• Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
• Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Inc.
• Adobe en Acrobat zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Inc.
• De SD en SDHC-logo's zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
• PictBridge is een handelsmerk.
• HDMI, logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken resp. geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
• Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie
bij uw Nikon product worden vermeld, zijn handelsmerken of geregistreerde
handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
AVC Patent Por tfolio License
Dit product is gelicentieerd onder de AVC Patent Portfolio License voor het
persoonlijk en niet-commercieel gebruik door een consument om (i) video te
coderen in overeenstemming met de AVC-standaard (“AVC-video”) en/of (ii) AVCvideo te decoderen die door een consument werd gecodeerd in het kader van een
persoonlijke en niet-commerciële activiteit en/of werd verkregen van een
videoleverancier die over een licentie beschikt om AVC-video aan te bieden. Er
wordt geen licentie verleend of gesuggereerd voor enig ander gebruik. Voor meer
informatie kunt u terecht bij MPEG LA, L.L.C.
Zie http://www.mpegla.com.
Page 3
Inleiding
Eerste stappen
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven:
A (Auto) stand
Meer over opname
Meer over weergave
Foto’s bewerken
Film opnemen en afspelen
Aansluiten op een televisie, computer of printer
Basisinstellingen
Behandeling van uw camera
Technische opmerkingen en index
i
Page 4
Voor uw veiligheid
Om schade aan het Nikon product of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen,
verzoeken wij u de volgende veiligheidsvoorschriften goed door te lezen alvorens
dit product in gebruik te nemen. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats
waar alle gebruikers van dit product deze kunnen lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de in dit hoofdstuk
vermelde veiligheidsvoorschriften worden aangeduid door middel van het
volgende symbool:
Dit symbool staat bij waarschuwingen die moeten worden gelezen voordat dit
Nikon product in gebruik wordt genomen, zodat mogelijk letsel wordt voorkomen.
WAARSCHUWINGEN
Zet de camera bij storing uit
Indien er rook of een ongewone geur
uit de camera of de AC-oplaadadapter
komt, koppel de AC-oplaadadapter dan
los en verwijder de batterijen
onmiddellijk. Let hierbij op dat u geen
brandwonden oploopt. Als u de camera
blijft gebruiken, kan dit tot letsel leiden.
Nadat de batterij is verwijderd, dient
het apparaat door een door Nikon
erkende servicedienst te worden
nagekeken.
Demonteer het apparaat niet
Het aanraken van de interne delen van
de camera of AC-oplaadadapter kan
leiden tot letsel. Reparaties mogen
uitsluitend door bevoegde technici
worden uitgevoerd. Als de camera of de
AC-oplaadadapter door een val of een
ander ongeluk openbreekt, haalt u de
stekker uit het stopcontact en/of
verwijdert u de batterij en laat u het
product nakijken door een door Nikon
erkende servicedienst.
ii
Gebruik de camera of
AC-oplaadadapter niet in de
buurt van ontvlambare gassen
Gebruik elektronische apparatuur niet
in de buurt van ontvlambare gassen,
omdat dit kan leiden tot ontploffingen
of brand.
Wees voorzichtig
met de camerariem
Hang de camerariem nooit om de nek
van een baby of kind.
Buiten bereik van kinderen
houden
Zorg ervoor dat kleine kinderen de
batterij of andere kleine onderdelen
niet in hun mond kunnen stoppen.
Page 5
Voor uw veiligheid
Ga voorzichtig om met de batterij
Bij onjuist gebruik kan de batterij
gaan lekken of ontploffen. Let op de
volgende punten bij het gebruik van de
batterij in combinatie met dit product:
• Schakel het apparaat uit voordat ude
batterij verwisselt. Als u de
lichtnetlaadadapter/lichtnetadapter
gebruikt, haalt u eerst de stekker uit
het stopcontact.
• Gebruik alleen een oplaadbare Liion
batterij EN-EL5 (meegeleverd). Laad
de batterij op door deze in de
camera te plaatsen en hierop de
AC-oplaadadapter EH-68P
(meegeleverd) aan te sluiten.
• Probeer de batterij niet
ondersteboven of achterstevoren
in de camera te plaatsen.
• U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen, of de isolatie of het
omhulsel verwijderen of openbreken.
• Stel de batterij niet bloot aan vuur of
bovenmatige hitte.
• Dompel de batterij niet onder in water
en zorg dat deze niet vochtig wordt.
• Zorg dat de beschermkap weer op
de contactpunten wordt geplaatst
wanneer u de batterij vervoert.
Vervoer of bewaar de batterij
niet bij metalen voorwerpen,
zoals halskettingen of haarspelden.
• Een volledig ontladen batterij kan
gaan lekken. Om schade aan het
product te voorkomen, dient
u de batterij te verwijderen wanneer
deze leeg is.
• Stop onmiddellijk met het gebruik
van de batterij wanneer zich een
verandering voordoet, zoals
verkleuring of vervorming.
• Spoel kleding of huid die in contact is
gekomen met vloeistof uit een
beschadigde batterij onmiddellijk
af met ruim water.
Neem bij gebruik van de
AC-op laadadapter de onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht
• Houd de batterijlader droog.
Als u deze voorzorgsmaatregel
niet in acht neemt, kan dit leiden
tot brand of een elektrische schok.
• Verwijder stof op of bij de metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Als u dit nalaat en het
product blijft gebruiken, kan dit
brand veroorzaken.
• Raak de stekker niet aan en blijf uit de
buurt van de AC-oplaadadapter
tijdens onweer. Als u deze
voorzorgsmaatregel niet in acht
neemt, kan dit leiden tot een
elektrische schok.
• Voorkom beschadigingen of
veranderingen aan USB-kabel. Trek
de kabel niet met kracht los en buig
deze niet. Plaats geen zware
voorwerpen op de kabel en stel de
kabel niet bloot aan hitte of vuur.
Als de isolatie beschadigd raakt en
de draden bloot komen te liggen,
laat het netsnoer dan door een
door Nikon erkende servicedienst
nakijken. Als u deze
voorzorgsmaatregelen niet in
acht neemt, kan dit brand of een
elektrische schok veroorzaken.
• Raak de stekker of de ACoplaadadapter niet met natte handen
iii
Page 6
Voor uw veiligheid
aan. Als u deze voorzorgsmaatregel
niet in acht neemt, kan dit leiden tot
een elektrische schok.
• Niet gebruiken in combinatie met
reistekkers, adapters bedoeld om de
ene spanning om te vormen naar de
andere of met DC/AC-omvormers. Als
u deze voorzorgsmaatregel niet in
acht neemt, kan dat leiden tot schade
aan het product resp. overhitting of
zelfs brand.
Gebruik de juiste kabels
Gebruik voor aansluitingen uitsluitend
de voor dit doel meegeleverde of bij
Nikon verkrijgbare kabels, zodat wordt
voldaan aan de productvoorschriften.
Wees voorzichtig met
de bewegende delen
Pas op dat uw vingers of andere
voorwerpen niet bekneld raken tussen
de objectiefbescherming of andere
bewegende delen.
Cd-rom’s
Speel de cd-rom’s die bij dit apparaat
worden geleverd niet af op een audiocd-speler. Als u cd-rom’s afspeelt op
een audio-cd-speler, kan dit leiden tot
gehoorverlies of beschadiging van de
apparatuur.
Wees voorzichtig met gebruik
van de flitser
Als u een flitser dicht bij de ogen van
een te fotograferen persoon gebruikt,
kan dit tijdelijk oogletsel veroorzaken.
Wees extra voorzichtig bij het
fotograferen van kleine kinderen; de
flitser mag niet dichterbij worden
iv
gehouden dan 1 meter van het
onderwerp.
Flits niet als het flitsvenster
met een persoon of voorwerp
in aanraking komt
Als u deze voorzorgsmaatregel niet
in acht neemt, kan dit brand of
brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met vloeibarre
kristallen
Als de monitor beschadigd raakt, zorg
dan dat u zich niet verwondt aan de
glassplinters en dat uw huid, ogen of
mond niet in aanraking komen met de
vloeibare kristallen.
Zorg dat de camera uit staat in
een vliegtuig of ziekenhuis
Zet de camera uit als u zich in een
vliegtuig bevindt en dit gaat opstijgen
of landen. Volg de instructies van het
ziekenhuis bij gebruik binnen de muren
daarvan. De elektromagnetische
straling veroorzaakt door deze camera
kan de elektronische systemen van het
vliegtuig resp. de instrumenten in het
ziekenhuis van slag brengen.
Page 7
Mededelingen
Mededeling voor klanten in Europa
Dit symbool geeft aan dat dit
product via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is uitsluitend
van toepassing voor gebruikers in
Europese landen:
• Dit product dient apart te worden
ingeleverd bij een aangewezen
inzamelingspunt. Werp dit product
niet weg als huishoudelijk afval.
• Neem voor meer informatie contact
op met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij
duidt aan dat de batterij
afzonderlijk moet
ingezameld worden.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in Europese
landen:
• Alle batterijen, al dan niet voorzien
van dit symbool, moeten afzonderlijk
worden ingezameld op een geschikt
inzamelpunt. Gooi niet samen met
het huishoudelijk afval weg.
• Neem voor meer informatie contact
op met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
v
Page 8
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid................................................................................................................................. ii
Mededelingen......................................................................................................................................... v
De hoek van de monitor wijzigen................................................................................................................6
Ingebouwde flitser uitschuiven en inklappen......................................................................................7
De polsriem en de objectiefdop van de camera bevestigen.....................................................7
De monitor .................................................................................................................................................................8
De instelschijf.........................................................................................................................................................11
De multi-selector.................................................................................................................................................12
De d knop .........................................................................................................................................................13
Wisselen tussen de tabs..................................................................................................................................13
De helpschermen................................................................................................................................................14
De x (monitor) knop.....................................................................................................................................14
De s (display) knop...................................................................................................................................15
Eerste stappen....................................................................................................................................16
De batterij plaatsen.............................................................................................................................16
De batterij verwijderen ....................................................................................................................................17
De batterij opladen .............................................................................................................................18
De camera aan- en uitzetten........................................................................................................................21
Taal, datum en tijd instellen .............................................................................................................22
Een geheugenkaart plaatsen...........................................................................................................24
Een geheugenkaart verwijderen ...............................................................................................................24
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand.................................... 26
Stap 1: De camera inschakelen en de A (Auto) stand selecteren.....................................26
Aanduidingen in de A (auto) stand.......................................................................................................27
Stap 2: Het beeld kadreren...............................................................................................................28
De elektronische zoeker gebruiken .........................................................................................................28
De zoom gebruiken ...........................................................................................................................................29
Stap 3: Scherpstellen en afdrukken...............................................................................................30
De ontspanknop half/volledig indrukken............................................................................................30
vi
Page 9
Inhoudsopgave
Stap 4: Foto’s weergeven en wissen..............................................................................................32
De flitser gebruiken.............................................................................................................................34
De flitsstand instellen........................................................................................................................................35
Foto’s maken met de zelfontspanner...........................................................................................37
Fotograferen met een High-Speed Burst (Sport continu-stand)........................................62
Sport continu-menu..........................................................................................................................................64
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)....................................66
A, B, C, D standen..........................................................................................................................................66
A (Geprogrammeerd auto)...........................................................................................................................68
B (sluitertijdvoorkeuze auto).......................................................................................................................69
C (Diafragmavoorkeuze auto)....................................................................................................................70
D (Handmatig).....................................................................................................................................................71
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)...........................................................73
r Beeldformaat................................................................................................................................................76
F Beeld optimaliseren...................................................................................................................................79
B Witbalans.........................................................................................................................................................82
E ISO-waarde.....................................................................................................................................................84
G Lichtmeting....................................................................................................................................................85
C Continu .............................................................................................................................................................86
H Auto bracketing...........................................................................................................................................89
G AF-veldstand..................................................................................................................................................90
vii
Page 10
Inhoudsopgave
I Autofocus-stand..........................................................................................................................................93
M Ruisonderdrukking....................................................................................................................................94
a Afdrukopdracht: Instellen van de foto's en het aantal afdrukken.............................. 108
b Diashow.........................................................................................................................................................110
c Wissen: Meerdere foto’s wissen........................................................................................................111
d Beveiligen....................................................................................................................................................113
f Beeld draaien..............................................................................................................................................114
i Beeld verbergen........................................................................................................................................114
h Kopiëren: Kopiëren tussen het interne geheugen en de geheugenkaart...........115
C Opties reeksweergave...........................................................................................................................116
C Selecteer hoofdfoto...............................................................................................................................116
Spraakmemo’s: Opnemen en afspelen..................................................................................... 117
D Filmopties......................................................................................................................................................133
D HS filmopties...............................................................................................................................................134
I Autofocus-stand.......................................................................................................................................135
w Elektronische VR.......................................................................................................................................136
Y Windgeluidreductie ..............................................................................................................................136
Films afspelen..................................................................................................................................... 137
Film wissen ...........................................................................................................................................................137
Aansluiten op een televisie, computer of printer ................................................................138
Aansluiten op een televisie ........................................................................................................... 138
Aansluiten op een computer........................................................................................................140
Voordat u de camera aansluit...................................................................................................................140
Foto’s overzetten vanaf een camera naar een computer........................................................141
Laden terwijl de camera is aangesloten op een computer...................................................145
Aansluiten op een printer..............................................................................................................146
De camera op de printer aansluiten.....................................................................................................147
Foto’s een voor een afdrukken .................................................................................................................148
c Welkomstscherm......................................................................................................................................154
d Datum .............................................................................................................................................................155
e Monitorinstellingen...............................................................................................................................158
f Datumstempel...........................................................................................................................................159
g Vibratiereductie........................................................................................................................................160
U Bewegingsdetectie.................................................................................................................................162
h AF-hulplichtverlichting........................................................................................................................163
K Rode-ogen-reductie .............................................................................................................................163
u Digitale zoom.............................................................................................................................................164
i Geluidsinstellingen.................................................................................................................................165
k Automatisch uit.........................................................................................................................................165
n Taal/Language ............................................................................................................................................167
H Tv-instellingen............................................................................................................................................167
V Opladen via computer..........................................................................................................................168
d Knipperwaarschuwing .........................................................................................................................169
p Standaardwaarden..................................................................................................................................171
P Bestandsnummering resetten.........................................................................................................174
r Firmware-versie........................................................................................................................................174
ix
Page 12
Inhoudsopgave
Behandeling van uw camera.......................................................................................................175
Behandeling van uw camera ........................................................................................................175
Gefeliciteerd met de aanschaf van een Nikon COOLPIX P100 digitale camera. Deze
gebruikshandleiding is geschreven om u maximaal plezier te laten beleven bij het
maken van foto's met deze digitale camera van Nikon. Lees deze handleiding
goed door voordat u de camera gaat gebruiken en bewaar de handleiding op een
plaats waar alle gebruikers van het toestel deze kunnen vinden.
Symbolen en conventies
De volgende symbolen worden gebruikt om u in staat te stellen snel de informatie
te vinden die u zoekt:
Inleiding
Dit symbool staat bij
waarschuwingen die vóór gebruik
BD
moeten worden gelezen om schade
aan de camera te voorkomen.
Dit symbool staat bij opmerkingen
die moeten worden gelezen voordat
C
u de camera gaat gebruiken.
Dit symbool staat bij tips die
aanvullende informatie geven
over het gebruik van de camera.
Dit symbool geeft aan dat elders
in deze handleiding of in de
A
Snelhandleiding meer informatie
beschikbaar is.
Definities
• Met “geheugenkaart” wordt een SD-geheugenkaart (Secure Digital) bedoeld.
• Met “standaardinstelling” wordt de instelling bij aankoop bedoeld.
• De namen van de menuonderdelen die op de cameramonitor verschijnen en
de namen van knoppen of meldingen die op de computermonitor verschijnen,
worden vet gedrukt weergegeven.
Schermvoorbeelden
In sommige schermvoorbeelden in deze handleiding zijn afbeeldingen
weggelaten om aanduidingen op de monitor en de elektronische zoeker
duidelijker weer te geven.
Illustraties en monitorweergave
De illustraties en monitorteksten in deze handleiding kunnen afwijken
van uw camera en de monitorteksten op uw camera.
C Geheugenkaarten
De foto’s die met deze camera worden genomen, kunnen worden opgeslagen in het interne
geheugen van de camera of op een verwisselbare geheugenkaart. Als een geheugenkaart is
geplaatst, worden alle nieuwe foto’s opgeslagen op de geheugenkaart. Bewerkingen als wissen,
weergeven en formatteren worden alleen toegepast op de foto’s op de geheugenkaart. Als u het
interne geheugen wilt formatteren of gebruiken om foto’s op te slaan, te wissen of te bekijken, moet
u eerst de geheugenkaart verwijderen.
1
Page 14
Informatie en voorzorgsmaatregelen
Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikon’s streven naar permanente kennisoverdracht via continue productondersteuning
en -informatie is er altijd nieuwe, bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende websites:
Inleiding
• Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
• Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
• Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites voor de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ’s)
en algemeen advies over digitale beeldverwerking en fotografie. Neem voor meer informatie contact op
met de dichtstbijzijnde Nikon vertegenwoordiging. Bezoek de volgende URL voor de contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon COOLPIX-camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste technologische normen en bevatten
complexe elektronische circuits. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief
batterijladers, batterijen, lichtnetladers en lichtnetadapters), die door Nikon speciaal zijn
gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera van Nikon, zijn ontwikkeld om binnen de
operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische circuits te werken en zijn met het oog
daarop getest en goedgekeurd.
HET GEBRUIK VAN ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES DIE NIET DOOR NIKON ZIJN VERVAARDIGD KAN
DE CAMERA BESCHADIGEN EN DE
Het gebruik van oplaadbare Li-ion batterijen van derden zonder het Nikon hologram kan de werking
van de camera negatief beïnvloeden en/of resulteren in overhitting, ontbranding, breuk of lekkage
van de batterijen.
Neem voor meer informatie over originele Nikon accessoires contact op met een door Nikon
goedgekeurde leverancier.
Voordat u belangrijke foto’s gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het
beste enkele proefopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet
aansprakelijk voor schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan de camera.
Over de handleidingen
• Geen enkel onderdeel van de bij dit product geleverde handleidingen mag worden gereproduceerd,
overgedragen, getranscribeerd, worden opgeslagen in een archiefsysteem of in enige vorm worden
vertaald naar enige taal, met enig middel, zonder voorafgaande schriftelijk toestemming van Nikon.
• Nikon behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aankondiging de specificaties van de
hardware en software die in deze gebruikshandleidingen worden beschreven op elk gewenst
moment te wijzigen.
• Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit het gebruik van dit product.
• Nikon heeft alles in het werk gesteld om te zorgen dat de informatie in deze handleidingen juist
en volledig is en zou het op prijs stellen dat u de Nikon importeur op de hoogte brengt van
eventuele onjuistheden of omissies (zie de overige documentatie voor de adresgegevens).
2
NIKON GARANTIE DOEN VERVALLEN.
Holografisch zegel: Dit zegel duidt aan dit
apparaat een origineel Nikon product is.
Page 15
Informatie en voorzorgsmaatregelen
Mededelingen aangaande het verbod op kopiëren of reproduceren
Houd er rekening mee dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd
met behulp van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
•Materiaal dat niet mag worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke)
overheden, zelfs niet als dergelijke kopi eën of reproducties zijn voorzien van een stempel “Voorbeeld”
of “Specimen”. Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het
buitenland in omloop zijn, is verboden. Tenzij vooraf door de overheid toestemming is verleend, is
het kopiëren of reproduceren van ongebruikte, door de overheid uitgegeven postzegels of
briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven (post)zegels en gecer tificeerde
wettelijke documenten is verboden.
• Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren
van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques,
cadeaubonnen en dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve wanneer het gaat om een
minimaal benodigd aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan
is het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven paspoorten, door
overheidsinstanties en andere instellingen afgegeven vergunningen, identiteitsbewijzen en kaartjes,
zoals pasjes en maaltijdbonnen.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve werken, zoals boeken,
muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en foto’s, wordt gereguleerd door de
nationale en internationale auteurswetgeving. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale
kopieën of voor andere activiteiten die het auteursrecht schenden.
