Nokia 30 GSM Connectivity Terminal
Gebruikershandleiding voor modemgebruik
9355419
Uitgave 3
CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product TME-3 conform is aan de bepalingen van de
volgende Richtlijn van de Raad: 1999/5/EC.
Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:
http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder
voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en
bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
HyperTerminal is een gedeponeerd handelsmerk van Hilgraeve Inc.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande
kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele,
onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt
geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk
hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de
geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit
document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde accessoires kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia
leverancier.
Inhoudsopgave
VOOR UW VEILIGHEID..................................... 5
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer
informatie vindt u in deze handleiding.
STORING
Alle draadloze apparaten zijn gevoelig voor storing. Dit kan de werking van de het apparaat
beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Volg alle regels en aanwijzingen op. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires. Sluit geen ongeschikte producten aan.
MAAK BACK-UPS
Vergeet niet om een back-up te maken van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat
apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
De Nokia 30-terminal is een GSM
Connectivity Terminal met tal van
geavanceerde functies.
Door de Nokia 30 GSM Connectivity
Terminal aan te sluiten op een
compatibele pc of compatibel apparaat,
kunt u gegevensoproepen plaatsen,
berichten verzenden en verbinding
maken met internet.
De Nokia 30-terminal biedt een snelle
draadloze verbinding en ondersteunt
verschillende typen
gegevensverbindingen, zoals GPRS,
hoge-snelheid gegevensdiensten, USSD en tekstberichten via EGSM900/GSM1800-netwerken.
De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is bovendien uitgerust met bijzonder handige
beveiligingsfuncties, zoals AutoPIN, GSM-beveiligingscodes en GSM-codering voor privacy van de
eindgebruiker.
De Nokia 30-terminal is voorzien van een ingebouwde antenne. Als het signaal echter niet sterk
genoeg is voor optimaal gebruik, kan op de terminal een externe antenne worden aangesloten.
U kunt de Nokia 30-terminal aansluiten op de RS-232-gegevensadapter. Daardoor kunt u de Nokia 30
gebruiken als zelfstandige modem wanneer de terminal is verbonden met een compatibele pc of
compatibel apparaat. In deze gebruikershandleiding wordt beschreven hoe u de Nokia 30 GSM
Connectivity Terminal kunt gebruiken als een draadloze modem.
■ Drie manieren om de Nokia 30-terminal te gebruiken met een
compatibele pc of ander compatibel apparaat:
Aangesloten op een pc als draadloze modem
De Nokia 30-terminal wordt aangesloten op uw computer en als modem op de computer geïnstalleerd.
Vervolgens kunt u gebruikmaken van communicatieprogramma's om gegevens te verzenden en
ontvangen via de draadloze verbinding van de Nokia 30-terminal. Zie Modeminstallatie voor Nokia 30terminal op pagina 24 voor meer informatie.
Aangesloten op een pc door het typen van AT-opdrachten in een
terminalprogramma
De AT-opdrachten worden rechtstreeks in een programma, zoals Hyper Terminal®, getypt. Bij gebruik
als modem volgt de Nokia 30-terminal deze opdrachten. Zie bijvoorbeeld De PIN-code invoeren op
pagina 19.
Aangesloten op een elektronica-apparaat
Wanneer de Nokia 30-terminal wordt aangesloten op de RS-232-gegevensadapter, kan deze worden
verbonden met een apparaat dat beschikt over een seriële modemaansluiting. Dit apparaat
communiceert dan met de Nokia 30-terminal via de RS-232-poort met behulp van geïntegreerde ATopdrachten. Lees meer over het gebruik van de Nokia 30-terminal voor M2M-communicatie op
pagina 53.
In dit hoofdstuk worden kort de belangrijkste functies van de Nokia 30-terminal beschreven.
Opmerking:Schakel de terminal niet in als het gebruik van draadloze apparatuur verboden is of als dit
storing of gevaar zou kunnen opleveren.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkdiensten. Dit zijn speciale
diensten waarop u zich via uw netwerkexploitant kunt abonneren. U kunt pas van deze diensten
gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van uw thuisnet op de gewenste dienst(en) hebt
geabonneerd en de gebruiksinstructies hebt ontvangen. Functies zoals draadloze
gegevensverbindingen en aanvullende diensten zijn netwerkafhankelijke functies in de Nokia 30 GSM
Connectivity Terminal.
■ Gegevensverbindingen en berichtgeving
De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal ondersteunt vijf technologieën voor draadloze
gegevensoverdracht, die overal kunnen worden gebruikt waar deze worden ondersteund door GSMnetwerken. Het is mogelijk gebruik te maken van verschillende AT-opdrachten, afhankelijk van de
geselecteerde gegevensdrager.
Opmerking: U kunt alleen gebruikmaken van GPRS, HSCSD, CSD of USSD als u op deze diensten
geabonneerd bent. U moet ook de instellingen opslaan voor de toepassingen die met deze
technologieën werken. Zie Modeminstallatie voor Nokia 30-terminal op pagina 24.
Met GPRS (General Packet Radio Service) worden gegevens via het netwerk verzonden in pakketjes van
standaardgrootte. Door gegevens als pakketjes te verzenden, wordt de transmissie efficiënter. Omdat
de Nokia 30-terminal GPRS multi-slot klasse 6 ondersteunt, kunnen meerdere timeslots tegelijkertijd
worden gebruikt voor de overdracht van gegevens.
HSCSD
Met HSCSD (High Speed Circuit Switched Data) fungeert de Nokia 30-terminal als een multi-slot
klasse 6-terminal met een transmissiesnelheid van 43,2 kbit/s.
