zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere
producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Nokia tune is een handelsmerk van Nokia Corporation.
CellularWare is een handelsmerk van Nokia Mobile Phones.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder
voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden
beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere,
incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het
toepasselijke recht, wordt geen enkele garant ie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud
van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete
Includes RSA BSAFE cryptographic or security protocol software from RSA Security.
The products described in this manual conform to the European Council directives EMC Directive (89/336/EEC) and
TTE Directive (91/263/EEC).
END USER LICENSE AGREEMENT FOR SECURITY SOCKETS LAYER -SOFTWARE (“SSL”)
READ THE FOLLOWING TERMS AND CONDITIONS CAREFULLY BEFORE USING THE SSL. USE OF THE SSL SOFTWARE
INDICATES YOUR ACCEPTANCE OF THESE TERMS AND CONDITIONS.
In this license agreement ("License Agreement"), you, the purchaser of the license rights granted by this Agreement,
are referred to as "Licensee." In accordance with the terms and conditions of this License Agreement, Nokia Mobile
Phones Ltd. ("Licensor") grants Licensee a non-exclusive sublicense to use SSL Software (“Software”), which contains
the RSA Software licensed to Licensor by RSA Data Security, Inc. ("RSA").
This License Agreement is effective until terminated. Licensor may terminate this License Agreement if Licensee
breaches any of the terms and conditions. In the event of termination by Licensor, Licensee will return the
communicator device of Licensor to Licensee for removal of the Software. All provisions of this Agreement relating
to disclaimers of warrant ies, limitation of liability, remedies, or damages, and Licensor's proprietary rights shall
survive termination.
The Software is delivered in object code only.
Licensor shall utilize the Software solely as part of the communicator device from Licensor and solely for personal
or internal use and without right to license, assign or otherwise transfer such Software to any other person or entity.
Licensee shall not modify, translate, reverse engineer, decompile or disassemble the Software or any part thereof.
Licensee agrees not to remove or destroy any proprietary, trademark or copyright markings or notices placed upon
or contained within the Software or any related materials or documentation.
By reason of this Agreement or the performance hereof, Licensee shall acquire no rights of any kind in any trademark,
trade name, logo or product designation under which the Software was or is marketed and Licensee shall not make
any use of the same for any reason.
IN NO EVENT WILL LICENSOR OR RSA BE LIABLE TO LICENSEE FOR INDIRECT, INCIDENT AL, SPECIAL, CONSEQUENTIAL
OR EXEMPLARY DAMAGES ARISING OUT OF OR RELATED TO THIS AGREEMENT, INCLUDING BUT N OT LIMITED TO
LOST PROFITS, BUSINESS INTERRUPTION OR LOSS OF BUSINESS INFORMATION, EVEN IF SUCH PARTY HAS BEEN
ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGES AND REGARDLESS OF WHETHER ANY ACTION OR CLAIM IS BASED
ON WARRANTY, CONTRACT, TORT OR OTHE RWISE. UNDER NO CIRCUMSTANCES SHALL LICENSOR'S OR RSA'S TOTAL
LIABILITY ARISING OUT OF OR RELATED TO THIS AGREEMENT EXCEED THE TOTAL AMOUNT PAID BY LICENSEE.
THIS AGREEMENT IS EXPRESSLY MADE SUBJECT TO ANY LAWS, REGULATIONS, ORDERS OR OTHER RESTRICTIONS
ON THE EXPORT FROM THE UNITED STATES OF AMERICA OF THE SOFTWARE OR OF INFORMATION ABOUT THE
SOFTWARE WHICH MAY BE IMPOSED FROM TIME TO TIME BY THE GOVERNMENT OF THE UNITED STATES OF
AMERICA. NOTWITHSTANDING ANYTHING CONTAINED IN THIS AGREEMENT TO THE CONTRARY, LICENSEE SHALL
NOT EXPORT OR REEXPORT, DIRECTLY OR INDIRECTLY, ANY SOFTWARE OR INFORMATION PERTAINING THERETO TO
ANY COUNTRY TO WHICH SUCH EXPORT OR REEXPORT IS RESTRICTED OR PROHIBITED, OR AS TO WHICH SUCH
GOVERNMENT OR ANY AGENCY THEREOF REQUIRES AN EXPORT LICENSE OR OTHER GOVERNMENTAL APPROVAL AT
THE TIME OF EXPORT OR REEXPORT WITHOUT FIRST OBTAINING SUCH LICENSE OR APPROVAL.
VOOR UW VEILIGHEID Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van
de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze
handleiding.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik geen telefoon terwijl u
een auto bestuurt. Parkeer eerst de auto.
