Miele KDN 9713 iD, KDN 9713 i-1 User Manual [nl]

Montage- en gebruiksaanwijzing
Koel-vriescombinatie met NoFrost-systeem KDN 9713 iD, KDN 9713 i-1
Lees in elk geval de ge­bruiksaanwijzing voor u het toestel opstelt, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt u vermijdt schade aan het toestel.
nl-BE
M.-Nr. 09 274 970
Inhoud
Beschrijving van het toestel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren ...................................5
Flessenrek......................................................5
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Hoe kunt u energie besparen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Toestel in- en uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Vóór het eerste gebruik .............................................13
Bij langdurige afwezigheid ..........................................13
De juiste temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
...indekoelzone .................................................14
...indevrieszone.................................................14
Temperatuur instellen ..............................................15
Temperatuurindicator ..............................................15
Controlelampje vrieszone ...........................................15
Waarschuwingssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Temperatuuralarm .................................................16
Deuralarm .......................................................16
Waarschuwingssysteem inschakelen ..................................16
Waarschuwingssignaal vroegtijdig uitschakelen..........................16
Superfrost gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Functie Superfrost .................................................17
De koelzone goed gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Verschillende koelgedeelten .........................................18
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden....................19
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt ...................19
Levensmiddelen juist bewaren .......................................19
Fruit en groenten................................................19
Onverpakte dierlijke en plantaardige levensmiddelen ..................20
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten .............................20
Vlees .........................................................20
De binnenruimte indelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
De legplaten verplaatsen............................................21
Tweedelige legplaat ...............................................21
Rek/flessenrek verplaatsen ..........................................21
2
Inhoud
Invriezen en bewaren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Maximaal invriesvermogen ..........................................22
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren? ..............22
Diepvriesproducten bewaren ........................................22
Zelf levensmiddelen invriezen ........................................23
Hou bij het invriezen rekening met het volgende .......................23
Verpakken.....................................................23
Voor u de levensmiddelen in het toestel legt ..........................24
Hoe de levensmiddelen in het toestel plaatsen ........................24
Grote stukken plaatsen .............................................24
Ingevroren levensmiddelen ontdooien .................................25
IJsblokjes maken ..................................................25
Dranken snel koelen ...............................................25
Automatisch ontdooien. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Binnenruimte, toebehoren ...........................................27
Openingen voor luchttoevoer en -afvoer ................................28
Deurdichting .....................................................28
Wat gedaan als...?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Waar bepaalde geluiden vandaan komen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Technische Dienst van Miele/garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Montagerichtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Opstelplaats......................................................35
Klimaatklasse ..................................................35
Luchttoevoer en luchtafvoer .........................................35
Voor u het toestel inbouwt ...........................................36
Inbouwafmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Het veranderen van de draairichting van de deur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Het toestel inbouwen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Inbouw in een scheidingswand .......................................39
De inbouwnis uitlijnen ..............................................39
Het toestel inbouwen ...............................................40
3
Beschrijving van het toestel
a Uitschakeltoets voor het waarschu
wingssignaal en waarschuwingscon trolelampje
b Controlelampje vrieszone
c Temperatuurindicator voor de koel
zone
a Ventilator
b Boter- en kaasvak
c Legplaat
d Eierhouder
e Binnenverlichting
f Rek
g Gootje en afvoeropening voor het
dooiwater
h Fruit- en groentebakken
i Flessenrek
d Superfrost-toets en controlelampje
-
-
e Aan/uit en temperatuurregelaar
-
j Vriesladen
4
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren
Flessenrek
Dit flessenrek is bij de Technische Dienst van Miele of in de vakhandel te koop.
Beschrijving van het toestel
5
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd materiaal ge kozen dat door het milieu wordt verdra gen en opnieuw kan worden benut.
Door de verpakking weer in kringloop te brengen, wordt er grondstof ge spaard en verkleint de afvalberg. Geef deze stoffen dus niet met het gewone vuilnis mee. Breng ze liever naar het dichtstbijzijnde gemeentelijk container park. Waar u dat vindt, komt u zeker bij uw gemeentebestuur aan de weet.
-
-
­Als u vragen heeft omtrent het af
danken van uw oud toestel, neem dan contact op met
­de handelaar bij wie u het kocht
of
-
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap­paraten bevatten vaak nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functio­neren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde be­handeling kunnen deze stoffen schade­lijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Verwijder het afgedankte appa raat dan ook nooit met het gewone af val.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
-
-
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10, website: www.recupel.be
of
– uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus­sen kindveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.
6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Dit toestel voldoet aan de voorge schreven veiligheidsvoorschriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter letsel oplopen en kan er schade optreden aan het toe stel.
Voor u het toestel in gebruik neemt, moet u de gebruiksaanwijzing aan dachtig lezen. U vindt er belangrijke opmerkingen omtrent uw veiligheid, de installatie, het gebruik en het on derhoud van uw toestel. Dat is vei liger voor uzelf en u voorkomt scha de aan het toestel.
Bewaar de gebruiksaanwijzing en geef ze door aan wie het toestel eventueel na u gebruikt.
Juist gebruik
Het toestel is bedoeld voor gebruik in het huishouden en gelijkaardige omge­vingen zoals
in winkels, kantoren en gelijkaardige werkomgevingen,
op boerderijen
door klanten in hotels, motels, bed­and-breakfasts en andere typische woonomgevingen.
Het toestel is niet bestemd voor gebruik buiten.
-
-
-
-
-
-
Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten en kan gevaarlijk zijn. De fa brikant is niet aansprakelijk voor scha de die werd veroorzaakt doordat het toestel voor andere doeleinden werd gebruikt of verkeerd werd bediend.
Personen die door hun fysieke,
~
zintuiglijke of geestelijke mogelijkheden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn om het toestel veilig te bedienen, mogen dit toestel al leen onder het toezicht of de begeleiding van een verantwoordelijk iemand gebruiken.
-
Kinderen in het huishouden
Kinderen vanaf acht jaar mogen het
~
toestel zonder toezicht gebruiken, maar alleen wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze het veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de eventu­ele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinderen jonger dan acht jaar moe-
~
ten uit de buurt van het toestel worden gehouden, tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Let op kinderen die in de buurt van
~
het toestel komen. Let op dat kinderen niet met het toestel spelen, bijv. in de vrieslade gaan zitten of aan de toestel deur gaan hangen.
-
-
-
Gebruik het toestel uitsluitend in het huishouden voor het koelen en bewa ren van levensmiddelen, voor het be waren van diepvriesproducten, voor het invriezen van verse levensmiddelen en voor het maken van ijsblokjes.
-
-
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Technische veiligheid
Controleer vóórdat de koel-vriesco
~
mbinatie wordt geplaatst of ze zicht baar beschadigd is. Een beschadigde koel-vriescombinatie mag u niet opstellen en in gebruik ne men.
Dit toestel bevat het koelmiddel iso
~
butaan (R600a), een natuurlijk gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is. Het is niet schadelijk voor de ozonlaag en draagt niet bij tot het broeikaseffect. Het gebruik van dit mi lieuvriendelijke koelmiddel veroorzaakt wel een lichte verhoging van het werkingsgeluid. Naast de werkingsgeluiden van de compressor kunnen er stromingsgeluiden in het vol­ledige koelcircuit voorkomen. Dat is jammer genoeg niet te vermijden, maar heeft geen invloed op de prestaties van het toestel. Let er bij het transporteren en het op­stellen van het toestel op dat geen en­kel onderdeel van het koelcircuit be schadigd raakt. Wegspattend koelmid del kan tot oogletsels leiden! Bij beschadiging:
- vermijd open vuur of ontstekingsbronnen,
- trek de stekker uit het stopcontact,
- verlucht het vertrek waarin het
toestel staat, en
- verwittig de Technische Dienst van Miele.
-
-
-
-
-
Hoe meer koelmiddel er in een toe
~
stel zit, hoe groter de ruimte moet zijn waarin het toestel wordt opgesteld. Bij een eventueel lek kan er in een te kleine ruimte een brandbaar mengsel van gas en lucht ontstaan. Per 8 g koelmiddel moet het vertrek minstens 1 m
-
heid koelmiddel is aangegeven op het typeplaatje in het toestel.
