Nokia 30 user Manual [nl]

Nokia 30 GSM Connectivity Terminal Gebruikershandleiding voor modemgebruik
9355419
Uitgave 3
CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product TME-3 conform is aan de bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad: 1999/5/EC. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Copyright © 2002-2003 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
HyperTerminal is een gedeponeerd handelsmerk van Hilgraeve Inc.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde accessoires kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.

Inhoudsopgave

VOOR UW VEILIGHEID..................................... 5
1. Inleiding........................................................ 6
Drie manieren om de Nokia 30-terminal te gebruiken met een compatibele pc of ander
compatibel apparaat:........................................................... 7
Aangesloten op een pc als draadloze modem ........... 7
Aangesloten op een pc door het typen van AT-
opdrachten in een terminalprogramma ...................... 7
Aangesloten op een elektronica-apparaat ................. 7
Verkooppakket........................................................................ 8
2. Functies van de Nokia 30-terminal ........... 9
Gegevensverbindingen en berichtgeving ....................... 9
GPRS.................................................................................... 10
HSCSD................................................................................. 10
CSD ...................................................................................... 10
SMS...................................................................................... 10
USSD.................................................................................... 10
Aanvullende diensten......................................................... 11
AutoPIN.................................................................................. 12
3. Aan de slag................................................. 13
De terminal instellen.......................................................... 13
De SIM-kaart installeren ............................................... 14
De terminal monteren .................................................... 15
De terminal plaatsen ...................................................... 16
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
Terminalaansluitingen................................................... 16
De PIN-code invoeren.................................................... 19
De PIN-code wijzigen................................................. 22
4. Modeminstallatie voor
Nokia 30-terminal.......................................... 24
Modem Setup for Nokia 30 terminal ........................... 24
Inleiding............................................................................. 24
Aan de slag....................................................................... 25
Modem Setup .................................................................. 25
Nokia Modem Options configureren ............................ 26
Een nieuwe inbelverbinding maken .............................. 27
GPRS-verbinding............................................................. 30
HSCSD- of CSD-verbinding.......................................... 31
Gebruikersnaam en wachtwoord invoeren.............. 32
De verbinding een naam geven .................................. 33
Uw internet-e-mailaccount instellen ....................... 34
Extra instellingen ............................................................... 34
Instellingen voor inbelverbindingen ............................. 35
Eigenschappen instellen ............................................... 36
Een internetverbinding tot stand brengen.................. 38
Modem Setup for Nokia 30 terminal
verwijderen .......................................................................... 40
Modem Setup voor het
standaardmodemstuurprogramma................................ 40
Communicatiesoftware .................................................... 41
3
Inhoudsopgave
5. Lichtindicators ........................................... 42
Nokia 30-lichtindicators tijdens opstarten: ................ 42
Nokia 30-lichtindicators tijdens normale
werking: ................................................................................. 44
Nokia 30-lichtindicators tijdens speciale
werking: ................................................................................. 45
6. Toebehoren................................................. 46
7. Problemen oplossen................................... 47
Controleer dit eerst ............................................................ 47
Slechte ontvangst ............................................................... 47
Geblokkeerde PIN-code ..................................................... 48
Geen verbinding .................................................................. 48
Geen verbinding met internet ......................................... 49
Modemstuurprogramma ................................................... 49
8. Toegangscodes ........................................... 50
PIN-code (4 tot 8 cijfers) .................................................. 50
PIN2-code (4 tot 8 cijfers)................................................ 50
PUK-code (8 cijfers)........................................................... 50
PUK2-code (8 cijfers) ........................................................ 51
Beveiligingscode (10 cijfers) ........................................... 51
Blokkeerwachtwoord......................................................... 51
9. Nokia 30-terminal als M2M-
communicatieapparaat................................... 52
Modus voor gebruikersbesturing ................................... 52
AT-opdrachtmodus ............................................................ 53
M2M-systeemmodus ........................................................ 53
De terminal plaatsen voor M2M-communicatie....... 54
VERZORGING EN ONDERHOUD .................... 55
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE..... 57
TECHNISCHE SPECIFICATIES......................... 60
Inhoudsopgave
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
4

VOOR UW VEILIGHEID

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze handleiding.
STORING
Alle draadloze apparaten zijn gevoelig voor storing. Dit kan de werking van de het apparaat beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Volg alle regels en aanwijzingen op. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires. Sluit geen ongeschikte producten aan.
MAAK BACK-UPS
Vergeet niet om een back-up te maken van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
5
VOOR UW VEILIGHEID

1. Inleiding

De Nokia 30-terminal is een GSM Connectivity Terminal met tal van geavanceerde functies.
Door de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal aan te sluiten op een compatibele pc of compatibel apparaat, kunt u gegevensoproepen plaatsen, berichten verzenden en verbinding maken met internet.
De Nokia 30-terminal biedt een snelle draadloze verbinding en ondersteunt verschillende typen gegevensverbindingen, zoals GPRS, hoge-snelheid gegevensdiensten, USSD en tekstberichten via EGSM900/GSM1800-netwerken.
De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is bovendien uitgerust met bijzonder handige beveiligingsfuncties, zoals AutoPIN, GSM-beveiligingscodes en GSM-codering voor privacy van de eindgebruiker.
De Nokia 30-terminal is voorzien van een ingebouwde antenne. Als het signaal echter niet sterk genoeg is voor optimaal gebruik, kan op de terminal een externe antenne worden aangesloten.
U kunt de Nokia 30-terminal aansluiten op de RS-232-gegevensadapter. Daardoor kunt u de Nokia 30 gebruiken als zelfstandige modem wanneer de terminal is verbonden met een compatibele pc of
Inleiding
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
6
compatibel apparaat. In deze gebruikershandleiding wordt beschreven hoe u de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal kunt gebruiken als een draadloze modem.
Drie manieren om de Nokia 30-terminal te gebruiken met een
compatibele pc of ander compatibel apparaat:

Aangesloten op een pc als draadloze modem

De Nokia 30-terminal wordt aangesloten op uw computer en als modem op de computer geïnstalleerd. Vervolgens kunt u gebruikmaken van communicatieprogramma's om gegevens te verzenden en ontvangen via de draadloze verbinding van de Nokia 30-terminal. Zie Modeminstallatie voor Nokia 30­terminal op pagina 24 voor meer informatie.

Aangesloten op een pc door het typen van AT-opdrachten in een terminalprogramma

De AT-opdrachten worden rechtstreeks in een programma, zoals Hyper Terminal®, getypt. Bij gebruik als modem volgt de Nokia 30-terminal deze opdrachten. Zie bijvoorbeeld De PIN-code invoeren op pagina 19.