CSD
Met CSD (Circuit Switched Data) is een transmissiesnelheid van 14,4 kbit/s mogelijk.
SMS
Met SMS (Short Message Service) kunnen via de Nokia 30-terminal berichten van maximaal 160
tekens worden verzonden en ontvangen. SMS is een handige manier om gegevens snel en gemakkelijk
over te dragen tussen Nokia 30-terminals.
USSD
USSD (Unstructured Supplementary Services Data) biedt betrouwbare interactieve berichtendiensten.
Met USSD kunnen via de Nokia 30-terminal berichten van maximaal 182 tekens worden verzonden en
ontvangen. USSD-sessies worden tot stand gebracht voor de duur van de verbinding. In vergelijking
met SMS, zorgt dit voor een betrouwbaardere gegevensoverdracht en kortere reactietijden, aangezien
de vertraging bekend is.
Opmerking: USSD-berichten kunnen alleen naar het netwerk worden verzonden en niet rechtstreeks
naar een andere mobiele terminal.
■ Aanvullende diensten
De Nokia 30-terminal ondersteunt ook aanvullende netwerkafhankelijke diensten, zoals:
• Doorsturen – Oproepen doorsturen naar een ander nummer dat u opgeeft.
• Oproepen beperken – Uitgaande en inkomende oproepen beperken.
• Doorverbinden – Twee verschillende bellers met elkaar doorverbinden en vervolgens de eigen
verbinding verbreken zonder de twee andere bellers te storen.
• Wachtfunctie – U wordt tijdens een telefoongesprek gewaarschuwd dat er een andere inkomende
oproep plaatsvindt.
• Wisselen – Wisselen tussen inkomende en actieve oproepen.
• Meerdere partijen – Verschillende bellers samenbrengen in één gesprek.
• Beveiligingsopties zoals Oproepen blokkeren.
U schakelt deze aanvullende diensten in door de instellingen van de Nokia 30-terminal te wijzigen. Dit
doet u bijvoorbeeld met behulp van Nokia 30 Configurator.
U kunt in de Nokia 30-terminal SIM-beveiliging instellen met behulp van de functie AutoPIN die de
SIM-kaart onbruikbaar maakt voor onbevoegde gebruikers. In de Nokia 30-terminal wordt de
standaard PIN-code gebruikt. Met de Nokia 30 Configurator-software kunt u echter de functie
AutoPIN inschakelen. De PIN-code wordt dan geprogrammeerd in het geheugen van de terminal en
wordt doorgestuurd in ongebruikelijke situaties, bijvoorbeeld wanneer de terminal opnieuw wordt
gestart.
Ga als volgt te werk om de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal voor de eerste keer te gebruiken:
1. Installeer de SIM-kaart zoals beschreven op pagina 14.
2. Monteer de terminal op de RS-232-gegevensadapter.
3. Zet de terminal op een geschikte locatie met het oog op de veldsterkte en de functionaliteit van de
antenne.
4. Sluit de RS-232-gegevenskabel aan op de terminal en op een compatibele pc of ander compatibel
apparaat. Sluit de netvoeding ACW-5A aan op de terminal en op een stopcontact.
5. Toets de PIN-code in als dat voor uw SIM-kaart is vereist.
Waarschuwing! Voorkom beschadiging van de SIM-kaart door deze niet te installeren, verplaatsen of
verwijderen als de netvoeding is aangesloten op een stopcontact. Monteer de terminal eerst op de RS232-gegevensadapter voordat u deze aansluit op de netvoeding.
Houd alle kleine SIM-kaarten buiten bereik van
kleine kinderen.
De Nokia 30 SIM-kaartlezer ondersteunt 3V
kleinformaat SIM-kaarten.
De SIM-kaart wordt op zijn plaats gehouden
door het kunststof SIM-afdekplaatje. Ga
voorzichtig te werk als u de SIM-kaart uit de
terminal moet verwijderen. Gebruik bij
voorkeur een voorwerp met scherpe punt.
Opmerking: Het is niet mogelijk om de SIMkaart te verwijderen wanneer de Nokia 30terminal is aangesloten op de RS-232gegevensadapter.
1. Verwijder het SIM-afdekplaatje van de
terminal door eerst het bredere uiteinde
van het afdekplaatje omhoog te tillen.
2. Plaats de SIM-kaart in de sleuf. Let er
daarbij op dat de zijde met de goudkleurige contactpunten naar boven is gekeerd en dat de
gemarkeerde hoek zich links bevindt.
3. Plaats het SIM-afdekplaatje terug door eerst het smalle gedeelte naar binnen te duwen, waarna u
het afdekplaatje vastdrukt.
Opmerking: Als de Nokia 30-terminal na installatie van de SIM-kaart nog steeds om een SIM-kaart
vraagt, wordt uw SIM-kaart niet door de terminal ondersteund. De Nokia 30-terminal ondersteunt
alleen 3V SIM-kaarten.
De terminal monteren
Monteer de terminal op de RS-232gegevensadapter en bevestig de terminal in
de juiste positie met behulp van de
bijgeleverde schroeven.
Opmerking: Als u de terminal aan een wand
wilt bevestigen, bevestigt u eerst de RS-232gegevensadapter aan de wand voordat u de
terminal op de adapter monteert.
Installeer de terminal horizontaal of verticaal aan een wand of op een horizontaal oppervlak. De beste
locatie kan worden vastgesteld met behulp van de functie Intensity of Field (IoF) via de lichtindicators
(LED's) op de Nokia 30. Zie "Lichtindicators" op pagina 42.
Als de interne antenne niet afdoende is, wordt gebruik van de bijgeleverde externe antenne
aanbevolen.