INTERFERENTIE Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor interferentie,
waardoor de werking van de telefoon kan worden beïnvloed.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN Volg alle regels en
aanwijzingen op. Schakel de telefoon uit in de nabijheid van medische
apparatuur.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN VLIEGTUIGEN Draadloze telefoons kunnen
interferentie veroorzaken. Het gebruik ervan in een vliegtuig is illegaal.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT TIJDENS HET TANKEN Gebruik de telefoon niet
in tankstations of in de buurt van brandstoffen of chemische stoffen.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN Gebruik de
telefoon niet waar explosieven worden gebruikt. Houd u aan beperkende
maatregelen en volg eventuele voorschriften en regels op.
GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG Maak alleen normaal gebruik van de
telefoon (tegen het oor). Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat
installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en
batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan op de telefoon.
OPBELLEN Sluit de klep. Controleer of de telefoon is ingeschakeld en actief is.
Toets het net- en abonneenummer in en druk op . Als u een gesprek wilt
beëindigen, drukt u op . Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op
.
ALARMNUMMER KIEZEN Sluit de klep. Controleer of de telefoon is
ingeschakeld en actief is. Houd enkele seconden ingedrukt om het
scherm leeg te maken. Toets het alarmnummer in en druk op . Geef op
waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek niet voordat u daarvoor
toestemming hebt gekregen.
MAAK RESERVEKOPIEËN Denk eraan om reservekopieën van alle belangrijke
gegevens te maken.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN Wanneer u het apparaat op een ander
apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen
voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten
aan.
VOORZORGSMAATREGELEN INFRAROODSTRALING Richt de infraroodstraal
niet op de ogen van iemand en let op dat er geen interferentie optreedt met de
infraroodstraling van andere apparaten.
Inhoudstafel
Inleiding1
Over deze handleiding 2
Informatie over de communicator 3
Informatie over cellulaire gegevensoverdracht 4
Voorbereiding7
Ingebruikname 7
Het scherm van de communicator 10
Het toetsenbord van de communicator 14
Communicatortoepassingen 16
Connectors 17
Batterij 18
Gefeliciteerd met de aankoop van de Nokia 9110i Communicator. De Nokia
9110i Communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een
mobiele telefoon, een apparaat waarmee u berichten kunt versturen, een
toegangsterminal en een organizer in één compact geheel.
Figuur 1
De Nokia 9110i Communicator bestaat uit twee onderdelen: de
telefooninterface en de communicatorinterface. De telefooninterface bevindt
zich op de klep van het apparaat (figuur 1) en de communicatorinterface
bevindt zich onder de klep (figuur 2).
Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde bronnen en werken nauw
samen – het zijn niet twee afzonderlijke apparaten. De telefooninterface
gebruikt bijvoorbeeld de namen en telefoonnummers die in het Contactsbestand van de communicatorinterface zijn opgeslagen, en de
communicatorinterface gebruikt de telefooninterface om met de
“buitenwereld” te communiceren (bijvoorbeeld voor het verzenden of
ontvangen van faxen en voor het maken van een verbinding met Internet).
De communicatorinterface bevat veel toepassingen voor organisatie en
communicatie. Het grote toetsenbord, de opdrachttoetsen en het scherm
vereenvoudigen het gebruik van de toepassingen. De communicatorinterface
heeft geen aan/uit-knop – de communicator wordt automatisch ingeschakeld
zodra u de klep opent, en uitgeschakeld zodra u de klep sluit.
Tip: met de toets op het toetsenbord
van de communicator-interface kunt u
basisinformatie over de toepassingen
van de communicator opvragen.
De telefooninterface is zo ontworpen dat u snel oproepen tot stand kunt
brengen en kunt ontvangen. De telefooninterface oogt en werkt hetzelfde als
andere mobiele telefoons van Nokia (met die uitzondering dat de hoorn en de
microfoon zich op de achterkant van het apparaat bevinden). De
telefooninterface wordt aan- en uitgezet door op de knop op de klep te
drukken.
BELANGRIJK! Schakel de telefooninterface
niet in wanneer het gebruik van draadloze
telefoons is verboden of wanneer het
gebruik ervan interferentie of gevaar kan
veroorzaken.
Over deze handleiding
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de Nokia 9110i Communicator werkt. In
het volgende hoofdstuk "Voorbereiding" vindt u de informatie die u nodig
hebt als u de Nokia 9110i Communicator gaat gebruiken. Hierin wordt de
procedure voor de eerste ingebruikname uitgelegd en wordt informatie
gegeven over de verschillende aspecten van het apparaat, zoals het
toetsenbord en het scherm. In "Speciale functies" wordt een uitleg gegeven
van de speciale functies en in "Software voor computerverbinding" wordt
beschreven hoe u de communicator op een pc aansluit.
In de overige hoofdstukken van deze handleiding komen de toepassingen van
de communicator en de telefoon aan bod. Achterin de handleiding vindt u een
korte woordenlijst met afkortingen en termen die betrekking hebben op
Internet en mobiele telefoons.