Voordat u het toestel aansluit, dient
~
u eerst de aansluitgegevens (spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het elektriciteitsnet te vergelij ken. Deze gegevens dienen absoluut over­een te stemmen. Anders treedt er scha­de op aan uw toestel. Vraag bij twijfel inlichtingen aan uw installateur.
De elektrische veiligheid van dit
~
toestel wordt enkel gewaarborgd als u het op een aardsysteem aansluit dat volgens de voorschriften werd geïnstal­leerd. Het is heel belangrijk dat aan deze fundamentele veiligheidsvoor
-
waarde is voldaan. Laat de elektrische installatie in uw woning bij twijfel door een elektricien controleren. De fabrikant kan niet aansprakelijk ge steld worden voor schade die werd ver oorzaakt doordat de aardleiding onder broken was of gewoon ontbrak (bijv. elektrische schokken).
Als het aansluitsnoer beschadigd is,
~
laat het dan vervangen door een vak man die door Miele erkend is. Zo ver mijdt u risico’s voor wie het toestel ge bruikt.
3
groot zijn. De hoeveel
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Een veilige werking van het toestel
~
is alleen dan gewaarborgd als het toe stel overeenkomstig de gebruiksaanwij zing gemonteerd en aangesloten werd.
Installatiewerken, onderhouds
~
werken en reparaties mogen alleen door gekwalificeerde vakmensen wor den uitgevoerd. Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of reparatiewerken kunnen er voor de ge bruiker aanzienlijke risico’s ontstaan waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Het toestel is pas stroomloos indien
~
aan een van deze voorwaarden werd voldaan:
– De stekker van het toestel is uit het
stopcontact getrokken. Trek daarbij niet aan het snoer, wel aan de stekker.
– De zekering op uw elektrische instal-
latie is uitgeschakeld.
De schroefzekering op uw elek trische installatie is helemaal uitge draaid.
Gebruik geen verlengsnoeren om
~
het toestel aan te sluiten. Die bieden niet voldoende veiligheids garanties. Er bestaat onder meer gevaar voor oververhitting.
-
-
-
-
-
-
Het toestel mag niet op niet-vaste
~
plaatsen (bijv. op een schip) worden gebruikt.
-
Efficiënt gebruik
Raak bevroren levensmiddelen niet
~
met natte handen aan. Uw handen zou den kunnen vastvriezen. U zou zich kunnen verwonden.
Neem nooit ijsblokjes en ijslolly’s,
~
­met name waterijsjes, in de mond als u
ze net uit de vrieszone hebt gehaald. Door de zeer lage temperatuur van het ijs kunnen uw lippen of tong vastvrie zen. U zou zich kunnen verwonden.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le-
~
vensmiddelen mogen niet opnieuw wor­den ingevroren. Verbruik deze levensmiddelen zo snel mogelijk, want de levensmiddelen ver­liezen hun voedingswaarde en beder­ven. Ontdooide levensmiddelen kunt u opnieuw invriezen nadat u ze heeft ge­kookt of gebraden.
Bewaar geen explosieve stoffen en
~
geen producten met brandbare drijf gassen (bijv. spuitbussen) in het toe stel. Als de thermostaat wordt inge schakeld, kunnen er vonken ontstaan. Die kunnen ontvlambare mengsels tot ontploffing brengen.
Gebruik geen elektrische toestellen
~
in het toestel (bijv. om softijs te ma ken). Er kunnen vonken ontstaan. Ont ploffingsgevaar!
-
-
-
-
-
-
-
Plaats dranken met een hoog alco
~
holpercentage enkel rechtop en goed afgesloten in de koelzone. Ontploffingsgevaar!
-
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Bewaar geen blikjes en flessen met
~
koolzuurhoudende dranken of met vloeistoffen die kunnen bevriezen in de vrieszone. De blikjes of flessen kunnen ontploffen. U zou zich kunnen verwonden en er zou schade kunnen ontstaan.
Als u flessen snel in de vrieszone
~
wenst te koelen, dient u ze uiterlijk na één uur weer uit de vrieszone te halen. De flessen kunnen ontploffen. U zou zich kunnen verwonden en er zou schade kunnen ontstaan.
Als u levensmiddelen eet die te lang
~
bewaard werden, bestaat er gevaar voor voedselvergiftiging. De bewaarduur is afhankelijk van di­verse factoren, zoals de versheid en kwaliteit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop ze worden be­waard. Hou rekening met de bewaartips en de houdbaarheidsdata van de fabrikant van de levensmid­delen.
Gebruik geen voorwerpen met een
~
scherpe punt of rand om
rijm- en ijslagen te verwijderen,
vastgevroren ijsbakjes en levensmid delen los te wrikken.
Als u dat doet, beschadigt u de koelelementen en functioneert het toe stel niet meer correct.
Plaats nooit elektrische verwar
~
mingstoestellen of kaarsen in het toe stel om het te ontdooien. De kunststof zou beschadigd raken.
-
-
Gebruik geen ontdooisprays of
~
producten om ijs te verwijderen. Die kunnen immers explosieve gassen vormen, ze kunnen oplosmiddelen of drijfgassen bevatten die de kunststof aantasten of ze kunnen de gezondheid schaden.
Behandel de deurdichting niet met
~
olie of vet. Daardoor wordt de deurdichting na ver loop van tijd poreus.
Als u in het toestel of in de deur vet-
~
of oliehoudende levensmiddelen be waart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlopend vet of uitlopende olie niet in contact komt met de kunststofonderdelen. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
Dek de aanzuigopening voor de
~
lucht in de voet en de afvoeropening boven in de behuizing niet af. Als die openingen afgedekt zijn, kan er geen goede luchtcirculatie plaatsvin den. Het stroomverbruik stijgt en scha de aan onderdelen kan niet worden uit gesloten.
-
-
Het toestel is geconstrueerd voor
~
een bepaalde klimaatklasse (bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder- en bovengrens gerespecteerd moeten worden. De klimaatklasse is vermeld op het typeplaatje aan de bin nenzijde van het toestel. Een lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat het koelelement gedurende een lange tijd stilstaat, zodat het toestel de vereiste temperatuur niet kan aan houden.
-
-
-
-
-
-
-
-
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik voor het ontdooien en reini
~
gen van het toestel in geen geval een stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met on derdelen van het toestel die onder spanning staan en zo een kortsluiting veroorzaken.
Wat met een afgedankte koel­vriescombinatie?
Vernietig het knip- of vergrendelslot
~
van uw oude koel-vriescombinatie als u het toestel afdankt. Op die manier voorkomt u dat spelende kinderen zich in het toestel opsluiten, wat levensgevaarlijk kan zijn.
Beschadig geen onderdelen van het
~
koelcircuit, bijv. door
– koelmiddelkanalen van het
verdampsysteem open te prikken;
– buizen te knikken;
– oppervlaktecoatings weg te krassen.
-
-
Als er koelmiddel uit spuit, kan dat oogletsels veroorzaken.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die ontstaan is doordat deze veiligheidsrichtlijnen niet in acht werden genomen.
11
Hoe kunt u energie besparen?
Normaal energieverbruik Verhoogd energieverbruik
Opstellen In een verluchte ruimte. In een gesloten, niet verluchte ruimte.
Beschermd tegen rechtstreekse zonnestralen.
Niet naast een warmtebron (verwar mingselement, fornuis).
Bij een ideale kamertemperatuur van ongeveer 20 °C.
Dek de ventilatieopeningen niet af. Verwijder regelmatig het stof van de ventilatieopeningen.
Temperatuurinstelling Thermostaat op basis van "circa-getallen" (regeling in niveaus)
Temperatuurinstelling Thermostaat op basis van graden (digitaal display)
Gebruik Laat de schuifladen, legplaten en
Ontdooien Ontdooi de vrieszone bij een ijslaag
Bij een gemiddelde instelling van 2 tot 3.
Bewaarzone van 8 tot 12 °C
Koelzone 4 tot 5 °C
PerfectFresch-zone ongeveer 0 °C
Vrieszone -18 °C
Wijnbewaarzone van 10 tot 12 °C
rekken zoals ze waren toen het toe­stel werd geleverd.