Ga naar http:// www.forum.nokia.com als u meer informatie wilt over het plaatsen van de terminal.
Let op: Om te voldoen aan de vereisten in verband met blootstelling aan RF-straling, dient u de
terminal zodanig te installeren dat de afstand tussen antenne en personen minimaal 20 cm bedraagt.
Bij gebruik van de externe antenne installeert u de antenne zodanig dat de afstand tussen antenne en
personen minimaal 20 cm bedraagt, waarbij de signaalsterkte van de antenne niet hoger mag zijn dan
9 dBi.
Opmerking: Het gebruik van radiozendapparatuur kan storing veroorzaken in verschillende
elektronische apparaten ( pc, tv, enzovoort). U voorkomt storingen door de terminal op enige afstand
van andere elektronische apparaten te plaatsen.
Terminalaansluitingen
De Nokia 30-terminal beschikt over vier aansluitingen, te weten voor M2M-systeem, RS-232,
netvoeding en externe antenne.
De M2M-systeemaansluiting bevindt zich aan de onderzijde van de
terminal. Bij het monteren van de terminal wordt de M2Msysteemaansluiting bevestigd aan de bijbehorende aansluiting op de
RS-232-gegevensadapter.
• RS-232-aansluiting
1. Monteer de Nokia 30-terminal eerst op de RS-232-gegevensadapter
om de terminal te kunnen aansluiten op een compatibele pc of andere
compatibele apparaten.
2. Bevestig de RS-232-gegevenskabel aan de adapter.
3. Sluit de gegevenskabel van de terminal aan op een compatibele pc of
ander compatibel apparaat. Gebruik alleen de door Nokia geleverde RS232-gegevenskabel.
De netvoedingsaansluiting van de Nokia 30 bevindt zich aan de
achterzijde van de terminal, tegenover de lichtindicators. Wanneer de
Nokia 30-terminal op de RS-232-gegevensadapter wordt gemonteerd,
bevindt de netvoedingsaansluiting zich onder de rand van de adapter.
- Sluit de voedingskabel van de netvoeding aan op de terminal.
- Sluit de netvoeding aan op een stopcontact.
• Aansluiting externe antenne
De aansluiting voor de externe antenne bevindt zich naast de sleuf voor de SIM-kaart (zie afbeelding
op pagina 42). De externe antenne kan worden voorzien van de bijgeleverde externe-antennekabel
(XRM-1) als de signaalsterkte onvoldoende is.
- Om de externe-antennekabel te kunnen aansluiten op de Nokia 30-terminal, moet u een stukje van
het SIM-afdekplaatje afknippen om ruimte te maken voor de kabel.
- Sluit de externe antenne aan op de FME-aansluiting aan het andere uiteinde van de externe-
De PIN-code (Personal Identification Number) beveiligt de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik. De
PIN-code wordt doorgaans bij de SIM-kaart geleverd. Als voor de SIM-kaart een PIN-code is vereist,
moet u deze code invoeren om de Nokia 30-terminal te kunnen gebruiken.
Wanneer de functie AutoPIN is ingeschakeld in de Nokia 30 Configurator-software, wordt de PIN-code
opgeslagen in het geheugen van de terminal en hoeft u de PIN-code niet meer in te toetsen.
In een Microsoft Windows-omgeving kunnen verschillende toepassingen worden gebruikt voor het tot
stand brengen van de verbinding. Een van die toepassingen is HyperTerminal®. U kunt de PIN-code als
volgt invoeren met behulp van HyperTerminal (in Windows 2000):
1. Start het programma HyperTerminal (Start ->Programma's ->Bureau-accessoires ->Communicatie
-> HyperTerminal en dubbelklik op het pictogram HyperTrm.exe).
2. In het vak Naam van het dialoogvenster
Beschrijving van verbinding typt u een naam
voor de verbinding (bijvoorbeeld GSM1). Klik op
3. In het dialoogvenster Verbinding maken wordt de
lijst Verbinding maken via weergegeven. Selecteer Direct naar Com X in de lijst, waarbij COM X de
COM-poort is waarop u de Nokia 30-terminal hebt
aangesloten. Klik op OK.
4. In het dialoogvenster Eigenschappen van COM
X selecteert u de weergegeven
poortinstellingen. Klik op OK.
5. In het venster van HyperTerminal typt u "at"
(zonder aanhalingstekens) en drukt u op ENTER.
Het programma reageert met OK.
Als het programma niet reageert met OK,
raadpleegt u de sectie Problemen oplossen op
pagina 47.
6. Typ de AT-opdracht at+cpin="PIN", waarbij PIN uw
PIN-code is.
7. Druk op ENTER.
Als u de PIN-code driemaal achter elkaar verkeerd
intoetst, wordt de code geblokkeerd. Zie de sectie
Problemen oplossen op pagina 47.
De PIN-code wijzigen
Om uw SIM-kaart te beschermen tegen onbevoegd
gebruik, is het raadzaam de door de netwerkexploitant geleverde standaard PIN-code te wijzigen.
Gebruik van de PIN-code moet zijn ingeschakeld om de PIN-code te kunnen wijzigen met behulp van
een AT-opdracht.
Op de cd-rom van de Nokia 30 bevindt zich het programma Modem Setup waarmee de Nokia 30terminal kan worden ingesteld als een draadloze modem. Met het Setup-programma worden pccompatibele gegevens- en faxmodemstuurprogramma's en Nokia Modem Options geïnstalleerd
waarmee gebruikers parameters voor gegevensoproepen kunnen instellen. U kunt ook gebruikmaken
van het standaardmodemstuurprogramma dat geleverd wordt bij MS Windows. Met deze
stuurprogramma's kan de Nokia 30-terminal als modem worden gebruikt door vrijwel alle in de handel
verkrijgbare Internet-browsers en e-mailprogramma's.
