Waar kunt u ons bereiken................................................................................ 47
Belangrijk
Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de instrumenten zodanig te installeren dat
geen ongelukken, persoonlijk letsel of materiële schade worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product
is persoonlijk verantwoordelijk voor goed zeemanschap.
NAVMAN NZ LIMITED WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR GEBRUIK V AN DIT PRODUCT W AARBIJ
ONGELUKKEN OF SCHADE WORDEN VEROORZAAKT OF DIE IN STRIJD ZIJN MET DE WET.
Deze handleiding geeft de NavBus weer ten tijde van druk. Navman NZ Limited behoudt zich het recht
voor om zonder voorafgaande mededeling veranderingen door te voeren.
Deze bepaling, alle handleidingen, gebruiksaanwijzingen en andere informatie gerelateerd aan het product
(Documentatie), zouden kunnen worden vertaald, of zijn vertaald uit een andere taal (Vertaling). Als er
strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van de Documentatie dan is de Engelstalige versie van de
Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Montage: 51 mm (2") rond gat
Diepte achter de voorplaat: 95 mm (3.75") max.
Display: 3-karakter LCD
• Kleur
Zwart
• Verlichting
Rode displayverlichting
• Waterbestendigheid
Front is spatwaterdicht
• Diepte/Alarm bereik
2.0 tot 600 voet
0.6 tot 184 meter
0.3 tot 100 vadem
( tot 9.9 in tienden)
• Gevoeligheid
Beter dan 0.05 mV RMS bij 200 voet
• Transmit Power
36 W RMS nominaal bij 13.9 V DC
• Transducer
200 kHz 1900 pF/ 600….parallel
• Display updating
1 seconde
Display is verlicht voor gebruik
in donker
• Voeding
9.5 tot 16.5 V DC
• Bedrijfstemperatuur
0 tot 50 graden Celsius
( 32 tot 122 graden Fahrenheit)
• Verbruik
150 mA max., inclusief interne buzzer
• Gegevens Input/Output
Input/output via enkele draad. Twe e
instrumenten modus zend NMEA uit. Twee
instrumenten modus ontvangt NMEA. Als twee
instrumenten gekoppeld zijn dan worden
instellingen zoals Alarm aan/uit doorgegeven.
• NMEA output
DPT
• NMEA input
DPT en DBT
• Externe buzzer output
12 V DC buzzer, 100 mA max.
• RF Storing
Minder dan 6 dB. Afstand van 1 meter van het
instrument. Voldoet aan de CE EMC standaard
EN 50081-1 en EN 50082-1
Alarm aan /
Wijzigen waarden omhoog
26
NAVMAN
Wijzigen waarden omlaag
Alarm uit/
DEPTH 2100 Installatie- en Bedieningshandleiding
Installatie
Instrument Installeren
Het instrument kan eenvoudig worden gemonteerd
in diverse verschillende instrumentenpanelen. Zie
de tekening onder aan deze bladzijde en volg de
aanwijzingen.
1. Kies de plaats waar u het instrument wilt
plaatsen. Bij de selectie van de juiste plaats
adviseren wij u het volgende:
• Controleren van het instrument moet
mogelijk blijven.
• Elektrische verbindingen moeten zo direct
mogelijk worden aangesloten. Vermijdt
lange kabels.
• De gekozen locatie dient zo veel als
mogelijk bescherming te bieden tegen
invloeden van buitenaf.
• Het paneel waarop het instrument
gemonteerd wordt moet tussen de 3 en 19
mm. (1/8 tot ¾ inch) dik zijn.
• De ruimte achter het instrument moet
minstens 95 mm ( 3.75 inches) diep zijn.
2. Boor een gat van 51 mm ( 2 inch) in het
instrumentenpaneel op de gekozen plaats.
3. Plaats het instrument, nadat u de
montagebracket hebt verwijderd in het
geboorde gat, zo dat de achterzijde van het
afleesgedeelte aansluit op het paneel.
4. Schuif de montagebracket over de achterzijde
van het instrument, zorg ervoor dat de buzzer
niet wordt bedekt door de bracket.
5. Draai de montagemoer erop tot dat de
bracket vast zit.
6. Verbind de stroomdraden met een 12V
voedingsbron, welke actief is op het
moment dat de hoofdschakelaar aan is.
