschikbaar zijn in het stuurprogramma en die u voor dit
document kunt selecteren. In de toepassing zijn alleen
instellingen beschikbaar die u eventueel wilt wijzigen voor
specifieke toepassingen of documenten. De instellingen die u hier
wijzigt, zijn meestal alleen geldig totdat de desbetreffende
toepassing wordt afgesloten.
De beschikbare tabbladen zijn het tabblad Instellingen, het
tabblad Taakopties en het tabblad Afbeelding.
Tabblad Setup.
1
2
3
4
5
6
1.Het papierformaat moet hetzelfde formaat hebben als het
papierformaat van uw document (tenzij u de afdruk wilt
aanpassen aan een ander formaat) en moet ook hetzelfde
formaat hebben als het papier dat in de printer is geladen.
2.U kunt de papierbron kiezen. Dit kan Lade 1 (de
standaardpapierlade) zijn, de handinvoerlade, Lade 2 (als
u de optionele secundaire papierlade hebt geïnstalleerd)
of de optionele universele papierlade. U kunt ook op het
juiste deel van de schermafbeelding klikken om de lade
van uw voorkeur te selecteren.
Als u Handmatig selecteert, wordt het selectievakje
Gewicht geactiveerd. U kunt deze instelling laten staan op
Printerinstelling of een selectie maken.
3.U kunt een aantal opties voor het afwerken van het
document selecteren, zoals normaal een pagina per vel of
x-op-één (waarbij x 2 of 4 kan zijn) voor het afdrukken
van meer dan een pagina per vel.
4.Bij handmatig 2-zijdig afdrukken kunt u afdrukken op één
kant van een vel of dubbelzijdig afdrukken (duplex)
gebruiken. U kunt met uw printer handmatig dubbelzijdig
afdrukken. Dit betekent dat u het papier tweemaal door
de printer moet voeren. Zie ‘Dubbelzijdig afdrukken
(alleen in Windows)’ op pagina 75 voor meer informatie.
Druk op de knop Duplex Help voor richtlijnen bij
handmatig dubbelzijdig afdrukken.
5.Als u al eerder afdrukvoorkeuren hebt ingesteld en als set
hebt opgeslagen, kunt u ze opnieuw opvragen zodat u ze
niet telkens opnieuw hoeft in te stellen als u ze nodig
hebt.
6.U kunt de standaardinstellingen met één druk op een
knop herstellen.
Tabblad Taakopties
4
5
1
6
2
3
7
1.De uitvoerresolutie van de afgedrukte pagina kan als volgt
worden ingesteld.
>Wanneer ProQ1200 is ingesteld, wordt het materiaal
afgedrukt met 2400 x 600 dpi. Voor deze instelling is het
meeste printergeheugen vereist en is de afdruktijd het
langst. De afgedrukte pagina's kunnen worden aangepast
aan groter of kleiner papier. Dit is de beste optie voor het
afdrukken van foto's.
> Met de instelling Fijn/Detail drukt u bij 1200 x 1600 dpi
af. Dit is de beste optie voor het afdrukken van
vectorobjecten, zoals afbeeldingen en tekst.
> Met de instelling Normaal drukt u bij 600 x 600 dpi af.
Deze instelling is voor de meeste afdruktaken geschikt.
> Bij de conceptinstelling wordt afgedrukt met 300 x 300
dpi. Deze instelling is geschikt voor
conceptdocumenten die hoofdzakelijk tekst bevatten.
U kunt Bespaar toner inschakelen om toner voor
sommige afdruktaken te besparen.
2.De afdrukstand kan worden ingesteld op staand (lengte)
of liggend (breedte). Beide weergaven kunnen met 180
graden worden gedraaid.
3.U kunt watermerktekst afdrukken achter de afbeelding
van de hoofdpagina. Dit is handig voor het markeren van
documenten als concept, vertrouwelijk, enzovoort.
Als u speciaal afdrukmateriaal wilt gebruiken, zoals
formulieren en briefpapier, maar geen voorbedrukt
materiaal wilt gebruiken, kunt u dit materiaal zelf maken
met behulp van overlays. Zie ‘Overlays en macro's (alleen
Windows)’ op pagina 77 voor meer informatie. Druk op de
knop Overlays voor richtlijnen bij handmatig dubbelzijdig
afdrukken.
4.In de modus Raster (bitmap) wordt de pagina verwerkt
door de computer en bijna niet door de printer, hoewel de
bestandsgrootte aanzienlijk kan zijn. In de modus Vector
zijn de bestandsgrootten kleiner en kunnen de gegevens
sneller over bijvoorbeeld een netwerk worden verzonden.
Deze effecten zijn geschikter voor het afdrukken van
afbeeldingen dan het afdrukken van tekst.
5.U kunt maximaal 999 exemplaren opeenvolgend
afdrukken, hoewel u de papierlade tijdens dergelijke lange
afdruktaken moet aanvullen.
6.Het formaat van uw afgedrukte pagina's kan worden
aangepast aan groter of kleiner briefpapier binnen een
bereik van 25% tot 400% van het oorspronkelijke
formaat.
7.U kunt de standaardinstellingen met één druk op een
knop herstellen.
Het tabblad Afbeelding
1
2
3
4
5
1.Bij Rasteren wordt een tussenliggende grijsschaal
geproduceerd door het bijstellen van de combinatie van
punten tijdens het afdrukken. Wanneer u een instelling
selecteert, bepaalt u de mate van detail waarmee een
afbeelding wordt afgedrukt. Met Net bepaalt u dat een
scherm met punten wordt gebruikt voor rasteren terwijl u
bij Zeer fijn bepaalt dat een reeks lijnen voor Rasteren
wordt gebruikt.
2.Selecteer de rastertextuur door de puntgrootte voor het
halftoonscherm in te stellen.
3.Stel deze functie in om grijsschaaleffecten in het zwart
zonder rastering af te drukken. Schakel het selectievakje
in om afdrukken in grijswaarden uit te schakelen, of
schakel het selectievakje uit om afdrukken in
grijswaarden in te schakelen.
4.U kunt de helderheid met de hand regelen (hoe hoger de
instelling des te helderder de afdruk) en het contrast
U kunt de papierbron instellen of ongewijzigd laten door
automatische selectie. Met de knop Geavanceerd hebt u
toegang tot dezelfde reeks opties als de opties die hierboven zijn
beschreven voor het tabblad Indeling.