Nokia 30 Modem Options kunnen worden uitgevoerd in Windows 98/ME/2000/XP of Windows NT 4.0
met Service Pack 5 of recenter.
Als u verbinding wilt maken met internet, e-mail- of faxberichten wilt verzenden en ontvangen of
gegevens vanaf de pc wilt versturen, moet u eerst de juiste software voor data- en faxcommunicatie
installeren.
■ Modem Setup for Nokia 30 terminal
Inleiding
Door Modem Setup for Nokia 30 terminal worden de volgende onderdelen op uw computer
geïnstalleerd:
• Nokia 30 data- en faxmodemadapters waarmee u uw telefoon kunt gebruiken als modem voor
gegevens- en faxoproepen
• Nokia Modem Options waarmee u opties voor gegevensoproepen kunt instellen
Voer de volgende handelingen uit voordat u Modem Setup for Nokia 30 terminal installeert:
• Sluit alle geopende programma's op de pc.
• Zorg dat de functie AutoPIN is geactiveerd op de terminal. U kunt deze beveiliging instellen met
behulp van de Configurator-software op de Nokia 30-cd-rom. Als het gebruik van de PIN-code is
ingeschakeld, kunt u de PIN-code invoeren met een toepassing zoals HyperTerminal.
• Als u GPRS wilt gebruiken, moet deze dienst zijn geactiveerd voor de SIM-kaart die in Nokia 30terminal wordt gebruikt en moet uw netwerkexploitant de GPRS-dienst ondersteunen.
Modem Setup
Het Nokia 30-modemstuurprogramma bevindt zich op de cd-rom en u kunt de laatste softwareversie
downloaden van www.forum.nokia.com.
1. Klik op Install Software in het hoofdmenu van de cd-rom.
2. Klik op Install Modem Setup for Nokia 30.
3. Klik op Install en volg de aanwijzingen op het scherm.
OF
1. Open de gedownloade exe-bestanden van het programma Modem Setup for Nokia 30 terminal en
sla de bestanden op.
2. Start het installatieprogramma.
Zorg dat u de telefoon kunt aansluiten op de pc wanneer hierom wordt gevraagd.
Als u de Nokia 30-terminal wilt gebruiken als draadloze
modem, dienen de Nokia Modem Options te worden
geconfigureerd voor uw pc. Met deze opties definieert
u de modem die u wilt gebruiken, het type verbinding,
de snelheid in kbits/s voor de GSM-verbinding en het
GPRS-toegangspunt.
Als u Nokia-modems bijvoorbeeld wilt instellen in MS
Windows 2000, gaat u als volgt te werk:
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer
Instellingen en vervolgens Configuratiescherm.
2. Selecteer Nokia Modem Options in het
Configuratiescherm.
3. Selecteer Nokia 30 (cable) bij Installed Nokia
Modems.
Als u een HSCSD-verbinding met uw
netwerkexploitant hebt, kunt u verbindingen met
een snelheid van 43,2 kbts/s tot stand brengen.
Als u een CSD-verbinding met uw netwerkexploitant hebt, is uw verbindingssnelheid beperkt tot
9,6 of 14,4 kbts/s.
Als u een GPRS-verbinding met uw netwerkexploitant hebt, moet u een GPRS-toegangspunt voor
de terminal opgeven. Dit toegangspunt krijgt u van de netwerkexploitant die de SIM-kaart voor de
Nokia 30-terminal levert.
4. Als u de Nokia Modem Options hebt ingesteld, selecteert u Apply en vervolgens OK.
■ Een nieuwe inbelverbinding maken
Nadat u het vereiste modemstuurprogramma hebt geïnstalleerd, kunt u de Nokia 30-terminal
selecteren als modem en daarvan gebruikmaken via een communicatieprogramma. MS Windows 95/
98/2000/XP/NT 4.0 bevat communicatieprogramma's zoals Inbelnetwerk en HyperTerminal. Raadpleeg
voor meer informatie over de installatie de documentatie bij de software die u gebruikt.
Als u Inbelnetwerk gebruikt in Windows 2000, moet u een nieuwe inbelverbinding opgeven voor elk
type verbinding. De volgende procedure geldt zowel voor GPRS- als voor HSCSD /CSDinbelverbindingen.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens
Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen in het Configuratiescherm.
3. Selecteer Nieuwe verbinding maken.
4. Klik in het venster van de wizard Netwerkverbinding op Volgende.
1. Typ het telefoonnummer voor uw
HSCSD / CSD-verbinding. U krijgt het
telefoonnummer
CSD-verbinding van uw
netwerkexploitant. Raadpleeg uw
netwerkexploitant voor meer
informatie.
2. Klik op Volgende.
1. Een andere term die voor het telefoonnummer wordt gebruikt is belgroep.
U kunt nu een internet-e-mailaccount
instellen. Raadpleeg uw serviceprovider
voor meer informatie.
Als u nu geen internet-e-mailaccount
wilt instellen, selecteert u Nee en klikt u
op Volgende.
■ Extra instellingen
U dient nog enkele extra opties in te
stellen voordat u de inbelverbinding voor
de Nokia 30-terminal kunt gebruiken.
Schakel het selectievakje Schakel dit
selectievakje in en klik op Voltooien als
u direct een verbinding met het
Internet wilt maken daarom niet in. Klik
Voordat u de instelling van de modemverbinding kunt voltooien, moet u enkele extra opties voor de
Nokia 30-terminal definiëren. Deze instellingen zijn zowel van toepassing voor GPRS- als voor HSCSD/
CSD-verbindingen.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens
Configuratiescherm. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen.