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat bij het wissen van foto’s of het formatteren van opslagmedia, zoals
geheugenkaarten of het interne camerageheugen, de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig
worden verwijderd. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk
verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van
persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de
privacybescherming met betrekking tot dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software, alvorens een opslagmedium weg te werpen of
aan een ander over te doen. U kunt het medium ook eerst formatteren en vervolgens geheel vullen
met beelden die geen persoonlijke informatie bevatten (bijvoorbeeld foto’s van de lucht). Vergeet
niet eventuele foto’s die u voor het welkomstscher m hebt geselecteerd te vervangen (A154). Wees
voorzichtig bij het fysiek vernietigen van opslagmedia en voorkom letsel en beschadiging van
eigendommen.
Druk op de k knop of op K
van de multi-selector om de
selectie toe te passen.
Set-up
Welkomstscherm
Datum
Monitorinstellingen
Datumstempel
Vibratiereductie
Bewegingsdetectie
AF-hulplicht
Het gekozen menu
verschijnt.
13
Page 26
Basisfuncties
1/2501/2501/250
171717
F5.6
F5.6F5.6
1/250
F5.6
1/25 0
F5.6
De helpschermen
Zodra onder in het menuscherm M verschijnt, kunt u de zoomknop naar g (j)
draaien om een beschrijving op te roepen van de geselecteerde menuoptie.
Inleiding
Om terug te keren naar het menu, draait u de zoomknop nogmaals naar g (j).
Opnamemenu
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Beeld optimaliseren
Witbalans
ISO-waarde
Lichtmeting
Continu
Witbalans
Kies een instelling die past bij het soort
licht voor een juiste kleurweergave.
Terug
De x (monitor) knop
Druk op de x (monitor) knop om te schakelen tussen de monitor en de
elektronische zoeker. Schakel naar de optie die het best bij de opnamesituatie past.
Gebruik de elektronische zoeker bijvoorbeeld op heldere plaatsen waar de monitor
nauwelijks zichtbaar is.
Monitor
1/250
1/250
F5.6
F5.6
171717
Elektronische zoeker
171717
F5.6
1/250
1/250
F5.6
B Oogcorrectie voor elektronische zoeker
Als de oogcorrectie voor de elektronische zoeker niet correct is
ingesteld en u dus geen scherp beeld ziet, stel de oogcorrectie dan
bij via de oogcorrectie-regeling. Kijk hiertoe door de zoeker en
draai de oogcorrectie-regeling zover tot u scherp ziet.
Let op dat u niet met uw vingertoppen resp. nagels in uw oog
komt terwijl u de oogcorrectie instelt.
Oogcorrectie
14
Page 27
De s (display) knop
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
444
15/ 05/20 10
000 4.JPG
15: 30
Druk op de s knop om te schakelen naar
informatieweergave op de monitor tijdens
opname en weergave.
Voor de opname
Basisfuncties
Inleiding
1/250
Informatie weergeven
Geeft de foto en de
opnamedata weer.
F5.6
F5.6
171717
Een kader weergeven om het
beeld te kadreren.
1/250
1/250
Rasters
F5.6
F5.61/250
171717
1
Informatie verborgen
Geeft alleen de foto weer.
Voor weergave
15/05/2010
15/05/2010
15:30
15:30
0004.JPG
0004.JPG
4
Foto-informatie weergeven
Geeft de foto en de fotoinformatie weer.
Opnamedata weergeven
(geldt niet voor films)
Hoge lichten2, histogram3 en
opnamegegevens
1 Alleen beschikbaar indien de keuzeknop is ingesteld op A, B, C, D of M.
2 De helderste delen van het beeld (hoge lichten) zullen knipperen. Gebruik de hoge lichten-
controle om de belichting te bepalen.
3 Het histogram is een grafiek met daarin de verdeling van de helderheidsniveaus in de foto. De
horizontale as geeft het helderheidsniveau van de pixels aan, van links naar rechts oplopend van
donker naar licht. De verti cale as geeft aan hoeveel pixels van elk helderheidsnivea u er in het beeld
voorkomen
4 De opnamedata bestaan uit de mapnaam, bestandsnaam, opnamestand (A, B, C of D),
sluitersnelheid, belichtingscorrectie, ISO-waarde en het bestandsnummer/totaal aantal opnames
worden weergegeven.
A wordt weergeven als de opnamestand A, y, x, F, s, d of A is gekozen.
100NIKON
0004.JPG
P
1/250
F5.6
+1.0
ISO
200
4
weergeven.
44
Informatie verborgen
Geeft alleen de foto weer.
15
Page 28
Eerste stappen
PUSH TOEJECT
De batterij plaatsen
Plaats een oplaadbare Li-ion batterij EN-EL5 (meegeleverd) in de camera.
• Laad de batterij op voordat u deze voor het eerst gebruikt of wanneer de batterij
bijna leeg is (A18).
1
Open het deksel van het batterijvak/de
Eerste stappen
kaartsleuf.
• Schuif de vergrendeling van het deksel naar de Y
stand (1) en open het deksel van het batterijvak/ de
kaartsleuf (2).
2
Plaats de batterij.
• Plaats de batterij met de positieve (+) en de negatieve
(–) pool in de juiste richting, zoals aangegeven op het
label in het batterijvak.
• Duw met de batterij de oranje batterijvergrendeling in
de richting van de pijl 1 en duw de batterij 2 volledig
in de camera.
• Zodra de batterij volledig is geplaatst, houdt de
batterijvergrendeling deze op de plaats.
B De batterij correct plaatsen
Als u probeert de batterij ondersteboven of
achterstevoren te plaatsen, kan dit schade aan de
camera veroo rzaken. Controleer of de batterij correct is
geplaatst.
PUSH TO EJECT
3
Sluit het deksel van het batterijvak/de
kaartsleuf.
• Sluit het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf
(1) en schuif de vergrendeling van het deksel naar
de stand Z (2).
16
Page 29
De batterij verwijderen
PUSH TOEJECT
Zet de camera uit (A21) en controleer of het cameraaan-lampje en de monitor uit zijn voordat u het deksel
van het batterijvak/de kaartsleuf opent.
Schuif de oranje vergrendeling van de batterij in de
aangegeven richting (1) en verwijder de batterij. Trek
de batterij recht uit de camera (2).
• De batterij kan warm worden tijdens gebruik. Wees
daarom voorzichtig wanneer u de batterij verwijdert.
De batterij plaatsen
Eerste stappen
B Opmerkingen over de batterij
• Lees, voordat u de batterij in gebruik neemt, de waarschuwingen op pagina “Voor uw veiligheid”
(Aii) van deze handleiding en neem deze waarschuwingen in acht.
• Lees, voordat u de batterij gaat gebruiken, de waarschuwi ngen over “De batterij” (A176) en in het
hoofdstuk “Behandeling van uw camera” en neem deze in acht.
• Als de batterij gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, laad deze dan tenminste eenmaal
per zes maanden op en maak de batterij volledig leeg voordat u deze weer opbergt.
17
Page 30
De batterij opladen
Laad de meegeleverde oplaadbare Li-ion batterij EN-EL5 in de camera op door de
eveneens meegeleverde lichtnetlader EH-68P op de camera aan te sluiten via de
meegeleverde USB-kabel UC-E6 en steek de lichtnetlader vervolgens in een
stopcontact.
1
Eerste stappen
Bereid de AC-oplaadadapter EH-68P voor om op te
laden.
Teneinde verwijdering te vermijden, wordt de stekkeradapter*
stevig aangesloten op de stekker van de AC-oplaadadapter. Druk
stevig op de stekkeradapter tot deze goed vast zit. Wanneer de
stekkeradapter eenmaal is aange sloten, kan een verwijdering van
de stekkeradapter met buitensporige kracht tot schade aan het
product leiden.
* De vorm van de stekkeradapter verschilt afhankelijk van het
land of de regio waar de camera is aangeschaft.
2
Controleer of het camera-aan-lampje en de monitor uit zijn.
• Controleer of de batterij in de camera (A16) is geplaatst en zet de camera uit (A21).
3
Gebruik de meegeleverde USB-kabel om de lichtnetlader aan te sluiten op de
camera.
USB-kabel
B De kabel aansluiten
Zorg ervoor dat u de kabel op de juiste manier op de camera is aangesloten. Oefen geen kracht uit
wanne er u de kabel op de c amera aansluit. Zo rg er bij het l oskoppele n van de ka bel voor dat u deze re cht
uit de aansluiting trekt.
18
Page 31
4
Steek de lichtnetlader in een stopcontact.
• Het camera-aan-lampje knippert langzaam oranje
terwijl de batterij wordt opgeladen.
• Het opladen van een volledig lege batterij duurt
ongeveer 3 uur en 30 minuten.
• In de volgende tabel wordt de status
van het camera-aan-lampje uitgelegd
als de camera is verbonden met het
lichtnet.
Camera-aan-lampjeBeschrijving
Knippert langzaam
(oranje)
Uit
Knippert (oranje)
Batterij laadt op.
Niet aan het laden. Zodra het camera-aan-lampje van
langzaam knipperen (oranje) naar uit gaat, is de batterij
volledig opgeladen.
• Bedrijfstemperatuur te hoog of te laag. Laad de batterij
binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur tussen of
5 °C en 35 °C.
• De USB-kabel is verkeerd aangesloten, de lichtnetlader is
niet goed ingestoken in het stopcontact of de batterij is
defect. Ontkoppel de USB-kabel resp. lichtnetlader en sluit
deze weer goed aan, of vervang de batterij.
De batterij opladen
Eerste stappen
5
Trek de lichtnetlader uit het stopcontact en trek de USB-kabel los.
19
Page 32
De batterij opladen
B Opmerkingen over de lichtnetlader
• Gebruik de lichtnetlader EH-68P niet met andere apparaten dan waarbij deze is meegeleverd.
• Lees, voordat u de EH-68P in gebruik neemt, de waarschuwingen op pagina “Voor uw veiligheid”
(Aii) van deze handleiding en neem deze waarschuwingen in acht.
• Lees, voordat u de batterij gaat gebruiken, de waarschuwingen over “De batterij” (A176) en neem
deze in acht.
• De EH-68P is geschikt voor AC 100-240 V, 50/60 Hz. Indien u deze in andere landen wilt gebruiken,
Eerste stappen
is het mogelijk dat u een verloopstekk er geleverd door derden nodig heeft. Neem contact op met
uw reisbureau voor meer informatie over verloopstekkers.
• De lichtnetlader EH-68P is bedoeld voor het opladen van de batter ij in de camera . Als de camera is
verbonden met het lichtnet via de EH-68P, kan de camera niet worden ingeschakeld.
• Gebruik NOOIT een andere lichtnetlader of USB-adapter dan de EH-68P. Als u deze waarschuwing
negeert, kan dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
C Opmerkingen over lichtnetadapter
• Als de lichtnetadaper EH-62A (apart verkrijgbaar) (A179) wordt gebruikt, wordt de camera
gevoed uit het lichtnet en is het mogelijk om foto's te maken en te bekijken.
• Gebruik NOOIT een andere lichtnetadapter dan de EH-62A. Als u deze waarschuwing negeer t, kan
dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
D Opladen via computer of batterijlader
• Zodra de COOLPIX P100 wordt aangesloten op een computer, wordt ook de oplaadbare Li-on
batterij EN-EL5 (A145, 168) opgeladen.
• De oplaadbare Li-ion batterij EN-EL5 kan ook worden opgeladen met de batterijlader MH-61 (apar t
verkrijgbaar bij Nikon) (A179).
20
Page 33
De batterij opladen
De camera aan- en uitzetten
Verwijder de objectiefdop voordat u de camera aanzet.
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten.
Het camera-aan-lampje (groen) brandt kort en de
monitor wordt ingeschakeld.
Druk nogmaals op de hoofdschakelaar om de camera
aan te zetten. Als de camera wordt uitgeschakeld,
worden zowel het camera-aan-lampje als de monitor
uitgeschakeld.
• Als de camera uit staat, kunt u deze door de knop de c knop in te drukken en
ingedrukt te houden in de weergavestand zetten (A32).
C Lensfout
Als Lensfout. (Als de lensdop is bevestigd, schakel de camera uit, verwijder de lensdop en
zet de camera aan.) wordt getoond, controleer dan of de objectiefdop is verwijderd en zet de
camera opnieuw aan.
C Automatische uitschakeling (stand-bystand)
Als de camera gedurende de ingestelde tijd niet wordt bediend, gaat de camera naar de standbystand en gaat het camera-aan-lampje knipperen. Als de camera hierna nog 3 minuten lang niet
bediend wordt, schakelt de camera zichzelf uit.
• Als de camera in opname- of weergavestand gedurende ca. 1 minuut (standaardinstelling) niet
wordt bediend, zal deze stand-by worden gezet.
• Als de monitor uit is in stand-by stand (het camera-aan-lampje knippert), ga dan als volgt te werk
om de monitor weer in te schakelen.
- Druk op de hoofdschakelaar, de ontspanknop of de c knop.
- Verdraai de keuzeknop.
• De tijdsduur waarna de camera zichzelf in de stand-by stand zet, kan worden gewijzigd via de
Automatisch uit optie (A165) in het setup-menu (A152).
Eerste stappen
21
Page 34
Taal, datum en tijd instellen
De eerste keer dat u de camera aanzet, verschijnt een menu voor taalselectie.
1
Druk op de hoofdschakelaar om de camera
aan te zetten.
• Het camera-aan-lampje (groen) brandt kort en de
Eerste stappen
monitor wordt ingeschakeld.
• Verwijder de objectiefdop.
2
Gebruik de multi-selector om de
gewenste taal te selecteren en druk
op de k knop.
• Zie “De multi-selector” (A12) voor
informatie over het gebruik van de multiselector.
3
Selecteer Ja en druk op de k knop.
• Als u Nee selecteert, worden datum en tijd niet
ingesteld.
4
Druk op J of K van de draaibare multiselector om de eigen tijdzone te kiezen
(A157) en druk vervolgens op de k knop.
Datum
Tijd/datum instellen?
London
Casablanca
Nee
Ja
D Zomertijd
Als de zomertijd van kracht is, druk dan op H van de multi-selector in
het tijdzoneselectiescherm zoals vermeld in stap 4 om de zomertijdoptie te kiezen.
Als de zomertijd-optie is geactiveerd, wordt W weergegeven aan
de bovenzijde van de monitor.
Om de zomertijd-optie te deactiveren, drukt u op I.
22
Terug
London
Casablanca
Terug
Page 35
Taal, datum en tijd instellen
5
Voer de datum in.
• Druk op H of I om het gemarkeerde item te
bewerken.
• Druk op K om het gemarkeerde item in deze volgorde
te verplaatsen:
D (dag) ➝ M (maand) ➝ J (jaar) ➝ uur ➝ minuut ➝
DMJ (de volgorde waarin de dag, de maand en het jaar
worden weergegeven)
• Druk op J om de cursor terug te plaatsen op het vorige item.
6
Kies de volgorde waarin de dag, de maand en
het jaar worden weergegeven.
7
Controleer of de objectiefdop is verwijderd en druk dan op de k knop
Datum
MD
0101
0000
Datum
MD
0515
1510
of K.
• De instellingen worden toegepast en de monitor schakelt over naar de opnamestand.
• Het objectief schuift nu uit.
J
2010
Bewerk.
J
2010
Bewerk.
Eerste stappen
D Datum en tijd aanpassen en Datum afdrukken
• Kies Datum uit het Datum item (A155) in het setup-menu (A152) om de actuele datum en tijd
te wijzigen en volg te de procedure zoals vermeld onder stap 5 hierboven.
• Kies Tijdz one uit het Datum item in het setup-menu om de tijdzone en zomertijd-instellingen te
wijzigen (A155).
• Om de datum af te drukken op foto's, moet eerst de datum en de tijd worden ingesteld; kies
vervolg ens Datumstempel in het setup-menu (A159).
23
Page 36
Een geheugenkaart plaatsen
PUSH TO EJECT
PUSH TO EJECT
PUSH TO EJECT
Foto-, geluid- en filmbestanden worden opgeslagen in het interne geheugen van
de camera (circa 43 MB groot) of op verwisselbare geheugenkaarten (apart
verkrijgbaar) (A180).
Als een geheugenkaart in de camera is geplaatst, worden gegevens
automatisch op de geheugenkaart opgeslagen en kunnen de gegevens op
de geheugenkaart worden weergegeven, gewist of overgezet. Verwijder de
Eerste stappen
geheugenkaart als u gegevens in het interne geheugen wilt opslaan of
gegevens uit het interne geheugen wilt weergeven, wissen of overzetten.
1
Controleer of het camera-aan-lampje en de
monitor uit zijn en open het deksel van het
batterijvak/de kaartsleuf.
• Vergeet niet om de camera uit te schakelen voordat u
het batterijvak/de kaartsleuf opent.
2
Plaats de geheugenkaart.
• Duw de geheugenkaart correct in de sleuf zoals rechts
weergegeven, tot deze op zijn plaats klikt.
• Sluit het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf nadat
u de geheugenkaart heeft geplaatst.
B De geheugenkaart correct plaatsen
Als u de geheugenkaart ondersteboven of
achterstevoren plaatst, kan dit de camera of de kaart
beschadigen. Controleer of de geheugenkaart correct is
geplaatst.
Een geheugenkaart verwijderen
Voordat u de geheugenkaart verwijdert, zet u de
camera uit en controleert u of het camera-aan-lampje
en de monitor uit zijn.
Open het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf en
druk voorzichtig op de geheugenkaart (1), zodat deze
gedeeltelijk wordt uitgeworpe n. Trek de geheugenkaar t
recht uit de camera (2).
24
Page 37
Een geheugenkaart plaatsen
B Een geheugenkaart formatteren
Als u het bericht hier rechts ziet terwijl de camera aan staat, moet u
de geheugenkaart formatteren voordat u deze kunt gebruiken. Let
op: tijdens het formatteren (A166) worden a lle gegevens op
de geheugenkaart permanent gewist. Maak daarom kopieën
van foto’s die u wilt bewaren, voordat u de geheugenkaart gaat
formatteren.
Gebruik de multi-selector om Ja te selecteren en druk op de k
knop. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, selecteer dan Formatteren en dru k op k om het
formatteren te starten.
• Zet de camera niet uit en open het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf niet voordat het
formatteren is voltooid.
• Wanneer u een geheugenkaart die in een ander apparaa t is ge brui kt voo r het e erst in dez e came ra
plaatst, moet u deze kaart voor gebruik in combinatie met deze camera formatteren (A166).
Ongeformatteerde kaart.
Kaart formatteren?
Ja
Nee
B Schrijfbeveiliging
Geheugenkaarten bevatten een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de “vergrendel”stand staat, kunnen er geen gegevens worden
weggeschreven naar, resp. gewist worden op de kaart.
Als het schuifje in “vergrendel”-stand staat, kunt u de
kaart ontgrendelen door het schuifje in de “schrijf”-stand
te pl aat se n om fo to’s te k un ne n op sl aa n re sp. te wis se n o f
om de geheugenkaart te wissen.
Schrijfbeveiliging
B Geheugenkaarten
• Gebruik uitsluitend SD-geheugenkaarten (Secure Digital).
• Tijdens het formatteren, het schrijven en wissen van gegevens en het overzetten van gegevens van
de geheugenkaart naar de computer mag u de onderstaande handelingen niet uitvoeren. Als u
deze waarschuwing negeert, kunnen de volgende handelingen leiden tot gegevensverlies of
beschadiging van de camera of de geheugenkaart:
- De geheugenkaart verwijderen
- De batterij verwijderen
- De camera uitzetten
- De lichtnetadapter loskoppelen
• Formatteer de geheugenkaart niet met behulp van een computer.
• Haal geheugenkaarten niet uit elkaar en breng geen wijzigingen aan.
• Laat geheugenkaarten niet vallen, verbuig ze niet en stel ze niet bloot aan water of sterke
schokken.