Aangesloten op een elektronica-apparaat

Wanneer de Nokia 30-terminal wordt aangesloten op de RS-232-gegevensadapter, kan deze worden verbonden met een apparaat dat beschikt over een seriële modemaansluiting. Dit apparaat communiceert dan met de Nokia 30-terminal via de RS-232-poort met behulp van geïntegreerde AT­opdrachten. Lees meer over het gebruik van de Nokia 30-terminal voor M2M-communicatie op pagina 53.
Inleiding
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
7

Verkooppakket

Het complete verkooppakket voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal bevat de volgende items:
1. Nokia 30 GSM Connectivity Terminal
2. Netvoeding ACW-5A
3. RS-232-gegevensadapter
4. RS-232-gegevenskabel
5. Installatieset
6. Productvermelding
7. Cd-rom Nokia 30
Inleiding
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
8

2. Functies van de Nokia 30-terminal

In dit hoofdstuk worden kort de belangrijkste functies van de Nokia 30-terminal beschreven.
Opmerking:Schakel de terminal niet in als het gebruik van draadloze apparatuur verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten waarop u zich via uw netwerkexploitant kunt abonneren. U kunt pas van deze diensten gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van uw thuisnet op de gewenste dienst(en) hebt geabonneerd en de gebruiksinstructies hebt ontvangen. Functies zoals draadloze gegevensverbindingen en aanvullende diensten zijn netwerkafhankelijke functies in de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal.

Gegevensverbindingen en berichtgeving

De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal ondersteunt vijf technologieën voor draadloze gegevensoverdracht, die overal kunnen worden gebruikt waar deze worden ondersteund door GSM­netwerken. Het is mogelijk gebruik te maken van verschillende AT-opdrachten, afhankelijk van de geselecteerde gegevensdrager.
Opmerking: U kunt alleen gebruikmaken van GPRS, HSCSD, CSD of USSD als u op deze diensten geabonneerd bent. U moet ook de instellingen opslaan voor de toepassingen die met deze technologieën werken. Zie Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal op pagina 24.
Functies van de Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
9

GPRS

Met GPRS (General Packet Radio Service) worden gegevens via het netwerk verzonden in pakketjes van standaardgrootte. Door gegevens als pakketjes te verzenden, wordt de transmissie efficiënter. Omdat de Nokia 30-terminal GPRS multi-slot klasse 6 ondersteunt, kunnen meerdere timeslots tegelijkertijd worden gebruikt voor de overdracht van gegevens.

HSCSD

Met HSCSD (High Speed Circuit Switched Data) fungeert de Nokia 30-terminal als een multi-slot klasse 6-terminal met een transmissiesnelheid van 43,2 kbit/s.
CSD
Met CSD (Circuit Switched Data) is een transmissiesnelheid van 14,4 kbit/s mogelijk.
SMS
Met SMS (Short Message Service) kunnen via de Nokia 30-terminal berichten van maximaal 160 tekens worden verzonden en ontvangen. SMS is een handige manier om gegevens snel en gemakkelijk over te dragen tussen Nokia 30-terminals.

USSD

USSD (Unstructured Supplementary Services Data) biedt betrouwbare interactieve berichtendiensten. Met USSD kunnen via de Nokia 30-terminal berichten van maximaal 182 tekens worden verzonden en ontvangen. USSD-sessies worden tot stand gebracht voor de duur van de verbinding. In vergelijking
Functies van de Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
10
met SMS, zorgt dit voor een betrouwbaardere gegevensoverdracht en kortere reactietijden, aangezien de vertraging bekend is.
Opmerking: USSD-berichten kunnen alleen naar het netwerk worden verzonden en niet rechtstreeks naar een andere mobiele terminal.

Aanvullende diensten

De Nokia 30-terminal ondersteunt ook aanvullende netwerkafhankelijke diensten, zoals:
Doorsturen – Oproepen doorsturen naar een ander nummer dat u opgeeft.
Oproepen beperken – Uitgaande en inkomende oproepen beperken.
Doorverbinden – Twee verschillende bellers met elkaar doorverbinden en vervolgens de eigen verbinding verbreken zonder de twee andere bellers te storen.
Wachtfunctie – U wordt tijdens een telefoongesprek gewaarschuwd dat er een andere inkomende oproep plaatsvindt.
Wisselen – Wisselen tussen inkomende en actieve oproepen.
Meerdere partijen – Verschillende bellers samenbrengen in één gesprek.
Beveiligingsopties zoals Oproepen blokkeren.
U schakelt deze aanvullende diensten in door de instellingen van de Nokia 30-terminal te wijzigen. Dit doet u bijvoorbeeld met behulp van Nokia 30 Configurator.
Functies van de Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
11

AutoPIN

U kunt in de Nokia 30-terminal SIM-beveiliging instellen met behulp van de functie AutoPIN die de SIM-kaart onbruikbaar maakt voor onbevoegde gebruikers. In de Nokia 30-terminal wordt de standaard PIN-code gebruikt. Met de Nokia 30 Configurator-software kunt u echter de functie AutoPIN inschakelen. De PIN-code wordt dan geprogrammeerd in het geheugen van de terminal en wordt doorgestuurd in ongebruikelijke situaties, bijvoorbeeld wanneer de terminal opnieuw wordt gestart.
Functies van de Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
12

3. Aan de slag

De terminal instellen

Ga als volgt te werk om de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal voor de eerste keer te gebruiken:
1. Installeer de SIM-kaart zoals beschreven op pagina 14.
2. Monteer de terminal op de RS-232-gegevensadapter.
3. Zet de terminal op een geschikte locatie met het oog op de veldsterkte en de functionaliteit van de antenne.
4. Sluit de RS-232-gegevenskabel aan op de terminal en op een compatibele pc of ander compatibel apparaat. Sluit de netvoeding ACW-5A aan op de terminal en op een stopcontact.
5. Toets de PIN-code in als dat voor uw SIM-kaart is vereist.
Waarschuwing! Voorkom beschadiging van de SIM-kaart door deze niet te installeren, verplaatsen of verwijderen als de netvoeding is aangesloten op een stopcontact. Monteer de terminal eerst op de RS­232-gegevensadapter voordat u deze aansluit op de netvoeding.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
13
Aan de slag

De SIM-kaart installeren

Houd alle kleine SIM-kaarten buiten bereik van kleine kinderen.
De Nokia 30 SIM-kaartlezer ondersteunt 3V kleinformaat SIM-kaarten.
De SIM-kaart wordt op zijn plaats gehouden door het kunststof SIM-afdekplaatje. Ga voorzichtig te werk als u de SIM-kaart uit de terminal moet verwijderen. Gebruik bij voorkeur een voorwerp met scherpe punt.
Opmerking: Het is niet mogelijk om de SIM­kaart te verwijderen wanneer de Nokia 30­terminal is aangesloten op de RS-232­gegevensadapter.
1. Verwijder het SIM-afdekplaatje van de terminal door eerst het bredere uiteinde van het afdekplaatje omhoog te tillen.
2. Plaats de SIM-kaart in de sleuf. Let er daarbij op dat de zijde met de goudkleurige contactpunten naar boven is gekeerd en dat de gemarkeerde hoek zich links bevindt.
3. Plaats het SIM-afdekplaatje terug door eerst het smalle gedeelte naar binnen te duwen, waarna u het afdekplaatje vastdrukt.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
14
Opmerking: Als de Nokia 30-terminal na installatie van de SIM-kaart nog steeds om een SIM-kaart
vraagt, wordt uw SIM-kaart niet door de terminal ondersteund. De Nokia 30-terminal ondersteunt alleen 3V SIM-kaarten.

