Kenwood TS-570DG User guide

GEBRUIKSAANWIJZING
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
PHONES
MIC
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
CLR
CH22CH3
F.LOCK
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
3
PWR
6
KEY
9
DELAY MENU
ENT
LSB USB
CW FSK
FM AM
1MHz
HF ZENDONTVANGER
TS-570D
UP
DOWN
SPLIT
TF-SET
M/V
A=B
SCAN M>VFO M.IN
CLEAR
DSP SLOPE
HIGH
U
C
W
O
L
A F R F
4 6
2
+
0 10
IF SHIFT SQL
4 6
2
0 10
LOW
8
8
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
A/B
RIT/XIT
M.IN
RIT
XIT
CH
KENWOOD CORPORATION
© B62-1547-00 (E)(MC) 09 08 07 06 05 04 03 02 01 00
BESCHREVEN MODEL
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op het volgende model:
TS-570D: HF Zendontvanger
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
Pak de zendontvanger voorzichtig uit. Controleer of de accessoires vermeld in de onderstaande lijst aanwezig zijn. Het verdient aanbeveling de doos en het verpakkingsmateriaal te bewaren voor het geval u de zendontvanger in de toekomst nogmaals moet vervoeren.
Accessoire
Microfoon
Gelijkstroom-voedingskabel
7-polige DIN stekker
13-polige DIN stekker
Zekering (25 A)
Zekering (4 A)
Gebruiksaanwijzing
Schematisch diagram/ blokschema (alleen voor de V.S. en Canada)
1
Onderdeelnummer
T91-0352-XX
E30-3157-XX
E07-0751-XX
E07-1351-XX
F05-2531-XX
F06-4027-XX
B62-1547-XX
Aantal
1
1
1
1
1
1
1
1
Bij dit produkt zijn batterijen geleverd. Wanneer deze leeg zijn, moet u ze niet weggooien maar inleveren als KCA
Breng deze zender/ontvanger terug naar uw KENWOOD dealer, zodat de lege lithium battery kan worden vervangen.
Wanneer de zender/ontvanger niet langer nodig is, breng deze dan terug naar uw dealer zodat deze battery veilig kan opruimen.
Garantiebewijs (alleen voor Europa, de V.S. en Canada)
1
Voor andere landen zijn de schematische diagrammen en blokschema’s los verkrijgbaar.
Deze zendontvanger heeft een staaf aan de onderzijde om de zendontvanger in de gewenste stand te draaien. Trek de staaf helemaal naar voren, zoals afgebeeld:
1
HARTELIJK DANK
Aanwijzing Ga als volgt te werk
Druk op de TOETS en laat deze los.
Houd TOETS1 ingedrukt en druk daarbij tevens TOETS2 in. Waar het om meer dan twee toetsen gaat, houdt u alle genoemde toetsen ingedrukt totdat u ook de laatste toets hebt ingedrukt.
Druk TOETS1 even kort in, laat
TOETS1 los en druk vervolgens TOETS2 in.
Met de zendontvanger uitgeschakeld, houdt u de TOETS ingedrukt en dan schakelt u de zendontvanger in met een druk op de
[ ] (STROOM)
schakelaar.
Druk op [TOETS].
Druk op [TOETS1]+[TOETS2].
Druk op [TOETS1], [TOETS2].
Druk op [TOETS]+[ ].
Hartelijk dank voor uw keuze van de KENWOOD TS-570D. Dit “Intelligent communicatiesysteem met digitale signaalverwerkingsfuncties” werd ontwikkeld door ons technisch team in een streven naar perfectie, en kwaliteit, dat tot uiting komt bij alle vernieuwingen die KENWOOD realiseert op het gebied van HF zendontvangers.
In deze zendontvanger is een 16-bit DSP digitale signaalprocessor ondergebracht voor het verwerken van de audiofrequenties. Volledig profijt trekkend van de DSP technologie, introduceert de zendontvanger geavanceerde interferentie-onderdrukkingsfuncties en een verbeterde audiokwaliteit van het signaal dat u uitzendt. U beschikt over een indrukwekkend technisch arsenaal in het komend gevecht met de QRM en QRN effecten van de nieuwe zonnevlekken-cyclus. Naarmate u vertrouwd raakt met het gebruik van de zendontvanger, zult u ontdekken dat bij KENWOOD een gebruikersvriendelijke bediening hoog in het vaandel staat. Telkens wanneer u bijvoorbeeld bij gebruik van de menufunctie het menu-nummer verandert, verschijnen in het display meerdere meldingen die u vertellen wat u aan het kiezen bent.
Maar ondanks het grote bedieningsgemak is en blijft deze zendontvanger een technisch geavanceerd apparaat en het is mogelijk dat diverse functies wellicht nieuw voor u zijn. Beschouw deze gebruiksaanwijzing als een persoonlijke introductie van het toestel door de ontwerpers ervan; volg de tekst eerst stap voor stap in een leerproces en dan zult u deze gebruiksaanwijzing in de toekomst alleen nog nodig hebben om af en toe eens iets op te zoeken.
TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig mogelijk te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is gekozen voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl. Dit overzichtelijk formaat zal u als lezer tijd besparen bij het vertrouwd raken met de bediening van het toestel. Het voornaamste is dat u spoedig praktisch met het toestel leert omgaan, zodat u de handleiding niet meer voortdurend hoeft te raadplegen, en dit boek als naslagwerk achter de hand kunt houden.
Belangrijke opmerkingen zijn als volgt in de tekst aangegeven:
WAARSCHUWING!
LET OP:
Opmerking:
Ter voorkoming van lichamelijk
letsel
Ter voorkoming van schade aan het
toestel
Belangrijke informatie of
bedieningsaanwijzing
KENMERKEN
De DSP technologie biedt u de volgende voorzieningen en eigenschappen:
•Topprestatie ontvangst-filters.
•Verbeterde Beat Cancel zwevingsonderdrukking en Noise Reducer ruisonderdrukking.
•Volledige bijregeling van het verzonden audiosignaal door voorzieningen zoals de TX Equalizer.
Mogelijkheid tot automatische Zero-beating voor de CW mode.
Voor een vriendelijke bediening beschikt de zendontvanger over:
Een hulpfunctie, die bestaat uit meldingen die in het display verschijnen en vertellen wat u kiest bij gebruik van de menu’s.
Een snel-toegangsgeheugen om de huidige instellingen van de zendontvanger op snelle en gemakkelijke wijze in een geheugenkanaal vast te leggen.
Een groot, duidelijke afleesbaar LCD display.
Opmerking:
volgorde om u stap-voor-stap bij de bediening te begeleiden. Aanvullende informatie die wel van belang is, maar niet essentieel voor het volbrengen van de bedieningsprocedure, wordt na alle stappen van de basisbediening puntsgewijs aangegeven.