2. Selecteer de nieuwe inbelverbinding (bijvoorbeeld Nokia 30) en klik met de rechtermuisknop op het
pictogram om het menu te openen.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en vervolgens
Configuratiescherm. Selecteer Netwerk- en inbelverbindingen.
2. Dubbelklik op Software.
3. Selecteer op het tabblad Installeren of verwijderen Modem Setup for Nokia 30 in de lijst met
software die kan worden verwijderd.
4. Klik op Toevoegen/verwijderen.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de programmabestanden te verwijderen.
■ Modem Setup voor het standaardmodemstuurprogramma
U kunt ook gebruikmaken van het standaardmodemstuurprogramma dat bijvoorbeeld geleverd wordt
bij MS Windows®. Er zijn enkele extra AT-opdrachten nodig voor het instellen van GSM-gegevens of de
GPRS-configuratie. Deze opdrachten kunnen ook worden gebruikt in andere omgevingen, zoals Linux,
of via ingesloten toepassingen die het gebruik van AT-opdrachten ondersteunen. U kunt de modem als
volgt instellen (in Windows 2000):
1. Kies Start-> Instellingen-> Configuratiescherm-> Telefoon- en modemopties.
2. Selecteer een standaardmodem op het tabblad Modem en klik op Eigenschappen.
3. Open het tabblad Geavanceerd en typ de standaardmodeminstellingen voor CSD/HSCSD/GPRS:
AT+CBST=51,0,1;+CHSN=6,0,0,0;+CGDCONT=,,"INTERNET"
Dit voorbeeld geeft het volgende aan:
43,2 kbit/s ISDN (V120) HSCSD-gegevensoproepmodus
wordt geselecteerd en de naam van het GPRS-toegangspunt is "Internet".
toegangspunt en de ondersteunde GSMgegevensoproepmodi zijn netwerkafhankelijke
parameters.
Andere bitsnelheden en verbindingsmodi (zoals
voor de analoge PSTN-modem) kunt u vinden in
hoofdstuk 18 (Example procedures on some AT
commands) van de AT Command Guide voor de
Nokia 30 GSM Connectivity Terminal op de cdrom van de Nokia 30.
Informeer bij uw netwerkexploitant naar verdere
aanwijzingen over het instellen van de Nokia 30
terminal als draadloze modem.
■ Communicatiesoftware
Nadat u het vereiste modemstuurprogramma
hebt geïnstalleerd, kunt u de Nokia 30 terminal
selecteren als modem en daarvan gebruikmaken
via een communicatieprogramma.
MS Windows 95/98/2000/XP/NT 4.0 bevat
diverse communicatieprogramma's. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij de software
die u gebruikt.
Opmerking: Installeer uitsluitend software van bronnen die goed zijn beveiligd tegen virussen en
andere schadelijke software.
De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is voorzien van drie lichtindicators (LED's), die de
gebruikersinterface van de terminal vormen. De LED's geven de veldsterkte en de terminalstatus aan.
De LED's maken gebruik van twee kleuren, rood en groen, om de status van de Nokia 30 GSM-terminal
in drie verschillende modi aan te duiden:
•Opstarten
• Normale werking
• Speciale werking
Opmerking: Alle drie de LED's kunnen met behulp van de Nokia 30
Configurator-software zodanig worden geconfigureerd dat ze geen
enkele status aanduiden en niet gaan branden tijdens het gebruik.
Opmerking: De IoF-indicators zijn tijdens het opstarten ongeveer 10 seconden zichtbaar voordat de
terminal overschakelt naar de modus voor de normale werking.
IoF-functie (Intensity of Field):
Rood
UitUit<-105 dBm NIET ACCEPTABEL
knipperend
Groen
UitUit-105... -100 dBm NIET ACCEPTABEL
knipperend
GroenUitUit-100... -95 dBm ZWAK
GroenGroen
Uit-95... -90 dBm ZWAK
knipperend
GroenGroenUit-90... -85 dBm MATIG
GroenGroenGroen
-85... -80 dBm MATIG
knipperend
GroenGroenGroen>-80 dBm GOED
Opmerking: De aanbevelingen voor de veldsterkte gelden met name voor gegevenstransmissie. Bij
spraakoverdracht is de kwaliteit ook in de lagere veldsterktes afdoende.
■ Nokia 30-lichtindicators tijdens normale werking:
LED 1LED 2Status-LED 3Beschrijving
**GroenIn gebruik
**Groen
knipperend
**Groen
knipperend
**Groen/rood
knipperend
**Rood
knipperend
* Toepassingsmodule te regelen in M2M-systeemmodus.
Opmerking: Als de LED's aangeven dat er berichten zijn binnengekomen, kunt u de ontvangen
berichten lezen met behulp van de AT-opdracht AT+CMGR. Raadpleeg de lijst met AT-opdrachten op
de cd-rom van de Nokia 30 voor meer informatie.
Voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal zijn vele toebehoren verkrijgbaar. Informeer bij uw
leverancier naar de verkrijgbare toebehoren voor de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal.
• Netvoeding (ACW-5A)
• Vaste autolader (LCM-2): Voedingseenheid voor gebruik in een auto. Het apparaat wordt
rechtstreeks op de accu van de auto aangesloten.
• RS-232-gegevensadapter en RS-232-gegevenskabel: Vereist wanneer de Nokia 30-terminal
wordt gebruikt in de AT-opdrachtmodus als een normale GSM-modem. De RS-232-gegevenskabel
verbindt de terminal met compatibele pc's en andere compatibele apparaten.
• Nokia Smart Adapter (AD-4): Programmeerbare adapter voor de integratie van de Nokia 30terminal in een extern apparaat via de seriële interface.