De terminal monteren

Monteer de terminal op de RS-232­gegevensadapter en bevestig de terminal in de juiste positie met behulp van de bijgeleverde schroeven.
Opmerking: Als u de terminal aan een wand wilt bevestigen, bevestigt u eerst de RS-232­gegevensadapter aan de wand voordat u de terminal op de adapter monteert.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
15

De terminal plaatsen

Installeer de terminal horizontaal of verticaal aan een wand of op een horizontaal oppervlak. De beste locatie kan worden vastgesteld met behulp van de functie Intensity of Field (IoF) via de lichtindicators (LED's) op de Nokia 30. Zie "Lichtindicators" op pagina 42.
Als de interne antenne niet afdoende is, wordt gebruik van de bijgeleverde externe antenne aanbevolen.
Ga naar http:// www.forum.nokia.com als u meer informatie wilt over het plaatsen van de terminal.
Let op: Om te voldoen aan de vereisten in verband met blootstelling aan RF-straling, dient u de terminal zodanig te installeren dat de afstand tussen antenne en personen minimaal 20 cm bedraagt. Bij gebruik van de externe antenne installeert u de antenne zodanig dat de afstand tussen antenne en personen minimaal 20 cm bedraagt, waarbij de signaalsterkte van de antenne niet hoger mag zijn dan 9 dBi.
Opmerking: Het gebruik van radiozendapparatuur kan storing veroorzaken in verschillende elektronische apparaten ( pc, tv, enzovoort). U voorkomt storingen door de terminal op enige afstand van andere elektronische apparaten te plaatsen.

Terminalaansluitingen

De Nokia 30-terminal beschikt over vier aansluitingen, te weten voor M2M-systeem, RS-232, netvoeding en externe antenne.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
16
M2M-systeemaansluiting
De M2M-systeemaansluiting bevindt zich aan de onderzijde van de terminal. Bij het monteren van de terminal wordt de M2M­systeemaansluiting bevestigd aan de bijbehorende aansluiting op de RS-232-gegevensadapter.
RS-232-aansluiting
1. Monteer de Nokia 30-terminal eerst op de RS-232-gegevensadapter om de terminal te kunnen aansluiten op een compatibele pc of andere compatibele apparaten.
2. Bevestig de RS-232-gegevenskabel aan de adapter.
3. Sluit de gegevenskabel van de terminal aan op een compatibele pc of ander compatibel apparaat. Gebruik alleen de door Nokia geleverde RS­232-gegevenskabel.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
17
Netvoedingsaansluiting
De netvoedingsaansluiting van de Nokia 30 bevindt zich aan de achterzijde van de terminal, tegenover de lichtindicators. Wanneer de Nokia 30-terminal op de RS-232-gegevensadapter wordt gemonteerd, bevindt de netvoedingsaansluiting zich onder de rand van de adapter.
- Sluit de voedingskabel van de netvoeding aan op de terminal.
- Sluit de netvoeding aan op een stopcontact.
Aansluiting externe antenne
De aansluiting voor de externe antenne bevindt zich naast de sleuf voor de SIM-kaart (zie afbeelding op pagina 42). De externe antenne kan worden voorzien van de bijgeleverde externe-antennekabel (XRM-1) als de signaalsterkte onvoldoende is.
- Om de externe-antennekabel te kunnen aansluiten op de Nokia 30-terminal, moet u een stukje van
het SIM-afdekplaatje afknippen om ruimte te maken voor de kabel.
- Sluit de externe antenne aan op de FME-aansluiting aan het andere uiteinde van de externe-
antennekabel.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
18

De PIN-code invoeren

De PIN-code (Personal Identification Number) beveiligt de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik. De PIN-code wordt doorgaans bij de SIM-kaart geleverd. Als voor de SIM-kaart een PIN-code is vereist, moet u deze code invoeren om de Nokia 30-terminal te kunnen gebruiken.
Wanneer de functie AutoPIN is ingeschakeld in de Nokia 30 Configurator-software, wordt de PIN-code opgeslagen in het geheugen van de terminal en hoeft u de PIN-code niet meer in te toetsen.
In een Microsoft Windows-omgeving kunnen verschillende toepassingen worden gebruikt voor het tot stand brengen van de verbinding. Een van die toepassingen is HyperTerminal®. U kunt de PIN-code als volgt invoeren met behulp van HyperTerminal (in Windows 2000):
1. Start het programma HyperTerminal (Start ->Programma's ->Bureau-accessoires ->Communicatie
-> HyperTerminal en dubbelklik op het pictogram HyperTrm.exe).
2. In het vak Naam van het dialoogvenster Beschrijving van verbinding typt u een naam voor de verbinding (bijvoorbeeld GSM1). Klik op
OK.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
19
3. In het dialoogvenster Verbinding maken wordt de lijst Verbinding maken via weergegeven. Selecteer Direct naar Com X in de lijst, waarbij COM X de COM-poort is waarop u de Nokia 30-terminal hebt aangesloten. Klik op OK.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
20
4. In het dialoogvenster Eigenschappen van COM X selecteert u de weergegeven
poortinstellingen. Klik op OK.
5. In het venster van HyperTerminal typt u "at" (zonder aanhalingstekens) en drukt u op ENTER. Het programma reageert met OK. Als het programma niet reageert met OK, raadpleegt u de sectie Problemen oplossen op pagina 47.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
21
6. Typ de AT-opdracht at+cpin="PIN", waarbij PIN uw PIN-code is.
7. Druk op ENTER.
Als u de PIN-code driemaal achter elkaar verkeerd intoetst, wordt de code geblokkeerd. Zie de sectie Problemen oplossen op pagina 47.
De PIN-code wijzigen
Om uw SIM-kaart te beschermen tegen onbevoegd gebruik, is het raadzaam de door de netwerkexploitant geleverde standaard PIN-code te wijzigen. Gebruik van de PIN-code moet zijn ingeschakeld om de PIN-code te kunnen wijzigen met behulp van een AT-opdracht.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
22
U kunt de PIN-code als volgt wijzigen in het venster van HyperTerminal:
1. Typ de volgende AT-opdracht: at+cpwd="sc","PINOUD","PINNIEUW" waarbij PINOUD de oude PIN-code is en PINNIEUW de nieuwe PIN-code.
2. Druk op ENTER.
Opmerking: U kunt de PIN-code ook wijzigen met behulp van de Nokia 30 Configurator-software.
Aan de slag
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
23

4. Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal

Op de cd-rom van de Nokia 30 bevindt zich het programma Modem Setup waarmee de Nokia 30­terminal kan worden ingesteld als een draadloze modem. Met het Setup-programma worden pc­compatibele gegevens- en faxmodemstuurprogramma's en Nokia Modem Options geïnstalleerd waarmee gebruikers parameters voor gegevensoproepen kunnen instellen. U kunt ook gebruikmaken van het standaardmodemstuurprogramma dat geleverd wordt bij MS Windows. Met deze stuurprogramma's kan de Nokia 30-terminal als modem worden gebruikt door vrijwel alle in de handel verkrijgbare Internet-browsers en e-mailprogramma's.
Nokia 30 Modem Options kunnen worden uitgevoerd in Windows 98/ME/2000/XP of Windows NT 4.0 met Service Pack 5 of recenter.
Als u verbinding wilt maken met internet, e-mail- of faxberichten wilt verzenden en ontvangen of gegevens vanaf de pc wilt versturen, moet u eerst de juiste software voor data- en faxcommunicatie installeren.

Modem Setup for Nokia 30 terminal

Inleiding

Door Modem Setup for Nokia 30 terminal worden de volgende onderdelen op uw computer geïnstalleerd:
• Nokia 30 data- en faxmodemadapters waarmee u uw telefoon kunt gebruiken als modem voor gegevens- en faxoproepen
• Nokia Modem Options waarmee u opties voor gegevensoproepen kunt instellen
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
24
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal

Aan de slag

Voer de volgende handelingen uit voordat u Modem Setup for Nokia 30 terminal installeert:
• Sluit alle geopende programma's op de pc.
• Zorg dat de functie AutoPIN is geactiveerd op de terminal. U kunt deze beveiliging instellen met behulp van de Configurator-software op de Nokia 30-cd-rom. Als het gebruik van de PIN-code is ingeschakeld, kunt u de PIN-code invoeren met een toepassing zoals HyperTerminal.
• Als u GPRS wilt gebruiken, moet deze dienst zijn geactiveerd voor de SIM-kaart die in Nokia 30­terminal wordt gebruikt en moet uw netwerkexploitant de GPRS-dienst ondersteunen.

Modem Setup

Het Nokia 30-modemstuurprogramma bevindt zich op de cd-rom en u kunt de laatste softwareversie downloaden van www.forum.nokia.com.
1. Klik op Install Software in het hoofdmenu van de cd-rom.
2. Klik op Install Modem Setup for Nokia 30.
3. Klik op Install en volg de aanwijzingen op het scherm.
OF
1. Open de gedownloade exe-bestanden van het programma Modem Setup for Nokia 30 terminal en sla de bestanden op.
2. Start het installatieprogramma.
Zorg dat u de telefoon kunt aansluiten op de pc wanneer hierom wordt gevraagd.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
25

Nokia Modem Options configureren

Als u de Nokia 30-terminal wilt gebruiken als draadloze modem, dienen de Nokia Modem Options te worden geconfigureerd voor uw pc. Met deze opties definieert u de modem die u wilt gebruiken, het type verbinding, de snelheid in kbits/s voor de GSM-verbinding en het GPRS-toegangspunt.
Als u Nokia-modems bijvoorbeeld wilt instellen in MS Windows 2000, gaat u als volgt te werk:
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens Configuratiescherm.
2. Selecteer Nokia Modem Options in het Configuratiescherm.
3. Selecteer Nokia 30 (cable) bij Installed Nokia Modems.
Als u een HSCSD-verbinding met uw netwerkexploitant hebt, kunt u verbindingen met een snelheid van 43,2 kbts/s tot stand brengen.
Als u een CSD-verbinding met uw netwerkexploitant hebt, is uw verbindingssnelheid beperkt tot 9,6 of 14,4 kbts/s.
Als u een GPRS-verbinding met uw netwerkexploitant hebt, moet u een GPRS-toegangspunt voor de terminal opgeven. Dit toegangspunt krijgt u van de netwerkexploitant die de SIM-kaart voor de Nokia 30-terminal levert.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
26
4. Als u de Nokia Modem Options hebt ingesteld, selecteert u Apply en vervolgens OK.

Een nieuwe inbelverbinding maken

Nadat u het vereiste modemstuurprogramma hebt geïnstalleerd, kunt u de Nokia 30-terminal selecteren als modem en daarvan gebruikmaken via een communicatieprogramma. MS Windows 95/ 98/2000/XP/NT 4.0 bevat communicatieprogramma's zoals Inbelnetwerk en HyperTerminal. Raadpleeg voor meer informatie over de installatie de documentatie bij de software die u gebruikt.
Als u Inbelnetwerk gebruikt in Windows 2000, moet u een nieuwe inbelverbinding opgeven voor elk type verbinding. De volgende procedure geldt zowel voor GPRS- als voor HSCSD /CSD­inbelverbindingen.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen in het Configuratiescherm.
3. Selecteer Nieuwe verbinding maken.
4. Klik in het venster van de wizard Netwerkverbinding op Volgende.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
27
5. Selecteer Inbellen naar het Internet in het venster van de wizard Netwerkverbinding en klik op Volgende.
6. Selecteer in de wizard Internet­verbinding Handmatig verbinding
met het Internet maken of Ik maak verbinding via een LAN-netwerk.
Klik op Volgende.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
28
7. Selecteer Ik maak verbinding via een telefoonlijn en een modem en klik op Volgende.
Als er verschillende modemstuurprogramma's op uw computer zijn geïnstalleerd, wordt het venster Modem kiezen weergegeven. Selecteer Nokia 30
(cable) en druk op Volgende.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
29

GPRS-verbinding

1. Typ het telefoonnummer voor uw GPRS-verbinding (*99#).
Laat het selectievakje Netnummer en lokale kiesregels gebruiken uitgeschakeld.
2. Klik op Volgende.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
30

HSCSD- of CSD-verbinding

1. Typ het telefoonnummer voor uw HSCSD / CSD-verbinding. U krijgt het telefoonnummer CSD-verbinding van uw netwerkexploitant. Raadpleeg uw netwerkexploitant voor meer informatie.
2. Klik op Volgende.
1. Een andere term die voor het telefoonnummer wordt gebruikt is belgroep.
1
voor de HSCSD /
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
31

Gebruikersnaam en wachtwoord invoeren

1. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u geen gebruikersnaam en wachtwoord hebt ontvangen van uw netwerkexploitant, kunt u geen verbinding met internet tot stand brengen.
2. Klik op Volgende.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
32

De verbinding een naam geven

1. Typ de naam van de verbinding voor de nieuwe inbelverbinding, bijvoorbeeld Nokia 30.
2. Klik op Volgende.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
33

Uw internet-e-mailaccount instellen

U kunt nu een internet-e-mailaccount instellen. Raadpleeg uw serviceprovider voor meer informatie.
Als u nu geen internet-e-mailaccount wilt instellen, selecteert u Nee en klikt u op Volgende.