Als u overschakelt van de Nokia 9000 Communicator, Nokia 9000i
Communicator of van de Nokia 9110 Communicator naar de Nokia 9110i
Communicator, raadpleegt u ”Gegevens overzetten vanuit oudere
communicatormodellen” op pagina 28.
Opmerking: in deze handleiding
worden de opdrachten op het
scherm vet weergegeven en de
instellingen en opties cursief.
Informatie over de communicator
Diensten
Het GSM-systeem biedt een aantal diensten voor mobiele telefoons, maar deze
zijn niet automatisch geactiveerd voor de gebruiker van een mobiele telefoon.
Alhoewel de Nokia 9110i Communicator de laatste ontwikkelingen op het
gebied van mobiele telefoons volgt, kunt u alleen van deze diensten gebruik
maken als u hierop een abonnement hebt genomen en de netwerkexploitant
deze diensten voor u heeft geactiveerd. Diensten waarvoor een abonnement
nodig is, zijn bijvoorbeeld de SMS-berichtendienst, Internet en fax.
Aangezien elk net zijn eigen specifieke diensten biedt, is het helaas onmogelijk in
deze handleiding een uitgebreide lijst te geven van de diensten en instellingen
die u nodig hebt. Om deze reden bevat deze handleiding alleen algemene
informatie over extra diensten. Neem contact op met uw netwerkexploitant voor
informatie over het type diensten dat op uw net wordt aangeboden.
Als er voor de service een afzonderlijk telefoonnummer of specifieke
instellingen zijn vereist, moeten deze in de instellingen van de communicator
worden opgeslagen.
Voor het verzenden en ontvangen van SMS-berichten is het bijvoorbeeld
noodzakelijk dat deze service wordt ondersteund door het netwerk dat u
gebruikt en dat deze service voor uw SIM-kaart is geactiveerd. Ook moet het
telefoonnummer van de berichtencentrale zijn opgeslagen in de instellingen
van de SMS-toepassing.
Voor toegang tot het Internet is het noodzakelijk dat de dataservice wordt
ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en dat deze is geactiveerd voor
uw SIM-kaart. Daarnaast moet u via een Internet-aanbieder een aansluiting
hebben op het Internet.
Toegangscodes
De Nokia 9110i Communicator gebruikt verschillende toegangscodes om uw
communicator en de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik te beveiligen. De
toegangscodes die u het meest zult gebruiken zijn de vergrendelcode, die u kunt
vinden in de verpakking, en de pincode, die bij de SIM-kaart wordt geleverd.
U kunt de toegangscodes die zowel door de telefooninterface als de
communicatorinterface worden gebruikt, via een van beide toepassingen
wijzigen, mits de code kan worden gewijzigd. Zie ”Beveiliging” op pagina 128
voor meer informatie.
In de Internet-toepassingen van de communicator worden wachtwoorden en
gebruikersnamen gebruikt als beveiliging tegen onbevoegd gebruik van
Internet en de Internet-diensten. Deze wachtwoorden kunt u wijzigen in de
instellingen van de Internet-toepassingen.
Relatiegegevens
Alle relatiegegevens (namen, adressen, telefoonnummers, enzovoort) die u
opslaat, worden opgenomen in het Contacts-bestand. Het Contacts-bestand
kan vanuit de telefooninterface, de communicatorinterface en alle
toepassingen worden weergegeven. Welke informatie wordt afgebeeld, is
afhankelijk van de informatie die de geselecteerde toepassing kan gebruiken.
Als u bijvoorbeeld via de telefooninterface belt, kunt u de naam en de
telefoonnummers van de relatie bekijken. Eventuele faxnummers,
e-mailadressen, functies en dergelijke worden niet weergegeven.
Informatie over cellulaire gegevensoverdracht
Voor het versturen van faxen, SMS-berichten en e-mail en voor het maken
van een verbinding met externe computers, maakt de Nokia 9110i
Communicator gebruik van de mogelijkheden die het GSM-netwerk biedt voor
gegevensoverdracht.
Cellulaire dataverbindingen kunnen tot stand worden gebracht vanaf de
meeste locaties waar uw mobiele telefoon werkt. Aanbevolen wordt echter de
communicator te verplaatsen naar een locatie waar het cellulaire signaal het
sterkst is. Bij een sterk signaal worden gegevens efficiënt verzonden. In het
algemeen is het echter zo dat u niet dezelfde prestaties moet verwachten van
cellulaire gegevenscommunicatie als van landlijncommunicatie. Dit wordt
veroorzaakt door de inherente eigenschappen van de cellulaire omgeving. De
volgende factoren kunnen cellulaire verbindingen nadelig beïnvloeden:
Geruis
Radiostoring veroorzaakt door elektrische apparaten of door andere mobiele
telefoons in stedelijke gebieden of in gebieden waar veel gebruik wordt
gemaakt van mobiele telefoons.