1.De uitvoerresolutie van de afgedrukte pagina kan als volgt
worden ingesteld.
> Wanneer ProQ1200 is ingesteld, wordt het materiaal
afgedrukt met 2400 x 600 dpi. Voor deze instelling is
het meeste printergeheugen vereist en is de afdruktijd
het langst. Dit is de beste optie voor het afdrukken van
foto's.
> Met de instelling Hoge kwaliteit drukt u bij 1200 x 1600
dpi af. Dit is de beste optie voor het afdrukken van
vectorobjecten, zoals afbeeldingen en tekst.
> Met de instelling Normaal drukt u bij 600 x 600 dpi af.
Deze instelling is voor de meeste afdruktaken geschikt.
U kunt Bespaar toner inschakelen om toner voor
sommige afdruktaken te besparen.
2.U kunt watermerktekst afdrukken achter de afbeelding
van de hoofdpagina. Dit is handig voor het markeren van
documenten als concept, vertrouwelijk, enzovoort.
Als u speciaal afdrukmateriaal wilt gebruiken, zoals
formulieren en briefpapier, maar geen voorbedrukt
materiaal wilt gebruiken, kunt u dit materiaal zelf maken
met behulp van overlays. Zie ‘Overlays en macro's (alleen
Windows)’ op pagina 77 voor meer informatie. Druk op de
knop Overlays voor richtlijnen bij handmatig dubbelzijdig
afdrukken.
3.U kunt maximaal 999 exemplaren opeenvolgend
afdrukken, hoewel u de papierlade tijdens dergelijke lange
afdruktaken moet aanvullen.
4.De afgedrukte pagina's kunnen worden aangepast aan
groter of kleiner papier.
5.Met de knop Geavanceerd hebt u de mogelijkheid om
een afbeelding in spiegelbeeld of als negatief af te
drukken.
6.U kunt de standaardinstellingen met één druk op een
knop herstellen.
I
NSTELLINGEN IN HET CONFIGURATIESCHERM VAN WINDOWS
Wanneer u het venster met drivereigenschappen rechtstreeks
opent vanuit Windows in plaats van via een toepassing, zijn er
meer instellingen beschikbaar. De wijzigingen die u hier
aanbrengt, beïnvloeden in het algemeen alle documenten die u
afdrukt vanuit Windows-toepassingen en worden opgeslagen
voor alle Windows-sessies.
PCL-emulatie
De belangrijkste tabbladen zijn het tabblad Algemeen, het
tabblad Geavanceerd en het tabblad Apparaatopties.
1.Op dit tabblad ziet u de belangrijkste functies van de
printer, inclusief de optionele onderdelen.
2.Met deze knop worden dezelfde vensters geopend als de
vensters die eerder zijn beschreven voor items die kunnen
worden ingesteld in toepassingen. De wijzigingen die u
hier aanbrengt worden echter de nieuwe
standaardinstellingen voor alle Windows-toepassingen.
3.Met deze knop wordt een testpagina afgedrukt om te
controleren of de printer goed werkt.
OPMERKING
De bovengenoemde functies zijn van het besturingssysteem
Windows 2000 en variëren voor andere besturingssystemen.
1.U kunt opgeven op welke tijd van de dag de printer
beschikbaar is.
2.De huidige prioriteit wordt aangegeven, van 1 (laagste)
tot 99 (hoogste). Documenten met de hoogste prioriteit
worden het eerst afgedrukt.
3.Hiermee geeft u op dat documenten in de wachtrij moeten
worden geplaatst (opgeslagen in een speciaal
afdrukbestand) voordat deze worden afgedrukt. Het
document wordt vervolgens op de achtergrond afgedrukt,
zodat de toepassing sneller beschikbaar wordt. Opties
volgen:
Hiermee geeft u op dat het afdrukken pas moet worden
gestart wanneer de laatste pagina in de wachtrij is
geplaatst. Als tijdens het afdrukken door de toepassing
verdere berekeningen moeten worden uitgevoerd,
waardoor de afdruktaak langer wordt onderbroken dan een
korte periode, wordt mogelijk aangenomen dat het
afdrukken van het document al is voltooid. Als u deze optie
inschakelt, wordt deze situatie voorkomen, maar wordt de
afdruktaak iets later voltooid, omdat het begin van de
afdruktaak wordt uitgesteld.
Deze optie is het tegenovergestelde van de optie die
hiervóór is genoemd. Het afdrukken wordt direct gestart
nadat het document in de wachtrij wordt geplaatst.
4.Hiermee kunt u opgeven dat het document niet in de
wachtrij moet worden geplaatst, maar direct moet worden
afgedrukt. De toepassing kan normaal gesproken niet
verder worden gebruikt totdat de afdruktaak is voltooid.
Aangezien er in dit geval geen wachtrijbestand is, is er
minder ruimte nodig op de vaste schijf van de computer.
5.Hiermee kunt u aangeven dat de spooler de
documentinstellingen moet controleren en deze moet
afstemmen op de printerinstellingen voordat het
document naar de printer wordt verzonden. Als er een
fout wordt gedetecteerd, blijft het document in de wachtrij
staan en wordt het pas afgedrukt wanneer de
printerinstellingen zijn gewijzigd en het document
opnieuw wordt geactiveerd vanuit de afdrukwachtrij. Ook
wanneer de wachtrij documenten bevat waarvan de
instellingen niet zijn afgestemd, worden de correct
afgestemde documenten wel afgedrukt.
6.Hiermee geeft u aan dat de spooler bij het bepalen van de
afdrukvolgorde voorrang moet geven aan documenten die
al volledig in de wachtrij zijn geplaatst, zelfs als voltooide
documenten een lagere prioriteit hebben dan documenten
die nog niet volledig in de wachtrij zijn geplaatst. Als er
nog geen documenten volledig in de wachtrij zijn
geplaatst, hebben grotere documenten in de wachtrij
voorrang boven kleinere documenten. Gebruik deze optie
als u de efficiëntie van de printer wilt optimaliseren.
Wanneer deze optie is uitgeschakeld, worden er alleen
documenten gekozen op basis van de
prioriteitsinstellingen.
7.Hiermee geeft u aan dat er geen documenten via de
spooler mogen worden verwijderd nadat deze zijn
voltooid. Hierdoor kunnen documenten opnieuw vanaf de
spooler naar de printer worden verzonden in plaats van
deze opnieuw af te drukken vanuit de toepassing. Als u
deze optie vaak gebruikt, is er veel ruimte nodig op de
vaste schijf van de computer.
