Miele K 12010 S-2, K 12012 S-2, K 12020 S-1, K 12022 S-1, K 12023 S-2 User Manual [nl]

...
Page 1
Gebruiksaanwijzing en montage­handleiding
Koelkast K 12010 S-2, K 12012 S-2 K 12020 S-1, K 12022 S-1 K 12023 S-2, K 12024 S-2
Lees in elk geval de ge­bruiksaanwijzing voor u het toestel opstelt, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel. M.-Nr. 09 552 140
nl-BE
Page 2
Inhoud
Beschrijving van het toestel .........................................4
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu ...........................8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ..................................9
Hoe kunt u energie besparen? ......................................17
Het toestel in- en uitschakelen ......................................19
Bij langdurige afwezigheid ..........................................19
De juiste temperatuur .............................................20
...indekoelzone .................................................20
...inhetvriesvakje ................................................20
De temperatuur instellen ............................................21
Winterschakeling gebruiken (afhankelijk van het model) .................22
Koelzone juist gebruiken ..........................................23
Verschillende koelgedeelten .........................................23
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden....................24
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt ...................24
Levensmiddelen juist bewaren .......................................24
Fruit en groenten................................................24
Onverpakte dierlijke en plantaardige levensmiddelen ..................25
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten .............................25
Vlees .........................................................25
Binnenruimte indelen .............................................26
Legplaten verplaatsen ..............................................26
Rek/flessenrek verplaatsen ..........................................26
Invriezen en bewaren (afhankelijk van het model) ......................27
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren? ..............27
Diepvriesproducten bewaren ........................................27
Zelf levensmiddelen invriezen ........................................28
Hou bij het invriezen rekening met het volgende .......................28
Verpakken.....................................................28
Ca. 24 uur voordat u de levensmiddelen in het toestel legt, doet u het
volgende: .....................................................29
Hoe de levensmiddelen in het toestel plaatsen ........................29
Ca. 24 uur nadat u de levensmiddelen in het toestel hebt gelegd .........29
Ingevroren levensmiddelen ontdooien .................................29
IJsblokjes maken ..................................................30
Dranken snel koelen ...............................................30
Page 3
Inhoud
Ontdooien .......................................................31
Koelzone ........................................................31
Vriesvak .........................................................31
Reiniging........................................................33
Binnenruimte, toebehoren ...........................................33
Toesteldeuren, zijwanden ...........................................34
Ventilatieopeningen ................................................34
Deurdichting .....................................................35
Wat gedaan als...?..............................................36
Waar bepaalde geluiden vandaan komen .............................39
Service After Sales van Miele/garantie ...............................40
Duur en voorwaarden van de garantie ...............................40
Elektrische aansluiting ............................................41
Opstelinstructies .................................................42
Opstelplaats......................................................42
Klimaatklasse ..................................................43
Luchttoevoer en -afvoer.............................................43
Toestel met bijgeleverde wandafstandhouders ..........................43
Toestel opstellen ..................................................44
Toestel waterpas zetten.............................................44
Afmetingen van het toestel ..........................................45
De draairichting van de deur veranderen .............................46
De draairichting van de deur van het vriesvak veranderen .................47
Deurgreep verplaatsen .............................................47
Inbouw onder een doorlopend werkblad..............................49
Page 4
Beschrijving van het toestel
a Aan-uitknop/temperatuurregelaar
b Tuimelschakelaar voor winterschake-
ling (alleen bij toestellen met een vries­vak)
c Lichtcontactschakelaar
4
Page 5
K 12010 S-2, K 12012 S-2
Beschrijving van het toestel
a Vriesvak*
b Draagblad
(aantal afhankelijk van het model)
c Gootje en
afvoeropening voor het dooiwater
d fruit- en groentebakken
e Boter- en kaasvak
f Rek/eierhouder
g Aan-uitknop/temperatuurregelaar,
binnenverlichting en winterschakeling*
h Flessenrek
* afhankelijk het model
5
Page 6
Beschrijving van het toestel
K 12020 S-1, K 12023 S-2
a Draagblad
b Gootje en
afvoeropening voor het dooiwater
c fruit- en groentebakken
6
d Boter- en kaasvak
e Rek/eierhouder
f half rek*
g Aan-uitknop/temperatuurregelaar,
binnenverlichting en winterschakeling*
h Flessenrek
* afhankelijk het model
Page 7
K 12022 S-1, K 12024 S-2
Beschrijving van het toestel
a Vriesvak
b Draagblad
(aantal afhankelijk van het model)
c Gootje en
afvoeropening voor het dooiwater
d fruit- en groentebakken
e Boter- en kaasvak
f Rek/eierhouder
g half rek*
h Aan-uitknop/temperatuurregelaar,
binnenverlichting en winterschakeling
i Flessenrek
* afhankelijk het model
7
Page 8
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd materiaal ge­kozen dat door het milieu wordt verdra­gen en opnieuw kan worden benut.
Door de verpakking weer in kringloop te brengen, wordt er grondstof ge­spaard en verkleint de afvalberg. Geef deze stoffen dus niet met het gewone vuilnis mee. Breng ze liever naar het dichtstbijzijnde gemeentelijk container­park. Waar u dat vindt, komt u zeker bij uw gemeentebestuur aan de weet.
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap­paraten bevatten vaak nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functio­neren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde be­handeling kunnen deze stoffen schade­lijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Verwijder het afgedankte appa­raat dan ook nooit met het gewone af­val.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het af­danken van uw oud toestel, neem dan contact op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10, website: www.recupel.be
of
– uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus­sen kindveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.
8
Page 9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Dit toestel voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor­schriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter letsel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees deze gebruiks- en montageaanwijzing daarom eerst aan­dachtig door voordat u het toestel in gebruik neemt. U vindt er belangrijke opmerkingen omtrent opstelling, veiligheid, gebruik en onderhoud. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel.
Miele is niet aansprakelijk voor schade die ontstaan is doordat deze opmerkingen niet in acht werden genomen.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan wie het toestel eventueel na u gebruikt!
Juist gebruik
Dit toestel is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
~
gelijkaardige omgevingen. Dit toestel is niet bestemd voor gebruik buiten.
Gebruik het toestel uitsluitend in huishoudelijke context voor het
~
koelen en bewaren van levensmiddelen, het bewaren van diepvries­producten, het invriezen van verse levensmiddelen en het maken van ijsblokjes. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
9
Page 10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Het toestel is niet geschikt voor het bewaren en koelen van
~
geneesmiddelen, bloedplasma, laboratoriumpreparaten of andere gelijkaardige stoffen of producten die ten grondslag liggen aan de EU-richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen. Ver­keerd gebruik van het toestel kan leiden tot aantasting of bederf van de bewaarde producten. Bovendien is het toestel niet geschikt voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen. Miele is niet verantwoordelijk voor schade die wordt veroorzaakt door een ander gebruik dan wat hier wordt vermeld of door foutieve bediening.
Personen die door hun fysieke, zintuiglijke of geestelijke mogelijk-
~
heden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn dit toestel veilig te bedienen, moeten bij de bediening in het oog worden gehouden. Deze personen mogen het toestel zonder toezicht bedienen, maar alleen wanneer hun de bediening van het toestel zo uitgelegd is dat ze het veilig kunnen bedienen. Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen en begrijpen.
Kinderen in het huishouden
Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
~
worden gehouden, tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinderen vanaf acht jaar mogen het toestel zonder toezicht be-
~
dienen, maar alleen wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze het toestel veilig kunnen bedienen. Ze moeten de eventue­le risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen en begrijpen.
Kinderen mogen het toestel niet zonder toezicht reinigen of onder-
~
houden.
Hou kinderen die in de buurt van het toestel komen in het oog.
~
Laat kinderen nooit met het toestel spelen.
10
Page 11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gevaar voor verstikking! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen
~
in verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en daardoor verstikken. Hou kinderen uit de buurt van verpakkings­materiaal.
Technische veiligheid
Controleer vóórdat het toestel wordt geplaatst, of het toestel aan
~
de buitenkant zichtbaar beschadigd is. Is dat het geval, neem het toestel dan in geen geval in gebruik. Een beschadigd toestel kan uw veiligheid in gevaar brengen!
Is de aansluitkabel beschadigd, laat deze dan vervangen door
~
een vakman of vakvrouw die door Miele erkend is. Zo vermijdt u risi­co's voor wie het toestel gebruikt.