Overdracht
Wanneer de gebruiker van de mobiele telefoon zich verplaatst van de ene
netwerkcel naar de andere, vermindert de signaalsterkte van het kanaal en is
het mogelijk dat de telefooncentrale voor cellulaire communicatie de
gebruiker overdraagt naar een andere cel en frequentie, waar het signaal
sterker is. Celoverdracht kan ook plaatsvinden wanneer de gebruiker
stationair is, maar er sprake is van een variërende cellulaire belasting.
Overdracht kan in beide gevallen kleine vertragingen veroorzaken.
De elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in
een onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is bijvoorbeeld mogelijk
dat het scherm onleesbare informatie weergeeft of dat de werking van de
software onstabiel wordt. Cellulaire verbindingen kunnen onbetrouwbaar
worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de transmissie kan worden
stopgezet. In dit geval moet u een eventueel telefoongesprek beëindigen, de
telefooninterface uitschakelen (indien deze is ingeschakeld) en de batterij
verwijderen. Plaats de batterij vervolgens weer terug en breng een nieuwe
cellulaire verbinding tot stand.
Dode gebieden en signaaluitval
Dode gebieden zijn gebieden waar geen radiosignalen kunnen worden
ontvangen. Signaaluitval vindt plaats wanneer de gebruiker van een mobiele
telefoon zich in een gebied bevindt waar radiosignalen geblokkeerd zijn of
verzwakt worden door geografische obstructies of bouwwerken.
Signaalverzwakking
Afstand en obstakels kunnen ertoe leiden dat signalen uit fase geraken, wat
tot verlies van signaalsterkte kan leiden.
Lage signaalsterkte
Door afstand of obstakels is het mogelijk dat de radiosignaalsterkte van een
cellocatie niet sterk of stabiel genoeg is voor het tot stand brengen van een
betrouwbare cellulaire communicatieverbinding. Voor de best mogelijke
communicatie moet u rekening houden met de volgende punten:
De dataverbinding werkt het beste wanneer de communicator niet wordt
verplaatst. Cellulaire communicatie vanuit een bewegend voertuig is niet
raadzaam. Bij faxtransmissies zal er eerder sprake zijn van storingen dan bij de
transmissie van gegevens of van SMS-berichten.
Plaats de communicator niet op een metalen oppervlak.
Controleer of de signaalsterkte die door de communicator wordt
weergegeven, voldoende is. Zie ”Het scherm van de communicator” op pagina
10 en ”Opbellen” op pagina 153. Wanneer u zich binnenshuis bevindt, kunt u
het signaal versterken door de communicator in de richting van het raam te
verplaatsen. Als de cellulaire signalen niet sterk genoeg zijn voor een
spraakverbinding, moet u pas proberen een dataverbinding te maken als u een
locatie vindt met een betere signaalontvangst.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de communicator in gebruik kunt
nemen en een SIM-kaart installeren, hoe de communicator werkt en hoe u
deze van stroom voorziet.
Als u de verpakking opent, controleert u of deze het volgende bevat:
• Nokia 9110i Communicator
• deze gebruikershandleiding, de gecombineerde Naslag- en Accessoire-
gids, de handleiding bij de Geheugenkaart met toepassingssoftwareen de
Solution guide
• Geheugenkaart met toepassingssoftware, die al in de communicator is
geplaatst. Zie de handleiding bij de Geheugenkaart met
toepassingssoftware voor meer informatie.
• batterij met hoge capaciteit
• wisselstroomlader
• RS-232-adapterkabel
• een pakje met diskettes
• cd-rom met software voor het aansluiten van de communicator op een pc
• stickers met het serienummer en de vergrendelcode van de communicator
Raadpleeg de Accessoiregids voor informatie over de accessoires van de Nokia
9110 of 9110i Communicator.
7
Ingebruikname
1 Sluit de klep van het apparaat en controleer of de telefooninterface is
uitgeschakeld. Als deze aan staat, drukt u op .
Voor het verzenden en ontvangen van berichten is een geldige SIM-kaart
vereist. De kaart wordt door uw netwerkexploitant geleverd. Ga naar stap 6
als u nog niet over een SIM-kaart beschikt .
Opmerking: houd alle
SIM-kaartjes buiten bereik
van kleine kinderen.
2 Als de batterij zich in de communicator bevindt, verwijdert u de batterij
door de klem bovenaan de batterij in te drukken en de batterij eruit te
nemen. Zie figuur 1.
Opmerking: als u een onjuiste SIM-kaart
hebt geïnstalleerd, verschijnt het bericht
INVALID SIM CARD (ONGELDIGE SIMKAART). Neem contact op met uw dealer
of netwerkeploitant wanneer dit gebeurt.
