Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op het volgende
model:
TS-570D: HF Zendontvanger
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
Pak de zendontvanger voorzichtig uit. Controleer of de
accessoires vermeld in de onderstaande lijst aanwezig zijn.
Het verdient aanbeveling de doos en het
verpakkingsmateriaal te bewaren voor het geval u de
zendontvanger in de toekomst nogmaals moet vervoeren.
Accessoire
Microfoon
Gelijkstroom-voedingskabel
7-polige DIN stekker
13-polige DIN stekker
Zekering (25 A)
Zekering (4 A)
Gebruiksaanwijzing
Schematisch diagram/
blokschema
(alleen voor de V.S. en
Canada)
1
Onderdeelnummer
T91-0352-XX
E30-3157-XX
E07-0751-XX
E07-1351-XX
F05-2531-XX
F06-4027-XX
B62-1547-XX
—
Aantal
1
1
1
1
1
1
1
1
Bij dit produkt zijn batterijen geleverd. Wanneer deze
leeg zijn, moet u ze niet weggooien maar inleveren
als KCA
Breng deze zender/ontvanger terug naar uw KENWOOD
dealer, zodat de lege lithium battery kan worden vervangen.
Wanneer de zender/ontvanger niet langer nodig is, breng
deze dan terug naar uw dealer zodat deze battery veilig kan
opruimen.
Garantiebewijs
(alleen voor Europa, de V.S.
en Canada)
1
Voor andere landen zijn de schematische diagrammen en
blokschema’s los verkrijgbaar.
Deze zendontvanger heeft een staaf aan de onderzijde om de
zendontvanger in de gewenste stand te draaien. Trek de staaf
helemaal naar voren, zoals afgebeeld:
—
1
HARTELIJK DANK
AanwijzingGa als volgt te werk
Druk op de TOETS en laat deze
los.
Houd TOETS1 ingedrukt en druk
daarbij tevens TOETS2 in. Waar
het om meer dan twee toetsen
gaat, houdt u alle genoemde
toetsen ingedrukt totdat u ook de
laatste toets hebt ingedrukt.
Druk TOETS1 even kort in, laat
TOETS1 los en druk vervolgens
TOETS2 in.
Met de zendontvanger
uitgeschakeld, houdt u de TOETS
ingedrukt en dan schakelt u de
zendontvanger in met een druk
op de
[ ] (STROOM)
schakelaar.
Druk op [TOETS].
Druk op
[TOETS1]+[TOETS2].
Druk op
[TOETS1], [TOETS2].
Druk op
[TOETS]+[ ].
Hartelijk dank voor uw keuze van de KENWOOD TS-570D.
Dit “Intelligent communicatiesysteem met digitalesignaalverwerkingsfuncties” werd ontwikkeld door ons
technisch team in een streven naar perfectie, en kwaliteit, dat
tot uiting komt bij alle vernieuwingen die KENWOOD
realiseert op het gebied van HF zendontvangers.
In deze zendontvanger is een 16-bit DSP digitale
signaalprocessor ondergebracht voor het verwerken van de
audiofrequenties. Volledig profijt trekkend van de DSP
technologie, introduceert de zendontvanger geavanceerde
interferentie-onderdrukkingsfuncties en een verbeterde
audiokwaliteit van het signaal dat u uitzendt. U beschikt over
een indrukwekkend technisch arsenaal in het komend
gevecht met de QRM en QRN effecten van de nieuwe
zonnevlekken-cyclus. Naarmate u vertrouwd raakt met het
gebruik van de zendontvanger, zult u ontdekken dat bij
KENWOOD een gebruikersvriendelijke bediening hoog in het
vaandel staat. Telkens wanneer u bijvoorbeeld bij gebruik van
de menufunctie het menu-nummer verandert, verschijnen in
het display meerdere meldingen die u vertellen wat u aan het
kiezen bent.
Maar ondanks het grote bedieningsgemak is en blijft deze
zendontvanger een technisch geavanceerd apparaat en het is
mogelijk dat diverse functies wellicht nieuw voor u zijn.
Beschouw deze gebruiksaanwijzing als een persoonlijke
introductie van het toestel door de ontwerpers ervan; volg de
tekst eerst stap voor stap in een leerproces en dan zult u deze
gebruiksaanwijzing in de toekomst alleen nog nodig hebben
om af en toe eens iets op te zoeken.
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE
HANDLEIDING
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig
mogelijk te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is
gekozen voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl.
Dit overzichtelijk formaat zal u als lezer tijd besparen bij het
vertrouwd raken met de bediening van het toestel. Het
voornaamste is dat u spoedig praktisch met het toestel leert
omgaan, zodat u de handleiding niet meer voortdurend hoeft
te raadplegen, en dit boek als naslagwerk achter de hand
kunt houden.
Belangrijke opmerkingen zijn als volgt in de tekst
aangegeven:
WAARSCHUWING!
LET OP:
Opmerking:
➡ Ter voorkoming van lichamelijk
letsel
➡ Ter voorkoming van schade aan het
toestel
➡ Belangrijke informatie of
bedieningsaanwijzing
KENMERKEN
De DSP technologie biedt u de volgende voorzieningen en
eigenschappen:
•Topprestatie ontvangst-filters.
•Verbeterde Beat Cancel zwevingsonderdrukking en Noise
Reducer ruisonderdrukking.
•Volledige bijregeling van het verzonden audiosignaal door
voorzieningen zoals de TX Equalizer.
•Mogelijkheid tot automatische Zero-beating voor de CW
mode.
Voor een vriendelijke bediening beschikt de zendontvanger
over:
•Een hulpfunctie, die bestaat uit meldingen die in het
display verschijnen en vertellen wat u kiest bij gebruik van
de menu’s.
•Een snel-toegangsgeheugen om de huidige instellingen
van de zendontvanger op snelle en gemakkelijke wijze in
een geheugenkanaal vast te leggen.
•Een groot, duidelijke afleesbaar LCD display.
Opmerking:
volgorde om u stap-voor-stap bij de bediening te begeleiden.
Aanvullende informatie die wel van belang is, maar niet essentieel
voor het volbrengen van de bedieningsprocedure, wordt na alle
stappen van de basisbediening puntsgewijs aangegeven.
De basisaanwijzingen zijn genummerd in de vereiste
N-i
INHOUDSOPGAVE
VOORZORGENIV
HOOFDSTUK 1INSTALLATIE1
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE ................................... 1
AANSLUITEN VAN EEN AARDING .................................. 2
INSTALLEREN VAN EEN BLIKSEMAFLEIDER ............... 2
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN .................................... 65
SPECIFICATIES68
AANHANGSEL70
N-iii
VOORZORGEN
U wordt verzocht alle veiligheidsvoorschriften en
gebruiksaanwijzingen goed door te lezen alvorens u het
toestel in gebruik neemt. U kunt zondermeer een optimale
werking van het toestel verwachten als u de
veiligheidswenken en aanwijzingen in de handleiding goed
opvolgt. Bewaar de handleiding goed. U zult deze later vast
nogmaals willen raadplegen.
1 Gebruik alleen een voorgeschreven voedingsbron
Sluit dit toestel alleen aan op een voorgeschreven
voedingsbron welke is aangegeven in de
gebruiksaanwijzing of op het toestel zelf.
2Wees voorzichtig met de stroomsnoeren
Breng de stroomsnoeren op een veilige manier aan. Zorg
dat er niet op de snoeren gestaan wordt, en dat de
snoeren niet door voorwerpen worden afgeklemd. Let hier
in het bijzonder goed op in de buurt van het stopcontact,
een verloopstekker of op het punt waar de snoeren op het
toestel zijn aangesloten.
3Voorkom elektrische schokken
Pas op dat er geen voorwerpen of vloeistoffen via de
ventilatieroosters in het toestel terecht komen. Als er
metalen voorwerpen als haarspelden of naalden in het
inwendige van het toestel terecht komen, kan elektrische
sluiting worden veroorzaakt, hetgeen zal leiden tot een
gevaarlijke elektrische schok. Pas op dat kinderen geen
voorwerpen in het toestel steken.
4 Aarding en polarisatie
Negeer de in deze handleiding gevolgde methode voor
aarding en elektrische polarisatie niet. Dit geldt in het
bijzonder voor het stroomsnoer.
5 Aard de buitenantenne goed
De met dit toestel gebruikte buitenantenne’s dienen op
afdoende wijze te worden geaard. Een goede aarding zal
het systeem beschermen tegen spanningspieken zoals bij
onweer. Juiste aarding zal tevens de kans tot statische
ontladingen verminderen.
Voorbeeld aarden van antenne
Antenneaansluitdraad
Aardeklem
Antenneontlaadeenheid
Aarden van
geleiders
Elektrisch
onderhoudtoestel
Aardeklemmen
Spanning aarden van
elektrode systeem
6 Afstand van antenne tot elektriciteitsleidingen
De afstand van een buitenantenne tot een
elektriciteitsleiding dient tenminste anderhalf maal de
verticale hoogte van de antenne inclusief steunstructuur te
zijn. Mocht de antenne bij een dergelijke afstand
omvallen, dan kan met zekerheid worden aangenomen
dat de elektriciteitsleiding niet wordt geraakt.
7Ventilatie
Plaats het toestel zodanig dat een goede
luchtdoorstroming mogelijk is. Plaats geen boeken of
andere voorwerpen op het toestel die de ventilatie kunnen
belemmeren. Houd een minimale afstand van 10 cm
tussen de achterzijde van het toestel en de muur of de
kast aan.
8 Pas op voor water en vocht
Gebruik het toestel niet in de buurt van water of andere
vochtige plaatsen. Houd het toestel uit de buurt van een
doucheruimte, het aanrecht of het zwembad, en stel het
toestel niet op in een vochtige kelder of zolderkamer.
9Vreemde geur of rook
Schakel het toestel onmiddellijk uit als een vreemde geur
of rook wordt waargenomen. Neem zo spoedig mogeljk
contact op met een KENWOOD service-centrum of uw
dealer.
10 Vermijd hoge temperaturen
Houd het toestel uit de buurt van warmtebronnen als
verwarmingselementen, versterkers of andere apparaten
die veel warmte kunnen opwekken.
11 Reiniging
Gebruik geen vluchtige stoffen zoals alcohol, thinner of
wasbenzine om de behuizing van het toestel te reinigen.
Gebruik hiervoor een schone, zachte doek gedrenkt in
een oplossing van water met een mild
schoonmaakmiddel.
12 Als het toestel lang niet wordt gebruikt
Trek de stekker uit het stopcontact als u denkt het toestel
voor langere tijd niet te zullen gebruiken.
13 Onderhoud
Verwijder de ombouw van dit toestel alleen als dit voor
aansluiting van een accessoire of dergelijke in deze
handleiding of in aanverwante documentatie wordt
gevraagd. Volg de bijgeleverde aanwijzingen strikt op.
Indien u niet vertrouwd bent met dit soort
werkzaamheden, dan raden wij u aan de hulp van een
meer ervaren persoon in te schakelen, of de
werkzaamheden toe te vertrouwen aan een deskundig
vakman.
14 Beschadiging waarvoor service is vereist
Raadpleeg een deskundig vakman in de volgende
gevallen:
a) Als de stroomvoorziening of het netsnoer is
beschadigd.
b) Als er voorwerpen of vloeistoffen in het toestel terecht
zijn gekomen.
c) Als het toestel door regen nat is geworden.
d) Als het toestel abnormaal of zeer slecht werkt.
e) Als het toestel is gevallen of als de ombouw is
beschadigd.
N-iv
INSTALLATIE
1
Installeren en aansluiten van een
antennesysteem {zie blz. 1}.
Installeren van een aardingssysteem
dat voldoet aan de vereisten van
gelijkstroom- en RF-aarding {zie blz. 2}.
Inatalleren van een bliksemafleider ter
beveiliging van het antennesysteem,
uw persoon en uw bezittingen {zie blz. 2}.
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Het gebruikte soort antennesysteem, bestaande uit de
antenne, het aardvlak en de voedingslijn, heeft grote invloed
op de kwaliteit van uw verbindingen. Gebruik een correct
afgeregelde 50Ω antenne van goede kwaliteit, opdat uw
zendontvanger maximale prestaties zal kunnen leveren.
Gebruik voor de 50 Ω coaxkabel en de coaxiale
aansluitstekker slechts materialen van de beste kwaliteit. Zorg
dat de aanpassing tussen de coaxkabel en de antenne
zodanig is dat de staande-golf verhouding (SWR) beter is dan
1,5:1. Alle verbindingen moeten degelijk en stevig
aangesloten worden.
Hoewel het beveiligingscircuit van de zendontvanger in
werking treedt wanneer de SWR groter wordt dan 2,5:1, mag
u dit niet beschouwen als een afdoende remedie voor een
slecht werkend antennesysteem. Door een hoge SWR
waarde zal het uitgangsvermogen van de zender afnemen.
Het kan tevens storing veroorzaken in radio-toestellen en
andere huiskamer-apparatuur zoals een TV-toestel en een
stereo-installatie. Het kan zelfs leiden tot HF-storingen in de
zendontvanger zelf. Rapporten dat uw signaal vervormd of
onverstaanbaar klinkt, met name bij maximale modulatie,
kunnen een aanwijzing vormen dat uw antennesysteem het
vermogen van de zender niet efficiënt uitstraalt in de ruimte.
Als u tijdens het moduleren een prikkelende tinteling voelt bij
het aanraken van de transceiver of metalen delen van de
microfoon, kunt u aannemen dat op z’n minst de coaxaansluiting aan de achterkant van de zendontvanger is
losgeraakt.
Sluit uw antenneleiding aan op ANT 1. Gebruikt u twee
antennes, sluit de tweede antenne dan aan op ANT 2.
LET OP:
◆
ALS U GAAT ZENDEN ZONDER EERST EEN ANTENNE OF
ANDERE BELASTING AAN TE SLUITEN, KAN ER SCHADE
AAN DE ZENDONTVANGER ONTSTAAN. ZORG VOOR HET
ZENDEN ALTIJD DAT ER EEN ANTENNE NAAR BEHOREN
OP DE ZENDONTVANGER IS AANGESLOTEN.
◆
SLUIT OOK ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER AAN, OM HET
GEVAAR VOOR BRAND, EEN ELEKTRISCHE SCHOK OF
SCHADE AAN DE ZENDONTVANGER TE VOORKOMEN.
Installeren en aansluiten van een gelijkstroomvoedingssysteem {zie blz. 2}.
Aansluiten van alle accessoires op de transceiver
{zie blz. 3 en 60}. Op deze zendontvanger kunt u de
volgende accessoires aansluiten:
• Microfoon
• Antennetuner
• CW seinsleutel
• Computer
• TNC/ Multimode
communicatie-processor
• Hoofdtelefoon
• Externe luidspreker
• RTTY radio-teletype
apparatuur
• Lineaire versterker
SIGNAALVERLIES (IN DB, BIJ BENADERING) PER
30 METER TRANSMISSIELIJN VAN 50 Ω MET JUISTE
AANPASSING
•Gebruik de onderstaande tabel slechts als algemene
richtlijn. De specificaties kunnen voor verschillende
merken nogal uiteenlopen.
Transmissielijn
RG-174, -174A
RG-58A, -58C
3D-2V
RG-58, -58B
RG-58 schuim
RG-8X
5D-2V
RG-8, -8A, -9, -9A, -9B,
-213, -214, -215
5D-FB
RG-8 schuim
8D-2V
10D-2V
9913
8D-FB
10D-FB
12D-FB
RG-17, -17A
13 mm harde kabel
20D-2V
19 mm harde kabel
22 mm harde kabel
NV: Niet verkrijgbaar
3,5 MHz
2,3
0,75
0,80
0,65
0,70
0,50
0,45
0,38
NV
0,29
0,29
0,24
0,24
NV
NV
NV
0,13
0,12
< 0,10
< 0,10
< 0,10
14 MHz30 MHz
4,3
1,6
1,5
1,5
1,4
1,0
0,93
0,80
0,80
0,60
0,60
0,50
0,48
0,48
0,37
0,33
0,29
0,26
0,25
0,21
0,16
6,4
2,6
2,3
2,3
2,1
2,0
1,4
1,2
1,0
0,90
0,90
0,72
0,70
0,68
0,54
0,45
0,48
0,40
0,39
0,32
0,26
N-1
1 INSTALLATIE
1
AANSLUITEN VAN EEN AARDING
Een goede aarding is een minimale vereiste om de gebruiker
te beschermen tegen eventuele elektrische schokken, en om
te voorkomen dat andere elektronische apparatuur in de
nabije omgeving door de zendontvanger kan worden
gestoord. Voor een echt optimaal communicatieresultaat (RF)
verbindt u best uw antenne met een goede hoogfrequent
aarding. Breng hiervoor een of meerdere aardstaven of
koperplaten aan onder de grond en verbind dezemet de GND
aansluiting van de transceiver. Gebruik voor de verbinding
een zo kort mogelijk stevig stuk draad of koperen strook. Let
op dat alle verbindingen zuiver zijn en stevig contact maken.
INSTALLEREN VAN EEN
BLIKSEMAFLEIDER
Ga zorgvuldig te werk bij het beveiligen van uw apparatuur en
uw woning tegen blikseminslag. Ook in gebieden waar maar
zelden onweer is, zal er toch enkele malen per jaar sprake
zijn van kans op onweer en blikseminslag. Neem het zekere
voor het onzekere, raadpleeg een expert of vraag officiële
informatie aan en bestudeer deze om de beste beveiliging
tegen blikseminslag voor uw installatie te bepalen.
Het installeren van een bliksemafleider is een goed begin,
maar er is meer dat u kunt doen. Zo kunt u bijvoorbeeld de
transmissielijnen van uw antennesysteem aansluiten op een
ingangspaneel dat u buitenshuis installeert. Zorg voor een
goede aarding van het ingangspaneel en sluit uw
zendontvanger dan met geschikte leidingen aan op dit paneel.
Als er dan onweer dreigt of losbarst, kunt u voor de beste
beveiliging de leidingen van het paneel op uw transceiver
losmaken.
LET OP:
MAKEN VAN EEN GASBUIS (HETGEEN UITERAARD
GEVAARLIJK IS), VAN EEN PLASTIC WATERLEIDINGSBUIS OF
DE RANDAARDE VAN HET ELEKTRICITEITSNET, DIE
VERBONDEN IS MET DE BEDRADING VAN DE GEHELE WONING
EN DERHALVE ALS ANTENNE KAN GAAN WERKEN.
PROBEER NIET OM VOOR AARDING GEBRUIK TE
Sluit eerst de gelijkstroomvoedingskabel aan op de
gelijkstroomvoedingsbron en controleer de polariteit
(rood:positief, zwart: negatief). Sluit vervolgens de stekker
van de gelijkstroomvoedingskabel aan op de “DC 13.8 V”
gelijkstroomingang op het achterpaneel van de
zendontvanger. Druk de gelijkstroomstekker stevig in de
aansluitbus van de zendontvanger tot het vergrendelnokje
vastklikt.
Zekeringhouders
Zwart
Gelijkstroomvoeding
Rood
TS-570
DC 13,8 V
VERVANGEN VAN ZEKERINGEN
Als er een zekering doorslaat, dient u de oorzaak daarvan op
te sporen en het probleem te verhelpen. Pas daarna mag u
de zekering door een nieuwe vervangen. Als er herhaaldelijk
zekeringen doorslaan, ontkoppel dan de voedingsstekker en
raadpleeg uw dealer of de dichtstbijzijnde onderhoudsdienst
voor technische bijstand.
Plaats van de zekering
TS-570
Bijgeleverde
gelijkstroom-voedingskabel
Stroomsterkte van de zekering
4 A
(Voor een externe antennetuner)
25 A
AANSLUITEN VAN DE
GELIJKSTROOMVOORZIENING
Voor gebruik van deze zendontvanger als een vast station
dient u een in de handel verkrijgbare 13,8 V gelijkstroomvoedingsbron aan te sluiten. Sluit de transceiver NIET
rechtstreeks op het lichtnet aan. Gebruik de bijgeleverde
gelijkstroom-voedingskabel om de zendontvanger op een
passende voedingsbron aan te sluiten. Vervang de kabel niet
door een snoer met kleinere diameter. De
stroomleveringscapaciteit van uw voedingsbron moet 20,5 A
of meer bedragen.
LET OP:
◆
ALVORENS DE VOEDING OP DE ZENDONTVANGER AAN TE
SLUITEN, DIENT U EERST ZOWEL DE VOEDING ALS DE
ZENDONTVANGER UIT TE SCHAKELEN.
◆
STEEK DE NETSNOERSTEKKER VAN DE
GELIJKSTROOMVOEDING PAS IN HET STOPCONTACT
NADAT ALLE AANSLUITINGEN TOT STAND ZIJN GEBRACHT.
LET OP:
DOOR EEN NIEUWE NADAT U DE OORZAAK VAN HET
DOORSLAAN HEBT OPGESPOORD EN VERHOLPEN. GEBRUIK
TER VERVANGING UITSLUITEND EEN NIEUWE ZEKERING VAN
HET AANGEGEVEN AMPERAGE.
VERVANG EEN DOORGESLAGEN ZEKERING PAS
N-2
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES
TS-570
+
VOORPANEEL
1 INSTALLATIE
1
■ HOOFDTELEFOON-AANSLUITING (PHONES)
Gebruik een hoofdtelefoon met een impedantie van 4 tot
32 Ω. U kunt ook een stereo hoofdtelefoon aansluiten.
Zodra u de hoofdtelefoon aansluit, zal de ingebouwde
luidspreker (en een optionele externe luidspreker) geen
geluid meer geven. Sluit een hoofdtelefoon aan met een
6,0 mm diameter 2-polige (mono) of 3-polige (stereo)
stekker.
■ MICROFOON-AANSLUITING (MIC)
Voor het voeren van gesprekken sluit u op de MIC
aansluiting een microfoon aan met een impedantie van
250 tot 600 Ω. Steek de stekker van uw microfoon stevig
in de aansluitbus en draai vervolgens de borgring vast.
Geschikte microfoons zijn bijvoorbeeld de modellen
MC-43S, MC-47, MC-60A, MC-80, MC-85 en MC-90.
Gebruik niet de modellen MC-44, MC-44DM, MC-45,
MC-45E, MC-45DM, MC-45DME, MC-52DM of
MC-53DM, want deze microfoons zijn niet geschikt.
ACHTERPANEEL
■ EXTERNE LUIDSPREKER-UITGANG (EXT SP)
Voor het aansluiten van een externe luidspreker dient u te
controleren of deze een impedantie van 8 Ω heeft.
Gebruik voor het aansluiten een 2-polige (mono)
ministekker met een diameter van 3,5 mm. Bij gebruik van
een externe luidspreker zal de ingebouwde luidspreker
geen geluid weergeven.
WAARSCHUWING!
GEEN HOOFDTELEFOON AAN. HET HOGE AUDIOUITGANGSVERMOGEN ZOU UW GEHOOR KUNNEN
BESCHADIGEN.
SLUIT OP DE LUIDSPREKERUITGANG
Hoofdtelefoon
DOWNe
Microfoon
Externe luidspreker
TS-570
iGND (STBY)
MICq
PTTw
UPr
MIC aansluiting (vooraanzicht)
uGND (MIC)
yNC
t
8 V
(max. 10 mA)
■ AANSLUITINGEN VOOR EEN SEINSLEUTEL EN
TOETSENBORD VOOR DE CW BEDIENING
(PADDLE EN KEY)
Voor de CW bediening met de interne elektronische
sleutel sluit u een “paddle” bedieningseenheid aan op de
PADDLE aansluitbus. Voor CW bediening zonder de
interne elektronische sleutel sluit u een gewone
seinsleutel, een halfautomatische sleutel (“Bug”), een
losse elektronische sleutel of de CW seinsleutel-uitgang
van een MCP multimode communicatie-processor aan op
de KEY aansluiting. Deze aansluitbussen zijn geschikt
voor resp. een 6,0 mm 3-polige stekker en een 3,5 mm
2-polige stekker. Een externe elektronische sleutel moet
positieve signalen kunnen leveren om geschikt te zijn voor
deze zendontvanger. Sluit de seinsleutel e.d. aan op de
zendontvanger met een afgeschermd snoer.
Opmerking:
elektronische sleutel, zult u wellicht besluiten dat het niet nodig is
zowel een “paddle” bedieningseenheid als een ander type sleutel
aan te sluiten, tenzij u speciaal een toetsenbord wilt gebruiken
voor de CW bediening. Het is aanbevolen dat u zich vertrouwd
maakt met de werking van de interne elektronische sleutel, door
het doorlezen van de beschrijving onder “ELEKTRONISCHE
SLEUTEL” {zie blz. 34}, alvorens u besluit een andere
bedieningseenheid aan te sluiten.
Dankzij de veelzijdige functionaliteit van de interne
Aarde
• Rechte sleutel• Paddle
• Bug
• Elektronische sleutel
• MCP CW uitgangssignaal
Aarde Strepen Punten
N-3
ro
2 UW EERSTE QSO
UW EERSTE QSO
ZENDEN
ti
we
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
AT TUNE
PHONES
MIC
CH1
CH22CH3
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB
USB
PWR
CW
FSK
KEY
FM
AM
DELAY MENU 1MHz
Nadat u hebt afgestemd op enkele zenders, zoals
beschreven in de voorgaande paragraaf “ONTVANGST”,
kunt u proberen om zelf contact te leggen.
q Laten we aannemen dat u al heeft ingesteld op de juiste
afstemband en de juiste afstemmode (zie de stappen
1 t/m 7 in “ONTVANGST”), dan kunt u met de centrale
Afstemknop afstemmen op een zender of instellen op
een vrije frequentie.
w Druk even kort op de [AT TUNE] toets.
•De aanduiding “AT” verschijnt.
e Druk op de [AT TUNE] toets en houd de toets ingedrukt
om de ingebouwde antennetuner in te schakelen.
•De aanduiding “AT” knippert en de aanduiding “TX”
verschijnt.
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AFRF
46
28
010
IF SHIFTSQL
46
28
010
q
UP
DOWN
TF-SET
SPLIT
M/V
A=B
SCANM>VFOM.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+–
CH
u
r SSB: Druk op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling in te schakelen.
•De aanduiding “MIC-50” verschijnt.
CW: Deze stap kan worden overgeslagen.
t Druk op de [SEND] toets.
•De aanduiding “TX” verschijnt.
y Nu kunt u in de microfoon spreken of voor de CW band
met uw seinsleutel gaan seinen.
u SSB: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/CH regelaar zodanig in dat de ALC meter uitslaat
overeenkomstig het niveau van uw stem.
•Het afstemmen hoort in minder dan 20 seconden
voltooid te zijn. De aanduiding “AT” stopt met
knipperen en de aanduiding “TX” verdwijnt.
•Als het afstemmen niet in ongeveer 20 seconden is
voltooid, hoort u pieptonen die u hierop attent
maken. Druk op de [AT TUNE] toets om de
pieptonen uit te schakelen en te stoppen met
afstemmen. Controleer vervolgens eerst uw
antennesysteem voordat u verder gaat.
Opmerking:
Na 60 seconden wordt automatisch met afstemmen
gestopt. De aanduiding “AT” zal dan doven en pieptonen stoppen.
CW: Deze stap kan worden overgeslagen.
i Druk nogmaals op de [SEND] toets wanneer u wilt
terugkeren naar ontvangst.
o Druk nogmaals op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling uit te schakelen.
Hiermee is uw eerste kennismaking met de TS-570
compleet, maar natuurlijk is er nog enorm veel te ontdekken.
In het hoofdstuk “BASISBEDIENING” {zie blz. 13} en de
eropvolgende hoofdstukkken vindt u een volledige
beschrijving van alle functies van de zendontvanger, te
beginnen met de meest essentiële en meest gebruikte
functies.
N-5
2 UW EERSTE QSO
Nu u de TS-570 hebt geïnstalleerd, kunt u het toestel gaan uitproberen. De onderstaande aanwijzingen zijn zo kort mogelijk
gehouden en dienen slechts ter kennismaking met de functies. Als er iets niet geheel duidelijk is of niet naar wens verloopt,
maakt u zich geen zorgen, u zult de betreffende functie later weer tegenkomen in een veel uitgebreideer beschrijving.
ONTVANGST
tw
Opmerking:
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
CH22CH3
MIC
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
PHONES
Hieronder worden alleen de toetsen en regelaars
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB
USB
PWR
CW
FSK
KEY
FM
AM
DELAY MENU 1MHz
y
u
behandeld die nodig zijn voor een vluchtige eerste kennismaking
met de zendontvanger.
q Stel de volgende regelaars in als aangegeven:
•AF regelaar:geheel naar links
•RF regelaar:geheel naar rechts
•DSP SLOPE (HIGH) regelaar:
geheel naar rechts
•DSP SLOPE (LOW) regelaar:
geheel naar links
•IF SHIFT regelaar:middelste stand
•SQL regelaar:geheel naar links
w Schakel de gelijkstroomvoeding in en druk vervolgens
] (STROOM) schakelaar in en houd deze even
de [
ingedrukt.
•De zendontvanger zal nu inschakelen. De
aanduidingen en frequentiecijfers zullen in het
display oplichten.
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AFRF
46
28
010
IF SHIFTSQL
46
28
010
q
q
qr
q
q
q
UP
DOWN
SPLIT
TF-SET
M/V
A=B
SCANM>VFOM.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+–
CH
e
e VFO A moet nu ingesteld zijn voor zenden en ontvangen,
en u dient “tA” in het display te zien. Is dit niet het geval,
druk dan op de [A/B] toets.
r Draai nu de AF regelaar geleidelijk naar rechts tot u een
redelijk niveau van achtergrondruis hoort.
t Stel in op een amateurband door indrukken van de [UP]
of [DOWN] toets.
y Kies een afstemmode door indrukken van de
[LSB/USB] toets of de [CW/FSK] toets.
•Druk nogmaals op dezelfde toets om in te stellen op
de tweede functie van de toets. Door meermalen
indrukken van de [LSB/USB] toets bijvoorbeeld, kunt
u heen en weer schakelen tussen de onderste
zijband en de bovenste zijband.
u Draai aan de centrale Afstemknop om op een zender af
te stemmen.
•Als u geen zender kunt horen terwijl er wel een
antenne op de zendontvanger is aangesloten, staat
er wellicht ingesteld op de verkeerde antenneaansluiting. Door indrukken van de [ANT] toets
schakelt u over tussen de antenne 1 en de antenne 2
antenne-aansluiting.
•Als u de [ ] (STROOM) schakelaar langer dan
2seconden ingedrukt houdt, wordt de
zendontvanger weer uitgeschakeld.
UW EERSTE QSO
N-4
EERSTE VERKENNING
VOORPANEEL
q
w
r
y
e
t
i
u
o
!0
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
PHONES
MIC
CH22CH3
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB
USB
PWR
CW
FSK
KEY
FM
AM
DELAY MENU 1MHz
!1
qq
q (STROOM) aan/uit-schakelaar
qq
Druk deze schakelaar in en houd de knop even ingedrukt om
de zendontvanger in te schakelen. Nogmaals indrukken om
het toestel weer uit te schakelen {zie blz. 13}.
ww
w PF programmeerbare functietoets
ww
Zie “PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN”
{op blz. 49} om een door u gewenste functie aan deze toets
toe te wijzen. De oorspronkelijk ingestelde functie voor de
toets is stem 1 {zie blz. 55}.
ee
e PRE-AMP voorversterkertoets
ee
Druk op deze toets om de ontvangst-voorversterker
{zie blz. 37} in of uit te schakelen.
rr
r AT T verzwakkingstoets
rr
Druk op deze toets om de ontvangst-verzwakkingsregeling
{zie blz. 37} in of uit te schakelen.
tt
t PROC spraakprocessortoets
tt
Druk op deze toets om de spraakprocessor voor zenden
{zie blz. 32} in of uit te schakelen.
yy
y VOX stemgeschakelde zendstarttoets
yy
Bij alle spraakmodes, dient deze toets voor het in- en
uitschakelen van de Voice-Operated Transmit (VOX) functie
om te beginnen met zenden wanneer u spreekt {zie blz. 31}.
In de CW mode dient de toets voor het in- en uitschakelen
van de Break-in functie {zie blz. 34}.
uu
u AT TUNE antennetuner-inschakeltoets
uu
Gebruik deze toets voor het inschakelen van de inwendige
antennetuner {zie blz. 52} of een externe antennetuner.
ii
i SEND zend/ontvangtoets
ii
Druk op deze toets om de transceiver over te schakelen
tussen zenden en ontvangen {zie blz. 15}.
oo
o PHONES hoofdtelefoon-aansluiting
oo
Sluit op deze stekkerbus een hoofdtelefoon aan. Bij het
insteken van de stekker in deze aansluitbus wordt het geluid
van de luidspreker automatisch uitgeschakeld {zie blz. 3}.
N-6
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AFRF
46
28
010
IF SHIFTSQL
46
28
010
UP
DOWN
SPLIT
M/V
SCANM>VFOM.IN
!0!0
!0 MIC microfoon-aansluiting
!0!0
TF-SET
A=B
A/B
CLEAR
MR
M.IN
RIT
XIT
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
RIT/XIT
+–
CH
Steek de stekker van een geschikte microfoon in deze
stekkerbus en draai dan de borgring van de stekker stevig
vast {zie blz. 3}.
!1!1
!1 Multifunctioneel cijfertoetsenpaneel
!1!1
Deze dubbele rij toetsen (in totaal 10 toetsen) links van de
Afstemknop dient onder andere voor het invoeren van
numerieke gegevens. De toetsen hebben daarnaast nog een
aantal andere functies.
•CH 1, CH 2, CH 3 toetsen
Gebruik deze toetsen voor de keuze van functies die te
maken hebben met de interne elektronische sleutel
{zie blz. 34} en de DRU-3A digitale opnamesysteem
{zie blz. 53}.
•ANT antennekeuzetoets
Druk op deze toets om te kiezen voor antenne 1 of
antenne 2, aangesloten op de ANT 1 of ANT 2 antenneaansluiting op het achterpaneel {zie blz. 1 en 48}.
•REC opnametoets
Druk op deze toets om de opnamefunctie voor het CW
berichtengeheugen {zie blz. 35} of voor de los verkrijgbare
DRU-3A digitale opnamesysteem in te schakelen
{zie blz. 53}.
•FINE fijnafstemtoets
Druk op deze toets om het afsteminterval van de
Afstemknop tot een-tiende van de standaardwaarde te
verminderen, voor een nauwkeuriger afstemming
{zie blz. 29}.
•NB stoorpuls-dempingstoets
Druk op deze toets om de analoge Noise Blanker
stoorpuls-onderdrukking in of uit te schakelen {zie blz. 36}.
•AGC/TONE toets
Druk op deze toets om de AGC automatische
gevoeligheid-tijdinstelling om te schakelen tussen ‘Traag’
en ‘Snel’ {zie blz. 30}. Deze toets dient ook voor het in- en
uitschakelen van de subtoon {zie blz. 24} of de CTCSS
functie {zie blz. 25}.
3 EERSTE VERKENNING
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
AT TUNE
PHONES
MIC
CH1
CH22CH3
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB
USB
PWR
CW
FSK
KEY
FM
AM
DELAY MENU 1MHz
!4
!5
!2
!3
•REV omkeertoets
In de CW of FSK mode drukt u op deze toets voor het
kiezen van de bovenste of onderste zijband voor
ontvangst {zie blz. 21 en 26}.
•CLR annuleertoets
Druk op deze toets voor het verlaten, annuleren of
terugstellen van diverse functies. Tevens voor het wissen
van geheugenkanalen {zie blz. 43} of voor het uitsluiten
van geheugenkanalen van de scan-lijst {zie blz. 44}.
•F.LOCK frequentie-vergrendelingstoets
Druk op deze toets om de frequentievergrendelingsfunctie in of uit te schakelen {zie blz. 48}.
•ENT invoertoets
Druk op deze toets voor het invoeren van frequenties via
het toetsenpaneel {zie blz. 29}.
!2!2
!2 Insteltoetsen voor zenden
!2!2
Gebruik deze toetsen in combinatie met de MULTI/CH
regelaar voor het instellen van de diverse zendfuncties.