• Raak de metalen contactpunten niet aan met uw vingers of met metalen voorwerpen.
• Plak geen labels of stickers op de geheugenkaart.
• Zorg dat geheugenk aarten niet worden blootgesteld aan hoge temperaturen en laat ze niet in de
volle zon of in een gesloten auto liggen.
• Voorkom blootstelling aan vochtigheid, stof of corrosieve gassen.
Eerste stappen
25
Page 38
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
1/2 50
F5. 6
Stap 1: De camera inschakelen en de A (Auto) stand selecteren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt in de stand A (auto). Deze
automatische stand voor “richten en schieten“ wordt aanbevolen als u voor het
eerst een digitale camera gebruikt.
1
Verwijder de objectiefdop en druk op de
hoofdschakelaar.
• De camera wordt aangezet en de lens schuift uit.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
• Het camera-aan-lampje (groen) brandt kort en de
monitor wordt ingeschakeld.
2
Draai de keuzeknop
naar A.
3
Controleer het batterijniveau en het aantal
resterende opnamen op de monitor.
Batterijniveau
MonitorBeschrijving
GEEN
AANDUIDING
B
N
Batterij is leeg.
Batterij is volledig opgeladen.
Batterij is bijna leeg; u moet de batterij
binnenkort opladen of vervangen.
Kan geen opnames maken. Laad de
batterij op of vervang deze door een
volledig opgeladen batterij.
Autostand
Aanduiding
F5.6
1/250
1/250
F5.6
Aantal resterende
171717
opnamen
Aantal resterende opnamen
Het aantal resterende opnamen wordt weergegeven.
Het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het
interne geheugen of de geheugenkaart, de beeldkwaliteit en het beeldformaat (A77).
26
Page 39
Stap 1: De camera inschakelen en de A (Auto) stand selecteren
1/2 50
F5. 6
Aanduidingen in de A (auto) stand
Opnamestand
A
wordt
weergegeven in de
auto-stand.
Sluitertijd (A67)
Diafragma
(A67)
Aanduiding intern geheugen
Foto's worden opgeslagen in het interne
geheugen (circa 43 MB).
Als een geheugenkaart is geplaatst, wordt
C niet weergegeven en worden foto’s op de
geheugenkaart opgeslagen.
1/250
1/250
F5.6
F5.6
171717
Pictogram
vibratiereductie
Reduceert het effect van
cameratrillingen.
Filmop ties
Geeft de filmtypes weer
die kunnen worden
opgenomen (A133).
Druk op b (filmopname)
knop om de filmopname
te starten (A127).
Beeldkwaliteit en beeldformaat
De combinatie van
beeldkwaliteit (compressie) en
beeldformaat wordt
weergegeven. De
standaardinstellingen zijn W
(Normaal) voor beeldkwaliteit
en J (3648 × 2736) voor
beeldformaat.
Als de monitor uit is in stand-by stand, kunt u deze weer aanzetten door op de
hoofdschakelaar of ontspanknop te drukken (A165).
D Opmerking over de flitser
Wanneer de ingebouwde flitser wordt ingeklapt, dan wordt de instelling van de flitser vast ingesteld
op uit en verschijnt er W aan de bovenzijde van de monitor. In situaties waarbij de flitser nodig is,
zoals op donkere plaatsen of als het onderwerp met tegenlicht wordt gefotografeerd, moet de
ingebouwde flitser (A35) worden geactiveerd.
D Beschikbare functies in de stand A (auto)
• De scherpstelstand (A38) en belichtingscorrectie (A41) kunnen worden toegepast en foto's
kunnen worden gemaakt met gebruik van de flitsstand (A34) en de zelfontspanner (A37).
• Door op de d knop te drukken, kunnen de instellingen voor de opnamemenu-opties
Beeldkwaliteit (A75) en Beeldformaat (A76) worden ingesteld.
D Vibratiereductie
• Zie Vi bratiere ductie (A160) in het setup-menu (A152) voor meer informatie.
• Zet Vibrati ereduc tie op Uit als u een statief gebruikt om de camera stil te houden tijdens het
maken van opnames.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
27
Page 40
Stap 2: Het beeld kadreren
1/2 50
F5. 6
1
Houd de camera gereed.
• Houd de camera stevig met beide handen vast.
• Zorg dat uw vingers, haar, camerariem en andere zaken niet voor het objectief, flitser,
AF-hulpverlichting, microfoon en luidspreker komen.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
2
Kadreer het beeld.
• Plaats het hoofdonderwerp ongeveer in het midden
van de monitor.
1/250
1/250
De elektronische zoeker gebruiken
Als het omgevingslicht te fel is om het monitorbeeld goed te kunnen zien, gebruikt
u de elektronische zoeker om de beelduitsnede te kiezen. Druk op de x knop om
de elektronische zoeker in te schakelen (A14).
Als de oogcorrectie voor de elektronische zoeker niet correct is ingesteld, draai dan
de oogcorrectie-regeling naar de stand waarin de weergave het scherpst is (A14).
F5.6
F5.6
171717
28
Page 41
Stap 2: Het beeld kadreren
De zoom gebruiken
Verdraai de zoomknop om optisch zoomen te activeren.
Draai de knop in de richting van
g
om in te zoomen op
Uitzoomen Inzoome
het onderwerp.
Of draai de knop in de richting van
f
voor een grotere
beeldhoek.
Door de zoomknop snel volledig naar links of rechts te
draaien, zal de zoom snel worden ingesteld; draait u de
knop slechts deels, dan wordt de zoom langzaam
ingesteld.
Een zoomaanduiding verschijnt aan de bovenzijde op de
monitor zodra de zoomknop wordt verdraaid.
Optische
zoom
Digitale
zoom
Digitale zoom
Als de camera is ingezoomd tot de maximale optische zoom, kunt u de digitale zoom
activeren door de zoomknop in de richting van
g
te draaien; de digitale zoom wordt
geactiveerd. Het onderwerp kan met max. 4× optische zoomfactor worden vergroot.
Wanneer digitale zoom van kracht is, wordt scherpgesteld op het midden van het beeld
en wordt het scherpstelveld niet weergegeven.
Optische zoomDe digitale zoom is geactiveerd.
C Digitale zoom en interpolatie
In tegenstelling tot optische zoom, wordt bij digitale zoom gebruik gemaakt van een techniek die
interpolatie wordt genoemd om beeld te vergroten (
afname van de beeldkwaliteit naarmate verder digitaal wordt ingezoomd.
Interpolatie wordt gebruikt bij zoomstanden hoger dan
verder wordt verhoogd dan de
ten teken dat interpolatie wordt toegepast.
V
gaat naar rechts naarmate het beeldformaat kleiner wordt en biedt de gebruiker de mogelijkheid de
zoompositie te kiezen waarbij het maken van foto's zonder interpolatie nog mogelijk is bij de actuele
instelling voor beeldkwaliteit/-formaat.
V
stand, wordt interpolatie geactiveerd en wordt de zoomindicatie geel
A
76); deze techniek resulteert in een geringe
V
bij het maken van foto's. Als de zoomfactor
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
Als het beeldformaat te klein is
•
Door gebruik te maken van
vergroting van de digitale zoom te beperken tot een bereik waarbinnen beelden niet te veel afnemen
in kwaliteit, resp. om de digitale zoom zodanig in te stellen dat deze niet kan worden gekozen.
Digitale zoom (A
164) in het setup-menu (A152), is het mogelijk om de
29
Page 42
Stap 3: Scherpstellen en afdrukken
1/2 50
F5. 6
1
Druk de ontspanknop half in.
• Zodra de knop half wordt ingedrukt, stelt de camera
scherp.
• De camera stelt scherp op het onderwerp dat zich
binnen het middelste scherpstelveld bevindt. Zodra dit
onderwerp scherp is, wordt het actieve scherpstelveld
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
groen.
1/250
1/250 F5.6
• Als digitale zoom wordt toegepast, stelt de camera stelt scherp op het onderwerp in
het midden van het scherm; het scherpstelveld wordt niet weergegeven. Zodra dit
gezicht scherp is, wordt de scherpstelaanduiding (A8) groen.
• De scherpstel- en belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de
ontspanknop half ingedrukt houdt.
• Als de ontspanknop half is ingedrukt en de camera niet kan scherpstellen, knipper t het
AF-veld of de scherpstelindicatie rood. Wijzig de compositie en druk de ontspanknop
opnieuw half in.
2
Druk de ontspanknop helemaal in.
• De sluiter wordt bediend en de foto wordt opgeslagen
op de geheugenkaart of in het interne geheugen.
De ontspanknop half/volledig indrukken
De camera heeft een ontspanknop die werkt in twee fasen. U stelt de scherpstelling en
de belichting in door de ontspanknop half in te drukken, waarbij u stopt zodra u
weerstand voelt. De scherpstelling en de belichting worden vergrendeld zolang u de
ontspanknop in deze stand ingedrukt houdt. Druk de ontspanknop helemaal in om de
sluiter te ontspannen en een foto te maken.
Druk de ontspanknop niet te hard in. Dit kan cameratrilling en onscherpe foto’s tot
gevolg hebben.
F5.6
30
Druk de ontspanknop half in
om de scherpstelling en de
belichting te vergrendelen.
Druk de ontspanknop
helemaal in om de foto
te maken.
Page 43
Stap 3: Scherpstellen en afdrukken
1/25 0
F5.6
1/25 0
F5.6
1/25 0
F5.6
B Tijdens de opname
Terwijl foto’s worden opgeslagen, knippert het aantal resterende opnamen. Open het deksel van
het batterijvak/de kaartsleuf niet terwijl foto’s worden opgeslagen. Als u in dit geval de stroom
wordt onderbroken of de geheugenkaart wordt verwijderd, kan dit leiden tot gegevensverlies of
beschadiging van de camera of de geheugenkaart.
B Autofocus
Autofocus levert in de volgende situaties mogelijk niet het gewenste resultaat op. Het kan soms
voorkomen dat niet wordt scherpgesteld op het onderwerp ondanks het feit dat het actieve
scherpstelveld of de scherpstelaanduiding groen oplicht:
• Het onderwerp is zeer donker.
• Er zijn voorwerpen met sterk verschillende helderheid in beeld (bijvoorbeeld wanneer de zon
achter het onderwerp staat en belangrijke details in de schaduw liggen).
• Er is geen contrast tussen het onderwerp en de omgeving (bijvoorbeeld wanneer de persoon op
de foto een wit overhemd draagt en voor een witte muur staat).
• Meerdere voorwerpen bevinden zich op verschillende afstanden van de camera (bijvoorbeeld
beest in kooi).
• Het onderwerp beweegt snel.
Druk in bovengenoemde situaties de ontspanknop enkele malen half in om opnieuw scherp te
stellen, of stel scherp op een ander onderwerp en gebruik de scherpstelvergrendeling. Als u de
scherpstelvergrendeling gebruikt, moet de afstand tussen de camera en het onderwerp waarop de
scherpstelling is vergrendeld, even groot zijn als de afstand tot het eigenlijke onderwerp.
D Scherpstelvergrendeling
Gebruik de scherpstelvergrendeling om als Centrum is geselecteerd voor AF-veldstand en u wilt
scherpstellen op een onderwerp dat zich niet in het midden van het beeld bevindt.
• De afstand tussen de camera en het onderwerp mag niet veranderen.
• Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de belichting vergrendeld.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
171717
F5.6
1/250
1/250
F5.61/250
Kadreer het
scherp te
stellen
onderwerp met
de camera.
Druk de
ontspanknop
half in.
1/250 F5.6
F5.61/250
Wacht tot het
scherpstelveld
groen wordt.
1/250 F5.6
F5.6
Blijf de
ontspanknop half
ingedrukt
houden en pas de
kadrering aan.
ontspanknop
helemaal in
om de foto te
D AF-hulpverlichting
Als het onderwerp schaars verlicht is, kan de AF-hulpverlichting (A163) gaan branden wanneer u
de ontspanknop half indrukt.
Druk de
maken.
31
Page 44
Stap 4: Foto’s weergeven en wissen
444
15/ 05/2 010
000 4.JP G
15: 30
Foto’s bekijken (weergavestand)
Druk op de c (weergave) knop.
• De laatst gemaakte foto wordt in de
weergavestand schermvullend afgebeeld.
• Druk op H, I, J of K van de multi-
selector om andere foto’s te bekijken. Druk
op H, I, J of K om snel door foto's heen
te lopen.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
U kunt foto’s ook selecteren door aan de
instelschijf te draaien.
• Foto's kunnen kort met een lage resolutie worden weergegeven direct nadat is gewisseld
naar de vorige resp. volgende foto.
• Druk op de c knop of op de ontspanknop om naar de opnamestand te gaan.
• Als C wordt weergegeven, worden de foto’s uit het interne
geheugen getoond. Wanneer een geheugenkaart is
geplaatst, wordt C niet weergegeven en worden de foto’s
op de geheugenkaart getoond.
Multi-selector
15/05/2010
15/05/2010
0004.JPG
0004.JPG
c (weergave)
knop
15:30
15:30
Aanduiding intern
Foto’s wissen
1
Druk op l om de foto te wissen
die op de monitor wordt
weergegeven.
4
geheugen
32
2
Gebruik de multi-selector om Ja te selecteren
en druk op de k knop
• De foto die is gewist, kan niet worden hersteld.
• Als u wilt afsluiten zonder de foto te wissen, selecteert
u Nee en drukt u op de k knop.
1 beeld wissen?
Ja
Nee
Page 45
Stap 4: Foto’s weergeven en wissen
C Beschikbare opties in weergavestand
Voor meer informatie, zie “Meer over weergave“ (A101) of “Foto’s bewerken“ (A118).
C De c knop indrukken om de camera aan te zetten
Als de camera uit staat, kunt u deze door de knop de c knop in te drukken en ingedrukt te houden
in de weergavestand zetten. De objectief zal niet uitschuiven.
C Foto's weergeven
• Druk op de x knop om te wisselen tussen de monitor en de elektronische zoeker (A14).
• Druk op de s knop om te wisselen tussen weergeven van de foto-inrformatie op de monitor
en het verbergen daarvan (A15).
• Foto's die zijn gemaakt met de instelling gezichtspri oriteit (A91), worden tijdens schermvullende
weergave gedraaid indien nodig (m.u.v. foto's die zijn gemaakt met Continu, (A86) en Auto
bracketing (A89)).
• Als is gekozen voor schermvullende weergave van foto's die in continustand zijn gemaakt, worden
de foto's die tegelijk zijn gemaakt, weergegeven als groep (reeksweergave) (A102).
• Als de monitor in de stan d-by stand staat door de automatische uitschakeling van de camera, kunt
u op de c knop drukken om deze te activeren (A165).
C Laatst gemaakte foto wissen in opnamestand
Druk in de opnamestand op l om de laatste foto te wissen.
1 beeld wissen?
Ja
Nee
D Meerdere foto’s wissen
Kies Wissen (A111) uit het weergavemenu (A107) om meerdere foto’s te wissen.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
33
Page 46
De flitser gebruiken
In donkere omgevingen of bij onderwerpen in tegenlicht, kunt u gebruik maken van de
flitser door deze uit te schuiven. U kunt een flitsstand kiezen die het best past bij de
opnamecondities.
De flitser heeft een bereik van ca. 0,5 tot 10 m voor groothoek en ca. 1,7 tot 2,5 m voor tele (als
de
ISO-waarde
U
V
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
W
X
Y
Z
C Automatisch met rode-ogenreductie
Deze camera heeft een functie voor
Voordat de hoofdflits afgaat, geeft de flitser eerst een paar zwakke flits en af waardoor het rode-ogeneffect
wordt onderdrukt.
Als de camera rode ogen detecteert zodra de foto is genomen, wordt het beeld in de camera bewerkt door
Nikon's geavanceerde rode-ogencorrectie voordat dit wordt opgeslagen.
Let op het volgende wanneer u foto's maakt:
•
Omdat de camera enkele voorflitsen afgeeft, is er een kleine vertraging tussen het moment waarop de
ontspanknop wordt ingedrukt en het moment waarop de eigenlijke foto wordt gemaakt.
•
De tijd vereist om de foto op te slaan, neemt iets toe.
•
Deze Geavanceerde rode-ogenreductie zal in sommige situaties niet het gewenste resultaat opleveren.
•
In sporadische gevallen zullen ook andere gebieden dan alleen rode ogen door de camera worden
nabewerkt. Gebruik in zo’n geval een andere opnamestand en probeer het opnieuw.
Rode-ogen-reductie (A
Als
direct bediend zodra de ontspanknop volledig wordt ingedrukt zonder dat wordt voorgeflitst voordat de
hoofdflits wordt ontstoken.
34
is ingesteld op
Auto
Bij weinig licht wordt automatisch de flitser gebruikt.
Automatisch met rode-ogenreductie
Vermindert “rode ogen” in portretten.
Uit
De flitser wordt niet gebruikt, ook niet bij weinig licht.
Invulflits
De flitser gaat af zodra u een foto maakt, ongeacht de helderheid van het onderwerp.
Gebruik deze stand om schaduwen en onderwerpen met tegenlicht “in te vullen” (te
verlichten).
Lange sluitertijd
Invulflits wordt gecombineerd met lange sluitertijd.
De flitser verlicht het hoofdonderwerp. De lange sluitertijd wordt gebruikt om in het
donker of bij weinig licht de achtergrond vast te leggen.
Synchronisatie op het tweede gordijn
De flitser gaat af vlak voordat de sluiter dichtgaat. De resulterende lichtstroom achter
bewegende onderwerpen geeft het effect van snelheid.
• Wanneer de ingebouwde flitser wordt ingeklapt, wordt de flitsmodus vast ingesteld op
W (uit).
2
Druk op m (flitsstand) op de multi-selector.
• De flitsstand wordt weergegeven.
3
Druk op H of I op de multi-selector om de
gewenste flitstand te kiezen en druk
vervolgens op de k knop.
• Het pictogram voor de geselecteerde flitsstand
verschijnt boven in de monitor.
• Als u U (auto) instelt, verschijnt het pictogram D
gedurende een paar seconden ook al worden
monitoraanduidingen (A15) weergegeven.
• Als u niet binnen enkele seconden op de k knop drukt
om een instelling toe te passen, wordt de selectie
geannuleerd.
Flits-stand
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
B Ingebouwde flitser inklappen
Wanneer de ingebouwde flitser niet wordt gebruikt, druk de flitser dan
rustig omlaag.
1/250
1/250
F5.6
F5.6
171717
35
Page 48
De flitser gebruiken
B Fotograferen bij weinig licht en uitgeschakelde flitser (W)
• Gebruik een statief om de camera stabieler te maken tijdens opnamen en cameratrillingen te
vermijden. Als de camera wordt ondersteund door een statief, stel Vibratiereductie (A160) dan
in op Uit in het setup-menu (A152).
• De E aanduiding wordt weergegeven zodra de camera de ge voeligheid automatisch verhoogt.
In foto’s die worden gemaakt terwijl E wordt weergegeven, kan lichte beeldruis optreden.
• Als wordt gefotografeerd met lange sluitertijden in een donkere omgeving, kan de
ruisonderdrukking worden geactiveerd. Als de ruisonderdrukking is geactiveerd, neemt het
opslaan van de foto's iets langer in beslag.
B Opmerking over het gebruik van de flitser
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
De weerkaatsing van het flitslicht door stofdeeltjes in de lucht kan lichte vlekjes in de foto’s veroorzaken.
Om dit effect te verminderen, selecteert u
W
(Uit) of maakt u foto’s met de ingebouwde flitser ingeklapt.
C De flitseraanduiding
Het flitserlampje geeft de status van de flitser aan wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
• Aan: Flitser wordt gebruikt wanneer de foto wordt gemaakt.
• Knippert: Flitser wordt opgeladen. Wacht enkele seconden en
• Uit Flitser wordt niet gebruikt wanneer de foto wordt gemaakt.
probeer het opnieuw.
C Flitsstandinstelling
De standaardinstelling voor de flitsstand verschilt per opnamestand
• A (Auto) stand: U auto flits
• x (auto onderwerp selectie): U auto flits. De camera stelt de flitsstand in volgens de
opnamemodus die automatisch bepaald is.