8.Hiermee geeft u aan of de geavanceerde functies, zoals
pagina's per vel, beschikbaar zijn. Dit is afhankelijk van
uw printer. Laat deze optie ingeschakeld voor normale
afdruktaken. U kunt de functie uitschakelen bij
compatibiliteitsproblemen. In dat geval zijn deze
geavanceerde opties echter mogelijk niet beschikbaar,
hoewel deze wel door de hardware worden ondersteund.
9.Met deze knop hebt u toegang tot dezelfde
instellingsvensters als bij het afdrukken vanuit
toepassingen. Wijzigingen die zijn aangebracht in het
Configuratiescherm van Windows worden de Windowsstandaardinstellingen.
10.U kunt een scheidingspagina ontwerpen en opgeven die
wordt afgedrukt tussen de verschillende documenten. Dit
is met name handig bij een gedeelde printer, omdat elke
gebruiker zo makkelijk zijn/haar eigen documenten in de
uitvoerstapel kan terugvinden.
OPMERKING
De bovengenoemde functies zijn van het besturingssysteem
Windows 2000 en variëren voor andere besturingssystemen.
In dit venster kunt u selecteren welke optionele upgrades op de
printer zijn geïnstalleerd. Zie het hoofdstuk getiteld
"Installatieopties".
PS-emulaties
De belangrijkste tabbladen zijn het tabblad Algemeen, het
tabblad Geavanceerd en het tabblad Apparaatinstellingen.
De tabbladen Algemeen en Geavanceerd zijn hetzelfde als van de
PCL-emulaties, die eerder zijn beschreven.
Als u dubbelzijdig of handmatig duplexafdrukken wilt uitvoeren,
moet u het papier tweemaal door de printer voeren. U kunt
dubbelzijdig afdrukken met de papierlade of de handinvoerlade.
Dubbelzijdig afdrukken wordt alleen in Windowsbesturingssystemen ondersteund.
H
ANDMATIG DUPLEXAFDRUKKEN MET DE PAPIERLADE
1.Zorg ervoor dat er voldoende papier in de papierlade is
om de afdruktaak te kunnen uitvoeren.
2.Kies Bestand -> Afdrukken en klik op de knop
Voorkeuren. Kies in de vervolgkeuzelijst voor
dubbelzijdig afdrukken de optie 'Lange rand' of 'Korte
rand' op basis van uw afdrukvoorkeuren. Als u meer
informatie nodig hebt, klikt u op de knop Duplex Help.
Klik vervolgens op de knop Afdrukken.
W
INDOWS
)
3.Eerst wordt elke tweede pagina van uw document
afgedrukt. Wanneer dit is voltooid, wordt een bericht op
het scherm weergegeven waarin u wordt gevraagd het
papier op te tillen, om te draaien en in de papierlade te
plaatsen.
4.Open de papierlade.
5.Haal het afgedrukte papier uit het uitvoervak en plaats
het papier in de papierlade met de afgedrukte zijde
omhoog en de onderzijde van het papier naar de printer.
6.Sluit de papierlade en druk op de knop Online. Het
berichtvenster wordt gesloten en de resterende pagina's
van het document worden afgedrukt.
H
ANDMATIG DUPLEXAFDRUKKEN MET DE HANDINVOERLADE
OPMERKING
Wanneer u afdrukt met de handinvoerlade, voert u de
pagina's één voor één in. U kunt de standaard handinvoerlade
of de optionele universele lade gebruiken, vooropgesteld dat
deze is geïnstalleerd.
1.Pas de papiergeleiders aan het papierformaat in de
handinvoerlade aan.
2.Plaats één vel papier tegelijk in de handinvoerlade. Het
papier wordt automatisch gepositioneerd.
3.Kies Bestand -> Afdrukken om het dialoogvenster
Afdrukken weer te geven.
4.Klik op de knop Voorkeuren Kies in de vervolgkeuzelijst
voor dubbelzijdig afdrukken de optie 'Lange rand' of 'Korte
rand' op basis van uw afdrukvoorkeuren. Als u meer
informatie nodig hebt, klikt u op de knop Duplex Help.
5.Nadat elke tweede pagina is afgedrukt, haalt u het papier
uit het uitvoervak.
6.Leg één vel papier tegelijk in de handinvoerlade met de
afdrukzijde omlaag en de bovenzijde van het papier
richting de printer. Zorg ervoor dat het papier wordt
vastgepakt.
7.Druk op de knop Online. De resterende pagina's van uw
document worden afgedrukt op de blanco zijde van het
papier met één vel tegelijk omdat u het in de
handinvoerlade invoert.
Als u speciaal afdrukmateriaal wilt gebruiken, zoals formulieren
en briefpapier, maar geen voorbedrukt materiaal wilt gebruiken,
kunt u dit materiaal zelf maken met behulp van deze
geavanceerde mogelijkheden.
U kunt PostScript-overlays gebruiken om al uw speciale
formulieren te genereren en op te slaan in de printer zodat u ze
kunt gebruiken wanneer u ze nodig hebt. Als u de PCL-driver hebt
geïnstalleerd, worden met macro’s vergelijkbare functies
uitgevoerd.
OPMERKING
Er zijn geen PostScript-overlays beschikbaar voor
Windows 95/98/ME.
U kunt verscheidene overlays of macro’s maken en ze op elke
gewenste manier combineren om zo een heel scala aan
formulieren en ander speciaal afdrukmateriaal te maken. Elke
afbeelding kan alleen op de eerste pagina, op alle pagina’s of op
elke tweede pagina worden afgedrukt, of alleen worden
afgedrukt op de pagina's die u opgeeft.
P
OSTSCRIPT-OVERLAYS MAKEN
?
W
INDOWS
)
Neem de volgende drie stappen om een overlay te maken:
1.Maak het formulier in uw eigen toepassing en druk het
formulier af naar een PRN-bestand (afdrukbestand).
2.Gebruik het hulpprogramma Storage Device Manager dat
is meegeleverd op de cd bij uw printer om een “project
file” (projectbestand) te maken, importeer de PRNbestanden en laad het gegenereerde HST-bestand
(filterbestand) naar de printer. Het projectbestand bevat
een of meer overlayafbeeldingen die functioneel
verbonden zijn, zoals de afbeeldingen voor het voorblad
en de vervolgpagina voor zakelijke brieven.