•MIC microfoon-sterkteregelaar
Voor het instellen van de gevoeligheid van de microfoon
{zie blz. 15}.
•PWR zendvermogentoets
Voor het instellen van het uitgangsvermogen {zie blz. 15}.
•KEY seinsnelheidsregelaar
Voor het instellen van de snelheid van de interne
elektrische sleutel {zie blz. 34}.
•DELAY vertragings-regelaar
Bij het gebruik van de VOX stemgeschakelde zendfunctie
of de CW Break-in functie stelt u hiermee de tijdsduur in
die de zendontvanger wacht, alvorens van het zenden
terug te schakelen naar ontvangst {zie blz. 31 en 34}.
!6
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AFRF
46
28
010
IF SHIFTSQL
46
28
010
UP
DOWN
SPLIT
M/V
SCANM>VFOM.IN
!3!3
!3 Mode toetsen
!3!3
TF-SET
A=B
MR
A/B
CLEAR
M.IN
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
RIT/XIT
+–
RIT
XIT
CH
Met deze toetsen kiest u de gewenste mode {zie blz.14}.
•LSB/USB zijband-keuzetoets
Druk op deze toets voor het kiezen van de onderste
zijband of de bovenste zijband voor de spraakfuncties of
de digitale bediening {zie blz. 20 en 27}.
•CW/FSK toets
Druk op deze toets om CW of frequentieverschuivingsinstelling {zie blz. 21 en 26} te kiezen.
•FM/AM toets
Druk op deze toets voor het kiezen van de FM of de AM
mode {zie blz. 22}.
!4!4
!4 MENU oproeptoets
!4!4
Voor het instellen op, of uitschakelen van het instelmenu
waarmee u een aantal ingebouwde functies kunt in- en
uitschakelen en naar wens instellen {zie blz. 16}.
!5!5
!5 1MHz instelkeuzetoets
!5!5
Druk op deze toets om over te schakelen tussen de 1 MHz
intervalfunctie en de amateurbandkeuze {zie blz. 29}.
!6!6
!6 Afstemknop
!6!6
Draai aan deze knop om de gewenste frequentie te kiezen
{zie blz. 14}. Door een vingertop in de uitholling te plaatsen
kunt u de knop continu doordraaien voor het zoeken over een
groter afstembereik.
Met het hendeltje achter de knop kunt u het draaimoment van
de knop instellen; draai het hendeltje volledig naar rechts voor
licht draaien en volledig naar links voor zwaar draaien.
N-7
3 EERSTE VERKENNING
@1
@2
@3@4@5
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
PHONES
MIC
!7!7
!7 Frequentie-regeltoetsen
!7!7
CH22CH3
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB
USB
PWR
CW
FSK
KEY
FM
AM
DELAY MENU 1MHz
Deze toetsen zijn voor het instellen van functies die
betrekking hebben op het kiezen van een, een VFO of een
geheugenkanaal.
•UP/DOWN instel/afstemtoetsen
Druk op deze toetsen om alle amateurbanden in volgorde
te doorlopen {zie blz. 13} of om de frequentie van de
zendontvanger in stappen van 1 MHz te verhogen of
verlagen {zie blz. 29}. Verder dienen deze toetsen voor het
maken van een keuze uit het Instelmenu {zie blz. 16} en
voor het controleren van de begin- en eindfrequenties
voor de scan-functie {zie blz. 43}.
•SPLIT gescheiden frequentie-toets
Druk op deze toets om op duplex-bediening in te stellen
voor gebruik van verschillende zend- en
ontvangstfrequenties {zie blz. 23}.
•M/V toets
Kies met deze toets voor de geheugen- of VFO mode
{zie blz. 40}.
•TF-SET zendfrequentie-insteltoets
Bij duplex-bediening met gescheiden frequenties drukt u
op deze toets om de zendfrequentie te controleren
{zie blz. 23}.
•A=B toets
Druk op deze toets om de gegevens in de op dat moment
gekozen VFO te kopiëren naar de andere VFO
{zie blz. 30}.
•A/B toets
Kies met deze toets VFO A of VFO B {zie blz. 13}. Bij
gebruik van het instelmenu kiest u met deze toets menu A
of menu B {zie blz. 16}.
•CLEAR terugsteltoets
Druk hierop om de RIT/XIT frequentieverschuiving op nul
terug te stellen {zie blz. 30 en 32}.
•RIT ontvangstfrequentietoets
Druk op deze toets om de Receive Incremental Tuning
functie in of uit te schakelen {zie blz. 30}.
•XIT zendfrequentietoets
Druk op deze toets om de Transmit Incremental Tuning
functie in of uit te schakelen {zie blz. 32}.
N-8
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AFRF
46
28
010
IF SHIFTSQL
46
28
010
UP
DOWN
SPLIT
TF-SET
M/V
A=B
SCANM>VFOM.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+–
CH
!7 ! 8!9@0
!8!8
!8 SCAN zoektoets
!8!8
Druk op deze toets voor het starten en stoppen van de Scanfuncties {zie blz. 46 en 47}.
!9!9
!9 M>VFO gegevensoverdrachttoets
!9!9
Druk op deze toets voor het overbrengen van gegevens van
een geheugenkanaal naar een VFO {zie blz. 42}.
@0@0
@0 M.IN geheugenvastlegtoets
@0@0
Voor het vastleggen van gegevens in de geheugenkanalen
{zie blz. 39} of het kiezen van de geheugendoorloopfunctie
{zie blz. 41}.
@1@1
@1 Snelgeheugentoetsen
@1@1
Gebruik deze toetsen voor de bediening van het
snelgeheugen {zie blz. 44}.
•M.IN snelgeheugen-vastlegtoets
Druk op deze toets voor het vastleggen van gegevens in
het snelle-toegangsgeheugen {zie blz. 44}.
•MR snelgeheugen-oproeptoets
Druk op deze toets voor het oproepen van gegevens uit
het snelle-toegangsgeheugen {zie blz. 45}.
@2@2
@2 FILTER keuzetoets
@2@2
Voor het kiezen van de ontvangstfilter-bandbreedte in de
SSB, CW, FSK of AM mode {zie blz. 36 en 38} of voor het
kiezen van de smalband of breedband zend-afwijking in de
FM mode {zie blz. 22}.
Opmerking
kunnen kiezen, hebt u het los verkrijgbare YK-88SN-1 filter
{zie blz. 36} nodig.
@3@3
@3 CW TUNE afstemfunctietoets
@3@3
Druk op deze toets voor het inschakelen van de automatische
Zero-beat functie voor de CW mode {zie blz. 21}.
@4@4
@4 B.C. zwevingsonderdrukkingstoets
@4@4
Druk op deze toets om de DSP Beat Cancel
zwevingsonderdrukking in of uit te schakelen {zie blz. 38}.
@5@5
@5 N.R. ruisonderdrukkingtoets
@5@5
Druk op deze toets voor het omschakelen tussen
ruisonderdrukking 1, ruisonderdrukking 2 en OFF {zie blz. 38}.
: Om de smalfilter-bandbreedte in de SSB mode te
3 EERSTE VERKENNING
@8
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
AT TUNE
CH1
PHONES
MIC
@6@6
@6 DSP SLOPE (HIGH) doorlaatbandregelaar
@6@6
CH22CH3
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
3
PWR
6
KEY
9
DELAY MENU 1MHz
ENT
LSB
USB
CW
FSK
FM
AM
In de SSB of AM mode gebruikt u deze regelaar om de
bovenste afsnijfrequentie van de ontvangst-doorlaatband te
veranderen. Gebruik de regelaar om de duidelijkheid van het
gewenste signaal te verbeteren wanneer er interferentie van
aangrenzende hogere frequenties is {zie blz. 37}.
@7@7
@7 DSP SLOPE (LOW) doorlaatbandregelaar
@7@7
In de SSB of AM mode gebruikt u deze regelaar om de
onderste afsnijfrequentie van de ontvangst-doorlaatband te
veranderen. Gebruik de regelaar om de duidelijkheid van het
gewenste signaal te verbeteren wanneer er interferentie van
aangrenzende lagere frequenties is {zie blz. 37}.
@8@8
@8 RIT/XIT frequentieregelaar
@8@8
Na inschakelen van de RIT of XIT, zendfrequentie- of
ontvangstfrequentie-regeling, draait u aan deze regelaar om
de gewenste verschuiving te kiezen {zie blz. 30 en 32}.
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AFRF
46
28
010
IF SHIFTSQL
46
28
010
@6
@7
@9
#0
#1
#2
UP
DOWN
TF-SET
SPLIT
M/V
A=B
SCANM>VFOM.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+–
CH
#3
MICROFOON
qq
q UP/DWN toetsen
qq
Gebruik deze toetsen om de VFO frequentie hoger of
lager in te stellen, of om een hoger of lager
geheugenkanaal of menu-nummer te kiezen. De instelling
blijft voortdurend veranderen wanneer u de toets ingedrukt
houdt.
ww
w PTT (Push-To-Talk) praatschakelaar
ww
De zendontvanger blijft in de zendstand zolang u deze
schakelaar (die geen vaste klikstand heeft) ingedrukt
houdt. Bij loslaten van de schakelaar keert de
zendontvanger terug in de ontvangststand.
q
DWN UP
@9@9
@9 AF audio-sterkteregelaar
@9@9
Voor instellen van de audio-versterking of -gevoeligheid
{zie blz. 13}.
#0#0
#0 RF radiofrequentie-sterkteregelaar
#0#0
Voor instellen van de radiofrequentie-versterking of
gevoeligheid {zie blz. 13}.
#1#1
#1 IF SHIFT middenfrequentie-verschuivingsregelaar
#1#1
Gebruik deze regelaar om de ontvangst-doorlaatband naar
boven of beneden te verschuiven wanneer er interferentie van
aangrenzende frequenties aanwezig is {zie blz. 36}.
#2#2
#2 SQL squelch-regelaar
#2#2
De squelch-regelaar wordt gebruikt om de bandruis te
onderdrukken (“squelching”) {zie blz. 14}.
#3#3
#3 MULTI/CH kanaal/frequentie-regelaar
#3#3
In de VFO mode draait u aan deze regelaar om de frequentie
hoger of lager in te stellen {zie blz. 29}. Bij het gebruik van
geheugenkanalen kiest u met de regelaar het gewenste
geheugenkanaal {zie blz. 40}. Verder dient de regelaar voor
de keuze van menu-nummers bij gebruik van het Instelmenu
{zie blz. 16} en voor de keuze van instellingen van bepaalde
functies die geactiveerd worden met de toetsen op het
voorpaneel.
w
PTT
N-9
3 EERSTE VERKENNING
ACHTERPANEEL
q
ANT 2
COM
t
qq
q ANT 1 en ANT 2 antenne-aansluitingen
qq
Sluit de voedingslijnen van uw antennes aan op deze twee
aansluitingen. Zie voor nadere bijzonderheden blz. 1 en 48.
ww
w AT antennetuner-aansluiting
ww
Hierop past de stekker van de kabel die wordt bijgeleverd bij
de externe antennetuner. Raadpleeg voor nadere
bijzonderheden de gebruiksaanwijzing van de antennetuner.
ee
e DC 13.8 V gelijkstroom-voedingsingang
ee
Sluit hierop een 13,8 V gelijkstroomvoeding aan {zie blz. 2}.
Gebruik de bijgeleverde kabel met een DC voedingsbron.
ANT 1
KEY
PADDLE ACC 2
y
w
AT
u
e
DC 13.8V
GND
r
EXT.SP
REMOTE
8Ω
o
i
ii
i EXT SP luidspreker-aansluiting
ii
Geschikt voor een 3,5 mm, 2-polige (mono) stekker voor het
aansluiten van een externe luidspreker {zie blz. 3}. Overigens
wordt bij aansluiten van een externe luidspreker automatisch
de weergave via de ingebouwde luidspreker uitgeschakeld.
oo
o REMOTE aansluiting
oo
Hierop kunt u via een snoer met een 7-polige DIN penstekker
een lineaire versterker aansluiten {zie blz. 61}.
Alleen Europese modeluitvoeringen:
beschermkapjes voordat u de
ACC 2
Verwijder de
en
COM
aansluitingen gebruikt.
rr
r GND aansluiting
rr
Verbind deze aansluiting via een stevig stuk draad of een
koperen strook met het dichtstbijzijnde aardingspunt
{zie blz. 2}.
tt
t COM computer-aansluiting
tt
Geschikt voor een 9-polige RS-232C contrastekker, voor het
aansluiten van de seriële communicatiepoort van een
computer {zie blz. 60}. Ook dient deze aansluiting voor
gebruik van de Quick Data Transfer gegevensoverdrachtfunctie {zie blz. 60}.
yy
y PADDLE en KEY seinsleutel-aansluitingen
yy
De PADDLE aansluiting is geschikt voor een 6,0 mm 3-polige
stekker voor het aansluiten van een “paddle” voor de interne
elektronische Sleutel. De KEY aansluiting is geschikt voor een
3,5 mm 2-polige stekker voor het aansluiten van een externe
sleutel voor de CW bediening. Lees eerst de beschrijving
onder “AANSLUITINGEN VOOR EEN SEINSLEUTEL EN
TOETSENBORD VOOR DE CW BEDIENING” {op blz. 3}
alvorens u een aansluiting maakt op deze stekkerbussen.
uu
u ACC 2 accessoire-aansluiting
uu
Geschikt voor een 13-polige DIN penstekker, voor het
aansluiten van verschillende accessoires {zie blz. 61 en 62}.
N-10
DISPLAY
qw
e
rt y
!9
!8@0
u
i
o
!0
!1
3 EERSTE VERKENNING
!2
!6 !7
!5
!4
!3
qq
q METER
qq
Bij ontvangst dient deze als een S-meter voor het meten en
aangeven van de sterkte van het ontvangen signaal. Tijdens
het zenden dient de meter als geijkte vermogenmeter plus
ALC meter, SWR meter of compressiemeter voor de
spraakprocessor. De piek-vasthoudfunctie van de meter zorgt
ervoor dat elke hogere uitslag ca. 2,5 seconden wordt
vastgehouden.
ww
w
ww
Deze aanduiding licht op als de zendontvanger in de zendstand staat.
ee
e
ee
Deze aanduiding licht op als de squelch geopend is in de
ontvangst-stand.
rr
r
rr
Deze aanduiding licht op als de ingebouwde antennetuner
{zie blz. 52} of de externe antennetuner is ingeschakeld (de
tuner wordt niet gepasseerd).
tt
t
tt
De “ANT 1” of “ANT 2” aanduiding licht op afhankelijk van de
gekozen antenne: antenne 1 of antenne 2 {zie blz. 48}.
yy
y AT T
yy
Deze aanduiding licht op als de verzwakkingsregeling voor
het ontvangen signaal is ingeschakeld {zie blz. 37}.
uu
u PRE-AMP
uu
Deze aanduiding licht op als de ontvangst-voorversterker is
ingeschakeld {zie blz. 37}.
ii
i VOX
ii
Deze aanduiding licht op wanneer de Voice-Operated
Transmit functie is ingeschakeld, voor zenden wanneer u
spreekt {zie blz. 31}. In de CW mode licht deze aanduiding op
bij inschakelen van de Break-in functie {zie blz. 34}.
oo
o PROC
oo
Deze aanduiding licht op wanneer de spraakprocessor is
ingeschakeld {zie blz. 32}.
!0!0
!0 NB
!0!0
Deze aanduiding licht op wanneer de Noise Blanker
stoorpuls-demping is ingeschakeld {zie blz. 36}.
!1!1
!1 SPLIT
!1!1
Deze aanduiding licht op als de zendfrequentie verschilt van
de ontvangstfrequentie {zie blz. 23}.
!2!2
!2 F AST
!2!2
Deze aanduiding licht op als de ‘snelle’ tijdconstante is
ingesteld voor de AGC automatische gevoeligheidsregeling
{zie blz.30}.
!3!3
!3 RIT
!3!3
Deze aanduiding licht op wanneer de Receive Incremental
Tuning functie is ingeschakeld {zie blz. 30}.
!4!4
!4 XIT
!4!4
Deze aanduiding licht op wanneer de Transmit Incremental
Tuning functie is ingeschakeld {zie blz. 32}.
!5!5
!5 TX EQ.
!5!5
Deze aanduiding licht op als de TX Equalizer functie is
ingeschakeld {zie blz. 33}.
!6!6
!6
!6!6
De “N.R. 1” of “N.R. 2” aanduiding licht op afhankelijk van de
gekozen ruisonderdrukking: ruisonderdrukking 1 of
ruisonderdrukking 2 {zie blz. 38}.
!7!7
!7
!7!7
Deze aanduiding licht op als de Beat Cancel
zwevingsonderdrukking is ingeschakeld {zie blz. 38}.
!8!8
!8 MENU
!8!8
Deze aanduiding licht op wanneer de instelmenu-functie is
ingeschakeld {zie blz. 16}.
!9!9
!9 M. CH
!9!9
Deze aanduiding licht op wanneer de geheugenkanaaloproepfunctie of de geheugendoorloopfunctie is ingeschakeld
{zie blz. 40}.
@0@0
@0
@0@0
Hier wordt informatie bestaande uit twee cijfers aangegeven,
zoals het menu-nummer of het geheugenkanaalnummer.
N-11
3 EERSTE VERKENNING
@1
@3
@2
@4@5
@6
@7
@1@1
@1
@1@1
Hier wordt de afstemfrequentie aangegeven. Tevens worden
hier bij menu-instelling de menu-onderdelen aangegeven.
@2@2
@2
@2@2
De aanduiding “tA” of “As ” licht op wanneer VFO A wordt
gekozen {zie blz. 13}. “A” licht ook op wanneer men gebruik
maakt van menu A {zie blz. 16}.
@3@3
@3
@3@3
De aanduiding “tB” of “Bs” licht op wanneer VFO B wordt
gekozen {zie blz. 13}. “B” licht ook op wanneer men gebruik
maakt van menu B {zie blz. 16}.
@4@4
@4
@4@4
De aanduiding “tM” of “Ms” licht op wanneer een simplex
geheugenkanaal wordt gekozen {zie blz. 40}. “tMs”
verschijnt wanneer een duplex geheugenkanaal (gescheiden
frequenties) wordt gekozen {zie blz. 40}.
@5@5
@5
@5@5
Hier worden de menu-onderdelen aangegeven bij gebruik van
menu A of menu B. Tevens verschijnt hier de zendfrequentie
bij gebruik van gescheiden frequenties en de RIT/XIT
frequentie-verschuiving wanneer deze functies zijn
ingeschakeld.
@6@6
@6 M.SCR
@6@6
Deze aanduiding licht op als de geheugendoorloopfunctie
wordt gebruikt {zie blz. 41}.
@7@7
@7 LSB
@7@7
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de onderste zijband
mode {zie blz. 14}.
@8@8
@8 USB
@8@8
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de bovenste zijband
mode {zie blz. 14}.
@9@9
@9 CW
@9@9
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de CW mode
{zie blz. 14}.
@8
@9 #0
#8
#4
#5
#6
#7
#1
#3
#2
#0#0
#0 R
#0#0
Deze aanduiding licht op als de zijband wordt omgekeerd in de
CW mode {zie blz. 21}. De aanduiding licht tevens op wanneer
de mark- en space-frequenties worden omgekeerd in de FSK
mode {zie blz. 26}.
#1#1
#1 FSK
#1#1
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de FSK
(frequentieverschuiving) mode {zie blz. 26} of als u een van de
filters met digitale bediening kiest via menu-nummer 32 in de
SSB mode {zie blz. 27}.
#2#2
#2 FM
#2#2
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de FM mode
{zie blz. 14}.
#3#3
#3 AM
#3#3
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de AM mode
{zie blz. 14}.
#4#4
#4 F.LOCK
#4#4
Deze aanduiding licht op wanneer de frequentievergrendeling
is ingeschakeld {zie blz. 48}.
#5#5
#5 FINE
#5#5
Deze aanduiding licht op wanneer de fijnafstemming is
ingeschakeld {zie blz. 29}.
#6#6
#6 1 MHz
#6#6
Deze aanduiding licht op wanneer de 1-MHz-Intervalfunctie is
ingeschakeld {zie blz. 29}.
#7#7
#7 T
#7#7
Deze aanduiding licht op wanneer de subtoonfunctie is
ingeschakeld {zie blz. 24}.
#8#8
#8 CTCSS
#8#8
Deze aanduiding licht op wanneer de CTCSS is ingeschakeld
{zie blz. 25}.
#9#9
#9 CTRL
#9#9
Deze aanduiding licht op wanneer de snelle
gegevensoverdracht-functie {zie blz. 50} of de computerbesturing {zie blz. 51} wordt gebruikt.
#9
N-12
BASISBEDIENING
IN/UITSCHAKELEN VAN DE SPANNING
Schakel de gelijkstroomvoeding in en druk dan de
[ ] (STROOM) schakelaar in en houd deze ingedrukt tot in
het display de begroeting “HELLO” wordt aangegeven. Laat
de [
] (STROOM) schakelaar los wanneer u “HELLO” ziet
verschijnen.
PF
ATT PRE-AMP
•Na de eerste “HELLO” begroeting verschijnen de
frequentiecijfers en de andere aanduidingen in het display.
Om de zendontvanger uit te schakelen drukt u weer op de
[ ] (STROOM) schakelaar.
•Nadat de zendontvanger eenmaal is ingeschakeld, kunt u
het apparaat ook uitschakelen met behulp van de aan/uitschakelaar van de gelijkstroomvoeding.
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
RADIO-FREQUENTIE (RF) VERSTERKING
Gewoonlijk kunt u de RF sterkteregelaar geheel naar rechts
gedraaid laten staan. Als het gewenste signaal echter moeilijk
te horen is vanwege extreme atmosferische storing of
interferentie van andere zenders, kan het terugdraaien van de
radio-frequentie versterking wel eens uitkomst brengen.
Hiervoor let u op de piek-aanduiding van de S-meter voor het
gewenste signaal en dan draait u de RF sterkteregelaar naar
links totdat de S-meter deze piek-aanduiding aangeeft. De
signalen die zwakker doorkomen dan het niveau dat u hebt
ingesteld zullen verzwakt worden. De ontvangst van de
gewenste zender zal hierdoor minder problemen opleveren.
AFRF
46
2
010
Afhankelijk van het type en de gevoeligheid van uw antenne
en de omstandigheden op de afstemband kan het wel eens
aanbevolen zijn de RF sterkteregelaar niet geheel naar rechts
te laten staan, maar iets teruggedraaid. In de FM mode moet
de RF sterkteregelaar altijd volledig naar rechts gedraaid
worden.
8
QUICK MEMO
AUDIO-FREQUENTIE (AF) VERSTERKING
Draai de AF sterkteregelaar naar rechts om het geluidsniveau
hoger in te stellen en naar links om het geluidsniveau lager in
te stellen.
AFRF
46
QUICK MEMO
2
010
Opmerking:
De stand van de AF sterkteregelaar is niet van invloed
op de geluidssterkte van de pieptonen die klinken bij het indrukken
van de toetsen, evenmin als op de meeluister-zijtoon bij het CW
zenden. Ook het geluidsniveau bij het Packet-zenden is onafhankelijk
van de stand van de AF sterkteregelaar.
8
KIEZEN VAN VFO A OF VFO B
VFO A en VFO B zijn modes waarvoor u iedere willekeurige
frequentie in het frequentiebereik van de zendontvanger kunt
kiezen. VFO A en VFO B functioneren onafhankelijk van
elkaar, zodat u voor de beide VFO’s zowel verschillende als
dezelfde frequenties kunt kiezen.
Druk op de [A/B] toets voor het omschakelen tussen VFO A
en VFO B.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te geven
welke VFO gekozen is.
SPLIT
TF-SET
A/B
M/V
A=B
CLEAR
RIT
XIT
QUICK MEMO
KIEZEN VAN EEN BAND
UP
LSB
USB
CW
FSK
FM
AM
MENU 1MHz
DOWN
TF-SET
SPLIT
M/V
A=B
QUICK MEMO
1 Als de aanduiding “1MHz” in het display oplicht, drukt u
eerst op de [1MHz] toets om de 1 MHz intervalfunctie uit
te schakelen.
•De aanduiding “1MHz” verdwijnt.
2 Druk op de [UP] of [DOWN] toets.
•Bij langer ingedrukt houden van één van deze toetsen
zal de zendontvanger de beschikbare banden sneller
doorlopen.
N-13
4 BASISBEDIENING
KIEZEN VAN DE MODE
Druk op de [LSB/USB], [CW/FSK] of [FM/AM] toets
afhankelijk van de mode die u wilt gebruiken. De tweede
functie van iedere toets kunt u inschakelen door tweemaal op
die toets te drukken. Door bijvoorbeeld meermalen op de
[LSB/USB] toets te drukken wordt omgeschakeld tussen de
LSB en USB moden.
LSB
USB
CW
FSK
FM
AM
In de SSB mode zal de zendontvanger automatisch de LSB
onderste zijband kiezen voor frequenties onder de 9,5 MHz
en de USB bovenste zijband voor de 9,5 MHz en hogere
frequenties, als u de centrale Afstemknop, de MULTI/CH
regelaar of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon gebruikt
voor het overschrijden van de 9,5 MHz. Hetzelfde geldt ook bij
gebruik van de [UP] of [DOWN] toets op het voorpaneel in de
1 MHz intervalstand.
INSTELLEN VAN DE SQUELCH
De squelch dient voor het onderdrukken van het geluid dat uit
de luidspreker komt wanneer er geen signaal wordt
ontvangen. Bij een juiste instelling van de squelch hoort u
alleen geluid wanneer er ook werkelijk een zender ontvangen
wordt. Het punt waarbij de achtergrondruis op een frequentie
net niet meer hoorbaar is (de squelch-drempel) hangt af van
de frequentie.
Draai de SQL regelaar naar rechts totdat de
achtergrondstoring net niet hoorbaar is wanneer er geen
signaal doorkomt. Veel radio-operators geven er de voorkeur
aan, de squelch regelaar geheel naar links te draaien en daar
te laten staan, behalve bij het gebruik van volledige-draaggolf
afstemming zoals voor FM of AM.
IF SHIFTSQL
46
QUICK MEMO
2
010
8
KIEZEN VAN EEN FREQUENTIE
Dit apparaat biedt twee methoden voor het kiezen van een
frequentie.
A Handmatige afstemming
Draai aan de Afstemknop of druk op de
[UP]/[DWN] toetsen van de microfoon voor het
nauwkeurig kiezen van de gewenste frequentie.
QUICK MEMO
B Directe frequentiekeuze (via het toetsenpaneel)
Druk op de [ENT] toets en voer dan de waarde van de
gewenste frequentie rechtstreeks in met de
nummertoetsen. Zie “DIRECTE FREQUENTIEKEUZE”
{op blz.29} voor nadere bijzonderheden.
CH11CH22CH3
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
CLR
F.LOCK
0
3
6
9
ENT
VOORPANEEL METER
De multifunctionele meter dient voor het meten van de
parameters in de volgende tabel. De diverse meters worden
automatisch ingeschakeld afhankelijk van de bedrijfstoestand
van de zendontvanger. De piekwaarden voor de S-meter en
de ALC, SWR, COMP en PWR functies worden even
vastgehouden.
Schaal
S
Sterkte van het ontvangen
Aanduiding
signaal
PWR
ALC
Uitgangsvermogen bij zenden
Toestand automatische
niveauregeling
SWR
Staande-golfverhouding
antennesysteem
COMP
Spraakcompressie-niveau bij
gebruik van de
spraakprocessor {zie blz. 32}
Opmerking:
◆
De COMP meter zal alleen werken wanneer de spraakprocessor
is ingeschakeld bij de SSB, FM of AM mode. Als de COMP meter
verschijnt, zal de SWR meter verdwijnen.
◆
De piek-vasthoudfunctie van deze zendontvanger kan niet
worden uitgeschakeld.
Ingeschakelde
functies
Ontvangst
Zenden
Zenden
Zenden
Zenden plus
SSB/AM/FM mode
plus[PROC]
functie AAN
N-14
4 BASISBEDIENING
ZENDEN
De werkwijze voor het zenden verloopt als volgt:
•Druk op de [SEND] toets.
•Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en houd
deze ingedrukt.
•Sluit een seinsleutel of “paddle” aan, kies de CW mode,
druk op de [VOX] toets om de Break-in functie in te
schakelen en druk op de seinsleutel of de “paddle”.
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND AT TUNE
Zie voor nadere bijzonderheden over het zenden de
beschrijving onder “VERBINDINGEN MAKEN” beginnend
op blz. 20.
Opmerking:
voor het zenden automatisch ingesteld overeenkomstig de gekozen
mode.
KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN
Het is verstandig en bovendien bij de wet voorgeschreven,
om het laagste vermogen te kiezen dat nog een betrouwbare
communicatie mogelijk maakt. Door het beperkt houden van
het vermogen vermindert u het risico van interferentie met
anderen op dezelfde frequentie. Deze zendontvanger biedt de
mogelijkheid ook tijdens het zenden het uitgangsvermogen
nog aan te passen.
1 Druk op de [PWR] toets.
In de CW, FSK of AM mode wordt het draaggolf-niveau
•Het huidige zendvermogen wordt aangegeven.
MIC
3 Druk op de [PWR] toets om de procedure af te sluiten.
Opmerking:
Het zendvermogen voor de AM mode kan afzonderlijk
van de andere modes worden ingesteld.
MICROFOON-GEVOELIGHEID/ VERSTERKING
De microfoon-gevoeligheid kan nauwkeurig worden ingesteld
in de SSB of de AM mode. Er kan een apart niveau worden
ingesteld voor wanneer de spraakprocessor {zie blz. 32}
ingeschakeld is en wanneer de spraakprocessor
uitgeschakeld is.
1 Druk op de [MIC] toets.
•De huidige microfoon-gevoeligheid wordt aangegeven.
De standaardwaarde is 50.
MIC
PWR
KEY
DELAY
2 Druk op de [SEND] toets of houd de [PTT] schakelaar van
de microfoon ingedrukt.
•De aanduiding “TX” verschijnt.
3 SSB: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MUL TI/CH regelaar zodanig in dat de ALC meter uitslaat
overeenkomstig het niveau van uw stem.
AM: Spreek in de microfoon en stel dan de MUL TI/CH
regelaar zodanig in dat de geijkte vermogenmeter een
weinig overeenkomstig het niveau van uw stem uitslaat.
CH
QUICK MEMO
PWR
KEY
DELAY
2 Draai de MULTI/CH regelaar naar links om het
zendvermogen te verlagen en naar rechts om het
zendvermogen te verhogen.
•Het zendvermogen verandert zoals aangegeven.
CH
QUICK MEMO
•SSB/CW/FSK/FM: Het zendvermogen kan worden
ingesteld van 5 W t/m 100 W, in stappen van 5 W.
•AM: Het zendvermogen kan worden ingesteld van
5 W t/m 25 W, in stappen van 5 W.
4 Druk op de [SEND] toets of laat de [PTT] schakelaar van
de microfoon los.
•De aanduiding “TX” verdwijnt.
5 Druk nogmaals op de [MIC] toets.
De microfoon-gevoeligheid voor de FM mode wordt ingesteld
door menu-nummer 17 op te roepen {zie blz. 17} en dan de
“L” (laag) of “H” (hoog) instelling te kiezen.
Opmerking:
?
Bij gebruik van de los verkrijgbare MC-90 microfoon in de FM
mode dient de “H” (hoog) instelling te worden gekozen. De
microfoon-gevoeligheid is namelijk laag in de FM mode waardoor
de modulatie misschien niet voldoende is.
?
Bij gebruik van een microfoon met een ingebouwde versterker
dient u er goed op te letten dat het uitgangsniveau van de
versterker niet te hoog is.
N-15
MENU-INSTELLINGEN
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S?
Diverse functies van deze zendontvanger worden gekozen of
bijgesteld via een eenvoudige programmering met behulp
van Instelmenu’s, in plaats van met toetsen op het paneel
van de zendontvanger. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd
hebt gemaakt met de bediening via het Menusysteem, zult u
de veelzijdigheid ervan leren waarderen. Het aantal
mogelijkheden en de aanpassing ervan aan uw eisen is
immers niet langer gebonden aan de beperkingen van het
aantal toetsen en regelaars dat op het Voorpaneel van het
toestel past.
MENU A/ MENU B
Deze zendontvanger beschikt over twee afzonderlijke
menu’s, aangeduid als menu A en menu B. Deze beide
instelmenu’s omvatten precies dezelfde functies; ze zijn
echter geheel afzonderlijk in te stellen.
Stel dat u bijvoorbeeld uw zendontvanger het liefst gebruikt
voor twee verschillende activiteiten, waarvoor de
zendontvanger het best op een ander stel waarden kan
worden ingesteld. Dan kunt u voor menu A een configuratie
kiezen met bepaalde zendsignaal-karakteristieken, DSP
instellingen, programmeerbare toetsen, frequentieintervallen, enz. menu B stelt u voor de andere functie op
geheel andere eigenschappen en waarden in. Vervolgens
kunt u de zendontvanger overschakelen tussen menu A en
menu B, om zo onmiddellijk de configuratie te kiezen die het
best bij uw activiteit van dat moment past. Ook kunnen deze
dubbele instellingen bijzonder goed van pas komen als u de
zendontvanger met een ander deelt. Ieder heeft zijn of haar
eigen voorkeuren; u zult beiden tot volle tevredenheid met
het toestel kunnen werken met elk uw eigen menu, voor uw
persoonlijke configuratie.
Opmerking:
in menu-nummer 35 geldt voor menu A en menu B.
De instelling voor de COM communicatie-parameter
TOEGANG TOT DE MENU’S
Volg de onderstaande procedure voor het controleren of
veranderen van menu-instellingen.
1 Druk op de [MENU] toets.
•De aanduiding “MENU” verschijnt.
2 Druk op de [A/B] toets voor het omschakelen tussen
menu A en menu B.
•De aanduiding “A” of “B” licht op om aan te geven welk
menu gekozen is.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar om het gewenste menu-
nummer te kiezen.
•Telkens wanneer u een ander menu-nummer kiest,
verschijnt er een korte beschrijving van het gekozen
menu-nummer in het display.
4 Druk op de [UP] of [DOWN] toets op het voorpaneel of de
[UP] of [DWN] toets op de microfoon om de geldende
instellingen voor het gekozen menu-onderdeel te wijzigen.
5 Druk op de [MENU] of op de [CLR] toets om het
instelmenu te verlaten.
N-16
MENU-CONFIGURATIE
5 MENU-INSTELLINGEN
Groep
Gebruiker-
voorzieningen
Encorder
Geheugen-
kanaal
Scannen
Antennetuner
DSP
TX
CW
DRU
Menu-
nummer
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
Functie
Helderheid van display
d1: maximaal, d4: minimaal
Geluidssterkte van pieptonen
1: minimaal, 9: maximaal
Frequentiestap voor de [UP]/[DOWN] toetsen in de
1 MHz intervalstand
Frequentiestap voor de MULTI/CH regelaar voor de
SSB, CW, FSK of AM mode
Frequentiestap voor de MULTI/CH regelaar voor de
FM mode
Afronding van de VFO frequentiewaarden die
veranderd zijn door gebruik van de MULTI/CH
regelaar
Frequentiestap voor de MULTI/CH regelaar voor de
AM mode in de AM band
Geheugen-VFO duplex gebruik (gescheiden
frequenties)
Instelbare (ON) of vaste (OFF) geheugenkanaalfrequenties
Programma-scan hold
Scan hervattingsmethode
Bediening van de antennetuner tijdens de ontvangst
van signalen
Microfoon-gevoeligheid voor FM mode
L: laag, H: hoog
Onhoorbare subtoonfrequentie voor FM mode
Type subtoon voor FM mode
B: burst, C: continu
CW RX toonhoogte/ TX meeluistertoon-frequentie
TX meeluistertoon-geluidssterkte
Halfautomatische sleutel (“Bug”) functie
Herhaalde weergave
Tussentijd bij herhaalde weergave
Weergavevolume
1: minimaal, 9: maximaal
Keuzemogelijkheden
OFF/ d4/ d3/ d2/ d1
OFF, 1 t/m 9
100/ 500/ 1000 kHz
1/ 5/ 10 kHz
1/ 5/ 10/ 12,5/
20/ 25 kHz
ON/ OFF
9 kHz/ 10 kHz
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
Tijdsbepaald/
draaggolf-bepaald
ON/ OFF
7,5/ 20 ms
2,4/ 2,0 kHz
OFF/ Hb/ FP/ bb/ c
(U: nog niet beschikbaar)
0 t/m 25 dB, in stappen
van 5 dB
0 t/m 9
L/ H
Zie verwijzingsbladzijde
B/ C
400 t/m 1000 Hz,
stapjes van 50 Hz
OFF, 1 t/m 9
ON/ OFF
ON/ OFF
0 t/m 60 sec.