5 Als u zeker weet dat de SIM-kaart goed is geïnstalleerd, plaatst u de
batterij weer terug.
Opmerking: de batterij past niet als de SIM-kaart
niet goed is geïnstalleerd. Probeer in dat geval niet
de batterij op zijn plaats te duwen, maar controleer
of u de SIM-kaart op de hierboven beschreven wijze
in de sleuf hebt geschoven. Als de SIM-kaart niet
goed is geïnstalleerd, verwijdert u deze door hem uit
de sleuf te trekken en plaatst u de kaart opnieuw.
6 Als de batterij bijna of helemaal leeg is, is het raadzaam de communicator
aan te sluiten op de lader en de batterij op te laden voordat u met de
procedure voor ingebruikname begint. Zie ”Batterij” op pagina 18.
7 Open de klep van de communicator. U ziet een welkomscherm terwijl de
communicator een zelftest uitvoert.
8 Wanneer de zelftest voltooid is, verschijnt op het scherm een lijst met
landen. Zie figuur 4. Schuif met de pijltoetsen op het toetsenbord het
donkergrijze selectiekader naar de naam van uw land. Druk op de knop
rechts van het scherm, naast de opdracht OK. De hoofdstad van uw land
wordt ingesteld als uw woonplaats. U kunt dit later veranderen in de
toepassing Clock. Zie ”De klok” op pagina 141.
9
Figuur 4
9 Typ de huidige datum in het invoerveld in de notatie dd.mm.jj, bijvoorbeeld
22.03.00. Druk op OK. U kunt de datumnotatie later wijzigen in de System
settings (Systeeminstellingen). De tijd en de datum kunt u wijzigen in de
instellingen van de toepassing Clock.
10 Typ de huidige datum in de 24-uursnotatie uu:mm, bijvoorbeeld 17:25, en
druk op OK. U kunt de tijdnotatie later wijzigen in de System settings.
11 Typ uw gegevens in de gegevenskaart van de gebruiker en druk op OK. U
kunt deze gegevens later wijzigen in de toepassing User data
(Gebruikersgegevens) onder System.
De procedure voor de ingebruikname is nu voltooid.
Verwijder na de ingebruikname niet onmiddellijk de batterij. Deze laadt
namelijk de systeembatterij die de real-timeklok van de communicator van
stroom voorziet.
Opmerking: volg bij
ingebruikname van de
telefooninterface de instructies
van de netwerkexploitant op.
De inhoud van de SIM-kaart kopiëren naar het Contacts-bestand
Als de geïnstalleerde SIM-kaart namen of nummers bevat, wordt u na de
procedure voor ingebruikname gevraagd of u de inhoud van de SIM-kaart
naar het geheugen van de communicator wilt kopiëren. Als de
telefooninterface uit staat, wordt de vraag gesteld zodra u de
telefooninterface inschakelt en u de klep van de communicator opent.
Als u deze gegevens nu niet wilt kopiëren, drukt u op Cancel (Annuleren). U
kunt deze gegevens later in de toepassing Contacts kopiëren. Zie ”Contacts-
bestand” op pagina 43.
Alle telefoonnummers die vanuit de SIM-kaart naar het geheugen van de
communicator worden gekopieerd, worden in het veld Tel van de
relatiekaarten geplaatst. U moet dus alle telefoonnummers van de mobiele
telefoon handmatig naar het veld Tel(GSM) verplaatsen. Zie ”Relatiekaarten
maken” op pagina 45. Zo kunt u het snelste een telefoonnumer kopiëren:
selecteer het nummer met de toetsencombinatie Shift-Ctrl-linkerpijltoets,
knip het nummer met Ctrl-X en plak het naar de juiste plaats met Ctrl-V.
Het scherm van de communicator
De communicatorinterface wordt ingeschakeld door de klep te openen. Zie
figuur 5.
De toepassingen worden in het midden van het scherm uitgevoerd. De
indicatoren (figuur 8) geven informatie over toepassingen en het systeem. De
opdrachten komen altijd overeen met de vier opdrachttoetsen rechts op het
scherm. De functies van de toetsen Menu, Zoom en Backlight worden
uitgelegd in ”Communicatorfuncties” op pagina 21.
Als de schuifbalk wordt weergegeven, zijn er meer items dan op het scherm
kunnen worden weergegeven. U kunt met de pijltoetsen (omhoog/omlaag) de
overige items op het scherm weergeven.
Als het selectiekader wordt weergegeven, kunt u items selecteren door het
selectiekader met de pijltoetsen (omhoog/omlaag) te verplaatsen.
Figuur 5
Wanneer het zoekveld onderaan het scherm wordt weergegeven, kunt u naar
items zoeken door, met behulp van het toetsenbord, tekst in het zoekveld in te
voeren.