3.Gebruik de geladen bestanden om de overlays te
definiëren zodat u ze bij het afdrukken van uw
documenten kunt gebruiken.
Selecteer bij het afdrukken van overlaybestanden naar schijf
geen speciale functies, zoals dubbelzijdig afdrukken of meerdere
exemplaren. Deze zijn niet van toepassing op overlays. Ze zijn
alleen van toepassing op uw uiteindelijke documenten.
DE
OVERLAY MAKEN
1.Gebruik de toepassing van uw voorkeur, misschien een
grafisch programma, om de gewenste overlay te maken
en sla de overlay op.
2.Open het
dialoogvenster
Afdrukken… van
uw toepassing.
13
2
3.Controleer bij
Naam (1) of de
juiste PostScriptprinterdriver is
geselecteerd.
4.Selecteer de optie Afdrukken naar bestand (2).
5.Klik op de knop Eigenschappen (3) om het venster
Document Properties (Documenteigenschappen) te
openen.
6.Kies op het tabblad
Overlay de optie Create Form (Formulier maken)
4
in de keuzelijst (4).
7.Klik op OK om het
venster Document
Properties
(Documenteigenschappe
n) te sluiten.
8.Klik nogmaals op OK om
het dialoogvenster
Afdrukken te sluiten.
9.Voer een beschrijvende naam in met de extensie .PRN als
u een naam voor het afdrukbestand moet opgeven.
1.Start vanuit het menu Start van Windows de Storage
Device Manager (SDM) en laat SDM de printer opsporen.
2.Kies Printers→Nieuw project.
3.Kies Printers→Bestand aan project toevoegen.
4.Selecteer in de keuzelijst Files of Type (Bestandstypen) de optie PRN Files (*.prn) (Printerbestanden *.prn).
5.Ga naar de map waarin de PRN-bestanden zijn
opgeslagen en selecteer één of meer bestanden die u in
de overlayset wilt opnemen.
U kunt meer dan één PRN-bestand in een project
opnemen. U kunt bijvoorbeeld een macrobestand voor
voorbladen en een macrobestand voor vervolgpagina’s
opnemen. Gebruik de standaardtechnieken van Windows
(met de toetsen Shift of Ctrl) om meerdere bestanden
tegelijk te selecteren.
6.Klik op Open (Openen) om deze bestanden aan het
huidige project toe te voegen.
7.Als er een berichtvenster verschijnt waarin wordt
bevestigd dat er een filterbestand is gemaakt, klikt u op
OK om het berichtvenster te sluiten.
8.In het projectvenster wordt één HST-bestand
weergegeven voor elk printerbestand dat is toegevoegd.
Schrijf deze namen zorgvuldig op. Zorg ervoor dat u de
namen exact overneemt, zoals ze worden weergegeven.
De namen zijn hoofdlettergevoelig. Later hebt u deze
namen weer nodig.
9.Kies Projecten→ProjectOpslaan en voer een
beschrijvende naam in (bijvoorbeeld “Briefpapier”)
waaraan u het project later kunt herkennen als u
wijzigingen wilt aanbrengen.
10.Kies Projecten→Projectbestanden naar de printer
verzenden om het project naar de printer te laden.
Als u een harde schijf in de printer hebt geïnstalleerd, laadt
SDM bestanden automatisch naar deze harde schijf. Als er
geen schijf is geïnstalleerd, laadt SDM bestanden in het
flashgeheugen. Als u over een harde schijf beschikt, maar
de bestanden liever in het flashgeheugen laadt, dubbelklikt
u in het projectvenster op de bestandsnaam, voert u onder
Volume %Flash0% in en klikt u op OK.
11.Als het bericht “Command Issued” (Opdracht verzonden)
verschijnt om te bevestigen dat het laden is voltooid, klikt
u op OK om het bericht te sluiten.
EEN
TESTAFDRUK VAN DE OVERLAY MAKEN
1.Klik op het printerpictogram van de relevante printer en kies Printers→Formulier testen.
2.Selecteer in het venster Test PostScript Form (PostScript-
formulier testen) elke overlay en klik op OK om de
overlays te testen. Na een korte pauze waarin de printer
het formulier verwerkt, wordt het formulier afgedrukt.
3.Klik op Afsluiten als elke overlay is getest.
4.Klik op de standaardknop Sluiten (X) van Windows of
kies Projecten→Afsluiten om de Storage Device
Manager af te sluiten.
O
VERLAYS DEFINIËREN
Dit is de laatste stap voordat de nieuwe overlays gereed zijn voor
gebruik.
1.Open het venster Printers (“Printers en Faxen” in
Windows XP) via het menu Start of via het
Configuratiescherm van Windows.
2.Klik met de rechtermuisknop op het relevante pictogram
van de PostScript-printer en kies Afdrukvoorkeuren in
het snelmenu.
3.Klik op het tabblad Overlay op de knop New (Nieuw).
naam (2) in voor deze overlay
en kies op welke pagina's (3)
van uw document deze overlay
moet worden toegepast.
4
5
5.Voer de naam van het
overlaybestand (4) exact in
zoals de naam werd
weergegeven in het
projectvenster van de Storage Device Manager. De naam
is hoofdlettergevoelig.
Als u de namen van de overlays niet hebt opgeschreven
toen u de overlays maakte, kunt u ze vinden met behulp
van de Storage Device Manager. U kunt ook via het
informatiemenu van de printer een lijst met de namen van
de overlays afdrukken.
6.Klik op Add Toevoegen (5) om deze overlay toe te voegen
aan de lijst met gedefinieerde overlays.
7.Klik op OK om het venster Define Overlay (Overlay
definiëren) te sluiten.
De nieuwe overlay wordt nu in de lijst Defined Overlays
weergegeven in het eigenschappenvenster van de printer.
8.Herhaal de bovenstaande procedure als u nog meer
overlays wilt definiëren.
9.Klik op OK als u gereed bent om het
eigenschappenvenster van de printer te sluiten.
De nieuwe overlays zijn nu gereed en kunnen worden gebruikt
voor toekomstige documenten.
Als u de overlays eenmaal hebt gedefinieerd, kunt u ze voor elk
document gebruiken. In het voorbeeld dat hier wordt gegeven,
worden twee overlays gebruikt voor zakelijke brieven. De eerste
overlay wordt alleen op het voorblad afgedrukt en de tweede
wordt alleen op de vervolgpagina's afgedrukt.