OFF, 1 t/m 9
Oorspronkelijke
stand
d2
4
1000 kHz
10 kHz
10 kHz
ON
Zie
verwijzings-
bladzijde
OFF
OFF
OFF
Tijds-
bepaald
OFF
20 ms
2,4 kHz
OFF
10 dB
4
L
88,5 Hz
Zie
verwijzings-
bladzijde
800 Hz
5
OFF
OFF
10 sec.
35 en 53
4
Zie
blz.
49
49
29
29
29
29
29
41
41
46
47
52
38
33
33
32
31
22
25
25
21
21
35
54
54
N-17
5 MENU-INSTELLINGEN
Groep
CW
Digitale
functies
Computerverbinding
Gegevens-
overdracht
TX
Transverter
PF
RX
Menu-
nummer
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Functie
CW automatische gewichtsafstelling
CW omgekeerde automatische gewichtsafstelling
Sein-prioriteit boven weergave
FSK verschuiving
Sleuteltoets (ingedrukt) polariteit voor FSK mode
Toonfrequenties voor FSK mode
2125: 2125 Hz mark, 1275: 1275 Hz mark
Filter-bandbreedte voor digitale bediening
(alleen SSB en FM mode)
Audiofrequentie-ingangsniveau voor digitale
bediening (behalve CW en FSK mode)
0: minimaal, 2: maximaal
Audiofrequentie-uitgangsniveau voor digitale
bediening
0: minimaal, 9: maximaal
Communicatie-parameters voor COM aansluiting
Instelling Overdrachtsnelheid (bps) Stop-bits
12-1
24-1
48-1
48-2
96-1
192-1
384-1
576-1
1200
2400
4800
4800
9600
19200
38400
57600
1
1
1
2
1
1
1
1
Inschakelen van de gegevensoverdracht-functie
Methode van ontvangst voor overgebrachte
gegevens
ON: Overdracht naar VFO
OFF: Overdracht naar snelle-toegangsgeheugen
TX Inhibit (zendblokkering)
Stuurrelais van lineaire versterker
In/uitschakelen van de 50, 144 of 430 MHz
transverterfunctie
Programmeren van de [PF] toets op het voorpaneel.
Programmeren van de [PF1] toets van de microfoon.
Programmeren van de [PF2] toets van de microfoon.
Programmeren van de [PF3] toets van de microfoon.
Programmeren van de [PF4] toets van de microfoon.
IF filter-bandbreedte
Keuzemogelijkheden
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
170/ 200/ 425/ 850 Hz
ON (space)/
OFF (mark)
2125/ 1275 Hz
OFF/ 1200 bps/
300 bps/ PSK
0/ 1/ 2
0 t/m 9
12-1/ 24-1/ 48-1/ 48-2/
96-1/ 192-1/ 384-1/
576-1
Opmerking: Voor een
betrouwbare werking van
de 38400 en 57600 bps
overdrachtsnelheden moet
de seriële poort van uw
computer deze snelle
communicatie-parameters
ondersteunen.
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
OFF/ 50/ 144/ 430 MHz
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
OFF/
1800/ 500/ 270 Hz
Oorspronkelijke
stand
ON
OFF
OFF
170 Hz
OFF
2125 Hz
OFF
2
4
96-1
OFF
OFF
OFF
OFF
OFF
51
(Stem 1)
64
([A/B])
62
([SPLIT])
65
([M/V])
50
(Monitor)
OFF
Zie
blz.
34
34
35
26
26
26
27
27
27
51
50
50
33
61
51
49
49
49
49
49
36
N-18
5 MENU-INSTELLINGEN
03
04
06
05
02
30
29
31
07
08
41
42
43
44
45
46
35
09
10
15
13
14
38
40
16
FREQUENTIESTAPPEN
MULTI/CH regelaar (SSB, CW, FSK, AM)
MULTI/CH regelaar (FM)
MULTI/CH regelaar (alleen voor AM en AM
uitzending)
MULTI/CH regelaar (afronding van frequenties)
[UP]/[DOWN] toetsen
FSK
Polariteit (space/mark)
Verschuiving
Toon
GEHEUGENKANALEN
Geheugen-VFO duplex gebruik (gescheiden frequenties)
Instelbare/vaste frequenties
PROGRAMMEERBARE TOETSEN
[PF] toets
[PF1] toets van microfoon
[PF2] toets van microfoon
[PF3] toets van microfoon
[PF4] toets van microfoon
Gebruik deze tabel om de functie op te zoeken die u wilt
controleren of veranderen. Raadpleeg “MENUCONFIGURATIE” {op blz. 17} voor nadere bijzonderheden
betreffende iedere functie.
Herhaalde weergave
Tussentijd bij herhaalde weergave
Weergavevolume
DIGITALE SIGNAALVERWERKING (DSP)
Tijdconstante voor ruisonderdrukking 2
Microfoon-gevoeligheid
Subtoonfrequentie
Type subtoon
ANTENNETUNER (AT)
PIEPTOON-FUNCTIES
CW
GEGEVENSOVERDRACHT
DIGITALE FUNCTIES
DISPLAY
FM
eitcnuFnedehkjilegomezueK
laangisnednozrevnavdiulegrotinomnavetkretssdiuleG
laamixam:9,laaminim:1
,gnikretsrev-gooh:bH,laartuen:FFO
,gnikretsrev-gaal:bb,taalrood-tnamrof:PF
Menu-
nummer
39
11
01
26
27
28
20
22
20
21
36
37
33
34
32
00
23
24
25
12
17
18
19
9m/t1,FFOFFO33
c/bb/PF/bH/FFO
)raabkihcsebteingon:U(
-eknorpsroO
dnatsekjil
FFO03
.zlbeiZ
N-19
VERBINDINGEN MAKEN
ZENDEN OP SSB
De SSB of enkele zijband vormt tegenwoordig de meest
populaire mode op de HF amateurbanden. Dit is niet zo
verwonderlijk, gezien de beperkte vereisten wat betreft
bandbreedte en de uitstekende geschiktheid voor langeafstands communicatie bij een minimaal zendvermogen,
vergeleken met andere spraak-modes. Om deze redenen,
plus het feit dat de hedendaagse amateur-zendontvangers
een zeer genietbare geluidskwaliteit leveren, is de SSB de
keuze van zeer velen op HF.
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een
algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse
moden.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [LSB/USB] toets om te kiezen voor de
onderste of bovenste zijband.
•De aanduiding “LSB” of “USB” licht op om aan te
geven welke zijband gekozen is.
6 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los of druk
weer op de [SEND] toets wanneer u wilt terugschakelen
naar ontvangst.
•De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
7 Druk nogmaals op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling uit te schakelen.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere
bijzonderheden betreffende een aantal functies die de
bediening kunnen vergemakkelijken.
3 Druk op de [MIC] toets om de microfoon-sterkteregeling in
te schakelen.
•De huidige microfoon-gevoeligheid wordt aangegeven.
4 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
•De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
•Zie “VOX” {op blz. 31} voor nadere bijzonderheden
over het automatisch overschakelen tussen zenden en
ontvangen (TX/RX).
5 Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de MULTI/CH
regelaar zodanig in dat de ALC meter uitslaat
overeenkomstig het niveau van uw stem.
•Spreek op normale toonhoogte en met normaal
stemvolume in de microfoon. Als u te luid of te dicht in
de microfoon spreekt, kan het geluid gaan vervormen,
waardoor de luisteraar aan de ontvangstkant u minder
goed zal kunnen volgen.
•Indien gewenst, kunt u de spraakprocessor gebruiken.
Zie “SPRAAKPROCESSOR” {op blz. 32} voor nadere
bijzonderheden.
N-20
6 VERBINDINGEN MAKEN
ZENDEN OP CW
De gebruikers van CW mode weten dat deze vorm van
communicatie ook onder de moeilijkste omstandigheden
prima blijft werken. En alhoewel de nieuwe digitale functies de
CW naar de kroon steken als betrouwbaar vervoermiddel bij
zwaar weer, hebben die digitale functies nog niet zo’n
jarenlange goede staat van dienst en evenaren ze ook het
simpele bedieningsgemak van de CW mode nog niet.
Deze zendontvanger is uitgerust met een interne
elektronische sleutel met talrijke functies. Zie
“ELEKTRONISCHE SLEUTEL” {op blz. 34} voor nadere
bijzonderheden betreffende het gebruik van deze functies.
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een
algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse
modes.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
•De aanduiding “CW” verschijnt.
•Gebruik Zero-beating om uw zendfrequentie precies
aan te passen aan de frequentie van het station dat u
ontvangt. Zie “AUTOMATISCHE ZERO-BEATING”.
•Indien gewenst, kunt u op de [REV] toets drukken om
de ontvangst over te schakelen van de bovenste
zijband (standaard instelling) naar de onderste zijband.
De aanduiding “R” licht op.
3 Druk op de [SEND] toets.
•De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
•Instellen van het draaggolf-niveau voor het zenden is
niet nodig.
•Zie “CW BREAK-IN” {op blz. 34} voor nadere
bijzonderheden over het automatisch overschakelen
tussen zenden en ontvangen (TX/RX).
4 Begin met zenden.
•Bij het zenden hoort u een zijtoon aan de hand
waarvan u kunt meeluisteren naar hetgeen u uitzendt.
Zie “TX MEELUISTER-ZIJTOON/ RX
TOONHOOGTE-FREQUENTIE”.
5 Druk nogmaals op de [SEND] toets wanneer u wilt
terugkeren naar ontvangst.
•De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
Opmerking:
werkt als er andere storende signalen op de frequentie aanwezig zijn.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere
bijzonderheden betreffende een aantal functies die de
bediening kunnen vergemakkelijken.
Het is mogelijk dat de automatische Zero-beating niet
AUTOMATISCHE ZERO-BEATING
Wanneer u op een CW zender moet afstemmen, gebruikt u
automatische Zero-beating alvorens u begint te zenden. Bij
gebruik van deze functie wordt uw zendfrequentie
automatisch precies aangepast aan de frequentie van het
station dat u ontvangt. Indien u dit niet doet, is de kans dat het
andere station u hoort kleiner.
1 Druk op de [CW TUNE] toets om de automatische Zero-
beating in te schakelen.
•De aanduiding “CW TUNE” verschijnt.
•Uw zendfrequentie wordt automatisch veranderd zodat
de toonhoogte van het ontvangen signaal precies
gelijk is aan de TX meeluister-zijtoon/RX toonhoogtefrequentie die u in de menu-configuratie van uw
zendontvanger heeft ingesteld. Zie “TX MEELUISTERZIJTOON/ RX TOONHOOGTE-FREQUENTIE”
hieronder voor verdere informatie.
•Wanneer de aanpassing is voltooid, verdwijnt de “CW
TUNE” aanduiding.
•Als de aanpassing niet met succes kan worden
uitgevoerd, wordt de vorige frequentie weer hersteld.
2 Om de automatische Zero-beating te onderbreken, drukt u
op de [CW TUNE] toets of de [CLR] toets.
Opmerking:
◆
Indien RIT {zie blz. 30} gebruikt wordt, kunt u menu-nummer 48
oproepen en de functie op ON zetten. De automatische Zerobeating zal dan de RIT-verschuivingsfrequentie aanpassen aan
de zender die u ontvangt. Als de functie op OFF staat, zal de
automatische Zero-beating de zendfrequentie wijzigen.
◆
De automatische Zero-beating kan niet worden ingeschakeld als
u 1,0 kHz of 2,0 kHz hebt gekozen voor de DSP filterbandbreedte.
◆
Bij gebruik van automatische Zero-beating is de aanpassingsfout
in de meeste gevallen binnen het ±50 Hz bereik.
◆
Het is mogelijk dat de automatisch Zero-beating niet werkt als de
seinsnelheid van de andere zender te langzaam is.
TX MEELUISTER-ZIJTOON/ RX TOONHOOGTEFREQUENTIE
De zijtoon bij het zenden is de monitor- of meeluistertoon die
uw zendontvanger laat horen terwijl u een CW uitzending
verzorgt. Natuurlijk is het van belang dat u hoort wat u
uitzendt. Bovendien kunt u hieraan controleren of uw
seinsleutel-contacten goed sluiten en of de ingebouwde
elektronische sleutel goed werkt. Ook kunt u zich in het
seinen oefenen zonder een signaal uit te zenden.
De ontvangsttoonhoogte is de frequentie van de CW toon die
u hoort na het afstemmen van uw zendontvanger op de
maximaal te ontvangen signaalsterkte.
Bij deze zendontvanger zijn de frequentie van de
meeluistertoon en de toonhoogte bij ontvangst gelijk en
samen instelbaar. Kies de frequentie die u het meest
comfortabel in de oren klinkt via menu-nummer 20.
Gebruik menu-nummer 21 om de geluidssterkte van de TX
zijtoon te veranderen. De mogelijke instellingen zijn OFF en
1t/m 9. De oorspronkelijke instelling is 4.
Opmerking:
de geluidssterkte van de TX zijtoon.
De instelling van de
AF
regelaar heeft geen invloed op
N-21
6 VERBINDINGEN MAKEN
ZENDEN OP FM
De FM mode op HF frequenties vormt de oplossing van het
vraagstuk, hoe bij lange-afstands communicatie via het
gesproken woord de beste geluidskwaliteit te bereiken.
Gekoppeld aan het volledig-dempende aspect van FM
signalen, dat achtergrondruis op de frequentie onderdrukt, is
FM de beste mode voor het onderhouden van regelmatige
verbindingen met vrienden.
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een
algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse modes.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
•De aanduiding “FM” verschijnt.
3 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
•De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
•Zie “VOX” {op blz. 31} voor nadere bijzonderheden
over het automatisch overschakelen tussen zenden en
ontvangen (TX/RX).
4 Spreek op normale toonhoogte en met normaal
stemvolume in de microfoon.
•Als u te luid of te dicht in de microfoon spreekt, kan het
geluid gaan vervormen, waardoor de luisteraar aan de
ontvangstkant u minder goed zal kunnen volgen.
•De FM microfoon-gevoeligheid is instelbaar op “L”
voor laag of op “H” voor hoog, via menu-nummer 17.
De oorspronkelijke instelling is “L” voor laag. Deze
stand zal gewoonlijk voldoende zijn; stel echter in op
“H” als uit de ontvangen berichten van andere stations
blijkt dat uw geluidssignaal erg zwak is. De MULTI/CH
regelaar werkt niet in de FM mode.
KIEZEN VAN DE FM ZEND-AFWIJKING
Kies de breedband of smalband zend-afwijking instelling
overeenkomstig de ontvangst-afwijking selectie van het
andere station. Zorg dat de juiste instelling wordt gemaakt, om
vervorming van het geluid of een niet goed verstaanbaar
signaal aan de ontvangstzijde te voorkomen.
1 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
2 Druk op de [FILTER] toets.
•De huidige filter-instelling wordt aangegeven.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar en kies breed
(“FM-WID”) of smal (“FM-NAR”).
4 Druk op de [FILTER] toets om de procedure af te sluiten.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere
bijzonderheden betreffende een aantal functies die de
bediening kunnen vergemakkelijken.
ZENDEN OP AM
Elk van de mode-functies op de HF amateurbanden heeft zo
haar eigen voordelen. Hoewel de DX lange-afstandscontacten
op de AM band minder in gebruik zijn, is de geluidskwaliteit bij
de AM vaak zo goed dat velen daarom deze mode kiezen.
Op zoek naar anderen die de AM band gebruiken, kunt u het
beste eerst de volgende frequenties uitproberen:
•3885, 7290, 14286, 21390 en 29000 ~ 29200 kHz
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een
algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse
modes.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [FM/AM] toets om de AM mode te kiezen.
•De aanduiding “AM” verschijnt.
3 Druk op de [MIC] toets om de microfoon-sterkteregeling in
te schakelen.
•De huidige microfoon-gevoeligheid wordt aangegeven.
4 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
•De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
•Instellen van het draaggolf-niveau voor het zenden is
niet nodig.
•Zie “VOX” {op blz. 31} voor nadere bijzonderheden
over het automatisch overschakelen tussen zenden en
ontvangen (TX/RX).
5 Spreek in de microfoon en stel de MULTI/CH regelaar
zodanig in dat de geijkte vermogenmeter een weinig
overeenkomstig het niveau van uw stem uitslaat.
•Spreek op normale toonhoogte en met normaal
stemvolume in de microfoon. Als u te luid of te dicht in
de microfoon spreekt, kan het geluid gaan vervormen,
waardoor de luisteraar aan de ontvangstkant u minder
goed zal kunnen volgen.
•Indien gewenst, kunt u de spraakprocessor gebruiken.
Zie “SPRAAKPROCESSOR” {op blz. 32} voor nadere
bijzonderheden.
6 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los of druk
weer op de [SEND] toets wanneer u wilt terugschakelen
naar ontvangst.
•De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
7 Druk nogmaals op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling uit te schakelen.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere
bijzonderheden betreffende een aantal functies die de
bediening kunnen vergemakkelijken.
N-22
SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
DUPLEX-BEDIENING
(GESCHEIDEN FREQUENTIES)
Bij de communicatie met andere zenders kunt u gewoonlijk
dezelfde frequentie gebruiken voor ontvangst en zenden. U
kiest dan slechts één frequentie op VFO A of VFO B.
Wanneer u echter duplex-bediening toepast, kiest u een
frequentie voor ontvangst en een andere frequentie voor
zenden. Dit vereist twee VFO’s. Hieronder wordt een geval
beschreven waarbij duplex-bediening met gescheiden
frequenties gewenst is.
Wanneer er een zeldzaam of interessant DX-station gehoord
wordt, is de kans groot dat het station antwoord krijgt van
talrijke tegenstations op hetzelfde tijdstip. Zo’n grote DX
toeloop is natuurlijk opwindend, maar kan ook erg inefficiënt
en frustrerend werken, aangezien het DX-station vaak
verloren gaat in de storing en verwarring van de vele
aanroepende stations. Wanneer de zaak uit de hand loopt, is
het de verantwoordelijkheid van het DX-station om de orde te
herstellen door aan te kondigen dat men “5 kHz hoger gaat
luisteren” (gerekend vanaf de huidige zendfrequentie) of
“tussen de 5 en 10 kHz lager gaat luisteren”.
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste frequentie.
•De gekozen frequentie wordt de zendfrequentie.
3 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de gewenste frequentie.
•De frequentie gekozen op deze VFO wordt de
ontvangstfrequentie.
5 Druk op de [SPLIT] toets.
•De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
•Druk op de [A/B] toets voor het omwisselen van de
ontvangst- en zendfrequentie.
6 Druk op de [SPLIT] toets om te stoppen met duplex-
bediening (gescheiden frequenties).
•De aanduiding “SPLIT” verdwijnt.
Als u menu-nummer 07 op ON instelt, kunt u een
geheugenkanaal oproepen om te gebruiken voor ontvangst of
zenden. Zie de paragraaf “GEHEUGEN-VFO DUPLEX
GEBRUIK” onder “GEHEUGENFUNCTIES” {op blz. 41} voor
nadere bijzonderheden.
Opmerking:
banden instelt voor CW bediening, kies dan Semi Break-in.
Als u gescheiden frequenties van twee verschillende
TF-SET (ZENDFREQUENTIE INSTELLEN)
Met behulp van de TF-SET functie kunt u de zend- en
ontvangstfrequentie tijdelijk omwisselen. Wanneer de functie
wordt uitgeschakeld, worden de oorspronkelijke zend- en
ontvangstfrequenties weer meteen hersteld. Door de TF-SET
functie te activeren kunt u luisteren op uw zendfrequentie en
de frequentie veranderen terwijl u ernaar luistert. Dit maakt
het mogelijk om te controleren of er geen interferentie op de
nieuw gekozen zendfrequentie is.
1 Schakel de hiernaast beschreven duplex-bediening in.
2 Houd de [TF-SET] toets ingedrukt. Terwijl u de [TF-SET]
toets ingedrukt houdt, verandert u de frequentie met de
Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
•Het toestel ontvangt de frequentie die u kiest. De
frequentie die wordt aangegeven in het sub-display
verandert echter niet.
3 Laat de [TF-SET] toets los.
•Nu ontvangt u weer op uw oorspronkelijke
ontvangstfrequentie.
Het succesvol contact maken met een DX-station in een
toeloop, of “DX pile-up”, is vaak afhankelijk van uw timing bij
het aanroepen, op een vrije frequentie. En de beste manier
om er achter te komen of een bepaalde frequentie vrij is, is
met de TF-SET functie. Druk op TF-SET toets om uw
ontvangst- en zendfrequentie om te wisselen, en luister. Na
de functie enkele malen gebruikt te hebben, zult u het ritme
van het DX-station en de omringende filevorming al gauw
doorzien.
Kies aan de hand van uw ondervinding dan een relatief
ongebruikte zendfrequentie en tracht daarop te zenden op
een moment dat het DX-station luistert, maar dat er maar
weinig andere stations zenden. Hoe verder u zich bekwaamt
in het gebruik van deze functie, des te meer kans zult u
hebben op succesvolle DX contacten.
Opmerking:
◆
Door op de
gebruikt, voorkomt u dat de ontvangstfrequentie ongewild wordt
veranderd door indrukken van een verkeerde toets.
◆
Tijdens het zenden zal de TF-SET functie niet werken.
◆
Als u een geheugenkanaal (uitgezonderd kanaal 90 t/m 99) hebt
opgeroepen, dient u menu-nummer 08 op ON te zetten alvorens
u de TF-SET functie kunt gebruiken om de frequentie van het
geheugenkanaal te veranderen.
◆
Een RIT frequentieverschuiving wordt niet toegevoegd; een XIT
frequentieverschuiving zal echter wel aan de zendfrequentie
worden toegevoegd.
◆
De TF-SET functie is ook te gebruiken tijdens het werken met
dezelfde TX/RX zend/ontvangstfrequentie (“non-split”).
[F.LOCK]
toets te drukken voor u de TF-SET functie
N-23
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
FM ZENDEN MET REPETEERZENDERS
(REPEATERS)
De meeste amateurradio-repeteerzenders maken gebruik van
een verschillende ontvangst- en zendfrequentie. De
zendfrequentie kan hoger of lager zijn dan de
ontvangstfrequentie. Ook vereisen sommige repeteerzenders
dat de zendontvanger een subtoon uitzendt voordat de
repeteerzender gebruikt kan worden.
Vergeleken met de gebruikelijke simplex communicatie, zult u
via repeteerzenders vaak veel verder komen.
Repeteerzenders staan meestal opgesteld op een berg, een
heuvelrug of tenminste een hoge mast. Ze werken met een
hoger ERP vermogen (Effective Radiated Power) dan het
doorsnee amateurstation. Deze combinatie van hoogte en
ERP vermogen zorgt voor een veel grotere draag- en
reikwijdte van de communicatie.
De HF repeteerzenders werken alleen op de 29 MHz FM subband. Deze speciale dienstverlening verenigt de voordelen
van FM afstemming, heldere ontvangst met nauwelijks ruis en
interferentie, met het opwindende aspect van de HF DX
(lange-afstands) communicatie. Zelfs op een rustige dag biedt
de 10-meter FM betrouwbare lokale communicatie, met
daarbij het potentieel om over te schakelen, wanneer u maar
wilt, op DX contacten met andere landen en de halve wereld
rond.
29,520 MHz
88,5 Hz
29,620 MHz
29,620 MHz
29,520 MHz
88,5 Hz
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste frequentie.
•De gekozen frequentie wordt de zendfrequentie.
3 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
•De aanduiding “FM” verschijnt.
4 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
•Om de frequentie die u in stap 2 gekozen heeft te
kopiëren naar de andere VFO, drukt u op de [A=B]
toets alvorens op de [A/B] toets te drukken.
5 Kies de gewenste frequentie.
•De frequentie gekozen op deze VFO wordt de
ontvangstfrequentie.
6 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
7 Druk op de [SPLIT] toets.
•De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
•Druk op de [A/B] toets voor het omwisselen van de
ontvangst- en zendfrequentie.
8 Kies de subtoon-frequentie via menu-nummer 18 en 19.
•Zie “KIEZEN VAN DE SUBTOON-FREQUENTIE” en
“CONTINUE OF BURST SUBTOON?” voor nadere
bijzonderheden betreffende de subtoon.
9 Druk op de [AGC/TONE] toets om de subtoon-functie te
•Druk tweemaal op de [AGC/TONE] toets om de
subtoon-functie uit te schakelen.
10 Druk op de [SPLIT] toets om te stoppen met duplex-
bediening (gescheiden frequenties).
•De aanduiding “SPLIT” verdwijnt.
Als u menu-nummer 07 op ON instelt, kunt u een
geheugenkanaal oproepen om te gebruiken voor ontvangst of
zenden. Zie de paragraaf “GEHEUGEN-VFO DUPLEX
GEBRUIK” onder “GEHEUGENFUNCTIES” {op blz. 41} voor
nadere bijzonderheden.
De gegevens die u gekozen heeft in stap 1 t/m 9, met
uitzondering van de tijdsduur van de subtoon, kunt u in het
geheugen vastleggen. Zie “DUPLEX KANALEN, VOOR
GESCHEIDEN FREQUENTIES” {op blz. 40}.
Opmerking:
◆
Bij het zenden via een repeteerzender kan het luid in de
microfoon spreken een overmatige uitslag veroorzaken,
1
1
waardoor uw signaal via de repeteerzender door “talk-off” weg
kan vallen.
◆
Om de subtoon-frequentie te controleren die in een
geheugenkanaal is vastgelegd, roept u het gewenste
geheugenkanaal op en kiest dan menu-nummer 18.
N-24
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
KIEZEN VAN DE SUBTOON-FREQUENTIE
Sommige 10-meter FM repeteerzenders vereisen dat de
zendontvanger een subtoon uitzendt, om te voorkomen dat
andere repeteerzenders op dezelfde frequentie in elkanders
vaarwater geraken. Deze subtoon-frequentie hangt af van de
repeteerzender waar u toegang tot wilt krijgen. In Europa
wordt over het algemeen een toon van 1750 Hz gebruikt voor
de toegang tot repeteerzenders.
Kies de vereiste subtoon-frequentie via menu-nummer 18. De
oorspronkelijke instelling is 88,5 Hz. De beschikbare
frequenties staan in onderstaande tabel aangegeven.
Freq.
Nr.Nr.
(Hz)
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
67,0
71,9
74,4
77,0
79,7
82,5
85,4
88,5
91,5
94,8
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Freq.
(Hz)
97,4
100,0
103,5
107,2
110,9
114,8
118,8
123,0
127,3
131,8
Nr.
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Freq.
(Hz)
136,5
141,3
146,2
151,4
156,7
162,2
167,9
173,8
179,9
186,2
Nr.
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Freq.
(Hz)
192,8
203,5
210,7
218,1
225,7
233,6
241,8
250,3
1750
GEBRUIK VAN HET FM CTCSS SYSTEEM
CTCSS is de afkorting voor Continuous Tone Coded Squelch
System. De CTCSS maakt gebruik van een door u gekozen,
niet hoorbare toon die tijdens het zenden over het
uitgezonden signaal wordt gemoduleerd.
Veronderstel dat de stations “A”, “B” en “C” zijn
geprogrammeerd met een bepaalde subtoon-frequentie.
Wanneer nu station “A” een oproep uitzendt, opent de squelch
alleen op station “B” en “C”. Er kan zo dus op een eenvoudige
wijze worden bepaald welke stations een bepaalde uitzending
zullen ontvangen.
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste subtoon-frequentie via
menu-nummer 18.
3 Kies de frequentie.
4 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
•De aanduiding “FM” verschijnt.
5 Draai aan de SQL regelaar om de squelch in te stellen.
6 Druk meermalen op de [AGC/TONE] toets totdat de
aanduiding “CTCSS” verschijnt.
Opmerking:
tabel bij het kiezen van subtoon-frequenties via de computer
{zie blz. 51}.
Gebruik nr. 01 t/m 39 aangegeven in de bovenstaande
CONTINUE OF BURST SUBTOON?
Naast de keuze van een frequentie voor de subtoon, dient u
tevens de juiste duur van de subtoon te kiezen. De continue
instelling geeft de subtoon voortdurend door, zolang de
zendontvanger blijft zenden. De burst subtoon-instelling zendt
slechts een 500 ms korte subtoon, telkens wanneer de
zendontvanger begint met zenden.
Kies voor de continue of burst subtoon via menu-nummer 19.
De oorspronkelijke instelling is continue subtoon (behalve
voor sommige Europese uitvoeringen).
•Druk nogmaals op de [AGC/TONE] toets om de
CTCSS functie uit te schakelen.
7 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de
gekozen subtoon wordt ontvangen.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
•De gekozen subtoon wordt samen met het signaal
uitgezonden.
Opmerking:
◆
Bij duplex-bediening (gescheiden frequenties) dient u de FM
mode op beide VFO’s in te schakelen om de CTCSS te kunnen
gebruiken.
◆
Tijdens het kiezen van de 1750 Hz subtoon kan de CTCSS niet
worden ingeschakeld.
◆
Bij het zenden van een 1750 Hz subtoon wordt het
ingangssignaal van de microfoon gedempt.
N-25
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
DIGITALE FUNCTIES
Sedert de Multimode Communication Processors (MCP) een
zekere populariteit hebben verworven, houden veel radioamateurs zich enthousiast bezig met de diverse digitale
functies. Als radio-amateur beschinkt u nu over meer kracht
en flexibiliteit dan ooit, met de functies van de MCP en de
zendontvanger als uw communicatiebasis.
U kunt bijvoorbeeld deelnemen aan de informele sfeer van
kameraadschap die op de RTTY te vinden is, met een
uitstapje via de Packet-radio naar een RBBS (Radio Bulletin
Board System) om een “shareware” programma waarover u
gehoord hebt op te pikken, en dan doorgaan naar de AMTOR
of PacTOR om een brief te posten in de regionale postbus.
Daarna schakelt u vlot even door naar G-TOR™ of Clover
voor een supersnelle uitwisseling van bestanden met een
vriend.
RTTY (SEINEN MET FREQUENTIEVERSCHUIVING)
Bij radio-teletype gebruik worden frequentieverschuiving
(FSK) en de 5-bit Baudot-code of de 7-bit ASCII-code
toegepast om informatie te verzenden.
Zie “RTTY” {op blz. 61} onder “AANSLUITEN VAN
RANDAPPARATUUR” voor nadere bijzonderheden
betreffende het aansluiten van de radio-teletype apparatuur.
1 Kies de FSK verschuiving via menu-nummer 29.
•De FSK verschuiving is het frequentie-verschil tussen
‘mark’ en ‘space’.
•De 170 Hz oorspronkelijke instelling wordt gebruikt op
de amateur-banden.
2 Roep menu-nummer 30 op en kies voor overzenden van
“ON” (space) of “OFF” (mark) bij indrukken van de
sleuteltoets.
•De oorspronkelijke instelling is “OFF” (mark).
3 Roep menu-nummer 31 op en kies hoge toon (2125 Hz)
of lage toon (1275 Hz) voor mark.
•Tegenwoordig wordt gewoonlijk de hoge toon
(oorspronkelijke instelling) gebruikt.
4 Kies de gewenste afstemfrequentie.
5 Druk op de [CW/FSK] toets om FSK te kiezen.
•De aanduiding “FSK” verschijnt.
6 Druk op de [REV] toets om over te schakelen op de
bovenste zijband indien dit nodig is om compatibel te zijn
met het station waarmee u contact wilt leggen.
•De aanduiding “R” verschijnt naast “FSK”.
•Gewoonlijk wordt de onderste zijband gebruikt voor
FSK.
•Druk nogmaals op de [REV] toets om terug te
schakelen naar de onderste zijband.
7 Volg de aanwijzingen van uw MCP of RTTY apparatuur
voor de intoets-volgorde op uw RTTY toetsenbord om in
te stellen op de zendfunctie.
•De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
•Om handmatig op zenden in te stellen, drukt u op de
[SEND] toets.
8 Start het verzenden van gegevens vanaf het toetsenbord.
•Instellen van de zenddraaggolf of het audiofrequentieingangsniveau is niet nodig.
•Gebruik menu-nummer 34 om het audiofrequentieuitgangsniveau in te stellen. Hiervoor kunt u niet de AF
sterkteregelaar gebruiken.
9 Na afloop van het zenden voert u op het toetsenbord de
toetsvolgorde in voor het terugkeren naar de ontvangststand.
•De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
•Als u in stap 7 op de [SEND] toets heeft gedrukt, druk
dan nogmaals op de [SEND] toets.
RTTY FREQUENTIES
IARU gebied 1
(Europa/Afrika)
frequentie (in kHz)
1838~1842
3580~3620
7035~7045
10140~10150
14080~14099,5
18101~18109
21080~21120
24920~24929
28050~28150
V.S./Canada
frequentie (in kHz)
1800~1840
3605~3645
(DX: 3590)
7080~7100
(DX: 7040)
10140~10150
14070~14099,5
18100~18110
21070~21100
24920~24930
28070~28150
N-26
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
Mode
USB & LSB
USB & LSB
FM
300 bps
(AFSK)
1200 bps
(PSK)
1200 bps
(AFSK)
F1
F1
F2
Overdracht-snelheid
Type modulatie
AMTOR/ PACKET/ PACTOR/ G-TORTM/ CLOVER
Dankzij hun ingebouwd foutcorrectie-vermogen en grote
overdrachtsnelheid werken deze protocols veel efficiënter dan
eerdere vormen van digitale communicatie per machine. De
G-TOR™ werd speciaal ontwikkeld voor het communiceren
onder de moeilijkste omstandigheden met ruimtevaartuigen
tijdens hun missies in het zonnestelsel.
Mode
AMTOR
Packet
PacTOR
G-TOR
AMateur Teleprinting Over Radio
Pakketvormige gegevensoverdracht per
AX.25 protocol
Packet Teleprinting Over Radio
TM
Golay-coded Teleprinting Over Radio
Klaverblad, naar de vorm van een accuraat
Clover
afgestemd signaal bij weergave op een
monitorscherm.
Op de meeste HF banden wordt gebruik gemaakt van de
audiofrequentie-verschuiving seinmethode (AFSK). Zoals de
naam al zegt, werkt deze modulatiemethode met
audiosignalen, zodat u dient af te stemmen op de LSB of USB
zijband. Gewoonlijk wordt de LSB onderste zijband gebruikt,
net als voor RTTY, met uitzondering echter van het AMTOR
protocol, dat de USB zijband benut.
In een aantal landen staan de autoriteiten het F2 gebruik op
bepaalde frequenties van de 10-meter band toe. Voor deze
toepassing kiest u de FM afstemming.
Zie “MCP EN TNC” {op blz. 62} onder “AANSLUITEN VAN
RANDAPPARATUUR” voor nadere bijzonderheden
betreffende het aansluiten van de apparatuur.
Opmerking:
◆Bij gebruik van de SSB of FM mode voor digitale functies dient u
de spraakprocessor uit te schakelen. Tevens moet bij gebruik van
de SSB mode een snelle AGC instelling worden gekozen.
◆
Wanneer u een van de filters kiest (niet de OFF instelling) in
menu-nummer 32, mag u niet de RX equalizer via menu-nummer
50 inschakelen. De oorspronkelijke instelling voor menu-nummer
50 is OFF.
◆Zet menu-nummer 32 op OFF voor een spraakfunctie, aangezien
de beschikbare filters hier te smal voor zijn.
1 Kies de geschikte filter-bandbreedte via
menu-nummer 32.