De basisaanwijzingen zijn genummerd in de vereiste
N-i
INHOUDSOPGAVE
VOORZORGEN IV
HOOFDSTUK 1 INSTALLATIE 1
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE ................................... 1
AANSLUITEN VAN EEN AARDING .................................. 2
INSTALLEREN VAN EEN BLIKSEMAFLEIDER ............... 2
AANSLUITEN VAN DE
GELIJKSTROOMVOORZIENING .................................... 2
VERVANGEN VAN ZEKERINGEN .............................. 2
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES ................................ 3
VOORPANEEL ............................................................ 3
HOOFDTELEFOON-AANSLUITING (PHONES) .... 3
MICROFOON-AANSLUITING (MIC) ...................... 3
ACHTERPANEEL ........................................................ 3
EXTERNE LUIDSPREKER-UITGANG (EXT SP) ... 3 AANSLUITINGEN VOOR EEN SEINSLEUTEL EN
TOETSENBORD VOOR DE CW BEDIENING
(PADDLE EN KEY) ................................................ 3
HOOFDSTUK 2 UW EERSTE QSO 4
ONTVANGST ................................................................... 4
ZENDEN .......................................................................... 5
HOOFDSTUK 3 EERSTE VERKENNING 6
VOORPANEEL................................................................. 6
MICROFOON ................................................................... 9
ACHTERPANEEL ........................................................... 10
DISPLAY ......................................................................... 11
HOOFDSTUK 4 BASISBEDIENING 13
IN/UITSCHAKELEN VAN DE SPANNING ...................... 13
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE ..................... 13
AUDIO-FREQUENTIE (AF) VERSTERKING ............. 13
RADIO-FREQUENTIE (RF) VERSTERKING ............. 13
KIEZEN VAN VFO A OF VFO B ..................................... 13
KIEZEN VAN EEN BAND ................................................13
KIEZEN VAN DE MODE.................................................. 14
INSTELLEN VAN DE SQUELCH.................................... 14
KIEZEN VAN EEN FREQUENTIE .................................. 14
VOORPANEEL METER .................................................. 14
ZENDEN ......................................................................... 15
KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN ...................... 15
MICROFOON-GEVOELIGHEID/ VERSTERKING ..... 15
HOOFDSTUK 5 MENU-INSTELLINGEN 16
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S? ............................. 16
MENU A/ MENU B........................................................... 16
TOEGANG TOT DE MENU’S ..........................................16
MENU-CONFIGURATIE..................................................17
MENUFUNCTIES GERANGSCHIKT PER
ONDERWERP ................................................................19
HOOFDSTUK 6 VERBINDINGEN MAKEN 20
ZENDEN OP SSB ........................................................... 20
ZENDEN OP CW ............................................................ 21
AUTOMATISCHE ZERO-BEATING ........................... 21
TX MEELUISTER-ZIJTOON/ RX TOONHOOGTE-
FREQUENTIE ............................................................21
ZENDEN OP FM ............................................................. 22
KIEZEN VAN DE FM ZEND-AFWIJKING ................... 22
ZENDEN OP AM ............................................................. 22
HOOFDSTUK 7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES 23
DUPLEX-BEDIENING
(GESCHEIDEN FREQUENTIES) ................................... 23
TF-SET (ZENDFREQUENTIE INSTELLEN) .............. 23
FM ZENDEN MET REPETEERZENDERS
(REPEATERS) ................................................................24
KIEZEN VAN DE SUBTOON-FREQUENTIE ............. 25
CONTINUE OF BURST SUBTOON?......................... 25
GEBRUIK VAN HET FM CTCSS SYSTEEM .................. 25
DIGITALE FUNCTIES .....................................................26
RTTY (SEINEN MET
FREQUENTIEVERSCHUIVING) ............................... 26
AMTOR/ PACKET/ PACTOR/ G-TOR™/ CLOVER .... 27
“SLOW SCAN TV”/ FACSIMILE ..................................... 28
SATELLIET-AFSTEMMING .............................................28
HOOFDSTUK 8 NUTTIGE VOORZIENINGEN 29
ONTVANGST .................................................................. 29
KIEZEN VAN DE GEWENSTE FREQUENTIE ........... 29
DIRECTE FREQUENTIEKEUZE .......................... 29
GEBRUIK VAN HET 1 MHz INTERVAL ................ 29
SNEL DOORLOPEN VAN FREQUENTIES .......... 29
FIJNAFSTEMMING ...............................................29
GELIJKSCHAKELEN VAN DE VFO
FREQUENTIES (A=B) ..........................................30
RIT (RECEIVE INCREMENTAL TUNING) ................. 30
AGC (AUTOMATISCHE GEVOELIGHEID-
TIJDINSTELLING) ...................................................... 30
RX ONTVANGST-EQUALIZER .................................. 30
ZENDEN ......................................................................... 31
VOX (STEMGESCHAKELD ZENDEN) ...................... 31
MICROFOON-INGANGSNIVEAU ........................ 31
WACHTTIJD VOOR HET TERUGSCHAKELEN ...
SPRAAKPROCESSOR .............................................. 32
XIT (TRANSMIT INCREMENTAL TUNING) ............... 32
AANPASSEN VAN UW ZENDSIGNAAL .................... 33
AANPASSEN VAN DE ZENDBANDBREEDTE
(SSB/AM) ..............................................................33
EQUALIZER VOOR HET VERZONDEN
AUDIOSIGNAAL (SSB/FM/AM) ........................... 33
MONITORFUNCTIE VOOR VERZONDEN SIGNAAL ....
ZENDBLOKKERING ................................................... 33
VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE
TIJDENS HET ZENDEN .............................................33
CW BREAK-IN ................................................................ 34
GEBRUIK VAN SEMI BREAK-IN OF FULL BREAK-IN ...
ELEKTRONISCHE SLEUTEL ......................................... 34
VERANDEREN VAN DE SEINSNELHEID ................. 34
AUTOMATISCHE GEWICHTSAFSTELLING ............. 34
OMGEKEERDE GEWICHTSAFSTELLING .......... 34
WIJZIGEN VAN DE VERGRENDELDE
GEWICHTSAFSTELLING ........................................... 35
“BUG-KEY” FUNCTIE ................................................. 35
CW BERICHTENGEHEUGEN ................................... 35
VASTLEGGEN VAN EEN CW BERICHT ............. 35
CONTROLEREN VAN EEN CW BERICHT
ZONDER DIT TE VERZENDEN ........................... 35
VERZENDEN VAN EEN CW BERICHT ............... 35
HOOFDSTUK 9 ONDERDRUKKEN VAN INTERFERENTIE 36
IF FILTER ........................................................................36
VERANDEREN VAN DE IF FILTER-BANDBREEDTE ....
“IF SHIFT” MIDDENFREQUENTIE-VERSCHUIVING....
31
33
34
36 36
N-ii
NOISE BLANKER STOORPULS-ONDERDRUKKING ... 36
ATT VERZWAKKINGSREGELING ................................. 37
VOORVERSTERKER .....................................................37
DSP BEDIENINGSFUNCTIES ....................................... 37
AANPASSEN VAN DE ONTVANGST-
BANDBREEDTE ......................................................... 37
SSB/ FM/ AM MODE ............................................. 37
CW/ FSK MODE ................................................... 38
BEAT CANCEL ZWEVINGSONDERDRUKKING ....... 38
N.R. RUISONDERDRUKKING .................................. 38
WIJZIGEN VAN HET NR1 NIVEAU ...................... 38
INSTELLEN VAN DE TIJDCONSTANTE VOOR
RUISONDERDRUKKING 2 .................................. 38
HOOFDSTUK 10 GEHEUGENFUNCTIES 39
VOEDING VAN HET MICROPROCESSOR-GEHEUGEN ...