2.5"
63.5 mm
.75"
19.0 mm
3.75"
95 mm
De rode draad moet aan de positieve pool
worden aangesloten via een 1 amp. Zekering.
De zwarte draad moet aan de negatieve pool
worden aangesloten.
7. Betrek de stroom van de 12 V bron zo direct
mogelijk. Voorkom een circuit waarbij ook
apparaten met onstekingslading,
wisselstroomdynamo’s, radiozendapparatuur
zijn aangesloten Dit kan storing geven.
8. Sluit de RCA plug van de transducer aan op de
kabel van het instrument. Verlengkabels zijn
verkrijgbaar via uw NAVMAN dealer indien de
kabel te kort is.
Instrumentenpaneel
Montage moer
51 mm ( 2 inch) gat
Montage
bracket
Instrument
Pakkingring
Bedrading
• Rood (+)
• Zwart (-)
• Oranje externe buzzer
Gebruiken voor een optionele externe buzzer (
gebruik de rode (+) om het circuit compleet te
maken). Indien u deze draad niet gebruikt doe
er dan een tape omheen om kortsluiting te
voorkomen.
• Bruin Data input/output
Uw Depth 2100 kan als repeater worden
gebruikt voor andere DPT of DBT NMEA
dieptemeters. Indien u deze draad niet gebruikt
doe er dan een tape omheen om kortsluiting te
voorkomen.
DEPTH 2100 Installatie- en Bedieningshandleiding
NAVMAN
BELANGRIJK : Bij onduidelijkheid over de
bedrading neem contact op met uw dichtstbijzijnde
NAVMAN dealer.
Buzzer
Bracket
600 mm ( 24 inch)
voedingskabel
RCA
connector
Rood (+)
Zwart (-)
Oranje
Bruin
27
OFF
V
OFF
V
Bediening
Wanneer er spanning op de dieptemeter staat is deze
actief en zal hij de diepte continu weergeven. Als het
signaal niet goed wordt ontvangen dat zal het display
- - weergeven. Dit kan voorkomen als de diepte groter
is dan de maximale diepte of als gevolg van
luchtbellen. Let op: De maximale diepteaflezing neemt
toe naarmate de snelheid van de boot afneemt.
Alarminstelling
Er kunnen twee soorten alarm worden ingesteld; het
dieptealarm en het ondieptealarm. Het dieptealarm
kan worden ingesteld tot 184 meter ( 605 voet), het
ondieptealarm kan worden ingesteld tot 0.3 meter
(1 voet).
Wanneer de waterdiepte groter is dan het ingestelde
dieptealarm, dan zal er een alarm klinken, bestaande
uit twee korte piepsignalen. De ingestelde diepte voor
het alarm en de werkelijke diepte worden afwisselend
op het scherm weergegeven.
Wanneer de waterdiepte kleiner is dan het ingestelde
ondieptealarm, dan zal er een alarm klinken, bestaande
uit een langdurig piepsignaal. De ingestelde ondiepte
voor het alarm en de werkelijke diepte worden
afgewisseld op het scherm weergegeven.
Alarm aan/uit
Alarminstellingen worden in het geheugen
opgeslagen.
Om het alarm aan te zetten druk op de (On) toets.
Een pijltje in de rechter benedenhoek (naast de
alarmbel), geeft aan dat het alarm ingeschakeld is.
ON
^
120
Om het alarm uit te zetten druk op de (Off) toets.
De pijl in de rechter benedenhoek verdwijnt.
120
Let op: De pijl zal knipperen als het alarm worden
ingeschakeld.
Ondieptealarm
Om het ondieptealarm in te stellen:
1. Hou de toets gedurende 3 seconden ingedrukt.
Het display geeft aan:
SAL
2. Na enkele seconden zal het display de huidige
ondieptealarm instelling weergeven.
28
#
OFF
V
#
Houdt 3 seconden ingedrukt
ON
^
3. Gebruik de
om de waarde te veranderen.
Als een toets meer dan een
seconde wordt ingedrukt zal
de waarde snel veranderen.
4. Wanneer het alarm ingesteld is, verlaat dan de
instelfunctie d.m.v. het tegelijk ingedrukt
houden van de en toets. Of als u de 5
seconden lang geen toetsen indrukt, verschijnt
de normale diepteweergave weer.