•De oorspronkelijke instelling is OFF.
2 Kies de gewenste frequentie.
3 Druk op de [LSB/USB] toets om te kiezen voor de
onderste of bovenste zijband.
•Voor gebruik van de F2 functie stelt u in op de FM
mode met een druk op de [FM/AM] toets.
•Als u in stap 1 een van de filters heeft gekozen, (niet
de OFF instelling), verschijnt “FSK” bij de aanduiding
“LSB”, “USB”, of “FM”.
4 Volg de aanwijzingen van uw TNC of MCP apparatuur en
schakel de calibratie of ijkingsfunctie in om een markconditie te genereren.
•De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
5 Gebruik menu-nummer 33 voor het instellen van het juiste
audiofrequentie-ingangsniveau.
•Kies het laagste ingangsniveau waarbij de ALC meter
nog uitslaat.
Betekenis
6 Verlaat de calibratie of ijkingsfunctie.
•De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
7 Gebruik menu-nummer 34 om het audiofrequentie-
uitgangsniveau in te stellen.
•Hiervoor kunt u niet de AF sterkteregelaar gebruiken.
8 Start het verzenden van opdrachten en gegevens.
•De zendontvanger zal telkens even kort gaan zenden
voor het doorsturen van uw opdrachten en gegevens,
en ook wanneer het toestel de uitzending van een
ander station ontvangt.
Hieronder ziet u de snelheid van de gegevensoverdracht en
het type modulatie dat wordt toegepast voor de HF Packetcommunicatie.
Opmerking:
gebruikt worden op de 10-meter band. Neem contact op met de
nationale vereniging voor radio-amateurs voor een overzicht van de
afstembanden dat de toewijzing van de verschillende soorten
modulatie aangeeft.
In een aantal landen kan F2 modulatie bij 1200 bps
PACKET-FREQUENTIES
IARU gebied 1
(Europa/Afrika)
frequentie (in kHz)
—
3590~3600
Digitale band
Digitale band
14089~14099, 14101~14112
Digitale band
21100~21120
Digitale band
28120~28150, 29200~29300
De AMTOR activiteit treft u aan op of bij de 14075 en
3637,5kHz. Dit zijn ook de beste frequenties om te zoeken
naar PacTOR, G-TOR™, en Clover stations.
V.S./Canada
frequentie (in kHz)
1800~1830
3620~3635
7080~7100
10140~10150
14095~14099,5
18105~18110
21090~21100
—
28120~28189
N-27
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
“SLOW SCAN TV”/ FACSIMILE
De SSTV beleeft de laatste tijd een periode van groeiende
populariteit, door het sterk toenemend aantal personal
computers. Met behulp van deze techniek kunt u stilstaande
zwart-wit of kleurenbeelden overzenden en ontvangen. Waar
u tot dusverre uw best deed om een passende beschrijving
van uw station te geven, kunt u nu uw shack vol trots aan den
volke tonen. Om dit te doen, heeft u een scan-converter nodig
om de videobeelden om te zetten in audiosignalen, die
vervolgens naar de zendontvanger worden gestuurd. Of, om
eenvoudiger te beginnen, gebruik enkel uw computer samen
met in de handel verkrijgbare programmatuur om deze taak
uit te voeren. Een TV-toestel en videocamera, komen tevens
van pas.
SSTV FREQUENTIES
IARU gebied 1
(Europa/Afrika)
frequentie (in kHz)
3730~3740
7035~7045
14225~14235
21335~21345
28675~28685
De hoge resolutie die mogelijk is met facsimile (fax) stelt u in
staat scherpere gedetailleerde beelden uit te wisselen dan de
SSTV kan bieden. Vanwege de langere tijd die het verzenden
van een fax vereist, is het aanbevolen deze zendmethode
slechts te gebruiken wanneer de omstandigheden op de band
gunstig zijn, met krachtig doorkomende signalen.
Voor de bediening van de SSTV of fax is het voornamelijk van
belang dat u de functies van de computer-programmatuur of
de speciale apparatuur voor deze toepassingen leert
gebruiken. Raadpleeg hiervoor de handleiding die bij de
programmatuur of de apparatuur wordt geleverd.
Opmerking:
een snelle AGC instelling kiezen en de spraakprocessor uitschakelen
om de beste resultaten te verkrijgen.
Zowel voor de SSTV als voor de fax kunt u het best
V.S./Canada
frequentie (in kHz)
3845
7171
14230
21340
28680
SATELLIET-AFSTEMMING
Alhoewel deze minder gebruikt wordt dan de VHF/UHF
satelliet-afstemming, zult u zonder bezwaar ook op de HF
banden satelliet-afstemming kunnen gebruiken, afhankelijk
van welke satellieten er op dat moment in omloop rond de
aarde zijn. Wanneer de HF propagatie niet goed is, kunnen de
satellieten een goede oplossing bieden voor een betrouwbare
verbinding. Zelfs zo betrouwbaar, dat u wellicht de satellietverbinding gaat verkiezen boven de uiteindelijk nogal lukrake
“gewone” communicatie via de ionosfeer.
Een voorbeeld van een “Mode K” satelliet met zowel zend- als
ontvangstfrequenties (“uplink en downlink”) op de HF band is
de Radio Sputnik 12 (RS-12). Gelanceerd in het begin van de
jaren 90, bevindt deze satelliet zich nu in een lage
omloopbaan rond de aarde, met korte gelegenheid tot
communicatie terwijl hij vliegensvlug bij u overkomt. Deze
satelliet accepteert SSB enkele-zijband en CW signalen op de
15-meter band en geeft ze weer op de 10-meter band.
Uw zendontvanger is ook geschikt voor communicatie met de
“Mode A” satellieten, die werken met een VHF uplink en een
HF downlink, mits u beschikt over een SSB/CW
zendontvanger voor de VHF.
Bent u geïnteresseerd in de “Mode K” satelliet-afstemming,
neem dan rechtstreeks of via de internet home-page contact
op met de AMSAT (Radio Amateur Satellite Corporation).
Deze wereldwijde groep satelliet-exploitanten steunt de bouw
en het veelzijdig gebruik van satellieten. Via de AMSAT kunt u
zich op de hoogte stellen van de meest recente
ontwikkelingen omtrent de “Mode K” en “Mode A” satellieten
die op het moment hun banen om de aarde trekken.
N-28
NUTTIGE VOORZIENINGEN
ONTVANGST
KIEZEN VAN DE GEWENSTE FREQUENTIE
Naast het gebruik van de Afstemknop of het indrukken van
de [UP]/[DWN] toetsen op de microfoon zijn er diverse
andere methoden voor het kiezen van de gewenste
frequentie. Hieronder worden deze methoden, die u zowel
moeite als tijd kunnen besparen, beschreven.
■ DIRECTE FREQUENTIEKEUZE
Rechtstreeks invoeren van de frequentie met de
nummertoetsen is de snelste manier om over te schakelen
naar een frequentie die ver verwijderd is van uw huidige
frequentie.
1 Druk op de [ENT] toets.
•De aanduiding “- - . - - - . - -” verschijnt.
2 Druk op de nummertoetsen [0] ~ [9] om de gewenste
frequentie in te voeren.
•Wanneer u tijdens het invoeren op de [ENT] toets
drukt, wordt er automatisch voor de nog niet
ingevoerde cijfers een reeks nullen toegevoegd,
waarmee de frequentie-invoer dan compleet is.
•Om bijvoorbeeld 1,85 MHz in te voeren, moet u
eerst op [0] drukken voor de 10 MHz tientallen
(eerste cijfer), aangezien het ook mogelijk is om
18,5 MHz in te voeren.
•Als u op een verkeerde cijfertoets drukt, kunt u
terugkeren naar de vorige frequentie met een druk
op de [CLR] toets.
Opmerking:
◆
Sommige cijfers kunnen niet worden ingevoerd op de plaats
voor de 10 MHz tientallen (eerste cijfer). Wanneer u als
eerste een cijfer invoert dat niet toegestaan is op die plaats,
komt dit automatisch op de plaats voor de 1 MHz eenheden
te staan.
◆
Bij invoeren van het laatste cijfer voor de 10 Hz zal er
automatisch voor het 1 Hz cijfer een 0 worden toegevoegd,
zodat de frequentie-invoer compleet is. Het 1 Hz cijfer zal
niet worden aangegeven.
◆
Als u een frequentie invoert die buiten het afstembereik van
de zendontvanger valt, klinkt er een waarschuwingstoon. De
ingevoerde frequentie wordt niet geaccepteerd.
◆
Bij het accepteren van een ingevoerde frequentie worden de
RIT en de XIT automatisch uitgeschakeld, maar de RIT of
XIT frequentie zal niet veranderen.
◆
Na het oproepen van geheugenkanaal nummer 90 t/m 99
waarin de begin- en eindfrequenties zijn vastgelegd, kunt u
de ontvangstfrequentie binnen het geprogrammeerde bereik
wijzigen met de directe frequenfiekeuze.
2 Druk op de [UP] of [DOWN] toets.
•Bij het ingedrukt houden van één van deze toetsen
zal de zendontvanger de frequenties sneller
doorlopen.
3 Druk nogmaals op de [1MHz] toets om de
oorspronkelijke functie te herstellen.
•De aanduiding “1MHz” verdwijnt.
Indien u de voorkeur geeft aan 100 of 500 kHz
intervallen in plaats van 1 MHz, kunt u dit via menunummer 02 instellen. De oorspronkelijke instelling is
1MHz.
■ SNEL DOORLOPEN VAN FREQUENTIES
Om de frequentie snel te verhogen of te verlagen, draait u
aan de MULTI/CH regelaar. Bij gebruik van deze regelaar
verandert de frequentie in stappen van 10 kHz.
•Om de grootte van de frequentiestap te veranderen,
gebruikt u menu-nummer 03 en 04. Voor FM kan
gekozen worden uit 1 kHz, 5 kHz, 10 kHz, 12,5 kHz,
20 kHz of 25 kHz; voor de andere moden kan gekozen
worden uit 1 kHz, 5 kHz en 10 kHz. De oorspronkelijke
instelling voor beide menu-nummers is 10 kHz.
•Als de frequentie met de MULTI/CH regelaar wordt
veranderd, worden de frequenties zodanig afgerond
dat deze een veelvoud zijn van de grootte van de
frequentiestap. Om deze functie uit te schakelen, zet u
menu-nummer 05 op OFF.
•Op de AM band wordt de frequentiestap automatisch
op 9 kHz ingesteld (10 kHz bij de modellen voor V.S./
Canada) voor de AM mode. De frequentiestap kan via
menu-nummer 06 worden omgeschakeld tussen
9 kHz en 10 kHz.
■ FIJNAFSTEMMING
Bij gebruik van de centrale Afstemknop verspringt de
frequentie gewoonlijk in stappen van 10 Hz voor de SSB,
CW en FSK modes en in stappen van 100 Hz voor de FM
en AM modes. Indien gewenst, kunt u deze frequentiestap
omschakelen naar 1 Hz voor de SSB, CW en FSK modes
en 10 Hz voor de FM en AM modes.
1 Druk op de [FINE] toets.
•De aanduiding “FINE” verschijnt.
■ GEBRUIK VAN HET 1 MHz INTERVAL
Bij indrukken van de [UP]/[DOWN] toetsen op het
voorpaneel veranderen de amateurbanden. U kunt de
[UP]/[DOWN] toetsen tevens gebruiken om de frequentie
in stappen van 1 MHz te veranderen.
1 Druk op de [1MHz] toets.
•De aanduiding “1MHz” verschijnt.
2 Draai aan de Afstemknop om op de gewenste
frequentie af te stemmen.
3 Druk nogmaals op de [FINE] toets om de
fijnafstemmingsfunctie uit te schakelen.
•De aanduiding “FINE” verdwijnt.
N-29
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
■ GELIJKSCHAKELEN VAN DE VFO FREQUENTIES
(A=B)
Druk op de [A=B] toets om de frequentie en de
modulatietoestand van de actieve VFO over te brengen
naar deactieve VFO.
1 Kies de frequentie en mode op VFO A of VFO B.
2 Druk op de [A=B] toets.
•De frequentie en mode gekozen in stap 1 worden
gekopieerd naar de inactieve VFO.
3 Druk op de [A/B] toets als u wilt controleren of de
frequentie inderdaad gekopieerd is.
RIT (RECEIVE INCREMENTAL TUNING)
RIT biedt u de mogelijkheid uw ontvangstfrequentie tot
±9,99 kHz te verstellen, in stappen van 10 Hz tegelijk, zonder
dat dit invloed heeft op uw zendfrequentie. Wanneer de
([FINE]) fijnafstemming is ingeschakeld, zijn de stappen met
1 Hz nog preciezer. De RIT werkt bij alle modulatie-modes
even goed en ook zowel voor de VFO afstemming als voor
frequenties uit de geheugenkanalen.
1 Druk op de [RIT] toets.
•De aanduiding “RIT” verschijnt, samen met de RIT
verschuiving.
2 Druk op de [CLEAR] toets als u de RIT verschuiving op
nul wilt terugstellen.
3 Draai aan de RIT/XIT regelaar om uw ontvangstfrequentie
te wijzigen.
4 Om de RIT functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de [RIT] toets.
•De ontvangstfrequentie keert terug naar de frequentie
die gekozen was voordat u stap 1 uitvoerde.
Opmerking:
◆
Bij gebruik van de geheugenoproepfunctie werkt de RIT alleen bij
geheugens waarin gegevens zijn vastgelegd.
◆
De frequentieverschuiving die u instelt met de
zal ook gelden voor de XIT functie. Bij wijzigen of wissen van de
RIT frequentiewaarde zal dus ook de XIT frequentieverschuiving
veranderen.
RIT/XIT
regelaar
AGC (AUTOMATISCHE GEVOELIGHEIDTIJDINSTELLING)
Wanneer een andere mode als FM is ingeschakeld, kan de
AGC functie gebruikt worden voor het instellen van de
tijdconstante voor de automatische gevoeligheidsregeling.
Bij kiezen van een “trage” schakeltijdfactor zullen de
gevoeligheidsregeling en de S-meter van de zendontvanger
traag reageren op grote wisselingen van het ingangssignaal.
Bij een snelle schakeltijdfactor reageren de gevoeligheid en
de S-meter sneller. Keuze van een AGC tijdconstante voor
een snelle reactie is vooral nuttig voor de volgende gevallen:
•Snel afstemmen
•Ontvangst van zwakke signalen
•Ontvangst van snelle CW signalen
De oorspronkelijke instellingen zijn traag voor SSB, snel voor
CW, snel voor FSK en traag voor AM.
1 We gaan ervan uit dat USB is gekozen.
2 Druk op de [AGC/TONE] toets.
•De aanduiding “FAST” verschijnt wat betekent dat een
snelle schakeltijdfactor is gekozen.
3 Druk nogmaals op de [AGC/TONE] toets om een trage
schakeltijdfactor in te stellen.
RX ONTVANGST-EQUALIZER
Gebruik de RX equalizer om de ontvangstfrequentie
karakteristiek van het ontvangen signaal bij te regelen zodat
het signaal zo duidelijk mogelijk gehoord wordt. Via menunummer 50 kunt u kiezen uit vijf verschillende ontvangstprofielen, met inbegrip van de standaard neutraal-instelling
(geen bijregeling). Bij het kiezen van een van de volgende
menu-onderdelen verschijnt “ ” naast het menu-nummer.
•Hogetonen-versterking (Hb):
Voor het versterken van de hoge tonen; deze instelling
kunt u gebruiken als uw stem erg laag is.
•Formant-doorlaat (FP):
Voor het verbeteren van de helderheid door onderdrukking
van de audiofrequenties die buiten het normale stemfrequentiebereik vallen.
•Lagetonen-versterking (bb):
Voor het versterken van de lage tonen; deze instelling
kunt u gebruiken als u een hoge stem heeft.
•Conventionele versterking (c):
3 dB versterking van de audiofrequenties in het bereik
boven 600 Hz.
Amplitude
Conventionele
versterking
Formant-doorlaat
Hogetonenversterking
UIT
Lagetonenversterking
Audiofrequentie
0,7
Opmerking:
◆
De keuzemogelijkheid “U” in menu-nummer 50 is nog niet
beschikbaar. Deze keuzemogelijkheid is in het menu opgenomen
voor eventueel toekomstig gebruik.
◆
Gebruik de bovenstaande afbeelding als referentie. De feitelijke
profielen kunnen enigszins afwijken als gevolg van factoren zoals
de IF ontvangstfilters.
2,2
(kHz)
N-30
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
ZENDEN
VOX (STEMGESCHAKELD ZENDEN)
De VOX functie voor stemgeschakeld zenden zorgt dat u niet
telkens voor het zenden een knop hoeft in te drukken. De
zendontvanger schakelt hierbij automatisch over op zenden
zodra het VOX circuit waarneemt dat u in de microfoon
spreekt.
Bij het gebruik van de VOX stem-zendfunctie kunt u zich beter
de gewoonte aankweken om tussen uw zinnen even te
pauzeren, om de zendontvanger kort te laten terugschakelen
naar ontvangst. Dan kunt u horen of er al een reactie van
iemand doorkomt, en u kunt uw gedachten ordenen voor de
volgende zin. De luisteraar zal ongetwijfeld waarderen dat u
hem of haar de gelegenheid geeft u van repliek te dienen, en
denkbeelden die u beter formuleert zullen ook beter
overkomen.
De VOX kan afzonderlijk voor de CW en de andere modes,
met uitzondering van FSK, worden in- en uitgeschakeld.
Druk op de [VOX] toets om de VOX stem-zendfunctie
beurtelings in en uit te schakelen.
•De aanduiding “VOX” licht op wanneer de functie is
ingeschakeld.
■ WACHTTIJD VOOR HET TERUGSCHAKELEN
Als de zendontvanger te snel terugschakelt naar
ontvangst nadat u gestopt bent met praten, is het mogelijk
dat uw laatste woorden niet worden uitgezonden. Om dit
te voorkomen, stelt u de wachttijd zodanig in dat uw
woorden tot het einde toe worden uitgezonden, zonder dat
de wachttijd echter storend lang is.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Schakel de VOX functie in.
3 Druk op de [DELAY] toets.
•De huidige instelling verschijnt. De oorspronkelijke
instelling is 50.
4 Spreek in de microfoon op uw normale
conversatietoon en stel de MULTI/CH regelaar zo in
dat de zendontvanger overschakelt op ontvangst, kort
nadat u stopt met praten.
•Het instelbereik loopt van 5 t/m 100 (150 t/m
3000 ms), in stappen van 5, en er is een OFF
stand.
5 Druk nogmaals op de [DELAY] toets.
■ MICROFOON-INGANGSNIVEAU
Voor een effectief gebruik van de VOX stem-zendfunctie
dient u eerst de gevoeligheid van het VOX circuit op het
juiste niveau in te stellen. Dit niveau is de geluidssterkte
waarbij het VOX circuit de aan- of afwezigheid van
stemgeluid waarneemt. Bij gebruik van de CW mode kan
dit niveau niet worden ingesteld.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Schakel de VOX functie in.
3 Roep menu-nummer 16 op.
4 Spreek in de microfoon op uw normale
conversatietoon en bepaal door uitproberen de beste
instelling (de oorspronkelijke instelling is 4), waarbij de
zendontvanger vlot overschakelt op zenden, telkens
wanneer u begint te praten.
•Het instelbereik loopt van 0 t/m 9.
•Bij de beste instelling mag de zendontvanger uw
eerste woorden niet missen; het toestel mag
evenwel niet reageren op toevallige
achtergrondgeluiden.
Opmerking:
de VOX functie is uitgeschakeld en zelfs tijdens het zenden kan
dit nog.
U kunt dit menu-onderdeel ook instellen wanneer
N-31
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
SPRAAKPROCESSOR
De spraakprocessor dient om de aanzienlijke fluctuaties in de
dynamiek van het stemgeluid naar een gemiddelde waarde af
te vlakken. Hierdoor kan bij het zenden op de SSB, FM of AM
een groter gemiddeld uitgangsvermogen voor het zenden
worden toegepast, hetgeen resulteert in een duidelijker
signaal. De sterkte van de afvlakking (compressie) kunt u
naar wens instellen. In de praktijk zult u merken dat het
inschakelen van de spraakprocessor een beter verstaanbare
verbinding geeft met verafgelegen stations.
Zendvermogen
Tijd
Spraakprocessor OFF
Zendvermogen
Tijd
Spraakprocessor ON
XIT (TRANSMIT INCREMENTAL TUNING)
Net als RIT dat doet voor ontvangst, biedt de XIT functie u bij
het zenden de mogelijkheid uw frequentie tot ±9,99 kHz te
verstellen, in stappen van 10 Hz tegelijk, zonder dat dit
invloed heeft op uw ontvangstfrequentie. Wanneer de ([FINE])
fijnafstemming is ingeschakeld, zijn de stappen met 1 Hz nog
preciezer.
1 Druk op de [XIT] toets.
•De aanduiding “XIT” verschijnt, samen met de XIT
verschuiving.
2 Druk op de [CLEAR] toets als u de XIT verschuiving op
nul wilt terugstellen.
3 Draai aan de RIT/XIT regelaar om uw zendfrequentie te
wijzigen.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Druk op de [PROC] toets om de spraakprocessor in te
schakelen.
•De aanduiding “PROC” verschijnt. De SWR meter
verdwijnt en de COMP meter verschijnt.
3 Roep menu-nummer 15 op en kies het gewenste
compressieniveau.
•Het instelbereik loopt van 0 t/m 25 dB, in stappen van
5 dB. De aanbevolen en oorspronkelijke instelling is
10 dB.
•Het gebruik van een hogere compressie zal geen
verdere verbetering in de helderheid of hoorbare
signaalsterkte opleveren. Extreem gecomprimeerde
signalen zijn minder verstaanbaar, door het optreden
van vervorming, en klinken minder prettig dan signalen
met minder compressie.
4 Om de spraakprocessor uit te zetten, drukt u nogmaals op
de [PROC] toets.
•De aanduiding “PROC” verdwijnt. De COMP meter
verdwijnt en de SWR meter verschijnt.
4 Om de XIT functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de [XIT] toets.
•De zendfrequentie keert terug naar de frequentie die
gekozen was voordat u stap 1 uitvoerde.
Opmerking:
regelaar zal ook gelden voor de RIT functie. Bij wijzigen of wissen
van de XIT frequentiewaarde zal dus ook de RIT
frequentieverschuiving veranderen.
De frequentieverschuiving die u instelt met de
RIT/XIT
N-32
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
AANPASSEN VAN UW ZENDSIGNAAL
De kwaliteit van uw verzonden signaal is belangrijk, ongeacht
met welke zendactiviteit u zich bezighoudt. Toch is deze factor
gemakkelijk over het hoofd te zien, omdat u helaas uw eigen
signaal na uitzending niet kunt horen. De hierna volgende
paragrafen trachten u echter behulpzaam te zijn bij het zo
goed mogelijk afregelen van uw zendsignaal.
■ AANPASSEN VAN DE ZENDBANDBREEDTE
(SSB/AM)
Gebruik menu-nummer 13 om de bandbreedte voor het
zenden in te stellen op 2,4 kHz (normaal) of 2,0 kHz
(smal). De oorspronkelijke instelling is 2,4 kHz.
Bandbreedte
2,4 kHz (normaal)
2,0 kHz (smal)
Ondergrens-
frequentie
300 Hz
500 Hz
■ EQUALIZER VOOR HET VERZONDEN
AUDIOSIGNAAL (SSB/FM/AM)
Gebruik menu-nummer 14 om de zendfrequentie
karakteristiek van uw signaal bij te regelen. U kunt kiezen
uit vijf verschillende profielen, met inbegrip van de
standaard neutraal-instelling (geen bijregeling). Bij het
kiezen van een van de volgende menu-onderdelen
verschijnt de aanduiding “TX EQ.” op het display.
•Hogetonen-versterking (Hb):
Voor het versterken van de hoge tonen; deze instelling
kunt u gebruiken als uw stem erg laag is.
•Formant-doorlaat (FP):
Voor het verbeteren van de helderheid door
onderdrukking van de audiofrequenties die buiten het
normale stem-frequentiebereik vallen.
•Lagetonen-versterking (bb):
Voor het versterken van de lage tonen; deze instelling
kunt u gebruiken als u een hoge stem heeft.
•Conventionele versterking (c):
3 dB versterking van de audiofrequenties in het bereik
boven 600 Hz.
Amplitude
Bovengrens-
frequentie
2,7 kHz
2,5 kHz
Conventionele
versterking
Formant-doorlaat
Hogetonenversterking
UIT
Lagetonenversterking
MONITORFUNCTIE VOOR VERZONDEN SIGNAAL
Bij communicatie in de SSB, FM of AM mode kunt u
meeluisteren naar de signalen die u uitzendt, om te
controleren of de andere stations u duidelijk kunnen horen.
Deze functie is bijvoorbeeld handig bij het kiezen van een
geschikt profiel van de TX equalizer.
Roep menu-nummer 47 op en kies een getal tussen 1 en 9.
Hoe groter het getal, hoe hoger het volume van het
meeluistergeluid. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Opmerking:
◆
Wanneer het volume van het meeluistergeluid erg hoog is of als
de spraakprocessor ingeschakeld is, bestaat de mogelijkheid dat
het geluid van de luidspreker door de microfoon wordt opgepikt,
wat kan resulteren in een rondzingende toon (akoestische
terugkoppeling). Indien dit gebeurt, dient u de hoofdtelefoon te
gebruiken.
◆
Via de luidspreker hoort u het geluid dat wordt opgepikt voordat
modulatie heeft plaatsgevonden. De kwaliteit van dit geluid kan
daarom een weinig verschillen van de kwaliteit van het geluid dat
de andere stations horen.
◆
Deze functie is niet beschikbaar in de CW of FSK mode.
◆
De stand van de AF regelaar heeft geen invloed op het volume
van het meeluistergeluid.
ZENDBLOKKERING
De “TX Inhibit” zendblokkering maakt het onmogelijk om de
zendontvanger op zenden in te stellen. Met deze functie in de
ON stand kunnen er geen signalen worden uitgezonden.
•Zendblokkering OFF: Zenden is mogelijk.
•Zendblokkering ON: Zenden is niet mogelijk.
Deze functie kunt u ON en OFF schakelen via menunummer38. De oorspronkelijke instelling is OFF.
VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE TIJDENS HET
ZENDEN
Het bijregelen of aanpassen van uw frequentie tijdens het
zenden is meestal niet aanbevolen, gezien de kans op
interferentie met andere stations. Indien dit echter toch nodig
is, kunt u de centrale Afstemknop gebruiken om de
frequentie te veranderen terwijl u zendt. U kunt tijdens het
zenden tevens de XIT verschuivingsfrequentie wijzigen.
Als u tijdens het zenden een frequentie kiest buiten het
toegestane zendfrequentiebereik, wordt de zendontvanger
automatisch overgeschakeld op ontvangst. Als u het zenden
had gestart met een druk op de [SEND] toets, zal de
uitzending niet hervat worden tot u een nieuwe frequentie
kiest binnen het toegestane bereik, en tot u weer op de
[SEND] toets drukt.
0,7
Opmerking:
◆
De keuzemogelijkheid “U” in menu-nummer 14 is nog niet
beschikbaar. Deze keuzemogelijkheid is in het menu opgenomen
voor eventueel toekomstig gebruik.
◆
Gebruik de bovenstaande afbeelding als referentie. De feitelijke
profielen kunnen enigszins afwijken als gevolg van factoren zoals
de IF zendfilters.
2,2
Audiofrequentie
(kHz)
N-33
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
CW BREAK-IN
De Break-in functie voor de CW mode stelt u in staat te
zenden zonder handmatig om te schakelen tussen zenden en
ontvangst. Er zijn twee verschillende Break-in functies: Semi
Break-in en Full Break-in.
Semi Break-in:
Met de contacten van de sleutel open wacht de
zendontvanger automatisch tot de tijd is verstreken die u hebt
ingesteld. Dan keert de zendontvanger terug naar de
ontvangst-stand.
Full Break-in:
Zodra de contacten van de seinsleutel open gaan, keert de
zendontvanger terug naar ontvangst.
GEBRUIK VAN SEMI BREAK-IN OF FULL
BREAK-IN
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
•De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets.
•De aanduiding “VOX” verschijnt.
3 Druk op de [DELAY] toets.
•De huidige instelling (Full of een wachttijd) verschijnt.
De oorspronkelijke instelling is Full (“FBk”).
ELEKTRONISCHE SLEUTEL
Deze zendontvanger is uitgerust met een ingebouwde
elektronische sleutel die u kunt gebruiken door een “paddle”
bedieningseenheid aan te sluiten op het achterpaneel van de
zendontvanger. Zie “AANSLUITINGEN VOOR EEN
SEINSLEUTEL EN TOETSENBORD VOOR DE CW
BEDIENING” {op blz. 3} voor nadere bijzonderheden
betreffende het aansluiten. De ingebouwde sleutel is geschikt
voor jambische bediening.
VERANDEREN VAN DE SEINSNELHEID
De seinsnelheid van de elektronische sleutel kan naar wens
worden ingesteld. Zorg dat u de juiste snelheid instelt zodat
de CW berichten foutloos verstuurd worden en deze aan de
andere zijde zonder problemen kunnen worden gekopieerd.
Bij een te hoge snelheid bestaat de kans dat er fouten
ontstaan. Het verdient aanbeveling een snelheid in te stellen
die zo dicht mogelijk in de buurt is van de snelheid van het
andere station.
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
•De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [KEY] toets.
•De huidige snelheid wordt aangegeven. De
oorspronkelijke instelling is 20.
4 Draai aan de MULTI/CH regelaar om Full Break-in te
kiezen of een wachttijd voor Semi Break-in in te stellen.
•Het instelbereik voor de wachttijden loopt van 5 t/m
100 (50 t/m 1000 ms), in stappen van 5.
5 Start het zenden van uw bericht.
•De zendontvanger schakelt automatisch over op
zenden.
•Als Full Break-in gekozen is: De zendontvanger
keert meteen terug naar ontvangst zodra de contacten
van de sleutel open gaan.
•Als Semi Break-in gekozen is: De zendontvanger
keert terug naar ontvangst nadat de wachttijd die u
hebt ingesteld is verstreken.
6 Druk nogmaals op de [DELAY] toets.
Opmerking:
TL-922/922A versterker.
Full Break-in kan niet worden gebruikt met de
N-34
3 Terwijl u de paddle bedient en naar de zend-zijtoon
luistert, draait u aan de MULTI/CH regelaar om de juiste
snelheid in te stellen.
•Het instelbereik loopt van 0 t/m 100, in stappen van 2.
Hoe groter het getal, hoe hoger de snelheid.
4 Druk nogmaals op de [KEY] toets om de instelling te
voltooien.
Opmerking:
de ingestelde snelheid alleen voor het zenden van punten.
Bij gebruik van de halfautomatische “Bug” functie geldt
AUTOMATISCHE GEWICHTSAFSTELLING
De elektronische sleutel kan automatisch de punt/streep ratio
veranderen, d.w.z. de verhouding van de streep-lengte tot de
punt-lengte. De afstelling verandert afhankelijk van de
seinsnelheid zodat men uw seinberichten gemakkelijker kan
kopiëren.
Gebruik menu-nummer 26 om de automatische
gewichtsafstelling op ON of OFF te zetten. De oorspronkelijke
stand is ON. Wanneer de functie op OFF staat, ligt de
verhouding automatisch vast op 3:1.
■ OMGEKEERDE GEWICHTSAFSTELLING
Bij de automatische gewichtsafstelling neemt de
verhouding toe wanneer uw seinsnelheid toeneemt. De
elektronische sleutel kan de verhouding echter ook laten
afnemen wanneer de seinsnelheid toeneemt.
Om deze functie in te schakelen, roept u menunummer 27 op en kiest dan de ON stand. De
oorspronkelijke stand is OFF.
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
WIJZIGEN VAN DE VERGRENDELDE
GEWICHTSAFSTELLING
Wanneer de automatische gewichtsafstelling op OFF wordt
gezet, wordt de punt/streep ratio op 3:1 vergrendeld. Indien
gewenst, kunt u de waarde van de vergrendelde
gewichtsafstelling wijzigen. Roep hiervoor menu-nummer 49 op
en kies de gewenste verhouding. Er zijn 16 instellingen, van 2,5:1
t/m 4,0:1, die in verkorte vorm op het display worden
aangegeven. Wanneer bijvoorbeeld “2.7” wordt getoond,
betekent dit 2,7:1.
Opmerking:
functie ingeschakeld is, geldt de instelling gemaakt in menu-nummer
49 niet.
Als de automatische gewichtsafstelling of de Bug-key
“BUG-KEY” FUNCTIE
De ingebouwde elektronische sleutel kan tevens gebruikt
worden als een halfautomatische sleutel. Halfautomatische
sleutels worden ook wel “Bugs” genoemd. Wanneer de Bugkey functie op ON staat, worden punten op de normale wijze
door de elektronische sleutel gegenereerd. Strepen worden
echter handmatig gegenereerd door de gebruiker wanneer
deze de paddle sluit voor de tijdsduur vereist voor een streep.
Om deze functie in te schakelen, roept u menu-nummer 22 op en
kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Opmerking:
berichtengeheugen (zie onder) niet gebruikt worden.
Als de Bug-key functie is ingeschakeld, kan het CW
CW BERICHTENGEHEUGEN
Deze zendontvanger heeft drie geheugenkanalen voor het
vastleggen van CW berichten. In ieder geheugenkanaal
kunnen ongeveer 50 tekens worden vastgelegd. Deze
geheugenkanalen kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor
het vastleggen van wedstrijd-uitwisselingen die u herhaaldelijk
wilt uitzenden. U kunt de vastgelegde berichten weergeven
om deze te controleren of om deze te verzenden.
De elektronische sleutel is voorzien van een functie voor het
onderbreken van de weergave en het handmatig invoegen
van uw eigen seinbericht. Om deze functie in te schakelen,
roept u menu-nummer 28 op en kiest dan de ON instelling. De
oorspronkelijke instelling is OFF.
De elektronische sleutel kan ook het bericht dat u hebt
vastgelegd herhaaldelijk weergeven. Om deze functie in te
schakelen, roept u menu-nummer 23 op en kiest dan de ON
instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Bij herhaalde weergave van berichten kunt u de pauze tussen de
herhalingen van de berichten-serie veranderen. Roep menunummer 24 op en stel de gewenste tijd in (0 t/m 60 seconden).
Opmerking:
◆
Deze functie kan niet worden gebruikt als de Bug-key functie is
ingeschakeld.
◆
Bij de bediening van de sleutel-paddle met menu-nummer 28 op
OFF wordt de bericht-weergave geannuleerd. Wanneer de berichtweergave niet stopt vanwege de timing van de sein-start, kunt u de
weergave uitschakelen door op de
■ VASTLEGGEN VAN EEN CW BERICHT
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
•De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets als de aanduiding “VOX” in het
display oplicht.
•De aanduiding “VOX” verdwijnt.
3 Druk op de [REC] toets.
[CLR]
toets te drukken.
4 Druk op de [CH 1], [CH 2] of [CH 3] toets om het
gewenste geheugenkanaal te kiezen.
5 Begin met zenden met de sleutel-paddle.
•Het bericht dat u zendt wordt in het geheugen
vastgelegd.
6 Druk op de [REC] of [CLR] toets om de procedure af
te sluiten.
•Het opnemen stopt automatisch wanneer het
geheugen vol is.
Opmerking:
geheugenkanaaltoets is ingedrukt, zal er een pauze in het kanaal
worden vastgelegd.
Als de paddle niet bediend wordt nadat een
■ CONTROLEREN VAN EEN CW BERICHT ZONDER
DIT TE VERZENDEN
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te
kiezen.
•De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets als de aanduiding “VOX” in het
display oplicht.
•De aanduiding “VOX” verdwijnt.
3 Druk op de [CH 1], [CH 2] of [CH 3] toets om het
geheugenkanaal te kiezen waarin het bericht is
vastgelegd.
•Het bericht wordt weergegeven.