CONVENTIONEEL GEHEUGEN ................................... 39
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE
GEHEUGENKANALEN ..............................................39
SIMPLEX KANALEN .............................................39
DUPLEX KANALEN, VOOR GESCHEIDEN
FREQUENTIES ....................................................40
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT EEN GEHEUGENKANAAL, DOORLOPEN VAN HET
GEHEUGEN ...............................................................40
GEHEUGEN-OPROEPFUNCTIE ......................... 40
GEHEUGEN-DOORLOOPFUNCTIE ................... 41
TIJDELIJK VERANDEREN VAN DE
FREQUENTIE .......................................................41
GEHEUGEN-VFO DUPLEX GEBRUIK ................ 41
GEHEUGENGEGEVENS-OVERDRACHT ................ 42
GEHEUGEN VFO GEGEVENSOVERDRACHT ..
KANAAL KANAAL GEGEVENSOVERDRACHT ...
VASTLEGGEN VAN FREQUENTIEBEREIKEN ......... 43
CONTROLEREN VAN DE BEGIN/
EINDFREQUENTIES ............................................43
PROGRAMMEERBARE VFO .............................. 43
WISSEN VAN GEHEUGENKANALEN ....................... 43
VOLLEDIG TERUGSTELLEN VAN ALLE
GEHEUGENKANALEN (RESET) ......................... 43
OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN
(LOCKOUT) .......................................................... 44
SNEL TOEGANKELIJK GEHEUGEN ............................. 44
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN HET
SNELLE-TOEGANGSGEHEUGEN ........................... 44
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT HET
SNELLE-TOEGANGSGEHEUGEN ........................... 45
TIJDELIJK VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE ... SNELGEHEUGEN VFO
GEGEVENSOVERDRACHT ...................................... 45
HOOFDSTUK 11 SCAN DOORLOOPFUNCTIES 46
PROGRAMMA-SCAN ..................................................... 46
SCAN-ONDERBREKING ............................................ 46
GEHEUGEN-SCAN ........................................................ 47
ALLE-KANALEN SCANFUNCTIE .............................. 47
GROEPSSCAN .......................................................... 47
HOOFDSTUK 12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES 48
TERUGSTELLEN VAN DE MICROPROCESSOR
(RESET) .......................................................................... 48
OORSPRONKELIJKE INSTELLINGEN ..................... 48
DEELS TERUGSTELLEN ........................................... 48
VOLLEDIG TERUGSTELLEN .................................... 48
39
42 42
45
OVERSCHAKELEN TUSSEN ANT 1 EN ANT 2 ............. 48
F.LOCK TOETSBLOKKEERFUNCTIE ........................... 48
PIEPTOONFUNCTIE ...................................................... 49
DIMMEN VAN DE DISPLAY-VERLICHTING .................. 49
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN ................ 49
SNELLE GEGEVENSOVERDRACHT ............................ 50
OPSTELLEN ..............................................................50
VEREISTE APPARATUUR ................................... 50
AANSLUITINGEN ................................................. 50
GEBRUIK VAN DE SNELLE
GEGEVENSOVERDRACHT ...................................... 50
OVERBRENGEN VAN GEGEVENS .................... 50
ONTVANGST VAN GEGEVENS .......................... 50
COMPUTER-BESTURING .............................................. 51
OPSTELLEN ..............................................................51
VEREISTE APPARATUUR ................................... 51
AANSLUITINGEN ................................................. 51
COMMUNICATIE-PARAMETERS.............................. 51
GEBRUIK VAN EEN TRANSVERTER ............................ 51
AUTOMATISCHE ANTENNETUNER ............................. 52
VOORINSTELLEN VAN BANDEN ............................. 52
DRU-3A DIGITAAL OPNAMESYSTEEM
(LOS VERKRIJGBAAR) .................................................. 53
OPNEMEN VAN BERICHTEN ................................... 53
WEERGAVE VAN EEN BERICHT ............................. 53
CONTROLEREN VAN BERICHTEN .................... 53
VERZENDEN VAN BERICHTEN ......................... 54
VERANDEREN VAN DE PAUZE TUSSEN DE
BERICHTEN ......................................................... 54
VERANDEREN VAN DE GELUIDSSTERKTE ..... 54
VS-3 STEMSYNTHESIZER (LOS VERKRIJGBAAR) ..... 55
HOOFDSTUK 13 LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES 56
HOOFDSTUK 14 INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES 57
VERWIJDEREN VAN HET ONDERPANEEL .................. 57
DRU-3A DIGITALE OPNAME-EENHEID ........................ 57
VS-3 STEMSYNTHESIZER-EENHEID ........................... 58
YK-88C-1/ YK-88CN-1/ YK-88SN-1 FILTERS ................. 58
SO-2 TEMPERATUUR-GECOMPENSEERDE
KRISTAL-OSCILLATOR (TCXO) .................................... 59
HOOFDSTUK 15 AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR 60
COMPUTER ...................................................................60
COMPATIBELE ZENDONTVANGER ............................. 60
RTTY APPARATUUR ......................................................61
LINEAIRE VERSTERKER ............................................... 61
ANTENNETUNER ........................................................... 61
MCP EN TNC ..................................................................62
HOOFDSTUK 16 ONDERHOUD 63
ALGEMENE INFORMATIE .............................................. 63
ONDERHOUD ............................................................63
BIJ TECHNISCHE VRAGEN ..................................... 63
REINIGING ................................................................. 63
INTERNE BIJSTELLINGEN ............................................ 64
IJKEN VAN DE REFERENTIE-FREQUENTIE ........... 64
VERVANGEN VAN DE INTERNE ZEKERING ........... 64
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN .................................... 65
SPECIFICATIES 68
AANHANGSEL 70
N-iii
VOORZORGEN
U wordt verzocht alle veiligheidsvoorschriften en gebruiksaanwijzingen goed door te lezen alvorens u het toestel in gebruik neemt. U kunt zondermeer een optimale werking van het toestel verwachten als u de veiligheidswenken en aanwijzingen in de handleiding goed opvolgt. Bewaar de handleiding goed. U zult deze later vast nogmaals willen raadplegen.
1 Gebruik alleen een voorgeschreven voedingsbron
Sluit dit toestel alleen aan op een voorgeschreven voedingsbron welke is aangegeven in de gebruiksaanwijzing of op het toestel zelf.
2Wees voorzichtig met de stroomsnoeren
Breng de stroomsnoeren op een veilige manier aan. Zorg dat er niet op de snoeren gestaan wordt, en dat de snoeren niet door voorwerpen worden afgeklemd. Let hier in het bijzonder goed op in de buurt van het stopcontact, een verloopstekker of op het punt waar de snoeren op het toestel zijn aangesloten.
3Voorkom elektrische schokken
Pas op dat er geen voorwerpen of vloeistoffen via de ventilatieroosters in het toestel terecht komen. Als er metalen voorwerpen als haarspelden of naalden in het inwendige van het toestel terecht komen, kan elektrische sluiting worden veroorzaakt, hetgeen zal leiden tot een gevaarlijke elektrische schok. Pas op dat kinderen geen voorwerpen in het toestel steken.
4 Aarding en polarisatie
Negeer de in deze handleiding gevolgde methode voor aarding en elektrische polarisatie niet. Dit geldt in het bijzonder voor het stroomsnoer.