Let op: Wanneer de waarde is gedaald tot onder 1.5
voet dan zal het display OFF weergeven en het alarm
worden uigeschakeld. Het alarm kan ook worden
uitgeschakeld door de
seconden ingedrukt te houden. Het woord OFF zal te
zien zijn, maar het ondieptealarm blijft behouden voor
verder gebruik.
en toetsen
851
^
Houdt ingedrukt om te verlaten
OFFON
V
en de toets gedurende 5
Dieptealarm
Om het dieptealarm in te stellen:
1. Houdt de toets gedurende 3 seconden
ingedrukt. Het display geeft weer:
Houdt 3 seconden ingedrukt
dAL
2. Na twee seconden zal de display de huidige
diepte alarminstelling weergeven.
3. Gebruik de
om de waarde te veranderen.
Als een toets meer dan een
seconde wordt ingedrukt zal de
waarde snel veranderen.
4. Wanneer het alarm is ingesteld, verlaat dan de
instelfunctie d.m.v. het tegelijk ingedrukt
houden van de
seconden lang geen toets indrukt, verschijnt de
normale diepteweergave weer.
en de toets
^
Houdt ingedrukt om te verlaten
Let op: Wanneer de waarde is toegenomen tot meer
dan 600 voet dan zal het display OFF weergeven en
het alarm worden uitgeschakeld Het alarm kan ook
worden uitgeschakeld door de
gedurende 5 seconden ingedrukt te houden. Het woord
OFF zal te zien zijn, maar het dieptealarm blijft
behouden voor verder gebruik.
NAVMAN
DEPTH 2100 Installatie- en Bedieningshandleiding
OFF
V
850
en de toets. Of als u 5
OFFON
V
en de toets
Instrumenteninstelling
OFF
V
Kiel/Oppervlakte Instelling
Een waarde kan automatisch worden opgeteld of
afgetrokken van de dieptemeting om de locatie van
de transducer te compenseren. Dit zorgt ervoor dat
het instrument de diepte nauwkeuriger kan
weergeven vanaf de onderkant van de kiel of vanaf
het wateroppervlak.
Om de kiel/oppervlakte waarde in te stellen:
1. Schakel het instrument in terwijl u de toets
ingedrukt houdt.
ON
^
Houdt ingedrukt tijdens het inschakelen
2. Als het instrument aan is, laat dan de
los. Het display geeft aan of de huidige
instelling een kiel of oppervlakte instelling is.
diepte onder de kiel
diepte onder de wateroppervlakte
3. Na 5 seconden zal de display de huidige
instelling weergeven.
Let op: Een negatieve waarde wordt gebruikt om
de kielinstelling aan te geven en een positieve
waarde om de oppervlakte instelling aan te geven.
4. Gebruik de
veranderen. Wanneer een toets langer dan
een seconde ingedrukt wordt gehouden
verandert de waarde sneller.
5. De waarde kan worden geprogrammeerd in
stappen van 0.1 van -9.9 tot 9.9 voet ( of
gelijkwaardig in meters of vadem). Wanneer
een negatieve waarde is ingesteld, zal er een teken links in het scherm verschijnen.
6. Om diepte onder de kiel weer te geven, moet
u de verticale afstand tussen de onderkant van
de kiel en de transducer als een
waarde instellen.
7. Om de diepte onder het oppervlak weer te
geven, moet u de verticale afstand tussen het
NAVMAN
en de toets om de waarde te
DEPTH 2100 Installatie- en Bedieningshandleiding
toets
negatieve
wateroppervlak en de transducer als een
positieve waarde instellen.
8. Om deze modus te verlaten houdt u de
de toets tegelijk gedurende een seconde
ingedrukt. Of als u 5 seconden lang geen toets
indrukt, verschijnt de normale diepteweergave
weer.
^
Houdt ingedrukt om te verlaten
De display zal nu de huidige waterdiepte
aangeven.
V
OFFON
en
Transducersetting
Een tranducersetting maakt het mogelijk om de
Depth 2100 te gebruiken met verschillende
transducertypes. De standaardinstelling (=0.0) wordt
gebruikt voor de meeste transducers.
Sommige tranducers laten een "ping" geluid horen
als het sonarsignaal wordt verzonden. Dit kan worden
geïnterpreteerd als een echo van een ondiepte. De
instelling wordt gebruikt om het niveau te vergroten,
waar echo's in ondieptes aan moeten voldoen
alvorens ze het op het display worden getoond.