•Om hierna een bericht weer te geven dat in een
ander kanaal is vastgelegd, drukt u tijdens de
weergave van het eerste bericht op de andere
kanaalnummertoets(en). Op deze wijze kunt u de
berichten in de drie kanalen achter elkaar
weergeven.
•Druk op de [CLR] toets om de weergave te
onderbreken.
■ VERZENDEN VAN EEN CW BERICHT
U kunt de berichten verzenden met Semi Break-in/
Full Break-in of met handmatige TX/RX omschakeling.
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te
kiezen.
•De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets om Semi Break-in/Full Break-
in te gebruiken. Druk op [SEND] voor handmatige
TX/RX omschakeling.
3 Druk op de [CH 1], [CH 2] of [CH 3] toets om het
geheugenkanaal te kiezen waarin het bericht is
vastgelegd.
•Het bericht wordt verzonden.
•Om hierna een bericht te verzenden dat in een
ander kanaal is vastgelegd, drukt u tijdens de
verzending van het eerste bericht op de andere
kanaalnummertoets(en). Op deze wijze kunt u de
berichten in de drie kanalen achter elkaar
verzenden.
•Druk op de [CLR] toets om het verzenden te
onderbreken.
4 Als in stap 2 op de [SEND] is gedrukt, drukt u
nogmaals op de [SEND] toets om weer over te
schakelen op ontvangst.
N-35
ONDERDRUKKEN VAN INTERFERENTIE
IF FILTER
IF filters zijn ontworpen om nauwkeurig het bereik van de
middenfrequenties te kiezen die naar de volgende trap in het
ontvangstcircuit worden gestuurd. Door een smalle
bandbreedte in te stellen en/of de middenfrequentie van het
filter te verschuiven kunt u interferentie van aangrenzende
zenders op effectieve wijze onderdrukken.
Voor een meer effectieve interferentie-eliminatie gebruikt u de
IF filters samen met de DSP filters beschreven op blz. 37 en
38.
VERANDEREN VAN DE IF FILTER-BANDBREEDTE
Wanneer er interferentie van aangrenzende zenders
aanwezig is aan beide zijden van het gewenste signaal, kan
een smalle filter-bandbreedte de beste oplossing zijn om de
interferentie te elimineren. Veranderen van de filterbandbreedte heeft geen invloed op de ingestelde
ontvangstfrequentie.
Om een smal filter te gebruiken in de SSB, CW of FSK mode,
installeert u de juiste los verkrijgbare filter {zie blz. 58} en kiest
dan de vereiste instelling in menu-nummer 46.
In de CW of FSK mode wordt de breed/smal-filter selectie
automatisch gemaakt overeenkomstig de bandbreedte van de
DSP filter die u kiest. Zie “AANPASSEN VAN DE
ONTVANGST-BANDBREEDTE” {op blz. 37} voor nadere
bijzonderheden. De oorspronkelijke instelling in de SSB of AM
mode is de ‘brede’ bandbreedte. In de FM mode kan de filterbandbreedte niet worden veranderd.
Opmerking:
bandbreedte in te stellen via menu-nummer 46 van menu B.
Bij gebruik van menu B dient u de juiste filter-
“IF SHIFT” MIDDENFREQUENTIE-VERSCHUIVING
In de SSB, CW of FSK mode kunt u de middenfrequentie van
de filter-doorlaatband verschuiven, zonder dat u hiermee de
ingestelde ontvangstfrequentie verandert. Op deze wijze kunt
u de interferentie op de aangrenzende zenders verder
onderdrukken.
Draai de IF SHIFT regelaar naar links om interferentie te
elimineren van frequenties die hoger liggen dan het gewenste
signaal. Draai de IF SHIFT regelaar naar rechts om
interferentie te elimineren van frequenties die lager liggen dan
het gewenste signaal.
Gewenst
signaal
Stoorsignaal
NOISE BLANKER STOORPULSONDERDRUKKING
De Noise Blanker ontstoringsfunctie werd ontwikkeld voor het
onderdrukken van stoorpulsen zoals die van een autoontsteking. De Noise Blanker werkt niet in de FM mode.
Druk op de [NB] toets om de Noise Blanker stoorpulsonderdrukking in of uit te schakelen.
•De aanduiding “NB” verschijnt wanneer de Noise Blanker
wordt ingeschakeld.
Stoorsignaal
1 Kies de SSB of AM mode.
2 Druk op de [FILTER] toets.
•De huidige filter-instelling verschijnt.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar om breed (“FIL-WID”) of
smal (“FIL-NAR”) te kiezen.
4 Druk op de [FILTER] toets om de procedure af te sluiten.
Gewenst
signaal
Stoorsignaal
N-36
9 ONDERDRUKKEN VAN INTERFERENTIE
ATT VERZWAKKINGSREGELING
De verzwakkingsregeling vermindert het niveau van de
ontvangen signalen. Deze functie is handig voor het
onderdrukken van interferentie van nabijgelegen frequenties.
Druk op de [ATT] toets om de verzwakkingsregeling in of uit
te schakelen.
•De aanduiding “ATT” verschijnt wanneer de functie wordt
ingeschakeld.
De ON/OFF instelling voor de verzwakkingsregeling wordt
automatisch voor de huidige band in het geheugen
vastgelegd. Telkens wanneer u deze band kiest, zal de
bijbehorende ON/OFF instelling worden gemaakt.
Het frequentiebereik van de banden is als volgt.
Frequentiebereik (MHz)
Frequentiebereik (MHz)
DSP BEDIENINGSFUNCTIES
De functies die hierna worden beschreven maken gebruik van
de KENWOOD DSP digitale signaalverwerkings-technologie.
AANPASSEN VAN DE ONTVANGST-BANDBREEDTE
Om de interferentie-onderdrukking nog verder te verbeteren,
is de zendontvanger uitgerust met audiofrequentie (AF) filters
die gebruik maken van de DSP technologie. Wanneer u in de
SSB, FM of AM mode bent, kunt u de filter-bandbreedte
veranderen door de onderste en/of bovenste afsnij-frequentie
te wijzigen. In de CW en FSK mode kunt u de filterbandbreedte wijzigen door de gewenste bandbreedte
rechtstreeks aan te geven. Het veranderen van de
bandbreedte heeft geen invloed op de gekozen
ontvangstfrequentie.
U kunt ook luisteren naar de signalen die door de
bovenstaande DSP filters zijn afgesneden. Zie
“PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN” {op blz. 49}
om de DSP filtermonitorfunctie (nr. 53) aan een van de [PF]
toetsen toe te wijzen. Houd dan de betreffende [PF] toets
ingedrukt voor het meeluisteren naar de afgesneden signalen;
de DSP filters zullen de oorspronkelijke bandbreedten
herstellen. Laat de toets los om de monitorfunctie te
annuleren. U kunt deze functie gebruiken om de
aangrenzende frequenties te controleren.
0,03 ~ 2,50
2,50 ~ 4,10
4,10 ~ 7,50
7,50 ~ 10,50
10,50 ~ 14,50
14,50 ~ 18,50
18,50 ~ 21,50
21,50 ~ 25,50
25,50 ~ 30,00
VOORVERSTERKER
Uitschakelen van de voorversterker kan eveneens zorgen
voor vermindering van interferentie van nabijgelegen
frequenties.
Druk op de [PRE-AMP] toets om de voorversterker in of uit te
schakelen.
•De aanduiding “PRE-AMP” verschijnt wanneer de
voorversterker wordt ingeschakeld.
De ON/OFF instelling voor de voorversterker wordt
automatisch voor de huidige band in het geheugen
vastgelegd. Telkens wanneer u deze band kiest, zal de
bijbehorende ON/OFF instelling worden gemaakt.
Het frequentiebereik van de banden is hetzelfde als bij de
verzwakkingsregeling. De oorspronkelijke instelling voor de
voorversterker is OFF voor de banden vanaf 30 kHz t/m
7,5MHz, en ON voor de banden vanaf 7,5 MHz t/m
30,0 MHz.
Opmerking:
effect als activeren van de AIP functie op andere
zendontvangers.
Uitschakelen van de voorversterker heeft hetzelfde
KENWOOD
■ SSB/ FM/ AM MODE
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Draai de DSP SLOPE (LOW) regelaar naar rechts om
de onderste afsnijfrequentie te verhogen, of naar links
om de onderste afsnijfrequentie te verlagen.
USB doorlaatband
f
USB doorlaatband
f
Draai de DSP SLOPE (HIGH) regelaar naar rechts om
de bovenste afsnijfrequentie te verhogen, of naar links
om de bovenste afsnijfrequentie te verlagen.
USB doorlaatband
f
USB doorlaatband
f
Regelaar
DSP SLOPE
(LOW)
regelaar
DSP SLOPE
(HIGH)
regelaar
De oorspronkelijke instellingen voor de afsnij-frequenties
worden bepaald door de huidige standen van de
DSP SLOPE regelaars.
bandbreedte te vergroten en naar links om de
bandbreedte te verkleinen.
StoorsignaalGewenst signaal Stoorsignaal
4 Druk op de [FILTER] toets om de procedure af te
sluiten.
edoM
WC
-etdeerbdnaberabkihcseB
)zH(negnilletsni
,003,002,051,001,08,05
k0,2,k0,1,006,005,004
ekjileknorpsroO
)zH(gnilletsni
006
KSFk5,1,k0,1,005,052k5,1
Afhankelijk van de bandbreedte die u gekozen hebt voor
de DSP filter en het type optionele filter dat u hebt
geïnstalleerd, zal automatisch de ‘brede’ IF filter of de
‘smalle’ IF filter worden gekozen.
elenoitpO
retlif
edoM
WC
1-NS88-KY
)zHk8,1(BSS
KSF
WC
1-C88-KY
)zH005(WC
KSF
1-NC88-KY
WC
)zH072(WC
zH002
etdeerbdnaB
retlifPSD
zHk0,2deerB
regalfozHk0,1lamS
zHk5,1deerB
,zH005,zH052
zHk0,1
zHk0,2,zHk0,1deerB
regalfozH006lamS
zHk5,1,zHk0,1deerB
zH005,zH052lamS
regohfozH003deerB
,zH001,zH05
etdeerbdnaB
retlifFI
lamS
lamS
BEAT CANCEL ZWEVINGSONDERDRUKKING
De Beat Cancel zwevingsonderdrukking maakt gebruik van
een aanpassingsfilter en zorgt voor verzwakking van
cyclische interferentie binnen de ontvangst-doorlaatband. De
eigenschappen van de aanpassingsfilter veranderen
afhankelijk van de aard van het signaal dat op een bepaald
moment wordt ontvangen. De Beat Cancel functie kan
gebruikt worden in de SSB, FM of AM mode.
Ontvangst-doorlaatband
Storende
tonen
Gewenst signaal
Vóór bijregeling
N-38
Na bijregeling
Druk op de [B.C.] toets om de Beat Cancel functie in of uit te
schakelen.
•De aanduiding “BEAT CANCEL” verschijnt wanneer de
functie wordt ingeschakeld.
Opmerking:
zendontvanger een klikgeluid. Dit duidt niet op een storing.
Bij ontvangst van onderbroken CW signalen, maakt de
Als de onderdrukking niet voldoende is, houdt u de [B.C.]
toets langer dan 1 seconde ingedrukt om het
verzwakkingseffect te versterken; u hoort een pieptoon, maar
de aanduiding op het display blijft hetzelfde. Druk de [B.C.]
toets nogmaals langer dan 1 seconde in om het
oorspronkelijke verzwakkingsniveau weer in te stellen.
Opmerking:
◆
De verhoogde Beat Cancel komt te vervallen wanneer de
zendontvanger wordt uitgeschakeld.
◆
De verhoogde Beat Cancel kan een ongunstige invloed hebben
op de gewenste signalen, als gevolg van het sterkere
verzwakkingseffect.
N.R. RUISONDERDRUKKING
Deze zendontvanger biedt twee types ruisonderdrukking (1 en
2) om ruis van onbepaalde oorsprong te onderdrukken en op
deze wijze de interferentie in het gewenste signaal te
verminderen. Probeer beide types uit en kijk welk type het
beste resultaat geeft onder de heersende omstandigheden.
Gewoonlijk dient ruisonderdrukking 1 in de SSB mode te
worden gekozen en ruisonderdrukking 2 in de CW mode.
Opmerking:
het mogelijk dat de signalen minder helder zijn of kunnen er
pulsstoringen geïnduceerd worden.
Druk op de [N.R.] toets voor het omschakelen tussen
ruisonderdrukking 1, ruisonderdrukking 2 en OFF.
•De aanduiding “N.R. 1” of “N.R. 2” verschijnt wanneer
Opmerking:
voor twee mode-groepen: de ene groep bestaat uit SSB, FM en AM,
en de andere groep bestaat uit CW en FSK. U hoeft daarom niet
telkens de instelling te wijzigen wanneer u omschakelt van een mode
in de ene groep naar een mode in de andere groep.
■ WIJZIGEN VAN HET NR1 NIVEAU
■ INSTELLEN VAN DE TIJDCONSTANTE VOOR
Bij gebruik van ruisonderdrukking 2 in de SSB mode is
ruisonderdrukking 1 of 2 wordt ingeschakeld.
Er kan een verschillende instelling worden gemaakt
Gebruik menu-nummer 51 om het niveau van
ruisonderdrukking 1 te wijzigen. Schakel ruisonderdrukking 1
in en kies dan het niveau, 1 t/m 9, terwijl u signalen ontvangt.
De oorspronkelijke instelling is “Automatisch”. In deze stand
wordt een optimaal niveau ingesteld overeenkomstig de
sterkte van de ontvangen signalen.
Opmerking:
◆
Bij gelijktijdig gebruik van een hoog NR1 niveau en een hoge
Beat Cancel instelling is het mogelijk dat de ruis sterk
doorkomt. Dit duidt niet op een storing.
◆
Wanneer u het NR1 niveau in het menu wijzigt, produceert
het toestel korstondig een schakelgeluid. Dit duidt niet op
een storing.
RUISONDERDRUKKING 2
Met deze functie kunt u de correlatietijd voor
ruisonderdrukking 2 veranderen. Wanneer u in de SSB
mode bent, kiest u de correlatietijd waarbij de helderste
ontvangst wordt verkregen. In de CW mode stelt u in op
de langste correlatietijd die nog betrouwbare ontvangst
biedt. Hoe langer u de correlatietijd kiest, des te beter zal
de signaal/ruisverhouding zijn.
Roep menu-nummer 12 op en kies 7,5 ms of 20 ms. De
oospronkelijke instelling is 20 ms.
GEHEUGENFUNCTIES
VOEDING VAN HET MICROPROCESSORGEHEUGEN
De in het geheugen van de zendontvanger vastgelegde
gegevens blijven bewaard, ook wanneer u het toestel
uitschakelt, doordat een lithiumbatterij het microprocessorgeheugen van stroom blijft voorzien. Zo blijven de instellingen
voor alle menu’s en de geprogrammeerde geheugenkanalen
permanent intact. De levensduur van de lithiumbatterij
bedraagt ongeveer vijf jaar.
Als de zendontvanger bij inschakelen blijkt te zijn teruggezet in
de basisstand, en de gegevens voor de VFO en
geheugenkanalen zijn gewist, dan dient u de lithiumbatterij
door een nieuwe te vervangen. Neem hiervoor contact op met
een bevoegde KENWOOD onderhoudsdienst of met uw
dealer.
CONVENTIONEEL GEHEUGEN
Het conventionele geheugen is geschikt voor het opslaan van
gegevens die u in de toekomst regelmatig nodig zult hebben.
Zo is dit geheugen bijvoorbeeld de aangewezen plaats voor
opslag van de frequentie waarop u regelmatig de leden van
uw club ontmoet.
Er zijn in totaal 100 conventionele geheugenkanalen. Deze
kanalen zijn genummerd van 00 t/m 99. De kanalen 90 t/m 99
zijn gereserveerd voor het programmeren van het VFO
afstembereik en het doorloopbereik voor het scannen.
Hieronder staan de gegevens die u in de kanalen kunt
vastleggen.
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE
GEHEUGENKANALEN
Er zijn twee methoden om de zend/ontvangstfrequenties
(TX/RX frequenties) en de bijbehorende gegevens in de
geheugenkanalen 00 t/m 89 vast te leggen. Gebruik de
gewenste methode afhankelijk van de relatie tussen de zenden ontvangstfrequenties.
•Simplex kanalen:
RX frequentie = TX frequentie
•Duplex kanalen:
RX frequentie ≠ TX frequentie
De geheugenkanalen 90 t/m 99 kunnen ook gebruikt worden
als simplex kanalen.
Opmerking:
vastgelegd waarbij de RIT of XIT verschuiving is opgeteld.
■ SIMPLEX KANALEN
Als de RIT of XIT is ingeschakeld, wordt de frequentie
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste frequentie, mode etc. die u wilt
vastleggen.
3 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
Parameter
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Begin/eindfrequenties
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
1
Als u het geheugenkanaal oproept en dan de instelling
verandert, wordt de oude instelling vervangen door de
nieuwe.
Kanaal
00 ~ 89
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
1
Kanaal
90 ~ 99
1
Ja
(simplex)
1
Ja
(simplex)
Ja
Ja
Ja
Ja
1
Ja
•Om de geheugen-doorloopfunctie te verlaten en
het opslaan van gegevens te annuleren, drukt u op
de [CLR] toets.
4 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om een
geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt het kanaal ook kiezen door met de
nummertoetsen een nummer bestaande uit
2cijfers, zoals 05, in te voeren.
5 Druk nogmaals op de [M.IN] toets om de gegevens in
het gekozen geheugenkanaal vast te leggen.
•Eventuele aanwezige gegevens in het
geheugenkanaal worden overschreven.
N-39
10 GEHEUGENFUNCTIES
■ DUPLEX KANALEN, VOOR GESCHEIDEN
FREQUENTIES
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de frequentie, mode enz. die u wilt vastleggen.
•De frequentie en mode die u hier kiest worden
gebruikt voor zenden.
3 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de ontvangstfrequentie en de mode.
5 Druk op de [SPLIT] toets.
•De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
6 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT EEN
GEHEUGENKANAAL, DOORLOPEN VAN HET
GEHEUGEN
Gebruik de geheugen-oproepfunctie of de geheugendoorloopfunctie als u de in het geheugen vastgelegde
frequenties en bijbehorende gegevens wilt oproepen om deze
te gebruiken of om deze enkel te controleren.
Geheugen-oproepfunctie:
Bij gebruik van deze functie ontvangt en zendt het toestel
overeenkomstig de frequentie die u oproept. U kunt de
frequentie en bijbehorende gegevens tijdelijk wijzigen zonder
dat hierdoor de geheugen-inhoud wordt overschreven.
Geheugen-doorloopfunctie:
Bij gebruik van deze functie kunt u de geheugenkanalen
doorlopen zonder uw huidige ontvangstfrequentie te wijzigen.
De frequenties die u oproept worden niet gebruikt voor
ontvangst of zenden.
■ GEHEUGEN-OPROEPFUNCTIE
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
•Het laatst gekozen geheugenkanaal verschijnt.
•Om de geheugen-doorloopfunctie te verlaten en
het opslaan van gegevens te annuleren, drukt u op
de [CLR] toets.
7 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om een
geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt het kanaal ook kiezen door met de
nummertoetsen een nummer bestaande uit
2cijfers, zoals 05, in te voeren.
8 Druk nogmaals op de [M.IN] toets om de gegevens in
het gekozen geheugenkanaal vast te leggen.
•Eventuele aanwezige gegevens in het
geheugenkanaal worden overschreven.
Opmerking:
TX en RX tijdens het uitvoeren van een geheugen-VFO duplex
bediening, zal de subtoon-frequentie voor RX in het
geheugenkanaal worden vastgelegd.
Als de subtoon-frequenties verschillend zijn voor
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het
geheugenkanaal te kiezen.
•Bij ingedrukt houden van de [UP] of [DWN] toets
op de microfoon doorloopt de zendontvanger de
geheugenkanalen tot u de toets loslaat.
•De geheugenkanalen die geen gegevens bevatten
worden automatisch overgeslagen.
•Tijdens het zenden zult u niet van geheugenkanaal
kunnen wisselen.
3 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
te verlaten.
Opmerking:
gebruik van de TF-SET functie.
U kunt wel van geheugenkanaal wisselen bij
N-40
10 GEHEUGENFUNCTIES
■ GEHEUGEN-DOORLOOPFUNCTIE
1 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
•Het laatst gekozen geheugenkanaal verschijnt.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om de
geheugenkanalen te doorlopen.
•U kunt ook van kanaal veranderen door met de
nummertoetsen een nummer bestaande uit
2cijfers, zoals 05, in te voeren.
3 Druk op de [CLR] toets om de geheugen-
doorloopfunctie te verlaten.
•De zendontvanger geeft nu weer het
geheugenkanaal of de VFO frequentie aan waarop
u had ingesteld vóór u de geheugendoorloopfunctie inschakelde.
■ TIJDELIJK VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE
■ GEHEUGEN-VFO DUPLEX GEBRUIK
In het hoofdstuk “SPECIALE
COMMUNICATIEFUNCTIES” {op blz. 23} heeft u de
duplex-bediening (gescheiden frequenties) geleerd bij
gebruik van twee VFO’s. U kunt de duplex-bediening
echter ook uitvoeren door een duplex geheugenkanaal op
te roepen. Wanneer u menu-nummer 07 op ON instelt, is
het bovendien mogelijk om een geheugenkanaal samen
met een VFO voor dit doel te gebruiken. Dit gebeurt als
volgt:
•RX: Geheugenkanaal
TX: VFO A of VFO B
•RX: VFO A of VFO B
TX: Geheugenkanaal
Gebruik van een geheugenkanaal voor ontvangst:
1 Druk op de [A/B] toets om de VFO te kiezen die u
voor zenden wilt gebruiken.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de zendfrequentie.
3 Roep het geheugenkanaal op.
4 Druk op de [SPLIT] toets om te beginnen met de
duplex-bediening met gescheiden frequenties.
Nadat u de frequentie en bijbehorende gegevens uit een
geheugenkanaal hebt opgeroepen, kunt u de frequentie
en bijbehorende gegevens wijzigen, zonder dat hierbij de
in het geheugenkanaal opgeslagen informatie wordt
veranderd.
1 Roep menu-nummer 08 op en kies de ON instelling.
•Deze stap kan worden overgeslagen indien alleen
de bijbehorende gegevens worden gewijzigd.
2 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
3 Verander de frequentie en bijbehorende gegevens.
•Gebruik alleen de Afstemknop om de frequentie
te veranderen.
4 Indien u de nieuwe instellingen in de toekomst
nogmaals wilt gebruiken, kunt u deze in een ander
geheugenkanaal vastleggen. Zie “KANAAL ➡
KANAAL GEGEVENSOVERDRACHT” {zie blz.42}.
Opmerking:
gebruik van de TF-SET functie.
U kunt de geheugen-gegevens ook veranderen bij
•Als u in stap 1 VFO B gekozen hebt, druk dan
nogmaals op de [SPLIT] toets.
5 Druk op de [M/V] toets om de duplex-bediening uit te
schakelen.
Gebruik van een geheugenkanaal voor zenden:
1 Roep het geheugengeheugenkanaal op.
2 Druk op de [M/V] toets.
3 Druk op de [A/B] toets om de VFO te kiezen die u
voor ontvangst wilt gebruiken.
4 Kies de ontvangstfrequentie.
5 Druk op de [SPLIT] toets om te beginnen met de
duplex-bediening met gescheiden frequenties.
6 Druk nogmaals op de [SPLIT] toets om het
geheugenkanaal te gebruiken dat u hebt opgeroepen
in stap 1.
7 Druk nogmaals op de [SPLIT] toets om de duplex-
bediening uit te schakelen.
N-41
10 GEHEUGENFUNCTIES
Kanaal 00 ~ 89
➡
➡
➡
➡
➡
➡
➡
➡
Kanaal 00 ~ 89
➡
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
Kanaal 90 ~ 99
➡
➡
➡
➡
➡
➡
➡
➡
Kanaal 00 ~ 89
➡
TX/RX frequentie
Beginfrequentie
Eindfrequentie
Mode voor TX/RX
–
Subtoon-frequentie
Tono ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
Kanaal 00 ~ 89
➡
➡
➡
➡
➡
➡
Kanaal 90 ~ 99
➡
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
TX/RX frequentie
Mode voor TX/RX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
Kanaal 90 ~ 99
➡
➡
➡
➡
➡
➡
➡
➡
Kanaal 90 ~ 99
➡
TX/RX frequentie
Mode voor TX/RX
Beginfrequentie
Eindfrequentie
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
TX/RX frequentie
Mode voor TX/RX
Beginfrequentie
Eindfrequentie
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
GEHEUGENGEGEVENS-OVERDRACHT
■ GEHEUGEN a VFO GEGEVENSOVERDRACHT
Nadat u de frequentie en bijbehorende gegevens met de
geheugen-oproepfunctie hebt opgeroepen, kunt u deze
gegevens kopiëren naar de VFO. Deze functie is handig
wanneer u bijvoorbeeld naar een frequentie wilt luisteren
die dicht bij een frequentie is die in het geheugenkanaal is
vastgelegd.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op de [M>VFO] toets.
•Als een simplex kanaal is opgeroepen, worden de
gegevens gekopieerd naar VFO A of VFO B,
afhankelijk van de VFO die gebruikt werd voor het
oproepen van het kanaal.
•Als een duplex kanaal is opgeroepen, worden de
RX gegevens gekopieerd naar de VFO A en de TX
gegevens naar de VFO B.
Opmerking:
◆
De Lockout-instelling (Geheugenkanaal overslaan) en de
subtoon-frequentie worden niet gekopieerd.
◆
Als u op de
gegevens tijdelijk hebt gewijzigd, zullen de nieuwe gegevens
naar de VFO worden gekopieerd.
[M>VFO]
toets drukt nadat u de opgeroepen
De onderstaande tabellen geven aan hoe gegevens uit
het ene geheugenkanaal naar het andere
geheugenkanaal worden overgebracht:
■ KANAAL a KANAAL GEGEVENSOVERDRACHT
U kunt ook de inhoud van een geheugenkanaal kopiëren
naar een ander geheugenkanaal. Deze functie is handig
wanneer u frequenties en bijbehorende gegevens wilt
vastleggen die u tijdelijk gewijzigd hebt, maar ook de
oorspronkelijke gegevens wilt behouden.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
•Druk op de [CLR] toets om de geheugendoorloopfunctie te verlaten.
3 Kies het geheugenkanaal waarnaar u de gegevens
wilt kopiëren.
4 Druk nogmaals op de [M.IN] toets.
N-42
10 GEHEUGENFUNCTIES
VASTLEGGEN VAN FREQUENTIEBEREIKEN
In de geheugenkanalen 90 t/m 99 kunt u frequentiebereiken
voor VFO afstemming en programma-scan vastleggen. De
programma-scanfunctie wordt in het volgende hoofdstuk
beschreven. Ga als volgt te werk om de begin- en
eindfrequentie van het gewenste bereik in het geheugen vast
te leggen zodat bij afstemmen of scannen enkel dit bereik
wordt gebruikt.
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
•De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de eindfrequentie en de mode.
3 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de beginfrequentie.
5 Druk op de [SPLIT] toets.
•De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
6 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-doorloopfunctie
in te schakelen.
■ CONTROLEREN VAN DE BEGIN/EINDFREQUENTIES
Gebruik de onderstaande procedure om de begin- en
eindfrequenties te controleren die u hebt vastgelegd in de
geheugenkanalen 90 t/m 99.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het
geheugenkanaal te kiezen.
3 Druk op de [DOWN] toets om de beginfrequentie te
controleren en druk op de [UP] toets om de
eindfrequentie te controleren.
■ PROGRAMMEERBARE VFO
Met de programmeerbare VFO functie beperkt u het
bereik van de Afstemknop tot die frequenties die binnen
het geprogrammeerde afstembereik vallen, dus tussen de
begin- en eindfrequenties vastgelegd in kanaal 90 t/m 99.
Een van de toepassingen van deze functie is om te
zorgen dat u bij het afstemmen binnen de bevoegdheden
van uw machtiging blijft.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het
geheugenkanaal te kiezen.
U kunt nu alleen afstemmen vanaf de beginfrequentie tot
de eindfrequentie.
•Druk op de [CLR] toets om de geheugen-
doorloopfunctie te verlaten en het vastleggen van het
frequentiebereik af te breken.
7 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om geheugenkanaal
90t/m99 te kiezen.
•U kunt het kanaal ook kiezen door met de
nummertoetsen een nummer bestaande uit 2 cijfers,
zoals 90, in te voeren.
8 Druk nogmaals op de [M.IN] toets om de gegevens in het
gekozen geheugenkanaal vast te leggen.
•Eventuele aanwezige gegevens in het
geheugenkanaal worden overschreven.
WISSEN VAN GEHEUGENKANALEN
Als er geheugenkanalen zijn die u niet van plan bent om in de
toekomst weer op te roepen, kunt u de inhoud van deze
kanalen beter wissen.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie in
te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het geheugenkanaal te
kiezen waaruit u de gegevens wilt wissen.
3 Houd de [CLR] toets ongeveer twee seconden lang
ingedrukt.
•Er klinkt een pieptoon om te bevestigen dat de
gegevens uit het geheugenkanaal zijn gewist.
■ VOLLEDIG TERUGSTELLEN VAN ALLE
GEHEUGENKANALEN (RESET)
Het volledig terugstellen van alle geheugenkanalen is
slechts aanbevolen als u alle geprogrammeerde
gegevens in één keer wilt wissen. Bij volledig terugstellen
worden alle instellingen (menu-instellingen, snelletoegangsgeheugen etc.) die u gemaakt hebt, teruggesteld
op de oorspronkelijke waarden.
Druk op [A=B]+[
terugstellen.
] (voor inschakelen) voor volledig
N-43
10 GEHEUGENFUNCTIES
24,91114,23518,1117,082
3,545
21,20024,91114,23518,1117,082
10,103
Geheugen 1 Geheugen 2 Geheugen 3
Geheugen 4
Geheugen 5
Geheugen 1 Geheugen 2 Geheugen 3
Geheugen 4
Geheugen 5
Geheugen 1 Geheugen 2 Geheugen 3
Geheugen 4
Geheugen 5
21,20024,91114,23518,111
➤
➤
➤➤
➤
➤
➤➤
➤
➤
➤➤
➜
➜
RX frequentie
Mode voor RX
RIT/XIT frequentieverschuiving
Zendvermogen
VOX wachttijd
Ontvangstfilter-bandbreedte
1
Spraakprocessor ON/OFF
Subtoon ON/OFF
1 MHz intervalfunctie ON/OFF
RIT ON/OFF
TX frequentie
Mode voor TX
Microfoon-gevoeligheid/versterking
Seinsnelheid
Break-In wachttijd
VOX ON/OFF
Noise Blanker ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Fijnafstemming ON/OFF
XIT ON/OFF
■ OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT)
De geheugenkanalen waarin u niet geïnteresseerd bent,
kunt u bij gebruik van de geheugen-scanfunctie overslaan.
De geheugen-scanfunctie wordt in het volgende hoofdstuk
beschreven.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om een
geheugenkanaal te kiezen.
3 Druk op de [CLR] toets.
•Laat de [CLR] toets weer meteen los. Als u de
toets langer dan twee seconden ingedrukt houdt,
wordt de inhoud van het geheugenkanaal gewist.
•Er verschijnt een stip naast het rechter cijfer van
het geheugenkanaalnummer, om aan te geven dat
dit kanaalnummer zal worden overgeslagen.
SNEL TOEGANKELIJK GEHEUGEN
Het snelle-toegangsgeheugen is bedoeld voor het snel en
tijdelijk vastleggen van gegevens zonder dat u hiervoor een
bepaald geheugenkanaal hoeft aan te geven. Gebruik het
snelle-toegangsgeheugen om gegevens vast te leggen die u
alleen nu nodig hebt. Stel dat u bijvoorbeeld de band
doorloopt op zoek naar een DX station, dan kunt u de stations
die u tegenkomt zo lang in dit geheugen opslaan om er later
contact mee te leggen. U kunt op deze wijze snel tussen de
verschillende geheugenkanalen omschakelen om deze te
beluisteren.
Er zijn 5 kanalen in het snelle-toegangsgeheugen waarin u de
volgende gegevens kunt vastleggen:
•Bij meermaals indrukken van de [CLR] toets wordt
het geheugenkanaal beurtelings uitgesloten en
weer opgenomen in de lijst voor het scannen.
N-44
1
De instellingen van de DSP SLOPE regelaars worden niet
vastgelegd.
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN HET SNELLETOEGANGSGEHEUGEN
Bij het vastleggen van een nieuwe frequentie zullen alle
voorgaande frequenties automatisch een plaats opschuiven,
naar het volgende kanaal van het snelle-toegangsgeheugen.
Wanneer reeds in alle kanalen een frequentie is vastgelegd,
zal bij het opslaan van een nieuwe frequentie, de frequentie in
snelgeheugen-kanaal 5 komen te vervallen.
U kunt alleen gegevens in het snelle-toegangsgeheugen
vastleggen wanneer zowel voor zenden als ontvangst VFO
frequenties worden gebruikt.
1 Kies de frequentie, mode etc.
2 Druk op de QUICK MEMO [M.IN] toets.
•Telkens wanneer u op de [M.IN] toets drukt, worden
de huidige VFO gegevens in het snelletoegangsgeheugen vastgelegd.
Opmerking:
en de verschuiving eveneens in het geheugen vastgelegd.
Als de RIT of XIT op ON staat, worden de ON instelling
10 GEHEUGENFUNCTIES
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT HET SNELLETOEGANGSGEHEUGEN
U kunt alleen gegevens uit het snelle-toegangsgeheugen
oproepen wanneer zowel voor zenden als ontvangst VFO
frequenties worden gebruikt.
1 Druk op de QUICK MEMO [MR] toets.
•Het nummer van het huidige snelgeheugen-kanaal
verschijnt.
•Als er nog geen gegevens zijn vastgelegd in het
snelle-toegangsgeheugen, zal er bij deze stap geen
geheugenkanaal verschijnen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar om het gewenste
snelgeheugen-kanaal (1 t/m 5) te kiezen.
•Tijdens het zenden zult u niet van geheugenkanaal
kunnen wisselen.
3 Om deze functie te verlaten, drukt u weer op de QUICK
MEMO [MR] toets.
Opmerking:
van de TF-SET functie.
U kunt wel van geheugenkanaal wisselen bij gebruik
SNELGEHEUGEN ➡ VFO
GEGEVENSOVERDRACHT
Met deze functie kunt u de inhoud van het gekozen
geheugenkanaal kopiëren naar de VFO.
1 Roep het snelgeheugen-kanaal op.
2 Druk op de [M>VFO] toets.
Opmerking:
opgeroepen gegevens tijdelijk hebt gewijzigd, zullen de nieuwe
gegevens naar de VFO worden gekopieerd.
Als u op de
[M>VFO]
toets drukt nadat u de
TIJDELIJK VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE
Nadat u een snelgeheugen-kanaal hebt opgeroepen, kunt u
de gegevens tijdelijk veranderen zonder dat hierdoor de
inhoud van het kanaal wordt overschreven. U kunt de
frequentie ook veranderen wanneer voor menu-nummer 08
de OFF instelling is gekozen.
1 Druk op de QUICK MEMO [MR] toets.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar om het gewenste
snelgeheugen-kanaal (1 t/m 5) te kiezen.
3 Verander de frequentie en bijbehorende gegevens.
4 Om de gewijzigde gegevens in het snelle-
toegangsgeheugen vast te leggen, drukt u op de QUICK
MEMO [M.IN] toets.
•De gewijzigde gegevens worden dan in het huidige
kanaal vastgelegd en de oude gegevens verschuiven
naar het eerstvolgende hogere snelgeheugen-kanaal.
5 Om deze functie te verlaten, drukt u weer op de QUICK
MEMO [MR] toets.
Opmerking:
gebruik van de TF-SET functie.
U kunt de snelgeheugen-gegevens ook veranderen bij
N-45
SCAN DOORLOOPFUNCTIES
De Scan-functies zijn bijzonder handig voor het controleren
van alleen uw favoriete frequenties, zonder hiervoor speciale
instellingen te hoeven maken. Wanneer u zich eenmaal
vertrouwd hebt gemaakt met de verschillende Scan-functies,
zult u merken hoe deze flexibele functies uw omgang met de
zendontvanger veel efficiënter zullen maken.