• SCENE: Verschilt per onderwerp (A45 tot 52).
• F (intelligent portret): U auto flits (als knipperdetectie uit staat), vast ingesteld op W flits uit (als
knipperdetectie aan staat) (A58).
• s (onderwerp volgen): U auto flits.
• d (sport continu): Vast ingesteld op W flits uit.
• A, B, C, D U auto flits.
De flitser kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
In de volgende situaties wordt de instelling voor de flitsstand opgeslagen in het geheugen van de
camera en blijft bewaard ook als de camera wordt uitgeschakeld.
• Als de opnamestanden A, B, C of D worden gebruikt
• Bij het fotograferen met V (auto met rode ogen-reductie) in A (auto) stand
36
Page 49
Foto’s maken met de zelfontspanner
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
9
De zelfontspanner is handig als u foto's van uzelf wilt maken, zoals een groepsfoto met
uzelf erbij of als u de cameratrilling wilt beperken die ontstaat door het indrukken van
de ontspanknop. U kunt kiezen uit twee en tien seconden wachttijd.
Bij gebruik van de zelfontspanner wordt een statief aanbevolen. Als de camera wordt
ondersteund door een statief, stel
A
setup-menu (
1
Druk op n (zelfontspanner) op de multi-selector.
• Het zelfontspannermenu verschijnt.
2
Druk op H of I op de multi-selector om
2s
te kiezen en druk vervolgens op de k knop.
•
10s
•
2s
cameratrilling.
•
De geselecteerde zelfontspannerstand wordt
weergegeven.
•
Als u niet binnen enkele seconden op de k knop drukt
om een instelling toe te passen, wordt de selectie geannuleerd.
3
Kadreer het beeld en druk de
152).
(tien seconden): zeer geschikt voor portretten.
(twee seconden): geschikt voor het voorkomen van
ontspanknop half in.
• Scherpstelling en belichting worden
ingesteld.
Vibratiereduc tie (A
10s
160) dan in op
of
101010
Uit
in het
Zelfontspanner
1/250
1/250 F5.6
F5.6
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
4
Druk de ontspanknop helemaal in.
•
De zelfontspanner start en het aantal seconden
tot de opname wordt op de monitor
weergegeven. Het zelfontspannerlampje
knippert. Het lampje stopt één seconde voordat
de foto wordt genomen met knipperen en blijft
branden totdat de opname is gemaakt.
•
Nadat de opname is gemaakt, gaat de
zelfontspanner
•
Als u de zelfontspanner wilt stoppen voordat de
foto is genomen, drukt u nogmaals op de
ontspanknop.
OFF
.
9
1/250
1/250 F5.6
F5.6
37
Page 50
Scherpstelstand gebruiken
Kies een scherpstelstand die past bij het onderwerp en de compositie.
Autofocus
A
De camera stelt automatisch scherp op het onderwerp. Gebruik deze stand indien de
afstand tussen onderwerp en objectief 50 cm of meer bedraagt, of 1,7 m of meer terwijl
de camera helemaal is uitgezoomd.
Macro close-up
D
Gebruik deze stand voor close-ups van bloemen of kleine voorwerpen.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
38
De dichtstbijzijnde opnamepositie die mogelijk is kan verschillen, afhankelijk van de
zoompositie. In de groothoekzoomstand waarin het
op de monitor groen oplichten (groothoekzijde van het
scherpstellen op onderwerpen tot op een afstand van 10 cm vanaf het objectief. In de K
zoomstand kan de camera scherpstellen op voorwerpen tot op een afstand van circa
1cm vanaf het objectief.
Oneindig
B
F
pictogram en de zoomindicator
K
pictogram), kan de camera
Gebruik deze stand voor het fotograferen door een ruit heen van onderwerpen die zich
op enige afstand bevinden of voor het fotograferen van landschappen.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, licht het scherpstelveld resp. de
scherpstelaanduiding (
scherpstellen op objecten die te dicht in de buurt van de camera staan. De flitsstand
wordt op W gezet (uit).
Handmatig scherpstellen
E
De scherpstelling kan worden ingesteld op een voorwerp dat zich tussen 1 cm en
oneindig bevindt van het objectief.(
A
8) alt ijd gro en op . He t is ech ter mog eli jk d at d e cam era nie t k an
A
40).
Beschikbare scherpstelstanden in elk van de opnamestanden
AA, B, C, D, MyxFsd
A (Autofocus)w
1
D (Macro close-up)ww––w
B (Oneindig)ww––w
E (handmatig
scherpstellen)
1Standaardinstelling voor elke opnamestand.
2De beschikbaarheid van de scherpstelstanden en de standaardinstelling hangt af van de gekozen
opnamestand (
3De camera stelt de scherpstelstand in volgen s de opnamemodus die automatisch bepaald is (
–w–––w
A
45 tot 52).
w
1
2
www
3
C De instelling van de scherpstelstand
•
Voor opnamestand A, B, C en D wordt de gewijzigde instelling van de scherpstelstand opgeslagen
in het geheugen van de camera en blijft daarin opgeslagen, ook als de camera wordt uitgeschakeld.
•
De scherpstelstand kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die
niet tegelijk kunnen worden toegepast“ (
A
96) voor meer informatie.
A
1
43).
Page 51
De scherpstelstand instellen
1/2 50
F5. 6
1
Druk op p (scherpstelstand) op de
multi-selector.
• Het scherpstelmenu verschijnt.
2
Druk op H of I op de multi-selector om de
gewenste scherpstelstand te kiezen en druk
vervolgens op de k knop.
• De geselecteerde scherpstelstand wordt weergegeven.
• Als u A (autofocus) instelt, verschijnt het pictogram P
gedurende een paar seconden ook al worden
monitoraanduidingen (A15) weergegeven.
• Als u niet binnen enkele seconden op de k knop drukt
om een instelling toe te passen, wordt de selectie geannuleerd.
Scherpstelstand gebruiken
Scherpstelling
171717
F5.6
1/250
1/250
F5.6
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
C Macro close-up
Als de opnamestand A, B, C, D of M wordt gebruikt, terwijl Autofocus-stand (A93) is ingesteld
op Fulltime-AF, blijft de camera scherpstellen totdat u de ontspanknop half indrukt; de
scherpstelling wordt dan vergrendeld.. De camera geeft een geluidssignaal bij het scherpstellen.
Bij gebruik van andere opnamestanden wordt Fulltime-AF automatisch ingeschakeld zodra de
macrostand wordt gekozen.
C Oneindig
Als u “oneindig” kiest als scherpstelstand terwijl de camera in de stand A (auto) of een van de
standen A, B, C, D en M of de d (Sport continu) stand staat, dan verschijnt het scherpstelveld niet
op het scherm.
39
Page 52
Scherpstelstand gebruiken
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
Handmatig scherpstellen gebruiken
Beschikbaar in de opnamestanden A, B, C, D, M of d (sport continu). Kies een
opnamestand met de keuzeknop (A42).
1
Druk op p (scherpstelstand) op de
multi-selector om naar het setupmenu voor de scherpstelstand te
gaan.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
• Gebruik de multi-selector om E
(handmatig scherpstellen) te selecteren
en druk op de k knop. W verschijnt aan
de bovenzijde van de monitor.
• Het midden van de foto wordt vergroot en weergegeven op het scherm.
2
Druk op H of I van de multi-selector om de
Scherpstelling
gemarkeerde optie te wijzigen.
• Stel scherp terwijl u naar het beeld op de monitor kijkt.
• Druk op H om scherp te stellen op ver verwijderde
onderwerpen.
• Druk op I om scherp te stellen op onderwerpen
dichtbij.
• Druk de ontspanknop opnieuw half in om de compositie te controleren. Druk de
ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
3
Druk op de k knop om het zichtveld te
1/250
1/250 F5.6
controleren.
• Het zichtveld en het uitvergrote middelste deel van de
foto worden samen weergegeven.
• Druk nu op de ontspanknop om de foto te maken.
1/250
1/250 F5.6
F5.6
F5.6
4
Druk op de k knop.
• De ingestelde scherpstelling wordt vergrendeld. U kunt
gewoon fotograferen bij vergrendelde scherpstelling.
• Herhaal de stappen 1 en 3 om opnieuw scherp te stellen.
• Keer terug naar stap 1 en kies een andere instelling dan
E om terug te keren naar de automatische
scherpstelling.
1/250
1/250
C E (handmatig scherpstellen)
• De scherptediepte (het gedeelte voor en achter het onderwerp dat scherp wordt weergegeven)
kan in grote lijnen worden bekeken door de ontspanknop half in te drukken.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
40
F5.6
F5.6
171717
Page 53
Helderheid instellen (belichtingscorrectie)
+0. 3
1/2 50
F5. 6
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde te wijzigen, zodat u foto’s lichter of donkerder kunt maken.
1
Druk op o (belichtingscorrectie) van de
multi-selector.
• Het overzicht belichtingscorrectie wordt weergegeven.
• Belichtingscorrectie is niet beschikbaar in de stand D
(handmatig).
2
Druk op H of I op de multi-selector om de
gewenste correctie te kiezen en druk
vervolgens op de k knop.
• Onderwerp sterker verlichten: schuif de
belichtingscorrectie naar de “+” kant.
• Onderwerp minder verlichten: schuif de
belichtingscorrectie naar de “–” kant.
• Met belichtingscorrectie kunt u de belichting instellen op waarden tussen -2,0 en
+2,0 LW.
• Als u voor de belichtingscorrectie een andere waarde dan 0.0 instelt, verschijnt deze
waarde bij het pictogram H op de monitor.
• Om het instellen van de belichtingscorrectie af te breken, zet de waarde op 0.0 en
drukt u op de k knop.
3
Druk op de ontspanknop om de foto te
maken.
• Door op de ontspanknop in plaats van op de k knop
in stap 2 te drukken, kunt u foto's maken met de
ingestelde belichtingscorrectie; gezichtpriorititeit
(A91) is hierbij niet beschikbaar.
+0.3
+0.3
1/250
1/250
F5.6
F5.6
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven: A (Auto) stand
171717
C Belichtingscorrectiewaarde
Voor opnamestand A, B en C wordt de instelling van de flitsstand opgeslagen in het geheu gen van
de camera en blijft daarin opgeslagen, ook als de camera wordt uitgeschakeld.
D Belichtingscorrectie gebruiken
• De camera neigt er naar de belichting te verminderen wanneer het beeld wordt gedomineerd door
heldere voorwerpen (bijvoorbeeld watervlakten in de felle zon, zand of sneeuw) of wanneer de
achtergrond veel lichter is dan het hoofdonderwerp. Kies in dat geval voor positieve correctie.
• De camera neigt ernaar de belichting te verhogen wanneer het beeld wordt gedomineerd door
donkere voorwerpen (zoals een boomkruin met donkergroene bladeren) of wanneer de
achtergrond veel donkerder is dan het hoofdonderwerp. Kies in dat geval voor negatieve correctie.
41
Page 54
Meer over opname
Opnamestand selecteren (keuzeknop)
Als de keuzeknop op een markering wordt gezet, gaat de camera naar de
betreffende opnamestand (zie hieronder).
Autostand
A
Auto stand (A26)
Kies deze eenvoudige
Meer over opname
“richten en schieten”-stand
aanbevolen als u voor het
eerst met een digitale
camera werkt.
d Sport continu (A62)
Continu fotograferen
gebeurt op hoge snelheid.
y Onderwerp
(A45)
Kies deze stand voor
automatische aanpassing
van de instellingen op het
gekozen onderwerptype.
x Autom.
scènekeuzeknop (A43)
Zodra u een foto kadreert,
kiest de camera automatisch
de meest optimale
opnamestand en kunt u op
eenvoudige wijze
fotograferen.
42
A, B, C, D (A66)
Kies deze standen voor
meer instelmogelijkheden
voor sluitertijd en
diafragma.
M User settings (A98)
Sla de instellingen op die u
heeft gemaakt in de
opnamestanden A, B, C en
D
. Zodra de instellingen zijn
opgeslagen, kunt u
fotograferen met deze
regelmatig gebruikte
instellingen door naar deze
stand te gaan.
s
Onderwerp volgen
A
59)
(
Kies deze stand om
bewegende onderwerpen te
fotograferen. Zodra u een
onderwerp kiest waarop
moet worden scherpgesteld,
zal het scherpstelveld met het
onderwerp mee gaan
bewegen.
F Slim portret (A55)
De camera detecteert
glimlachend gezichten en
bedient de sluiter
automatisch. De functie voor
het verzachten van
huidtinten zorgt ervoor dat
de huid van mensen zachter
worden op de foto.
Page 55
Opname van vastgestelde onderwerpen
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
Fotograferen in Onderwerpstand gekozen door de camera
(Auto onderwerp selectie)
Zodra u een foto kadreert, kiest de camera automatisch de meest optimale
opnamestand en kunt u op eenvoudige wijze fotograferen. Als de camera wordt
gericht op een onderwerp terwijl deze in x Auto onderwerp selectie-stand staat,
dan kiest de camera automatisch een van de volgende onderwerpstanden.
• Auto stand (met name bedoeld
voor fotografie)
• Portret (A45)• Close-up (A49)
• Landschap (A46)• Tegenlicht (A51)
• Nachtportret (A47)
1
Draai de keuzeknop naar x.
• De Auto onderwerp selectie wordt
geactiveerd.
• Als de ingebouwde flitser niet is
geactiveerd, verschijnt de melding De
flitser is neergeklapt..
• Druk op de knop m (activeringsknop
flitser) om de ingebouwde flitser te activeren.
2
Kadreer het onderwerp en maak de foto.
• Als de camera automatisch een onderwerpstand
selecteert, wijzigt het onderwerpstand-pictogram naar
de actueel gekozen onderwerpstand.
• Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting in te stellen. Als he t
onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-veld (actieve scherpstelveld) groen.
• Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
• Nachtlandschap (A49)
1/250
1/250
1/250
1/250
F5.6
F5.6
F5.6
F5.6
171717
171717
Meer over opname
43
Page 56
Opname van vastgestelde onderwerpen
B Opmerking over Auto onderwerp selectie
Afhankelijk van de opname-omstandigheden, is het mogelijk dat de camera niet altijd de gewenste
onderwerpstand kiest. I ndien dit het geval is, ga dan naar A (Auto) stand (A26) of k ies de gewenste
onderwerpstand handmatig (A45).
C Scherpstellen in Auto onderwerp selectie-stand
• In de Auto onderwerp selectie-stand herkent de camera een gezicht en stelt daarop scherp (zie
“Fotograferen met gezichtprioriteit“ (A91) voor meer informatie).
• Als het opnamestand-pictogram d verschijnt of als de i (close-up) stand wordt gebruikt,
stelt de camera automatisch scherp op het veld (een van de negen) met het onderwerp dat zich
het dichtst bij de camera bevindt. Dit is vergelijkbaar aan de Autom atisch instelling van AF-
veldstand (A90).
C Nachtlandschap fotograferen in Auto onderwerp selectie-stand
Meer over opname
Als de instelling wordt omgezet naar g (nachtlandschap) in de Auto onderwerp selectie-stand,
wordt de sfeer van het nachtelijk landschap ingevangen met een lange sluitertijd (continu-opname
wordt niet uitgevoerd), dit in tegenstelling tot bij Nachtlandschap (A49) in onderwerpsstand.
Geadviseerd wordt om de camera op een statief te plaatsen voor extra stabiliteit.
• Zet
Vibratiereductie
tijdens het maken van opnames.
(A160) op
Uit
als u een statief gebruikt om de camera stil te houden
C Opmerking over de flitser
Wanneer de ingebouwde flitser wordt ingeklapt, dan wordt de instelling van de flitser vast ingesteld
op uit en verschijnt er W aan de bovenzijde van de monitor. In situaties waarbij de flitser nodig is,
zoals op donkere plaatsen of als het onderwerp met tegenlicht wordt gefotografeerd, moet de
ingebouwde flitser (A35) worden geactiveerd.
C Functies beschikbaar in Auto onderwerp selectie
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• De flitsstandinstellingen U (auto) (standaardinstelling) en W (uit) (A34) kunnen worden
toegepast. Als U (auto) wordt toegepast, kiest de camera automatisch de meest optimale
flitsstandinstelling voor de onderwerpstand die de camera zelf heeft gekozen. Als W (uit) wordt
toegepast, ontsteekt de flitser niet, ongeacht de opname-omstandigheden.
• De instellingen voor zelfontspanner (A37) en belichtingscorrectie (A41) kunnen worden
aangepast.
• De p (scherpstelstand) knop (A12, 38) op de multi-selector is niet beschikbaar.
• Als u op de d knop drukt om het x (auto onderwerp) menu weer te geven, kunt u vervolgens
Beeldkwaliteit (A75) en Beeldformaat (A76) instellen. Wijzigingen in de beeldkwaliteit en
beeldformaat gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en opnamestand M).
44
Page 57
Opname van vastgestelde onderwerpen
1/2 50
F5. 6
Onderwerpen voor opname kiezen (Onderwerpstand)
De camera-instellingen worden automatisch geoptimaliseerd voor het
geselecteerde onderwerp. De volgende onderwerpstanden zijn beschikbaar.
b Portretg Strand/sneeuwk Close-upn Kopie
c Landschaph Zonsondergangu Voedselo Te genli cht
e Nachtportreti Schemeringl Museum
f Party/binnenj Nachtlandschap m Vuurwerkp Panorama assist
Instellen van de onderwerpstand
1
Draai de keuzeknop naar y.
• De camera gaat naar de onderwerpstand. De
standaardinstelling is b (portret).
2
Druk op de d knop om het
onderwerpmenu weer te geven,
selecteer met de multi-selector het
gewenste onderwerp en druk op
de k knop.
• Kies de C tab als het onderwerpmenu
niet wordt weergegeven (A13).
D HDR van
tegenlichtscène
Onderwerpmenu
Portret
Landschap
Nachtportret
Party/binnen
Strand/sneeuw
Zonsondergang
Schemering
Meer over opname
3
Kadreer het onderwerp en maak de
foto.
• Voor onderwerpstanden waarbij de flitser
wordt gebruikt, moet de knop m
(activeringsknop flitser ) worden ingedrukt
om de ingebouwde flitser te activeren
voordat er een foto wordt gemaakt.
1/250
1/250 F5.6
F5.6
D Beeldkwaliteit en beeldformaat
Als u op de d knop drukt om het C (onderwerp) menu weer te geven, kunt u vervolgens
Beeldkwaliteit (A75) en Beeldformaat (A76) instellen. Wijzigingen in de beeldkwaliteit en
beeldformaat gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en opnamestand M).
45
Page 58
Opname van vastgestelde onderwerpen
Functies
Voor beschrijvingen in dit gedeelte zijn de volgende pictogrammen gebruikt:
X= flitsstand wanneer de ingebouwde flitser is geactiveerd (A34);
n= zelfontspanner (A37); p= scherpstelstand (A38); o= belichtingscorrectie
(A41).
b PortretQ
Gebruik deze stand voor het maken van portretten waarin de
hoofdpersoon duidelijk uitkomt.
• De camera herk ent en stelt scherp op het gezicht dat naar de
camera kijkt (zie “Fotograferen met gezichtprioriteit” (A91)
voor meer informatie).
Meer over opname
• Als de camera meerdere gezichten herkent, wordt scherpgesteld op het gezicht dat zich
het dichtst bij de camera bevindt.
• Nadat de functie voor het ver zachten van huidtinten ervoor heeft gezorgd dat de huid van
mensen zachter wordt (max. drie personen), wordt de foto opgeslagen (A56).
• Als de camera geen gezicht herkent, wordt scherpgesteld op het onderwerp in het
midden van het beeld.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
XV*nUit
* Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
c LandschapQ
Gebruik deze stand voor levendige landschappen en
stadsgezichten.
• De camera stelt scherp op one indig. Het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding (A8) brandt altijd groen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, maar onderwerpen
dichtbij zullen niet altijd scherp in beeld komen.
• AF-hulpverlichting (A163) brandt niet.