Dit toestel bevat het koelmiddel isobutaan (R600a), een natuurlijk
~
gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is. Het is niet schadelijk voor de ozonlaag en draagt niet bij tot het broeikaseffect. Het gebruik van dit milieuvriendelijke koelmiddel veroorzaakt wel een lichte verhoging van het werkingsgeluid. Naast werkingsgeluiden van de compressor kunnen er ook stromingsgelui­den te horen zijn die afkomstig zijn van het koelcircuit. Dat is jammer genoeg niet te vermijden, maar heeft geen invloed op de prestaties van het toestel. Let er bij het transporteren en het opstellen van het toestel op dat geen enkel onderdeel van het koelcircuit beschadigd raakt. Wegspattend koelmiddel kan tot oogletsels leiden! Bij beschadiging:
– Vermijd open vuur of ontstekingsbronnen,
– trek de stekker uit het stopcontact,
– verlucht het vertrek waarin het toestel staat gedurende enkele
minuten, en
– neem contact op met de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
11
Page 12
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Hoe meer koelmiddel er in een toestel zit, hoe groter de ruimte
~
moet zijn waarin het toestel wordt opgesteld. Bij een eventueel lek kan er in een te kleine ruimte een brandbaar mengsel van gas en lucht ontstaan. Per 8 g koelmiddel moet het vertrek minstens 1 m hoeveelheid koelmiddel is aangegeven op het typeplaatje in het toe­stel.
Een veilige werking van het toestel is alleen dan gewaarborgd als
~
het toestel overeenkomstig de gebruiksaanwijzing gemonteerd en aangesloten werd.
Vergelijk zeker eerst de aansluitgegevens (spanning en frequen-
~
tie) op het typeplaatje met die van uw elektrische installatie. Sluit daarna pas uw toestel aan. Deze gegevens dienen absoluut overeen te stemmen. Anders treedt er schade op aan uw toestel. Vraag bij twijfel inlichtingen aan een elektricien.
3
groot zijn. De
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen geen verlengkabels of
~
stopcontactenblokken om het toestel aan te sluiten. Die bieden niet voldoende veiligheidsgaranties. Er bestaat onder andere gevaar voor oververhitting.
De elektrische veiligheid van dit toestel wordt enkel gewaarborgd
~
als het wordt aangesloten op een volgens de voorschriften geïnstal­leerd aardsysteem. Het is heel belangrijk dat aan deze fundamente­le veiligheidsvoorwaarde is voldaan. Laat de elektrische installatie in uw woning bij twijfel door een elektricien controleren. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die werd veroorzaakt doordat de aardleiding onderbroken was of ge­woon ontbrak. Er bestaat in dat geval onder andere gevaar voor elektrische schokken.
12
Page 13
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Installatie-, onderhouds- en herstellingswerken mogen alleen wor-
~
den uitgevoerd door vakmensen die door de fabrikant erkend zijn. Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of herstellingswerken kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's ontstaan waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk kan worden ge­steld.
Laat u het toestel tijdens de garantieperiode herstellen, dan mag
~
dat enkel gebeuren door een technicus die door de fabrikant erkend is. Anders is er bij schade achteraf geen aanspraak meer op ga­rantie.
Tijdens installatie-, onderhouds- en herstellingswerken moet het
~
toestel van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Het toestel is pas stroomloos als aan een van deze voorwaarden werd voldaan:
– De stekker van het toestel is uitgetrokken. Trek daarbij niet aan de
kabel, wel aan de stekker.
– De desbetreffende zekering in uw zekeringkast is uitgeschakeld.
Laat defecte onderdelen enkel vervangen door originele Miele-
~
wisselstukken. Enkel dan bent u zeker dat ze ten volle voldoen aan de eisen die Miele qua veiligheid stelt.
Dit toestel mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een schip)
~
worden gebruikt.
13
Page 14
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Veilig gebruik
Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse
~
(bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder- en bovengrens moeten worden gerespecteerd. De klimaatklasse is ver­meld op het typeplaatje aan de binnenzijde van het toestel. Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor gedurende een lange tijd stilstaat, zodat het toestel de vereiste tem­peratuur niet kan aanhouden.
Dek de ventilatieopeningen van het toestel niet af.
~
Als deze openingen afgedekt zijn, kan er geen goede luchtcirculatie plaatsvinden. Het stroomverbruik stijgt en schade aan onderdelen kan niet worden uitgesloten.
Het tafelblad van het toestel heeft een kunststofrand. Zorg ervoor
~
dat eventueel uitlopend vet of uitlopende olie hiermee niet in contact komt. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
Raak bevroren levensmiddelen niet met natte handen aan. Uw
~
handen zouden kunnen vastvriezen. Gevaar voor verwonding!
Steek nooit ijsblokjes en ijslolly's, met name waterijsjes, in de
~
mond wanneer u ze net uit het vriesvak hebt gehaald. Door de zeer lage temperatuur van de bevroren levensmiddelen kunnen uw lippen of tong vastvriezen. Gevaar voor verwonding!
Gedeeltelijk of volledig ontdooide levensmiddelen mogen niet op-
~
nieuw worden ingevroren. Verbruik deze levensmiddelen zo snel mogelijk, want de levensmid­delen verliezen hun voedingswaarde en bederven. Ontdooide le­vensmiddelen kunt u opnieuw invriezen nadat u ze hebt gekookt of gebraden.
14
Page 15
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Bewaar in het vriesvak geen blikjes en flessen met koolzuurhou-
~
dende dranken of vloeistoffen die kunnen bevriezen. De blikjes of flessen kunnen uit elkaar springen. U zou zich kunnen verwonden en het toestel kan beschadigd raken!
Als u flessen snel in het vriesvak wenst te koelen, moet u ze uiter-
~
lijk na 1 uur weer uit het vriesvak halen. De flessen kunnen ontplof­fen. U zou zich kunnen verwonden en het toestel kan beschadigd raken!
Als u levensmiddelen eet die te lang bewaard werden, bestaat er
~
gevaar voor voedselvergiftiging. De bewaarduur is afhankelijk van diverse factoren, zoals de vers­heid en kwaliteit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop ze worden bewaard. Hou rekening met de bewaarinstructies en de verbruikstermijnen van de fabrikant van de levensmiddelen.
Bewaar geen explosieve stoffen in het toestel. Als de thermostaat
~
wordt ingeschakeld, kunnen er vonken ontstaan. Die kunnen ont­vlambare mengsels tot ontploffing brengen.
Gebruik geen elektrische toestellen in het toestel (bijv. om softijs
~
te maken). Er kunnen vonken ontstaan. Ontploffingsgevaar!
Plaats dranken met een hoog alcoholpercentage enkel rechtop
~
en goed afgesloten in de koelzone. Ontploffingsgevaar!
Als u in het toestel of in de deur vet- of oliehoudende levensmid-
~
delen bewaart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlopend vet of uitlopende olie niet in contact komt met de kunststofonderdelen. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
15
Page 16
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik geen voorwerpen met een scherpe punt of rand om
~
– rijm- en ijslagen te verwijderen,
– vastgevroren bakjes voor ijsblokjes en levensmiddelen los te wrik-
ken.
Als u dat doet, beschadigt u de koelelementen en functioneert het toestel niet meer correct.
Plaats nooit elektrische verwarmingstoestellen of kaarsen in het
~
toestel om het te ontdooien. De kunststof zou beschadigd raken.
Gebruik geen ontdooisprays of producten om ijs te verwijderen.
~
Die kunnen immers explosieve gassen vormen, ze kunnen oplos­middelen of drijfgassen bevatten die de kunststof aantasten of ze kunnen de gezondheid schaden.
Gebruik voor het ontdooien en reinigen van het toestel in geen
~
geval een stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met onderdelen van het toestel die onder spanning staan en zo een kortsluiting veroorzaken.
Behandel de deurdichting niet met olie of vet.
~
Daardoor wordt de deurdichting na verloop van tijd poreus.
Wat met een afgedankt toestel?
Vernietig het deurslot van uw toestel als u het afdankt.
~
Op die manier voorkomt u dat spelende kinderen zich in het toestel opsluiten, wat levensgevaarlijk kan zijn.
Beschadig geen onderdelen van het koelcircuit, bijv. door
~
– koelmiddelkanalen van het verdampsysteem open te prikken,
– buizen te knikken,
– oppervlaktecoatings weg te krabben,
Wegspattend koelmiddel kan tot oogletsels leiden.
16
Page 17
Hoe kunt u energie besparen?
Normaal energieverbruik Verhoogd energieverbruik
Opstellen/wachten In een verluchte ruimte. In een gesloten, niet-
verluchte ruimte.
Thermostaatinstel­ling
Beschermd tegen rechtstreekse zonnestralen.
Niet naast een warmtebron (verwarmingselement, fornuis).
Bij een ideale kamertempera­tuur van ongeveer 20 °C.
Dek de luchttoevoerope­ningen niet af. Verwijder re­gelmatig het stof van de luchttoevoeropeningen.