Extra instellingen

U dient nog enkele extra opties in te stellen voordat u de inbelverbinding voor de Nokia 30-terminal kunt gebruiken. Schakel het selectievakje Schakel dit
selectievakje in en klik op Voltooien als u direct een verbinding met het Internet wilt maken daarom niet in. Klik
op Voltooien.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
34

Instellingen voor inbelverbindingen

Voordat u de instelling van de modemverbinding kunt voltooien, moet u enkele extra opties voor de Nokia 30-terminal definiëren. Deze instellingen zijn zowel van toepassing voor GPRS- als voor HSCSD/ CSD-verbindingen.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens Configuratiescherm. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen.
2. Selecteer de nieuwe inbelverbinding (bijvoorbeeld Nokia 30) en klik met de rechtermuisknop op het pictogram om het menu te openen.
3. Selecteer Eigenschappen in het menu.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
35

Eigenschappen instellen

Selecteer het tabblad Netwerk in het venster Eigenschappen (bijvoorbeeld Eigenschappen voor Nokia
30) van de inbelverbinding. Klik op Instellingen.
1. Zorg dat Softwarecompressie inschakelen in het venster PPP-instellingen niet is ingeschakeld.
2. Klik op OK.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
36
3. Klik op de knop Eigenschappen voor Internetprotocol (TCP/IP) op het tabblad Netwerk.
4. Voer hier de gegevens in die u hebt ontvangen van uw serviceprovider.
5. Klik op het tabblad Geavanceerd.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
37
6. Zorg dat het selectievakje IP­headercompressie gebruiken in het venster Geavanceerde TCP/IP­instellingen is uitgeschakeld.
Opmerking: De geavanceerde TCP/IP-
instellingen verschillen per serviceprovider. Raadpleeg uw serviceprovider voor meer informatie.
7. Klik op OK.
8. Klik op OK in het venster Netwerk van de Eigenschappen (bijvoorbeeld Eigenschappen voor Nokia 30) van de inbelverbinding.

Een internetverbinding tot stand brengen

Als de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal juist is geconfigureerd, kunt u nu een verbinding tot stand brengen met internet.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens Configuratiescherm. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen.
2. Dubbelklik op het pictogram van de nieuwe verbinding (bijvoorbeeld Nokia 30).
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
38
3. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in om toegang tot internet te verkrijgen. Raadpleeg uw serviceprovider voor meer informatie.
4. Als de internetverbinding tot stand is gebracht, verschijnt het venster Verbinding tot stand gebracht op uw scherm.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
39

Modem Setup for Nokia 30 terminal verwijderen

1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens Configuratiescherm. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen.
2. Dubbelklik op Software.
3. Selecteer op het tabblad Installeren of verwijderen Modem Setup for Nokia 30 in de lijst met software die kan worden verwijderd.
4. Klik op Toevoegen/verwijderen.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de programmabestanden te verwijderen.

Modem Setup voor het standaardmodemstuurprogramma

U kunt ook gebruikmaken van het standaardmodemstuurprogramma dat bijvoorbeeld geleverd wordt bij MS Windows®. Er zijn enkele extra AT-opdrachten nodig voor het instellen van GSM-gegevens of de GPRS-configuratie. Deze opdrachten kunnen ook worden gebruikt in andere omgevingen, zoals Linux, of via ingesloten toepassingen die het gebruik van AT-opdrachten ondersteunen. U kunt de modem als volgt instellen (in Windows 2000):
1. Kies Start-> Instellingen-> Configuratiescherm-> Telefoon- en modemopties.
2. Selecteer een standaardmodem op het tabblad Modem en klik op Eigenschappen.
3. Open het tabblad Geavanceerd en typ de standaardmodeminstellingen voor CSD/HSCSD/GPRS: AT+CBST=51,0,1;+CHSN=6,0,0,0;+CGDCONT=,,"INTERNET"
Dit voorbeeld geeft het volgende aan: 43,2 kbit/s ISDN (V120) HSCSD-gegevensoproepmodus wordt geselecteerd en de naam van het GPRS-toegangspunt is "Internet".
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
40
Opmerking: De naam van het GPRS-
toegangspunt en de ondersteunde GSM­gegevensoproepmodi zijn netwerkafhankelijke parameters.
Andere bitsnelheden en verbindingsmodi (zoals voor de analoge PSTN-modem) kunt u vinden in hoofdstuk 18 (Example procedures on some AT commands) van de AT Command Guide voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal op de cd­rom van de Nokia 30.
Informeer bij uw netwerkexploitant naar verdere aanwijzingen over het instellen van de Nokia 30 terminal als draadloze modem.

Communicatiesoftware

Nadat u het vereiste modemstuurprogramma hebt geïnstalleerd, kunt u de Nokia 30 terminal selecteren als modem en daarvan gebruikmaken via een communicatieprogramma.
MS Windows 95/98/2000/XP/NT 4.0 bevat diverse communicatieprogramma's. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij de software die u gebruikt.
Opmerking: Installeer uitsluitend software van bronnen die goed zijn beveiligd tegen virussen en andere schadelijke software.
Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
41

5. Lichtindicators

De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is voorzien van drie lichtindicators (LED's), die de gebruikersinterface van de terminal vormen. De LED's geven de veldsterkte en de terminalstatus aan. De LED's maken gebruik van twee kleuren, rood en groen, om de status van de Nokia 30 GSM-terminal in drie verschillende modi aan te duiden:
•Opstarten
• Normale werking
• Speciale werking
Opmerking: Alle drie de LED's kunnen met behulp van de Nokia 30 Configurator-software zodanig worden geconfigureerd dat ze geen enkele status aanduiden en niet gaan branden tijdens het gebruik.

Nokia 30-lichtindicators tijdens opstarten:

LED 1 LED 2 Status-LED 3 Beschrijving
Uit Uit Uit Uitgeschakeld
Groen doorlopend
Uit Rood
Groen doorlopend
knipperend
Groen doorlopend
Uit PIN vragen / nieuwe PIN vragen
Ingeschakeld, verbinding met netwerk
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
42
Lichtindicators
LED 1 LED 2 Status-LED 3 Beschrijving
Uit Rood
knipperend
Rood knipperend
PUK vragen
Opmerking: De IoF-indicators zijn tijdens het opstarten ongeveer 10 seconden zichtbaar voordat de terminal overschakelt naar de modus voor de normale werking.
IoF-functie (Intensity of Field):
Rood
Uit Uit <-105 dBm NIET ACCEPTABEL
knipperend
Groen
Uit Uit -105... -100 dBm NIET ACCEPTABEL
knipperend
Groen Uit Uit -100... -95 dBm ZWAK
Groen Groen
Uit -95... -90 dBm ZWAK
knipperend
Groen Groen Uit -90... -85 dBm MATIG
Groen Groen Groen
-85... -80 dBm MATIG
knipperend
Groen Groen Groen >-80 dBm GOED
Opmerking: De aanbevelingen voor de veldsterkte gelden met name voor gegevenstransmissie. Bij spraakoverdracht is de kwaliteit ook in de lagere veldsterktes afdoende.
Lichtindicators
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
43