Wanneer het gewenste item is geselecteerd, drukt u op de toets naast de
opdracht die u op het item wilt toepassen, bijvoorbeeld Open.
11
Figuur 6
In de volgende afbeeldingen ziet u voorbeelden van het gebruik van de
communicatorinterface:
Wanneer een opdracht grijs wordt weergegeven, kunt u de opdracht niet
gebruiken. Zie figuur 7.
2
Wanneer er een cursor op een stippellijn wordt weergegeven, kunt u met
het toetsenbord een waarde invoeren. Zie figuur 7.
Figuur 7
3
Een pop-up vak. Selecteer een item en druk op OK of Cancel (Annuleren).
Zie figuur 8.
Figuur 8
Als een instelling met ernaast is geselecteerd, kunt u de waarde wijzigen
of een pop-up vak openen door op Change (Wijzigen) te drukken. Zie figuur 8.
Als een instelling met ernaast is geselecteerd, opent u een nieuw venster
met instellingen door op Change te drukken. Als u op een opdracht drukt met
naast de naam, veranderen de opdrachten.
Indicatoren
Het toepassingspictogram en de toepassingsnaam in het indicatorgebied
geven aan welke toepassing u op dat moment gebruikt.
De pictogrammen die als indicator voor de gespreksstatus en voor IN/UIT
verschijnen, verschillen per toepassing en per situatie. De indicatoren voor
batterijcapaciteit en signaalsterkte zijn gelijk aan de indicatoren die op het
scherm van de telefooninterface worden weergegeven als deze is
ingeschakeld.
– De batterij is bijna leeg en moet weer worden opgeladen.
– De batterij wordt opgeladen (de balk groeit van leeg naar vol).
Het stekkerpictogram geeft aan dat de communicator op een
externe voedingsbron is aangesloten.
– De batterij is volledig geladen. Er worden vier kolommen
weergegeven.
Signaalsterkte
– De communicator is verbonden met een cellulair netwerk. Als de
vier indicatorkolommen worden weergegeven, is de ontvangst van
het cellulaire signaal goed. Als het signaal zwak is, kan dit worden
verholpen door de antenne uit te schuiven. U kunt proberen om de
ontvangst te verbeteren door de communicator enigszins te
verplaatsen of door de stand Handenvrij te gebruiken.
– De telefooninterface staat aan, maar deze bevindt zich buiten
het gebied dat door het netwerk wordt bestreken.
– De telefooninterface staat uit. De communicator kan geen
gesprekken of berichten verzenden of ontvangen.
Het toetsenbord van de communicator
Naast de gebruikelijke toetsen met tekens en cijfers, heeft het toetsenbord
een aantal speciale toetsen, zoals u in figuur 11 kunt zien.
Met de toetsen bovenaan het toetsenbord start u de bijbehorende
toepassingen.
2
ESC
Als u een handeling wilt annuleren, drukt u op Cancel (Annuleren) of Chr-Q.
De toetscombinatie Chr-Q kan alleen worden gebruikt als Cancel een van de
beschikbare opdrachten is. Alle informatieve berichten die op het scherm
verschijnen, kunnen ook worden verwijderd met Chr-Q (in plaats van met de
opdracht OK).
3
Tab
Bij het schrijven of bewerken van tekst verplaatst u de cursor met Tab naar de
volgende tabstop. In Settings (Instellingen) kunt u bijvoorbeeld met Tab naar
het volgende veld gaan.
4
Character (Chr)
Met deze toets kunt u tekens invoeren die niet op het toetsenbord van de
communicator voorkomen. Als u één keer op Chr drukt, wordt een tabel met
speciale tekens geopend. Sommige speciale tekens komen ook op het
toetsenbord voor als het derde teken. Deze en enkele andere tekens
verschijnen als u Chr ingedrukt houdt, terwijl u op de desbetreffende toets
drukt. Zie ”Documenten bewerken” op pagina 111.
5
Control (Ctrl)
De Control-toets kan in combinatie met bepaalde toetsen op het toetsenbord
als sneltoets voor opdrachten worden gebruikt. Deze sneltoetsen kunt u
gebruiken bij het bekijken en schrijven van tekst. Zie ”Documentfuncties” op
pagina 24.
6
en 7 Shift
Wanneer u op Shift en vervolgens op een lettertoets drukt, wordt er een
hoofdletter voor de cursor ingevoegd. U hoeft Shift niet ingedrukt te houden
als u op een andere toets drukt: als u eenmaal op Shift hebt gedrukt, genereert
de volgende toetsaanslag altijd het teken dat het resultaat is van de
toetscombinatie met Shift. U kunt bij het schrijven en bewerken van tekst
Shift en de pijltoetsen (8) gebruiken om tekst te selecteren. Zie
”Documentfuncties” op pagina 24.