Open de deur altijd zo kort mogelijk. De deur vaak en langdurig openen
Schik de levensmiddelen in het toe stel.
Laat warme gerechten en dranken eerst buiten het toestel afkoelen.
Plaats levensmiddelen goed verpakt of goed afgedekt in het toestel.
Leg ingevroren producten in de koelzone om ze te ontdooien.
Doe de vakken niet te vol zodat de lucht kan circuleren.
van 0,5 cm.
Bij rechtstreekse zonnestralen.
Naast een warmtebron
­(verwarmingselement, fornuis).
Bij een hogere omgevingstempera tuur.
Bij een hoge instelling: Hoe lager de temperatuur in de zone, hoe hoger het energiever bruik!
Bij toestellen met een winterschake­ling moet u erop letten dat die scha­kelaar bij omgevingstemperaturen boven 16 °C of 18 °C uitgeschakeld is!
= koudeverlies
-
Als u lang moet zoeken, blijft de deur lang openstaan.
Warme gerechten doen de com pressor langdurig werken (het toe stel probeert te koelen).
Wanneer vloeistoffen in de koelzone verdampen en condenseren, leidt dat tot verlies van het koelvermo gen.
Een ijslaag vermindert de over dracht van de koude aan de in te vriezen levensmiddelen en doet het energieverbruik stijgen!
-
-
-
-
-
-
12
Toestel in- en uitschakelen
Vóór het eerste gebruik
Beschermfolie
De roestvrijstalen lijsten op de rekken en legplaten zijn van een folie voorzien om ze bij het transport te beschermen.
Trek de beschermfolie van de roest
^
vrijstalen randen.
Reinigen
Reinig de binnenruimte en het toebe
^
horen. Gebruik daarvoor lauw water. Wrijf daarna alles droog met een doek.
Het toestel inschakelen
^ Draai de temperatuurregelaar met
een muntstuk naar rechts uit de stand "0".
De temperatuurregelaar niet voorbij de aanslag draaien, anders raakt hij beschadigd.
De temperatuurindicator voor de koel zone gaat aan en de binnenverlichting wordt ingeschakeld wanneer de deur van de koelzone wordt geopend.
Om zeker te zijn dat de temperatuur in het toestel laag genoeg is, dient u het toestel een tijdje te laten voorkoelen voordat u voor het eerst levensmid delen in het toestel plaatst.
Het toestel uitschakelen
­Draai de temperatuurregelaar met
^
een muntstuk in de stand "0".
De koeling en de binnenverlichting zijn uitgeschakeld.
-
Bij langdurige afwezigheid
Als u het toestel gedurende lange tijd niet gebruikt:
^ schakel het toestel uit,
^ trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw zekeringenkast uit,
^ maak het toestel schoon en
^ laat de toesteldeuren op een kier
staan om geurvorming te vermijden.
Wanneer het toestel bij langdurige afwezigheid wordt uitgeschakeld maar niet gereinigd, bestaat er ge vaar voor schimmelvorming als de deuren gesloten blijven.
-
-
-
Het controlelampje voor de vrieszone brandt constant. Het waarschuwingscontrolelampje brandt. Het gaat uit wanneer het in de vrieszone koud genoeg is.
Het toestel begint te koelen.
13
De juiste temperatuur
Bij het bewaren van levensmiddelen is de juiste temperatuurinstelling zeer be langrijk. Levensmiddelen bederven snel ten gevolge van micro-organismen, wat door de juiste bewaartemperatuur kan worden verhinderd of vertraagd. De temperatuur beïnvloedt de groeisnelheid van de micro-organis men. Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer dit proces verloopt.
De temperatuur in het toestel stijgt
als u vaak en gedurende lange tijd
de toesteldeur opent,
– hoe meer levensmiddelen er worden
bewaard,
– als de verse levensmiddelen warm
zijn,
– als de omgevingstemperatuur van
het toestel hoog is. Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse (bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder- en bovengrens gerespecteerd moeten worden.
-
...indevrieszone
­Om verse levensmiddelen in te vriezen
en ze langdurig te bewaren, is een tem peratuur van -18 °C vereist. Bij die tem peratuur komt de groei van micro-orga nismen in hoge mate tot stilstand. Zo dra de temperatuur boven -10 °C stijgt, begint de ontbinding door de micro-or ganismen; de levensmiddelen kunnen minder lang worden bewaard. Daarom mogen geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen pas opnieuw ingevro ren worden, nadat ze verwerkt werden (koken of braden). Door de hoge tem peraturen worden de meeste micro-or­ganismen gedood.
-
-
-
-
-
-
-
...indekoelzone
We raden een koeltemperatuur van 5°Caan in het midden van het toestel.
14
De juiste temperatuur
Temperatuur instellen
U kunt de temperatuur voor de koelzo ne met de temperatuurregelaar instel len.
Hoe hoger/lager de temperatuur in de koelzone, hoe hoger/lager de tempera tuur in de vrieszone.
Draai de temperatuurregelaar met
^
een muntstuk naar rechts uit de stan­d "0".
Hoe hoger de instelling, hoe lager de temperatuur in het toestel.
Tijdens het instellen wordt de insteltem­peratuur knipperend aangegeven.
De temperatuurregelaar niet voorbij de aanslag draaien, anders raakt hij beschadigd.
-
Binnen het aangegeven temperatuur bereik (bijv. tussen 5 en 3 °C) kan de
­temperatuur iets kouder worden inge
steld:
draai de temperatuurregelaar bijv.
^
vanuit de stand 5 langzaam verder
­naar rechts tot het cijfer 5 op de tem
peratuurindicator kort knippert.
De koudere temperatuurinstelling bin nen het kleine temperatuurbereik is in gesteld.
Wanneer in de vrieszone diepvriespro ducten worden bewaard en een consistente lage temperatuur moet wor­den gewaarborgd, is een instelling van 3°Ctot5°Caangewezen.
Deze instelling dient ook te worden ge­bruikt als de deuren van het toestel zeer vaak worden geopend, als grote hoeveelheden levensmiddelen worden geplaatst of als de omgevingstempera­tuur hoog is.
-
-
-
-
-
-
Temperatuurindicator
De temperatuurindicator op het be dieningspaneel geeft altijd de ge wenste temperatuur aan.
Als u een temperatuur van 5°Cinde
koelzone wenst,
^
dan draait u de temperatuurregelaar naar rechts (vanuit de stand 0) tot 5 op het bedieningspaneel staat.
-
-
Controlelampje vrieszone
Het controlelampje geeft aan dat de vrieszone in werking is.
15
Waarschuwingssignaal
Het toestel is voorzien van een waar schuwingssysteem, zodat de tempera tuur in de vrieszone niet ongemerkt kan stijgen en om energieverlies te ver mijden als de deur open blijft staan.
-
-
Temperatuuralarm
Als de temperatuur in de vrieszone in een te warm temperatuurbereik komt, weerklinkt een waarschuwingssignaal. Tegelijkertijd knippert het waarschuwingscontrolelampje. De ingestelde temperatuur bepaalt wanneer het toestel een temperatuur bereik als te warm herkent.
Het akoestische en optische signaal wordt gegeven
– als bij het herschikken en uitnemen
van ingevroren levensmiddelen te veel warme kamerlucht binnen­stroomt;
– als u een grote hoeveelheid
levensmiddelen vers invriest;
als er zich een lange stroomonder breking heeft voorgedaan.
Afhankelijk van de temperatuur con troleert u of de levensmiddelen gedeel telijk of volledig ontdooid zijn. Als dit het geval is, verwerkt u de levensmid delen (koken of braden) voor u ze weer invriest.
-
-
-
-
Waarschuwingssysteem
-
inschakelen
Het waarschuwingssysteem is altijd au tomatisch actief. Het moet niet extra worden ingeschakeld.
Waarschuwingssignaal vroegtijdig uitschakelen
Als de alarmtoestand beëindigd is, gaat het waarschuwingscontrolelampje uit en stopt het waarschuwingssignaal. Als het waarschuwingssignaal u echter stoort, kunt u het vroegtijdig uitscha kelen.
^ Druk op de uitschakeltoets voor het
waarschuwingssignaal.