Nokia 30-lichtindicators tijdens normale werking:

LED 1 LED 2 Status-LED 3 Beschrijving
* * Groen In gebruik
**Groen
knipperend
**Groen
knipperend
* * Groen/rood
knipperend
* * Rood
knipperend
* Toepassingsmodule te regelen in M2M-systeemmodus.
Opmerking: Als de LED's aangeven dat er berichten zijn binnengekomen, kunt u de ontvangen berichten lezen met behulp van de AT-opdracht AT+CMGR. Raadpleeg de lijst met AT-opdrachten op de cd-rom van de Nokia 30 voor meer informatie.
Oproep gaande
Inkomende oproep
Bericht / voicemail ontvangen
Bericht komt binnen en geheugen is vol
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
44
Lichtindicators

Nokia 30-lichtindicators tijdens speciale werking:

LED 1 LED 2 Status-LED 3 Beschrijving
Groen/rood knipperend
Rood knipperend
Geel Geel Geel Bezig met initialiseren.
Groen/rood knipperend
Rood knipperend
Groen/rood knipperend
Rood knipperend
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
Plaats SIM-kaart.
Storing, neem contact op met serviceafdeling.
Lichtindicators
45

6. Toebehoren

Voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal zijn vele toebehoren verkrijgbaar. Informeer bij uw leverancier naar de verkrijgbare toebehoren voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal.
Netvoeding (ACW-5A)
Vaste autolader (LCM-2): Voedingseenheid voor gebruik in een auto. Het apparaat wordt rechtstreeks op de accu van de auto aangesloten.
RS-232-gegevensadapter en RS-232-gegevenskabel: Vereist wanneer de Nokia 30-terminal wordt gebruikt in de AT-opdrachtmodus als een normale GSM-modem. De RS-232-gegevenskabel verbindt de terminal met compatibele pc's en andere compatibele apparaten.
Nokia Smart Adapter (AD-4): Programmeerbare adapter voor de integratie van de Nokia 30­terminal in een extern apparaat via de seriële interface.
Externe-antennekabel (XRM-1): De Nokia 30 terminal heeft een optionele kabel voor de externe antenne, waarmee u zo nodig een externe antenne op de terminal kunt aansluiten met behulp van een standaard FME-aansluiting.
Configurator-software: Voor een geavanceerdere configuratie van de terminal. Configuratiesoftware wordt meestal gebruikt wanneer de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal de eerste keer wordt geactiveerd of wanneer de terminalinstellingen moeten worden gewijzigd. Deze opties bevinden zich op de cd-rom van de Nokia 30 en op de Nokia-website, www.forum.nokia.com.
Nokia 30 Modem Options: Deze opties bevinden zich op de cd-rom van de Nokia 30 en op de Nokia-website, www.forum.nokia.com.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
46
Toebehoren

7. Problemen oplossen

Controleer dit eerst

1. Controleer of de Nokia 30-terminal goed vastzit op de RS-232-gegevensadapter.
2. Controleer of de gegevenskabel goed is aangesloten op de terminal en op de compatibele pc of een ander compatibel apparaat.
3. Contoleer of de netvoeding goed is aangesloten op de terminal en op een stopcontact.
4. Maak de netvoeding los van het stopcontact voordat u controleert of de SIM-kaart correct is geïnstalleerd.

Slechte ontvangst

Als er problemen zijn met de ontvangst, zoals onderbrekingen in de dienst, is het mogelijk dat het signaal te zwak is. Controleer de signaalsterkte met de volgende AT-opdracht, bijvoorbeeld vanuit het venster van HyperTerminal: at+csq.
De reactie is +csq: <rssi>, 99. De waarden van de parameters voor <rssi> zijn van 0 tot en met 31 bij intervallen van 2 dBm:
0 ... 6 -101 dBm of minder -> Niet-acceptabele dekking
7 ... 11 -100 dBm ... -91 dBm -> Zwakke dekking
12 ... 16 -90 dBm ... -81 dBm -> Matige dekking
17 ... 31 -80 dBm of hoger -> Goede dekking
99 Niet bekend of niet detecteerbaar
Problemen oplossen
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
47
Zo betekent de reactie +csq: 31, 99 dat de signaalsterkte uitstekend is. Als het signaal zwakker is dan -91 dBm (de parameter voor <rssi> is 11 of lager), verplaatst u de terminal naar een andere locatie. Als de terminal geen sterker signaal ontvangt, neemt u contact op met de netwerkexploitant. De ontvangst kan worden verbeterd door gebruik te maken van een externe antenne.

Geblokkeerde PIN-code

Als u de PIN-code driemaal achter elkaar verkeerd intoetst, wordt de code geblokkeerd. U kunt de blokkering opheffen door uw PUK-code (Personal Unblocking Key) in te toetsen. Zie Toegangscodes op pagina 50.
Wanneer de PIN-code is geblokkeerd, gaan de lichtindicators 1 en 2 rood knipperen. U kunt de blokkering van de code als volgt opheffen:
• Typ in het venster van HyperTerminal de AT-opdracht at+cpin? en druk op ENTER. Als de PUK-code is vereist, is de reactie +cpin: SIM PUK.
• Toets de PUK-code in via de AT-opdracht at+cpin="PUK","PIN" waarbij PUK uw PUK-code is en PIN uw oude of nieuwe PIN-code. Druk op ENTER.

Geen verbinding

Als u geen OK als reactie krijgt wanneer u op <Enter> drukt na de AT-opdracht in bijvoorbeeld het venster van HyperTerminal, controleert u eerst of de poortinstellingen correct zijn. Zie De PIN-code invoeren op pagina 19.
Controleer of de COM-poort waarop de Nokia 30-terminal is aangesloten niet is gereserveerd door een ander programma. Start de Nokia 30-terminal opnieuw nadat de COM-poort waarop de Nokia 30­terminal is aangesloten is vrijgemaakt met behulp van de Configurator-software.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
48
Problemen oplossen
Controleer ook het volgende:
• Ga na of u de juiste RS-232-adapter gebruikt (let op de markering DAU-12 aan de onderzijde van de adapter)
• Controleer of u het juiste verbindingtype hebt ingesteld met de Configurator-software: HW selection (standaardinstelling) of AT commands
• Controleer of u de meest recente Configurator-software hebt gedownload van de Nokia-website www.forum.nokia.com.

Geen verbinding met internet

• Controleer of de Nokia Modem Options correct zijn ingesteld.
• Controleer of de nieuwe inbelverbinding correct is ingesteld.
• Neem contact op met uw serviceprovider.