• Externe-antennekabel (XRM-1): De Nokia 30 terminal heeft een optionele kabel voor de externe
antenne, waarmee u zo nodig een externe antenne op de terminal kunt aansluiten met behulp van
een standaard FME-aansluiting.
• Configurator-software: Voor een geavanceerdere configuratie van de terminal.
Configuratiesoftware wordt meestal gebruikt wanneer de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal de
eerste keer wordt geactiveerd of wanneer de terminalinstellingen moeten worden gewijzigd. Deze
opties bevinden zich op de cd-rom van de Nokia 30 en op de Nokia-website, www.forum.nokia.com.
• Nokia 30 Modem Options: Deze opties bevinden zich op de cd-rom van de Nokia 30 en op de
Nokia-website, www.forum.nokia.com.
1. Controleer of de Nokia 30-terminal goed vastzit op de RS-232-gegevensadapter.
2. Controleer of de gegevenskabel goed is aangesloten op de terminal en op de compatibele pc of een
ander compatibel apparaat.
3. Contoleer of de netvoeding goed is aangesloten op de terminal en op een stopcontact.
4. Maak de netvoeding los van het stopcontact voordat u controleert of de SIM-kaart correct is
geïnstalleerd.
■ Slechte ontvangst
Als er problemen zijn met de ontvangst, zoals onderbrekingen in de dienst, is het mogelijk dat het
signaal te zwak is. Controleer de signaalsterkte met de volgende AT-opdracht, bijvoorbeeld vanuit het
venster van HyperTerminal: at+csq.
De reactie is +csq: <rssi>, 99. De waarden van de parameters voor <rssi> zijn van 0 tot en met 31 bij
intervallen van 2 dBm:
0 ... 6-101 dBm of minder -> Niet-acceptabele dekking
Zo betekent de reactie +csq: 31, 99 dat de signaalsterkte uitstekend is.
Als het signaal zwakker is dan -91 dBm (de parameter voor <rssi> is 11 of lager), verplaatst u de
terminal naar een andere locatie. Als de terminal geen sterker signaal ontvangt, neemt u contact op
met de netwerkexploitant. De ontvangst kan worden verbeterd door gebruik te maken van een externe
antenne.
■ Geblokkeerde PIN-code
Als u de PIN-code driemaal achter elkaar verkeerd intoetst, wordt de code geblokkeerd. U kunt de
blokkering opheffen door uw PUK-code (Personal Unblocking Key) in te toetsen. Zie Toegangscodes op
pagina 50.
Wanneer de PIN-code is geblokkeerd, gaan de lichtindicators 1 en 2 rood knipperen. U kunt de
blokkering van de code als volgt opheffen:
• Typ in het venster van HyperTerminal de AT-opdracht at+cpin? en druk op ENTER. Als de PUK-code
is vereist, is de reactie +cpin: SIM PUK.
• Toets de PUK-code in via de AT-opdracht at+cpin="PUK","PIN"
waarbij PUK uw PUK-code is en PIN uw oude of nieuwe PIN-code. Druk op ENTER.
■ Geen verbinding
Als u geen OK als reactie krijgt wanneer u op <Enter> drukt na de AT-opdracht in bijvoorbeeld het
venster van HyperTerminal, controleert u eerst of de poortinstellingen correct zijn. Zie De PIN-code
invoeren op pagina 19.
Controleer of de COM-poort waarop de Nokia 30-terminal is aangesloten niet is gereserveerd door een
ander programma. Start de Nokia 30-terminal opnieuw nadat de COM-poort waarop de Nokia 30terminal is aangesloten is vrijgemaakt met behulp van de Configurator-software.
• Ga na of u de juiste RS-232-adapter gebruikt (let op de markering DAU-12 aan de onderzijde van de
adapter)
• Controleer of u het juiste verbindingtype hebt ingesteld met de Configurator-software:
HW selection (standaardinstelling) of AT commands
• Controleer of u de meest recente Configurator-software hebt gedownload van de Nokia-website
www.forum.nokia.com.
■ Geen verbinding met internet
• Controleer of de Nokia Modem Options correct zijn ingesteld.
• Controleer of de nieuwe inbelverbinding correct is ingesteld.
• Neem contact op met uw serviceprovider.
■ Modemstuurprogramma
Controleer of er geen andere apparaten gebruikmaken van dezelfde COM-poort naar uw pc waarop u
de Nokia 30 hebt aangesloten.
Controleer of de COM-poort waarop de Nokia 30-terminal is aangesloten niet is gereserveerd door een
ander programma. Start de Nokia 30-terminal opnieuw nadat de COM-poort waarop de Nokia 30terminal is aangesloten is vrijgemaakt met behulp van de Configurator-software.
Als u in het logboekbestand wilt controleren hoe de Nokia 30-terminal heeft gereageerd op de ATopdrachten, kunt u het bestand Modem_Nokia30.txt in de map WINNT of Windows op uw pc openen.
Als het logboekbestand niet wordt gevonden, selecteert u (in Windows 2000) Configuratiescherm -> Telefoon- en modemopties -> Modems -> Nokia 30 -> Eigenschappen -> Diagnostische gegevens
en selecteert u de optie Aan logboekbestand toevoegen in de sectie Logboekregistratie.
U kunt de in deze sectie beschreven toegangscodes gebruiken om onbevoegd gebruik van de terminal
en uw SIM-kaart te voorkomen. Toegangscodes kunnen worden gewijzigd via de Nokia 30
Configurator-software of met behulp van specifieke AT-opdrachten in een daarvoor geschikte
toepassing.