Verwijder minstens 1 keer per jaar het stof van de com­pressor en het metalen roos­ter (warmtewisselaar) aan de achterzijde van het toestel.
Bij een gemiddelde instelling van 2 tot 3.
Bij rechtstreekse zonnestralen.
Naast een warmtebron (verwarmingselement, fornuis).
Bij een hogere omgevings­temperatuur.
Als de luchttoevoerope­ningen afgedekt zijn of on­der het stof zitten.
Wanneer er zich stof heeft opgehoopt op de compres­sor en het metalen rooster (warmtewisselaar).
Bij een hoge instelling: Hoe lager de temperatuur in de zones, hoe hoger het energieverbruik!
Bij toestellen met een winter­schakeling moet u erop let­ten dat die schakelaar bij omgevingstemperaturen bo­ven 18 °C uitgeschakeld is!
17
Page 18
Hoe kunt u energie besparen?
Normaal energieverbruik Verhoogd energieverbruik
Gebruik Laat de schuifladen, legplaten
en rekken zoals ze waren toen het toestel werd geleverd.
Open de deur alleen indien nodig en altijd zo kort moge­lijk.
Schik de levensmiddelen in het toestel.
Neem een koeltas mee wan­neer u boodschappen doet en leg de levensmiddelen snel in het toestel.
Plaats levensmiddelen die u uit het toestel haalt altijd zo snel mogelijk terug, voordat ze te veel opwarmen.
Laat warme gerechten en dranken eerst buiten het toe­stel afkoelen.
Plaats levensmiddelen goed verpakt of goed afgedekt in het toestel.
Leg ingevroren producten in de koelzone om ze te ontdooi­en.
Als u de deur vaak en langdu­rig opent, treedt er koudever­lies op en stroomt er warme omgevingslucht naar binnen. Het toestel probeert te koelen en de compressor werkt lang­durig.
Warme gerechten en levens­middelen die opgewarmd zijn tot buitentemperatuur, brengen warmte in het toestel. Het toestel probeert te koelen en de compressor werkt lang­durig.
Wanneer vloeistoffen in de koelzone verdampen en condenseren, leidt dat tot ver­lies van het koelvermogen.
Doe de vakken niet te vol zo­dat de lucht kan circuleren.
Ontdooien Ontdooi de vrieszone bij een
ijslaag van maximaal 0,5 cm.
18
Een ijslaag vermindert de overdracht van de koude aan de in te vriezen levensmid­delen.
Page 19
Het toestel in- en uitschakelen
Vóór het eerste gebruik
Beschermfolie
De roestvrijstalen lijsten op de rekken en legplaten zijn van een folie voorzien om ze bij het transport te beschermen
^ Trek de beschermfolie van de roest-
vrijstalen randen.
Reiniging
^ Reinig de binnenruimte en het toebe-
horen. Gebruik daarvoor lauw water. Wrijf daarna alles droog met een doek.
Toestel inschakelen
^ Draai de aan-uitknop/temperatuurre-
gelaar naar rechts, uit de stand "0".
Hoe hoger de instelling, hoe lager de temperatuur in het toestel.
Het toestel begint te koelen en de bin­nenverlichting gaat aan als de deur wordt geopend.
Om zeker te zijn dat de temperatuur laag genoeg is, dient u het toestel en­kele uren te laten voorkoelen voordat u voor het eerst levensmiddelen in het toestel plaatst.
Toestel uitschakelen
^ Draai de aan-uitknop/temperatuurre-
gelaar op stand "0". Daarbij moet een kleine weerstand worden overbrugd.
De koeling en de binnenverlichting zijn nu uitgeschakeld.
Bij langdurige afwezigheid
Als u het toestel gedurende lange tijd niet gebruikt, gaat u als volgt te werk:
^ Schakel het toestel uit.
^ trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw zekeringenkast uit,
^ ontdooi het vriesvak (afhankelijk van
het model),
^ Reinig het toestel.
^ laat de toesteldeur op een kier staan
om geurvorming te vermijden.
Als het toestel bij langdurige afwe­zigheid wordt uitgeschakeld maar niet gereinigd, bestaat er gevaar voor schimmelvorming als de deur gesloten blijft.
19
Page 20
De juiste temperatuur
Voor het bewaren van levensmiddelen is het van groot belang de juiste tempe­ratuur in te stellen. Door micro-organis­men bederft eetwaar namelijk gauw. Door een juiste bewaartemperatuur kan dat proces evenwel worden vermeden of vertraagd. De temperatuur heeft een invloed op de snelheid waarmee de mi­cro-organismen aangroeien. Hoe lager de temperatuur, hoe trager dat proces.
De temperatuur in het toestel loopt op naarmate
– u de toesteldeur vaker opent en
langer laat openstaan,
– u meer eetwaar in het toestel be-
waart,
– de te bewaren verse eetwaar warmer
is,
– de omgevingstemperatuur hoger ligt.
Dit toestel is geschikt voor een be­paalde klimaatklasse of categorie van omgevingstemperatuur. Die dient binnen bepaalde grenzen te blijven.
...indekoelzone
In de koelzone bevelen wij een koeltemperatuur aan van 4°C.
Zo u die temperatuur wenst te controle­ren, ...
Neem het volgende in acht:
– Gewone bad- en andere huisthermo-
meters meten gewoonlijk heel on­nauwkeurig. Gebruik bij voorkeur een elektronisch meettoestel.
– Meet niet de luchttemperatuur in het
toestel. Daarmee weet u nog niets over de temperatuur in de levens­middelen.
– Tijdens het meten doet u de koel-
kastdeur zo weinig mogelijk open. Anders stroomt er telkens warme lucht naar binnen.
...inhetvriesvakje
Om verse levensmiddelen in te vriezen en eetwaar lange tijd te bewaren, is er een temperatuur van -18 °C nodig. Bij deze temperatuur wordt de aangroei van micro-organismen verregaand stopgezet. Zodra de temperatuur bo­ven de -10 °C stijgt, wordt de diepvries­waar door de micro-organismen aange­tast en kan die niet meer zo lang wor­den bewaard. Daarom mag u gedeelte­lijk of volledig ontdooide spijzen pas weer invriezen nadat u ze gekookt of gebraden hebt. Door de hoge tempera­tuur worden de meeste micro-organis­men immers vernietigd.
^ zet dan in het midden van het toestel
een glas water met een thermometer erin.
Na ca. 24 uur kan u bij benadering de koeltemperatuur in uw toestel aflezen.
20
Page 21
De temperatuur instellen
De temperatuur voor de koelkast en het vriesvakje stelt u in met de tempera­tuurkiezer.
^ Draai de temperatuurkiezer op een
stand tussen 1 en 7.
Hoe hoger de stand, hoe lager de tem­peratuur in het toestel.
Wij bevelen u een middelste stand aan.
Zouinhetvriesvakje diepvrieswaar bewaart en de vereiste lage tempera­tuur gegarandeerd moet blijven, is een stand van 4 tot 7 aan te bevelen.
Kies deze stand ook als u de toestel­deur zeer vaak opent, grote hoeveelhe­den eetwaar in de koelkast legt of als de omgevingstemperatuur hoog is.
De juiste temperatuur
21
Page 22
Winterschakeling gebruiken (afhankelijk van het model)
Als de kamertemperatuur te laag is (18 °C of lager) kan het te warm wor­den in de vrieszone doordat de com­pressor minder vaak wordt ingescha­keld bij een lage kamertemperatuur. Mogelijk ontdooien de ingevroren le­vensmiddelen. Om dat te voorkomen, is er de winterschakeling.
Winterschakeling inschakelen
^ Druk op de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "1".
De compressor zal nu vaker worden in­geschakeld. Hierdoor daalt de tempe­ratuur in de vrieszone, zodat in de vrieszone de vereiste temperatuur ge­waarborgd blijft.
Om verse levensmiddelen optimaal in te vriezen, dient u de winterschake-
ling in te schakelen voordat u de le­vensmiddelen invriest. Op die manier worden de levensmid­delen snel doorvroren en blijven de voedingswaarde, de vitamines, het uit­zicht en de smaak behouden.
Uitzonderingen:
– Als u reeds ingevroren levensmid-
delen in het toestel plaatst.
– Als u dagelijks slechts maximaal 1 kg
levensmiddelen plaatst.
Winterschakeling inschakelen
De winterschakeling dient u 24 uur vóór het plaatsen van de in te vriezen
levensmiddelen in te schakelen.
Winterschakeling uitschakelen
Zodra de kamertemperatuur hoger is dan 18 °C, schakelt u de winterschake-
ling weer uit. Zo voorkomt u dat het toe­stel onnodig energie verbruikt.
^ Druk op de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "0".