Het waarschuwingssignaal wordt uit­geschakeld. Het waarschuwingscontrolelampje blijft branden en gaat pas uit wanneer de alarmtoestand beëindigd is. Het waarschuwingssysteem is dan weer gebruiksklaar.
-
-
-
Deuralarm
Als de toesteldeur van de vrieszone langer dan ca. 60 seconden open blijft staan, weerklinkt het waarschuwings signaal.
16
-
Superfrost gebruiken
Functie Superfrost
Om verse levensmiddelen optimaal in te vriezen, dient u eerst de functie Superfrost in te schakelen.
Op die manier worden de levensmid delen snel doorvroren en blijven de voedingswaarde, de vitamines, het ui terlijk en de smaak behouden.
Uitzonderingen:
Als u reeds ingevroren levensmid
delen in het toestel plaatst.
Als u dagelijks slechts maximaal 2 kg
levensmiddelen plaatst.
Superfrost inschakelen
De functie Superfrost dient u 6 uur vóór het plaatsen van de in te vriezen
levensmiddelen in te schakelen. Als u het maximale invriesvermogen wenst te gebruiken, dient u 24 uur vooraf de functie Superfrost in te schakelen!
-
-
-
Superfrost uitschakelen
De functie Superfrost wordt automa tisch na ca. 65 uur uitgeschakeld. Het controlelampje gaat uit en het toestel werkt weer met het normale koelvermo gen.
Om energie te sparen, kunt u de functie Superfrost zelf uitschakelen zodra er een constante temperatuur van min stens -18 °C in de vrieszone bereikt is. Controleer de temperatuur in het toe stel.
Druk op de Superfrost-toets, zodat
^
het controlelampje uitgaat.
De koeling van het toestel werkt weer met het normale vermogen.
-
-
-
-
^
Druk op de Superfrost-toets, zodat het controlelampje aangaat.
De temperatuur in het toestel daalt, want het toestel werkt met het maxi male koelvermogen.
-
17
De koelzone goed gebruiken
Verschillende koelgedeelten
Door de natuurlijke luchtcirculatie is de temperatuur in de koelzone niet overal gelijk. De koude, zware lucht daalt naar het onderste gedeelte van het toestel. Gebruik de verschillende koelgedeelten wanneer u levensmiddelen in het toe stel plaatst!
-
Bewaar geen explosieve stoffen en geen producten met brandbare drijf gassen (bijv. spuitbussen) in het toestel. Ontploffingsgevaar!
Sterke drank met een hoog alcohol percentage enkel rechtop en goed afgesloten in het toestel plaatsen.
-
-
Warmste gedeelte
Het warmste gedeelte van de koelzone bevindt zich bovenaan aan de deur. Gebruik dat gedeelte bijv. om boter te bewaren, zodat ze gemakkelijk smeer baar blijft, en voor kaas, zodat hij zijn aroma niet verliest.
Koudste gedeelte
Het koudste gedeelte van de koelzone bevindt zich direct boven de fruit- en groentebakken.
Gebruik dit gedeelte voor alle gevoe­lige en snel bederfbare levensmid­delen, zoals:
vis, vlees, gevogelte,
worst, kant-en-klaargerechten,
gebak en gerechten met eieren of slagroom
vers deeg, taart-, pizza- quichedeeg,
kaas en andere producten op basis van verse melk,
Als u in het toestel of in de deur vet­of oliehoudende levensmiddelen be waart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlopend vet of uitlopen
-
de olie niet in contact komt met de kunststofonderdelen. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
De levensmiddelen mogen niet te­gen de achterwand komen. Ze kun­nen anders aan de achterwand vast­vriezen.
Plaats de levensmiddelen niet te dicht tegen elkaar zodat er gemak kelijk lucht tussen kan circuleren. Dek de ventilator op de achterwand niet af - die is belangrijk voor het koelvermogen!
-
-
-
in folie verpakte, bereide groenten en in het algemeen alle verse levens middelen waarvan de minimale houdbaarheidsdatum is gebaseerd op een bewaartemperatuur van min stens 4 °C.
18
-
-
De koelzone goed gebruiken
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden
Niet alle levensmiddelen kunnen in de koelkast bewaard worden. Daartoe be horen onder andere:
fruit en groenten die gevoelig zijn
voor koude, zoals bananen, avocado’s, papaja’s, passievruchten, aubergines, paprika’s, tomaten en augurken
fruit dat nog verder moet rijpen,
aardappelen,
– harde kazen (parmezaan).
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt
De belangrijkste voorwaarde om le­vensmiddelen lang te kunnen bewaren, is hun versheid. Dat is van het grootste belang voor de bewaartijd van de prod­ucten. De koelketen mag indien moge­lijk niet onderbroken worden. Let er bijv. op dat de levensmiddelen niet te lang in een warme auto blijven liggen. Wanneer het verouderings- of bederfproces ingezet is, kan dat niet meer ongedaan gemaakt worden. Een onderbreking van de koeling geduren de twee uur zet het bederf al in gang.
-
Levensmiddelen juist bewaren
Levensmiddelen moet u altijd goed ver pakt of goed afgedekt bewaren. Zo ver mijdt u dat de levensmiddelen vreemde
­geuren opnemen of gaan uitdrogen.
Tegelijk voorkomt u de overdracht van eventuele bacteriën. Een correcte instelling van de temperatuur en een aangepaste hygiëne vertragen de vermenigvuldiging van bacteriën zoals salmonella.
Fruit en groenten
Fruit en groenten kunt u wel onverpakt in de fruit- en groentebakken bewaren. Hou er echter rekening mee dat niet alle fruit- en groentesoorten samen in één bak bewaard kunnen worden. Enerzijds worden er geurtjes en smaken overgedragen (worteltjes bijv. nemen snel de smaak en geur van uien over), anderzijds geven heel wat le­vensmiddelen een natuurlijk gas (ethyleen) vrij waarop andere levens­middelen heel gevoelig reageren zodat ze sneller slecht worden.
Voorbeelden van fruit en groenten die veel gas vrijgeven:
appelen, abrikozen, peren, nectari nes, perziken, pruimen, avocado’s, vijgen, bosbessen, meloenen, bo nen.
-
-
-
-
19
De koelzone goed gebruiken
Voorbeelden van fruit en groenten
die zeer gevoelig reageren op het natuurlijke gas van andere soorten fruit en groenten:
kiwi’s, broccoli, bloemkool, spruiten, mango’s, honingmeloenen, appelen, abrikozen, augurken, tomaten, pe ren, nectarines, perziken.
Voorbeeld : broccoli mag u niet sa men met appels bewaren omdat ap pels veel gas vrijgeven en broccoli daar zeer gevoelig op reageert. Het gevolg is dat u de broccoli minder lang kunt bewaren dan eigenlijk mo gelijk is.
Onverpakte dierlijke en plantaardige levensmiddelen
Onverpakte dierlijke en plantaardige le­vensmiddelen moet u van elkaar schei­den. Als de levensmiddelen samen be­waard moeten worden, dan moeten ze in elk geval verpakt zijn. Op die manier voorkomt u dat er microbiologische ver­anderingen optreden.
-
-
Vlees
Bewaar vlees onverpakt. (Folie en reci piënten openen.) De uitdroging van het vleesoppervlak remt de kiemvorming af en zorgt daardoor voor een betere houdbaarheid. Verschillende vlees soorten mogen niet rechtstreeks met el kaar in contact komen, maar moeten al tijd door een verpakking worden ge scheiden. Daardoor wordt vroegtijdige
­bederving door kiemoverdracht verme
den.
-
-
-
-
-
-
-
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten
Merk op dat levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten sneller bederven. Schaal- en schelpdieren bederven dus sneller dan vis, terwijl vis sneller bederft dan vlees.
20
De legplaten verplaatsen
De binnenruimte indelen
U kunt de legplaten in overeenstem ming met de hoogte van de te koelen levensmiddelen verplaatsen:
Til de legplaat eventjes op en trek ze
^
iets naar voren. Schuif ze met de uit sparing over de steunribben en ver plaats ze naar boven of naar onde ren.
De achterste boord van de legplaat moet naar boven wijzen zodat de le vensmiddelen niet tegen de achter wand rusten en daaraan kunnen vast vriezen.