Modemstuurprogramma

Controleer of er geen andere apparaten gebruikmaken van dezelfde COM-poort naar uw pc waarop u de Nokia 30 hebt aangesloten.
Controleer of de COM-poort waarop de Nokia 30-terminal is aangesloten niet is gereserveerd door een ander programma. Start de Nokia 30-terminal opnieuw nadat de COM-poort waarop de Nokia 30­terminal is aangesloten is vrijgemaakt met behulp van de Configurator-software.
Als u in het logboekbestand wilt controleren hoe de Nokia 30-terminal heeft gereageerd op de AT­opdrachten, kunt u het bestand Modem_Nokia30.txt in de map WINNT of Windows op uw pc openen. Als het logboekbestand niet wordt gevonden, selecteert u (in Windows 2000) Configuratiescherm -> Telefoon- en modemopties -> Modems -> Nokia 30 -> Eigenschappen -> Diagnostische gegevens en selecteert u de optie Aan logboekbestand toevoegen in de sectie Logboekregistratie.
Problemen oplossen
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
49

8. Toegangscodes

U kunt de in deze sectie beschreven toegangscodes gebruiken om onbevoegd gebruik van de terminal en uw SIM-kaart te voorkomen. Toegangscodes kunnen worden gewijzigd via de Nokia 30 Configurator-software of met behulp van specifieke AT-opdrachten in een daarvoor geschikte toepassing.

PIN-code (4 tot 8 cijfers)

De PIN-code (Personal Identification Number) beveiligt de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik. De PIN-code wordt doorgaans bij de SIM-kaart geleverd. Wanneer gebruik van de PIN-code is ingeschakeld, wordt naar de code gevraagd telkens wanneer de terminal wordt ingeschakeld.

PIN2-code (4 tot 8 cijfers)

Voor bepaalde functies, zoals kostentellers, hebt u de PIN2-code nodig die bij sommige SIM-kaarten wordt geleverd. Deze functies zijn alleen beschikbaar als ze door uw SIM-kaart worden ondersteund.

PUK-code (8 cijfers)

De PUK-code (Personal Unblocking Key) is nodig om een geblokkeerde PIN-code te wijzigen. Als de PUK-code niet bij de SIM-kaart wordt geleverd, neemt u contact op met uw netwerkexploitant om de code alsnog te verkrijgen. Als u de code kwijtraakt, neemt u contact op met de netwerkexploitant.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
50
Toegangscodes

PUK2-code (8 cijfers)

De PUK2-code die bij sommige SIM-kaarten wordt geleverd, is nodig om een geblokkeerde PIN2-code te wijzigen. Als u de code kwijtraakt, neemt u contact op met de netwerkexploitant.

Beveiligingscode (10 cijfers)

Met de beveiligingscode kunt u onbevoegd gebruik van de terminal voorkomen. De fabrieksinstelling voor de beveiligingscode is 12345. U kunt de beveiligingscode wijzigen met behulp van de Nokia 30 Configurator-software. Houd de nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats.

Blokkeerwachtwoord

Het blokkeerwachtwoord is nodig wanneer u gebruikmaakt van de functie "Oproepen blokkeren". U krijgt het wachtwoord van uw netwerkexploitant.
Toegangscodes
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
51
9. Nokia 30-terminal als M2M-
communicatieapparaat
M2M is een acroniem voor machine-naar-machine-, mobiel-naar-machine- en machine-naar­mobiel-communicatie. Met M2M kunt u gebruikmaken van draadloze gegevenstransmissie als verbinding tussen systemen, externe apparaten of locaties en personen.
Als u de Nokia 30-terminal op een machine hebt aangesloten via een besturingstoepassing, kunt u op afstand een reeks apparaten besturen en statusinformatie, zoals opslaggegevens, ontvangen. De Nokia 30-terminal kan gemakkelijk worden geïntegreerd in tal van toepassingen, zoals op het gebied van verkoop, beveiliging, liftbesturing, enzovoort.
Als M2M-communicatieapparaat kent de Nokia 30-terminal drie werkingsmodi:
• Modus voor gebruikersbesturing
• AT-opdrachtmodus
• M2M-systeemmodus

Modus voor gebruikersbesturing

Gebruikers kunnen met behulp van tekstberichten apparaten besturen en controleren via de mobiele telefoon. Zo zou bijvoorbeeld op afstand een deur kunnen worden vergrendeld via een mobiele telefoon.
Met de modus voor gebruikersbesturing van de Nokia 30-terminal kan een dergelijk vergrendelingssysteem eenvoudig en goedkoop worden ontwikkeld. Hiervoor gebruikt u de

Nokia 30-terminal als M2M-communicatieapparaat

Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
52
ingebouwde services van de Nokia 30-terminal en de specifieke I/O-pennen op de M2M­systeemaansluiting die worden beschreven op pagina 16. Raadpleeg de Guide for User Control Mode op www.forum.nokia.com voor meer informatie.

AT-opdrachtmodus

In de AT-opdrachtmodus werkt de Nokia 30-terminal als een draadloze modem. De draadloze verbinding komt tot stand en gegevens worden verzonden met behulp van AT-opdrachten die in de toepassingsmodule zijn geïntegreerd.
De AT-opdrachtmodus is beschikbaar via de D9-aansluiting van de RS-232-adapter of via de 50-pens M2M-systeemaansluiting die zich aan de onderzijde van de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal bevindt.
De AT-opdrachten, voor het besturen van de terminal, worden vermeld in de AT Command Guide voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal op de cd-rom van de Nokia 30 en op de Nokia-website http:// www.forum.nokia.com. De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal ondersteunt de meeste ITU-T V.25ter-, ETS GSM 07.05- en ETS GSM 07.07-opdrachten.

M2M-systeemmodus

In de M2M-systeemmodus kunnen de Nokia 30-terminal en het apparaat dat ermee is verbonden op afstand worden beheerd. In combinatie met Nokia M2M Gateway is het een kant-en-klaar toepassingsplatform.
De Nokia 30-terminal is uitgerust met talrijke functies die kunnen worden gebruikt in de M2M­systeemmodus. De draadloze drager voor de communicatie kan bijvoorbeeld op afstand worden geselecteerd, waardoor de betrouwbaarheid en veiligheid wordt verbeterd. De verbinding tussen de Nokia 30-terminal en de toepassingsmodule wordt regelmatig rechtstreeks gecontroleerd. Als de
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
53
Nokia 30-terminal als M2M-communicatieapparaat
verbinding is verbroken, kan deze automatisch opnieuw worden ingesteld. Tussen de Nokia 30­terminal en de Nokia M2M-gateway kan bovendien onderlinge verificatie worden ingesteld om de verbinding verder te beveiligen. In de M2M-systeemmodus wordt de draadloze verbinding tot stand gebracht door en worden gegevens verzonden met behulp van de CORBA-methode die geïntegreerd is in de toepassingsmodule.