De koeling van het toestel werkt weer met het normale vermogen.
22
^ Druk op de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "1".
De temperatuur in de vrieszone daalt, doordat de compressor vaker wordt in­geschakeld.
Winterschakeling uitschakelen
Ca. 24 uur na het plaatsen zijn de verse levensmiddelen doorvroren en kunt u de winterschakeling uitschakelen.
^ Druk op de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "0".
De koeling van het toestel werkt weer met het normale vermogen.
Page 23
Verschillende koelgedeelten
Door de natuurlijke luchtcirculatie is de temperatuur in de koelzone niet overal gelijk. De koude, zware lucht daalt naar het onderste gedeelte van het toestel. Gebruik de verschillende koelgedeelten wanneer u levensmiddelen in het toe­stel plaatst!
Warmste gedeelte
Koelzone juist gebruiken
Bewaar geen explosieve stoffen en geen producten met brandbare drijf­gassen (bijv. spuitbussen) in het toestel. Ontploffingsgevaar!
Sterke drank met een hoog alcohol­percentage mag u uitsluitend recht­op en goed afgesloten in het toestel plaatsen.
Het warmste gedeelte van de koelzone bevindt zich bovenaan aan de deur. Gebruik dit gedeelte bijv. om boter te bewaren, zodat ze gemakkelijk smeer­baar blijft, en voor kaas, zodat die zijn aroma niet verliest.
Koudste gedeelte
Het koudste gedeelte van de koelzone bevindt zich direct boven de fruit- en groentebakken.
Gebruik dit gedeelte voor alle gevoe­lige en snel bederfbare levensmid­delen, zoals:
– vis, vlees, gevogelte,
– worst, kant-en-klaargerechten,
– gebak en gerechten met eieren of
slagroom,
– vers deeg, taart-, pizza- en quiche-
deeg,
– kaas en andere producten op basis
van melk,
– in folie verpakte, bereide groenten en
alle verse levensmiddelen waarvan de minimale houdbaarheidsdatum is gebaseerd op een bewaartempera­tuur van minstens 4 °C.
Als u in het toestel of in de deur vet­of oliehoudende levensmiddelen be­waart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlopend vet of uitlopen­de olie niet in contact komt met de kunststofonderdelen. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
De lucht moet goed kunnen circule­ren tussen de levensmiddelen. Ga daarom als volgt te werk:
- Bewaar levensmiddelen niet te dicht bij elkaar.
- Bewaar levensmiddelen op een af­stand van ca. 2 cm ten opzichte van de binnenverlichting.
De levensmiddelen mogen niet te­gen de achterwand komen. Ze kun­nen anders aan de achterwand vast­vriezen.
Plaats de levensmiddelen niet te dicht tegen elkaar zodat er gemak­kelijk lucht tussen kan circuleren. Dek de ventilator op de achterwand niet af - die is belangrijk voor het koelvermogen!
23
Page 24
Koelzone juist gebruiken
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden
Niet alle levensmiddelen kunnen in de koelkast bewaard worden, doordat ze gevoelig zijn voor koude. Augurken bijv. worden glazig, aubergines bitter en aardappelen zoet. Tomaten en sinaasappelen verliezen hun aroma en de schil van citrusvruchten wordt hard.
Onder andere de volgende levensmid­delen zijn gevoelig voor koude:
– ananas, avocado's, bananen,
granaatappels, mango's, papaja's, passievruchten, citrusvruchten (zoals citroenen, sinaasappels, mandarijnen, grapefruit),
– fruit dat nog verder moet rijpen,
– aubergines, augurken, aardappels,
paprika, tomaten, courgettes,
– harde kazen (parmezaan).
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt
De belangrijkste voorwaarde om le­vensmiddelen lang te kunnen bewaren, is hun versheid. Dat is van het grootste belang voor de bewaartijd van de prod­ucten. De koelketen mag indien moge­lijk niet onderbroken worden. Let er bijv. op dat de levensmiddelen niet te lang in een warme auto blijven liggen. Wanneer het verouderings- of bederfproces ingezet is, kan dat niet meer ongedaan gemaakt worden. Een onderbreking van de koeling geduren­de twee uur zet het bederf al in gang.
Levensmiddelen juist bewaren
Levensmiddelen moet u altijd goed ver­pakt of goed afgedekt bewaren. Zo ver­mijdt u dat de levensmiddelen vreemde geuren opnemen of gaan uitdrogen. Tegelijk voorkomt u de overdracht van eventuele bacteriën. Een correcte instelling van de temperatuur en een aangepaste hygiëne vertragen de vermenigvuldiging van bacteriën zoals salmonella.
Fruit en groenten
Fruit en groenten kunt u wel onverpakt in de fruit- en groentebakken bewaren. Hou er echter rekening mee dat niet alle fruit- en groentesoorten samen in één bak bewaard kunnen worden. Enerzijds worden er geurtjes en smaken overgedragen (wortels nemen bijv. snel de smaak en geur van uien over), anderzijds geven heel wat le­vensmiddelen een natuurlijk gas (ethyleen) vrij waarop andere levens­middelen heel gevoelig reageren zodat ze sneller slecht worden.
– Voorbeelden van fruit en groenten
die veel gas vrijgeven:
appelen, abrikozen, peren, nectari­nes, perziken, pruimen, avocado's, vijgen, bosbessen, meloenen, bo­nen.
24
Page 25
Koelzone juist gebruiken
– Voorbeelden van fruit en groenten
die zeer gevoelig reageren op het natuurlijke gas van andere soorten fruit en groenten:
kiwi's, broccoli, bloemkool, spruiten, mango's, honingmeloenen, appels, abrikozen, augurken, tomaten, pe­ren, nectarines, perziken.
Voorbeeld: broccoli mag u niet sa­men met appels bewaren omdat ap­pels veel gas vrijgeven en broccoli daar zeer gevoelig op reageert. Het gevolg is dat u de broccoli minder lang kunt bewaren dan eigenlijk mo­gelijk is.
Onverpakte dierlijke en plantaardige levensmiddelen
Onverpakte dierlijke en plantaardige le­vensmiddelen moet u van elkaar schei­den. Als de levensmiddelen samen be­waard moeten worden, dan moeten ze in elk geval verpakt zijn. Op die manier voorkomt u dat er microbiologische ver­anderingen optreden.
Vlees
Bewaar vlees onverpakt. (Folie en reci­piënten openen.) De uitdroging van het vleesoppervlak remt de kiemvorming af en zorgt daardoor voor een betere houdbaarheid. Verschillende vlees­soorten mogen niet rechtstreeks met el­kaar in contact komen, maar moeten al­tijd door een verpakking worden ge­scheiden. Daardoor wordt vroegtijdige bederving door kiemoverdracht verme­den.
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten
Merk op dat levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten sneller bederven. Schaal- en schelpdieren bederven dus sneller dan vis, terwijl vis sneller bederft dan vlees.
25
Page 26
Binnenruimte indelen
Legplaten verplaatsen
U kunt de legplaten verplaatsen over­eenkomstig de hoogte van de te koelen levensmiddelen.
^ Trek de legplaat naar voren en zwenk
ze omlaag om ze uit te nemen.
^ Plaats de legplaat met de achterrand
omhoog opnieuw op de gewenste plaats. De achterrand moet omhoog staan, anders kunnen de levensmiddelen de achterwand raken en bevriezen.
Rek/flessenrek verplaatsen
^ Schuif het rek/flessenrek naar boven
en haal het uit het toestel.
^ Plaats het rek/flessenrek op de ge-
wenste plaats weer in het toestel. Zorg er daarbij voor dat het goed op de verhogingen wordt vastgedrukt.
26
Page 27
Invriezen en bewaren (afhankelijk van het model)
Het vriesvak gebruiken
Gebruik het vriesvak om
– diepvriesproducten te bewaren,
– ijsblokjes en consumptie-ijs te ma-
ken,
– kleine hoeveelheden levensmiddelen
in te vriezen.
U kunt tot 2 kg per 24 uur invriezen.
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren?
Verse levensmiddelen moeten zo snel mogelijk volledig worden doorvroren, zodat de voedingswaarde, de vitamines, het uitzicht en de smaak be­houden blijven.
Hoe langzamer de levensmiddelen wor­den doorvroren, hoe meer vloeistof er uit elke cel naar de tussenruimten loopt. De cellen krimpen. Tijdens het ontdooien kan slechts een deel van de voordien vrijgekomen vloei­stof naar de cellen terugvloeien. In de praktijk betekent dit dat de le­vensmiddelen veel vocht verliezen. Dat kunt u zelf vaststellen: tijdens het ont­dooien vormt er zich immers een grote waterplas rond het levensmiddel.
zeer gering is. Er vormt zich slechts een kleine waterplas!