Schuifstoppen voorkomen dat de legplaten ongewild uit het toestel ge­trokken worden.
-
-
-
-
-
-
Tweedelige legplaat
Om hoge waren, zoals hoge flessen of recipiënten, te kunnen plaatsen, is er een tweedelige legplaat, waarvan u het voorste deel voorzichtig onder het ach terste deel kunt schuiven:
-
plaatst u de twee houders links en
^
rechts op de steunribben op de ge wenste hoogte,
en schuift u de glazen platen na el
^
kaar in het toestel. De glazen plaat met de aanslagboord moet achteraan lig­gen!
Rek/flessenrek verplaatsen
^ Schuif het rek/flessenrek naar boven
en haal het uit het toestel.
^ Plaats het rek/flessenrek op de ge-
wenste plaats weer in het toestel.
-
Zorg er daarbij voor dat het goed op de verhogingen vast gedrukt wordt.
-
-
^
til voorzichtig de achterste helft van de glazen legplaat omhoog.
^
til gelijktijdig de voorste helft van de glazen plaat lichtjes op en schuif die vervolgens voorzichtig onder de ach terste helft.
Om de halve glazen platen te ver plaatsen,
^
neemt u de twee halve glazen platen uit het toestel,
-
-
21
Invriezen en bewaren
Maximaal invriesvermogen
Om de levensmiddelen zo snel mogelijk tot in de kern in te vriezen, mag het maximale invriesvermogen niet worden overschreden. Het maximale invriesver mogen binnen 24 uur is vermeld op het typeplaatje "Invriesvermogen...kg/24 u".
Het maximale invriesvermogen dat ver meld staat op het typeplaatje is geba seerd op de Duitse norm DIN EN ISO
15502.
-
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren?
Verse levensmiddelen moeten zo snel mogelijk volledig worden doorvroren, zodat de voedingswaarde, de vitamines, het uitzicht en de smaak be­houden blijven.
Hoe langzamer de levensmiddelen wor­den doorvroren, hoe meer vloeistof er uit elke cel naar de tussenruimten loopt. De cellen krimpen. Tijdens het ontdooien kan slechts een deel van de voordien vrijgekomen vloei stof naar de cellen terugvloeien. In de praktijk betekent dit dat de levensmiddelen veel vocht verliezen. Dat kunt u zelf vaststellen: tijdens het ontdooien vormt er zich immers een grote waterplas rond het levensmiddel.
senruimten was gelopen, terugkeren naar de cellen, zodat het vochtverlies zeer gering is. Er vormt zich slechts een kleine waterplas!
-
Diepvriesproducten bewaren
Als u diepvriesproducten wenst te be waren, controleert u tijdens de aankoop
­in de winkel
de verpakking op beschadigingen,
de houdbaarheidsdatum en
de koelzonetemperatuur van de
winkeldiepvries. Als de koelzonetemperatuur warmer is dan
-18 °C, wordt de houdbaarheid van de diepvriesproducten korter.
^ Koop diepvriesproducten pas op het
einde van het winkelen, en transpor­teer ze in krantenpapier of in een koelzak.
^ Plaats de diepvriesproducten onmid-
dellijk in het toestel.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le vensmiddelen niet opnieuw invrie
­zen. Pas nadat u de levensmiddelen
heeft verwerkt (koken of braden), kunt u ze opnieuw invriezen.
-
-
-
Als het levensmiddel snel wordt doorvroren, heeft de celvloeistof minder tijd om uit de cellen naar de tussen ruimten te lopen. De cellen krimpen veel minder. Tijdens het ontdooien kan de kleine hoeveelheid vloeistof die naar de tus
22
-
-
Invriezen en bewaren
Zelf levensmiddelen invriezen
Vries uitsluitend verse levensmiddelen in perfecte staat in!
Hou bij het invriezen rekening met het volgende
Onderstaande levensmiddelen kun
nen ingevroren worden: vers vlees, gevogelte, wild, vis, groenten, kruiden, onbewerkt fruit, zuivelproducten, bakkerijproducten, voedselresten, eigeel, eiwit en talrijke kant-en-klaargerechten.
– Volgende levensmiddelen zijn niet
geschikt om in te vriezen: wijndruiven, bladsalade, radijsjes, ramenas, zure room, mayonaise, vol­ledige eieren in de schaal, uien, vol­ledige onbewerkte appelen en pe­ren.
– Om de kleur, de smaak, het aroma
en de vitamine C te behouden, moet u groenten blancheren voor u ze in­vriest. Doe de groenten in porties ge durende2-3minuten in kokend wa ter. Neem de groenten daarna uit het water en koel ze snel in koud water af. Laat de groenten uitdruppen.
Mager vlees is beter geschikt om in te vriezen dan vet vlees en kan veel langer worden bewaard.
-
-
-
smaakintensiteit van sommige kruiden verandert tijdens het invrie zen.
Warme schotels of dranken eerst bui
ten het toestel laten afkoelen, om te voorkomen dat reeds bevroren le vensmiddelen gedeeltelijk ontdooien en dat het stroomverbruik stijgt.
Verpakken
Vries per portie in.
^
Geschikte verpakking
- Kunststoffolie
- Buisfolie uit polyethyleen
- Aluminiumfolie
- Diepvriesdozen
Ongeschikte verpakking
- Pakpapier
- Perkamentpapier
- Cellofaan
- Vuilniszakjes
- Gebruikte winkelzakjes
^
Druk de lucht goed uit de verpak king.
^
Sluit de verpakking goed af met
- elastiekjes
- kunststofclips
- touw of
- koudebestendige kleefband.
-
-
-
-
Plaats telkens een folie uit kunststof tussen koteletten, steaks, schnitzels enz. Zo vermijdt u dat ze tot één blok samen vriezen.
Rauwe levensmiddelen en geblan cheerde groenten voor het invriezen niet kruiden en zouten, schotels slechts lichtjes kruiden en zouten. De
Zakjes en buisfolie uit polyethyleen kunt u ook met een folielasapparaat dichtlassen.
^
Noteer de inhoud en de invriesdatum
-
op de verpakking.
23
Invriezen en bewaren
Voor u de levensmiddelen in het toestel legt
Als u meer dan 2 kg verse levens
^
middelen dient in te vriezen, dient u enige tijd vooraf de functie Superfrost in te schakelen (zie "Superfrost ge bruiken"). De levensmiddelen die al in het toe stel liggen, krijgen zo een koudere serve.
Hoe de levensmiddelen in het toestel plaatsen
U kunt de levensmiddelen overal in de vrieszone invriezen.
Plaats grote hoeveelheden rechtstreeks op de glazen platen, omdat de levens­middelen daar zeer snel en dus dege­lijk worden ingevroren. Daartoe kunt u de twee bovenste vriesladen uitnemen. Als u de bovenste vrieslade uitneemt, dient u erop te letten dat de ventilatorgleuven aan de achterzijde van het toestel niet worden afgedekt. Ze zijn belangrijk voor een goede wer king!
-
-
-
-
-
Leg de levensmiddelen droog in het
^
toestel om te vermijden dat ze aan el kaar of aan het toestel vastvriezen.
In te vriezen levensmiddelen mogen niet in aanraking komen met reeds ingevroren levensmiddelen. Anders zouden deze ontdooien.
Grote stukken plaatsen
Als u grote levensmiddelen zoals een gans of wild in het toestel wilt plaatsen, kunt u ook de glazen platen tussen de vriesladen uitnemen. Daartoe
^ de twee bovenste vriesladen uitne-
men en de glazen plaat lichtjes optil­len en langs voren uittrekken!
-
De onderste vrieslade moet altijd in het toestel blijven.
Elke vrieslade en elke glazen plaat kan met maximaal 25 kg worden be last!
^
Plaats de levensmiddelen naast el kaar op de bodem van de vriesladen of op de glazen platen in de vrieszo ne, zodat de levensmiddelen zo snel mogelijk tot in de kern worden ingevroren.