1.Bereid uw document op de normale manier in uw eigen
toepassing voor. Zorg er indien nodig voor dat u het
document zo indeelt dat het in de beschikbare ruimte
past.
2.Open het dialoogvenster Afdrukken… van uw toepassing
en kies de gewenste opties. Controleer of als doelprinter
uw PostScript-printerdriver met de gedefinieerde overlays
is ingesteld.
3.Klik op de knop Eigenschappen om het venster Printing
Preferences (Afdrukvoorkeuren) te openen.
4.Kies op het tabblad
Overlays de optie Use Overlay (Overlay
1
gebruiken) in de
keuzelijst (1).
5.Klik op de eerste
overlay (2) die u wilt
gebruiken. In dit
3
2
4
voorbeeld is dit de overlay
voor het voorblad. Klik op
de knop Add
(Toevoegen) (3).
6.Klik op de tweede overlay (4) en klik nogmaals op de knop
Add (Toevoegen) (3) als u nog een andere overlay wilt
gebruiken, in dit geval voor de vervolgpagina.
7.Klik op OK als u alle overlays hebt geselecteerd die u voor
dit document wilt gebruiken.
8.Klik tot slot op OK in de het dialoogvenster Afdrukken van
de toepassing om het afdrukken te starten.
Neem de volgende drie stappen om een overlay te maken:
1.Maak het formulier in uw eigen toepassing en druk het
formulier af naar een PRN-bestand (afdrukbestand).
2.Gebruik het hulpprogramma Storage Device Manager dat
is meegeleverd is op de cd bij uw printer om een “project
file,” te maken, importeer het PRN-bestand en laad de
gegenereerde BIN-bestanden (filterbestanden) naar de
printer.
3.Gebruik de geladen bestanden om de overlay te definiëren
zodat u de overlay voor toekomstige documenten kunt
gebruiken.
Selecteer bij het afdrukken van overlaybestanden naar de
schijf geen speciale functies, zoals dubbelzijdig afdrukken
of meerdere exemplaren. Deze zijn niet van toepassing op
macro's. Ze zijn alleen van toepassing op uw uiteindelijke
documenten.
DE
OVERLAY MAKEN
1.Gebruik de toepassing van uw voorkeur, misschien een
grafisch programma, om de gewenste overlay te maken
en sla de overlay op.
2.Open het dialoogvenster
Afdrukken… van uw
13
toepassing.
3.Controleer bij Naam (1)
of de juiste PCLprinterdriver is
geselecteerd.
4.Selecteer de optie
Afdrukken naar
bestand (2).
5.Voer een beschrijvende naam in met de extensie .prn als
1.Start vanuit het menu Start van Windows de Storage
Device Manager (SDM) en laat SDM de printer opsporen.
2.Kies Printers→Nieuw project om een nieuw project te
openen.
3.Kies Printers→Macrobestand filteren. Het
dialoogvenster Filter Printer Patterns (Printerpatronen
filteren) verschijnt. Wijzig eventueel de benodigde
instellingen en klik op OK.
Voorbeeld: Als u een zwart ovaal maakt in MS Paint en de
filters voor kleuropdrachten niet uitschakelt, wordt het
zwarte ovaal afgedrukt als een zwarte rechthoek wanneer
u de overlay gebruikt. Als u de ovale vorm wilt behouden,
moet u de filters “Configure Image Data,” “Palette ID” en
“Palette Control” (Beeldgegevens configureren, Palet-id en
Paletbeheer) uitschakelen.
4.Selecteer in de keuzelijst Files of Type (Bestandstypen)
de optie PRN Files (*.prn) (Printerbestanden *.prn).
5.Ga naar de map waarin de PRN-bestanden zijn
opgeslagen en selecteer één of meer bestanden die u in
de overlayset wilt opnemen.
U kunt meer dan één macrobestand in een project
opnemen. U kunt bijvoorbeeld een macrobestand voor
voorbladen en een macrobestand voor vervolgpagina’s
opnemen. Gebruik de standaardtechnieken van Windows
(met de toetsen Shift of Ctrl) om meerdere bestanden
tegelijk te selecteren.
6.Klik op Open (Openen) om deze bestanden aan het
huidige project toe te voegen. (U kunt ze ook direct vanuit
Windows Verkenner naar het projectvenster slepen.) Als
er een berichtvenster verschijnt waarin wordt bevestigd
dat er een filterbestand is gemaakt, klikt u op OK om het
berichtvenster te sluiten.
7.In het projectvenster wordt één BIN-bestand
weergegeven voor elk printerbestand dat is toegevoegd.
Schrijf deze namen op. Neem de naam en het id-nummer
van elk bestand exact over. U heeft ze later nodig.
Als u de namen of de id-nummers wilt wijzigen, dubbelklikt
u op de bestandsnaam en wijzigt u de gegevens.
Houd er rekening mee dat namen hoofdlettergevoelig zijn.
8.Kies Projects (Projecten)→SaveProject (Projecten
opslaan) en voer een beschrijvende naam in (bijvoorbeeld
“Briefpapier”) waaraan u het project kunt herkennen.
9.Kies Projecten→Projectbestanden naar de printer
verzenden om het project naar de printer te laden.
10.Als het bericht “Command Issued” (Opdracht verzonden)
verschijnt om te bevestigen dat het laden is voltooid, klikt
u op OK om het bericht te sluiten.
EEN
TESTAFDRUK VAN DE MACRO MAKEN
1.Kies Printers→Test Macro (Macro testen).
2.Voer in het venster Test Macro (Macro testen) het id-
nummer in en klik op OK. Na een korte pauze wordt de
macro afgedrukt.
3.Klik op Exit (Afsluiten) wanneer elke macro is getest.
4.Klik op de standaardknop Sluiten (X) van Windows of
kies Projecten→Afsluiten om de Storage Device
Manager af te sluiten.
O
VERLAYS DEFINIËREN
Dit is de laatste stap voordat de nieuwe overlays gereed zijn voor
gebruik.
1.Open het venster Printers (“Printers en Faxen” in
Windows XP) via het menu Start of via het
Configuratiescherm van Windows.
2.Klik met de rechtermuisknop op het relevante pictogram
van de PostScript-printer en kies Afdrukvoorkeuren in
het snelmenu.
3.Klik op het tabblad Job Options (Taakopties) op de knop
Overlay.
4.Klik in het venster Overlay op
de knop Define Overlays
(Overlays definiëren) (1).