5 Aard de buitenantenne goed
De met dit toestel gebruikte buitenantenne’s dienen op afdoende wijze te worden geaard. Een goede aarding zal het systeem beschermen tegen spanningspieken zoals bij onweer. Juiste aarding zal tevens de kans tot statische ontladingen verminderen.
Voorbeeld aarden van antenne
Antenne­aansluitdraad
Aardeklem
Antenne­ontlaadeenheid
Aarden van geleiders
Elektrisch onderhoudtoestel
Aardeklemmen
Spanning aarden van elektrode systeem
6 Afstand van antenne tot elektriciteitsleidingen
De afstand van een buitenantenne tot een elektriciteitsleiding dient tenminste anderhalf maal de verticale hoogte van de antenne inclusief steunstructuur te zijn. Mocht de antenne bij een dergelijke afstand omvallen, dan kan met zekerheid worden aangenomen dat de elektriciteitsleiding niet wordt geraakt.
7Ventilatie
Plaats het toestel zodanig dat een goede luchtdoorstroming mogelijk is. Plaats geen boeken of andere voorwerpen op het toestel die de ventilatie kunnen belemmeren. Houd een minimale afstand van 10 cm tussen de achterzijde van het toestel en de muur of de kast aan.
8 Pas op voor water en vocht
Gebruik het toestel niet in de buurt van water of andere vochtige plaatsen. Houd het toestel uit de buurt van een doucheruimte, het aanrecht of het zwembad, en stel het toestel niet op in een vochtige kelder of zolderkamer.
9Vreemde geur of rook
Schakel het toestel onmiddellijk uit als een vreemde geur of rook wordt waargenomen. Neem zo spoedig mogeljk contact op met een KENWOOD service-centrum of uw dealer.
10 Vermijd hoge temperaturen
Houd het toestel uit de buurt van warmtebronnen als verwarmingselementen, versterkers of andere apparaten die veel warmte kunnen opwekken.
11 Reiniging
Gebruik geen vluchtige stoffen zoals alcohol, thinner of wasbenzine om de behuizing van het toestel te reinigen. Gebruik hiervoor een schone, zachte doek gedrenkt in een oplossing van water met een mild schoonmaakmiddel.
12 Als het toestel lang niet wordt gebruikt
Trek de stekker uit het stopcontact als u denkt het toestel voor langere tijd niet te zullen gebruiken.
13 Onderhoud
Verwijder de ombouw van dit toestel alleen als dit voor aansluiting van een accessoire of dergelijke in deze handleiding of in aanverwante documentatie wordt gevraagd. Volg de bijgeleverde aanwijzingen strikt op. Indien u niet vertrouwd bent met dit soort werkzaamheden, dan raden wij u aan de hulp van een meer ervaren persoon in te schakelen, of de werkzaamheden toe te vertrouwen aan een deskundig vakman.
14 Beschadiging waarvoor service is vereist
Raadpleeg een deskundig vakman in de volgende gevallen:
a) Als de stroomvoorziening of het netsnoer is
beschadigd.
b) Als er voorwerpen of vloeistoffen in het toestel terecht
zijn gekomen.
c) Als het toestel door regen nat is geworden.
d) Als het toestel abnormaal of zeer slecht werkt.
e) Als het toestel is gevallen of als de ombouw is
beschadigd.
N-iv
INSTALLATIE
1
Installeren en aansluiten van een antennesysteem {zie blz. 1}.
Installeren van een aardingssysteem dat voldoet aan de vereisten van gelijkstroom- en RF-aarding {zie blz. 2}.
Inatalleren van een bliksemafleider ter beveiliging van het antennesysteem, uw persoon en uw bezittingen {zie blz. 2}.
AANSLUITEN VAN DE ANTENNE
Het gebruikte soort antennesysteem, bestaande uit de antenne, het aardvlak en de voedingslijn, heeft grote invloed op de kwaliteit van uw verbindingen. Gebruik een correct afgeregelde 50Ω antenne van goede kwaliteit, opdat uw zendontvanger maximale prestaties zal kunnen leveren. Gebruik voor de 50 coaxkabel en de coaxiale aansluitstekker slechts materialen van de beste kwaliteit. Zorg dat de aanpassing tussen de coaxkabel en de antenne zodanig is dat de staande-golf verhouding (SWR) beter is dan 1,5:1. Alle verbindingen moeten degelijk en stevig aangesloten worden.
Hoewel het beveiligingscircuit van de zendontvanger in werking treedt wanneer de SWR groter wordt dan 2,5:1, mag u dit niet beschouwen als een afdoende remedie voor een slecht werkend antennesysteem. Door een hoge SWR waarde zal het uitgangsvermogen van de zender afnemen. Het kan tevens storing veroorzaken in radio-toestellen en andere huiskamer-apparatuur zoals een TV-toestel en een stereo-installatie. Het kan zelfs leiden tot HF-storingen in de zendontvanger zelf. Rapporten dat uw signaal vervormd of onverstaanbaar klinkt, met name bij maximale modulatie, kunnen een aanwijzing vormen dat uw antennesysteem het vermogen van de zender niet efficiënt uitstraalt in de ruimte. Als u tijdens het moduleren een prikkelende tinteling voelt bij het aanraken van de transceiver of metalen delen van de microfoon, kunt u aannemen dat op z’n minst de coax­aansluiting aan de achterkant van de zendontvanger is losgeraakt.
Sluit uw antenneleiding aan op ANT 1. Gebruikt u twee antennes, sluit de tweede antenne dan aan op ANT 2.
LET OP:
ALS U GAAT ZENDEN ZONDER EERST EEN ANTENNE OF ANDERE BELASTING AAN TE SLUITEN, KAN ER SCHADE AAN DE ZENDONTVANGER ONTSTAAN. ZORG VOOR HET ZENDEN ALTIJD DAT ER EEN ANTENNE NAAR BEHOREN OP DE ZENDONTVANGER IS AANGESLOTEN.
SLUIT OOK ALTIJD EEN BLIKSEMAFLEIDER AAN, OM HET GEVAAR VOOR BRAND, EEN ELEKTRISCHE SCHOK OF SCHADE AAN DE ZENDONTVANGER TE VOORKOMEN.
Installeren en aansluiten van een gelijkstroom­voedingssysteem {zie blz. 2}.
Aansluiten van alle accessoires op de transceiver {zie blz. 3 en 60}. Op deze zendontvanger kunt u de volgende accessoires aansluiten:
• Microfoon
• Antennetuner
• CW seinsleutel
• Computer
• TNC/ Multimode communicatie-processor
• Hoofdtelefoon
• Externe luidspreker
• RTTY radio-teletype apparatuur
• Lineaire versterker
SIGNAALVERLIES (IN DB, BIJ BENADERING) PER 30 METER TRANSMISSIELIJN VAN 50 MET JUISTE AANPASSING
Gebruik de onderstaande tabel slechts als algemene richtlijn. De specificaties kunnen voor verschillende merken nogal uiteenlopen.