Deze zendontvanger biedt de volgende Scan
doorloopfuncties:
Type scan-functie
Programma-scan
Geheugen-
scanfuncties
Alle-
kanalen
scan
Groeps-
scan
Controleren van de frequenties
in het gekozen bereik.
Controleren van alle RX
frequenties opgeslagen in de
conventionele geheugenkanalen.
Controleren van alle RX
frequenties opgeslagen in een
geselecteerde groep van de
Toepassing
conventionele geheugenkanalen.
PROGRAMMA-SCAN
De programma-scanfunctie doorloopt het gehele afstembereik
tussen de begin- en eindfrequenties die zijn vastgelegd in
geheugenkanaal 90 t/m 99. Zie “VASTLEGGEN VAN
FREQUENTIEBEREIKEN” {op blz. 43} voor nadere
bijzonderheden betreffende het opslaan van de begin- en
eindfrequentie.
U kunt maximaal 10 geheugenkanalen kiezen en automatisch
achter elkaar de frequentiebereiken scannen die u voorheen
in deze kanalen hebt vastgelegd. De programma-scan begint
bij het kanaal met het laagste nummer en verloopt daarna
zoals hieronder aangegeven.
14,150 (Beginfrequentie)
Ch 93
Ch 93
7,030 (Eindfrequentie)
Ch 95
21,200 (Beginfrequentie)
Ch 97
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
2 Houd de [SCAN] toets ingedrukt en gebruik vervolgens de
nummertoetsen om het tweede cijfer in te voeren van
ieder geheugenkanaal dat u wilt scannen, bijv. 3 voor
kanaal 93, 357 voor kanaal 93/kanaal 95/kanaal 97, etc.
3 Laat de [SCAN] toets los om te beginnen met de
programma-scan.
14,300 (Eindfrequentie)
7,070 (Beginfrequentie)
21,350 (Eindfrequentie)
•Als u de [SCAN] toets loslaat zonder dat er
kanaalnummers zijn ingevoerd, worden de kanalen
ingesteld die u gekozen hebt toen de programmascanfunctie de laatste keer gebruikt werd.
•Om tijdens het scannen naar een gewenste frequentie
te springen, draait u aan de Afstemknop of de
MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
•Wanneer een andere mode dan FM is ingesteld, zal
de scan-snelheid afnemen wanneer de RIT/XIT
regelaar naar rechts wordt gedraaid en toenemen
wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid. De
aanduiding “P1” t/m “P9” in het display toont de
ingestelde snelheid (P1: maximaal, P9: minimaal).
•In de FM mode stopt het scannen automatisch bij de
kanalen waar een signaal aanwezig is. De
zendontvanger zal dan bij het betreffende
geheugenkanaal blijven wachten, off voor korte tijd
(tijdsbepaalde hervatting), off net zolang totdat het
signaal wegvalt (draaggolf-bepaalde hervatting),
afhankelijk van welke instelling u gekozen hebt bij
menu-nummer 10. Zie “GEHEUGEN-SCAN” voor
nadere bijzonderheden.
4 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Opmerking:
◆
Als u in de FM mode de
tot ver voorbij de squelch-drempel, is het mogelijk dat het
scannen niet stopt bij een kanaal waarop een signaal aanwezig
is. Draai de
◆
Als u op de
zijn vastgelegd, zullen automatisch de onderste en bovenste
grensfrequentie van de zendontvanger in geheugenkanaal 90
worden opgeslagen en wordt de programma-scan op dit kanaal
uitgevoerd.
◆
Als de huidige ontvangstfrequentie binnen een van de
frequentiebereiken van de gekozen kanaalnummers valt, begint
het scannen bij de huidige frequentie. De mode die is vastgelegd
in het kanaal met het betreffende bereik wordt ingesteld.
◆
Als de huidige ontvangstfrequentie buiten alle frequentiebereiken
van de gekozen kanaalnummers valt, begint het scannen bij de
beginfrequentie van het laagste kanaalnummer.
◆
Tijdens het scannen kunt u van mode veranderen, maar dit heeft
wel tot gevolg dat de inhoud van het geheugenkanaal wordt
overschreven door de gewijzigde mode.
◆
Als het huidige Scan-bereik kleiner is dan één stap van de
MULTI/CH
wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid en naar de
eindfrequentie wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid.
◆
Bij inschakelen van de programma-scanfunctie worden de RIT en
XIT functies uitgeschakeld.
◆
In de FM mode controleert de programma-scanfunctie de
afgeronde frequenties ongeacht de instelling van menunummer 05.
SQL
[SCAN]
regelaar zal de scan naar de beginfrequentie springen
SQL
regelaar naar rechts hebt gedraaid
regelaar in dit geval een weinig naar links.
toets drukt zonder dat er frequentiebereiken
SCAN-ONDERBREKING
Als deze functie is ingeschakeld, stopt de programma-scan
ongeveer vijf seconden en wordt daarna weer hervat,
wanneer u aan de Afstemknop of de MULTI/CH regelaar
draait, of op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon drukt,
om naar een gewenste frequentie te springen.
Om de functie in te schakelen, roept u menu-nummer 09 op
en kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is
OFF.
N-46
11 SCAN DOORLOOPFUNCTIES
GEHEUGEN-SCAN
De geheugen-scanfuncties doorlopen alle geheugenkanalen
die frequenties bevatten (Alle-kanalen scan) of alleen een
door u gekozen groep geheugenkanalen (Groepsscan).
Het scannen stopt automatisch bij de kanalen waar een
signaal aanwezig is. De zendontvanger zal dan bij het
betreffende geheugenkanaal blijven wachten, off voor korte
tijd (Tijdsbepaalde hervatting), off net zolang totdat het signaal
wegvalt (Draaggolf-bepaalde hervatting). Gebruik menunummer 10 om de gewenste instelling te kiezen. De
oorspronkelijke instelling is tijdsbepaalde hervatting.
Tijdsbepaalde hervatting:
Nadat bij een actieve frequentie is gestopt en ongeveer drie
seconden is gewacht, controleert de Scanfunctie het kanaal
opnieuw. Als het kanaal nog steeds actief is, wacht de
Scanfunctie weer drie seconden en vervolgt dan het scannen.
Als het kanaal na de eerste drie seconden niet meer actief is,
wordt het scannen onmiddellijk hervat.
Draaggolf-bepaalde hervatting:
De scanfunctie begint ongeveer twee seconden nadat het
signaal wegvalt automatisch weer met scannen.
De geheugenkanalen waarin u niet geïnteresseerd bent, kunt
u bij het scannen overslaan. Zie “OVERSLAAN VAN
GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT)” {zie blz. 44} voor de
vereiste procedure.
ALLE-KANALEN SCANFUNCTIE
De alle-kanalen scanfunctie doorloopt alle geheugenkanalen
waarin frequentiegegevens zijn vastgelegd.
1 Kies tijdsbepaalde hervatting of draaggolf-bepaalde
hervatting via menu-nummer 10.
2 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie in
te schakelen.
3 Draai aan de SQL regelaar om de squelch in te stellen op
de gewenste squelch-drempel.
4 Druk op de [SCAN] toets om te beginnen met het
scannen van alle kanalen.
•Er wordt bij het huidige kanaal begonnen met scannen
waarna de kanaalnummers in oplopende richting
worden doorlopen (u kunt deze richting niet
veranderen).
•Om tijdens het scannen naar een gewenst kanaal te
springen, draait u aan de afstemknop of de
MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
5 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Opmerking:
◆
Als u de
SQL
de squelch-drempel, is het mogelijk dat het scannen niet stopt bij
een kanaal waarop een signaal aanwezig is. Draai de
regelaar in dit geval een weinig naar links.
◆
Bij het starten met scannen worden de RIT en XIT functies
automatisch uitgeschakeld.
regelaar naar rechts hebt gedraaid tot ver voorbij
SQL
GROEPSSCAN
Voor de groepsscan zijn de 100 conventionele
geheugenkanalen verdeeld in 10 groepen van 10 kanalen elk.
Deze groepen bevatten de volgende geheugenkanalen:
Groep 0
Groep 1
Groep 2
•
•
•
Groep 9
Bij het groepsscannen doorloopt de zendontvanger alleen de
geheugenkanalen die deel uitmaken van de gekozen groepen
(maximaal kunnen 10 groepen worden gekozen). Het
scannen begint bij de groep met het laagste nummer en wordt
opnieuw vanaf het begin herhaald zodra alle gekozen
groepen zijn doorlopen, bijv. groep 3 ➞ groep 5 ➞ groep 7 ➞
groep 3.
1 Kies tijdsbepaalde hervatting of draaggolf-bepaalde
hervatting via menu-nummer 10.
2 Druk op de [MR] toets om de geheugen-oproepfunctie in
te schakelen.
3 Draai aan de SQL regelaar om de squelch in te stellen op
de gewenste squelch-drempel.
4 Houd de [SCAN] toets ingedrukt en gebruik vervolgens de
nummertoetsen om de groepnummers in te voeren van de
groepen die u wilt scannen, bijv. 3 voor groep 3, 35 voor
groep 3 en 5, etc.
5 Laat de [SCAN] toets los om te beginnen met
groepsscannen.
•De kanaalnummers worden in oplopende richting
•Om tijdens het scannen naar een gewenst kanaal te
6 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Na gebruik van groepsscan moet u alle groepnummers in
stap 4 invoeren of volledig terugstellen {zie blz. 48} om de
alle-kanalen scanfunctie (oorspronkelijke instelling) te kunnen
gebruiken. Houd er rekening mee dat bij volledig terugstellen
alle instellingen die uzelf gemaakt hebt op de oorspronkelijke
waarden worden teruggesteld.
Opmerking:
◆
Als u de
de squelch-drempel, is het mogelijk dat het scannen niet stopt bij
een kanaal waarop een signaal aanwezig is. Draai de
regelaar in dit geval een weinig naar links.
◆
Als het huidige kanaal in een van de gekozen groepen valt,
begint het scannen bij het huidige kanaal.
◆
Als het huidige kanaal niet in een van de gekozen groepen valt,
begint het scannen vanaf het groepsnummer dat zo dicht
mogelijk (in oplopende richting) is bij het groepsnummer van het
huidige kanaal.
◆
Bij het starten met scannen worden de RIT en XIT functies
automatisch uitgeschakeld.
Ch 00, Ch 01, Ch 02, • • • • Ch 09
Ch 10, Ch 11, Ch 12, • • • • Ch 19
Ch 20, Ch 21, Ch 22, • • • • Ch 29
• • • • • • • •
• • • • • • • •
• • • • • • • •
Ch 90, Ch 91, Ch 92, • • • • Ch 99
doorlopen (u kunt deze richting niet veranderen).
springen, draait u aan de afstemknop of de
MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN]
toetsen van de microfoon.
SQL
regelaar naar rechts hebt gedraaid tot ver voorbij
SQL
N-47
HANDIGE EXTRA FUNCTIES
TERUGSTELLEN VAN DE MICROPROCESSOR
(RESET)
Wanneer uw zendontvanger niet naar behoren lijkt te werken,
zult u vaak het probleem kunnen verhelpen door de
microprocessor en het geheugen daarvan terug te stellen in
de uitgangsstand.
OORSPRONKELIJKE INSTELLINGEN
De oorspronkelijke instellingen voor de frequentie en de mode
voor elk van de VFO’s is als volgt:
•VFO A: 14,000,000 MHz/ USB
•VFO B: 14,000,000 MHz/ USB
In de conventionele geheugenkanalen en het snelletoegangsgeheugen zijn geen gegevens vastgelegd.
DEELS TERUGSTELLEN
U kunt het toestel deels op de oorspronkelijke waarden
terugstellen als een toets of regelaar niet precies werkt
volgens de beschrijving in deze handleiding. Bij het deels
terugstellen blijven de volgende gegevens ongewijzigd intact.
•Geheugenkanaal-gegevens
•Menu-instellingen
•Voorinstelgegevens voor de antennetuner
•ANT 1/ANT 2 antenne-gegevens
Druk op [A/B]+[
deels terug te stellen.
•De begroeting “HELLO” verschijnt in het display.
] om de zendontvanger in te schakelen en
De keuze van ANT 1 of ANT 2 wordt automatisch voor de
ingeschakelde band in het geheugen vastgelegd. Telkens
wanneer u daarna dezelfde band kiest, zal ook dezelfde
antenne worden gekozen.
Het frequentiebereik van de afstembanden is als volgt.
Frequentiebereik (MHz)
0,03 ~ 2,50
2,50 ~ 4,10
4,10 ~ 7,50
7,50 ~ 10,50
10,50 ~ 14,50
Opmerking:
de ANT 1 aansluiting. Wanneer deze antennetuner naar behoren is
aangesloten, zal de ingebouwde antennetuner automatisch worden
uitgeschakeld wanneer u instelt op ANT 1.
Een externe antennetuner mag u alleen aansluiten op
Frequentiebereik (MHz)
14,50 ~ 18,50
18,50 ~ 21,50
21,50 ~ 25,50
25,50 ~ 30,00
F.LOCK TOETSBLOKKEERFUNCTIE
De F.LOCK toetsblokkeerfunctie zorgt dat bepaalde toetsen
worden vergrendeld, om te voorkomen dat er per ongeluk een
verkeerde functie wordt ingeschakeld of de instellingen ten
onrechte veranderd worden.
Druk op de [F.LOCK] toets om de toetsblokkeerfunctie
beurtelings in en uit te schakelen.
•De aanduiding “F.LOCK” licht op wanneer de
toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld.
VOLLEDIG TERUGSTELLEN
Het volledig terugstellen van de zendontvanger op de
oorspronkelijke instellingen is slechts aanbevolen als u alle
geprogrammeerde gegevens in één keer wilt wissen. Bij
gebruik van deze functie worden alle instellingen (menuinstellingen, voorinstelgegevens van de antennetuner, etc.)
teruggesteld op de oorspronkelijke waarden.
Druk op [A=B]+[
van de zendontvanger.
•De begroeting “HELLO” verschijnt in het display.
Opmerking:
niet teruggesteld.
] voor inschakelen en volledig terugstellen
De keuze van het IF filter in menu-nummer 46 wordt
OVERSCHAKELEN TUSSEN ANT 1 EN ANT 2
Als u zowel op de ANT 1 als de ANT 2 aansluiting op het
achterpaneel een antenne hebt aangesloten, kunt u door-het
kiezen van ANT 1 of ANT 2, bepalen welke antenne voor het
zenden en ontvangen wordt gebruikt.
Druk op de [ANT] toets en kies ANT 1 of ANT 2.
•De aanduiding “ANT 1” of “ANT 2” verschijnt om aan te
geven welke antenne gekozen is.
De volgende toetsen en regelaars worden vergrendeld door
het beveiligen van het toestel met de toetsblokkeerfunctie:
•Afstemknop•MULTI/CH regelaar
•QUICK MEMO [MR]•QUICK MEMO [M.IN]
•[FINE]•[REV]•[CLR]
•[ENT]•[LSB/USB]•[CW/FSK]
•[FM/AM]•[1MHz]•[UP]/[DOWN]
•[SPLIT]•[A/B]•[M/V]
•[A=B]•[SCAN]•[M>VFO]
•[M.IN]
Opmerking:
◆
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kunt u de
MULTI/CH
gebruiken voor het maken van instellingen in de instelmenu’s.
◆
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kunt u de
Afstemknop
zendfrequentie wanneer de TF-SET functie wordt gebruikt.
◆
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kunt u de
MULTI/CH
dan frequentie- en geheugenkanaal-instellingen.
◆
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kan de
toets in sommige gevallen toch nog gebruikt worden.
regelaar en de
nog wel gebruiken voor het wijzigen van uw
regelaar nog wel gebruiken voor andere instellingen
[UP]/[DOWN]
toetsen nog wel
[CLR]
N-48
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
PIEPTOONFUNCTIE
De pieptoon dient om um aandacht te vestigen op een
bepaalde toestand of handeling. Er zijn drie soorten pieptonen
met verschillende functies:
•Ter bevestiging na het indrukken van een toets.
•Ter rapportering van een fout; voor het aangeven van
sommige fouten worden morse-codes gebruikt.
•Ter bevestiging dat de selectie voltooid werd door
nogmaals indrukken van de [MIC], [PWR], [KEY],
[DELAY] of [FILTER] toets.
Bij het kiezen van een mode hoort u een morse-code, die een
afkorting vormt van de gekozen mode.
Mode
LSB
USB
CW
CW –R
FSK
FSK –R
AM
FM
De geluidssterkte van de pieptoon is instelbaar via menunummer 01.
Morse-code die u hoort
· – · · (L)
· · – (U)
– · – · (C)
– · – · · – · (CR)
· – · (R)
· – · · – · (RR)
· – (A)
· · – · (F)
Raadpleeg de onderstaande tabel voor het kiezen van de
gewenste functie. Indien u OFF instelt, wordt er geen
functie aan de toets toegewezen.
Functienummer
00 t/m 40
50
51
52
53
60
61
62
63
64
65
66
1 Druk op de [MENU] toets.
2 Druk op de [A/B] toets om menu A of menu B te
kiezen.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar om menu-nummer
41, 42, 43, 44 of 45 te kiezen.
Functie
Rechtstreekse keuze
van menu-nummer
00 t/m 40. Zie “MENUCONFIGURATIE”.
Voor de helderheid van het display kunt u kiezen uit
5niveaus, via menu-nummer 00.
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
Aan de [PF] toets op het voorpaneel kunt u zelf een gewenste
functie toewijzen. Bij gebruik van de los verkrijgbare MC-47
microfoon, kunt u tevens de functies van de [PF1], [PF2],
[PF3] en [PF4] toetsen op de microfoon zelf kiezen. Gebruik
menu-nummer 41 t/m 45 om een van de volgende functies
aan de toetsen toe te wijzen:
•Rechtstreekse keuze van menu-nummer 00 t/m 40,
48 t/m 51. U hoeft dan niet meer op de [MENU] toets te
drukken en aan de MULTI/CH regelaar te draaien voor het
betreffende menu-nummer.
•Activeren van een functie waarvoor geen toets op het
voorpaneel aanwezig is.
•Activeren van een functie op de microfoon waarvoor
tevens een toets op het voorpaneel aanwezig is.
4 Druk op de [UP] of [DOWN] toets op het voorpaneel of
de [UP] of [DWN] toets van de microfoon om het
gewenste functienummer in te stellen.
•Zie de bovenstaande tabel.
5 Druk op de [MENU] toets om het instelmenu te
verlaten.
De oorspronkelijke instellingen zijn als volgt:
•[PF] toets op voorpaneel: Stem 1
•[PF1] toets van microfoon: [A/B]
•[PF2] toets van microfoon: [SPLIT]
•[PF3] toets van microfoon: [M/V]
•[PF4] toets van microfoon: Monitor
Opmerking:
◆
Bij het volledig terugstellen van de zendontvanger worden de
functies van de PF toetsen weer op de oorspronkelijke
instellingen teruggesteld.
◆
Functienummer 84, instelbaar in stap 4, is op het ogenblik
nog niet beschikbaar. Wanneer u op de PF toets drukt
waaraan functienummer 84 is toegewezen, zal de
zendontvanger een reeks foutcodes op het display tonen.
N-49
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
SNELLE GEGEVENSOVERDRACHT
Deze zendontvanger biedt de mogelijkheid om snel en
gemakkelijk de ontvangstfrequentie en de mode over te
brengen naar een andere, daarvoor geschikte zendontvanger.
geschikte zendontvangers zijn:
•TS-570D•TS-870S
•TS-950SDX•TS-850S
•TS-690S•TS-450S
Deze gegevensoverdrachtfunctie kan goed van pas komen
voor wedstrijden. Een spotting-station dat op zoek is naar
nieuwe wedstrijd-vermenigvuldigers kan snel een frequentie
overbrengen naar het hoofdstation.
OPSTELLEN
?VEREISTE APPARATUUR
Naast een andere, compatibele transceiver is tevens de
volgende apparatuur vereist:
Gegevensoverdracht naar een TS-570 of TS-870S:
•Kabel met gekruiste draden
Deze kabel moet aan beide uiteinden een 9-polige
RS-232C contrastekker hebben.
Gegevensoverdracht naar een andere transceiver dan
een TS-570 of TS-870S:
•KENWOOD IF-232C interface-eenheid
•Kabel met gekruiste draden
Deze kabel moet aan een uiteinde een 9-polige
RS-232C contrastekker hebben en aan het andere
uiteinde een 25-polige RS-232C contrastekker.
•Recht doorverbonden kabel
Deze kabel moet aan beide uiteinden een 6-polige DIN
pen-stekker hebben.
?AANSLUITINGEN
Zie “AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR”
{op blz. 60} voor de aansluitschema’
GEBRUIK VAN DE SNELLE
GEGEVENSOVERDRACHT
Indien deze zendontvanger is aangesloten op een andere
TS-570 of op een TS-870S, moeten beide transceivers
ingesteld staan op dezelfde overdrachtsnelheid in baud voor
de COM aansluitpoort. Voor de gegevensoverdracht naar of
vanaf andere KENWOOD zendontvangers stelt u de TS-570
in op 4800 bps en 2 stop-bits. Gebruik menu-nummer 35 om
deze parameters in te stellen.
Opmerking:
functies wat langzamer werken.
Tijdens de gegevensoverdracht kunnen de andere
's.
?OVERBRENGEN VAN GEGEVENS
De TS-570 is in dit geval de “Master” zendontvanger die
gegevens overbrengt naar de “Slave” zendontvanger.
1 Schakel de overdrachtfunctie op beide
zendontvangers in.
•Op de TS-570 roept u menu-nummer 36 op en
kiest dan ON. Voor de aangesloten compatibele
transceiver volgt u de aanwijzingen in de
handleiding van dat apparaat.
2 Kies, met de “Master” zendontvanger in de VFO
mode, een frequentie en mode.
3 Druk bij de “Master” zendontvanger op de QUICK
MEMO [M.IN] toets.
•Als een andere TS-570 als “Slave” zendontvanger
wordt gebruikt, verschijnt de aanduiding “CTRL” op
de “Slave” zendontvanger.
•De aangegeven ontvangstgegevens worden
vastgelegd in het snelgeheugen-kanaal 1 van de
“Master” zendontvanger en vervolgens
overgebracht naar de “Slave” zendontvanger.
Opmerking:
zal de RIT frequentie-verschuiving worden toegevoegd aan de
over te brengen ontvangstfrequentie.
Als de RIT functie van de “Master” is ingeschakeld,
?ONTVANGST VAN GEGEVENS
De TS-570 is in dit geval de “Slave” zendontvanger die
gegevens ontvangt van de “Master” zendontvanger.
Wanneer de TS-570 als “Slave” zendontvanger
functioneert, kan deze de gegevens ontvangen via
snelgeheugen-kanaal 1 of de VFO.
1 Schakel de overdrachtfunctie op beide
zendontvangers in.
•Op de TS-570 roept u menu-nummer 36 op en
kiest dan ON. Voor de aangesloten compatibele
transceiver volgt u de aanwijzingen in de
handleiding van dat apparaat.
2 Roep op de “Slave” zendontvanger menu-nummer 37
op en kies OFF (snelgeheugen-kanaal 1) of ON
(de VFO).
•De oorspronkelijke instelling is snelgeheugen.
3 Voer op de “Master” zendontvanger de vereiste
bediening uit voor het overbrengen van gegevens.
•Volg de aanwijzingen in de handleiding van dat
apparaat.
Opmerking:
?
Indien u de TS-570 uitsluitend voor ontvangst van gegevens
gebruikt, schakel dan de TX Inhibit zendblokkering in via
menu-nummer 38, om per ongeluk zenden te voorkomen.
?
Als de “Slave” zendontvanger gegevens ontvangt in een
VFO geprogrammeerd met een simplex frequentie, zullen de
ontvangen gegevens de gegevens in beide VFO’s
vervangen. Bij de “Slave” zendontvanger worden zowel de
RIT als de XIT op OFF geschakeld.
?
Als de “Slave” zendontvanger gegevens ontvangt in VFO’s
geprogrammerd met gescheiden frequenties, zullen de
ontvangen gegevens alleen de gegevens aan de TX zijde
van de VFO vervangen. Bij de “Slave” zendontvanger wordt
de XIT op OFF geschakeld maar de RIT zal niet veranderen.
N-50
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
COMPUTER-BESTURING
Wanneer u de zendontvanger op een computer aansluit, kunt
u de computer gebruiken als een elektronische
bedieningsconsole voor het op afstand bedienen van de
zendontvanger, zonder dat u de toetsen op het voorpaneel
hoeft aan te raken. Zo kunt u de zendontvanger bedienen
vanuit een andere kamer of zelfs, waar de programmatuur dit
mogelijk maakt en de wet het toestaat, vanuit een geheel
andere plaats, via de telefoonlijn.
Opmerking:
◆
Tijdens de bediening met de computer kunt u de
bedieningsorganen op het voorpaneel nog gewoon blijven
gebruiken. Alle instellingen die u op het voorpaneel maakt, zijn
onmiddellijk geldig.
◆
Na het loskoppelen of uitschakelen van de computer worden
alle waarden en functies teruggesteld op de instellingen die u op
het voorpaneel hebt gemaakt.
OPSTELLEN
■ VEREISTE APPARATUUR
•Computer uitgerust met RS-232C seriële poort.
•Recht doorverbonden kabel
Deze kabel moet aan een uiteinde een 9-polige
RS-232C contrastekker hebben en aan het andere
uiteinde een 9-polige of 25-polige RS-232C
contrastekker die past op de RS-232C poort van uw
computer.
•Programmatuur voor de bediening van de
zendontvanger
U moet uw eigen programma’s ontwerpen. Zie
“AANHANGSEL” {op blz. 70} voor verdere informatie.
■ AANSLUITINGEN
Het aansluiten van de zendontvanger op de computer is
gemakkelijk. Zie het schema in “AANSLUITEN VAN
RANDAPPARATUUR” {op blz. 60}.
Opmerking:
te sluiten, dient u zowel de zendontvanger als de computer uit te
schakelen.
COMMUNICATIE-PARAMETERS
Alvorens de zendontvanger op de computer aan
Menu-instelling
12 – 1
24 – 1
48 – 1
48 – 2
96 – 1
192 – 1
384 – 1
576 – 1
Overdrachtsnelheid
(bps)
1200
2400
4800
4800
9600
19200
38400
57600
Stop-bits
1
1
1
2
1
1
1
1
GEBRUIK VAN EEN TRANSVERTER
Als u een transverter hebt die HF frequenties kan omzetten in
VHF/UHF frequenties, en omgekeerd, kunt u deze HF
transverter gebruiken als een VHF of UHF transceiver. Zie de
handleiding van de transverter voor verdere informatie.
1 Sluit de transverter aan op de ANT 1 of ANT 2 aansluiting
van deze zendontvanger.
2 Kies de gewenste frequentie.
•De transverter gebruikt deze frequentie als referentie
voor de omzetting van frequenties.
•De normale instelling is 1 kHz en de lagere cijfers op 0
(“0.00” op het display).
3 Roep menu-nummer 40 op en kies de 50 MHz, 144 MHz
of 430 MHz instelling, afhankelijk van de band die u gaat
gebruiken. De oorspronkelijke instelling is OFF.
•Bij het veranderen van de oorspronkelijke instelling
(OFF) wordt automatisch het zendvermogen op
ongeveer 5 W ingesteld.
•Bij 50 MHz geeft de zendontvanger de frequentie tot
10 Hz nauwkeurig aan en bij 144 MHz en 430 MHz tot
100 Hz nauwkeurig.
Opmerking:
◆
Bij gebruik van een transverter zijn niet alle functies van de
zendontvanger beschikbaar.
◆
Bij gebruik van de los verkrijgbare VS-3 eenheid zullen de
gekozen VHF of UHF frequenties niet worden aangekondigd.
Om de zendontvanger via uw computer te bedienen, zult u
hiervoor eerst de vereiste communicatie-parameters moeten
kiezen.
1 In het computerprogramma stelt u de
gegevensoverdracht in op 8 data-bits, zonder pariteit.
2 Bij de zendontvanger roept u menu-nummer 35 op en
stelt dan de juiste overdrachtsnelheid en het aantal stopbits in.
•De oorspronkelijke instellingen zijn 9600 bps en
1 stop-bit.
Opmerking:
57600 bps overdrachtsnelheden moet de RS-232C seriële poort van
uw computer deze snelle communicatie-parameters ondersteunen.
Voor een betrouwbare werking van de 38400 en
N-51
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
AUTOMATISCHE ANTENNETUNER
Zoals beschreven in de paragraaf “AANSLUITEN VAN DE
ANTENNE” {op blz. 1} is een juiste aanpassing tussen de
coaxkabel en de antenne van groot belang. Om deze
aanpassing optimaal uit te voeren, hebt u de keuze uit het
gebruik van de ingebouwde tuner of een externe tuner. In deze
paragraaf wordt het gebruik van de ingebouwde tuner
beschreven. Voor het gebruik van een externe tuner wordt
verwezen naar de daarbij behorende gebruiksaanwijzing.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [ANT] toets om ANT 1 of ANT 2 te kiezen.
•Als op de ANT 1 aansluiting een externe tuner is
aangesloten, kan ANT 1 niet gekozen worden. Wordt
toch ANT 1 gekozen, dan zal de ingebouwde tuner
worden uitgeschakeld.
3 Druk op de [AT TUNE] toets en laat deze meteen weer los.
•De aanduiding “AT” verschijnt om aan te geven dat de
ingebouwde tuner is ingeschakeld (de tuner wordt niet
gepasseerd).
Opmerking:
◆
De antennetuner zal niet werken buiten de officieel
voorgeschreven zend-beperkingen voor de amateurbanden.
◆
Als u de
[AT TUNE]
ingedrukt houdt, wordt het zenden onderbroken en start het
afstemmen.
◆
Wanneer verschillende antenne-afstembanden gebruikt worden
voor zenden en ontvangst met menu-nummer 11 op ON, zullen
de ontvangen signalen niet via de ingebouwde tuner lopen.
◆
Bij gebruik van CW Full Break-in is de interne tuner voor zowel
zenden als ontvangst ingeschakeld.
◆
Na 60 seconden wordt automatisch met afstemmen gestopt. De
aanduiding “AT” zal dan doven en pieptonen stoppen.
◆
Het is mogelijk dat het afstemmen nog steeds doorgaat wanneer
de SWR meter 1:1 aangeeft. Dit is normaal en duidt niet op een
defect van het apparaat.
◆
Alhoewel de SWR meter meer dan een segment toont, is het
mogelijk dat de ingebouwde antennetuner niet opnieuw afstemt.
Dit duidt niet op een defect maar wordt veroorzaakt door een
onvermijdelijke SWR berekeningsalgoritmefout tussen 10 W (bij
benadering) zendvermogen voor afstemming en 100 W
zendvermogen.
◆
Als de afstemming niet wordt voltooid alhoewel de SWR meter
minder dan 3:1 aangeeft, stel dan het antennesysteem zo af dat
een lagere SWR wordt verkregen en voer de afstemming
vervolgens opnieuw uit.
◆
Afhankelijk van de condities is het mogelijk dat de afstemming de
SWR niet tot 1:1 verlaagt.
toets tijdens zenden langer dan 1 seconde
4 Houd de [AT TUNE] toets langer dan 1 seconde ingedrukt.
•De CW mode wordt automatisch gekozen en het
afstemmen begint.
•De aanduiding “AT” knippert en de aanduidingen “TX”
en “CW” lichten op.
•Als u de afstemming om enige reden wilt uitschakelen,
drukt u op de [AT TUNE] toets.
•Als de staande-golf verhouding (SWR) van het
antennesysteem erg hoog is, hoort u een alarmsignaal
(morsecode “SWR”) en wordt de ingebouwde tuner
gepasseerd. Alvorens u probeert om opnieuw af te
stemmen, dient u het antennesysteem bij te stellen
zodat een lagere staande-golf verhouding wordt
verkregen.
5 Kijk naar het display om te controleren of de afstemming
juist is uitgevoerd.
•Als de afstemming met succes is uitgevoerd, stopt de
aanduiding “AT” met knipperen en verdwijnen de
aanduidingen “TX” en “CW”.
•Als de afstemming niet binnen 20 seconden is voltooid,
zal er een waarschuwingstoon klinken. Druk op de
[ATTUNE] toets om deze toon en de afstemming uit te
schakelen.
Als u menu-nummer 11 oproept en de ON instelling kiest,
zullen de ontvangen signalen ook via de ingebouwde tuner
lopen. Hierdoor kan interferentie in de ontvangstfrequentie
worden verminderd.
N-52
VOORINSTELLEN VAN BANDEN
Na elke succesvolle afstemsessie legt de voorinstelfunctie de
gegevens voor de stand van de afstemcondensator in het
geheugen vast. De stand van de afstemcondensator wordt
voor elk van de antenne-afstembanden (zie onderstaande
tabel) en voor elk van beide antenne-aansluitingen (ANT 1 en
ANT 2) afzonderlijk vastgelegd.
Druk op de [AT TUNE] toets en laat deze meteen weer los.
•De aanduiding “AT” verschijnt om aan te geven dat de
ingebouwde tuner is ingeschakeld (de tuner wordt niet
gepasseerd).
•Telkens wanneer u de antenne-afstemband doorloopt, zal
de voorinstelfunctie automatisch de stand van de
afstemcondensator bijstellen, zodat fijnregelen of
herafstemmen niet nodig is. Als er nog geen gegevens
bestaan voor een bepaalde combinatie van afstemband
en antenne, dan worden de gegevens voor 50 Ω
vastgelegd.
Opmerking:
geactiveerd wordt om de optimale aanpassingsconditie te verkrijgen,
alhoewel er voor de ingestelde antennetunerband reeds gegevens
zijn vastgelegd. Dit duidt niet op een storing.
Het kan gebeuren dat de afstemming opnieuw
Frequentiebereik (MHz)
0,03 ~ 1,85
1,85 ~ 2,50
2,50 ~ 3,525
3,525 ~ 3,575
3,575 ~ 3,725
3,725 ~ 4,10
4,10 ~ 7,03
7,03 ~ 7,10
7,10 ~ 7,50
Frequentiebereik (MHz)
7,50 ~ 10,50
10,50 ~ 14,10
14,10 ~ 14,50
14,50 ~ 18,50
18,50 ~ 21,15
21,15 ~ 21,50
21,50 ~ 25,50
25,50 ~ 29,00
29,00 ~ 30,00
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
DRU-3A DIGITAAL OPNAMESYSTEEM
(LOS VERKRIJGBAAR)
De DRU-3A digitale opname-eenheid stelt u in staat om op
maximaal 3 kanalen ingesproken berichten vast te leggen.
Nadat u de berichten via de microfoon van de zendontvanger
hebt opgenomen, kunt u deze uitzenden.
De maximale opnametijd voor ieder kanaal is als volgt:
Kanaal 1: Ongeveer 30 sec.
Kanaal 2: Ongeveer 15 sec.
Kanaal 3: Ongeveer 15 sec.
De DRU-3A digitale opname-eenheid is handig voor de
volgende doeleinden:
•DX wedstrijden e.d., waar geruime tijd lang herhaalde
oproepen nodig zijn;
•Controleren van interferentie op andere apparatuur (bij het
afspelen van uw opgenomen stem bent u als het ware op
twee plaatsen tegelijk);
•Controleren of bijregelen van uw zendsignaal of uw
antenne(s), waarbij u niet achter uw microfoon kunt blijven
zitten;
•Een vriend helpen bij het instellen van zijn of haar
ontvanger of antenne, door herhaaldelijk test-uitzendingen
van uw kant door te geven.
Zie “INST ALLEREN VAN ACCESSOIRES” {op blz. 57} voor
informatie betreffende het installeren van de DRU-3A
eenheid.
OPNEMEN VAN BERICHTEN
Volg de onderstaande aanwijzingen voor het opnemen van
een bericht.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
•Gebruik dezelfde mode voor zenden en ontvangst.