1
5.Voer in het venster Definiëren
overlays (Overlays definiëren)
de naam (a) en ID(b) van de
gewenste overlay in en
definieer op welke
pagina('s) (c) van uw
documenten deze overlay moet
worden toegepast. Klik op de
3
a
b
c
knop Add (Toevoegen) (3) om
deze overlay toe te voegen aan
4
de lijst met gedefinieerde
overlays. Herhaal de procedure eventueel voor de overige
gerelateerde overlays. Klik, als u gereed bent, op de knop
Afsluiten (4) om het venster te sluiten.
In het voorbeeld worden twee gedefinieerde overlays
weergegeven, één voor het voorblad en één voor de
vervolgpagina’s.
Namen en id's van overlaybestanden moeten exact worden
ingevoerd zoals ze in het projectvenster van de Storage
Device Manager werden weergegeven. De namen zijn
hoofdlettergevoelig.
Als u de namen van de overlays niet hebt opgeschreven
toen u de overlays maakte, kunt u ze vinden met behulp
van de Storage Device Manager. U kunt ook via het menu
Information (Informatie) van de printer een lijst met de
namen van de overlays afdrukken.
De nieuwe overlays verschijnen nu in de lijst Defined
Overlays (Gedefinieerde overlays) in het
eigenschappenvenster van de printer.
6.Klik, als u gereed bent, op OK om het venster
Afdrukvoorkeuren te sluiten.
De nieuwe overlays zijn nu gereed en kunnen worden gebruikt
voor toekomstige documenten.
A
FDRUKKEN MET
PCL-
OVERLAYS
Als u de overlays eenmaal hebt gedefinieerd, kunt u ze voor elk
document gebruiken. In het voorbeeld dat hier wordt gegeven,
worden twee overlays gebruikt voor zakelijke brieven. De eerste
overlay wordt alleen op het voorblad afgedrukt en de tweede
wordt alleen op de vervolgpagina's afgedrukt.
1.Bereid uw document op de normale manier in uw eigen
toepassing voor. Zorg ervoor dat u het document zo
indeelt dat het in de beschikbare ruimte van de
briefhoofdoverlay past.
2.Open het dialoogvenster Afdrukken… van uw toepassing
en kies de opties die u wilt gebruiken. Controleer of als
doelprinter uw PostScript-printerdriver met de
gedefinieerde overlays is ingesteld.
3.Klik op de knop Eigenschappen om het venster Printing
Preferences (Afdrukvoorkeuren) te openen.
4.Schakel op het tabblad
Overlay het selectievakje
1
Use active overlays
(Actieve overlays
gebruiken) (1) in.
5.Klik in de lijst Defined
Overlays (Gedefinieerde
3
2
4
overlays) op de eerste
overlay (2) die u wilt
gebruiken en klik op de
knop Add (Toevoegen) (3)
om de overlay toe te voegen aan de lijst met actieve
overlays. Als u nog even wilt kijken hoe deze overlay
eruitziet, klikt u op de knop Test Print (Testafdruk).
6.Als u nog een andere overlay wilt gebruiken voor dit
document, in dit voorbeeld is dat de overlay
“Vervolgpagina”, klikt u op deze overlay (4) in de lijst met
gedefinieerde overlays en klikt u nogmaals op de knop
De levensduur van de tonercartridge is afhankelijk van de
afdrukdichtheid, het percentage van de pagina dat zwart wordt
afgedrukt. Een normale brief heeft een afdrukdichtheid van 3 à
5%. Afbeeldingen hebben normaalgesproken een hogere
dichtheid. Een hogere dichtheid betekent dat de toner sneller op
raakt. Bij een afdrukdichtheid van 5% drukt u met een
standaardtonercartridge ongeveer 3.000 pagina's af. Vergeet
niet dat dit slechts een gemiddelde is: de resultaten kunnen
variëren.
De eerste tonercartridge die in een nieuwe printer wordt
geïnstalleerd, moet de afbeeldingstrommel vullen en de
ontwikkelcilinder verzadigen met toner. Met de eerste
standaardtonercartridge produceert u na de installatie ongeveer
Vervang de tonercartridge wanneer u Toner raakt op ziet op de
statusmonitor van de printer. Bovendien knippert de Error LEDindicator langzaam wanneer de toner bijna op is. Nadat Toner
raakt op wordt weergegeven, kan de printer nog ongeveer 100
pagina's afdrukken. Hierna wordt Toner op weergegeven en
gestopt met afdrukken. Het afdrukken wordt voortgezet nadat u
een nieuwe tonercartridge hebt geïnstalleerd.
Wanneer de toner bijna op is, wordt TONER RAAKT OP
weergegeven op het LCD van het bedieningspaneel. Als u
doorgaat met afdrukken zonder de tonercartridge te vervangen,
wordt TONER VERVANGEN weergegeven en het afdrukken
geannuleerd. Het afdrukken wordt voortgezet nadat u een
nieuwe tonercartridge hebt geïnstalleerd.
DE
TONERCARTRIDGE VERVANGEN
Het is aan te raden het LED-element te reinigen wanneer u de
tonercartridge vervangt.
De toner die in deze printer wordt gebruikt, is een zeer fijn en
droog poeder dat zich in de tonercartridge bevindt.
Zorg ervoor dat u een vel papier bij de hand hebt zodat u de
gebruikte cartridge ergens op kunt zetten terwijl u de nieuwe
cartridge installeert.
Gooi de oude cartridge niet zo maar weg, maar gebruik de
verpakking van de nieuwe cartridge. Houdt u aan de regels,
aanbevelingen enzovoort, die mogelijk van kracht zijn op het
gebied van het recyclen van afval.
Als u tonerpoeder hebt gemorst, borstelt u het voorzichtig weg.
Als dit niet voldoende helpt, gebruikt u een koude, vochtige doek
om eventuele tonerresten te verwijderen. Gebruik geen heet
water en gebruik nooit oplosmiddelen. Dit leidt tot blijvende
vlekken.
WAARSCHUWING!
Als u toner inademt of in uw ogen krijgt, moet u een
beetje water drinken of uw ogen uitspoelen met veel
koud water. Neem onmiddellijk contact op met een
arts.
Schakel de printer uit en laat de fuser ten minste 10 minuten
afkoelen voordat u het deksel opent.
1.Druk op de knop voor het openen van de printerkap en
open de kap volledig.
WAARSCHUWING!
Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser
heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit
gedeelte van de printer niet aan.
2.Trek het gekleurde hendeltje aan de rechterkant van de
tonercartridge naar voren om de cartridge te sluiten en
verwijder vervolgens de gebruikte tonercartridge.
3.Wrijf voorzichtig het oppervlak van het LED-element met
een zachte doek.
4.Sluit het deksel en druk deze omlaag om het deksel vast
te zetten.
De levensduur van een afbeeldingstrommel is afhankelijk van
een aantal factoren, zoals de temperatuur en de
vochtigheidsgraad, de papiersoort en het aantal pagina's per
taak.
Met de afbeeldingstrommel kunt u ongeveer 25.000 pagina's
achter elkaar afdrukken. Dit getal is een benadering omdat er
telkens verschillende aantallen pagina's worden afgedrukt en de
omstandigheden variëren, net als de papiersoort.
W
ANNEER MOET U DE AFBEELDINGSTROMMEL VERVANGEN
EP-
CARTRIDGE
?
B4400, B4400L, B4400N, B4400L
Wanneer de trommel 90% van de levensduur heeft bereikt,
wordt het bericht VERVANG TROMMEL weergegeven op de Status
Monitor van de printer. Bovendien knippert de Error LEDindicator snel wanneer de afbeeldingstrommel moet worden
vervangen. Vervang de afbeeldingstrommel wanneer de
afdrukken vervagen of slechter beginnen te worden.
Wanneer de cartridge 90% van de levensduur heeft bereikt,
wordt het bericht VERVANG TROMMEL weergegeven op het
bedieningspaneel van de printer. Vervang de afbeeldingstrommel
wanneer de afdrukken vervagen of slechter beginnen te worden.
Het is aan te raden de tonercartridge te vervangen en het
LED-element te reinigen wanneer u de
afbeeldingstrommel vervangt.
LET OP!
Het groene drumoppervlak aan de onderzijde van de
cartridge is heel kwetsbaar en lichtgevoelig. Raak het
oppervlak niet aan en stel het niet langer dan
5 minuten bloot aan normaal licht. Als de
drumeenheid langere tijd uit de printer moet worden
verwijderd, moet u de cartridge in een zwarte plastic
zak doen zodat de cartridge niet wordt blootgesteld
aan licht. Stel de drum nooit bloot aan direct zonlicht
of heel helder kunstlicht. Houd de afbeeldingstrommel
altijd bij de uiteinden of bovenaan vast.
1.Druk op de knop voor het openen van het printerdeksel en
open het deksel volledig.
WAARSCHUWING!
Als de printer ingeschakeld is geweest, is de fuser
heet. Dit gebied is duidelijk gemarkeerd. Raak dit
gedeelte van de printer niet aan.
2.Verwijder de gebruikte afbeeldingstrommel en
tonercartridge.
3.Volg de installatieaanwijzingen op of in het doosje van de
nieuwe afbeeldingstrommel om de nieuwe
afbeeldingstrommel te installeren.
4.Volg de installatieaanwijzingen op of in het doosje van de
nieuwe tonercartridge om de nieuwe tonercartridge te
installeren.
5.Wrijf voorzichtig het oppervlak van het LED-element
schoon met het LED-schoonmaakdoekje dat bij de nieuwe
tonercartridge is geleverd of met een zachte doek.
6.Sluit het deksel en druk deze omlaag om het deksel vast
te zetten.
DE
TELLER VAN DE AFBEELDINGSTROMMEL OPNIEUW INSTELLEN
Nadat u de afbeeldingstrommel hebt vervangen, stelt u de teller
opnieuw in om het aantal pagina's dat met de
afbeeldingstrommel wordt afgedrukt correct bij te houden.
B4400, B4400L, B4400N, B4400L
1.Start de statusmonitor voor de printer.
2.Kies het tabblad Printerinstellingen, klik op de knop
Printermenu en kies vervolgens het menu Onderhoud.
3.Kies “Drumteller resetten” en klik op de knop Toepassen
Als u vage afdrukken op de afgedrukte pagina ziet, of strepen of
foute tekens, kunt u het probleem oplossen door als volgt een
reinigingspagina voor de afbeeldingstrommel af te drukken.
B4400, B4400L, B4400N, B4400L
N
De statusmonitor van de printer gebruiken
1.Start de statusmonitor voor de printer.
2.Kies het tabblad Printerinstellingen en klik op de knop
Printermenu.
3.Kies het tabblad Testafdruk en klik op de knop Reinigen.
4.Open de handinvoerlade, plaats een vel normaal A4-
papier tussen de papiergeleiders en klik vervolgens op de
knop OK.
5.Het papier wordt door de printer ingevoerd en er wordt
een reinigingspagina afgedrukt.
6.Als de afdruk ongelijkheden vertoont of vaag is, vervangt
u de tonercartridge.
Met de knop Online
1.Druk op de knop Online om de printer offline te zetten.
2.Open de handinvoerlade en plaats een vel normaal A4-
papier tussen de papiergeleiders.
3.Druk op de knop Online en houd deze ten minste vijf
seconden ingedrukt.
4.Het papier wordt door de printer ingevoerd en er wordt
een reinigingspagina afgedrukt.
5.Druk op de knop On line om de printer weer on line te
zetten.
6.Als de afdruk ongelijkheden vertoont of vaag is, vervangt
u de tonercartridge.
1.Open de handinvoerlade en plaats een vel normaal A4-
papier tussen de papiergeleiders. Als u vanuit de
papierlade wilt afdrukken, drukt u op de knop Online
wanneer u op het LCD-scherm wordt gevraagd een vel
papier in de handinvoerlade te plaatsen.
2.Druk een aantal malen op de knop Menu totdat u
ONDERHOUDSMENU ziet en druk vervolgens op de knop
Selecteren.
3.Druk een aantal malen op de knop Item totdat
REINIGINGSPAGINA wordt weergegeven.
4.Druk op de knop Selecteren.
5.Het papier wordt door de printer ingevoerd en er wordt
een reinigingspagina afgedrukt.
6.Druk op Annuleren om het menu te verlaten. De printer
moet nu online zijn.
7.Als de afdruk ongelijkheden vertoont of vaag is, vervangt
u de tonercartridge.
HET LED-
Maak het LED-element schoon wanneer u een nieuwe
tonercartridge installeert of wanneer u verticale, vage gebieden
ziet of lichte afdrukken aan de onderkant van een pagina.