Transmissielijn
RG-174, -174A
RG-58A, -58C
3D-2V
RG-58, -58B
RG-58 schuim
RG-8X
5D-2V
RG-8, -8A, -9, -9A, -9B,
-213, -214, -215
5D-FB
RG-8 schuim
8D-2V
10D-2V
9913
8D-FB
10D-FB
12D-FB
RG-17, -17A
13 mm harde kabel
20D-2V
19 mm harde kabel
22 mm harde kabel
NV: Niet verkrijgbaar
3,5 MHz
2,3
0,75
0,80
0,65
0,70
0,50
0,45
0,38
NV
0,29
0,29
0,24
0,24
NV
NV
NV
0,13
0,12
< 0,10
< 0,10
< 0,10
14 MHz 30 MHz
4,3
1,6
1,5
1,5
1,4
1,0
0,93
0,80
0,80
0,60
0,60
0,50
0,48
0,48
0,37
0,33
0,29
0,26
0,25
0,21
0,16
6,4
2,6
2,3
2,3
2,1
2,0
1,4
1,2
1,0
0,90
0,90
0,72
0,70
0,68
0,54
0,45
0,48
0,40
0,39
0,32
0,26
N-1
1 INSTALLATIE
1
AANSLUITEN VAN EEN AARDING
Een goede aarding is een minimale vereiste om de gebruiker te beschermen tegen eventuele elektrische schokken, en om te voorkomen dat andere elektronische apparatuur in de nabije omgeving door de zendontvanger kan worden gestoord. Voor een echt optimaal communicatieresultaat (RF) verbindt u best uw antenne met een goede hoogfrequent aarding. Breng hiervoor een of meerdere aardstaven of koperplaten aan onder de grond en verbind dezemet de GND aansluiting van de transceiver. Gebruik voor de verbinding een zo kort mogelijk stevig stuk draad of koperen strook. Let op dat alle verbindingen zuiver zijn en stevig contact maken.
INSTALLEREN VAN EEN BLIKSEMAFLEIDER
Ga zorgvuldig te werk bij het beveiligen van uw apparatuur en uw woning tegen blikseminslag. Ook in gebieden waar maar zelden onweer is, zal er toch enkele malen per jaar sprake zijn van kans op onweer en blikseminslag. Neem het zekere voor het onzekere, raadpleeg een expert of vraag officiële informatie aan en bestudeer deze om de beste beveiliging tegen blikseminslag voor uw installatie te bepalen.
Het installeren van een bliksemafleider is een goed begin, maar er is meer dat u kunt doen. Zo kunt u bijvoorbeeld de transmissielijnen van uw antennesysteem aansluiten op een ingangspaneel dat u buitenshuis installeert. Zorg voor een goede aarding van het ingangspaneel en sluit uw zendontvanger dan met geschikte leidingen aan op dit paneel. Als er dan onweer dreigt of losbarst, kunt u voor de beste beveiliging de leidingen van het paneel op uw transceiver losmaken.
LET OP:
MAKEN VAN EEN GASBUIS (HETGEEN UITERAARD GEVAARLIJK IS), VAN EEN PLASTIC WATERLEIDINGSBUIS OF DE RANDAARDE VAN HET ELEKTRICITEITSNET, DIE VERBONDEN IS MET DE BEDRADING VAN DE GEHELE WONING EN DERHALVE ALS ANTENNE KAN GAAN WERKEN.
PROBEER NIET OM VOOR AARDING GEBRUIK TE
Sluit eerst de gelijkstroomvoedingskabel aan op de gelijkstroomvoedingsbron en controleer de polariteit (rood:positief, zwart: negatief). Sluit vervolgens de stekker van de gelijkstroomvoedingskabel aan op de “DC 13.8 V” gelijkstroomingang op het achterpaneel van de zendontvanger. Druk de gelijkstroomstekker stevig in de aansluitbus van de zendontvanger tot het vergrendelnokje vastklikt.
Zekeringhouders
Zwart
Gelijkstroomvoeding
Rood
TS-570
DC 13,8 V
VERVANGEN VAN ZEKERINGEN
Als er een zekering doorslaat, dient u de oorzaak daarvan op te sporen en het probleem te verhelpen. Pas daarna mag u de zekering door een nieuwe vervangen. Als er herhaaldelijk zekeringen doorslaan, ontkoppel dan de voedingsstekker en raadpleeg uw dealer of de dichtstbijzijnde onderhoudsdienst voor technische bijstand.
Plaats van de zekering
TS-570
Bijgeleverde
gelijkstroom-voedingskabel
Stroomsterkte van de zekering
4 A
(Voor een externe antennetuner)
25 A
AANSLUITEN VAN DE GELIJKSTROOMVOORZIENING
Voor gebruik van deze zendontvanger als een vast station dient u een in de handel verkrijgbare 13,8 V gelijkstroom­voedingsbron aan te sluiten. Sluit de transceiver NIET rechtstreeks op het lichtnet aan. Gebruik de bijgeleverde gelijkstroom-voedingskabel om de zendontvanger op een passende voedingsbron aan te sluiten. Vervang de kabel niet door een snoer met kleinere diameter. De stroomleveringscapaciteit van uw voedingsbron moet 20,5 A of meer bedragen.
LET OP:
ALVORENS DE VOEDING OP DE ZENDONTVANGER AAN TE SLUITEN, DIENT U EERST ZOWEL DE VOEDING ALS DE ZENDONTVANGER UIT TE SCHAKELEN.
STEEK DE NETSNOERSTEKKER VAN DE GELIJKSTROOMVOEDING PAS IN HET STOPCONTACT NADAT ALLE AANSLUITINGEN TOT STAND ZIJN GEBRACHT.
LET OP:
DOOR EEN NIEUWE NADAT U DE OORZAAK VAN HET DOORSLAAN HEBT OPGESPOORD EN VERHOLPEN. GEBRUIK TER VERVANGING UITSLUITEND EEN NIEUWE ZEKERING VAN HET AANGEGEVEN AMPERAGE.
VERVANG EEN DOORGESLAGEN ZEKERING PAS
N-2
AANSLUITEN VAN ACCESSOIRES
TS-570
+
VOORPANEEL
1 INSTALLATIE
1
HOOFDTELEFOON-AANSLUITING (PHONES)
Gebruik een hoofdtelefoon met een impedantie van 4 tot 32 . U kunt ook een stereo hoofdtelefoon aansluiten. Zodra u de hoofdtelefoon aansluit, zal de ingebouwde luidspreker (en een optionele externe luidspreker) geen geluid meer geven. Sluit een hoofdtelefoon aan met een 6,0 mm diameter 2-polige (mono) of 3-polige (stereo) stekker.
MICROFOON-AANSLUITING (MIC)
Voor het voeren van gesprekken sluit u op de MIC aansluiting een microfoon aan met een impedantie van 250 tot 600 . Steek de stekker van uw microfoon stevig in de aansluitbus en draai vervolgens de borgring vast. Geschikte microfoons zijn bijvoorbeeld de modellen MC-43S, MC-47, MC-60A, MC-80, MC-85 en MC-90. Gebruik niet de modellen MC-44, MC-44DM, MC-45, MC-45E, MC-45DM, MC-45DME, MC-52DM of MC-53DM, want deze microfoons zijn niet geschikt.
ACHTERPANEEL
EXTERNE LUIDSPREKER-UITGANG (EXT SP)
Voor het aansluiten van een externe luidspreker dient u te controleren of deze een impedantie van 8 heeft. Gebruik voor het aansluiten een 2-polige (mono) ministekker met een diameter van 3,5 mm. Bij gebruik van een externe luidspreker zal de ingebouwde luidspreker geen geluid weergeven.