XWnUit
1Zelfontspanner is beschikbaar.
2Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
*
1
pAo0.0
pBo0.0
*
2
Q: Geeft aan dat bij opnamen in deze onderwerpstand automatisch ruisonderdrukking wordt
geactiveerd en het daardoor langer kan duren voordat de foto is opgeslagen.
46
Page 59
Opname van vastgestelde onderwerpen
e NachtportretOQ
Gebruik deze stand voor portretten van personen tegen
achtergrondverlichting in het donker. De flitser wordt gebruikt
om het onderwerp te verlichten terwijl de sfeer van de
achtergrond behouden blijft.
•
Maak foto’s met de ingebouwde flitser geactiveerd.
• De camera herkent en stelt scherp op het gezicht dat naar de
camera kijkt (zie “Fotograferen met gezichtprioriteit” (A91)
voor meer informatie).
• Als de camera meerdere gezichten herkent, wordt
scherpgesteld op het gezicht dat zich het dichtst bij de
camera bevindt.
• Nadat de functie voor het verzachten van huidtinten ervoor heeft gezorgd dat de huid van
mensen zachter wordt (max. drie personen), wordt de foto opgeslagen (A56).
• Als de camera geen gezicht herkent, wordt scherpgesteld op het onderwerp in het midden
van het beeld.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
XV1nUit
1Invulflits met lange sluitertijd en rode-ogenreductie.
2Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
2
pAo0.0
2
f Party/binnen
Geschikt voor het maken van foto’s tijdens feestjes. Het effect van
kaarslicht en andere achtergrondverlichting binnenshuis wordt
vastgelegd.
• De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van
het beeld.
•
Foto’s worden nadelig beïnvloed door cameratrilling. Houd
daarom de camera stevig vast. Bij het fotograferen bij weinig
licht wordt geadviseerd een statief te gebruiken. Zet
Vibra tiered uctie (A
160) op
Uit
als u een statief gebruikt om
de camera stil te houden tijdens het maken van opnames.
XV1nUit
1Schakelt mogelijk automatisch over naar lange sluitertijd met rode-ogenreductie. Andere
instellingen kunnen worden geselecteerd.
2Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
2
pAo0.0
2
Meer over opname
O: Geeft aan dat het gebruik van een statief wordt geadviseerd indien u deze opnamestand wilt
gebruiken. Draai Vibrat iereduc tie (A160) naar Uit bij gebruik van een statief.
Q: Geeft aan dat bij opnamen in deze onderwerpstand automatisch ruisonderdrukking wordt
geactiveerd en het daardoor langer kan duren voordat de foto is opgeslagen.
47
Page 60
Opname van vastgestelde onderwerpen
g Strand/sneeuwQ
Voor heldere onderwerpen, zoals sneeuwvlakten, stranden en
watervlakten.
• De camer a stelt scher p op he t onderwerp in het midden van
het beeld.
XU*nUit
*Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
*
pAo0.0
h ZonsondergangOQ
De diepe kleuren van zonsondergangen en zonsopgangen
Meer over opname
blijven behouden.
• De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van
het beeld.
*
X
* Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
W
nUit
*
pAo0.0
i SchemeringOQ
De kleuren van het z wakke, natuurlijke licht vóór zonsopgang en
na zonsondergang blijven behouden.
• De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding (A8) brandt altijd groen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, maar onderwerpen
dichtbij zullen niet altijd scherp in beeld komen.
• AF-hulpverlichting (A163) brandt niet.
XWnUit
*Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
*
pBo0.0
*
*
*
O: Geeft aan dat het gebruik van een statief wordt geadviseerd indien u deze opnamestand wilt
gebruiken. Draai Vibrat iereduc tie (A160) naar Uit bij gebruik van een statief.
Q: Geeft aan dat bij opnamen in deze onderwerpstand automatisch ruisonderdrukking wordt
geactiveerd en het daardoor langer kan duren voordat de foto is opgeslagen.
48
Page 61
Opname van vastgestelde onderwerpen
j NachtlandschapQ
Op deze wijze kunt u fotograferen in het donker met zo minimaal
mogelijke cameratrilling en beeldruis. Als het
j
pictogram linksboven
in het scherm groen oplicht en de ontspanknop volledig wordt
ingedrukt, maakt de camera continu foto’s op hoge snelheid. De camera
combineert de genomen foto's om een foto op te slaan.
•
De camera stelt scherp op oneindig. Wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt, licht het scherpstelveld resp. de scherpstelaanduidi ng
(A8) altijd groen op. Het is echter mogelijk dat de camera niet kan
scherpstellen op objecten die te dicht in de buurt van de camera staan
omdat de camera scherp stelt op oneindig.
•
Houd, nadat u de ontspanknop volledig heeft ingedrukt, de camera volledig stil totdat de opname wordt
weergegeven. Zet de camera niet uit voordat het opnamescherm weer wordt weergegeven op de monitor.
•
De beeldhoek (bereik dat daadwerkelijk wordt opgenomen) van het opgeslagen beeld is kleiner dan
de beeldhoek van het beeld dat tijdens de opname wordt weergegeven op de monitor.
•
Digitale zoom is niet beschikbaar.
•
AF-hulpverlichting (A163) brandt niet.
XWnUit
*Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
*
pBo0.0
*
k Close-upQ
Voor het fotograferen van bloemen, insecten en andere kleine
voorwerpen op korte afstand.
•
De instelling voor de scherpstelstand (A38) wordt gewijzigd naar
D
(macro close-up) en de camera zal automatisch de zoomstand
kiezen waarmee op de kortste afstand kan worden scherpgesteld.
•
De dichtstbijzijnde opnamepositie die mogelijk is kan verschillen, afhankelijk van de zoompositie. In
de groothoekzoomstand waarin het
F
pictogram en de zoomindicator op de monitor groen
oplichten (groothoekzijde van het K pictogram), kan de camera scherpstellen op onderwerpen tot
op een afstand van 10 cm vanaf het objectief. In de
K
zoomstand kan de camera scherpstellen op
voorwerpen tot op een afstand van circa 1 cm vanaf het objectief.
•
AF-veldstand
Druk op de
wijzigt naar
k
knop en H, I, J of K op de multi-selector om het scherpstelveld te verplaatsen. Zodra
Handmatig
waarna het mogelijk is om het scherpstelveld te kiezen (A90).
de positie van het scherpstelveld is ingesteld door op de k knop te drukken, kunnen de instellingen
voor de flitsstand, de zelfontspanner of de belichtingscorrectie worden gewijzigd.
•
De camera blijft scherpstelle n totdat de scherpstelling wordt geblokkeerd door de ontspanknop half
in te drukken.
•
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling; controleer dan ook of
Vibra tiere ducti e
(A160) is geactiveerd en houd de camera stevig vast.
XU1nUit
1Andere instellingen kunnen worden geselecteerd. Denk er wel aan dat de flitser onderwerpen op
minder dan 50 cm afstand mogelijk niet geheel kan uitlichten.
2Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
2
ppo0.0
2
Meer over opname
49
Page 62
Opname van vastgestelde onderwerpen
1/2 50
F5. 6
u Voeds el
Gebruik deze stand voor het maken van foto’s van voedsel.
•
De instelling voor de scherpstelstand (A38) wordt gewijzigd naar
D
(macro close-up) en de camera zal automatisch de zoomstand
kiezen waarmee op de kortste afstand kan worden scherpgesteld.
•
De dichtstbijzijnde opnamepositie die mogelijk is kan verschillen, afhankelijk van de zoompositie. In
de groothoekzoomstand waarin het F pictogram en de zoomindicator op de monitor groen
oplichten (groothoekzijde van het K pictogram), kan de camera s cherpstellen op onderwerpen tot
op een afstand van 10 cm vanaf het objectief. In de K zoomstand kan de camera scherpstellen op
voorwerpen tot op een afstand van circa 1 cm vanaf het objectief.
•
U kunt de kleuraandelen instellen met een schuifknop links van de
Meer over opname
monitor. Druk op H om het roodaandeel te verhogen en druk op
I
om het blauwaandeel te verhogen. De kleur instellingen worden
opgeslagen in het geheugen van de camera en blij ven bewaard ook
als de camera wordt uitgeschakeld.
•
AF-veldstand
wijzigt naar
Handmatig
waa rna h et mog elij k is o m het s cher pstel veld te ki ezen (A90).
Druk op de k knop en H, I, J of K op de multi-selector om het scherpstelveld te verp laatsen. Zodra
de positie van het scherpstelveld is ingesteld door op de k knop te drukken, kunnen de instellingen
voor het kleuraandeel, de zelfontspanner of de belichtingscorrectie worden gewijzigd.
•
De camera blijft scherpstellen totdat de scherpstelling wordt geblokkeerd door de ontspanknop half in
te drukken.
•
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling; controleer dan ook of
Vibratiereductie (A
is geactiveerd en houd de camera stevig vast.
XWnUit
*Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
*
ppo0.0
l Museum
Gebruik deze stand binnen als flitsen verboden is (bijvoorbeeld in musea
en galeries), of in andere gevallen waarin u geen flitser wilt gebruiken.
•
De camera stelt s cherp op het onderwerp i n het midden van het beeld.
•
Bij het maken van de opname wordt BBS (Best Shot Selector)
(
A
86) gebruikt.
•
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling; controleer
dan ook of
Vibratiereductie (A
160) is geactiveerd en houd de
camera stevig vast.
•
AF-hulpverlichting (A163) brandt niet.
XWnUit
1Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
2Ook D (macro close-up) kan worden geselecteerd.
1
p
A
2
50
F5.6
1/250
1/250
F5.6
o0.0
171717
160)
*
1
Page 63
Opname van vastgestelde onderwerpen
m VuurwerkOQ
Er worden lange sluitertijden gebruikt om de lichtsporen van
vuurwerk vast te leggen.
• De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding (A8) brandt altijd groen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, maar onderwerpen
dichtbij zullen niet altijd scherp in beeld komen.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• AF-hulpverlichting (A163) brandt niet.
XWnUitpBo0.0
n KopieQ
Voor scherpe opnamen van teksten of tekeningen op een
whiteboard of in drukwerk.
• De camer a stelt scher p op he t onderwerp in het midden van
het beeld.
• Gebruik voor het fotograferen van onder werpen op korte
afstand de scherpstelstand p (macro close-up) (A38).
• Gekleurde tekst en tekeningen worden mogelijk niet goed
vastgelegd.
XW1nUit
1Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
2D (macro close-up) kan worden geselecteerd.
1
p
A
2
o0.0
1
o Tegenlicht
Gebruik deze stand wanneer het licht van achter het
onderwerp komt, waardoor een gezicht of andere belangrijke
details in de schaduw liggen. De flitser wordt automatisch
gebruikt om schaduwen “in te vullen” (te verlichten).
• Maak foto’s met de ingebouwde flitser geactiveerd.
• De camer a stelt scher p op he t onderwerp in het midden van
het beeld.
XXnUit
*Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
O: Geeft aan dat het gebruik van een statief wordt geadviseerd indien u deze opnamestand wilt
gebruiken. Draai Vibrat iereduc tie (A160) naar Uit bij gebruik van een statief.
Q: Geeft aan dat bij opnamen in deze onderwerpstand automatisch ruisonderdrukking wordt
geactiveerd en het daardoor langer kan duren voordat de foto is opgeslagen.
*
pAo0.0
*
Meer over opname
51
Page 64
Opname van vastgestelde onderwerpen
D HDR van tegenlichtscène
Geschikt voor het fotograferen van landschappen met een
groot contrast tussen licht en donker. Zodra de ontspanknop
volledig wordt ingedrukt, worden foto's die snel achter elkaar
zijn gemaakt in continu-stand gecombineerd, en de volgende
twee beelden worden opgeslagen:
- De foto bewerkt met Actieve D-Lighting (A95)
- De foto verkregen uit de HDR (High Dynamic Range)
overlay
• Het tweede beeld van de opgeslagen foto's is afkomstig van de HDR overlay. Als het aantal
nog te maken opnames 1 is, wordt slechts 1 foto in Actieve D-Lighting verwerkt.
• De camera stelt scherp op het midden van het beeld.
• Het D pictogram linksboven in de monitor wordt groen zodra er een groot contrast is tussen
Meer over opname
licht en donker.
• Houd, nadat u de ontspanknop volledig heeft ingedrukt, de camera volledig stil totdat de
opname wordt weergegeven. Het is mogelijk dat de opname meer tijd dan normaal in
beslag neemt. Zet de camera niet uit voordat het opnamescherm weer wordt
weergegeven op de monitor.
• De beeldhoek (bereik dat daadwerkelijk wordt opgenomen) van het opgeslagen beeld is
kleiner dan de beeldhoek van het beeld dat tijdens de opname wordt weergegeven op
de monitor.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
XWnUit
*Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
*
pAo0.0
p Panorama assistQ
*
Gebruik deze stand als u een reeks foto’s maakt die later met de meegeleverde software
Panorama Maker worden samengevoegd tot één panorama. Zie “Foto’s maken voor een
panorama“ (A53) voor meer informatie.
XW1nUit
1Andere instellingen kunnen worden geselecteerd.
2D (macro close-up) resp. B (oneindig) k an worden geselecteerd.
Q: Geeft aan dat bij opnamen in deze onderwerpstand automatisch ruisonderdrukking wordt
geactiveerd en het daardoor langer kan duren voordat de foto is opgeslagen.
52
1
p
A
2
o0.0
1
Page 65
Opname van vastgestelde onderwerpen
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
Einde
Foto’s maken voor een panorama
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Gebruik
een statief voor het beste resultaat. Als de camera wordt ondersteund door een
statief, stel Vibratiereductie (A160) dan in op Uit in het setup-menu (A152).
1
Gebruik de multi-selector om p Panorama
assist te selecteren in het onderwerpmenu en
druk dan op de k knop (A45).
• Het pictogram (I) verschijnt om de richting aan te
geven waarin de foto’s voor het panorama worden
gemaakt.
2
Gebruik de multi-selector om de richting te
selecteren en druk op de k knop.
• Selecteer de richting waarin foto’s worden
samengevoegd tot een panorama: rechts (I), links (J),
omhoog (K) of omlaag (L).
• Het gele pictogram voor de richting van het panorama
(II) verschuift in de richting die wordt ingedrukt; druk
op de k knop om de gewenste richting te kiezen. Een wit pictogram voor de richting
van het panorama (I) wordt weergegeven in de geselecteerde richting.
• Indien nodig kunt u hierbij de flitsstand (A34), de zelfontspanner (A37), de
scherpstelstand (A38) en de belichtingscorrectie (A41) activeren.
• Druk op de k knop om de richting te veranderen.
3
Maak de eerste foto.
• De genomen foto wordt in 1/3 van de
monitor weergegeven.
Onderwerpmenu
HDR van tegenlichtscène
Panorama assist
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
1/250
1/250
F5.6
F5.6
171717
Meer over opname
4
Maak de tweede foto.
• Kadreer de volgende foto zodanig dat ca. 1/3
van het kader overlapt met de voorgaande
foto en druk vervolgens op de ontspanknop.
• Herhaal dit totdat u genoeg foto’s hebt
genomen voor een compleet beeld.
1/250
1/250
Einde
Einde
F5.6
F5.6
171717
161616
53
Page 66
Opname van vastgestelde onderwerpen
Einde
Einde
5
Wanneer u alle instellingen hebt voltooid,
drukt u op de k knop.
• De camera keert terug naar stap 2.
Meer over opname
B Panorama-assistent
• Stel de flitsstand, zelfontspanner, scherpstelstand en belichtingscorrectie in voordat u de eerste
fo to m aa kt . De ze ins te lli ng en ku nne n n iet wo rde n g ew ijz ig d n ada t d e e ers te fot o i s ge ma ak t. F oto 's
kunnen niet worden gewist en het is ook niet mogelijk om in te zoomen resp. de Beeldkwaliteit
(A75) of Beeldformaat instellingen (A76) te wijzigen nadat de eerste foto is gemaakt.
• De reeks foto’s voor het panorama wordt beëindigd als de camera tijdens de opname stand-by
wordt gezet via de functie Automatisch uit (A165). Het wordt aanbevolen om de tijdsduur
waarna de functie Automatisch uit wordt ingeschakeld, te verlengen.
D R (belichtingsvergrendeling) aanduiding
Bij gebruik van de Panorama-assistent, krijgen alle foto's in het
panorama dezelfde belichting, witbalans en scherpstelling als de
eerste foto van het panorama.
Zodra de eerste foto is genomen, verschijnt R om aan te
geven dat de belichting, witbalans en scherpstelling vergrendeld
zijn.
D Panorama Maker
Installeer Panorama Maker vanaf de meegeleverde Software Suite-cd.
Zet foto’s over naar een computer (A140) en gebruik Panorama Maker (A144) om ze samen te
voegen tot één panorama.
D Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (A181) voor meer informatie.
54
Einde
Einde
Einde
Einde
141414
161616
Page 67
Fotograferen van glimlachende gezichten (Intelligente portretstand)
1/2 50
F5. 6
In de standaardinstelling detecteert de camera glimlachende gezichten m.b.v. de
gezichtsprioriteit en bedient daarop de sluiter automatisch (glimlachtimer). De
functie voor het verzachten van huidtinten zorgt ervoor dat de huid van mensen
zachter worden op de foto.
1
Draai de keuzeknop naar F (intelligent
portret).
• De camera gaat naar de intelligent portret-stand.
2
Kadreer het beeld.
• Richt de camera op het onderwerp.
• Wanneer de camera een gezicht herkent, wordt het
scherpstelveld waarin het gezicht zicht bevindt,
aangegeven met een dubbele gele rand; zodra de
scherpstelling wordt geblokkeerd, wordt de dubbele
rand kort groen.
• De camera kan maximaal 3 gezichten herkennen. Als meer dan 1 gezicht wordt
herkend, wordt op het gezicht dat zich het dichtst bij het midden van het beeld
bevindt, gekadreerd met een dubbele rand, terwijl de overige een enkele rand krijgen.
• Als meer dan één gezicht wordt gedetecteerd, druk dan op de k knop om het gezicht
te kiezen waarop moet worden scherpgesteld. Druk op J K op de multi-selector om
het gezicht te kiezen waarop moet worden scherpgesteld en druk op de k knop.
3
De sluiter ontspant automatisch.
• Zodra de camera detecteert dat een glimlach verschijnt op het gezicht van degene die
zich in het kader met dubbele rand bevindt, zorgt de Glimlachtimer functie (A57)
ervoor dat de sluiter automatisch wordt ontspant.
Als de flitser niet in werking treedt, zal de sluiter vijf keer per opname worden bediend
en zal de foto waarop de meeste mensen glimlachen worden opgeslagen.
Zodra de camera een gezicht herkent, gaan het zelfontspannerlampje (A4)
knipperen. Direct nadat de sluiter wordt ontspant, gaat het zelfontspannerlampje
knipperen. Telkens wanneer de sluiter wordt ontspant, zal de camera automatisch
gezichtprioriteit en glimlachdetectie kiezen.
• De sluiter kan ook worden bediend door de ontspanknop in te drukken. Als geen
gezicht wordt gedetecteerd, stelt de camera scherp op het midden van het beeld.
• Zodra de sluiter wordt bediend, zorgt de functie voor het verzachten van huidtinten
ervoor dat de huid van mensen zachter wordt, waarna de foto wordt opgeslagen
(Huid verzachten (A57)).
1/250
1/250 F5.6
F5.6
Meer over opname
55
Page 68
Fotograferen van glimlachende gezichten (Intelligente portretstand)
4
Beëindig het fotograferen.
• Om automatisch fotograferen van glimlachende gezichten te beëindigen, kunt u de
camera uit zetten, Glimlachtimer op Uit zetten of de keuzeknop naar een andere
opnamestand draaien.
B Opmerkingen over Intelligent portret
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• Onder bepaalde opnamecondities is het mogelijk dat gezichten en glimlachende gezichten niet
correct worden herkend.
Meer over opname
• Zie “Opmerkingen over gezichtsprioriteit“ (A92) voor meer informatie.