Diepvriesproducten bewaren
Als u diepvriesproducten wenst te be­waren, controleert u tijdens de aankoop in de winkel
– de verpakking op beschadigingen,
– de houdbaarheidsdatum en
– de temperatuur in de koelruimte van
de winkeldiepvries. Als die tempera­tuur hoger is dan -18 °C, vermindert de houdbaarheid van de diepvries­producten.
^ Koop diepvriesproducten pas op het
einde van het winkelen, en transpor­teer ze in krantenpapier of in een koelzak.
^ Plaats de diepvriesproducten onmid-
dellijk in het vriesvak.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le­vensmiddelen niet opnieuw invrie­zen. Pas nadat u de levensmiddelen hebt verwerkt (koken of braden), kunt u ze opnieuw invriezen.
Als het levensmiddel snel wordt doorvroren, heeft de celvloeistof minder tijd om uit de cellen naar de tussen­ruimten te lopen. De cellen krimpen veel minder. Tijdens het ontdooien kan de kleine hoeveelheid vloeistof die naar de tus­senruimten was gelopen, terugkeren naar de cellen, zodat het vochtverlies
27
Page 28
Invriezen en bewaren (afhankelijk van het model)
Zelf levensmiddelen invriezen
Vries uitsluitend verse levensmiddelen in perfecte staat in!
Hou bij het invriezen rekening met het volgende
– Onderstaande levensmiddelen kun-
nen ingevroren worden: vers vlees, gevogelte, wild, vis, groenten, kruiden, onbewerkt fruit, zuivelproducten, bakkerijproducten, voedselresten, eigeel, eiwit en talrijke kant-en-klaargerechten.
– Volgende levensmiddelen zijn niet
geschikt om in te vriezen: wijndruiven, bladsalade, radijzen, rammenas, zure room, mayonaise, volledige eieren in de schaal, uien, volledige onbewerkte appelen en pe­ren.
– Om de kleur, de smaak, het aroma
en de vitamine C te behouden, moet u groenten blancheren voor u ze in­vriest. Doe de groenten in porties ge­durende 2-3 minuten in kokend wa­ter. Neem de groenten daarna uit het water en koel ze snel in koud water af. Laat de groenten uitdruppen.
– Mager vlees is beter geschikt om in
te vriezen dan vet vlees en kan veel langer worden bewaard.
smaakintensiteit van sommige kruiden verandert tijdens het invrie­zen.
– Laat warme schotels of dranken
eerst buiten het toestel afkoelen om te voorkomen dat reeds bevroren le­vensmiddelen gedeeltelijk ontdooien en dat het stroomverbruik stijgt.
Verpakken
^ Vries per portie in.
Geschikte verpakking
- kunststoffolie
- zakjes en buisfolie uit polyethyleen
- aluminiumfolie
- diepvriesdozen
Ongeschikte verpakking
- pakpapier
- perkamentpapier
- cellofaan
- vuilniszakjes
- gebruikte winkelzakjes
^ Druk de lucht goed uit de verpak-
king.
^ Sluit de verpakking goed af met
- elastiekjes
- kunststofclips
- touw of
- koudebestendige kleefband.
– Plaats telkens een folie uit kunststof
tussen koteletten, steaks, schnitzels enz. Zo vermijdt u dat ze tot één blok samenvriezen.
– Rauwe levensmiddelen en geblan-
cheerde groenten voor het invriezen niet kruiden en zouten, schotels slechts lichtjes kruiden en zouten. De
28
Zakjes en buisfolie uit polyethyleen kunt u ook met een folielasapparaat dichtlassen.
^ Noteer de inhoud en de invriesdatum
op de verpakking.
Page 29
Invriezen en bewaren (afhankelijk van het model)
Ca. 24 uur voordat u de levensmiddelen in het toestel legt, doet u het volgende:
^ Draai de aan-uitknop/temperatuurre-
gelaar op een gemiddelde tot koude stand (ca. 6).
^ Schakel de winterschakeling in (zie
"Winterschakeling gebruiken").
De levensmiddelen die al in het toestel liggen, krijgen zo een koudereserve.
Hoe de levensmiddelen in het toestel plaatsen
In te vriezen levensmiddelen mogen niet in aanraking komen met reeds ingevroren levensmiddelen. Anders zouden deze ontdooien.
^ Leg de levensmiddelen droog in het
toestel om te vermijden dat ze aan el­kaar of aan het toestel vastvriezen.
^ Leg de levensmiddelen naast elkaar
op de bodem van het vriesvak, zodat ze zo snel mogelijk tot in de kern wor­den ingevroren.
Ca. 24 uur nadat u de levensmiddelen in het toestel hebt gelegd
^ Draai de aan-uitknop/temperatuurre-
gelaar op een wat lagere stand.
^ Schakel de winterschakeling uit.
De winterschakeling niet inscha­kelen als de kamertemperatuur
warmer is dan 18 °C.
Ingevroren levensmiddelen ontdooien
Ingevroren levensmiddelen kunt u op verschillende manieren ontdooien
– in de microgolfoven,
– in de gewone oven met de functie
"Hetelucht" of "Ontdooien",
– bij kamertemperatuur,
– in de koelkast (de koude die de inge-
vroren levensmiddelen afgeven, wordt gebruikt om te koelen),
– in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen licht ontdooid in een hete pan worden gelegd.
Bij het ontdooien van stukken vlees en vis (bijv. gehakt, kip, visfilet) moet u er­voor zorgen dat ze niet in aanraking komen met andere levensmiddelen. Vang het ontdooiwater op en verwijder het zorgvuldig.
Fruit kan bij kamertemperatuur in de verpakking of in een afgedekte schotel worden ontdooid.
Groenten kunnen over het algemeen in bevroren toestand in kokend water wor­den gedaan of in heet vet worden ge­stoofd. Wegens de gewijzigde celstructuur is de bereidingstijd iets korter dan bij verse groenten.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le­vensmiddelen niet opnieuw invrie­zen. Pas nadat u de levensmiddelen hebt verwerkt (koken of braden), kunt u ze opnieuw invriezen.
29
Page 30
Invriezen en bewaren (afhankelijk van het model)
IJsblokjes maken
^ Vul het bakje voor ijsblokjes voor drie
kwart met water en plaats het op de bodem van het vriesvak.
^ Gebruik een stomp voorwerp, bijv.
een lepelsteel, om een vastgevroren bakje voor ijsblokjes los te maken.
^ De ijsblokjes komen gemakkelijk los
uit het bakje als u het kort onder stro­mend water houdt.
Dranken snel koelen
Bewaar in het vriesvak geen blikjes en flessen met koolzuurhoudende dranken of vloeistoffen die kunnen bevriezen. De blikjes of flessen kunnen ontploffen.
Als u flessen (alleen dranken zonder koolzuur) snel in het vriesvak wenst te koelen, moet u ze uiterlijk na 1 uur weer uit het toestel halen. De flessen kunnen ontploffen.
30
Page 31
Ontdooien
Koelzone
De koelzone ontdooit automatisch.
Terwijl de compressor draait, kunnen er rijp en waterpareltjes worden gevormd op de achterwand van de koelzone. Die hoeft u niet te verwijderen omdat ze au­tomatisch verdampen door de warmte van de compressor.
Het dooiwater loopt via een gootje en een afvoeropening naar een verdampsysteem aan de achterzijde van het toestel.
Zorg ervoor dat het dooiwater altijd ongehinderd kan weglopen. Hou hiertoe het gootje en de afvoerope­ning schoon.
Vriesvak
(afhankelijk van het model)
Het vriesvak kan niet automatisch ont­dooien.
Bij normale werking zetten er zich na verloop van tijd rijp en ijs in het vriesvak af, bijv. op de binnenwanden. De mate waarin er rijp en ijs wordt gevormd, is ook afhankelijk van de volgende oorza­ken:
– De deur is vaak en/of gedurende
lange tijd geopend.
Bij een dikke ijslaag kan de deur soms niet meer goed worden gesloten. Bo­vendien vermindert het koelvermogen, waardoor het stroomverbruik stijgt.
^ Ontdooi het vriesvak regelmatig,
maar uiterlijk als er zich plaatselijk een ijslaag van maximaal 0,5 cm dik heeft gevormd.
Doe dat bij voorkeur wanneer
– het toestel weinig of geen bevroren
levensmiddelen bevat,
– de luchtvochtigheid van de kamer-
lucht laag is en de omgevingstempe­ratuur laag is.
Krab de rijp- en ijslagen niet weg. Gebruik geen voorwerpen met een scherpe punt of rand. Als u dat doet, beschadigt u de koelelementen en functioneert het toestel niet meer correct.