WAARSCHUWING!
GEEN HOOFDTELEFOON AAN. HET HOGE AUDIO­UITGANGSVERMOGEN ZOU UW GEHOOR KUNNEN BESCHADIGEN.
SLUIT OP DE LUIDSPREKERUITGANG
Hoofdtelefoon
DOWNe
Microfoon
Externe luidspreker
TS-570
iGND (STBY)
MICq PTTw
UPr
MIC aansluiting (vooraanzicht)
uGND (MIC)
yNC
t
8 V (max. 10 mA)
AANSLUITINGEN VOOR EEN SEINSLEUTEL EN TOETSENBORD VOOR DE CW BEDIENING (PADDLE EN KEY)
Voor de CW bediening met de interne elektronische sleutel sluit u een “paddle” bedieningseenheid aan op de PADDLE aansluitbus. Voor CW bediening zonder de interne elektronische sleutel sluit u een gewone seinsleutel, een halfautomatische sleutel (“Bug”), een losse elektronische sleutel of de CW seinsleutel-uitgang van een MCP multimode communicatie-processor aan op de KEY aansluiting. Deze aansluitbussen zijn geschikt voor resp. een 6,0 mm 3-polige stekker en een 3,5 mm 2-polige stekker. Een externe elektronische sleutel moet positieve signalen kunnen leveren om geschikt te zijn voor deze zendontvanger. Sluit de seinsleutel e.d. aan op de zendontvanger met een afgeschermd snoer.
Opmerking:
elektronische sleutel, zult u wellicht besluiten dat het niet nodig is zowel een “paddle” bedieningseenheid als een ander type sleutel aan te sluiten, tenzij u speciaal een toetsenbord wilt gebruiken voor de CW bediening. Het is aanbevolen dat u zich vertrouwd maakt met de werking van de interne elektronische sleutel, door het doorlezen van de beschrijving onder “ELEKTRONISCHE SLEUTEL” {zie blz. 34}, alvorens u besluit een andere bedieningseenheid aan te sluiten.
Dankzij de veelzijdige functionaliteit van de interne
Aarde
• Rechte sleutel • Paddle
• Bug
• Elektronische sleutel
• MCP CW uitgangssignaal
Aarde Strepen Punten
N-3
ro
2 UW EERSTE QSO
UW EERSTE QSO
ZENDEN
ti we
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
AT TUNE
PHONES
MIC
CH1
CH22CH3
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB USB
PWR
CW FSK
KEY
FM AM
DELAY MENU 1MHz
Nadat u hebt afgestemd op enkele zenders, zoals beschreven in de voorgaande paragraaf “ONTVANGST”, kunt u proberen om zelf contact te leggen.
q Laten we aannemen dat u al heeft ingesteld op de juiste
afstemband en de juiste afstemmode (zie de stappen 1 t/m 7 in “ONTVANGST”), dan kunt u met de centrale Afstemknop afstemmen op een zender of instellen op een vrije frequentie.
w Druk even kort op de [AT TUNE] toets.
De aanduiding “AT” verschijnt.
e Druk op de [AT TUNE] toets en houd de toets ingedrukt
om de ingebouwde antennetuner in te schakelen.
De aanduiding “AT” knippert en de aanduiding “TX”
verschijnt.
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
q
UP
DOWN
TF-SET
SPLIT
M/V
A=B
SCAN M>VFO M.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+
CH
u
r SSB: Druk op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling in te schakelen.
De aanduiding “MIC-50” verschijnt.
CW: Deze stap kan worden overgeslagen.
t Druk op de [SEND] toets.
De aanduiding “TX” verschijnt.
y Nu kunt u in de microfoon spreken of voor de CW band
met uw seinsleutel gaan seinen.
u SSB: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MULTI/CH regelaar zodanig in dat de ALC meter uitslaat overeenkomstig het niveau van uw stem.
Het afstemmen hoort in minder dan 20 seconden
voltooid te zijn. De aanduiding “AT” stopt met knipperen en de aanduiding “TX” verdwijnt.
Als het afstemmen niet in ongeveer 20 seconden is
voltooid, hoort u pieptonen die u hierop attent maken. Druk op de [AT TUNE] toets om de pieptonen uit te schakelen en te stoppen met afstemmen. Controleer vervolgens eerst uw antennesysteem voordat u verder gaat.
Opmerking:
Na 60 seconden wordt automatisch met afstemmen
gestopt. De aanduiding “AT” zal dan doven en pieptonen stoppen.
CW: Deze stap kan worden overgeslagen.
i Druk nogmaals op de [SEND] toets wanneer u wilt
terugkeren naar ontvangst.
o Druk nogmaals op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling uit te schakelen.
Hiermee is uw eerste kennismaking met de TS-570 compleet, maar natuurlijk is er nog enorm veel te ontdekken. In het hoofdstuk “BASISBEDIENING” {zie blz. 13} en de eropvolgende hoofdstukkken vindt u een volledige beschrijving van alle functies van de zendontvanger, te beginnen met de meest essentiële en meest gebruikte functies.
N-5
2 UW EERSTE QSO
Nu u de TS-570 hebt geïnstalleerd, kunt u het toestel gaan uitproberen. De onderstaande aanwijzingen zijn zo kort mogelijk gehouden en dienen slechts ter kennismaking met de functies. Als er iets niet geheel duidelijk is of niet naar wens verloopt, maakt u zich geen zorgen, u zult de betreffende functie later weer tegenkomen in een veel uitgebreideer beschrijving.
ONTVANGST
tw
Opmerking:
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
CH22CH3
MIC
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
PHONES
Hieronder worden alleen de toetsen en regelaars
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB USB
PWR
CW FSK
KEY
FM AM
DELAY MENU 1MHz
y
u
behandeld die nodig zijn voor een vluchtige eerste kennismaking met de zendontvanger.
q Stel de volgende regelaars in als aangegeven:
AF regelaar: geheel naar links
RF regelaar: geheel naar rechts
DSP SLOPE (HIGH) regelaar:
geheel naar rechts
DSP SLOPE (LOW) regelaar:
geheel naar links
IF SHIFT regelaar: middelste stand
SQL regelaar: geheel naar links
w Schakel de gelijkstroomvoeding in en druk vervolgens
] (STROOM) schakelaar in en houd deze even
de [ ingedrukt.
De zendontvanger zal nu inschakelen. De aanduidingen en frequentiecijfers zullen in het display oplichten.
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
q q
qr q
q q
UP
DOWN
SPLIT
TF-SET
M/V
A=B
SCAN M>VFO M.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+
CH
e
e VFO A moet nu ingesteld zijn voor zenden en ontvangen,
en u dient “tA” in het display te zien. Is dit niet het geval, druk dan op de [A/B] toets.
r Draai nu de AF regelaar geleidelijk naar rechts tot u een
redelijk niveau van achtergrondruis hoort.
t Stel in op een amateurband door indrukken van de [UP]
of [DOWN] toets.
y Kies een afstemmode door indrukken van de
[LSB/USB] toets of de [CW/FSK] toets.