8
Pijltoetsen
Met de pijltoetsen kunt u de cursor of het selectiekader verplaatsen. In
sommige toepassingen hebben de pijltoetsen speciale functies. Zie
”Documentfuncties” op pagina 24.
Als u op Enter drukt terwijl de cursor wordt weergegeven, wordt de cursor
naar het begin van de volgende regel verplaatst of wordt een nieuwe regel
toegevoegd. U kunt Enter ook gebruiken om relaties in het Contacts-bestand
te selecteren en om mappen en documenten te openen. Als informatieve
berichten worden weergegeven, kunt u ook op Enter drukken in plaats van op
OK. Bij opties en instellingen kunt u een waarde ook wijzigen door op Enter te
drukken in plaats van op Change (Wijzigen).
Communicatortoepassingen
Met de gekleurde toepassingstoetsen op het toetsenbord van de
communicator kunt u de bijbehorende toepassingen starten.
Telephone — Deze toepassing wordt gebruikt voor telefoongesprekken.
Fax — Met deze toepassing kunt u uw documenten als fax verzenden.
Ontvangen faxen kunt u lezen of doorsturen.
SMS — Met deze toepassing kunt u SMS-berichten verzenden. Ontvangen
SMS-berichten kunt u lezen, beantwoorden of doorsturen.
Internet — Biedt toepassingen voor Internet- en modemgebruik.
Contacts — Deze toepassing wordt gebruikt voor het beheren van
relatiegegevens, zoals namen, nummers en adressen. Via de toepassing SMS
kunt u relatiegegevens als visitekaartjes uitwisselen.
Notes — Deze toepassing wordt gebruikt voor het schrijven en opslaan van
documenten.
Calendar — Calendar bevat een afsprakenboek en een lijst met uit te voeren
taken. U kunt gebeurtenissen in andere calenders vastleggen en
waarschuwingssignalen aan gebeurtenissen koppelen.
System — System bevat functies voor het maken van een verbinding met een
pc, voor beveiliging en andere toepassingen met betrekking tot het systeem.
Extras ()— Bevat verschillende toepassingen, zoals Calculator, Clock, en
Composer.
Gebruik van de toepassingen
Als u de klep opent, wordt de toepassing die het laatst actief was weer in
precies dezelfde staat op het scherm weergegeven. Wanneer u echter een
gesprek hebt gevoerd of beantwoord via de telefooninterface en u
overschakelt naar de communicatorinterface door de klep te openen, wordt de
toepassing Telephone automatisch geactiveerd.
Als u een andere toepassing wilt gebruiken, drukt u op de bijbehorende
toepassingstoets. U kunt dit zelfs tijdens een gesprek doen. De meeste
toepassingen kunt u tegelijk met andere toepassingen starten en gebruiken. U
kunt tijdens een gesprek bijvoorbeeld een notitie schrijven of een afspraak aan
uw agenda toevoegen. Alle niet-actieve toepassingen worden op de
achtergrond uitgevoerd totdat u ze opnieuw activeert.
U kunt alleen oproepen of berichten verzenden of ontvangen met een
communicatietoepassing als de telefooninterface is ingeschakeld en u zich in
een servicegebied bevindt waarin het cellulaire signaal sterk genoeg is.
Opmerking: u hoeft informatie niet op te
slaan. Wanneer u op Close (Sluiten) drukt,
naar een andere toepassing schakelt of de
klep van het apparaat sluit, worden alle
gegevens door de Nokia 9110i opgeslagen.
Connectors
De Nokia 9110i kan op verschillende apparaten worden aangesloten. De
volgende connectors zijn beschikbaar (zie figuur 10):
17
Figuur 10
1
IrDA-SIR-infraroodpoort voor het maken van een verbinding met een pc of
een printer, een digitale camera of een andere communicator. Zie hoofdstuk 4
"Software voor computerverbinding" op pagina 31 voor informatie over
infraroodverbindingen.
2
Connector voor de stekker van de lader.
3
Connector voor de RS-232-kabelstekker en de stekker voor de
hoofdtelefoon.
De Nokia 9110i Communicator wordt gevoed door een oplaadbare Lithiumion-batterij. De batterij met hoge capaciteit biedt 3 tot 6 uur gespreks-/fax-/
terminaltijd of 60 tot 170 uur stand-bytijd. Daarbij kan een stand-bytijd van
400 uur worden bereikt als de telefoon is uitgeschakeld.
Gebruik alleen batterijen en accessoires die voor gebruik bij dit model
communicator door de fabrikant van de communicator zijn goedgekeurd.
Gebruik alleen laders die voor het opladen van een Lithium-ion-batterij door
de fabrikant van de communicator zijn goedgekeurd.
Opmerking: de communicator
kan tijdens het opladen gewoon
worden gebruikt.