24
-
-
-
Invriezen en bewaren
Ingevroren levensmiddelen ontdooien
Ingevroren levensmiddelen kunt u op verschillende manieren ontdooien
in de microgolfoven,
in de gewone oven met de modus
"hete lucht" of "ontdooien",
bij kamertemperatuur,
in de koelkast (de afgegeven koude
wordt gebruikt om de levensmid delen te koelen),
in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen licht ontdooid in een hete pan worden gelegd.
Bij het ontdooien van stukken vlees en vis (bijv. gehakt, kip, visfilet) moet u er­voor zorgen dat ze niet in aanraking komen met andere levensmiddelen. Vang het ontdooiwater op en verwijder het zorgvuldig.
Fruit kan bij kamertemperatuur in de verpakking of in een afgedekte schotel worden ontdooid.
Groenten kunnen over het algemeen in bevroren toestand in het kokende water worden gedaan of in heet vet worden gestoofd. Wegens de gewijzigde celstructuur is de bereidingstijd iets korter dan bij verse groenten.
-
IJsblokjes maken
Vul het bakje voor ijsblokjes voor drie
^
kwart met water en plaats het op de bodem van het vriesvak.
Gebruik een stomp voorwerp, bijv.
^
een lepelsteel, om een vastgevroren bakje voor ijsblokjes los te maken.
^ De ijsblokjes komen gemakkelijk los
uit het bakje als u het kort onder stro­mend water houdt.
Dranken snel koelen
Bewaar geen blikjes en flessen met koolzuurhoudende dranken of met vloeistoffen die kunnen bevriezen in de vrieszone. De blikjes of flessen kunnen uit elkaar springen.
Als u flessen (alleen dranken zonder koolzuur) snel in de diepvries wenst te koelen, moet u ze uiterlijk na één uur weer uit het toestel halen. De flessen kunnen ontploffen.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le vensmiddelen niet opnieuw invrie zen. Pas nadat u de levensmiddelen heeft verwerkt (koken of braden), kunt u ze opnieuw invriezen.
-
-
25
Automatisch ontdooien
Koelzone
De koelzone ontdooit automatisch.
Terwijl de compressor draait, kunnen er rijp en waterpareltjes op de achterzijde van de koelzone ontstaan. Die hoeft u niet te verwijderen omdat ze automa tisch verdampen door de warmte van de compressor.
Het dooiwater loopt via een dooiwatergoot en door een dooiwaterafvoerbuis naar een verdampsysteem aan de achterzijde van het toestel.
Zorg ervoor dat het dooiwater altijd ongehinderd kan weglopen, door het gootje en de afvoeropening voor het dooiwater schoon te houden.
-
Vrieszone
Het toestel is uitgerust met een NoFrost-systeem, waardoor het toestel automatisch wordt ontdooid.
De geproduceerde vochtigheid zet zich af op het verdampsysteem, wordt re gelmatig automatisch ontdooid en verdampt.
Door het automatisch ontdooien blijft de vrieszone altijd ijsvrij. De levensmiddelen vriezen dankzij dit speciale systeem niet vast!
-
26
Zorg ervoor dat er geen water in de temperatuurregelaar of de ver lichting komt.
Er mag geen reinigingswater door de afvoeropening voor het dooiwater lopen.
Gebruik geen stoomreiniger. De stoom kan terechtkomen op onder delen van het toestel die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Het typeplaatje in het toestel mag niet worden verwijderd. De informa­tie op dit plaatje is belangrijk in ge­val van een storing.
-
-
Reinigen
schurende harde sponsen en bor
stels (bijv. schuursponsen),
speciale "wondersponsen",
scherpe metaalschrapers!
Vóór het reinigen
Schakel het toestel uit.
^
Trek de stekker uit of schakel de be
^
treffende zekering in uw zekeringenkast uit.
Haal de levensmiddelen uit het toe
^
stel en bewaar ze op een koele plaats.
^ Neem alle onderdelen die uit het toe-
stel genomen kunnenworden uit het toestel om ze te reinigen.
-
-
-
Om schade aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende mid­delen niet worden gebruikt om de op­pervlakken te reinigen:
– reinigingsmiddelen die soda, ammo-
niak, zuur of chloor bevatten,
kalkoplossende reinigingsmiddelen,
schurende reinigingsproducten, zo als schuurpoeder, schuurmelk, poetsstenen,
reinigingsmiddelen met oplosmiddel,
reinigingsmiddelen voor roestvrij staal,
afwasmiddelen voor de afwasauto maat,
ovensprays,
glasreinigers,
-
-
Binnenruimte, toebehoren
^ Reinig het toestel regelmatig (min-
stens 1 keer per maand).
Laat vuil niet aankoeken. Verwijder het onmiddellijk.
De binnenruimte en het toebehoren reinigt u het best met lauw water waarin u een beetje handafwasmid del doet.
De volgende onderdelen mogen wor den gereinigd in de afwasautomaat:
het botervlootje, de eiervakjes, het bakje voor ijsblokjes (afhankelijk van het model meegele verd)
de rekken/flessenrekken in de binnendeur
het boter- en kaasvak
-
-
-
27
Reinigen
De temperatuur van het gekozen af wasprogramma mag maximaal 55 °C bedragen! Kunststofonderdelen kunnen in de afwasautomaat verkleuren door con tact met bepaalde natuurlijke kleur stoffen, bijv. in wortels, tomaten en ketchup. Deze verkleuring heeft geen invloed op de stabiliteit van de desbetreffen de onderdelen.
Reinig de legplaten en de vakken
^
van de binnenruimte met de hand. Deze mogen niet worden gereinigd in de afwasautomaat!
^ Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater regelmatig met een wattenstaafje of iets derge­lijks, zodat het dooiwater ongehin­derd kan weglopen.
^ Ga na de reiniging met een doek die
met schoon water is vochtig gemaakt over de binnenruimte en het toebeho ren. Wrijf vervolgens alles droog met een doek. Laat de deuren van het toestel korte tijd openstaan.
Openingen voor luchttoevoer en -afvoer
^
Reinig alle openingen voor luchttoe voer en -afvoer regelmatig met een borsteltje of een stofzuiger. Wanneer er zich stof ophoopt, verhoogt het energieverbruik.
-
Deurdichting
­Behandel de deurdichting niet met olie of vet. Anders wordt ze na ver loop van tijd poreus.
­Reinig de deurdichting regelmatig uit sluitend met schoon water en droog ze daarna grondig met een doek.
-
Na het reinigen
Plaats alle onderdelen in de koelzo
^
ne.
Sluit de toesteldeur.
^
^ Steek de stekker van het toestel weer
in het stopcontact of schakel de des­betreffende zekering in uw zekeringenkast weer in, en schakel het toestel weer in.
^ Schakel de functie Superfrost in, zo-
dat de vrieszone snel koud wordt. Het controlelampje gaat aan.
^ Schuif de vriesladen met de levens-
­middelen in de vrieszone zodra de
temperatuur in de vrieszone laag ge noeg is.
^
Schakel de functie Superfrost uit door op de Superfrost-toets te drukken, zodra er een constante temperatuur van minstens -18 °C in de vrieszone
-
is bereikt. Het controlelampje gaat uit.
-
-
-
-
28
Wat gedaan als...?
Reparaties aan elektrische toestellen mag u enkel en alleen door een er kend vakman laten uitvoeren. Door ondeskundig uitgevoerde reparaties kunnen er niet te onderschatten risico’s voor de gebruiker ontstaan.
Volgende storingen kunt u echter zelf verhelpen:
Wat gedaan als...
. . . het toestel niet koelt?
^ Ga na of de temperatuurregelaar op
een andere instelling dan "0" staat.
^ Ga na of de stekker van het toestel
goed in het stopcontact zit.
^ Controleer of de zekering op uw elek-
trische installatie uitgeschakeld is. Als dit het geval is, doet u een be­roep op de Technische Dienst van Miele.
...detemperatuur in de koel- of vrieszone te koud is?
^
Zet de temperatuurregelaar op een kleinere stand.
^
De functie Superfrost is nog actief, het controlelampje brandt. Superfrost schakelt automatisch uit na ca. 65 uur.
^
Ga na of de toesteldeuren goed ge sloten zijn.
^
Werd een grote hoeveelheid levens middelen in één keer ingevroren? Omdat de compressor daardoor zeer lang werkt, daalt de temperatuur in de koelzone automatisch.