Voor het ontdooien
^ Neem de levensmiddelen uit het
vriesvak en wikkel ze in verschillende lagen krantenpapier of in een deken.
^ Bewaar de ingevroren levensmid-
delen op een koele plaats tot het vriesvak weer gebruiksklaar is.
– Grote hoeveelheden verse levens-
middelen zijn ingevroren.
– De luchtvochtigheid van de kamer-
lucht is gestegen.
31
Page 32
Ontdooien
Het ontdooien zelf
Ontdooien moet snel gebeuren. Hoe langer u de ingevroren levensmid­delen bij kamertemperatuur be­waart, des te korter wordt de houd­baarheid van de ingevroren levens­middelen.
Gebruik in geen geval een stoomrei­niger om het toestel te ontdooien. Stoom kan in aanraking komen met onderdelen van het toestel die onder spanning staan en zo een kortslui­ting veroorzaken.
Plaats nooit elektrische verwar­mingstoestellen of kaarsen in het toestel om het te ontdooien. De kunststof zou beschadigd raken.
Gebruik geen ontdooisprays of -pro­ducten om ijs te verwijderen. Die kunnen immers explosieve gassen vormen, oplos- of drijfmiddelen be­vatten, of de gezondheid schaden.
^ Zuig het dooiwater eventueel meer-
maals op met een spons of een doek.
Na het ontdooien
^ Reinig het toestel en wrijf het droog.
Er mag geen reinigingswater in de af­voeropening voor het dooiwater lo­pen.
^ Steek de stekker van het toestel weer
in het stopcontact of schakel de des­betreffende zekering in uw zekeringkast weer in, en schakel het toestel weer in.
^ Leg de ingevroren levensmiddelen
weer in het vriesvak zodra de tempe­ratuur in het vriesvak laag genoeg is.
^ Schakel het toestel uit.
^ Trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw zekeringkast uit.
^ Laat de deur van het vriesvak open.
U kunt het ontdooien versnellen door op een onderlegger een pot met heet (niet kokend) water in het vriesvak te plaatsen. In dat geval laat u de deur tijdens het ontdooien gesloten, zodat de warmte niet kan ontsnappen.
^ Verwijder losgekomen stukken ijs.
32
Page 33
Zorg ervoor dat er geen water in de aan-uitknop/temperatuurregelaar, de verlichting of de ventilatieroosters te­rechtkomt.
Reiniging
– schurende harde sponsen en bor-
stels (bijv. schuursponsen),
– speciale "wondersponsen",
– scherpe metaalschrapers!
Er mag geen reinigingswater door de afvoeropening voor het dooiwater lopen.
Gebruik geen stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met onder­delen van het toestel die onder spanning staan en zo een kortslui­ting veroorzaken.
Het typeplaatje in het toestel mag niet worden verwijderd. De informa­tie op dit plaatje is belangrijk in ge­val van een storing.
Om schade aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende mid­delen niet worden gebruikt om de op­pervlakken te reinigen:
– reinigingsmiddelen die soda, ammo-
niak, zuur of chloor bevatten,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– schurende reinigingsproducten, zo-
als schuurpoeder, schuurmelk, poetsstenen,
– reinigingsmiddelen met oplosmiddel,
– reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal,
– afwasmiddelen voor de afwasauto-
maat,
– ovensprays,
– glasreinigers,
Vóór het reinigen
^ Schakel het toestel uit.
^ Trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw zekeringkast uit.
^ Haal de levensmiddelen uit het toe-
stel en bewaar ze op een koele plaats.
^ Ontdooi het vriesvak (afhankelijk van
het model).
^ Neem alle onderdelen die kunnen
worden uitgenomen uit het toestel om het gemakkelijker te kunnen reinigen.
Binnenruimte, toebehoren
^ Reinig de koelzone regelmatig (min-
stens één keer per maand) en reinig het vriesvak (afhankelijk van het mo­del) na elke ontdooiing.
Laat vuil niet aankoeken. Verwijder het onmiddellijk.
De binnenruimte en het toebehoren rei­nigt u het best met lauw water waarin u een beetje handafwasmiddel doet.
De volgende onderdelen mogen wor­den gereinigd in de afwasautomaat:
– het botervlootje, de eiervakjes, het
bakje voor ijsblokjes (afhankelijk van het model meegele­verd)
33
Page 34
Reiniging
– de rekken/flessenrekken in de
binnendeur
– het boter- en kaasvak
De temperatuur van het gekozen af­wasprogramma mag maximaal 55 °C bedragen! Kunststofonderdelen kunnen in de afwasautomaat verkleuren door con­tact met bepaalde natuurlijke kleur­stoffen, bijv. in wortels, tomaten en ketchup. Deze verkleuring heeft geen invloed op de stabiliteit van de desbetreffen­de onderdelen.
^ Reinig de legplaten en de laden in de
binnenruimte met de hand. Deze mo­gen niet worden gereinigd in de af­wasautomaat!
^ Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater regelmatig met een wattenstaafje of iets derge­lijks, zodat het dooiwater altijd onge­hinderd kan weglopen.
^ Veeg de buitenwanden, de binnen-
ruimte en het toebehoren na de reini­ging af met een doek die met schoon water is vochtig gemaakt. Wrijf ver­volgens alles droog met een doek. Laat de deuren van het toestel korte tijd openstaan.
Toesteldeuren, zijwanden
Vuil op de toesteldeuren en de zij­wanden verwijdert u het best onmid­dellijk. Als het vuil er langere tijd op inwerkt, kan het soms niet meer worden ver­wijderd en kunnen de oppervlakken verkleuren of wijzigingen onder­gaan.
Alle oppervlakken zijn gevoelig voor krassen. Alle oppervlakken kunnen verkleu­ren of wijzigingen ondergaan wan­neer ze in contact komen met onge­schikte reinigingsmiddelen.
^ Reinig de oppervlakken met een
schone sponsdoek, handafwasmid­del en warm water. U kunt om te reinigen ook een scho­ne, vochtige microvezeldoek zonder reinigingsmiddel gebruiken.
^ Ga na de reiniging met een doek die
met schoon water is vochtig gemaakt over deze oppervlakken. Wrijf vervol­gens alles droog met een zachte doek.
Ventilatieopeningen
^ Reinig de ventilatieopeningen regel-
matig met een borsteltje of stofzuiger. Wanneer er zich stof ophoopt, ver­hoogt het energieverbruik.
34
Page 35
Reiniging
Achterzijde - metalen rooster
Minstens 1 keer per jaar moet het stof van het metalen rooster aan de achter­zijde van het toestel (warmtewisselaar) worden verwijderd. Wanneer er zich stof ophoopt, neemt het energiever­bruik toe.
^ Let er bij het reinigen van het metalen
rooster op dat u geen kabels of an­dere onderdelen aftrekt, knikt of be­schadigt.
Deurdichting
Behandel de deurdichting niet met olie of vet. Anders wordt ze na ver­loop van tijd poreus.
Reinig de deurdichting regelmatig uit­sluitend met schoon water en wrijf ze daarna grondig droog met een doek.
Na het reinigen
^ Plaats alle onderdelen terug in het
toestel.
^ Steek de stekker van het toestel weer
in het stopcontact of schakel de des­betreffende zekering in uw zekeringkast weer in, en schakel het toestel weer in.
^ Leg de levensmiddelen in het toestel
en sluit de deur.
35
Page 36
Wat gedaan als...?
Reparaties aan elektrische toestellen mag u enkel en alleen door een er­kend vakman laten uitvoeren. Door ondeskundig uitgevoerde reparaties kunnen er niet te onderschatten risi­co's voor de gebruiker ontstaan.
Wat gedaan als...
. . . het toestel niet koelt?
^ Zorg ervoor dat de aan-uitknop/tem-
peratuurregelaar op een andere stand dan "0" staat.
...deinschakelfrequentie en inschakelduur van de compressor toenemen?
^ Controleer of de ventilatieopeningen
niet afgedekt zijn of onder het stof zit­ten.
^ Controleer of het metalen rooster
(warmtewisselaar) aan de achterzijde van het toestel niet onder het stof zit.
^ De toesteldeur en de deur van het
vriesvak werden vaak geopend of er werden grote hoeveelheden verse le­vensmiddelen ingevroren.
^ Controleer of de stekker van het toe-
stel goed in het stopcontact zit.
^ Controleer of de zekering op uw elek-
trische installatie uitgeschakeld is.
Als dit het geval is, neemt u contact met de Technische Dienst van Miele.
...detemperatuur in de koelzone te koud is?
^ Zet de aan-uitknop/temperatuurrege-
laar op een lagere stand.
^ Controleer of de deur van het vries-
vak goed gesloten is.