B Opmerkingen over huid verzachten
• Als foto's worden gemaakt met huid verzachten geactiveerd, duurt het iets langer totdat de foto's
zijn opgeslagen.
• Afhankelijk van de opnamecondities is het mogelijk dat de camera weliswaar een gezicht
detecteert op de monitor bij het maken van de opname, maar dat de huid verzachten functie geen
zichtbaar resultaat oplevert of dat andere delen van de foto zijn behandeld in plaats van het
gezicht. Als het gewenste effect niet wordt bereikt, zet Huid verzachten dan op Uit en maak nog
een foto.
• D e mat e wa arin de h uid w ordt ver zacht, k an niet worden ingesteld in de Portr et of Nachtportret
opnamestanden.
• Huid verzachten kan ook worden toegepast op reeds gemaakte foto's (A122).
C Automatische uitschakeling bij gebruik van de glimlachtimer (stand-by)
Als Glimlachtimer is ingesteld op Aan, zal de automatische uitschakeling (A165) de camera uit
zetten in de volgende gevallen indien geen actie wordt uitgevoerd.
• De camera kan geen gezicht detecteren.
• De camera heeft een of meerdere gezichten gedetecteerd, maar kan geen lachend gezicht vinden.
C Beschikbare functies in Intelligent portret-stand
• De flitsstand wordt gedeactiveerd zodra Knip perdetectie wordt ingesteld op Aan. De flitsstand
(A34) wisselt naar U (auto) zodra Knipperdetectie wordt ingesteld op Uit (andere
instellingen kunnen worden geselecteerd).
• De Belichtingscorrectie (A41) kan worden aangepast.
• Als Glimlachtimer wordt ingesteld op Uit, kan de zelfontspanner (A37) worden ingesteld.
• De scherpstelstand is ingesteld op A (oneindig).
• Als u op d knopt drukt om naar het F (intelligent portret) menu te gaan, kunt u vervolgens de
instellingen voor Beeldkwaliteit, Beeldformaat, Huid verzachten, Glimlachtimer of
Knipperdetectie wijzigen.
D Meer informatie
Zie “Autofocus“ (A31) voor meer informatie.
56
Page 69
Fotograferen van glimlachende gezichten (Intelligente portretstand)
Intelligent portret-menu
Druk op d knop (A13) in de filmstand om het filmmenu weer te geven en
gebruik de multi-selector (A12) om instellingen aan te passen en toe te passen.
De volgende functies zijn beschikbaar.
Ga naar de F tab als het intelligent portret-menu niet wordt weergegeven
(A13).
•Glimlachtimer en Knipperdetectie kunnen niet tegelijk worden ingesteld.
Beeldkwaliteit
De instellingen voor
beeldkwaliteit gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en opnamestand
Beeldformaat
De instellingen voor
beeldkwaliteit gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en opnamestand
Huid verzachten
Huid verzachten instellen. Nadat de sluiter is ontspannen, detecteert de camera max. drie gezichten
en verwerkt het beeld zodanig dat deze zachter gaan uitzien en slaat de foto dan pas op.
Het effect van deze functie kan worden ingesteld op
Als
Uit
wordt geselecteerd, wordt huid verzachten uitgeschakeld.
•
Als huid verzachten is ingeschakeld, verschijnt het betreffende pictogram op de monitor tijdens
de opname (
weergegeven. De effecten van het verzachten van de huid kan niet worden bekeken op de
monitor tijdens het fotograferen. Bekijk de foto's dan ook na de opname om het resultaat te
beoordelen.
Glimlachtimer
•
Aan
(standaardinstelling): Als onder de gededecteerde gezichten een glimlach wordt herkend
binnen de dubbele rand, zal de camera automatisch de sluiter ontspannen. Als de flitser niet in
werking treedt, zal de sluiter vijf keer per opname worden bediend en zal de foto waarop de
meeste mensen glimlachen worden opgeslagen.
•
Uit
: De camera ontspant de sluiter niet automatisch bij gebruik van de glimlachtimer; de sluiter
wordt uitsluitend bediend nadat de ontspanknop is ingedrukt.
•
Als de glimlachtimer wordt geactiveerd, wordt de actuele instelling weergegeven tijdens het
fotograferen (
weergegeven.
Beeldkwaliteit (A
Beeldformaat (A
A
8). Als
Uit
A
8). Als
Uit
75) kunnen worden gewijzigd. Wijzigingen in de
76) kunnen worden gewijzigd. Wijzigingen in de
Hoog, Normaal
is gekozen, wordt geen pictogram voor de actuele instelling
is gekozen, wordt geen pictogram voor de actuele instelling
(standaardinstelling) en
M
M
Laag
).
Meer over opname
).
.
57
Page 70
Fotograferen van glimlachende gezichten (Intelligente portretstand)
Knipperdetectie
Als deze functie Aan wordt gezet, wordt de sluiter bij elke foto vijf keer bediend
nadat de ontspanknop volledig is ingedrukt; de camera kiest vervolgens één
opname waarin de ogen van het onderwerp open zijn en slaat deze op.
• De boodschap rechts verschijnt korte tijd op de
monitor als de camera heeft een foto opslaat
waarop iemand waarschijnlijk knipperde met de
ogen.
• Als Knipperdetectie op Aan wordt gezet, wordt
Glimlachtimer Uit gezet. Druk op de
ontspanknop om de sluiter te bedienen.
• Als deze functie Aan wordt gezet, kan de flitser
Meer over opname
niet worden gebruikt.
• De standaardinstelling is Uit.
• Als knipperdetectie is geactiveerd, wordt de actuele instelling weergegeven
tijdens het fotograferen (A8). Als Uit is gekozen, wordt geen pictogram voor de
actuele instelling weergegeven.
Er werd geknipperd op de foto
die zojuist werd genomen.
58
Page 71
Scherpstellen op een bewegend onderwerp in Onderwerp volgen-stand
Start
1/2 50
F5. 6
Gebruik deze stand om bewegende onderwerpen te fotograferen. Onderwerp
volgen begint zodra u heeft scherpgesteld op een onderwerp, waarna het
scherpveld het onderwerp zal verplaatsen en het onderwerp zal volgen.
1
Draai de keuzeknop naar s (onderwerp
volgen).
• De camera gaat naar de onderwerp volgen stand en
een witte rand wordt weergegeven in het midden van
het kader.
2
Selecteer een onderwerp.
• Kadreer het onderwerp in het midden van de rand en
druk op de k knop.
- Het onderwerp wordt geregistreerd.
- Als de camera niet kan scherpstellen op het
onderwerp, licht de rand rood op. Wijzig de
compositie en probeer het opnieuw.
• Zodra het onderwerp is geregistreerd, wordt het
omkaderd door een geel scherpstelveld, waarna het
volgen van het onderwerp start.
• Om van onderwerp te wisselen, drukt u op de k knop
om het actuele onderwerp te annuleren en kiest u
vervolgens een nieuw onderwerp.
• Als de camera het onderwerp uit beeld verliest,
verdwijnt het scherpstelveld; registreer het onderwerp opnieuw.
3
Druk op de ontspanknop om de foto te
maken.
• Als de camera scherpstelt binnen het scherpstelveld
wanneer de ontspanknop half is ingedrukt, wordt het
scherpstelveld groen en wordt de scherpstelling
vergrendeld.
• Als de camera niet kan scherpstellen, knippert de
scherpstelveldindicatie rood. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
• Als de ontspanknop half wordt ingedrukt terwijl geen rand wordt weergegeven, stelt
de camera scherp op het midden van het beeld.
• Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
Start
Start
1/250
1/250 F5.6
F5.6
Meer over opname
59
Page 72
Scherpstellen op een bewegend onderwerp in Onderwerp volgen-stand
B Onderwerp volgen-stand
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• Stel de zoomstand, flitsstand, belichtingscorrectie en het menu in voordat u een onderwerp
registreert. Als een van deze standen wijzigt nadat een onderwerp is geregistreerd, wordt de
registratie geannuleerd.
• Onder bepaalde condities, zoals bij snel bewegende onderwerpen, bij overmatig veel
cameratrilling, of bij meerdere onderwerpen die op elkaar lijken, is het mogelijk dat de camera een
onderwe rp niet kan regi streren of volgen o f dat de camera een ander onderwerp volgt. Bovendien
is het mogelijk dat het onderwerp niet correct wordt gevolgd t.g.v. de afmeting resp. helderheid
daarvan.
• In sporadische gevallen waarin autofocus niet naar behoren werkt (A31), wordt het
scherpstelveld groen weergegeven terwijl niet op het onderwerp is scherpgesteld. Mocht dit het
geval zijn, selecteer dan de opnamestand Auto of wijzig de instelling voor AF-veldstand (A90)
naar Handmatig of Centrum in de opnamestanden A, B, C, D of M, stel vervolgens scherp op
Meer over opname
een ander onderwerp d at zich op dezelfde afstand tot de camera bevindt als de persoon die u wilt
fotograferen en gebruik de scherpstelvergrendeling (A31).
C Te gebruiken functies in Onderwerp volgen-stand
• De instellingen voor flitsstand (A34) en belichtingscorrectie (A41) kunnen worden aangepast.
• De zelfontspanner kan niet worden gebruikt.
• De scherpstelstand is ingesteld op A (oneindig).
• Druk op de d knop om naar het s (onderwerp volgen) menu te gaan en de instellingen voor
Beeldkwaliteit, Beeldformaat of Autofocus-stand (A61) te wijzigen.
60
Page 73
Scherpstellen op een bewegend onderwerp in Onderwerp volgen-stand
Onderwerp volgen-menu
Druk op d knop (A13) in de filmstand om het filmmenu weer te geven en
gebruik de multi-selector (A12) om instellingen aan te passen en toe te passen.
De volgende functies zijn beschikbaar.
Ga naar de s tab als het onderwerp volgen-menu niet wordt weergegeven
(A13).
Beeldkwaliteit
De instellingen voor Beeldkwaliteit (A75) kunnen worden gewijzigd. Wijzigingen
in de beeldkwaliteit gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en
opnamestand M).
Beeldformaat
De instellingen voor Beeldformaat (A76) kunnen worden gewijzigd. Wijzigingen
in de beeldkwaliteit gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en
opnamestand M).
Autofocus-stand
In deze stand kunt u de Autofocus-stand (A93) instellen voor gebruik in de
onderwerp volgen-stand (de standaardinstelling is Fulltime-AF).
Als de onderwerp volgen-stand wordt gebruikt terwijl de camera is ingesteld op
Fulltime-AF, zal de camera continu scherpstellen totdat de ontspanknop half wordt
ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen. De camera maakt
scherpstelgeluiden.
Wijzigen in de instellingen voor de autofocusstand gemaakt in deze stand, worden
niet toegepast voor de autofocusstand in de opnamestanden A, B, C, D en M.
De autofocusstand-instelling toegepast in de Onderwerp volgen-stand wordt
opgeslagen in het geheugen van de camera en blijft bewaard ook als de camera
wordt uitgeschakeld.
Meer over opname
61
Page 74
Fotograferen met een High-Speed Burst (Sport continu-stand)
1/2 50
F5. 6
1/2 50
F5. 6
In de sport continu-stand kunnen bewegingen die zich in een fractie van een
seconde afspelen, worden ingegeven door zeer snel achter elkaar te fotograferen.
• Het beeldformaat wordt vast ingesteld op B 1600×1200 of A 1280×960
(A64).
• De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 160 en
3200.
Scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgezet op de waarden van de
•
eerste opname in elke reeks.
1
Draai de keuzeknop naar d (sport
Meer over opname
continu).
• De camera gaat naar de sport continustand.
2
Druk op de d knop en bevestig of wijzig de
sport continu-instelling.
• Zie “Sport continu-menu” (A64) voor meer informatie.
• Ga naar de d tab als het onderwerpmenu niet wordt
weergegeven (A13).
• Zodra de configuratie compleet is, kunt u op de d
knop drukken om terug te keren naar het
opnamescherm. Door de op ontspanknop te drukken, gaat u ook naar het
opnamescherm.
1/250
1/250
Sport continu
Hoge snelheid-stand
Vooropnamecache
Beeldkwaliteit
F5.6
F5.6
252525
3
Kadreer het onderwerp en druk af.
• De camera stelt scherp op het onderwerp in het
midden van het beeld. Druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling en de belichting in te stellen.
• Als Hoge snelheid-stand is ingesteld, druk dan de
ontspanknop volledig in om een reeks foto's achter
elkaar te maken corresponderend met de instelling. U
hoeft daartoe de ontspanknop niet ingedrukt te houden.
• Als cache-geheugen voor-opname is ingesteld, druk de ontspanknop dan volledig in
en houd deze ingedrukt om continu te fotograferen (max. 25 beelden).
• Zodra de opname is afgerond, keert de monitor terug naar de opnamestand. Zoland
het O pictogram wordt weergeven, mag u de camera niet uitschakelen.
62
1/250
1/250
F5.6
F5.6
606060
Page 75
Fotograferen met een High-Speed Burst (Sport continu-stand)
B Opmerkingen over sport continu-opnamen
• Het is mogelijk dat de opname meer tijd dan normaal in beslag neemt. De tijd die verstrijkt totdat
het opnemen wordt afgesloten, hangt af van de hoeveelheid foto's die worden gemaakt, de
ingestelde beeldkwaliteit en de schrijfsnelheid van de geheugenkaart die wordt gebruikt.
• Indien de ISO-waarde wordt verhoogd voor het fotograferen, kunnen de gemaakte foto's korrelig
worden.
• Bij fel zonlicht is het mogelijk dat niet de juiste belichting wordt verk regen (overbelichting).
• Als wordt gefotografeerd bij licht dat knippert op hoge frequentie, zoals tl-licht, of licht van
kwikdamp- of natriumlampen, is het mogelijk dat er strepen op de foto te zien zijn of dat de
belichting en witbalans niet correct worden weergegeven op de monitor.
C Beschikbare functies in de sport continu-stand
• De flitser en zelfontspanner zijn niet beschikbaar.
• De instellingen voor Belichtingscorrectie (A41) kunnen worden aangepast.
• De instellingen voor scherpstelling (A38) kunnen worden aangepast. Als A (autofocus)
(standaardinstelling) of D (macro clo se-up) wordt gekozen in sport continu-stan d, wordt full-time
AF (A93) toegepast.
• AF-hulpverlichting (A163) brandt niet.
• Als op de d knop wordt gedrukt om het d (sport continu) menu weer te geven, kunnen
vervolgends de instellingen voor Hoge snelheid-stand, Vooropnamecache of Beeldkwaliteit
worden aangepast (A64).
D Meer informatie
• Zie “Autofocus“ (A31) voor meer informatie.
• Zie “Foto's genomen in de continu-opnamestand bekijken (foto's in een reeks)“ (A102) voor meer
informatie.
Meer over opname
63
Page 76
Fotograferen met een High-Speed Burst (Sport continu-stand)
Sport continu-menu
Druk op de d knop (A13) om het sport continu-menu weer te geven en
gebruik de multi-selector (A12) om instellingen aan te passen. De volgende
functies zijn beschikbaar.
Ga naar de d tab als het sport continu-menu niet wordt weergegeven (A13).
•Hoge snelheid-stand en Vooropnamecache kunnen niet tegelijkertijd
woden ingesteld.
Hoge snelheid-stand
Kies het sport continu-type.
OptieBeschrijving
Meer over opname
Vooropnamecache
Beeldkwaliteit
64
Continu H: automatisch
(standaardinstelling)
Continu H: 120 bps
Continu H: 60 bps
Als het cache-geheugen voor-opname wordt gebruikt, wordt de kans op een
goede foto groter. Er worden max. vijf beelden opgeslagen, gemaakt vlak voordat
de ontspanknop volledig wordt ingedrukt. De camera start de opname zodra de
ontspanknop half wordt ingedrukt en maakt vervolgens continu opnames totdat
de knop volledig wordt ingedrukt (A65).
De opname eindigt zodra de ontspanknop wordt losgelaten of 25 beelden continu
zijn gemaakt.
• Beeldsnelheid: Maximum 15 beelden per sec.
• Aantal continu opgenomen beelden: Maximum 25 beelden (incl. een cache
voor-name van max. vijf beelden)
• Beeldformaat: B 1600×1200 vast
De instellingen voor Beeldkwaliteit (A75) kunnen worden gewijzigd. Dit wordt
afzonderlijk in het camerageheugen opgeslagen en wordt niet toegepast op
instellingen in de andere opnamestanden.
Beeldsnelheid: Maximum 60 beelden per sec.
Aantal continu opgenomen beelden: 25 beelden
Beeldformaat:
•
De beeldsnelheid varieert en hangt af van de
helderheid van het onderwerp aan het begin van de
opname. In donkere situaties neemt de sluitertijd af
(1 sec. max.), terwijl dan ook de beeldsnelheid afneemt.
Beeldsnelheid: Ca. 120 bps
Aantal continu opgenomen beelden: 60 beelden
Beeldformaat: A
•
Maakt 60 beelden continu met korte sluitertijd
(1/120 sec. of sneller).
Beeldsnelheid: Ca. 60 bps
Aantal continu opgenomen beelden: 25 beelden
Beeldformaat:
• Maakt 25 beelden continu met korte sluitertijd
(1/60 sec. of sneller).
B 1600×1200
1280×960
B 1600×1200
vast
vast
vast
Page 77
Fotograferen met een High-Speed Burst (Sport continu-stand)
C Cache-geheugen voor-opname
Als het cache-geheugen is ingesteld op Aan, start de opname zodra de ontspanknop half wordt
ingedrukt gedurende ruim 0,5 sec. of meer en beelden die zijn opgenomen vlak voordat de
ontspanknop volledig werd ingedrukt, worden opgeslagen als deel van de reeks kort achter elkaar
gemaakte opnames. Er kunnen max. vijf beelden worden opgenomen in cache voor-opname.
Als het cache-geheugen in geactiveerd, wordt de actuele instelling weergegeven tijdens het
fotograferen (A8). Als Uit is gekozen, wordt geen pictogram voor de actuele instelling
weergegeven. Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, wijzigt het pi ctogram voor cache-geheugen
voor-opname naar groen.
Half indrukkenVolledig indrukken
Meer over opname
Beelden opgenomen
door de ontspanknop
half in te drukken
• Controleer het aantal nog resterende opnames voordat u gaat fotograferen. Geadviseerd wordt
om 25 of meer beelden in het geheugen te houden bij het fotograferen. Een cache voor-opname
kan niet worden gemaakt als het aantal resterende opnames vijf of minder is.
Beelden opgenomen
door de ontspanknop
volledig in te drukken
65
Page 78
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
A, B, C, D standen
Door de instelschijf te verdraaien, kunt u foto’s maken in volgende vier
belichtingsstanden: A (geprogrammeerd auto), B (sluitertijdvoorkeuze auto),
C (diafragmavoorkeuze auto) en D (handmatig). U kunt zo niet alleen zelf de
sluitertijd en het diafragma kiezen, maar met deze standen beschikt u tevens over
een reeks geavanceerde instellingen voor het wijzigen van de ISO-waarde en de
witbalans in het opnamemenu (A73).
StandBeschrijvingGebruik
De camera kiest zelf een
sluitertijd en diafragma voor een
Meer over opname
Geprogrammeerd
A
automatisch
(A68)
Sluitertijd-
B
voorkeuze
auto (A69)
Diafragmavoorkeuze
C
(A70)
Handmatig
D
(A71)
Instellingen die regelmatig worden gebruikt voor A, B, C en D opnamestanden
kunnen worden bewaard onder keuzeknop M. Door de keuzeknop op M te zetten,
kunt u foto’s maken met deze meest gebruikte instellingen (A98).
optimale belichting. U kunt
hierbij ook het flexibel
programma gebruiken, waarmee
u de combinatie van sluitertijd en
diafragma kunt aanpassen
(A68).
De gebruiker kiest de sluitertijd;
de camera stelt automatisch het
bijpassende diafragma in.
De gebruiker kiest het diafragma;
de camera stelt automatisch de
bijpassende sluitertijd in.
De gebruiker stelt zowel de
sluitertijd als het diafragma in.