2 Als de VOX functie is ingeschakeld, druk dan op de [VOX]
toets om deze functie uit te schakelen.
3 Druk op de [REC] toets om de opnamepauzestand in te
schakelen.
•De aanduiding “AP –” verschijnt.
5 Laat na afloop van uw bericht de in stap 4 ingedrukte toets
los.
•Als de maximale opnametijd is bereikt, zal het
opnemen automatisch stoppen.
•De inhoud van het geheugenkanaal wordt
overschreven door het nieuwe bericht.
6 Herhaal de aanwijzingen vanaf stap 3 om in een ander
geheugenkanaal een bericht op te nemen.
Opmerking:
◆
Om een bericht te wissen, houdt u de bijbehorende kanaaltoets
ingedrukt en drukt dan tegelijkertijd op de
◆
Als de
[ ]
ingedrukt, wordt het opnemen onderbroken en het
geheugenkanaal gewist.
(STROOM) schakelaar tijdens opnemen wordt
[CLR]
toets.
WEERGAVE VAN EEN BERICHT
U kunt de berichten in geheugenkanaal 1, 2 of 3 weergeven
om deze te controleren of daadwerkelijk te verzenden.
Bovendien is het mogelijk langere berichten samen te stellen
door de inhoud van verscheidene bericht-geheugenkanalen
achtereen te verzenden.
En dergelijke langere berichten kunt u herhaaldelijk uitzenden
door inschakelen van de herhaalfunctie. Roep hiervoor menunummer 23 op en kies de ON instelling. De oorspronkelijke
instelling is OFF.
Opmerking:
◆
Als de
[
]
ingedrukt, wordt de weergave onderbroken.
?
De instellingen in menu-nummer 23 en 24 gelden tevens voor de
weergave van CW berichten beschreven in “CW
BERICHTENGEHEUGEN” {zie blz. 35}.
?CONTROLEREN VAN BERICHTEN
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Als de VOX functie is ingeschakeld, druk dan op de
3 Druk op de [CH 1] , [CH 2] of [CH 3] toets om het
(STROOM) schakelaar tijdens weergave wordt
•Gebruik dezelfde mode voor zenden en ontvangst.
[VOX] toets om deze functie uit te schakelen.
bericht van het betreffende geheugenkanaal weer te
geven.
•Bij weergave van bijvoorbeeld het bericht in
geheugenkanaal 1 verschijnt er “AP 1– –” in het
display .
•Druk op de [CLR] toets wanneer u bij nader inzien
geen bericht wilt opnemen, om de opnamepauzestand
weer uit te schakelen.
4 Houd de [CH-1], [CH-2] of [CH-3] toets ingedrukt en
spreek in de microfoon.
•Er zijn drie geheugenkanalen voor het opnemen van
berichten. Druk op de toets voor het geheugenkanaal
dat u wilt gebruiken.
•Druk op de [CLR] toets om de weergave af te
breken.
4 Wilt u meerdere berichten achter elkaar weergeven,
drukt dan tijdens weergave van het eerste bericht op
de [CH-1], [CH-2] of [CH-3] toets.
•Op deze wijze kunt u de berichten van maximaal
drie kanalen achter elkaar weergeven.
N-53
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
?VERZENDEN VAN BERICHTEN
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
•Gebruik dezelfde mode voor zenden en ontvangst.
2 Druk op de [VOX] toets om de VOX functie in of uit te
schakelen.
•De hiernavolgende procedure verschilt afhankelijk
van de in deze stap gemaakte instelling.
3 Als u de VOX functie in stap 2 hebt ingeschakeld, druk
dan op de [SEND] toets of houd de [PTT] schakelaar
van de microfoon ingedrukt.
4 Druk op de [CH-1], [CH-2] of [CH-3] toets om het
bericht van het betreffende geheugenkanaal weer te
geven.
•Bij weergave van bijvoorbeeld het bericht in
geheugenkanaal 1 verschijnt er “AP 1– –” in het
display .
•Druk op de [CLR] toets om de weergave af te
breken.
5 Wilt u meerdere berichten achter elkaar weergeven,
drukt dan tijdens weergave van het eerste bericht op
de [CH1] , [CH2] of [CH3] toets.
•Op deze wijze kunt u de berichten van maximaal
drie kanalen achter elkaar weergeven.
6 Als u in stap 3 op de [SEND] toets of op de [PTT]
schakelaar van de microfoon hebt gedrukt, drukt u nu
nogmaals op de [SEND] toets of u laat de [PTT]
schakelaar los.
?VERANDEREN VAN DE PAUZE TUSSEN DE
BERICHTEN
Bij herhaalde weergave van berichten kunt u de pauze
tussen de herhalingen van de berichten-serie veranderen.
Roep menu-nummer 24 op en stel de gewenste tijd in
(0-tot 60 seconden).
?VERANDEREN VAN DE GELUIDSSTERKTE
De AF regelaar heeft geen invloed op de geluidssterkte
van de weergave. Gebruik menu-nummer 25 om de
geluidssterkte naar wens in te stellen.
N-54
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
VS-3 STEMSYNTHESIZER
(LOS VERKRIJGBAAR)
Door op uw zendontvanger de VS-3 stemsynthesizer aan te
sluiten, zal de zendontvanger telkens wanneer u de mode
verandert, zoals VFO A/B of geheugen-oproep, de nieuwe
mode aankondigen. Bovendien kunt u de [PF] toets op het
voorpaneel zodanig programmeren dat de zendontvanger bij
indrukken van deze toets de aangegeven informatie
uitspreekt. Indien u de los verkrijgbare MC-47 microfoon hebt,
kunt u deze functie ook aan een van de [PF] toetsen op de
microfoon toewijzen.
Zie “INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES” {op blz. 57} voor
informatie betreffende het installeren van de VS-3 eenheid.
De onderstaande tabel toont de aankondiging van de
zendontvanger wanneer een nieuwe mode wordt
ingeschakeld.
Toets die wordt
ingedrukt
[A/B]
[M/V]
QUICK MEMO
[MR]
[MENU]
[ENT]
Nieuwe mode
VFO A
VFO B
Geheugen-
oproepfunctie
Snelle-toegangs-
geheugen
oproepfunctie
1
Menu
Invoer van
nummers
2
1
1
Hoorbare
aankondiging
VFO A frequentie
VFO B frequentie
Kanaalnummer en
frequentie
“Q”, kanaaknummer
en frequentie
“MENU”, menu-nummer
en menu-instelling
“enter”
Bediening:
1 Wijs stem 1 of stem 2 toe aan de [PF] toets op het
voorpaneel of gebruik een van de [PF] toetsen op de los
verkrijgbare MC-47 microfoon. Zie
“PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN”
{op blz.49} voor nadere bijzonderheden.
2 Druk op de [PF] toets waaraan u de functie hebt
toegewezen.
•De aankondigingen worden gemaakt overeenkomstig
de stem 1 of stem 2 selectie.
•Om de aankondiging te onderbreken, drukt u
nogmaals op de [PF] toets.
1
Als u in deze mode het kanaal- of menu-nummer verandert,
kondigt de zendontvanger het nieuwe nummer aan.
2
Als u in de nummer-Invoer mode of de geheugen-doorloop
mode een nummer invoert met de nummertoetsen, kondigt
de zendontvanger het ingevoerde nummer aan.
Bij gebruik van de [PF] toets kondigt de zendontvanger
afhankelijk van de gekozen stem, stem 1 of stem 2,
verschillende informatie aan.
Stem 1:
•De VFO of geheugenkanaal-frequenties worden
aangekondigd met als eerste het 10 MHz cijfer, enzovoort
tot en met het 10 Hz cijfer. Als er geen gegevens in het
geheugenkanaal zijn vastgelegd, zal er “open” worden
aangekondigd. Om het MHz decimaalteken aan te
kondigen, hoort u “point”; om het kHz decimaalteken aan
te geven, is er een korte pauze (200 ms). Er is ook een
200 ms pauze tussen het kanaalnummer en de frequentie.
•De menu-nummers en instellingen worden aangekondigd
met een korte pauze (200 ms) tussen het menu-nummer
en de instelling.
Opmerking:
toets of regelaar bediend wordt waardoor de informatie aangegeven
op het display verandert, zal de aankondiging onmiddellijk stoppen.
Als tijdens het uitspreken van een mededeling een
Stem 2:
•De piekwaarden voor de S-meter worden aangekondigd,
bijv. “S5” of “20dB”.
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDING ALVORENS U
DEZE EENHEID GAAT INSTALLEREN.
1 Verwijder het onderpaneel (8 schroeven).
2 Verwijder het beschermdeksel van de printplaat
3 Verwijder de 13 schroeven waarmee de printplaat aan het
SCHAKEL DE STROOM UIT EN VERBREEK DE
(6schroeven).
chassis is bevestigd.
7 Knip de draden door van de R503 en R504 weerstanden.
Hier doorknippen
R504
R503
8 Steek de SO-2 eenheid op de juiste plaats in de printplaat.
9 Draai de printplaat om.
•Wees voorzichtig dat u de platte kabels die op de
printplaat zijn aangesloten niet beschadigd en let op
dat u de SO-2 eenheid niet laat vallen.
4 Verwijder de klem waarmee de hitte-opnemer tegen de
chassis wordt gehouden.
Klem
Hitte-opnemer
5 Maak de kabel los van de CN1 aansluiting.
CN1
6 Neem de kabel uit de kabelhouder.
10 Soldeer de vijf aansluitpennen van de SO-2 eenheid aan
de printplaat vast en knip de SO-2 pennen die uit de
printplaat steken af.
11 Breng de printplaat weer op zijn plaats aan.
12 Draai de 13 schroeven in de printplaat.
13 Breng het beschermdeksel aan op de printplaat
(6schroeven).
14 Breng de klem aan.
•Let op dat de klem in de juiste richting wordt
gemonteerd. Zie de afbeelding in stap 4.
15 Sluit de kabel aan op de CN1 aansluiting.
16 Trek lichtjes aan de kabel en maak deze vast in de
kabelhouder.
17 Breng het onderpaneel weer aan (8 schroeven).
N-59
AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR
COMPUTER
De COM aansluiting stelt u in staat de zendontvanger rechtstreeks aan te sluiten op een computer of een processorloze terminal
met behulp van een RS-232C kabel voorzien van een 9-polige contrastekker.
Voor deze verbinding is geen extra apparatuur vereist. Zie “AANHANGSEL” op blz. 70 voor nadere bijzonderheden over deze
aansluiting.
TS-570
RS-232C
seriële poort
COM aansluiting
Personal computer/
processorloze terminal
COMPATIBELE ZENDONTVANGER
Recht doorverbonden kabel
15
Bij gegevensoverdracht naar of vanaf een andere TS-570 of een TS-870S, kunt u de zendontvangers rechtstreeks via de COM
aansluitingen met elkaar verbinden.
Bij gegevensoverdracht naar andere KENWOOD zendontvangers dient de los verkrijgbare IF-232C interface-eenheid te worden
gebruikt. Sluit de IF-232C aan op de ACC 1 aansluiting van de compatibele zendontvanger. 6-polige DIN stekkers (E07-0654-XX)
zijn los verkrijgbaar. Neemt u hiervoor contact op met uw dealer of KENWOOD onderhoudsdienst.
TS-570
TS-570
Kabel met gekruiste draden
Zie de gebruiksaanwijzing
van de IF-232C.
DIN (6P)
Kabel met gekruiste draden
ACC 1
TS-570/870S
IF-232C
RS-232C (25P)
Recht doorverbonden
kabel
Achterpaneelaanzicht van de
TS-450S/ 690S/
850S/ 950SDX
COM aansluitkabel
TS-450S/690S/850S/950SDX
ANT
DIN (6P)
ACC 1
Pen
Benaming
nr.
1
GND
2
3
4
5
6
TXD
RXD
CTS
RTS
NC
N-60
15 AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR
Luidspreker-uitgang
Gemeenschappelijke aansluiting
Standby; bij aarden komt de
zendontvanger in de TX mode te staan.
Bij verbinding met de gemeenschappelijke aansluiting
komt de versterker in de TX mode te staan.
Bij verbinding met de gemeenschappelijke aansluiting
komt de versterker in de RX mode te staan.
1
2
3
4
5
ALC ingangssignaal vanaf versterker
Ca. +12 V gelijkspanning wordt afgegeven in
de TX mode (max. 10 mA).
6
7
Pen
nr.
Functie
RTTY APPARATUUR
Sluit de RTTY seinapparatuur aan op de ACC 2 aansluiting. Verbind de RTTY toetssignaal-uitgang van uw RTTY apparatuur met
pen 2 van de ACC 2 aansluiting. Verbind de demodulatie-ingang van uw RTTY apparatuur met pen 3 van de ACC 2 aansluiting.
Opmerking:
groot mogelijke afstand open tussen de zendontvanger en de RTTY apparatuur, om het oppikken van stoorsignalen door de zendontvanger te
voorkomen.
Gebruik niet hetzelfde voedingsapparaat voor de stroomvoorziening van de zendontvanger en de RTTY apparatuur. Houd een zo
Voeding voor MCP
TS-570
MCP
ACC 2
Personal computer/
processorloze terminal
LINEAIRE VERSTERKER
De REMOTE aansluiting stelt u in staat een externe eindversterker voor het zenden aan te sluiten. Bij gebruik van een dergelijke
versterker dient het stuurrelais voor de lineaire versterker te worden ingeschakeld via menu-nummer 39.
Als u CW Full Break-in hebt gekozen, is de responstijd van het TX/RX relais 10 ms; bij CW Semi Break-in is de responstijd
25 ms.
Opmerking:
ingeschakeld wanneer de bedieningsaansluiting geaard wordt. Bij die versterkers verbindt u pen 2 van de
aansluiting van de versterker en pen 4 van de
De TX/RX bedieningsmethode verschilt afhankelijk van de gebruikte externe versterker. Bij sommige versterkers wordt de TX mode
REMOTE
aansluiting met de bedieningsaansluiting van de versterker.
REMOTE
aansluiting met de GND
REMOTE aansluiting
TS-570
Stuurrelais
R
T
Aarde (GND)
REMOTE aansluiting
(aanzicht vanaf achterpaneel)
ANTENNETUNER
Sluit de externe antennetuner aan op de ANT 1 aansluiting en de AT aansluiting. Als u de externe tuner op de ANT 2 aansluiting
aansluit, zal deze niet werken.
Netsnoer
RF uitgangssnoer
2
4
5
1
3
67
TS-570
Lineaire
versterker
Externe antennetuner
15
N-61
15 AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR
MCP EN TNC
Gebruik de ACC 2 aansluiting om de zendontvanger te verbinden met de in/uitgangsaansluitingen van een Terminal Node
Controller (TNC) voor packetradio, een Multimode Communications Processor (MCP) voor gebruik met Packet, PacTOR, AMTOR,
G-TOR™ of FAX, of om deze te verbinden met een Clover interface. SSTV en telefoon-patch apparatuur kunnen ook op de ACC 2
aansluiting worden aangesloten.
•Sluit de TNC of MCP aan op de ACC 2 aansluiting met behulp van een kabel met 13-polige DIN stekker.
•Om de TNC of MCP op een computer of processorloze terminal aan te sluiten, hebt u een RS-232C kabel nodig.
Opmerking:
◆
Gebruik niet hetzelfde voedingsapparaat voor de stroomvoorziening van de zendontvanger en de TNC of MCP. Houd een zo groot mogelijke
afstand open tussen de zendontvanger en de personal computer, om het oppikken van stoorsignalen door de zendontvanger te voorkomen.
◆
De uitgangsspanning van pen nr. 6 (SMET) is niet 0 V, ook als er geen signaal aanwezig is. Ook is de uitgangsspanning verschillend bij FM
(ca. 2,8 ~ 3,8 V) en de andere modes (ca. 0,5 ~ 3,8 V). Wanneer deze pen wordt verbonden met randapparatuur zoals een personal computer
moet de ingangsimpedantie van de betreffende apparatuur hoger zijn dan 1 MΩ. Als de impedantie lager is, zal de indicatie van de S-meter niet
nauwkeurig zijn.
10
11
12
13
BenamingPen nr.
1
2
3
NC
RTK
ANO
Niet aangesloten
RTTY toets-ingangssignaal
Audiofrequentie-uitgangssignaal van ontvanger
Functie-omschrijving
• Aansluiting op de TNC of MCP data-ontvangst stekkerpen voor digitale bediening.
• Het audiofrequentie-uitgangsniveau is onafhankelijk van de instelling van de AF regelaar.
• Het audiofrequentie-uitgangsniveau kan worden ingesteld via menu-nummer 34.
4
5
GND
PSQ
• Uitgangsimpedantie: 4,7 kΩ
Afscherming voor stekkerpen 3
Squelch regeling
• Aansluiting op de TNC of MCP squelch-regeling stekkerpen voor digitale bediening.
• Voorkomt dat de TNC kan zenden terwijl de squelch van de ontvanger open staat.
• Aansluiting op de TNC of MCP zend/ontvangst schakel-pen voor digitale bediening.
• Het microfoon audio-ingangssignaal wordt gedempt wanneer u de zendontvanger overschakelt op
zenden.
NC
PKD
Niet aangesloten
Microfoon audio-ingangssignaal
• Aansluiting op de TNC of MCP data-verzending stekkerpen voor digitale bediening.
GND
SS
Afscherming voor stekkerpen 11
Spreekcircuit (Push-to-talk, parallel met de MIC microfooningang) voor het aansluiten van een
voetschakelaar of andere externe bedieningseenheid
15
Personal computer/
processorloze terminal
N-62
Voeding voor
TNC/MCP
TNC/MCP
TS-570
Zwart
Rood
PS-53
13
9101112
56 78
12 34
ACC 2 aansluiting
(aanzicht vanaf achterpaneel)
ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE
Uw transceiver is alvorens verscheping uitvoerig in de fabriek
getest. Indien gebruikt overeenkomstig de voorschriften, zal
uw transceiver geheel volgens de beschrijvingen in deze
handleiding functioneren. Alle regelbare trimmers, spoelen en
weerstanden in de transceiver zijn reeds in de fabriek
afgeregeld. Afregeling van deze onderdelen mag alleen
worden uitgevoerd door een terzake deskundige vakman die
beschikt over de benodigde test- en meetapparatuur. Let er
op dat indien u zelf, zonder toestemming van de fabrikant,
aan het het toestel knutselt, de garantie zal komen te
vervallen.
Bij een goed en verantwoord gebruik zal de transceiver vele
jaren uitstekend dienst doen zonder dat daarvoor enig
onderhoud vereist is. In dit hoofdstuk worden enkele
eenvoudige serviceproceduren beschreven waarvoor weinig
of geen testapparatuur vereist is.
ONDERHOUD
Mocht reparatie toch noodzakelijk zijn, pak het toestel dan
met het originele verpakkingsmateriaal in en breng het naar
uw dealer of het dichstbijzijnde bevoegde service-centrum.
Voeg tevens een volledige beschrijving bij van de problemen
of vermoede defecten. Vermeld tevens uw adres en
telefoonnummer, zodat de reparateur indien nodig contact
met u op kan nemen voor nadere uitleg omtrent het probleem
waar u mee kampt. Houd de accessoires van het toestel
thuis, tenzij u denkt dat ze met de storing verband kunnen
houden.
Indien reparatie nodig is, breng de transceiver dan naar de
bevoegde KENWOOD dealer waar u het toestel heeft
gekocht, of naar een bevoegd KENWOOD service-centrum.
Na reparatie zult u bij de transceiver tevens een afschrift van
het reparatieraport krijgen. Bied nooit alleen onderdelen of
circuitplaten van de transceiver voor reparatie aan. Geef de
hele transceiver aan de reparateur.
Bevestig een label of etiket met uw naam en telefoonnummer
op alle voor reparatie aangeboden onderdelen. Mocht u
correspondentie voeren over een bepaald probleem, geef dan
altijd het model- en serienummer van de transceiver aan.
BIJ TECHNISCHE VRAGEN
Mocht u schriftelijk vragen willen stellen omtrent een
technisch of bedieningsprobleem, dan verzoeken wij u zo
bondig, volledig en ter zake mogelijk te zijn. Wij verzoeken u
ons daarbij de volgende informatie te verschaffen:
1 Model- en serienummer van het betreffende toestel
2 Het probleem of de vraag waar u mee zit
3 Is er andere apparatuur in uw station die met het
probleem verband houdt
4 Meterwaarden
5 Overige informatie
LET OP:
KRANTENPROPPEN. HIERDOOR KAN HET TIJDENS
TRANSPORT OF VERSCHEPING ERNSTIG BESCHADIGEN.
Opmerking:
◆
◆
◆
VERPAK HET TOESTEL NIET IN EEN DOOS MET
Registreer de datum van aankoop, het serienummer en de dealer
waarvan u het toestel heeft gekocht.
Houd zelf bij hoe vaak en wanneer u de transceiver voor
onderhoud heeft weggebracht.
Indien u het toestel onder garantie voor reparatie aanbiedt, voeg
dan een kopie bij van de aankoopbon of dergelijk document dat
de datum van aankoop toont.
REINIGING
De toetsen, regelaars en de behuizing van de transceiver
zullen na langdurig of intensief gebruik waarschijnlijk vuil
worden. De regelaars kunnen van het toestel worden
losgehaald en worden gereinigd in een oplossing van een
neutraal schoonmaakmiddel en warm water. Reinig de
behuizing van het toestel met een goed uitgewrongen doek
gedoopt in eenzelfde oplossing. Gebruik hiervoor nooit
aggressieve of chemische reinigingsmiddelen.
N-63
16 ONDERHOUD
INTERNE BIJSTELLINGEN
IJKEN VAN DE REFERENTIE-FREQUENTIE
Opmerking:
◆
De zendontvanger is in de fabriek reeds naar behoren ingesteld.
Voer de volgende bijstellingen UITSLUITEND uit als dat strikt
noodzakelijk is.
◆
Als u de los verkrijgbare SO-2 eenheid heeft geïnstalleerd, kunt u
deze afstelling niet uitvoeren.
1 Maak de volgende instellingen op de zendontvanger:
•Mode: CW
•AF regelaar: middelste stand
•Menu-nummer 20 (CW RX toonhoogte): 800 Hz
•IF SHIFT regelaar: middelste stand
•Ontvangst-bandbreedte {zie blz. 38}: 600 Hz
•RIT functie: OFF
•Break-in functie (VOX): OFF
2 Verwijder het onderpaneel (8 schroeven) van de
zendontvanger.
3 Verwijder het beschermdeksel op de printplaat
(6schroeven).
6 Verstel de TC500 trimmer nu zo dat het frequentieverschil
tussen de ontvangen 800 Hz toon en de 800 Hz zijtoon
minimaal is.
TC500
7 Breng het beschermdeksel weer aan op de printplaat
(6 schroeven).
8 Breng het onderpaneel weer aan (8 schroeven).
VERVANGEN VAN DE INTERNE ZEKERING
1 Verwijder het bovenpaneel (8 schroeven) van de
zendontvanger.
4 Stem af op een standaardfrequentie-station zoals WWV of
WWVH op bijvoorbeeld 10,000 of 15,000 MHz.
•Verstel de Afstemknop zo dat het display de exacte
frequentie van het station aangeeft.
•U dient een zwevingstoon van ongeveer 800 Hz te
horen.
•Voor 800 Hz:
af = (faangegeven/20,000 × ∆freferentie) + 800 Hz
f
waarbij ∆freferentie gelijk is aan de verschuiving vanaf de
20 MHz referentie-frequentie
5 Sluit nu de CW sleutel en u zult een zend-zijtoon van
ongeveer 800 Hz horen.
•Deze zijtoon zal in combinatie met het ontvangen
signaal een dubbele zwevingstoon te horen geven.
•Verstel de AF regelaar nu zo dat u de dubbele
zwevingstoon duidelijk kunt horen.
∆freferentie gelijk is aan de verschuiving vanaf de
20 MHz referentie-frequentie
2 Verwijder de 12 schroeven waarmee het binnendeksel
aan het chassis is bevestigd.
3 Maak het binnendeksel open.
•Pas op dat u de luidsprekerkabel niet beschadigd die
aan de printplaat is bevestigd.
Zekering (4 A)
N-64
16 ONDERHOUD
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan
krijgen. Dit soort problemen vinden vaak hun oorzaak in een onjuiste aansluiting, een per ongeluk verkeerd ingestelde regelaar of
toets, of een bedieningsfout tengevolge van een onvolledige programmering. Raadpleeg daarom eerst het overzicht hierna en de
aangegeven gedeelten in de handleiding, in plaats van al te gauw aan te nemen dat het toestel defect is en het voor reparatie weg
te brengen.
Opmerking:
◆
Vanwege de frequentie-verhoudingen van enkele circuits in deze zendontvanger kunnen er zweeftonen optreden bij de volgende frequenties:
10,000 MHz, 20,000 MHz en 30,000 MHz. Dit wijst niet op storing in de werking van het toestel.
◆
Het gebruik van een draagbare zendontvanger vlak bij deze TS-570D kan storing in de weergave van de TS-570D veroorzaken.
Probleem
De zendontvanger kan niet
worden ingeschakeld, ook
al is er een 13,8 V
gelijkstroomvoeding
aangesloten en is de
] (STROOM) schakelaar
[
ingedrukt. Er verschijnt
niets in het display en er is
geen geluid hoorbaar.
Na het inschakelen van de
zendontvanger werkt het
toestel niet naar behoren.
Zo verschijnen er
bijvoorbeeld geen cijfers of
alleen maar onjuiste
aanduidingen in het
display.
Na het inschakelen van de
zendontvanger wordt er
“14.000.00 MHz USB”
aangegeven en alle
gegevens zijn gewist, terwijl
u geen poging hebt gedaan
tot “Volledig terugstellen”.
De zendontvanger
reageert niet naar behoren
op het indrukken van een
toets, een combinatie van
toetsen, of het draaien aan
een regelaar volgens de
aanwijzingen in deze
handleiding.
Het veranderen van de
frequentie lukt niet.
De geluidskwaliteit bij SSB
afstemming is beneden
peil; de hoge en lage
tonen komen nauwelijks
door.
Mogelijke oorzaak
1 De gelijkstroomvoeding is uitgeschakeld.
2 Er is iets mis met de voedingskabel.
3 De aansluitingen van de voedingskabel
zijn niet in orde.
4 Er is een voedingszekering doorgeslagen.
1 De ingangsspanning ligt buiten het
toegestane bereik van 11,7 tot 15,8 V
gelijkstroom (13,8 V gelijkstroom ±15%).
2 Er is een storing in de microprocessor
opgetreden.
De spanning van de lithiumbatterij voor de
reservevoeding is te gering.
1 Wellicht hebt u bij de bediening toch iets
over ‘t hoofd gezien.
2 De “F.LOCK” toetsblokkeerfunctie is
ingeschakeld.
3 De microprocessor en het geheugen
daarvan moeten worden teruggesteld.
4 De toetsen op de zendontvanger werken niet
wanneer de Afstemknop wordt gebruikt.
De “F.LOCK” toetsblokkeerfunctie is
ingeschakeld.
1 U hebt ingesteld op het filter voor digitale
bediening.
2 De DSP SLOPE (LOW) regelaar en/of de
DSP SLOPE (HIGH) regelaar staan niet
juist ingesteld.
3 De Ruisonderdrukking 1 of 2 is
ingeschakeld.
4 De Beat Cancel zwevingsonderdrukking is
ingeschakeld.
Oplossing
1 Schakel de gelijkstroomvoeding in.
2 Controleer de voedingskabel. Kijk of de
polariteit niet is verwisseld.
Rood: positief (+); Zwart: negatief (–)
3 Zorg dat de voedingskabel stevig is
aangesloten.
4 Spoor de oorzaak van de doorgeslagen
zekering op. Pas nadat alle mogelijke
problemen verholpen zijn, plaatst u een
nieuwe zekering met het voorgeschreven
amperage.
1 Zorg voor de juiste ingangsspanning of
gebruik een 12 t/m 16 V accu.
2 Zie de aanwijzingen onder
“TERUGSTELLEN VAN DE
MICROPROCESSOR (RESET)”. Houd er
rekening mee welke gegevens verloren
kunnen gaan en verricht zo mogelijk het
“Deels terugstellen”. Als dit het probleem niet
verhelpt, zit er niets anders op dan “Volledig
terugstellen”.
Ga naar uw dealer of een KENWOOD
onderhoudsdienst om een nieuwe lithiumbatterij
te laten installeren.
1 Zie de aanwijzingen onder “TOELICHTING
BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE
HANDLEIDING”.
2 Druk op de [F.LOCK] toets om de
toetsblokkeerfunctie uit te schakelen.
3 Zie de aanwijzingen onder
“TERUGSTELLEN VAN DE
MICROPROCESSOR (RESET)”. Houd er
rekening mee welke gegevens verloren
kunnen gaan en verricht zo mogelijk het
“Deels terugstellen”. Als dit het probleem niet
verhelpt, zit er niets anders op dan “Volledig
terugstellen”.
4 Laat de Afstemknop los en druk dan op de
gewenste toets.
Druk op de [F.LOCK] toets om de
toetsblokkeerfunctie uit te schakelen.
1 Zet menu-nummer 32 op OFF.
2 Draai de DSP SLOPE (LOW) regelaar naar
links en de DSP SLOPE (HIGH) regelaar
naar rechts.
3 Druk op de [N.R.] toets om de functie uit te
schakelen.
4 Druk op de [B.C.] toets om de functie uit te
schakelen.
Zie
blz.
13
2
2
2
2
48
39
i
48
48
7
48
18
37
38
38
N-65
16 ONDERHOUD
Er worden geen signalen
ontvangen of de
ontvangst-gevoeligheid
lijkt uiterst gering.
Er worden geen signalen
ontvangen of de
ontvangst-gevoeligheid
lijkt gering, maar de
S-meter geeft wel een
goede ontvangst aan.
De ontvangen signalen
zijn niet te volgen.
1 De SQL regelaar staat geheel naar rechts
gedraaid.
2 De ATT verzwakkingsfunctie is
ingeschakeld.
3 De zendontvanger staat ingesteld op
zenden, aangezien de [SEND] toets is
ingedrukt.
4 U drukt de [PTT] schakelaar van de
microfoon in.
5 De ontvangst-bandbreedte is verkeerd
ingesteld.
6 Het toestel staat ingesteld op de verkeerde
antenne-aansluiting
(ANT 1/ANT 2).
7 De ontvangst-voorversterker is
uitgeschakeld.
De RF regelaar staat te laag ingesteld.
Er is ingesteld op de verkeerde
modulatiefunctie.
1 Draai de SQL regelaar naar links.
2 Druk op de [ATT] toets om de
verzwakkingsfunctie uit te schakelen.
3 Druk op de [SEND] toets om terug te keren
naar ontvangst.
4 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon
los.
5 Zie de paragrafen “IF FILTER” en
“AANPASSEN VAN DE ONTVANGSTBANDBREEDTE”. Stel de regelaars aan de
hand hiervan juist in.
6 Druk op de [ANT] toets om in te stellen op
de andere antenne-aansluiting.
7 Druk op de [PRE-AMP] toets om de
ontvangst-voorversterker in te schakelen.
Draai de RF regelaar geheel naar rechts.
Druk op de [LSB/USB], [CW/FSK] of
[FM/AM] toets om de juiste modulatiefunctie te
kiezen.
14
37
15
15
36, 37
48
37
13
14
De geheugen-scanfunctie
begint niet met scannen.
De geheugen-scanfunctie
slaat een van de kanalen
met gegevens over, terwijl
het betreffende kanaal
NIET met “Lockout” is
buitengesloten.
De programmascanfunctie begint niet
met scannen.
De afstemming wordt niet
met succes uitgevoerd.
De ingebouwde tuner
wordt gepasseerd,
meteen nadat met
afstemmen begonnen is.
1 De SQL regelaar staat niet juist ingesteld.
2 Er zijn minder dan twee geheugenkanalen
beschikbaar (niet met “Lockout”
overgeslagen).
3 Er zijn minder dan twee geheugenkanalen
geprogrammeerd.
Wellicht is er ingesteld op groepsscan en het
gewenste kanaal hoort bij een andere groep.
De begin- en eindfrequenties staan gelijk
ingesteld.
De impedantie van de coaxkabel en de
antenne komt niet met elkaar overeen.
•Afhankelijk van de condities is het mogelijk
dat de afstemming niet met succes wordt
uitgevoerd, alhoewel de SWR meter
minder dan 3:1 aangeeft.
De staande-golf verhouding (SWR) van het
antennesysteem is te hoog.
1 Stel de SQL regelaar zo in dat er net geen
achtergrondruis te horen is.
2 Maak meer geheugenkanalen beschikbaar
(hef de “Lockout” op).
3 Leg in meer geheugenkanalen gegevens
vast.
Schakel over naar de groep van het gewenste
kanaal.
Leg verschillende begin- en eindfrequenties
vast.
Stel het antennesysteem zo af dat een lagere
SWR wordt verkregen.
Stel het antennesysteem zo af dat een lagere
SWR wordt verkregen.
14
44
39
47
43
1
52
Het zenden begint niet bij
indrukken van de [PTT]
schakelaar van de
microfoon of het zenden
resulteert niet in enig
contact.
N-66
1 De stekker van de microfoon steekt niet
ver genoeg in de MIC aansluiting op het
voorpaneel.
2 De zendblokkering is ingeschakeld.
3 U hebt ingesteld op CW of FSK in plaats
van een spraak-zendmode.
4 U hebt ingesteld op het filter voor digitale
bediening.
5 Het toestel staat ingesteld op de verkeerde
antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
1 Schakel de zendontvanger uit, controleer of
er geen voorwerp of verontreinigingen in de
MIC aansluiting op het voorpaneel zijn en
steek dan de stekker van de microfoon
stevig in. Draai de borgring van de stekkeraansluiting vast.
2 Zet menu-nummer 38 op OFF.
3 Druk op de [LSB/USB] of de [FM/AM] toets
om in te stellen op een spraak-zendmode.
4 Zet menu-nummer 32 op OFF.
5 Druk op de [ANT] toets om in te stellen op
de andere antenne-aansluiting.
3
18
14
18
48
16 ONDERHOUD
Bij een poging tot zenden
verschijnt er “HELLO” in
het display en wordt er
teruggeschakeld naar
ontvangst.
De zendontvanger heeft
bij zenden te weinig
vermogen.
De VOX
stemgeschakelde
zendfunctie werkt niet.
De lineaire versterker
werkt niet.
De toegang of het
gebruik van de
10-meter band
repeteerzenders verloopt
niet goed.
1 De antenne is niet juist aangesloten.
2 De antenne is niet juist aangepast aan de
zendontvanger.
3 De ingangsspanning ligt buiten het
toegestane bereik van 11,7 tot 15,8 V
gelijkstroom (13,8 V gelijkstroom ±15%).
4 Er is een verkeerd type voedingskabel
aangesloten.
1 De microfoon-gevoeligheid staat te laag
ingesteld.
2 Een zwakke antenne-aansluiting maakt de
SWR staande-golf verhouding te hoog.
De VOX versterking staat te laag ingesteld.
1 Het stuurrelais van de lineaire versterker is
uitgeschakeld.
2 Er is iets mis met de REMOTE aansluiting
of bedrading.
1 De repeteerzenders vereisen een subtoon-
frequentie voor toegang.
2 U werkt niet in duplex, met gescheiden
frequenties.
1 Controleer de antenne-aansluiting.
Corrigeer deze zoals vereist.
2 Verminder de SWR staande-golf
verhouding van het antennesysteem.
3 Zorg voor de juiste ingangsspanning of
gebruik een 12 tot 16 V accu.
4 Sluit de bijgeleverde voedingskabel of een
los verkrijgbare gelijkstroomkabel aan.
1 Verhoog de microfoon-gevoeligheid als de
SSB of AM mode gebruikt wordt.
2 Controleer de antenne-aansluitingen. Zorg
dat de antennetuner een lagere staandegolf verhouding aangeeft.
Verhoog de instelling in menu-nummer16.
1 Stel menu-nummer 39 op ON.
2 Controleer de REMOTE aansluiting en
zorg dat de bedrading in orde is.