De terminal plaatsen voor M2M-communicatie

Bij gebruik van de Nokia 30-terminal voor M2M-communicatie is de wijze waarop de terminal wordt geplaatst, van belang voor de werking van de antenne van de terminal. De antenne werkt beter op een niet-metalen oppervlak. Bij gebruik van een metalen oppervlak zijn meer specifieke aanpassingen nodig voor een correcte werking van de terminal.
Meer informatie over het gebruik van de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal voor M2M­communicatie kunt u vinden op de Forum-website van Nokia: http://www.forum.nokia.com.
Nokia 30-terminal als M2M-communicatieapparaat
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
54

VERZORGING EN ONDERHOUD

Uw Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen om aanspraak te blijven maken op de geldende garantie en vele jaren plezier te hebben van dit product.
• Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kinderen.
• Houd het apparaat droog. Neerslag, vocht en vloeistoffen bevatten mineralen die corrosie van elektronische schakelingen veroorzaken.
• Gebruik of bewaar het apparaat niet op stoffige of vuile plaatsen. De bewegende onderdelen kunnen worden beschadigd.
• Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het heet is. Hoge temperaturen kunnen de levensduur van elektronische apparaten bekorten, batterijen beschadigen en bepaalde kunststoffen doen smelten of vervormen.
• Bewaar het apparaat niet op koude plaatsen. Wanneer de terminal weer opwarmt (tot de normale temperatuur), kan binnenin vocht ontstaan, waardoor elektronische schakelingen beschadigd kunnen raken.
• Probeer het apparaat niet open te maken. Ondeskundige behandeling kan het apparaat beschadigen.
• Laat het apparaat niet vallen en probeer stoten en schudden te voorkomen. Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen om het apparaat schoon te maken.
• Verf het apparaat niet. Verf kan de bewegende onderdelen blokkeren en de werking belemmeren.
• Gebruik alleen de meegeleverde antenne of eventueel een goedgekeurde antenne ter vervanging. Niet­goedgekeurde antennes, aanpassingen of accessoires kunnen de terminal beschadigen en kunnen in strijd zijn met de regels met betrekking tot radioapparaten.
• Maak eerst de netvoeding los van de terminal voordat u de terminal uit de houder verwijdert.
VERZORGING EN ONDERHOUD
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
55
• Installeer of verwijder de SIM-kaart niet als de netvoeding is aangesloten op een stopcontact.
Alle bovenstaande tips gelden voor de terminal en eventuele andere accessoires. Neem contact op met het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als een van deze onderdelen niet goed werkt. Het personeel zal u helpen en indien nodig zorgen voor onderhoud of reparatie.
VERZORGING EN ONDERHOUD
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
56

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE

Netvoeding
De netvoedingsadapter ACW-5A of LCM-2 van de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal zet het voltage of de gelijkstroom om in laag-voltage gelijkstroom.
Opmerking: De netvoedingsaansluiting dient gemakkelijk bereikbaar te zijn en mag niet worden afgedekt. De netvoeding is afgeschermd met isolatieklasse 2.
Waarschuwing! Gevaarlijk voltage. Probeer het apparaat niet open te maken. Opmerking: Deze netvoeding is uitsluitend voor gebruik binnenshuis! Stel de eenheid niet bloot aan water of stof.
Maak de netvoeding los van het stopcontact wanneer de terminal gedurende langere tijd niet wordt gebruikt of wanneer de netvoeding niet op de terminal is aangesloten.
Als u het snoer van netvoeding losmaakt, moet u aan de stekker trekken, niet aan het snoer. Belangrijk! Gebruik alleen door Nokia goedgekeurde netvoeding. Het gebruik van andere types doet de goedkeuring
en garantie vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en schakel de terminal altijd uit op plaatsen waar het verboden is deze te gebruiken of waar het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is ingeschakeld wanneer de netvoeding is aangesloten op de terminal en op een stopcontact. Sluit de voedingseenheid niet aan wanneer het gebruik van draadloze apparatuur verboden is of waar het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Wanneer u de terminal of een accessoire op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
57
Elektronische apparaten
De meeste elektronische apparatuur is beschermd tegen radiofrequentiesignalen (RF-signalen). Het kan echter zijn dat bepaalde elektronische apparaten niet beschermd zijn tegen de RF-signalen van de terminal.
Pacemakers
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er een afstand van minimaal 20 cm moet worden betracht tussen een draadloos apparaat en een pacemaker om mogelijke interferentie met de pacemaker te voorkomen. Deze aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke onderzoek en de aanbevelingen van Wireless Technology Research. Mensen met een pacemaker:
• Moeten de terminal op meer dan 20cm afstand houden van hun pacemaker als de terminal is ingeschakeld;
• Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de terminal onmiddellijk uitschakelen.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storing in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke interferentie, kunt u contact opnemen met uw netwerkexploitant.
Andere medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, waaronder mobiele telefoons, kan interferentie veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of het apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen hebt. Schakel de terminal uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven wordt. Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
Borden
Schakel de terminal uit in gebouwen waar dit door middel van borden wordt gevraagd.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
58
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Explosiegevaarlijke omgevingen
De Nokia 30 is niet geschikt voor gebruik in een gebied met explosiegevaar. Installeer of gebruik het apparaat niet op plaatsen met explosiegevaar. Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk gemarkeerd. Dergelijke plaatsen zijn onder andere brandstofopslagplaatsen, zoals gastanks bij benzinestations, plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt, scheepsruimen, chemische overslag- of opslagplaatsen, voertuigen die gebruik maken van LPG (onder andere propaan of butaan), gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of metaal bevat en andere plaatsen waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te zetten. Vonken kunnen op zulke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Let op dergelijke plaatsen op borden, instructies en beperkingen voor het gebruik van radio-apparatuur.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
59

TECHNISCHE SPECIFICATIES

Afmetingen
• 84 x 53 x 26 mm
• met RS-232-adapter: 109 x 76 x 34 mm
Gewicht:
•65 g
• met RS-232-adapter: 130 g
Omgevingsspecificaties
In bedrijf:
•-10º C...+55º C
Bij opslag
• -40º C...+85º C
Relatieve luchtvochtigheid voor in gebruik
20...75% niet-condenserend en voor opslag
5...95% niet-condenserend. De terminal is niet
beveiligd tegen het binnendringen van water of vloeistoffen van welke aard dan ook.
Copyright ©2002-2003 Nokia. All rights reserved.
Elektromagnetische compatibiliteit
De terminal is getest op elektromagnetische compatibiliteit op basis van de EN 301 489-1/7­normen.
TECHNISCHE SPECIFICATIES
Netvoeding ACW-5A
Type lader:
• Netvoeding met wisselstand
Type stekker voor netsnoer:
• Europa, GB, VS, Australië, China
Ingangsspanning:
• 90-264 V wisselstroom
Aansluiting gelijkstroom:
• 3,0 mm stekker
Gewicht:
• 70 g + kabels
Volume:
• <110 cm3
60
Loading...