Druk nogmaals op dezelfde toets om in te stellen op de tweede functie van de toets. Door meermalen indrukken van de [LSB/USB] toets bijvoorbeeld, kunt u heen en weer schakelen tussen de onderste zijband en de bovenste zijband.
u Draai aan de centrale Afstemknop om op een zender af
te stemmen.
Als u geen zender kunt horen terwijl er wel een antenne op de zendontvanger is aangesloten, staat er wellicht ingesteld op de verkeerde antenne­aansluiting. Door indrukken van de [ANT] toets schakelt u over tussen de antenne 1 en de antenne 2 antenne-aansluiting.
Als u de [ ] (STROOM) schakelaar langer dan
2seconden ingedrukt houdt, wordt de zendontvanger weer uitgeschakeld.
UW EERSTE QSO
N-4
EERSTE VERKENNING
VOORPANEEL
q
w
r y
e t
i u
o
!0
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
PHONES
MIC
CH22CH3
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB USB
PWR
CW FSK
KEY
FM AM
DELAY MENU 1MHz
!1
qq
q (STROOM) aan/uit-schakelaar
qq
Druk deze schakelaar in en houd de knop even ingedrukt om de zendontvanger in te schakelen. Nogmaals indrukken om het toestel weer uit te schakelen {zie blz. 13}.
ww
w PF programmeerbare functietoets
ww
Zie “PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN” {op blz. 49} om een door u gewenste functie aan deze toets toe te wijzen. De oorspronkelijk ingestelde functie voor de toets is stem 1 {zie blz. 55}.
ee
e PRE-AMP voorversterkertoets
ee
Druk op deze toets om de ontvangst-voorversterker {zie blz. 37} in of uit te schakelen.
rr
r AT T verzwakkingstoets
rr
Druk op deze toets om de ontvangst-verzwakkingsregeling {zie blz. 37} in of uit te schakelen.
tt
t PROC spraakprocessortoets
tt
Druk op deze toets om de spraakprocessor voor zenden {zie blz. 32} in of uit te schakelen.
yy
y VOX stemgeschakelde zendstarttoets
yy
Bij alle spraakmodes, dient deze toets voor het in- en uitschakelen van de Voice-Operated Transmit (VOX) functie om te beginnen met zenden wanneer u spreekt {zie blz. 31}. In de CW mode dient de toets voor het in- en uitschakelen van de Break-in functie {zie blz. 34}.
uu
u AT TUNE antennetuner-inschakeltoets
uu
Gebruik deze toets voor het inschakelen van de inwendige antennetuner {zie blz. 52} of een externe antennetuner.
ii
i SEND zend/ontvangtoets
ii
Druk op deze toets om de transceiver over te schakelen tussen zenden en ontvangen {zie blz. 15}.
oo
o PHONES hoofdtelefoon-aansluiting
oo
Sluit op deze stekkerbus een hoofdtelefoon aan. Bij het insteken van de stekker in deze aansluitbus wordt het geluid van de luidspreker automatisch uitgeschakeld {zie blz. 3}.
N-6
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
UP
DOWN
SPLIT
M/V
SCAN M>VFO M.IN
!0!0
!0 MIC microfoon-aansluiting
!0!0
TF-SET
A=B
A/B
CLEAR
MR
M.IN
RIT
XIT
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
RIT/XIT
+
CH
Steek de stekker van een geschikte microfoon in deze stekkerbus en draai dan de borgring van de stekker stevig vast {zie blz. 3}.
!1!1
!1 Multifunctioneel cijfertoetsenpaneel
!1!1
Deze dubbele rij toetsen (in totaal 10 toetsen) links van de Afstemknop dient onder andere voor het invoeren van numerieke gegevens. De toetsen hebben daarnaast nog een aantal andere functies.
CH 1, CH 2, CH 3 toetsen
Gebruik deze toetsen voor de keuze van functies die te maken hebben met de interne elektronische sleutel {zie blz. 34} en de DRU-3A digitale opnamesysteem {zie blz. 53}.
ANT antennekeuzetoets
Druk op deze toets om te kiezen voor antenne 1 of antenne 2, aangesloten op de ANT 1 of ANT 2 antenne­aansluiting op het achterpaneel {zie blz. 1 en 48}.
REC opnametoets
Druk op deze toets om de opnamefunctie voor het CW berichtengeheugen {zie blz. 35} of voor de los verkrijgbare DRU-3A digitale opnamesysteem in te schakelen {zie blz. 53}.
FINE fijnafstemtoets
Druk op deze toets om het afsteminterval van de Afstemknop tot een-tiende van de standaardwaarde te verminderen, voor een nauwkeuriger afstemming {zie blz. 29}.
NB stoorpuls-dempingstoets
Druk op deze toets om de analoge Noise Blanker stoorpuls-onderdrukking in of uit te schakelen {zie blz. 36}.
AGC/TONE toets
Druk op deze toets om de AGC automatische gevoeligheid-tijdinstelling om te schakelen tussen ‘Traag’ en ‘Snel’ {zie blz. 30}. Deze toets dient ook voor het in- en uitschakelen van de subtoon {zie blz. 24} of de CTCSS functie {zie blz. 25}.
3 EERSTE VERKENNING
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
AT TUNE
PHONES
MIC
CH1
CH22CH3
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB USB
PWR
CW FSK
KEY
FM AM
DELAY MENU 1MHz
!4
!5
!2
!3
REV omkeertoets
In de CW of FSK mode drukt u op deze toets voor het kiezen van de bovenste of onderste zijband voor ontvangst {zie blz. 21 en 26}.
CLR annuleertoets
Druk op deze toets voor het verlaten, annuleren of terugstellen van diverse functies. Tevens voor het wissen van geheugenkanalen {zie blz. 43} of voor het uitsluiten van geheugenkanalen van de scan-lijst {zie blz. 44}.
F.LOCK frequentie-vergrendelingstoets
Druk op deze toets om de frequentie­vergrendelingsfunctie in of uit te schakelen {zie blz. 48}.
ENT invoertoets
Druk op deze toets voor het invoeren van frequenties via het toetsenpaneel {zie blz. 29}.
!2!2
!2 Insteltoetsen voor zenden
!2!2
Gebruik deze toetsen in combinatie met de MULTI/CH regelaar voor het instellen van de diverse zendfuncties.
MIC microfoon-sterkteregelaar
Voor het instellen van de gevoeligheid van de microfoon {zie blz. 15}.
PWR zendvermogentoets
Voor het instellen van het uitgangsvermogen {zie blz. 15}.
KEY seinsnelheidsregelaar
Voor het instellen van de snelheid van de interne elektrische sleutel {zie blz. 34}.
DELAY vertragings-regelaar
Bij het gebruik van de VOX stemgeschakelde zendfunctie of de CW Break-in functie stelt u hiermee de tijdsduur in die de zendontvanger wacht, alvorens van het zenden terug te schakelen naar ontvangst {zie blz. 31 en 34}.
!6
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
UP
DOWN
SPLIT
M/V
SCAN M>VFO M.IN
!3!3
!3 Mode toetsen
!3!3
TF-SET
A=B
MR
A/B
CLEAR
M.IN
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
RIT/XIT
+–
RIT
XIT
CH
Met deze toetsen kiest u de gewenste mode {zie blz.14}.