-
-
-
...dedeur van de vrieszone niet ver schillende keren na elkaar kan wor den geopend?
Dit is geen storing. Door de zuigende
^
werking kunt u de deur pas na enige tijd zonder extra moeite openen.
...deinschakelfrequentie en inschakelduur van de compressor toenemen?
Ga na of de luchttoevoeropening on
^
deraan in de voet van de kast en de luchtafvoeropening bovenaan in de ombouwkast afgesloten of verstopt zijn.
^ De toesteldeuren werden vaak geo-
pend of er werden grote hoeveelhe­den verse levensmiddelen geplaatst of ingevroren.
^ Ga na of de toesteldeuren goed slui-
ten.
. . . het ingevroren voedsel ontdooit omdat het te warm is in de vrieszo ne?
^
Is de kamertemperatuur lager dan die waarvoor uw toestel ontworpen is?
Verhoog de kamertemperatuur.
De compressor schakelt minder vaak in als de kamertemperatuur te laag ligt. Daardoor kan het te warm worden in de vrieszone.
-
-
-
-
29
Wat gedaan als...?
...delevensmiddelen vastgevroren zijn?
Maak de levensmiddelen los met een stomp voorwerp, bijv. een lepelsteel.
. . . het waarschuwingssignaal weer klinkt en het waarschuwingscontrolelampje knip pert?
De vrieszone is, afhankelijk van de tem peratuur die is ingesteld met de tempe ratuurregelaar, te warm, omdat
de toesteldeur vaak werd geopend of
^
grote hoeveelheden verse levensmid­delen werden ingevroren.
^ de temperatuurregelaar op een ho-
gere instelling werd gedraaid terwijl het toestel nog niet de overeenkom­stige temperatuur had bereikt.
^ de ventilatieopeningen afgedekt wer-
den.
Als de storingen verholpen zijn, gaat het waarschuwingscontrolelampje uit en stopt het waarschuwingssignaal.
. . . het controlelampje van de Super frost-toets samen met de tempera tuurindicator knippert?
Er zit een storing in het toestel. Doe een beroep op de Technische Dienst van Miele.
-
-
-
...debinnenverlichting in de koelzo ne niet meer werkt?
Was de deur van de koelzone geduren de lange tijd geopend? De verlichting schakelt automatisch uit als de deur 15 minuten geopend is gebleven.
Als de binnenverlichting ook niet werkt als de deur maar eventjes open gaat, maar de temperatuurindicator werkt wel, dan is het gloeilampje defect.
-
­Trek de stekker uit of schakel de
^
zekering op uw elektrische installatie uit.
^ Neem de afdekking van de lamp
langs boven en onderen vast (1) en trek ze naar voren weg (2).
^
Draai de gloeilamp uit de houder.
-
Daarvoor moet u een beetje kracht zetten omdat u de tegenstand van de veiligheidsschijf moet overwinnen.
-
-
. . . het Superfrost-controlelampje niet brandt, maar de compressor draait?
Het controlelampje is defect. Doe een beroep op de Technische Dienst van Miele.
30
Vervang de gloeilamp.
^
Aansluitgegevens van de gloeilamp: 220 - 240 V, voet E 14. Het vereiste vermogen (Watt) leest u van de defecte gloeilamp af.
^ Draai de nieuwe gloeilamp in de hou-
der. Let erop dat de zitting van de veiligheidsschijf a zuiver is.
^ Breng de afdekking van de lamp
langs achteren weer aan en klik ze langs de zijkanten vast.
Wat gedaan als...?
...debodem van de koelzone nat is?
De afvoeropening voor het dooiwater zit verstopt.
^
Reinig het gootje en de opening voor het dooiwater.
Als u de storing niet kunt verhelpen aan de hand van deze aanwijzingen, dient u een beroep te doen op de Technische Dienst van Miele. Om het koudeverlies zo beperkt mo gelijk te houden, opent u indien mo gelijk de deur van het toestel niet tot de storing verholpen is.
-
-
31
Waar bepaalde geluiden vandaan komen
Heel normale geluiden Waar komen ze vandaan?
Brrrrr... Gebrom komt van de motor (compressor). Dat kan even wat har
der worden terwijl de motor ingeschakeld wordt.
Blubb, blubb.... Geborrel, geklots of gezoem komt van het koelmiddel dat door
de buisjes vloeit.
Klik.... U hoort een klik telkens als de thermostaat de motor in- of uit
schakelt.
Sssrrrrr.... Bij toestellen met verschillende zones of bij No-Frostmodellen
kan u een zacht geruis horen van de luchtstroming in de binnen ruimte van het toestel.
Krak.... Wanneer het materiaal in uw toestel uitzet kan men gekraak ho
ren.
Bedenk echter dat motor- en stromingsgeluiden in de koelingskringloop niet te vermijden zijn!
-
-
-
-
Geluid waaraan u vlot kan verhelpen
Geklepper, gerammel, gerinkel Het toestel staat niet waterpas: Stel het toestel waterpas.
Waar komt het vandaan en wat kan u ertegen doen?
Schroef de voetjes in of uit het toestel of leg iets onder het toe­stel.
Het toestel raakt andere toestellen of meubels aan: Schuif het toestel van de meubels of andere toestellen weg.
Laden, korven of legplaten trillen of knellen: Controleer de uit neembare onderdelen en zet ze eventueel opnieuw op hun plaats.
Flessen of recipiënten raken elkaar: Schuif de flessen of reci piënten wat uit elkaar.
De snoerhouder hangt nog tegen de achterzijde van het toe stel: Neem de snoerhouder weg.
32
-
-
-
Technische Dienst van Miele/garantie
Neem in geval van storingen die u zelf niet kan verhelpen, contact op met
uw Miele-handelaar
^
of
de Technische Dienst van Miele.
^
Het adres en de telefoonnummers van onze Technische Dienst vindt u op de rugzijde van deze gebruiksaanwijzing.
Wanneer u daar een beroep op doet, geef dan a.u.b. altijd het type- en het machinenummer van uw toestel op. Deze gegevens vindt u op het type plaatje binnen in het toestel.
Duur en voorwaarden van de garantie
De duur van de garantie bedraagt 2 jaar.
Meer informatie over de garantievoor­waarden kan u bekomen op onze site of per telefoon bij Miele. Zie keerzijde van deze gebruiksaanwijzing.
-
33
Elektrische aansluiting
Dit toestel wordt aansluitklaar geleverd, is dus voorzien van snoer en stekker. Het apparaat is geschikt om te worden aangesloten op eenfasige stroom 220 ­240 V, 50 Hz. Dit toestel mag enkel op een degelijk geaard stopcontact wor den aangesloten.
Om de veiligheid te verhogen, verdient het aanbeveling een verliesstroomscha kelaar met een uitschakelstroom van 30 mA voor het toestel te schakelen.
U dient smeltveiligheden van 10 A te voorzien.
Plaats het stopcontact naast of vlakbij het toestel. Dat dient vlot toegankelijk te zijn.
Gebruik geen verlengsnoeren om het toestel op het stroomnet aan te sluiten. Die waarborgen niet de nodige veilig­heid. Er is risico van oververhitting.
-
-
Sluit uw toestel niet aan op stroomom­zetters die bij apart werkende stroom­voorziening worden gebruikt, bv. bij zonne-energie. Bij het inschakelen van uw toestel kunnen er anders span ningspieken optreden waardoor het voor uw veiligheid wordt uitgeschakeld. Daardoor kan de elektronische bestu ring echter schade oplopen!
Gebruik uw toestel ook niet met zoge heten stroomsparende stekkers. Daardoor wordt de stroomtoevoer naar het toestel immers beperkt zodat het toestel te warm wordt.
Dient het aansluitsnoer te worden vervangen, dan mag dat enkel worden uitgevoerd door een erkend elektricien.
34
-
-
-
Een niet-ingebouwd toestel kan kan
-
telen!
Opstelplaats
Kies geen opstelplaats vlak naast een fornuis, een verwarming of in de omge ving van een venster met directe inval van zonnestralen. Hoe hoger de omge vingstemperatuur, hoe langer de com pressor moet werken, waardoor er meer stroom wordt verbruikt. Een droge, verluchtbare ruimte is het meest geschikt.