De batterij opladen
1 Zorg dat de batterij op de juiste wijze in de hiertoe bestemde ruimte is
geplaatst.
2 Koppel de adapter aan de connector aan de onderkant van de
communicator, zoals weergegeven in figuur 11.
3 Sluit de lader aan op het lichtnet. Als de telefooninterface is ingeschakeld,
verschijnt het bericht CHARGING (LAADT OP) op het scherm en groeit de
batterij-indicatorbalk rechts op het scherm van leeg naar vol.
Figuur 11
4 Wanneer de batterij volledig is opgeladen, groeit de balk niet meer en
worden vier kolommen weergegeven. U kunt nu de stekker van de lader uit
de communicator verwijderen.
Als de batterij bijna leeg is en u de communicator nog maar enkele minuten
kunt gebruiken, hoort u een waarschuwingssignaal en wordt het bericht
BATTERY IS LOW (BATTERIJ BIJNA LEEG) met regelmatige tussenpozen op het
scherm van de telefooninterface weergegeven. Als de batterij helemaal leeg
is, verschijnt het bericht RECHARGE BATTERY (BATTERLIJ OPLADEN) en hoort
u een waarschuwingssignaal. Als u de communicator niet op een lader
aansluit, schakelt de communicator zichzelf uit.
Opmerking: als de batterij helemaal leeg is, duurt
het 30- 60 seconden voordat het bericht
CHARGING (LAADT OP) verschijnt en de batterijbalk
wordt afgebeeld ten teken dat de batterij wordt
geladen. Het kan hierna nog 10-30 seconden duren
voordat u de telefoon kunt inschakelen.
Gebruik van de batterij
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de lader
en laad de batterij alleen op met laders die door de fabrikant zijn
goedgekeurd. Met goedgekeurde laders en accessoires kan de batterij steeds
opnieuw worden geladen.
De batterij hoeft niet volledig leeg te zijn voordat u deze weer kunt opladen.
Als u een lader niet gebruikt, moet u de stekker uit het stopcontact halen. Laat
een batterij niet langer dan een week in een lader zitten. Veelvuldig laden kan
tot een kortere levensduur van een batterij leiden. Als u een batterij niet
gebruikt, kan een volledig geladen batterij zichzelf na verloop van tijd
ontladen.
De batterij kan talloze keren worden opgeladen en ontladen, maar na verloop
van tijd moet deze worden vervangen. Wanneer de gebruiksduur (gesprekstijd
en stand-bytijd) aanzienlijk korter is dan normaal, is het beter een nieuwe
batterij aan te schaffen.
Extreme temperaturen zijn van invloed op de oplaadcapaciteit van de batterij.
Het is mogelijk dat de batterij eerst warmer moet worden of moet afkoelen.
De gebruiksduur van de batterij wordt beïnvloed door de volgende factoren:
het feit of zowel de telefoon- als de communicatorinterface zijn ingeschakeld,
de sterkte van het radiosignaal, diverse telefooninstellingen, het gebruik van
de schermverlichting en de hoeveelheid tijd die het leegmaken van het scherm
vergt. Zie ”Systeeminstellingen” op pagina 125.
Aanbevolen wordt om altijd een geladen batterij in de communicator te laten
zitten. Dit verlengt de levensduur van de systeembatterij die de real-timeklok
van de communicator van stroom voorziet. Als de systeembatterij leeg is, wordt
deze automatisch geladen, wanneer er een geladen batterij op de
communicator wordt aangesloten.
Sluit altijd de klep van het apparaat voordat u de batterij verwijdert. Als u de
klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze is bestemd.
Maak nooit gebruik van een beschadigde of verouderde lader of batterij.
Let op dat u geen kortsluiting in de batterij veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas of jaszak hebt, tezamen
met een metalen voorwerp (zoals een munt, een paperclip of een pen) dat in
direct contact komt met de + en - poolklemmen van de batterij. Kortsluiting
veroorzaakt schade aan de batterij of aan het voorwerp dat de kortsluiting
veroorzaakt.
De capaciteit en de levensduur van de batterij nemen af wanneer u deze bij
extreem warme of koude temperaturen bewaart (zoals in een afgesloten auto in
de zomer of in de vrieskou). Probeer ervoor te zorgen dat de
omgevingstemperatuur van de batterij altijd tussen de +15° C en +25° C ligt.
Een communicator met een extreem warme of koude batterij kan gedurende
bepaalde tijd onbruikbaar zijn, zelfs wanneer de batterij volledig is opgeladen.
De prestaties van Li-Ion-batterijen zijn beperkt bij temperaturen onder de 0° C.
Gooi oude batterijen nooit in open vuur!
Batterijen worden beschouwd als chemisch afval en mogen nooit met
het gewone afval worden meegegeven.