■ PIN-code (4 tot 8 cijfers)
De PIN-code (Personal Identification Number) beveiligt de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik. De
PIN-code wordt doorgaans bij de SIM-kaart geleverd. Wanneer gebruik van de PIN-code is
ingeschakeld, wordt naar de code gevraagd telkens wanneer de terminal wordt ingeschakeld.
■ PIN2-code (4 tot 8 cijfers)
Voor bepaalde functies, zoals kostentellers, hebt u de PIN2-code nodig die bij sommige SIM-kaarten
wordt geleverd. Deze functies zijn alleen beschikbaar als ze door uw SIM-kaart worden ondersteund.
■ PUK-code (8 cijfers)
De PUK-code (Personal Unblocking Key) is nodig om een geblokkeerde PIN-code te wijzigen. Als de
PUK-code niet bij de SIM-kaart wordt geleverd, neemt u contact op met uw netwerkexploitant om de
code alsnog te verkrijgen. Als u de code kwijtraakt, neemt u contact op met de netwerkexploitant.
De PUK2-code die bij sommige SIM-kaarten wordt geleverd, is nodig om een geblokkeerde PIN2-code
te wijzigen. Als u de code kwijtraakt, neemt u contact op met de netwerkexploitant.
■ Beveiligingscode (10 cijfers)
Met de beveiligingscode kunt u onbevoegd gebruik van de terminal voorkomen. De fabrieksinstelling
voor de beveiligingscode is 12345. U kunt de beveiligingscode wijzigen met behulp van de Nokia 30
Configurator-software. Houd de nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats.
■ Blokkeerwachtwoord
Het blokkeerwachtwoord is nodig wanneer u gebruikmaakt van de functie "Oproepen blokkeren". U
krijgt het wachtwoord van uw netwerkexploitant.
M2M is een acroniem voor machine-naar-machine-, mobiel-naar-machine- en machine-naarmobiel-communicatie. Met M2M kunt u gebruikmaken van draadloze gegevenstransmissie als
verbinding tussen systemen, externe apparaten of locaties en personen.
Als u de Nokia 30-terminal op een machine hebt aangesloten via een besturingstoepassing, kunt u op
afstand een reeks apparaten besturen en statusinformatie, zoals opslaggegevens, ontvangen. De Nokia
30-terminal kan gemakkelijk worden geïntegreerd in tal van toepassingen, zoals op het gebied van
verkoop, beveiliging, liftbesturing, enzovoort.
Als M2M-communicatieapparaat kent de Nokia 30-terminal drie werkingsmodi:
• Modus voor gebruikersbesturing
• AT-opdrachtmodus
• M2M-systeemmodus
■ Modus voor gebruikersbesturing
Gebruikers kunnen met behulp van tekstberichten apparaten besturen en controleren via de mobiele
telefoon. Zo zou bijvoorbeeld op afstand een deur kunnen worden vergrendeld via een mobiele
telefoon.
Met de modus voor gebruikersbesturing van de Nokia 30-terminal kan een dergelijk
vergrendelingssysteem eenvoudig en goedkoop worden ontwikkeld. Hiervoor gebruikt u de
ingebouwde services van de Nokia 30-terminal en de specifieke I/O-pennen op de M2Msysteemaansluiting die worden beschreven op pagina 16. Raadpleeg de Guide for User Control Mode
op www.forum.nokia.com voor meer informatie.
■ AT-opdrachtmodus
In de AT-opdrachtmodus werkt de Nokia 30-terminal als een draadloze modem. De draadloze
verbinding komt tot stand en gegevens worden verzonden met behulp van AT-opdrachten die in de
toepassingsmodule zijn geïntegreerd.
De AT-opdrachtmodus is beschikbaar via de D9-aansluiting van de RS-232-adapter of via de 50-pens
M2M-systeemaansluiting die zich aan de onderzijde van de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal
bevindt.
De AT-opdrachten, voor het besturen van de terminal, worden vermeld in de AT Command Guide voor
de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal op de cd-rom van de Nokia 30 en op de Nokia-website http://
www.forum.nokia.com. De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal ondersteunt de meeste ITU-T V.25ter-,
ETS GSM 07.05- en ETS GSM 07.07-opdrachten.
■ M2M-systeemmodus
In de M2M-systeemmodus kunnen de Nokia 30-terminal en het apparaat dat ermee is verbonden op
afstand worden beheerd. In combinatie met Nokia M2M Gateway is het een kant-en-klaar
toepassingsplatform.
De Nokia 30-terminal is uitgerust met talrijke functies die kunnen worden gebruikt in de M2Msysteemmodus. De draadloze drager voor de communicatie kan bijvoorbeeld op afstand worden
geselecteerd, waardoor de betrouwbaarheid en veiligheid wordt verbeterd. De verbinding tussen de
Nokia 30-terminal en de toepassingsmodule wordt regelmatig rechtstreeks gecontroleerd. Als de
verbinding is verbroken, kan deze automatisch opnieuw worden ingesteld. Tussen de Nokia 30terminal en de Nokia M2M-gateway kan bovendien onderlinge verificatie worden ingesteld om de
verbinding verder te beveiligen. In de M2M-systeemmodus wordt de draadloze verbinding tot stand
gebracht door en worden gegevens verzonden met behulp van de CORBA-methode die geïntegreerd is
in de toepassingsmodule.
■ De terminal plaatsen voor M2M-communicatie
Bij gebruik van de Nokia 30-terminal voor M2M-communicatie is de wijze waarop de terminal wordt
geplaatst, van belang voor de werking van de antenne van de terminal. De antenne werkt beter op een
niet-metalen oppervlak. Bij gebruik van een metalen oppervlak zijn meer specifieke aanpassingen
nodig voor een correcte werking van de terminal.