^ Werd een grote hoeveelheid levens-
middelen in één keer ingevroren? Omdat de compressor daardoor zeer lang werkt, daalt de temperatuur in de koelzone automatisch. Daarom mag u niet meer dan 2 kg levensmid­delen per keer invriezen.
^ Is de winterschakeling (afhankelijk
van het model) ingeschakeld?
^ Controleer of de toesteldeur goed
sluit.
^ Controleer of er zich in het vriesvak
een dikke rijplaag gevormd heeft. Als dat het geval is, moet u het vriesvak ontdooien.
...deingevroren levensmiddelen ontdooien omdat het in het vriesvak te warm is?
^ Is de kamertemperatuur lager dan
die waarvoor uw toestel ontworpen is?
Verhoog de kamertemperatuur.
De compressor schakelt minder vaak in als de kamertemperatuur te laag ligt. Daardoor kan het in het vriesvak te warm worden.
^ Bij toestellen met winterschakeling
schakelt u de winterschakeling in (zie "Winterschakeling gebruiken").
36
Page 37
Wat gedaan als...?
...delevensmiddelen vastgevroren zijn?
Maak de levensmiddelen los met een stomp voorwerp, bijv. een lepelsteel.
. . . het vriesvak een dikke ijslaag ver­toont?
^ Controleer of de deur van het vries-
vak goed sluit.
^ Ontdooi en reinig het vriesvak.
Een dikke ijslaag vermindert het koel­vermogen, waardoor het stroomver­bruik stijgt.
...debinnenverlichting warm is, hoewel de toesteldeur gedurende lange tijd niet werd geopend (alleen bij toestellen met een vriesvak)?
Dit is geen storing.
^ Het toestel heeft een winterschake-
ling. Als de omgevingstemperatuur onder 18 °C zakt, slaat de compressor bij toestellen zonder winterschakeling minder vaak aan. Hierdoor kan het te warm worden in de vrieszone. De winterschakeling zorgt ervoor dat bij een omgevingstemperatuur van minder dan 18 °C de binnenverlich­ting wordt ingeschakeld wanneer de deur dicht is. Zo wordt de koelzone verwarmd.
Door deze opwarming slaat de com­pressor vaker aan en wordt de vrieszo­ne weer voldoende gekoeld.
voor een hogere omgevingstempera­tuur!
...debinnenverlichting in de koelzo­ne niet meer werkt?
^ Controleer eerst of de lichtcontact-
schakelaar klem zit of als de aan­uitknop/temperatuurregelaar op "0" staat.
Als dat niet het geval is, is de gloeilamp defect.
Vervang de gloeilamp zo snel moge­lijk! Een ingeschakelde winterschakeling kan anders niet functioneren.
^ Trek de stekker uit of schakel de
zekering op uw elektrische installatie uit.
^ Neem de lampafdekking achteraan
vast en trek de lampafdekking af.
^ Draai de gloeilamp uit en vervang ze.
Aansluitgegevens van de gloeilamp: 220 - 240 V, fitting E 14. Het vereiste vermogen (Watt) leest u van de defecte gloeilamp af.
Bij een omgevingstemperatuur onder 10 °C kunnen we niet garanderen dat het toestel correct zal werken! Zorg
^ Draai de nieuwe gloeilamp in en zet
de afdekking weer vast.
37
Page 38
Wat gedaan als...?
...debodem van de koelzone nat is?
De afvoeropening voor het dooiwater zit verstopt.
^ Reinig het gootje en de opening voor
het dooiwater.
Als u de storing niet kunt verhelpen aan de hand van deze aanwijzingen, dient u een beroep te doen op de Technische Dienst van Miele. Om het koudeverlies zo beperkt mo­gelijk te houden, laat u, indien mo­gelijk, de deur dicht tot de storing verholpen is.
38
Page 39
Waar bepaalde geluiden vandaan komen
Heel normale geluiden Waar komen ze vandaan?
Brrrrr... Gebrom komt van de motor (compressor). Dat kan even wat har-
Blubb, blubb.... Geborrel, geklots of gezoem komt van het koelmiddel dat door
Klik.... U hoort een klik telkens als de thermostaat de motor in- of uit-
Sssrrrrr.... Bij toestellen met verschillende zones of bij No-Frostmodellen
Krak.... Wanneer het materiaal in uw toestel uitzet kan men gekraak ho-
Bedenk echter dat motor- en stromingsgeluiden in de koelingskringloop niet te vermijden zijn!
der worden terwijl de motor ingeschakeld wordt.
de buisjes vloeit.
schakelt.
kan u een zacht geruis horen van de luchtstroming in de binnen­ruimte van het toestel.
ren.
Geluid waaraan u vlot kan verhelpen
Geklepper, gerammel, gerinkel Het toestel staat niet waterpas: Stel het toestel waterpas.
Waar komt het vandaan en wat kan u ertegen doen?
Schroef de voetjes in of uit het toestel of leg iets onder het toe­stel.
Het toestel raakt andere toestellen of meubels aan: Schuif het toestel van de meubels of andere toestellen weg.
Laden, korven of legplaten trillen of knellen: Controleer de uit­neembare onderdelen en zet ze eventueel opnieuw op hun plaats.
Flessen of recipiënten raken elkaar: Schuif de flessen of reci­piënten wat uit elkaar.
De snoerhouder hangt nog tegen de achterzijde van het toe­stel: Neem de snoerhouder weg.
39
Page 40
Service After Sales van Miele/garantie
Neem bij storingen die u niet zelf kunt oplossen contact op met
– uw Miele-handelaar
of
– de Service After Sales van Miele.
Het telefoonnummer van de dienst Herstellingen aan huis van Miele vindt u op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing.
Wanneer u op onze dienst Herstellin­gen aan huis een beroep doet, geef dan altijd het toesteltype en -nummer op. Beide gegevens vindt u op het ty­peplaatje in de binnenruimte van het toestel
Duur en voorwaarden van de garantie
Er is 2 jaar garantie.
Voor meer informatie over de garantie­voorwaarden in uw land neemt u con­tact op via het telefoonnummer van de dienst "Consumentenbelangen" van N.V. Miele België:
Het telefoonnummer van de dienst "Consumentenbelangen" vindt u op de achterzijde van deze gebruiks­aanwijzing.
40
Page 41
Elektrische aansluiting
Het toestel wordt aansluitklaar geleverd voor wisselstroom van 50 Hz, 220 – 240 V.
De zekering moet minstens 10 A bedra­gen.
Het toestel moet worden aangesloten op een geaard stopcontact dat volgens de voorschriften is geïnstalleerd. De elektrische installatie moet uitgevoerd zijn overeenkomstig de plaatselijke voorschriften.
Het toestel moet in geval van nood snel kunnen worden losgekoppeld van het elektriciteitsnet. Daarom moet het stop­contact gemakkelijk toegankelijk zijn. Het mag zich dus niet achter het toestel bevinden.
Als het stopcontact na de inbouw niet meer toegankelijk is, moet in de instal­latie een scheidingsinrichting voor elke pool voorhanden zijn. Als stroomonder­brekers kunnen schakelaars worden gebruikt met een contactopening van minstens 3 mm. Denk hierbij bijvoor­beeld aan LS-schakelaars, zekeringen en contactsluiters (EN 60335).
De stekker en de aansluitkabel van het toestel mogen niet de achterzijde van het toestel raken. Anders kunnen de stekker en de aansluitkabel bescha­digd raken door trillingen van het toe­stel. Dat kan een kortsluiting veroorza­ken.
Aansluiting via een verlengkabel is niet toegestaan, aangezien verlengkabels niet voldoende veiligheidsgaranties bie­den. Er bestaat onder andere gevaar voor oververhitting.
Het toestel mag niet op gelijkstroom­wisselstroommutators worden aange­sloten, die bijvoorbeeld bij stroom- voorziening op zonne-energie worden gebruikt. In dat geval kunnen er zich bij het in­schakelen van het toestel spannings­pieken voordoen, die ertoe kunnen lei­den dat het toestel wordt uitgeschakeld om veiligheidsredenen. De elektro­nische besturing kan beschadigd ra­ken! De stekker van de aansluitkabel van het toestel mag niet worden vervangen door een energiebesparende stekker (bijv. van het merk SavaPlug). Hierdoor wordt de energietoevoer naar het toe­stel verminderd en wordt het toestel te warm.
Als de aansluitkabel moet worden vervangen, dan mag dat alleen worden uitgevoerd door een erkende vakman of vakvrouw die op de hoogte is van elektriciteitsaansluitingen.
Ook andere toestellen mogen niet wor­den aangesloten op stopcontacten die zich bevinden achter het toestel.