1 Zie onder “FM ZENDEN MET
REPETEERZENDERS” en stel in op de
juiste frequentie en het type subtoon.
U dient uit te zenden op de
2
ingangsfrequentie van de repeteerzender
en te ontvangen op de uitgangsfrequentie
van de repeteerzender. Zie onder “FM
ZENDEN MET REPETEERZENDERS”.
1
1
2
2
15
1
17
18
61
24
24
De digitale functies
geven niet of nauwelijks
verbinding of
communicatie met
andere stations.
De bediening van de
zendontvanger via een
computer lukt niet.
1 Wellicht is er iets mis met de aansluitingen
tussen de zendontvanger, de computer en
de TNC of MCP, of de programmainstellingen voor de TNC of MCP zijn
onjuist.
2 U gebruikt verschillende zend- en
ontvangst-requenties.
3 De niveau-instelling verschilt tussen de
zendontvanger en de TNC/MCP.
4 Uw zendsignaal of het ontvangen signaal
is te zwak.
5 De TX wachttijd-parameter voor zenden
met de TNC/MCP staat verkeerd ingesteld.
1 De RS-232C kabel waarmee u de
computer op de zendontvanger hebt
aangesloten, is niet geschikt.
2 De communicatie-parameters van uw
programmatuur staan anders ingesteld dan
de parameters in de zendontvanger.
3 Wellicht is er iets mis met de seriële poort
van uw computer.
1 Controleer alle aansluitingen, aan de hand
van deze handleiding, uw
TNC/MCP handleiding en de handleiding
van uw computer.
2 Controleer of de RIT en XIT functies zijn
uitgeschakeld. Let ook op dat u GEEN
duplex instelling met gescheiden
frequenties gebruikt.
3 Stel het TX en RX niveau in via de menu-
nummers 33 en 34 en met de
niveauregelaars van uw TNC/MCP.
4 Heroriënteer of verplaats uw antenne of
stel de antennegevoeligheid/versterking
hoger in.
5 Stel de TX wachttijd voor de
TNC/MCP in op meer dan 300 ms.
1 Controleer de kabel en tevens de
aansluitingen.
2 Stel de parameters van het communicatie-
programma en de zendontvanger op
dezelfde waarden in. Zie onder
“COMMUNICATIE-PARAMETERS”.
3 Verbreek de aansluiting tussen de
computer en de zendontvanger en test de
seriële poort van uw computer met een
utiliteitsprogramma.
62
23,30,
32
18
–
–
60
51
–
N-67
SPECIFICATIES
TS-570D
Modulatie soort
Aantal geheugen plaatsen
Antenne impedantie
ALGEMEEN
Voedingsspanning
Aadingsmethode
Stroom
Bruikbaar temperatuur gebied
Frequentie stabiliteit (–10°C ~ 50°C)
Frequentie-nauwkeurigheid (bij kamertemperatuur)
Afmetingen [B × H × D]
(Uitstekende delen mee gerekend)
Onderdrukking van de eerste middenfrequentie (1,8 MHz ~ 30 MHz)
Frequentiebereik van de RIT-verschuiving
Squelch
gevoeligheid
LF uitgang (8 Ω, 10% vervorming)
Laag frequentie belastingsimpedantie
AM
FM
AM
SSB, CW,
FSK, AM
FM
1,705 MHz ~ 24,5 MHz
24,5 MHz ~ 30 MHz
500 kHz ~ 1,705 MHz
1,705 MHz ~ 24,5 MHz
24,5 MHz ~ 30 MHz
28 MHz ~ 30 MHz
500 kHz ~ 1,705 MHz
1,705 MHz ~ 30 MHz
28 MHz ~ 30 MHz
1ste: 73,05 MHz; 2de: 8,83 MHz;
3rde
: 455 kHz (alleen voor FM)
4 µV of minder
0,2 µVof minder
0,13 µV of minder
31,6 µV of minder
2 µV of minder
1,3 µV of minder
0,25 µV of minder
–6 dB: 2,2 kHz, –60 dB: 4,4 kHz
–6 dB: 4 kHz, –50 dB: 20 kHz
–6 dB: 12 kHz, –50 dB: 25 kHz
70 dB of meer
70 dB of meer
±9,99 kHz
of minder
20 µV
2 µV of minder
0,25 µV of minder
1,5 W of meer
8 Ω
Specifikaties wijzigbaar zonder voorafgaande kennisgeving of verplichting om technische veranderingen door te
voeren.
N-69
●AANHANGSEL
AANHANGSEL: PROTOCOL VAN DE COM
AANSLUITING
BESCHRIJVING VAN DE APPARATUUR
Deze zendontvanger gebruikt een volledig-duplex,
asynchroon serieel interface voor de communicatie via de
9-polige pen-bus RS-232C COM aansluiting. De bytes
bestaan uit 1 start-bit, 8 data-bits en 1 stop-bit (de 4800 bps
kan worden geconfigureerd voor 1 of 2 stop-bits). Er wordt
geen pariteit toegepast. De pennen van de COM aansluiting
en hun functies zijn als volgt:
COM
9876
12345
Aanzicht achterpaneel
COM pen naam
COM
(Ref.: Computer)
pen nr.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
RXD: De verzonden gegevens bestaan uit de seriële
gegevensoverdracht van de zendontvanger naar de
computer.
NC
RXD
TXD
NC
GND
NC
RTS
CTS
NC
Verzenden van gegevens
Ontvangst van gegevens
Gereed voor ontvangst
Functie
(Ref.: Zendontvanger)
—
—
Signaal-aarde
—
Gereed voor zenden
—
U/I
—
Uitgang
Ingang
—
—
Ingang
Uitgang
—
BEDIENING VOOR COMPUTER-BESTURING
Digitale computers verwerken hun gegevens in de vorm van
“bits” en “bytes”. Een bit is het kleinste brokje informatie dat
de computer kan verwerken. Een byte bestaat uit acht bits.
Voor de meeste computer-gegevens is dit de handigste vorm.
Deze gegevens kunnen worden verzonden in de vorm van
seriële of parallelle data-reeksen. De parallelle methode is
sneller maar meer gecompliceerd, terwijl de seriële methode
trager werkt maar minder ingewikkelde apparatuur vereist.
Daarom wordt de seriële vorm vaak toegepast als een minder
kostbaar alternatief.
De seriële vorm van gegevensoverdracht gebruikt een
systeem van tijdsdeling op een enkele lijn. Het gebruik van
een enkele lijn heeft het bijkomend voordeel, dat er minder
fouten optreden door lijnstoring.
Theoretisch zijn er slechts drie lijnen vereist voor de besturing
van de zendontvanger via de computer:
•Verzenden van gegevens
•Ontvangst van gegevens
•Aarde
Practisch gezien moet er daarbij nog een methode voor de
“verkeersregeling” van de gegevens worden gevoegd. De
computer en de zendontvanger mogen niet allebei tegelijk
gegevens gaan zenden. Voor het bepalen wanneer de lijn vrij
is voor gegevensoverdracht dienen nu de RTS en CTS lijnen.
Zo zal bijvoorbeeld de zendontvanger op zenden worden
ingesteld wanneer de opdracht “TX;” vanaf de computer
binnenkomt. Deze reeks lettertekens “TX;” wordt een
computerbesturingscommando genoemd. Het geeft de
zendontvanger opdracht een bepaalde handeling te
verrichten. Er zijn vele commando’s beschikbaar voor de
bediening van de zendontvanger via de computer. Deze
commando’s kunnen worden opgenomen in een programma
dat wordt geschreven in een zogenaamde hogere taal (een
taal die voor mensen meer begrijpelijk is). De
programmeermethoden variëren van computer tot computer;
voor een volledige uitleg kunt u daarom naast de handleiding
van het besturingsprogramma wel eens de
gebruiksaanwijzing van de computer nodig hebben.
TXD: De ontvangen gegevens bestaan uit de seriële
gegevensoverdracht van de computer naar de
zendontvanger.
GND: Signaal-aardaansluiting
RTS: Dit signaal wordt doorgegeven aan de zendontvanger.
Het dient om de verzending van gegevens van de
zendontvanger naar de computer te blokkeren zolang de
computer nog niet gereed is voor ontvangst van de gegevens.
De verzending van gegevens wordt geblokkeerd wanneer het
signaalniveau te laag is.
CTS: Dit signaal wordt doorgegeven vanaf de
zendontvanger. Het dient om de verzending van gegevens
van de computer naar de zendontvanger te blokkeren zolang
de zendontvanger nog niet gereed is voor ontvangst van de
gegevens. De verzending van gegevens wordt geblokkeerd
wanneer het signaalniveau te laag is.
N-70
AANHANGSEL ●
FoutmeldingOorzaak van de fout
• De schrijfwijze van het commando was
onjuist.
• Het commando is niet uitgevoerd
vanwege de toestand van de
zendontvanger (ook al was het
commando op zich wel juist).
Er is een communicatiefout opgetreden
tijdens de seriële gegevensoverdracht
door een “overrun” of een leesfout.
De ontvangstgegevens zijn verzonden
maar de verwerking was nog niet
compleet.
?;
E;
O;
Opmerking: Af en toe kan deze foutmelding
verschijnen wanneer er signaalpieken zijn die
de werking van de microprocessor in de
zendontvanger storen.
COMPUTERBESTURINGSCOMMANDO’S
Een computerbesturingscommando bestaat uit een
lettercommando, diverse parameters en een sluitteken dat het
einde van het commando aangeeft.
VOORBEELD: Commando om de VFO A in te stellen op
7MHz
FA 00007000000 ;
Sluitteken
Parameters
Lettercommando
Commando’s zijn in enkele soorten onder te verdelen, als
volgt:
Computerbesturingscommando’s
Ingangscommando’s
(Ingevoerd
naar de
zendontvanger)
Uitgangscommando’s
(Uitgestuurd
door de
zendontvanger)
Instelcommando’s
(Stellen een bepaalde
toestand in)
Leescommando’s
(Lezen een antwoord)
Antwoordcommando’s
(Geven een toestand
door)
■ PARAMETERS
De parameters dienen om informatie door te geven die
benodigd is voor het uitvoeren van het lettercommando.
Voor elk commando zijn de mogelijke parameters van
tevoren vastgesteld. Ook het aantal cijfers waaruit de
parameter kan bestaan ligt vast. Zie de “TABEL VOOR
PARAMETERS” {op blz. 73} en de “COMMANDOTABELLEN” {op blz. 75} voor de geschikte parameters.
Let bij het samenstellen van parameters op dat niet een
van de volgende fouten wordt gemaakt.
(juiste parameter: “IS+1000”)
IS1000;Te weinig parameters gegeven
(De richting van de IF verschuiving is niet
aangegeven)
IS+100;Niet genoeg cijfers
(Slechts drie cijfers voor de frequentie)
IS
+ 1000; Overbodige lettertekens tussen de
parameter-cijfers
IS+10000;Te veel cijfers
(Vijf cijfers voor de frequentie)
Opmerking:
op deze zendontvanger, kunt u de plaats van de cijfers opvullen
met elk gewenst teken, behalve de ASCII besturingscodes
(00 t/m 1Fh, hexadecimaal) en het sluitteken (;).
Als een bepaalde parameter niet van toepassing is
■ SLUITTEKEN
Om het eind van een commando aan te geven gebruikt u
een puntkomma (;). De plaats, van voren af gerekend,
waar dit speciale teken moet staan, is afhankelijk van het
commando.
Zo geldt bijvoorbeeld voor het FA commando (voor de
frequentie van VFO A):
•Om de frequentie in te stellen op 7 MHz, geeft u vanaf de
computer het volgende commando aan de zendontvanger
door:
“FA00007000000;”(Instelcommando)
•Om de frequentie van VFO A af te lezen, geeft u vanaf de
computer het volgende commando aan de zendontvanger
door:
“FA;”(Leescommando)
•Wanneer het bovenstaande leescommando is
doorgegeven, antwoordt de zendontvanger het volgende
aan de computer:
“FA00007000000;”(Antwoordcommando)
Opmerking:
◆
De ASCII besturingscodes van 00 t/m 1Fh hexadecimaal worden
genegeerd wanneer ze deel uitmaken van de
ontvangstgegevens.
◆
◆
■ LETTERCOMMANDO’S
De verwerking van het programma kan vertraagd worden
wanneer u snel aan de
De ontvangstgegevens worden niet verwerkt als de frequentie is
ingevoerd met de nummertoetsen.
Een commando bestaat uit twee letters. U kunt kleine
letters of hoofdletters gebruiken. Zie de “TABEL VOOR
LETTERCOMMANDO’S” {op blz. 72} voor de
commando’s die beschikbaar zijn voor deze
zendontvanger.
Afstemknop
■ FOUTMELDINGEN
Naast het Antwoordcommando kan de zendontvanger zelf
de volgende foutmeldingen doorgeven:
draait.
N-71
● AANHANGSEL
■ TABEL VOOR LETTERCOMMANDO’S
AC
AG
AI
AN
BC
BY
CA
CN
CT
DN
EX
FA
FB
FR
FS
FT
FW
GT
ID
IF
IS
KS
KY
LK
LM
MC
MD
MG
MR
MW
NB
NR
PA
FunctieCommando
Antennetuner BUITEN/IN LIJN en afstemming
STARTEN/STOPPEN
Instellen of aflezen van de AF
(audiofrequentie) versterking.
Automatische informatie
Instellen op antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
Instellen of aflezen van de Beat Cancel
zwevingsonderdrukking.
Lezen van actieve (Busy) signalen.
Instellen of aflezen van CW automatische
Zero-Beating (OFF/ON).
Instellen of aflezen van het CTCSS subtoonnummer (01 ~ 39).
Instellen of aflezen van de CTCSS (OFF/ON).
Microfoon lager-instelling (MIC DOWN)
Instellen of aflezen van het menu.
Instellen of aflezen van de VFO A frequentie.
Instellen of aflezen van de VFO B frequentie.
Instellen van ontvangst (VFO A/B, geheugenkanaal).
Fijnafstemfunctie (OFF/ON)
Instellen van zenden (VFO A/B, geheugenkanaal).
Instellen of aflezen van de filterbandbreedte.
Instellen of aflezen van de AGC tijdconstante.
Aflezen van het modelnummer van de
zendontvanger.
Aflezen van de toestand van de zendontvanger.
Instellen of aflezen van de IF verschuiving.
Instellen of aflezen van de seinsnelheid bij
gebruik van het KY commando of de
ingebouwde elektronische sleutel.
Omzetten van ingevoerde lettertekens naar
morse-code.
Instellen of aflezen van de toetsblokkering
(F.Lock: OFF/ON).
Opname van DRU of CW berichten
Instellen of aflezen van geheugenkanalen.
Instellen of aflezen van modulatiemoden.
Instellen of aflezen van de microfoonsterkteregeling.
Aflezen van het geheugen.
Vastleggen in het geheugen.
Instellen of aflezen van de Noise Blanker
stoorpuls-demping (OFF/ON).
Instellen of aflezen van de N.R.
ruisonderdrukking.
Instellen of aflezen van de voorversterker
(OFF/ON).
PB
PC
PR
PS
PT
RA
RC
RD
RG
RM
RT
RU
RX
SC
SD
SH
SL
SM
SQ
SR
TN
TO
TX
UP
VD
VG
VR
VX
XT
FunctieCommando
Weergave van DRU of CW berichten
Instellen of aflezen van het vermogen voor het zenden.
Instellen of aflezen van de spraakprocessor
(OFF/ON).
Instellen of aflezen van de stroomvoorziening
(OFF/ON).
Instellen of aflezen van de CW RX ontvangsttoonhoogte.
Instellen of aflezen van de RF ATT verzwakking.
Nulstellen van de RIT frequentieverschuiving.
Verlagen van de RIT frequentieverschuiving.
Instellen of aflezen van RF versterking.
Keuze van een meterfunctie of aflezen van de
meter-waarden.
Instellen of aflezen van de RIT (OFF/ON).
Verhogen van de RIT frequentieverschuiving.
Keuze van de mode voor ontvangst.
Instellen of aflezen van de scan-functies
(OFF/ON).
Instellen of aflezen van de Semi break-in
wachttijd.
Instellen of aflezen van de bovenste
afsnijfrequentie.
Instellen of aflezen van de onderste
afsnijfrequentie.
Aflezen van S-meter.
Instellen of aflezen van het squelch-niveau.
Terugstellen van de zendontvanger.
Instellen of aflezen van het subtoon-nummer
(01 ~ 39).
Instellen of aflezen van de subtoon (OFF/ON).
Keuze van de mode voor het zenden.
Microfoon hoger-instelling (MIC UP)
Instellen of aflezen van de VOX wachttijd.
Instellen of aflezen van de VOX versterking.
Inschakelen van de stemsynthesizer voor het
weergeven van een bericht.
Instellen van de VOX voor stemgeschakeld
zenden (OFF/ON).
Antennetuner BUITEN/IN LIJN en antenne-afstemming
STARTEN/STOPPEN
Functie
12
34567891011121314
AC P2P3
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
AC
1 234567891011121314
ACP1P2 P3
Uitgang
Antwoord
;
;
;
u
Parameter
Opmerking:
P1 dient alleen voor antwoord.
Het afstemmen begint niet als P2 in de
BUITEN stand is (Als P2 = “0”, dan zal
het afstemmen niet beginnen bij keuze
van “1” voor P3).
P1: ONTVANGST BUITEN/IN
P2: ZENDEN BUITEN/IN
i
P1
P2
P3
o
Formaat
Parameter-functie
TUNER BUITEN/IN
30
(alleen Antwoord)
30
TUNER BUITEN/IN
1
ANT-AFST. BUITEN/IN
!0
q Commando
w Naam
e Functie van het commando
r Hierachter wordt de schrijfwijze van het commando aangegeven. Als er een schuine streep staat door de eerste twee vakjes
van de lettertekenruimte, dan is er bij dit commando geen instelcommando.
t Hierna volgt de schrijfwijze van het commando voor het aflezen van de huidige toestand van de zendontvanger. Als er een
schuine streep staat door de eerste twee vakjes, dan is er bij dit commando geen leescommando.
y Hierna volgt de schrijfwijze van het commando dat ten antwoord wordt gegevens door de zendontvanger. Als er een schuine
streep staat door de eerste twee vakjes, dan is er bij dit commando geen antwoordcommando.
u Het maximaal aantal lettertekens voor het commando wordt aangegeven.
i Hieronder staat het nummer van elke parameter.
o Hieronder staat het formaatnummer uit de overzichtstabel parameters. Zie voor de vorm en het instelbereik van de parameter
deze overzichtstabel van de parameters {zie blz. 73}.
!0 Hieronder staat de functie van de parameter.
COMMANDO-TABELLEN
Opmerking:
betreffende parameters kan ieder willekeurig teken behalve de ASCII stuurcodes (00 t/m 1Fh) en het afsluitteken (;) worden ingevoerd.
AC
Antennetuner BUITEN/IN LIJN en antenne-afstemming
STARTEN/STOPPEN
Functie
Ingang
Uitgang
AG
Instellen of aflezen van de AF (audiofrequentie)
versterking.
Functie
Ingang
Uitgang
De parameters die een “NIET GEBRUIKT” parameterfunctie hebben, worden niet door de TS-570D ondersteund. Voor de
ANTENNETUNER-REGELING (Antenna tuner Control)
Parameter
12
34567891011121314
AC P2P3
InstellenAflezen
1 234567891011121314
AC
1 234567891011121314
ACP1P2 P3
Antwoord
AUDIOFREQUENTIE-VERSTERKING (AF Gain)
12
G
InstellenAflezen
1 234567891011121314
AG ;
1 234567891011121314
AG
Antwoord
;
;
;
34567891011121314
;
P1A
;
P1
Opmerking:
P1 dient alleen voor antwoord.
Het afstemmen begint niet als P2 in de
BUITEN stand is (Als P2 = “0”, dan zal
het afstemmen niet beginnen bij keuze
van “1” voor P3).
P1: ONTVANGST BUITEN/IN
P2: ZENDEN BUITEN/IN
Parameter
Formaat
P1
P2
P3
Formaat
P131
Parameter-functie
30
TUNER BUITEN/IN
(alleen Antwoord)
30
TUNER BUITEN/IN
1
ANT-AFST. BUITEN/IN
Parameter-functie
AUDIOFREQUENTIEVERSTERKING
AUTOMATISCHE INFORMATIE
AI
Automatische informatie (OFF/ON)
Functie
34567891011121314
12
;
P1
AI
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
AI ;
1 234567891011121314
P1 ;
AI
Uitgang
Antwoord
ANTENNE-NUMMER
AN
Instellen op antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
Functie
12
34567891011121314
AN
P1
;
1 234567891011121314
AN ;
1 234567891011121314
ANP1 ;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Formaat
Parameter
P132 AI NUMMER
Opmerking: Ten dienste van andere
commando's bepaalt deze parameter of er
al dan niet automatisch een
antwoordcommando terug komt na het ver
anderen van de andere parameters.
Voorbeeld: Voor het IF commando zal er
eenantwoordcommando worden
doorgegevenals u de frequentiestap of de
RIT/XIT frequentieverschuiving wijzigt.
Bij inschakelen van de zendontvanger
wordt “0” ingesteld.
Parameter
Formaat
P133 ANTENNE-
Parameter-functie
Parameter-functie
NUMMER
N-75
● AANHANGSEL
ZWEVINGSONDERDRUKKING (Beat Cancel)
BC
Instellen of aflezen van de Beat Cancel zwevingsonder
drukking.
Functie
12
34567891011121314
B
CP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
ACTIVITEIT (Busy)
BY
;
1 234567891011121314
BC ;
1 234567891011121314
BCP1;
Lezen van actieve (Busy) signalen.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
BY ;
1 234567891011121314
Y
P1
B
Uitgang
Antwoord
CW AUTOMATISCHE ZERO-BEATING (CW Auto Zero-Beat)
CA
;
Instellen (OFF/ON) van de CW automatische Zerobeating of aflezen van de status.
Functie
1 234567891011121314
CA
P1
;
1 234567891011121314
CA ;
1 234567891011121314
P1
CA
;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P157BEAT CANCEL
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P11 BUSY OFF/ON
Parameter
Formaat
Parameter-functie
1
P1
CW AUTOMATISCHE
ZERO-BEATING
OFF/ON
MICROFOON DOWN/UP
UP
DN
Microfoon lager/hoger-instelling (DOWN/UP)
Functie
34567891011121314
12
DN/UP
;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
MENUFUNCTIES (Extension Menu)
EX
Instellen of aflezen van het menu.
Functie
34567891011121314
12
P1EX;P2
1 234567891011121314
EX ;
1 234567891011121314
EX P1
FREQUENTIE VFO A/ VFO B
FB
;
P2
Ingang
Uitgang
FA
InstellenAflezen
Antwoord
Instellen of aflezen van de VFO A/ VFO B frequentie.
Functie
34567891011121314
12
FP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
;
F A/B
1 234567891011121314
Uitgang
F A/B
Antwoord
P1
Formaat
Parameter
Formaat
Parameter
P135 MENU-NUMMER
P236 MENU-KEUZE
Formaat
Parameter
P14FREQUENTIE
;A/B
;
Parameter-functie
Parameter-functie
Parameter-functie
CTCSS SUBTOON-NUMMER
CN
Instellen of aflezen van het CTCSS subtoon-nummer
(01~39).
Functie
1 234567891011121314
P1
N
C
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
CN ;
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
CTCSS FUNCTIE
CT
;
P1CN;
Instellen of aflezen van de CTCSS OFF/ON status.
Functie
1 234567891011121314
C
T
P1
;
1 234567891011121314
CT;
1 234567891011121314
P1
CT
;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
.Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
CTCSS SUBTOON-
14
P1
Opmerking:
Als nr. 39 (1750 Hz) wordt gekozen,
wordt de CTCSS uitgeschakeld.
Parameter
P1
Formaat
1
NUMMER
Parameter-functie
CTCSS OFF/ON
FR
FUNKTIE RX, FUNKTIE TX
FT
Instellen van ontvangst/zend-frequentiekeuze (VFO A/B,
geheugenkanaal).
Functie
12
34567891011121314
R/T
FP1;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
F R/T ;
1 234567891011121314
R/T
P1 ;
F
Uitgang
Antwoord
FIJNAFSTEMMING (Fine Step)
FS
Fijnafstemfunctie (OFF/ON)
Functie
12
34567891011121314
FSP1;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
FS;
1 234567891011121314
FSP1;
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P13 FUNKTIE
Opmerking:
Bij gebruik van het FR commando
komt de zendontvanger altijd in de
simplex-bedieningsstand te staan.
Instellen of aflezen van de sleutelsnelheid bij gebruik
van het KY commando.
Functie
12
34567891011121314
P1KS;
1 234567891011121314
KS ;
1 234567891011121314
KS P1 ;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
AANHANGSEL ●
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P142
SLEUTELSNELHEID
AGC TIJDCONSTANTE (Auto Gain Control Time Constant)
GT
Instellen of aflezen van de AGC tijdconstante.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
IDENTIFICATIE
ID
P1GT;
1 234567891011121314
GT ;
1 234567891011121314
GT P1 ;
Aflezen van het modelnummer van de zendontvanger.
Functie
34567891011121314
12
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
ID;
1 234567891011121314
DP1
Uitgang
IF
Antwoord
I
INFORMATIE
;
Aflezen van de toestand van de zendontvanger.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
IF;
1 234567891011121314
IFP1
15 16 17 18 19 20 21
Uitgang
Antwoord
293031 32 33 343536 3738394041 42
P8 P9 P10
P11
IF VERSCHUIVING
IS
P12
P3
P13
P14
22 23 242526
27 28
P5
P7P4
;
Instellen of aflezen van de IF verschuiving.
Functie
34567891011121314
12
ISP1 P2;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
IS;
1 234567891011121314
ISP1 P2;
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P139
Opmerking:
In de FM mode stelt de zendontvanger
weer “ ” in.
Parameter
P116 MODELNUMMER
Parameter
P1
P2
P3
P4
P5
P6
P7
P8
P9
P10
P11
P12
P13
P14
P15
Parameter
P140
Opmerking:
Als P2 positief is of gelijk aan nul,
dan kan P1 zowel “+” als “ ” zijn.
AGC
TIJDCONSTANTE
Formaat
Parameter-functie
Formaat
Parameter-functie
FREQUENTIE
4
NIET GEBRUIKT
–
RIT/XIT FREQUENTIE
5
RIT OFF/ON
1
XIT OFF/ON
1
NIET GEBRUIKT
–
GEHEUGENKANAAL
7
TX/RX ZENDEN/ONTVANGST
11
MODE
2
FUNKTIE
3
SCAN OFF/ON
1
DUPLEX OFF/ON
1
SUBTOON OFF/ON
1
SUBTOON-NUMMER
14
–
NIET GEBRUIKT
Formaat
Parameter-functie
RICHTING IF
VERSCHUIVING
FREQUENTIE IF
41P2
VERSCHUIVING
CW SLEUTELINVOER (KEY)
KY
Omzetten van ingevoerde lettertekens naar morse-code.
Functie
1 234567891011121314
KY
15 16 17 18 19 20 21
Instellen
Ingang
1 234567891011121314
;;
KY
Aflezen
1 234567891011121314
;
KYP2
15 16 17 18 19 20 21
Uitgang
Antwoord
293031 32 33 343536 3738394041 42
TOETSBLOKKERING (Frequency Lock)
LK
Instellen (OFF/ON) van de toetsblokkering of aflezen
van de status.
Functie
34567891011121314
12
LKP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
BERICHT OPNEMEN (Load Message)
LM
;
1 234567891011121314
LK ;
1 234567891011121314
LKP1;
P1
22 23 242526
22 23 242526
Opname van DRU of CW berichten
Functie
12
34567891011121314
LMP1
;
1 234567891011121314
LM ;
1 234567891011121314
LMP1;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Formaat
Parameter
P1P243
Opmerking: Bij het instelcommando
is er een “ ” (ASCII code 20h)
vereist op de plaats van de derde byte.
Voer ook “ ” in voor elke byte zonder
letter, om het commando uit te vullen
27 28
tot zijn vast lengte van 28 bytes.
De “ ” bytes zullen geen letterteken
;
doorgeven. De mogelijke lettertekens
omvatten: letters, cijfers, leestekens
" ' (( )) ( ) +, – . / : = ?
Maximaal kan per keer een zin van 24
lettertekens worden omgezet. De
volgende zin mag pas worden
ingevoerd nadat de huidige omzetting
is voltooid.
27 28
Parameter
Parameter
44
Formaat
P11BLOKKERING
Formaat
P145
Parameter-functie
SLEUTEL-BERICHT
SLEUTEL-BUFFER
Parameter-functie
OFF/ON
Parameter-functie
BERICHT OPNEMEN
N-77
● AANHANGSEL
GEHEUGENKANAAL (Memory Channel)
MC
Instellen of aflezen van geheugenkanalen.
Functie
12
34567891011121314
MC
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MC ;
1 234567891011121314
MC;
Uitgang
Antwoord
MODE
MD
Instellen of aflezen van de modulatiemoden.
Functie
12
MDP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MD ;
1 234567891011121314
MDP1;
Uitgang
Antwoord
MICROFOON-VERSTERKING
MG
Instellen of aflezen van de microfoon-versterking
Functie
12
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MG ;
1 234567891011121314
MG P1 ;
Uitgang
Antwoord
GEHEUGEN LEZEN (Memory Read)
MR
Aflezen van het geheugen.
FunctieUitgang
12
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MR
1 234567891011121314
MR
15 16 17 18 19 20 21
Antwoord
;P2P2
34567891011121314
;
34567891011121314
P1MG;
34567891011121314
P1
P1
;
P3
P3
P6 P7
22 23 242526
P8
P5
GEHEUGEN SCHRIJVEN (Memory Write)
MW
Parameter-functie
Formaat
Parameter
P1P2–7NIET GEBRUIKT
GEHEUGENKANAAL
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P12MODE
Vastleggen in het geheugen.
FunctieUitgang
12
34567891011121314
MWP1
15 16 17 18 19 20 21
Ingang
InstellenAflezen
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Antwoord
STOORPULS-DEMPING (Noise Blanker)
NB
P3
22 23 242526
P5
P8
P7P6
P4
27 28
;
Instellen OFF/ON of aflezen van de Noise Blanker
stoorpuls-demping.
Functie
12
34567891011121314
;
NBP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
NB ;
1 234567891011121314
NBP1;
Uitgang
Antwoord
Formaat
Parameter
P131 MICROFOON-
Parameter-functie
VERSTERKING
RUISONDERDRUKKING (Noise Reduction)
NR
Instellen OFF/ON of aflezen van de N.R. ruisonderdrukking.
Functie
12
34567891011121314
NRP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
Formaat
ParameterParameter-functie
9
P1
P2
P3
P4
P5
P6
P7
P8
P9
Opmerking: Bij een ongebruikt geheugenkanaal
P4
;
geeft het antwoord commando een “0” door voor
alle parameters, behalve voor het
27 28
geheugenkanaalnummer.
P1 moet “0” zijn om de beginfrequentie van kanaal
90~99 te lezen, en “1” om de eindfrequentie te lezen.
DUPLEX
–
NIET GEBRUIKT
7
GEHEUGENKANAAL
4
FREQUENTIE
2
MODE
10
GEHEUGEN
LOCK-OUT
SUBTOON OFF/ON
1
14
SUBTOON-NUMMER
–
NIET GEBRUIKT
VOORVERSTERKER
PA
Instellen (OFF/ON) van de voorversterker of aflezen
van de status.
Functie
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
;
1 234567891011121314
NR ;
1 234567891011121314
NRP1;
1 234567891011121314
PA
P1
;
1 234567891011121314
PA ;
1 234567891011121314
P1
PA
;
Formaat
Parameter
P1
P2
P3
P4
P5
P6
P7
P8
P9
Opmerking: Alle parameter moeten worden
ingevoerd. Het geheugenkanaal wordt een
ongebruikt kanaal als alle frequentiecijfers “0” zijn.
Andere parameter worden genegeerd. P1 moet
“0” zijn om de beginfrequentie vast te leggen,
en “1” om de eindfrequentie vast te leggen.
Parameter
P11STOORPULS-
Parameter
P156 RUISONDER-
Parameter
P1
Parameter-functie
9
DUPLEX
–
NIET GEBRUIKT
7
GEHEUGENKANAAL
4
FREQUENTIE
2
AFSTEMFUNCTIE
10
GEHEUGEN
LOCK-OUT
1
SUBTOON OFF/ON
14
SUBTOON-NUMMER
–
NIET GEBRUIKT
Formaat
Parameter-functie
DEMPING OFF/ON
Formaat
Parameter-functie
DRUKKING
Formaat
Parameter-functie
VOORVERSTERKER
1
OFF/ON
N-78
BERICHT WEERGEVEN (Playback)
PB
Weergave van DRU of CW berichten
Functie
1 234567891011121314
PBP1
;
1 234567891011121314
PB;
1 234567891011121314
PBP1;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
P127 BERICHT
Parameter-functie
WEERGEVEN
AANHANGSEL ●
ZENDVERMOGEN (Power Control)
PC
Instellen of aflezen van het vermogen voor het zenden.
Functie
1 234567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
SPRAAKPROCESSOR (Speech Processor)
PR
P1PC;
1 234567891011121314
PC ;
1 234567891011121314
PC P1 ;
Instellen OFF/ON of aflezen van de spraakprocessor.
Functie
1 234567891011121314
PRP1
;
1 234567891011121314
PR ;
1 234567891011121314
PRP1;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P147 ZENDVERMOGEN
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P11SPRAAK-
PROCESSOR
OFF/ON
RIT NULSTELLEN (RIT Clear)
RC
Nulstellen van de RIT frequentieverschuiving.
Functie
1 234567891011121314
R;
C
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
RD
RIT LAGER/HOGER (RIT Down/Up)
RU
Verlagen/verhogen van de RIT frequentieverschuiving.
Functie
1 234567891011121314
;
R
D/U
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
Opmerking:
Dit commando zet ook de XIT
verschuiving (gelijk aan RIT) op nul.
Het commando werkt onafhankelijk
van de RIT/XIT regelaar.
Parameter
Formaat
Parameter-functie
Opmerking:
Deze commando’s stellen ook de XIT
verschuiving (gelijk aan RIT) lager
resp. hoger in.
De commando’s werken onafhankelijk
van de RIT/XIT regelaar.
AAN/UIT-SCHAKELAAR (Power Switch)
PS
Instellen OFF/ON of aflezen van de stroomvoorziening.
Functie
1 234567891011121314
PSP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
CW RX TOONHOOGTE
PT
;
1 234567891011121314
PS ;
1 234567891011121314
PSP1;
Instellen of aflezen van de CW RX toonhoogte.
Functie
1 234567891011121314
PT
P1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
PT ;
1 234567891011121314
PT
Uitgang
Antwoord
;
P1
;
Parameter
P1
Parameter
P1
Formaat
1
Formaat
52
Parameter-functie
STROOMVOORZIENING
OFF/ON
Parameter-functie
CW RX
TOONHOOGTE
RADIOFREQUENTIE-VERSTERKING (RF Gain)
RG
Instellen of aflezen van de RF (radiofrequentie)
versterking.
Functie
1 234567891011121314
G
R
P1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
R
G
1 234567891011121314
GP1
R
Uitgang
Antwoord
METER OMSCHAKELEN/AFLEZEN (Read Meter)
RM
;
;
;
Keuze van een meterfunctie of aflezen van de
meter-waarden.
Functie
1 234567891011121314
;
RM
P1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
;
RM
1 234567891011121314
P1
P2
Uitgang
R
Antwoord
M
;
Parameter
P131
Parameter
P1
P2
Formaat
Formaat
24
22
Parameter-functie
RADIOFREQUENTIEVERSTERKING
Parameter-functie
METER
OMSCHAKELEN
METER AFLEZEN
RF VERZWAKKING (RF attenuator)
RA
Instellen of aflezen van de RF verzwakking.
Functie
1 234567891011121314
P1RA;
1 234567891011121314
RA ;
1 234567891011121314
RA P1 ;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1–RF VERZWAKKING
00: OFF
01: ON
RIT
RT
Instellen OFF/ON of aflezen van de RIT verschuiving.