Maak het LED-element voorzichtig schoon met een antistatisch
doekje dat u algemeen voor het reinigen van computers kunt
verkrijgen.
De printer geeft u nuttige informatie over de status van het
apparaat, niet alleen tijdens de normale werking maar ook
wanneer er een fout optreedt. Op deze manier kunt u actie
ondernemen om het probleem op te lossen.
B4400, B4400L, B4400N, B4400L
Zowel de status- als de foutberichten worden in de door u
gekozen taal weergegeven op de statusmonitor. Bij een
foutbericht gaat de Error-LED knipperen. U kunt op het tabblad
Voorkeuren van de statusmonitor deze zodanig instellen dat een
pop-upvenster op uw scherm verschijnt wanneer zich een fout
voordoet.
Het LCD op het bedieningspaneel van de printer biedt u duidelijke
status- en foutberichten in de taal die u hebt gekozen. Bij een
foutbericht gaat de Ready-indicator uit.
P
APIERSTORINGEN
U kunt van uw printer jarenlang een betrouwbare service
verwachten, vooropgesteld dat u de aanbevelingen in deze
handleiding volgt voor het gebruik van afdrukmaterialen en de
materialen in een goede staat zijn voordat u ze gebruikt. Toch
kan het papier af en toe vastlopen. In deze sectie wordt uitgelegd
hoe u dit vastgelopen papier snel en eenvoudig verwijdert.
Papier kan vastlopen als het verkeerd wordt ingevoerd vanuit de
papierlade of op elk punt van de papierbaan in de printer.
Wanneer een fout optreedt, stopt de printer onmiddellijk en ziet
u op het bedieningspaneel wat er is gebeurd. Als u meerdere
pagina’s afdrukt (of exemplaren), moet u er rekening mee
houden dat er naast een vel papier dat direct zichtbaar is, ook
nog andere vellen kunnen zijn vastgelopen. Ook deze vellen moet
u verwijderen om de storing te verhelpen en de normale werking
te herstellen.
In de printer kan het papier op drie plaatsen vastlopen.
>INVOER VASTLOOP – het papier wordt niet uit de
geselecteerde lade gevoerd en door de interne papierbaan
van de printer geleid. Een bericht geeft het vastgelopen
papier en de lade die u moet controleren aan.
>TRANSPORT VASTLOOP – het papier is in de printer
ingevoerd maar kan niet worden uitgevoerd. Een bericht
geeft aan dat het papier is vastgelopen en u wordt
geadviseerd het deksel te openen.
>UITVOER VASTLOOP – het papier heeft de uitvoer bereikt
maar kan niet volledig uit de printer worden gevoerd. Een
bericht geeft aan dat het papier is vastgelopen in de
uitvoer en u wordt geadviseerd het deksel te openen.
I
NVOER VASTLOOP
1.Haal de papierlade uit de printer.
2.Verwijder gekreukeld of gevouwen papier.
3.Verwijder papier aan de onderkant van de printer.
4.Plaats de papierlade terug.
Nadat het beschadigde of verkeerd ingevoerde papier is
verwijderd, wordt het afdrukken door de printer hervat.
I
NVOER VASTLOOP OF UITVOER VASTLOOP
1.Haal de lade uit de printer en verwijder de verkeerd
ingevoerde vellen.
2.Open het deksel.
WAARSCHUWING!
De fuser is heet. Dit onderdeel is duidelijk
aangegeven. Raak de eenheid niet aan.
Stel de afbeeldingstrommel nooit langer dan 5
minuten bloot aan het licht. Stel de
afbeeldingstrommel nooit bloot aan direct zonlicht.
Houd de afbeeldingstrommel altijd bij de uiteinden of
bovenaan vast. Raak nooit het oppervlak van de
groene trommel binnen in de afbeeldingstrommel aan.
3.Verwijder de afbeeldingstrommel volledig, samen met de
tonercartridge. Raak het oppervlak van de groene
trommel niet aan en voorkom krassen.
4.Verwijder de vastgelopen vellen uit de papierbaan.
5.Installeer de afbeeldingstrommel en de tonercartridge en
zorg dat de u deze in de juiste sleuven aan weerszijden
van de printer plaatst.
6.Sluit het deksel en druk dit omlaag om het deksel vast te
zetten.
7.Het afdrukken begint nadat de printer is opgewarmd. De
pagina die vanwege het vastlopen verloren is gegaan, zal
opnieuw worden afgedrukt.
OPMERKING
Als u de rand van het vastgelopen papier aan de achterkant
kunt zien, installeert u de afbeeldingsdrum, sluit u het deksel
en schakelt u de printer in. Verwijder het vastgelopen papier
uit de uitvoer wanneer de rol een paar seconden nadat u de
printer hebt ingeschakeld gaat draaien. Als u het vastgelopen
papier echter niet kunt verwijderen, neemt u contact op met
de servicedienst.
Voordat u contact opneemt met de servicedienst over een
probleem met de afdrukkwaliteit, raadpleegt u eerst de
onderstaande tabel om te zien of een oplossing mogelijk is en te
controleren of u niets over het hoofd hebt gezien.
SYMPTOOMPROBLEEMOPLOSSING
Er worden
blanco vellen
afgedrukt.
De volledige
pagina wordt
flets afgedrukt.
De pagina heeft
een grijze
achtergrond.
De pagina wordt
volledig zwart
afgedrukt.
Op de pagina
staan zich
herhalende
tekens.
De
afbeeldingstrommel
is niet goed
geïnstalleerd.
Tonercartridge is
leeg of ontbreekt.
Lege
tonercartridge. De
pagina wordt
fletser afgedrukt
naarmate de toner
opraakt.
LED-element is
vuil.
Vanwege statische
elektriciteit, in het
algemeen
veroorzaakt door
een droge
omgeving, blijft
toner aan de
achtergrond
kleven.
Probleem met de
hardware.
Vanwege een
beschadigd
oppervlak en
krassen op de
afbeeldingstrommel
staan elke 4,06 cm
dezelfde tekens.
Installeer de afbeeldingstrommel
opnieuw.
Installeer een nieuwe
tonercartridge.
Installeer een nieuwe
tonercartridge.
Maak het LED-element schoon.
Gebruik gladder laserpapier of
plaats een luchtbevochtiger.
Neem contact op met de
servicedienst.
Genereer een reinigingspagina,
misschien verschijnen de tekens
tijdelijk.