41
Page 42
Opstelinstructies
Gebruik geen warmteproducerende toestellen op het toestel, zoals een mini-oven, een kooktoestel met twee kookzones of een broodrooster. Het toestel kan in brand vliegen. Gevaar voor brand!
Dit toestel mag niet onmiddellijk naast ("side-by-side") een ander mo­del worden opgesteld! Omdat het toestel niet met een zij­wandverwarming uitgerust is, kan er bij een "side-by-side"-opstelling con­denswater ontstaan! Vraag meer informatie bij uw Miele­handelaar.
Opstelplaats
Kies geen opstelplaats direct naast een fornuis, een verwarming of in de omge­ving van een venster met directe inval van zonnestralen. Hoe hoger de omgevingstemperatuur, hoe langer de compressor moet wer­ken, waardoor er meer stroom wordt verbruikt. Een droge, ventileerbare ruimte is ge­schikt.
– Ook andere toestellen mogen niet
worden aangesloten op stopcontacten die zich bevinden achter het toestel.
Belangrijk! Bij een hoge luchtvoch­tigheid kan het vocht condenseren
en zich afzetten op de buitenoppervlakken van het toestel. Dat condenswater kan leiden tot cor­rosie van de buitenwanden van het toestel. Om dat te voorkomen, is het aanbe­volen het toestel op te stellen in een ruimte die droog is en/of airco heeft. Controleer na het opstellen dat de toesteldeur goed sluit, dat de luchttoevoer- en luchtafvoerope­ningen niet afgedekt zijn en dat het toestel werd opgesteld zoals be­schreven.
Neem de volgende opmerkingen in acht bij het opstellen van het toestel:
– Het stopcontact moet gemakkelijk
toegankelijk zijn in geval van nood. Het mag zich dus niet achter het toe­stel bevinden.
– De stekker en de aansluitkabel van
het toestel mogen niet de achterzijde van het toestel raken. Anders kunnen deze beschadigd raken door tril­lingen van het toestel.
42
Page 43
Opstelinstructies
Klimaatklasse
Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse (bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder­en bovengrens moeten worden gerespecteerd. De klimaatklasse is ver­meld op het typeplaatje aan de binnen­zijde van het toestel.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
van +10 °C tot +32 °C van +16 °C tot +32 °C van +16 °C tot +38 °C van +16 °C tot +43 °C
Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor gedurende lange tijd niet werkt. Dit kan tot te hoge temperaturen in het toestel leiden, zodat de levens­middelen eventueel zelfs beginnen te ontdooien!
Luchttoevoer en -afvoer
De lucht aan de achterwand van het toestel wordt opgewarmd. De ventilatie­roosters mogen daarom niet worden af­gedekt, zodat een goede luchttoevoer en -afvoer verzekerd is. Bovendien moet het stof regelmatig van de ventilatieroosters worden verwijderd.
Toestel met bijgeleverde wandafstandhouders
Als er wandafstandhouders zijn meegeleverd bij uw toestel, moeten deze worden gebruikt om ervoor te zorgen dat het opgegeven energie­verbruik wordt gerealiseerd. Wan­neer de wandafstandhouders ge­monteerd zijn, neemt de toesteldiepte toe met ca. 35 mm. Worden de wandafstandhouders niet gebruikt, dan brengt dat de goede werking van het toestel niet in het gedrang. Wel stijgt het energie­verbruik van dit toestel in geringe mate als een kleinere afstand tot de wand wordt gebruikt.
^ Monteer de wandafstandhouders bo-
venaan links en rechts op de achter­zijde van het toestel.
43
Page 44
Opstelinstructies
Toestel opstellen
^ Verwijder eerst de kabelhouder aan
de achterzijde van het toestel.
^ Controleer of de onderdelen aan de
achterwand van het toestel nergens tegenaan kunnen komen. Buig ze zo nodig voorzichtig de andere kant op.
^ Schuif het toestel voorzichtig op de
daartoe voorziene plaats.
^ Plaats het toestel met de
wandafstandhouders (indien gemon­teerd) of met de achterwand vlak te­gen de keukenwand.
Toestel waterpas zetten
^ Zet het toestel waterpas met de
regelvoetjes en de bijhorende steek­sleutel.
44
Page 45
Afmetingen van het toestel
Opstelinstructies
ABC
K 12010 S-2 850 mm 550 mm 610 mm
K 12012 S-2 850 mm 550 mm 610 mm
K 12020 S-1 850 mm 600 mm 610 mm
K 12022 S-1 850 mm 600 mm 610 mm
K 12023 S-2 851 mm 602 mm 611 mm*
K 12024 S-2 851 mm 602 mm 611 mm*
* Afmeting zonder gemonteerde wandafstandhouders. Worden de bijgeleverde wandafstandhouders gebruikt, dan neemt de toesteldiepte toe met 35 mm.
45
Page 46
De draairichting van de deur veranderen
Het toestel wordt geleverd met een rechtsscharnierende deur. Als de deur linksscharnierend moet zijn, moet u de draairichting van de deur veranderen.
^ Sluit de deur van het toestel.
^ Haal de afdekking c af en sluit daar-
mee de vrijgekomen gaten aan de andere kant af.
^ Schroef de bovenste scharnierbout
d eruit met de inbuskant van de bij­geleverde sleutel en schroef de bout er aan de andere kant weer in.
^ Vergeet het afstandsschijfje niet!
^ Schroef de onderste scharnierhoek
a uit en neem hem af.
^ Neem de toesteldeur langs boven af.
^ Haal de bout b uit de scharnierhoek
a en schroef hem in het tweede gat van de scharnierhoek weer in. (De scharnierbout kan met de inbuskant van de bijgeleverde sleutel uitgeschroefd en weer ingeschroefd worden.)
46
^ Plaats de deur van het toestel van
beneden af op de bovenste schar­nierbout d en sluit de deur.
^ Plaats de scharnierhoek a van bene-
den af in het onderste deurlager en schroef hem vast.
^ Nivelleer de deur van het toestel met
behulp van de sleufgaten in de scharnierhoek. Zorg ervoor dat alle schroeven stevig aangedraaid zijn!
Page 47
De draairichting van de deur veranderen
De draairichting van de deur van het vriesvak veranderen
^ Klap de afdekking op de lagersteun
a omlaag.
^ Draai de lagersteun b los en neem
de deur van het vriesvak c samen met de steun weg.
^ Schroef het grendelstuk d los.
Deurgreep verplaatsen
^ Verwijder het afdekplaatje a en de
stoppen b voorzichtig met behulp van een sleufschroevendraaier.
Schuif het afdekplaatje c naar links en plaats in de vrijgekomen ruimte aan de rechterkant een aangepast plaatje d (bij voorkeur in hout of kunstof).
^ Wees voorzichtig bij het verplaatsen
van het afdgekplaatje c.
Let erop dat u niet met het voorwerp wegglijdt en het toesteloppervlak beschadigt.
^ Plaats het grendelstuk d 180° ge-
draaid op de andere kant en schroef het vast.
^ Zet de deur van het vriesvak c van
boven af op zijn plaats e en schroef de lagersteun vast b.
^ Klap de afdekking op de lagersteun
a weer dicht.
Sluit de vrijgekomen openingen met de bijgeleverde afdekplaatjes f af.
^ Draai de schroeven e aan de
greepzijde en in het midden uit en neem de greep f af.
47
Page 48
De draairichting van de deur veranderen
^ Draai de greep 180° en plaats hem
aan de andere kant.
^ Schroef de greep eerst aan de zijkant
en daarna in het midden vast g.
^ Plaats het afdekplaatje a en de stop-
pen b terug (maar nu aan de andere kant).
^ Plaats het middelste afdegplaatje c
terug, door het eerst links en dan rechts vast te klikken.
48
Page 49
Inbouw onder een doorlopend werkblad
Dit toestel kan u onder een doorlopend werkblad schuiven. Daartoe neemt u eerst het bovenblad van het toestel af.
Voor de luchttoevoer en -afvoer aan de achterzijde van het toestel dient u in het werkblad een ventilatieope­ning te voorzien. Die uitsparing moet minstens 140 cm
2
groot zijn.
Het wandafsluitprofiel op het werk­blad mag bij 600 mm inbouwdiepte hoogstens 10 mm diep zijn!
Zorg ervoor dat het stopcontact toe­gankelijk blijft.
^ Draai de schroeven a aan de ach-
terzijde van het toestel uit.
^ Til het bovenblad achteraan lichtjes
op en neem het langs voren weg.
495051
Page 50
Page 51
Page 52
Wijzigingen voorbehouden / 4812
K 12010 S-2, K 12012 S-2, K 12020 S-1, K 12022 S-1, K 12023 S-2, K 12024 S-2
M.-Nr. 09 552 140 / 00
Loading...