Klimaatklasse
Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse (bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder­en bovengrens moeten worden gerespecteerd. De klimaatklasse is ver­meld op het typeplaatje aan de binnen­zijde van het toestel.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
van +10 ? tot +32 ? van +16 ? tot +32 ? van +16 ? tot +38 ? van +16 ? tot +43 ?
-
Montagerichtlijnen
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht aan de achterkant van het toe stel wordt opgewarmd. Daarom moet het inbouwmeubel zo geconstrueerd zijn dat de luchttoevoer en luchtafvoer niet gehinderd worden.
­De lucht wordt via de voet van de
keukenkast aangevoerd.
­Met het oog op de luchttoevoer en
luchtafvoer moet er langs de achterzij de van het toestel een afvoerkanaal van minimum 38 mm diep voorzien zijn. De diameter van de verluchting en de verluchting onder het plafond moet overal minstens 200 de opgewarmde lucht ongehinderd kan wegstromen. Anders moet de compres­sor harder werken, waardoor het stroomverbruik toeneemt.
De verluchtingsopeningen mogen niet afgedekt of afgesloten worden. Bovendien moeten ze regelmatig gereinigd worden.
2
bedragen zodat
-
-
Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor gedurende lange tijd niet werkt. Dit kan tot te hoge temperaturen in het toestel leiden, zo
­dat de levensmiddelen eventueel zelfs beginnen te ontdooien!
35
Montagerichtlijnen
Voor u het toestel inbouwt
Voor u het toestel inbouwt, verwijdert
^
u de opvullijst, de boordband en het andere toebehoren uit het toestel of van de achterzijde van het toestel.
Neem in geen geval de
^
afstandshouders van de achterzijde van het toestel weg. Die zorgen er­voor dat de noodzakelijke afstand tussen de achterzijde en de muur be­waard blijft.
^ Verwijder de kabelhouder aan de
achterzijde van het toestel.
^ Controleer of de onderdelen aan de
achterzijde van het toestel nergens tegenaan kunnen komen. Buig ze zo nodig voorzichtig de andere kant op.
36
Inbouwafmetingen
KDN 9713 iD KDN 9713 i-1
Vrieszone Hoogte van de nis
AB
669 1772 - 1788
37
Het veranderen van de draairichting van de deur
Voor u het toestel inbouwt, dient u na te gaan naar welke zijde de deuren moe ten opengaan. Als de scharnieren links moeten staan, moet u ze verplaatsen.
Om de deurscharnieren te ver plaatsen, heeft u torx- schroevendraaiers van verschil lende grootte nodig, alsook een sleufschroevendraaier!
Open de beide toesteldeuren.
^
-
-
Let op! De onderste toesteldeur kan vallen!
-
Neem de onderste toesteldeur langs
^
boven af.
Schroef de bovenste lagersteun g
^
los en schroef hem op de tegenover gestelde zijde met dezelfde schroe ven weer vast.
Schroef de lagersteun in het midden
^
h los en schroef hem op de tegen overgestelde zijde met dezelfde schroeven weer vast.
Neem de onderste lagerbout e sa
^
men met de schijf f weg en breng ze beide op de tegenovergestelde zijde aan.
^ Plaats de toesteldeur op de onderste
lagerbout i. Vergeet de schijf j niet.
^ Plaats de lagerbout in het midden f
in de lagersteun h en schroef hem vast.
-
-
-
-
^
Neem de afdekkingen a, b en c naar voren toe af.
^
Schroef de lagerbout uit de bovenste toesteldeur e.
^
Kantel de bovenste toesteldeur en neem ze langs boven weg.
^
Schroef de lagerbout f uit het mid den.
38
^
Plaats de toesteldeur op de lager bout in het midden f.
^
Breng de bovenste lagerbout e in het buitenste gat van de lagersteun g in het deurlager aan en schroef hem vast.
^
Plaats de afdekkingen a, b en c telkens 180° gedraaid op de tegen overgestelde zijde.
^
Plaats de stoppen d op de tegen overliggende zijde.
-
-
-
-
Alle montagestappen zijn beschre ven voor een toestel met de deur scharnieren rechts. Als u de deur scharnieren links gemonteerd hebt, moet u daarmee bij de verschillende montagestappen rekening houden.
-
-
-
Inbouw in een scheidingswand
Als het toestel in een scheidingswand wordt ingebouwd, moet de achterzijde van de inbouwnis ter hoogte van het toestel afgedekt worden.
De inbouwnis uitlijnen
Het toestel inbouwen
Het toestel voorbereiden
Schuif de opvullijst a (noppen naar
^
onderen) in de gleuf en haak ze met de noppen in de sleutelgaten b vast. De opvullijst ligt daarbij vlak c te­gen de kant van het toestel langs waar de deur geopend wordt.
Voor u het toestel inbouwt, moet u de inbouwkast zorgvuldig met een waterpas uitlijnen. De hoeken van de kast moeten in een hoek van 90° ten opzichte van elkaar staan. Lijn de toe steldeur uit met behulp van de schar nieren.
-
-
39
Het toestel inbouwen
Het toestel inbouwen
^ Kleef de boordband a op de kant
van het toestel langs waar de deur open gaat. De boordband moet vlak met de voorzijde van de kast zitten. Snij de boordband af ter hoogte van de onderzijde van het bevestigings profiel b.
gekneld raakt wanneer u het toestel op zijn plaats schuift.
Schuif het toestel zover in de nis tot
^
de voorzijde van het bevestigings profiel b en de lagersteunen f en g in één lijn liggen met de meubel wand.
Regel langs beide kanten de hoogte
^
van het toestel met behulp van de regelschroef bovenaan h.
Draai de regelschroef i in het mid
^
den van de lagersteun j voorzichtig uit tot ze de zijwand van het meubel raakt.
-
-
-
-
^
Neem de afdekkingen c en d af.
^
Schroef het bevestigingsprofiel b met de schroeven e (4,8 x 16 mm) vast.
^
Schuif het toestel in de inbouwnis ­laat daarbij een gleuf van ong. 4 mm langs de kant waar de deur open gaat. Let erop dat de aansluitkabel niet
40
Het toestel inbouwen
Het toestel bevestigen en de meubeldeur monteren
^
Schuif het toestel met de zijde langs waar de deur open gaat tegen de meubelwand zodat de boordband samengedrukt wordt k.
^
Zet het toestel langs boven vast met de schroef l (4 x 19 mm) die door heen het bevestigingsprofiel b loopt
- duw daarbij het toestel tegen de meubelwand.
^
Zet het toestel in het midden vast door een schroef m doorheen de regelschroef te draaien.
^
Zet het toestel langs onderen vast met de schroeven n (4 x 36 mm) die doorheen de regelschroeven in de la gersteunen lopen.
Let erop dat alle schroefverbindingen
^
goed vast zitten.
Indien nodig verschuift u de opvullijst
^
o tot hij parallel met de bovenzijde van de kast staat. Hij mag niet uitste ken!
Klap het zijdeel van het bevestigings
^
profiel dicht b.
Duw de afdekkingen c en d terug
^
op hun plaats.
Sluit de openingen met de stoppen
^
p en q.
^ Monteer de deurkoppelingsprofielen
r volgens de hoogte van de greep op de toesteldeur met de schroef s (3,9 x 9,5 mm).
Bij tweedelige deuren monteert u indien gewenst meerdere deurkoppelingsprofielen.
^ Open de deuren volledig en schuif
de koppelingsrails t in de deurkoppelingsprofielen r.
^
Plaats de meubeldeur op de toestel deur en schroef de koppelingsrails t met de schroeven t (4 x 14 mm) op de meubeldeur. Daarbij moet de af
-
stand d (= wanddikte van de inbouw nis) tot de buitenzijde van de meu beldeur behouden worden.
^
Stel de deurkoppeling zo af dat de gesloten meubeldeur langs de kant van de greep niet volledig tegen de wand van de kast komt. Er moet een minimumafstand van 1 mm be waard blijven.
-
-
-
-
-
-
-
-
414243
Wijzigingen voorbehouden / 0212
KDN 9713 iD, KDN 9713 i-1
M.-Nr. 09 274 970 / 00
Loading...