Als de Depth 2100 terugkerende valse waarden
aangeeft van 1.5 tot 3 voet, terwijl u zich in diep water
bevindt, dan moet de tranducersetting worden
vergroot. Verhoog de waarde met 0.5 per keer en
test opnieuw. Het bereik van waarden is van -0.9 tot
+2.5. Als de waarde te hoog gesteld wordt, dan kan
de aflezing ontregelt raken in ondiep water.
Wijzigen van de transducersetting:
1. Schakel het instrument in terwijl u de
toets ingedrukt houdt. Het display zal HOF of
SOF aangeven, gedurende 7 seconden. Blijf
de toets vasthouden.
2. Het display toont tdr.
(ON)
tdr
3. Laat de toets los.
4. Na 2 seconden zal het display de waarde van
de Transducersetting 0.0 laten zien.
5. Gebruik de
veranderen.
6. Om deze modus te verlaten, houdt u de
toetsen
en de toets om de waarde te
en tegelijk ingedrukt.
29
V oet/Meter/Vadem instelling
Om de eenheid te selecteren
1. Schakel het instrument in terwijl u de toets
ingedrukt houdt.
OFF
V
2. Als het instrument aan is, laat de toets los.
Het display zal de huidige eenheid tonen.
8Ft
Houdt ingedrukt tijdens
inschakelen
888
Voet Meters
Werking met twee instrumenten
Er kunnen meerdere Depth 2100 instrumenten
worden geïnstalleerd op een schip. Deze
instrumenten kunnen aan elkaar gekoppeld worden
en ingesteld worden om met elkaar te werken. Eén
instrument wordt als moederinstrument ingesteld,
alle andere instrumenten die daaraan gekoppeld
worden werken als dochterinstrumenten. Het
moederinstrument wordt aangesloten op de
transducer en meet de waterdiepte. De waterdiepte
is op dit instrument en alle hieraan gekoppelde
instrumenten af te lezen. Dochterinstrumenten
hebben geen verbinding met de transducer.
De dochterinstrumenten kunnen worden
geconfigureerd om te werken als volledige
functionele NMEA-repeaters, waarbij ze de
waterdiepte weergeven, zoals deze op de display van
het moederinstrument wordt getoond en tevens
dezelfde alarminstellingen en kiel/oppervlakte
instellingen gebruiken. De alarminstellingen kunnen
worden veranderd en aan of uit gezet worden in zowel
het moederinstrument als in de repeater.
Een andere mogelijkheid is om de
dochterinstrumenten als afzonderlijke repeaters te
laten functioneren, waarbij de informatie over de
waterdiepte van het moederinstrument wordt
verkregen, maar waarbij de alarminstellingen en kiel/
oppervlakte instellingen per instrument afzonderlijk
worden ingesteld.
Let op: Het instrument wat aangewezen wordt als
moederinstrument is het enige instrument wat is
aangesloten op de dieptetransducer.
8FA
Vadem
3. Gebruik de
te wijzigen.
4. Om de ze modus te verlaten, houdt u de toetsen
en tegelijk ingedrukt. Of als u 5
seconden lang geen toets indrukt verschijnt de
normale diepteweergave weer.
en de toetsen om de eenheid
V
OFFON
^
Houdt ingedrukt om te verlaten
Moeder/Dochter selectie
Om de moeder/dochter instelling te selecteren
1. Schakel het instrument in terwijl u de toets
ingedrukt houdt.
V
2. Als het instrument is ingeschakeld, zal het
display de huidige eenheid weergeven:
OFF
Hou vast tijdens
inschakelen
8Ft
Voorbeeld
3. Blijf de
4. Gebruik de
5. Om deze modus te verlaten, houdt u de
Let op: als de data verbinding is onderbroken, zal
het display kiezen tussen - en SL.
toets ingedrukt houden totdat het
display de huidige moeder/dochter selectie
aangeeft.