Meer informatie over het gebruik van de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal voor M2Mcommunicatie kunt u vinden op de Forum-website van Nokia: http://www.forum.nokia.com.
Uw Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en geproduceerd.
Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen om aanspraak te blijven maken op de geldende
garantie en vele jaren plezier te hebben van dit product.
• Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kinderen.
• Houd het apparaat droog. Neerslag, vocht en vloeistoffen bevatten mineralen die corrosie van elektronische
schakelingen veroorzaken.
• Gebruik of bewaar het apparaat niet op stoffige of vuile plaatsen. De bewegende onderdelen kunnen worden
beschadigd.
• Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het heet is. Hoge temperaturen kunnen de levensduur van
elektronische apparaten bekorten, batterijen beschadigen en bepaalde kunststoffen doen smelten of
vervormen.
• Bewaar het apparaat niet op koude plaatsen. Wanneer de terminal weer opwarmt (tot de normale
temperatuur), kan binnenin vocht ontstaan, waardoor elektronische schakelingen beschadigd kunnen raken.
• Probeer het apparaat niet open te maken. Ondeskundige behandeling kan het apparaat beschadigen.
• Laat het apparaat niet vallen en probeer stoten en schudden te voorkomen. Een ruwe behandeling kan de
elektronische schakelingen beschadigen.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen om het apparaat schoon te maken.
• Verf het apparaat niet. Verf kan de bewegende onderdelen blokkeren en de werking belemmeren.
• Gebruik alleen de meegeleverde antenne of eventueel een goedgekeurde antenne ter vervanging. Nietgoedgekeurde antennes, aanpassingen of accessoires kunnen de terminal beschadigen en kunnen in strijd zijn
met de regels met betrekking tot radioapparaten.
• Maak eerst de netvoeding los van de terminal voordat u de terminal uit de houder verwijdert.
• Installeer of verwijder de SIM-kaart niet als de netvoeding is aangesloten op een stopcontact.
Alle bovenstaande tips gelden voor de terminal en eventuele andere accessoires. Neem contact op met het
dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als een van deze onderdelen niet goed werkt. Het personeel zal u helpen en
indien nodig zorgen voor onderhoud of reparatie.
De netvoedingsadapter ACW-5A of LCM-2 van de Nokia 30 GSM Connectivity Terminal zet het voltage of de
gelijkstroom om in laag-voltage gelijkstroom.
Opmerking: De netvoedingsaansluiting dient gemakkelijk bereikbaar te zijn en mag niet worden afgedekt. De
netvoeding is afgeschermd met isolatieklasse 2.
Waarschuwing! Gevaarlijk voltage. Probeer het apparaat niet open te maken.
Opmerking: Deze netvoeding is uitsluitend voor gebruik binnenshuis! Stel de eenheid niet bloot aan water of stof.
Maak de netvoeding los van het stopcontact wanneer de terminal gedurende langere tijd niet wordt gebruikt of
wanneer de netvoeding niet op de terminal is aangesloten.
Als u het snoer van netvoeding losmaakt, moet u aan de stekker trekken, niet aan het snoer.
Belangrijk! Gebruik alleen door Nokia goedgekeurde netvoeding. Het gebruik van andere types doet de goedkeuring
en garantie vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
■ Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en schakel de terminal altijd uit op
plaatsen waar het verboden is deze te gebruiken of waar het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
De Nokia 30 GSM Connectivity Terminal is ingeschakeld wanneer de netvoeding is aangesloten op de terminal en op
een stopcontact. Sluit de voedingseenheid niet aan wanneer het gebruik van draadloze apparatuur verboden is of
waar het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Wanneer u de terminal of een accessoire op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat
apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
De meeste elektronische apparatuur is beschermd tegen radiofrequentiesignalen (RF-signalen). Het kan echter zijn
dat bepaalde elektronische apparaten niet beschermd zijn tegen de RF-signalen van de terminal.
Pacemakers
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er een afstand van minimaal 20 cm moet worden betracht tussen een
draadloos apparaat en een pacemaker om mogelijke interferentie met de pacemaker te voorkomen. Deze
aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke onderzoek en de aanbevelingen van Wireless Technology
Research. Mensen met een pacemaker:
• Moeten de terminal op meer dan 20cm afstand houden van hun pacemaker als de terminal is ingeschakeld;
• Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de terminal onmiddellijk uitschakelen.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storing in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt
van dergelijke interferentie, kunt u contact opnemen met uw netwerkexploitant.
Andere medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, waaronder mobiele telefoons, kan interferentie veroorzaken bij het
functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het
medische apparaat om vast te stellen of het apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u
vragen hebt. Schakel de terminal uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven wordt.
Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is
voor externe RF-energie.
Borden
Schakel de terminal uit in gebouwen waar dit door middel van borden wordt gevraagd.
De Nokia 30 is niet geschikt voor gebruik in een gebied met explosiegevaar. Installeer of gebruik het apparaat niet
op plaatsen met explosiegevaar. Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk gemarkeerd.
Dergelijke plaatsen zijn onder andere brandstofopslagplaatsen, zoals gastanks bij benzinestations, plaatsen waar
met explosieven wordt gewerkt, scheepsruimen, chemische overslag- of opslagplaatsen, voertuigen die gebruik
maken van LPG (onder andere propaan of butaan), gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne deeltjes van
bijvoorbeeld graan, stof of metaal bevat en andere plaatsen waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw
auto af te zetten. Vonken kunnen op zulke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of
zelfs doden kunnen vallen. Let op dergelijke plaatsen op borden, instructies en beperkingen voor het gebruik van
radio-apparatuur.