Aanbevolen voor de meeste
situaties.
Gebruik deze optie voor het
fotograferen van snel
bewegende onderwerpen met
een korte sluitertijd of om de
beweging van een bewegend
onderwerp te benadrukken met
een lange sluitertijd.
Gebruik deze stand voor een
bewust onscherpe achtergrond
of om zowel de voorgrond als de
achtergrond scherp vast te
leggen.
Gebruik deze stand om de
belichting in te stellen op de
betreffende situatie
D Functies beschikbaar in de A, B, C en D standen
• De flitsstand (A34) kan worden gewijzigd, terwijl de instellingen voor zelfontspanner (A37),
scherpstelling (A38) en belichtingscorrectie (A41) kunnen worden aangepast.
• Druk op de d knop om het opnamemenu (A73) weer te geven.
66
Page 79
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
1/2 50
F5. 6
a
D Sluitertijd en diafragma
Verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma
kunnen dezelfde belichting opleveren, waardoor u kunt
spelen met de gewenste scherptediepe en bewegingen
scherp of juist onscherp kunt vastleggen. In de volgende
afbeelding is weergegeven hoe de sluitertijd en het
diafragma de belichting beïnvloeden. Als de ISO-waarde
(A84) wordt gewijzigd, wordt de reeks sluitertijden en
diafragma’s waarbij een correcte belichting kan worden
verkregen, ook gewijzigd.
Sluitertijd
1/250
1/250
F5.6
F5.6
171717
Diafragm
Meer over opname
Korte sluitertijd:
1/1000 sec
Groot diafragma
(laag f-getal):
f/2,8
Lange sluitertijd:
1/30 sec
Klein diafragma
(hoog f-getal):
f/8,0
67
Page 80
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
1/2 50
F5. 6
1/5 00
F4. 0
A (Geprogrammeerd auto)
Foto’s maken waarbij de sluitertijd en het diafragma automatisch wordt gekozen
door de camera.
1
Draai de keuzeknop naar A.
1/250
1/250
Meer over opname
2
Kadreer het onderwerp en druk af.
• In de standaardinstelling kiest de camera automatisch
het scherpstelveld (een van de negen) met daarin het
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Als het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-veld
(actieve scherpstelveld) groen (A90).
Flexibel programma
In de stand A kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en
diafragma selecteren door aan de instelschijf te draaien (’flexibel
programma’), zonder de belichting te wijzigen. Als het flexibele
programma is geactiveerd, verschijnt er op de monitor een sterretje
(A) naast de aanduiding van de stand (A).
• Draai de instelschijf naar rechts voor een groot diafragma (laag f/getal) om achtergronddetails onscherp we er t e g eve n, of voo r e en
korte sluitertijd om beweging scherp vast te leggen.
• Draai de instelschijf naar links voor een klein diafragma (groot f/getal) om meer scherptediepte te verkrijgen, of voor langere
sluitertijden om beweging van een onderwerp te benadrukken.
• Om de standaardwaarden voor de sluitertijd en het diafragma te
herstellen, verdraait u de instelschijf tot het A sterretje (naast de
aanduiding van de opnamestand) verdwijnt. Ook als u een andere
opnamestand kiest of de camera uitzet, worden de
standaardinstellingen voor de sluitertijd en het diafragma
hersteld.
1/500
1/500
F5.6
F5.6
F4.0
F4.0
171717
171717
B Opmerkingen over de sluitertijd
• De sluitertijd wordt beperkt tot max. één seconde als de ISO-waarde (A84) wordt ingesteld op
een waarde hoger dan 3200.
• Als Multi-shot 16 wordt gesel ecteerd voor Cont inu instelling (A86), wordt de langste sluitertijd
beperkt tot 1/30 sec..
68
Page 81
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
1/2 50
F5. 6
B (sluitertijdvoorkeuze auto)
Stel de sluitertijd in en maak dan foto’s.
1
Draai de keuzeknop naar B.
2
Kies met de instelschijf een
sluitertijd tussen 1/2000 sec. en acht
sec.
3
Stel scherp en druk af.
• In de standaardinstelling kiest de camera automatisch
het scherpstelveld (een van de negen) met daarin het
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Als het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-veld
(actieve scherpstelveld) groen (A90).
1/250
1/250
F5.6
F5.6
Meer over opname
171717
B B (sluitertijdvoorkeuze auto)
• Als de sluitertijdaanduiding gaat knipperen wanneer u de ontspanknop half indrukt, is de
geselecteerde sluitertijd te lang of te kort (de foto zou dan over- of onderbelicht worden). Kies een
andere sluitertijd en probeer het opnieuw.
• Bij sluitertijden van 1/4 sec. onder langer, kan “ruis“ verschijnen in het beeld in de vorm van
willekeurig in het beeld aanwezige, felgekleurde spikkels. In dergelijke gevallen wordt de
sluitertijdindicatie rood. Geadviseerd wordt om Ruisonderdruk. (A94) Aan te zetten.
B Opmerkingen over de sluitertijd
• Als de ISO-waarde (A84) is ingesteld op ISO 800, wordt de langste sluitertijd beperkt tot vier
seconden; bij ISO 1600 wordt dat twee seconden en bij ISO 3200 één seconde.
• Als Multi-shot 16 wordt gesel ecteerd voor Cont inu instelling (A86), wordt de langste sluitertijd
beperkt tot 1/30 sec.
69
Page 82
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
1/2 50
F5. 6
C (Diafragmavoorkeuze auto)
Stel het diafragma in en maak dan foto’s.
1
Draai de keuzeknop naar C.
2
Kies met de instelschijf het f-getal
Meer over opname
(de diafragmawaarde).
• Wanneer de camera helemaal is
uitgezoomd (uiterste groothoekstand), k an
het diafragma worden ingesteld op een
waarde tussen f/2,8 en f/8,0, bij maximaal
inzoomen (uiterste telestand) kan het
diafragma worden ingesteld op een waarde tussen f/5,0 en f/8,0.
3
Stel scherp en druk af.
• In de standaardinstelling kiest de camera automatisch
het scherpstelveld (een van de negen) met daarin het
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Als het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-veld
(actieve scherpstelveld) groen (A90).
1/250
1/250
B C (Diafragmavoorkeuze auto)
Als de diafragma-aanduiding gaat knipperen wanneer u de ontspanknop half indrukt, is de
geselecteerde diafragmawaarde te hoog of te laag (de foto zou dan over- of onderbelicht worden).
Kies een andere diafragmawaarde en probeer het opnieuw.
B Opmerkingen over de sluitertijd
• Als de ISO-waarde (A84) is ingesteld op ISO 800, wordt de langste sluitertijd beperkt tot vier
seconden; bij ISO 1600 wordt dat twee seconden en bij ISO 3200 één seconde.
• Als Multi-shot 16 wordt gesel ecteerd voor Cont inu instelling (A86), wordt de langste sluitertijd
beperkt tot 1/30 sec.
D Diafragma en zoom
Het diafragma wordt weergegeven als een f-getal: de verhouding tussen de brandpuntsafstand van
het objectief en de effectieve diameter van de opening (diafragma) waardoor het licht de camera
binnenvalt. Bij een groot diafragma (laag f-getal) valt er meer licht in de camera, terwijl bij een klein
diafragma (hoog f-getal) minder licht binnenkomt. Deze camera heeft een objectief met een
brandpuntsafstand van 4,6-120 mm bij een diafragma van f/2,8 tot f/5. Bij het uitzoomen neemt de
f-getal af. Bij het inzoomen nemen de brandpuntsafstand en de f-getal toe.
70
F5.6
F5.6
171717
Page 83
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
1/2 50
F5. 6
1/1 25
F5. 6
1/1 25
F5. 6
D (Handmatig)
Stel de sluitertijd en het diafragma in en maak dan foto’s.
1
Draai de keuzeknop naar D.
2
Druk op K van de multi-selector om de
sluitertijd in te stellen.
• Telkens als u op K van de multi-selector drukt, schakelt
u heen en weer tussen sluitertijd- en diafragmainstelling.
• Bij sluitertijden van 1/4 sec. of langer licht de
sluitertijdaanduiding rood op (A69).
3
Kies met de instelschijf een
sluitertijd tussen 1/2000 sec. en
acht sec.
• Tijdens het instellen van het diafragma en
de sluitertijd wordt de afwijking van uw
belichtingsinstelling ten opzichte van de
belichting die de camera meet, enkele
seconden lang aangegeven in de
• Hoeveel de belichting afwijkt, wordt
aangegeven in LW (van -2 tot +2 LW in
stappen van 1/3 LW).
De rechts afgebeelde aanduiding geeft
bijvoorbeeld aan dat de foto zal worden
overbelicht met de waarde +1 LW (+1).
➝
Overbelicht Onderbelicht ➝
F5.6
1/250
1/250
F5.6
F5.6
1/125
1/125
F5.6
+2 -20+
+1-1
Belichtingsaanduiding
Meer over opname
171717
171717
4
Druk op K van de multi-selector om het
diafragma in te stellen.
1/125
1/125
F5.6
F5.6
171717
71
Page 84
Belichting instelling voor opnamestanden (A, B, C, D standen)
1/1 25
F8. 0
5
Kies met de instelschijf de gewenste
diafragmawaarde.
• Herhaal stap 2 t/m 5 om de sluitertijd en
het diafragma aan te passen tot de
gewenste belichting is ingesteld.
6
Stel scherp en druk af.
• In de standaardinstelling kiest de camera automatisch
het scherpstelveld (een van de negen) met daarin het
Meer over opname
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Als het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-veld
(actieve scherpstelveld) groen (A90).
1/125
1/125
F8.0
F8.0
171717
B Opmerkingen over de sluitertijd
• Als de ISO-waarde (A84) is ingesteld op ISO 800, wordt de langste sluitertijd beperkt tot vier
seconden; bij ISO 1600 wordt dat twee seconden en bij ISO 3200 één seconde.
• Als Multi-shot 16 wordt gesel ecteerd voor Cont inu instelling (A86), wordt de langste sluitertijd
beperkt tot 1/30 sec.
B Opmerking over ISO-waarde
Als ISO-waarde (A84) wordt ingesteld op Auto matisch (standaardinstelling), Hoge ISO-w aarde
auto of Vast bereik automatisch, wordt de ISO-waarde ingesteld op ISO 160.
72
Page 85
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
Bij fotograferen in A, B, C, D en M (A98), biedt het opnamemenu de volgende
opties.
Beeldkwaliteit
q
Selecteer de gewenste beeldkwaliteit (compressieverhouding).
Deze kan ook worden ingesteld in de menu's van een andere opnamestand.
Beeldformaat
r
Selecteer het gewenste beeldformaat.
Dit kan ook worden ingesteld in de menu's van andere opnamestanden (m.u.v. de
sport continu-stand).
Beeld optimaliseren
F
Wijzig de instellingen voor het bewerken van de op te slaan foto’s volgens de
opnamestand of uw eigen instellingen.
Witbalans
B
Pas de witbalans aan op de lichtbron om foto's met werkelijke kleuren te verkrijgen.
ISO-waarde
E
Wijzig de gevoeligheid van de camera op basis van de helderheid van het onderwerp.
Lichtmeting
G
Selecteer de gewenste lichtmeetmethode.
Continu
C
Instellingen wijzigen voor continu (continu-opname) of BSS (Best Shot Selector), etc.
Auto bracketing
H
Maak een reeks foto’s met telkens iets andere belichting.
AF-veldstand
G
Kies hoe het scherpstelveld moet worden bepaald.
I
Autofocus-stand
Selecteer de manier waarop de camera scherpstelt.
Flitsbelichtingcorrectie
J
Flitsniveau aanpassen.
Ruisonderdruk.
M
Verminder ruis bij opnamen met een lange sluitertijd.
Vertekeningscorrectie
Q
Kies of de randvertekening die ontstaan t.g.v. de eigenschappen van objectieven moet
worden gecorrigeerd.
Actieve D-Lighting
J
Voorkom verlies aan contrastdetails in de hoge lichten en schaduwpartijen tijdens het
fotograferen.
A75
A76
A79
A82
A84
A85
A86
A89
A90
A93
A93
A94
A94
A95
Meer over opname
73
Page 86
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
Bewaar user settings
u
Sla de bewerkte instellingen op onder de keuzeknop M.
Herstel user settings
u
Reset de instellingen opgeslagen onder M naar de standaardinstellingen.
Het opnamemenu weergeven
Selecteer A (Programma-automatiek) B (Sluitertijdvoorkeuze), C
(Diafragmavoorkeuze), D (Handmatig) of M (User settings) door de keuzeknop te
verdraaien.
Druk op de d knop en kies een tab uit A, B, C, D of M om het opnamemenu
Meer over opname
(A13) weer te geven.
Opnamemenu
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Beeld optimaliseren
Witbalans
ISO-waarde
Lichtmeting
Continu
• Gebruik de multi-selector om items te selecteren en functies in de menu’s in te
stellen (A12).
• Druk op de d knop om het opnamemenu te verlaten.
A99
A100
B Functies die niet tegelijk kunnen worden toegepast
Sommige functies kunnen niet worden geactiveerd in combinatie met andere (A96).
C Door het cameramenu navigeren
In plaats van H of I in te drukken op de multi-selector kunt u ook de instelschijf gebruiken.
74
Page 87
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
q Beeldkwaliteit
Ste l dez e in o p A, B, C of D M d M A, B, C, D (opnamemenu) (A74) M Beeldkwaliteit
Selecteer de gewenste compressieverhouding voor de foto’s die u wilt maken.
Bij een lage compressieverhouding krijgt u weliswaar de beste fotokwaliteit, maar
ook een relatief groot fotobestand dat veel geheugenruimte in beslag neemt,
zodat er minder foto’s kunnen worden opgeslagen dan bij een hogere
compressieverhouding.
a Fine
Hoge kwaliteit beelden (compressieverhouding 1: 4), geschikt voor vergrotingen of
afdrukken van hoge kwaliteit.
Normal (standaardinstelling)
b
Standaard beeldkwaliteit (compressieverhouding 1: 8), geschikt voor de meeste
applicaties.
c Basic
De basiskwaliteit (compressieverhouding 1:16) is geschikt voor foto’s die worden
verspreid via e-mail of worden gebruikt in webpages.
Het pictogram voor de geselecteerde instelling wordt weergegeven op de monitor
in de opname- en weergavestand (A8 tot 10).
Meer over opname
C Opmerkingen over de instelling van de beeldkwaliteit
• Wijzigingen in de beeldkwaliteit gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en
opnamestand M).
• Gebruik het sport continu-menu om de beeldkwaliteitinstelling voor de sport continu-stand
(A64) te wijzigen.
D Meer informatie
• Zie “Resterend aantal opnamen“ (A77) voor meer informatie.
• Zie “Functies die niet tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
75
Page 88
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
r Beeldformaat
Ste l deze i n op A, B, C of D M d M A, B, C, D (opnamemenu) (A74) M Beeldformaat
Selecteer het beeldformaat (in pixels) waarmee foto’s worden opgenomen.
Foto’s die uit een kleiner aantal pixels bestaan, vereisen minder geheugenruimte
zodat ze geschikt zijn voor verspreiding via e-mail of gebruik op internet.
Foto’s die uit een groter aantal pixels bestaan, kunnen sterker vergroot worden
afgedrukt of weergegeven zonder dat het beeld korrelig wordt, maar vereisen meer
geheugenruimte.
Meer over opname
BeeldformaatBeschrijving
3648×2736
M
(standaardinstelling)
E3264×2448
D2592×1944
C2048×1536
B1600×1200
A1280×960
J1024×768
f640×480
I3648×2432
G3584×2016
H2736×2736Voor vierkante foto’s.
Voor foto’s waarbij meer details te zien zijn dan bij de
beeldformaten E 3264×2448 of D 2592×1944.
Door de goede balans tussen bestandsgrootte en
beeldkwaliteit is deze stand geschikt voor de meeste situaties.
Kleiner dan M 3648×2736, E 3264×2448 en
D 2592×1944 voor het opnemen van meer foto's.
Foto's opnemen in een formaat geschikt voor weergave op
apparaten zoals een computermonitor.
Foto's opnemen in een formaat geschikt voor weergave op
een televisie met een beeldverhouding van 4:3 resp. voor
gebruik als e-mail bijlage.
Voor foto’s met dezelfde hoogte/breedte-verhouding (3:2) als
foto’s die met een kleinbeeldcamera zijn genomen.
Voor foto’s met dezelfde hoogte/breedte-verhouding (16:9)
als een breedbeeld televisiescherm.
Het pictogram voor de geselecteerde instelling wordt weergegeven op de monitor
in de opname- en weergavestand (A8 tot 10).
C Opmerkingen over de instelling van het beeldformaat
• Wijzigingen in de beeldkwaliteit gelden voor alle opnamestanden (m.u.v. sport continu-stand en
opnamestand M).
• In de sport continu-stand wordt het beeldformaat vast ingesteld op B 1600×1200 of
A 1280×960 (A64).
• De functie kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
76
Page 89
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
C Resterend aantal opnamen
In de onderstaande tabel ziet u hoeveel foto’s er ongeveer kunnen worden opgeslagen in het interne
geheugen of op een geheugenkaart van 4 GB bij elke combinatie van Beeldformaat (A76) en
Beeldkwaliteit (A75) . Let op: het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen, hangt af van de
compositie van de foto (vanwege JPEG-compressie). Het aantal is bovendien afhankelijk van het merk
van de geheugenkaart, zelfs bij gelijke capaciteit.
BeeldformaatBeeldkwaliteit
3648×2736
(standaard-
M
instelling)
3264×2448
E
2592×1944
D
2048×1536
C
1600×1200
B
1280×960
A
1024×768
J
640×480
f
3648×2432
I
3584×2016
G
2736×2736
H
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Fine
Normal
Basic
Intern
geheugen
(43 MB)
Geheugenkaart
8
17
34
11
21
42
17
33
63
27
52
98
43
83
144
65
119
196
98
171
275
196
305
458
10
19
38
12
24
46
11
23
45
(4 GB)
775
1.545
3015
970
1.915
3.655
1.525
2.940
5.485
2.410
4.640
8.620
3.770
7.100
12.000
5.745
10.000
17.000
8.620
15.000
24.000
17.000
24.000
40.000
870
1.720
3.350
1.065
2.115
4.020
1.030
2.045
3.890
1
Afdrukformaat
31×23
28×21
22×16
17×13
14×10
31×21
30×17
23×23
(cm)
11×8
9×7
5×4
2
Meer over opname
77
Page 90
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
1 Als het aantal resterende opnamen 10.000 of meer bedraagt, wordt dit op de monitor
weergegeven als “9999”.
2 Printformaat bij een uiteindelijke resolutie van 300 dpi.
De printformaten worden berekend door het aantal pixels te delen door de printerresolutie (dpi)
en te vermenigvuldigen met 2,54 cm. Bij hetzelfde beeldformaat worden foto’s die worden
afgedrukt met een hogere resolutie echter kleiner afgedrukt dan het aangegeven formaat, terwijl
foto’s die worden afgedrukt met een lagere resolutie groter worden afgedrukt dan het aangegeven
formaat.
D Beelden in formaat 1:1 afdrukken.
Stel de printer in op “Rand” als u beelden wilt afdrukken met formaatinstelling 1:1.
Het is mogelijk dat op sommige printers de beelden niet in formaat 1:1 kunnen worden afgedrukt.
Zie het instructieboekje van de printer of neem contact op met een officiële afdrukservice voor
Meer over opname
gedetailleerde informatie.