Moeder Dochter
te wijzigen.
toetsen
seconden lang geen toets indrukt verschijnt de
normale diepteweergave weer.
en de toetsen om de selectie
en tegelijk ingedrukt. Of als u 5
V
OFFON
^
Houdt ingedrukt om te verlaten
30
NAVMAN
DEPTH 2100 Installatie- en Bedieningshandleiding
Gekoppelde of aparte bediening
Standaard hebben twee met elkaar gekoppelde
Depth 2100 instrumenten automatisch de volgende
instellingen in beide instrumenten:
Alarm Aan/ Uit
Alarm Eenheid (Diep en Ondiep)
Kiel/Oppervlakte instelling
Eenheid voor diepte
Voorbeeld: Het uitschakelen van het alarm op het
dochterinstrument, zal ook het alarm op het
moederinstrument uitschakelen. Het omgekeerde
vindt ook plaats. Veranderingen in de
alarminstellingen op het moederinstrument worden
automatisch veranderd in het dochterinstrument.
Let op: De kiel/oppervlakte instellingen en
eenheid voor diepte moeten op het
moederinstrument worden gewijzigd.
Indien onafhankelijke instellingen wenselijk zijn, kan
de verbinding worden uitgeschakeld
Om de verbinding in of uit te schakelen:
1. Schakel het instrument in terwijl u de
ingedrukt houdt.
2. Als het instrument is
ingeschakeld, zal het display
de huidige eenheid tonen.
OFF
Houdt ingedrukt tijdens
V
inschakelen
toets
8Ft
3. Blijf de
4. Blijf de
5. Gebruik de
6. Om deze modus te verlaten, houdt u de
Let op: Deze set-up procedure geldt voor alle
instrumenten. Voor een aparte bediening moeten
alle instrumenten inclusief het moederinstrument
in de SEP modus worden ingesteld. Voor een
gekoppelde bediening, moeten eveneens alle
instrumenten inclusief het moederinstrument in de
LNC modus worden ingesteld.
toets vasthouden.
Het display zal de huidige
moeder/dochter selectie
weergeven.
toets ingedrukt houden totdat het
display de huidige bediening aangeeft.
Gekoppeld of apart.
Gekoppeld Apart
te wijzigen.
toetsen en tegelijk ingedrukt. Of als u 5
seconden lang geen toets indrukt verschijnt de
normale diepteweergave weer.
en de toetsen om de selectie
V
OFFON
^
Houdt ingedrukt om te verlaten
Probleemoplossing
Geen beeld
1. Controleer DC stroomverbindingen en DC
polariteit m.b.v. een voltmeter .
2. Controleer de zekering
Geen diepte weergave (--) bij alle
diepten
1. Controleer de transducer op aangroei of op
meerdere lagen verf.
2. Controleer de geverkabel op breuk of
afknikking.
3. Controleer of de transducerverbinding aan de
achterzijde van de Depth 2100 goed is en vrij
is van corrosie.
Wisselende weergave terwijl u stil ligt
1. Contoleer de transducer op aangroei of op
meerdere lagen verf.
Wisselende weergave tijdens het
varen
1. Lucht onder de transducer . Loop de mont age
nog eens na en installeer indien nodig opnieuw
op een andere locatie.
Wisselende weergave alleen
wanneer de motor loopt
1. Verleg de voedings- en transducerkabels weg
van de motor, startkabels en accukabels.
2. Plaats een condensator op de positieve
aansluiting van de onstekingsspoel.
3. Plaats een filter op de dynamo
4. V ervang de bougiekabels door afgeschermde
kabels.
Onderhoud
Uw dieptemeter is ontworpen om jarenlang probleemloos te functioneren, mits goed geïnstalleerd en goed
onderhouden. Door het correct opvolgen en aanhouden van de installatie- en bedieningsvoorschriften in
deze handleiding verzekert u zich van een optimaal functioneren van het instrument. Indien het instrument
niet goed functioneert, kunt u zich wenden tot de dealer waar u uw Depth 2100 heeft gekocht.
DEPTH 2100 Installatie- en Bedieningshandleiding
NAVMAN
31
Appendix C - How to contact us www.navman.com
NORTH AMERICA
NAVMAN USA INC.
18 Pine St. Ext.
Nashua, NH 03060.
Ph: +1 603 577 9600
e-mail: sales@navmanusa.com
OCEANIA
New Zealand
Absolute Marine Ltd.
Unit B, 138 Harris Road,
East Tamaki, Auckland.
Ph: +64 9 273 9273
e-mail:
navman@absolutemarine.co.nz
Papua New Guinea
Lohberger Engineering
Lawes Road, Konedobu
PO Box 810
Port Moresby
Ph: +675 321 2122
Email: loheng@online.net.pg