78
Page 91
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
F Beeld optimaliseren
Stel d eze in op A, B, C of D M d M A, B, C, D (opnamemenu) (A74) M Beeld optimaliseren
Wijzig de instellingen voor het bewerken van de op te slaan foto’s volgens de
opnamestand of uw eigen instellingen. Contrast, verzadiging, scherpte en andere
instellingen kunnen naar wens worden ingesteld.
gNormaal (standaardinstelling)
Standaardbeeldoptimalisatie; aanbevolen voor de meeste situaties.
hZachter
Contouren worden verzacht, wat een mooi effect geeft bij portretten en waardoor
de foto op de computer gemakkelijker te bewerken is.
oLevendig
Verbetert de verzadiging en levert heldere rood- en groentinten. De foto’s worden
scherp en iets verhoogd in contrast.
iLevendiger
De verzadiging, het contrast en de verscherping worden maximaal opgevoerd, wat
zorgt voor krachtige beelden met scherpe contouren.
jPor tret
Het contrast wordt verlaagd en de huid van personen in portretten krijgt een zachte,
natuurlijke uitstraling.
kAangepast
Hier kunt u uw eigen instellingen voor beeldoptimalisatie opgeven (A80).
pZwart-wit
Voor het maken van zwart-wit of sepia foto's (A81).
Meer over opname
Bij andere instellingen dan Normaal verschijnt het betreffende pictogram van de
gekozen beeldoptimalisatie op de monitor tijdens de opname (A8).
B Beeld optimaliseren
• Als de instelling voor beeld optimaliseren is ingesteld op Normaal, Zachter, Levendig,
Levendige r, Port ret of Standaard of Zwart -wit, zullen de resulteren verschillen afhankelijk van
de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld ook als de opnameomstandigheden
gelijk blijven. Als u voor een serie foto’s steeds hetzelfde effect wilt bereiken, selecteert u
Aangepast en kiest u voor contrast, verscherping en verzadiging een andere instelling dan
Automat isch.
• De functie kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
79
Page 92
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
Uw eigen beeldverbeteringsopties instellen: Aangepast
Selecteer Aangepast om bij de volgende opties uw
eigen instelling te kiezen.
Contrast
Pas het contrast aan.
Als u een laag contrast instelt, voorkomt u dat details
Meer over opname
in hoge lichten verloren gaan bij fel licht of in de volle
zon. Als u een hoog contrast instelt, blijven details
goed zichtbaar in mistige landschappen en andere
onderwerpen met een laag contrast.
De standaardinstelling is Automatisch.
Verscher ping
Bepaal hoe scherp de contouren op de foto moeten
worden.
Kies een hoge waarde voor scherpe contouren en
een lage waarde voor zachte contouren.
De standaardinstelling is Automatisch.
Verzadiging
Bepaal hoe levendig de kleuren moeten worden.
Selecteer gematigd voor minder verzadigde kleuren
en verhoogd voor meer verzadigde kleuren.
De standaardinstelling is Automatisch.
Aangepast
Contrast
Verscherping
Verzadiging
Contrast
Automatisch
Normaal
Laag
Medium laag
Medium hoog
Hoog
Verscherping
Automatisch
Normaal
Laag
Medium laag
Medium hoog
Hoog
Uit
Verzadiging
Automatisch
Normaal
Gematigd
Verhoogd
B Opmerking over de verscherping van beelden
Het effect van verscherping kunt u tijdens het fotograferen niet bekijken op de monitor. Controleer
het effect hiervan in de weergavestand.
80
Page 93
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
Zwart-wit foto's maken:
Als Zwart-wit wordt geselecteerd, komen
onderstaande opties beschikbaar.
• Selecteer Standaard om in standaard Zwart-wit te
fotograferen.
• Kies Aangepast om handmatig Contrast,
Zwart-wit
Standaard
Aangepast
Z/W + kleur
Ver sche rpin g en de Monochroomfilter effecten
in stellen.
• Als u de optie Z/W + kleur hebt aangevinkt (w), wordt de opname zowel in
zwart-wit als in kleur opgeslagen.
Bij Aangepast kunt u de volgende opties instellen.
Contrast
Identiek aan Beeld optimaliseren ➝ Aangepast ➝ Contrast (A80).
Verscher ping
Identiek aan Beeld optimaliseren ➝ Aangepast ➝ Verscherping (A80).
Monochroomfilter
Dit effect simuleert met behulp van een kleurenfilter
een zwart-wit foto.
•Geel, Oranje, Rood:
Versterkt het contrast. Kan worden gebruikt om de
helderheid van de lucht in landschapsfoto’s te
verlagen. Het oranjefilter geeft ee n sterker contrast
Monochroomlter
Geen
Geel
Oranje
Rood
Groen
Sepia
dan het geelfilter en het roodfilter geeft weer een
sterker contrast dan het oranjefilter.
• Groen:
Voor zachte huidtinten. Zeer geschikt voor portretten.
• Sepia:
Voegt een sepia-tint toe om de foto oud te laten uitzien.
C z/w + kleur
Kleurenfoto’s gemaakt terwijl z/w + kleur is geactiveerd, zijn gelijk aan de foto’s gemaakt met
Normaal.
Meer over opname
81
Page 94
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
B Witbalans
Stel deze in op A, B, C of D M dMA, B, C, D (opnamemenu) (A74) M Witbalans
De kleur van het li cht dat door een voorwerp wordt weerkaa tst, is afhankelijk van de kleur van
de lichtbron. De hersenen van de mens passen zich aan wanneer de kleur van de lichtbron
veran der t. Hi erdo or zi jn wi tte v oorwer pen i n onze o gen a ltij d wit , of w e ze n u in d e sch aduw,
in de zon of bij het licht van een gloeilamp zien. Digitale camera’s doen iets vergelijkbaars
door beelden te bewerken overeenkomstig de kleur van de lichtbron. Dit wordt de
“witbalans” genoemd. Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren
een witbalansinstelling die past bij de lichtbron.
Voor de meeste soorten licht kunt u de standaardinstelling
Meer over opname
voor het beste resultaat kunt u ook de witbalans voor een bepaalde lichtbron instellen.
a Automatisch (standaardinstelling)
Witbalans wordt automatisch aan de lichtomstandigheden aangepast. Dit is in de meeste
omstandigheden de beste keuze.
Handm. voorinstelling
b
Voorwerp met neutrale kleur wordt als referentie gebruikt om witbalans onder ongewone
lichtomstandigheden in te stellen. Zie “Handmatig instellen“ (A83) voor meer informatie.
Daglicht*
c
Witbalans wordt afgestemd op direct zonlicht.
Gloeilamplicht*
d
Voor opnamen bij gloeilamplicht.
TL-licht
e
Voor opnamen bij de meeste soorten tl-licht. Kies een van de opties FL1 (wit tl-licht), FL2
(daglicht wit/neutraal tl-licht) en FL3 (daglicht tl-licht).
Bewolkt*
f
Voor het fotograferen bij een bewolkte hemel.
Flitser*
g
Voor opnamen in flitsstand.
* Zeven instellingen komen beschikbaar voor een extra nauwkeurige instelling. In de “+“ richting
wordt het blauwaandeel verhoogd en in de “-“ richting wordt het roodaandeel verhoogd.
Automatisch
gebruiken, maar
Het effect van de geselecteerde optie kunt u vooraf op de monitor bekijken (A8).
Bij andere instellingen dan
Automatisch
wordt het pictogram voor de
geselecteerde instelling weergegeven op de monitor
C Opmerkingen over witbalans
• Als de witbalans niet is ingesteld op Aut omatisch of Flitser, zet dan de flitser uit (W) (A34).
• De functie kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
82
Page 95
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
Automatisch
Daglicht
Gloeilamplicht
TL-licht
Bewolkt
Flitser
Handmatig instellen
Handmatig preset wordt gebruikt bij minder gangbare lichtomstandigheden of als
correctie voor lichtbronnen met een sterke kleurzweem als het gewenste effect
niet kan worden bereikt met instellingen zoals Automatisch en Gloeilamplicht
(bijvoorbeeld om foto's die zijn gemaakt bij licht met een rode gloed eruit te laten
zien alsof ze bij wit licht zijn gemaakt).
1
Plaats een wit of grijs referentievoorwerp onder de verlichting die voor
de foto wordt gebruikt.
2
Ga naar het opnamemenu (A74) en gebruik
de selector om Witbalans op b Handm. voorinstelling in te stellen; druk vervolgens
op k knop.
• Het camera-objectief schuift uit naar een stand die
halverwege het max. optische zoombereik van de
camera ligt.
3
Selecteer Meten.
• Als u de meest recente waarde voor handmatig
instellen wilt gebruiken, selecteert u Annuleren en
drukt u op de k knop. De meest recent gemeten
waarde wordt toegepast als witbalans.
4
Kadreer het referentievoorwerp.
Witbalans
Automatisch
Automatisch
Handm. voorinstelling
Daglicht
Daglicht
Gloeilamplicht
Gloeilamplicht
TL-licht
TL-licht
Bewolkt
Bewolkt
Flitser
Flitser
Handm. voorinstelling
Annuleren
Meten
Handm. voorinstelling
Meer over opname
Annuleren
Meten
5
Druk op de k knop om de witbalanswaarde te meten.
• De sluiter ontspant en de witbalans wordt ingesteld op de nieuwe waarde (er wordt
geen foto opgeslagen).
B Opmerking bij handmatig instellen
De camera kan geen witbalans meten bij gebruik van de flitser. Bij gebruik van de flitser, stel
Witbalans in op Auto matisch of Flitser.
Kadrering
83
Page 96
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
E ISO-waarde
Stel deze in op A, B, C of D M d M A, B, C, D (opnamemenu) (A74) M ISO-waarde
De ISO -waarde i s een m aatst af voo r de wi jze wa arop d e came ra op licht reageer t. Ho e hoge r
de gevoeligheid, hoe minder licht er nodig is om een foto te maken. Hoewel een hoge ISOwaarde geschikt is voor het fotograferen van bewegende onderwerpen of bij weinig licht,
kan een hoge gevoeligheid “ruis” veroorzaken: her en der verspreide, helder gekleurde pixels
in donkere delen van het beeld.
ISO-waarde
•
Automatisch
ISO 160; op donkere plaatsen verhoogt de camera de ISO-gevoeligheid automatisch tot een
Meer over opname
maximum van ISO 800.
•
Hoge ISO-waarde auto
en 1600, afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
•
Kies het bereik waarbinnen de camera automatisch de ISO-waarde moet instellen, d.w.z.
bereik automatisch
waarde niet verhogen boven de maximum waarde van het ingestelde bereik. Stel de max. waarde
voor de ISO-gevoeligheid in om controle te behouden over de mate van “korrel” in de foto's.
•
160, 200, 400, 800, 1600, 3200
Minimale sluitertijd
Als de opnamestand A of C is gekozen en
ISO-waarde auto
van de ISO-waarde begint te werken (1/125 tot één seconde) worden ingesteld. De
standaardinstelling is
ISO-waarde automatisch worden verhoogd om de juiste belichting te verkrijgen. Als de belichting
nog steeds ontoereikend is zelfs nadat de ISO-waarde is verhoogd, wordt de sluitertijd verlengd.
Bij andere instellingen dan Auto wordt de geselecteerde instelling weergegeven op de
A
monitor (
• Als Automatisch is geselecteerd en de ISO-waarde hoger is dan ISO 160, wordt
het pictogram E weergegeven (A36).
• V verschijnt als Hoge ISO-waarde auto wordt geselecteerd en U en de max.
ISO-waarde worden weergegeven zodra Vast bereik automatisch wordt
geselecteerd.
(standaardinstelling): De ISO-gevoeligheid voor fotografie op lichte plaatsen is
: De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen 160
(standaardinstelling),
of
Vast bereik automatisch
Geen
. Als de belichting ontoereikend is bij de hier ingestelde sluitertijd, zal de
ISO 160-200
: De ISO-waarde wordt vergrendeld op de vastgestelde waarde.
ISO-waarde
of
ISO 160-400
wordt ingesteld op
, zal de sluitertijd waarbij de automatische regeling
8).
. De camera zal de ISO-
Automati sch, Hoge
Vast
C Opmerkingen over ISO-waarde
• In de D (handmatig) stand wordt de gevoeligheid vergrendeld op ISO 160 als Automatisch,
Hoge ISO-waarde auto of Vast bereik automatisch is geselecteerd.
• Als de ISO-waarde is ingesteld op ISO 800, wordt de langste sluitertijd beperkt tot vier seconden;
bij ISO 1600 wordt dat twee seconden en bij ISO 3200 één seconde.
• De functie kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
84
Page 97
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
G Lichtmeting
Stel deze in op A, B, C of D M d M A, B, C, D (opnamemenu) (A74) M Lichtmeting
Het proces waarbij de helderheid van het onderwerp wordt gemeten om de
belichting te bepalen wordt lichtmeting genoemd.
Selecteer de gewenste lichtmeetmethode.
GMatrix (standaardinstelling)
De camera stelt de belichting in voor het hele beeld. Aanbevolen voor de meeste
situaties.
qCentrum-gericht
De camera meet het hele beeld, maar legt hierbij de nadruk op het onderwerp in het
midden van het beeld Deze stand is ideaal voor portretten, omdat de
achtergronddetails behouden blijven terwijl de lichtomstandigheden in het midden
van het beeld de belichting bepalen. Deze stand kunt u bij scherpstelvergrendeling
(A31) ook gebruiken om de belichting van onderwerpen te meten die zich niet in
het midden van het beeld bevinden.
rSpot
De camera meet alleen de belichting binnen de cirkel in het midden van het beeld.
Zo wordt het onderwerp in het meetgebied altijd correct belicht, ook als de
achtergrond veel lichter of donkerder is. Zorg dat het onderwerp zich binnen het
gebied gemarkeerd met de cirkel bevindt tijdens het maken van de opname. Deze
stand kunt u bij scherpstelvergrendeling (A31) ook gebruiken om de belichting
van onderwerpen te meten die zich niet in het midden van het beeld bevinden.
sSpot AF-veld
De camera meet de belichting binnen het geselecteerde scherpstelveld. Alleen
beschikbaar als een instelling anders dan Centru m wordt geselecteerd voor AF-veldstand (A90).
Meer over opname
B Opmerkingen over de lichtmeting
• Als digitale zoom is geselecteerd, wordt bij vergrotingsfactoren van 1,2× tot 1,8× Lichtmeting
ingesteld opCentrum-gericht, terwijl bij vergrotingsfactoren van 2,0× tot 4,0× Spot wordt
gekozen. Als de digitale zoom actief is, verschijnt het lichtmeetveld niet op de monitor.
• De functie kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
D Lichtmeetveld
Het actieve meetveld wordt weergegeven op de monitor zodra Centrum-gericht of Spot wordt
geselecteerd voor Lichtmeting (A8).
85
Page 98
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
C Continu
Stel deze in op A, B, C of D MdM A, B, C, D (opnamemenu) (A74) M Continu
Instellingen wijzigen voor continu (continu-opname) of BSS (Best Shot Selector), etc.
U Enkelvoudig (standaardinstelling)
Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één foto.
k Continu H
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera ongeveer tien beelden
per seconde (bps) als de beeldkwaliteit is ingesteld op Normal en het beeldformaat is
ingesteld op M 3648×2736). De opname stopt zodra de ontspanknop wordt
Meer over opname
losgelaten of zodra zes opnames zijn gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt werd
gehouden.
m Continu L
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera max. 200 beelden op een
snelheid van maar liefst 2,8 beelden per seconde (bps) (max.) als de beeldkwaliteit is
ingesteld op Normal en het beeldformaat op M 3648×2736).
• Als u Vertekeningscorrectie (A94) instelt op Aan, neemt de beeldsnelheid af.
D BSS
Gebruik BSS als u bij weinig licht en zonder flitser wilt inzoomen op een onderwerp of in
andere situaties waarbij cameratrilling tot onscherpe foto’s kan leiden.
De camera maakt max. 10 opnames terwijl de opnameknop ingedrukt wordt gehouden.
Daarna wordt automatisch de scherpste foto (die met de meeste details) geselecteerd en
opgeslagen.
W Multi-shot 16
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de
camera 16 foto's met een snelheid van circa 30 beelden per
seconde (bps), waarna de foto's worden samengevoegd tot één
beeld.
• De beeldkwaliteit voor de opname wordt vast ingesteld op
Normal, het beeldformaat op D (2560×1920 pixels).
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
X Intervalopnamen
De camera maakt automatisch op regelmatige afstand foto’s (A87).
Bij andere instellingen dan Enkelvoudig wordt het pictogram voor de
geselecteerde instelling weergegeven op de monitor (A8).
86
Page 99
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
B Opmerkingen over continu-opnamen
• Als Cont inu H, Continu L, BSS of Multi-shot 16 is geselecteerd, wordt de flitser
uitgeschakeld. Scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgezet op de waarden
van de eerste opname in elke reeks.
• De beeldsnelheid kan afnemen afhankelijk van de beeldkwaliteit, het beeldformaat, het type
geheugenkaart of de opnamecondities.
• De functie kan niet tegelijk worden gebruikt met sommige andere functies. Zie “Functies die niet
tegelijk kunnen worden toegepast“ (A96) voor meer informatie.
• Houd er rekening mee dat de opname wordt afgebroken zodra de ingebouwde flitser omhoog
resp. omlaag wordt gezet terwijl de ontspanknop volledig is ingedrukt in Continu H , Contin u L of BSS-stand.
B Opmerking over Best Shot Selector
BSS is met name bedoeld voor het fotograferen van stilstaande onderwerpen. BSS levert mogelijk
niet het gewenste resultaat als het onderwerp beweegt of als de compositie verandert terwijl de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
B Opmerking over Multi-shot 16
Als wordt gefotografeerd bij licht dat knippert op hoge frequentie, zoals tl-licht, of licht van
kwikdamp- of natriumlampen, is het mogelijk dat er strepen op de foto te zien zijn of dat de
belichting en witbalans niet correct worden weergegeven op de monitor.
B Opmerking over de sluitertijd
Als Multi-shot 16 wordt geselecteerd als Continu-stand, wordt de langste sluitertijd die kan worden
gekozen, beperkt tot 1/30 sec.
C Foto's maken in de standen Continu H of Continu L
Foto's die worden gemaakt in de standen Continu H of Continu L , worden opgeslagen als een
“reeks” voor elke opname (A102).
Intervalfotografie
De camera maakt automatisch foto’s met het ingestelde interval.
Selecteer 30 sec., 1 min., 5 min. of 10 min..
Meer over opname
1
Ga naar het opnamemenu (A74) en gebruik
de selector om X Intervalopnamen te
kiezen voor de Continu instelling en druk
vervolgens op de k knop.
Continu
Enkelvoudig
Continu H
Continu L
BSS
Multi-shot 16
Intervalopnamen
87
Page 100
Opnameopties: Opnamemenu (A, B, C, D standen)
1/2 50
F5. 6
2
Selecteer het interval tussen de opnamen en
druk op de k knop.
• Het max. aantal opnamen dat kan worden gemaakt bij
intervalfotografie verschilt, afhankelijk van het
ingestelde interval tussen de opnamen.
- 30 sec.: 600 foto’s
- 1 min.: 300 foto’s
- 5 min.: 60 foto’s
- 10 min.: 30 foto’s
3
Meer over opname
Druk op de d knop.
• De camera keert terug naar de opnamestand.
4
Druk de ontspanknop helemaal in om de
eerste opname te maken en de intervaltimer
te starten.
• De monitor wordt uitgeschakeld en het camera-aanlampje knippert tussen de opnamen.
• De monitor wordt vlak voor de volgende opname
automatisch ingeschakeld.
5
Druk de ontspanknop nogmaals helemaal in om de opname te
beëindigen.
• De opname stopt automatisch als het interne geheugen of de geheugenkaart vol is, of
zodra het max. aantal beelden is opgenomen.
Intervalopnamen
30 sec.
1 min.
5 min.
10 min.
1/250
1/250
F5.6
F5.6
171717
B Opmerkingen over intervalopnamen
• Gebruik een volledig opgeladen batterij om te voorkomen dat de camera zichzelf tijdens de
opname onverwacht uitschakelt omdat de batterij leeg is.
• Om de camera gedurende lange tijd van stroom te voorzien, gebruikt u de lichtnetadapter EH-62A
(apart verkrijgbaar bij Nikon). Gebruik in geen geval een ander model of merk lichtnetadapter. Als
u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
• Tijdens intervalopnamen mag u de keuzeknop niet verdraaien naar een andere instelling.
D Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen“ (A181) voor meer informatie.
88
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.