LSB/USB zijband-keuzetoets
Druk op deze toets voor het kiezen van de onderste zijband of de bovenste zijband voor de spraakfuncties of de digitale bediening {zie blz. 20 en 27}.
CW/FSK toets
Druk op deze toets om CW of frequentieverschuivings­instelling {zie blz. 21 en 26} te kiezen.
FM/AM toets
Druk op deze toets voor het kiezen van de FM of de AM mode {zie blz. 22}.
!4!4
!4 MENU oproeptoets
!4!4
Voor het instellen op, of uitschakelen van het instelmenu waarmee u een aantal ingebouwde functies kunt in- en uitschakelen en naar wens instellen {zie blz. 16}.
!5!5
!5 1MHz instelkeuzetoets
!5!5
Druk op deze toets om over te schakelen tussen de 1 MHz intervalfunctie en de amateurbandkeuze {zie blz. 29}.
!6!6
!6 Afstemknop
!6!6
Draai aan deze knop om de gewenste frequentie te kiezen {zie blz. 14}. Door een vingertop in de uitholling te plaatsen kunt u de knop continu doordraaien voor het zoeken over een groter afstembereik.
Met het hendeltje achter de knop kunt u het draaimoment van de knop instellen; draai het hendeltje volledig naar rechts voor licht draaien en volledig naar links voor zwaar draaien.
N-7
3 EERSTE VERKENNING
@1
@2
@3@4@5
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
AT TUNE
SEND
PHONES
MIC
!7!7
!7 Frequentie-regeltoetsen
!7!7
CH22CH3
CH1
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
3
6
9
ENT
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
LSB USB
PWR
CW
FSK
KEY
FM AM
DELAY MENU 1MHz
Deze toetsen zijn voor het instellen van functies die betrekking hebben op het kiezen van een, een VFO of een geheugenkanaal.
UP/DOWN instel/afstemtoetsen
Druk op deze toetsen om alle amateurbanden in volgorde te doorlopen {zie blz. 13} of om de frequentie van de zendontvanger in stappen van 1 MHz te verhogen of verlagen {zie blz. 29}. Verder dienen deze toetsen voor het maken van een keuze uit het Instelmenu {zie blz. 16} en voor het controleren van de begin- en eindfrequenties voor de scan-functie {zie blz. 43}.
SPLIT gescheiden frequentie-toets
Druk op deze toets om op duplex-bediening in te stellen voor gebruik van verschillende zend- en ontvangstfrequenties {zie blz. 23}.
M/V toets
Kies met deze toets voor de geheugen- of VFO mode {zie blz. 40}.
TF-SET zendfrequentie-insteltoets
Bij duplex-bediening met gescheiden frequenties drukt u op deze toets om de zendfrequentie te controleren {zie blz. 23}.
A=B toets
Druk op deze toets om de gegevens in de op dat moment gekozen VFO te kopiëren naar de andere VFO {zie blz. 30}.
A/B toets
Kies met deze toets VFO A of VFO B {zie blz. 13}. Bij gebruik van het instelmenu kiest u met deze toets menu A of menu B {zie blz. 16}.
CLEAR terugsteltoets
Druk hierop om de RIT/XIT frequentieverschuiving op nul terug te stellen {zie blz. 30 en 32}.
RIT ontvangstfrequentietoets
Druk op deze toets om de Receive Incremental Tuning functie in of uit te schakelen {zie blz. 30}.
XIT zendfrequentietoets
Druk op deze toets om de Transmit Incremental Tuning functie in of uit te schakelen {zie blz. 32}.
N-8
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
UP
DOWN
SPLIT
TF-SET
M/V
A=B
SCAN M>VFO M.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+
CH
!7 ! 8 !9 @0
!8!8
!8 SCAN zoektoets
!8!8
Druk op deze toets voor het starten en stoppen van de Scan­functies {zie blz. 46 en 47}.
!9!9
!9 M>VFO gegevensoverdrachttoets
!9!9
Druk op deze toets voor het overbrengen van gegevens van een geheugenkanaal naar een VFO {zie blz. 42}.
@0@0
@0 M.IN geheugenvastlegtoets
@0@0
Voor het vastleggen van gegevens in de geheugenkanalen {zie blz. 39} of het kiezen van de geheugendoorloopfunctie {zie blz. 41}.
@1@1
@1 Snelgeheugentoetsen
@1@1
Gebruik deze toetsen voor de bediening van het snelgeheugen {zie blz. 44}.
M.IN snelgeheugen-vastlegtoets
Druk op deze toets voor het vastleggen van gegevens in het snelle-toegangsgeheugen {zie blz. 44}.
MR snelgeheugen-oproeptoets
Druk op deze toets voor het oproepen van gegevens uit het snelle-toegangsgeheugen {zie blz. 45}.
@2@2
@2 FILTER keuzetoets
@2@2
Voor het kiezen van de ontvangstfilter-bandbreedte in de SSB, CW, FSK of AM mode {zie blz. 36 en 38} of voor het kiezen van de smalband of breedband zend-afwijking in de FM mode {zie blz. 22}.
Opmerking
kunnen kiezen, hebt u het los verkrijgbare YK-88SN-1 filter {zie blz. 36} nodig.
@3@3
@3 CW TUNE afstemfunctietoets
@3@3
Druk op deze toets voor het inschakelen van de automatische Zero-beat functie voor de CW mode {zie blz. 21}.
@4@4
@4 B.C. zwevingsonderdrukkingstoets
@4@4
Druk op deze toets om de DSP Beat Cancel zwevingsonderdrukking in of uit te schakelen {zie blz. 38}.
@5@5
@5 N.R. ruisonderdrukkingtoets
@5@5
Druk op deze toets voor het omschakelen tussen ruisonderdrukking 1, ruisonderdrukking 2 en OFF {zie blz. 38}.
: Om de smalfilter-bandbreedte in de SSB mode te
3 EERSTE VERKENNING
@8
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND
AT TUNE
CH1
PHONES
MIC
@6@6
@6 DSP SLOPE (HIGH) doorlaatbandregelaar
@6@6
CH22CH3
1
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
F.LOCK
CLR
0
HF TRANSCEIVER TS-570D
MIC
3
PWR
6
KEY
9
DELAY MENU 1MHz
ENT
LSB USB
CW FSK
FM AM
In de SSB of AM mode gebruikt u deze regelaar om de bovenste afsnijfrequentie van de ontvangst-doorlaatband te veranderen. Gebruik de regelaar om de duidelijkheid van het gewenste signaal te verbeteren wanneer er interferentie van aangrenzende hogere frequenties is {zie blz. 37}.
@7@7
@7 DSP SLOPE (LOW) doorlaatbandregelaar
@7@7
In de SSB of AM mode gebruikt u deze regelaar om de onderste afsnijfrequentie van de ontvangst-doorlaatband te veranderen. Gebruik de regelaar om de duidelijkheid van het gewenste signaal te verbeteren wanneer er interferentie van aangrenzende lagere frequenties is {zie blz. 37}.
@8@8
@8 RIT/XIT frequentieregelaar
@8@8
Na inschakelen van de RIT of XIT, zendfrequentie- of ontvangstfrequentie-regeling, draait u aan deze regelaar om de gewenste verschuiving te kiezen {zie blz. 30 en 32}.
DSP SLOPE
HIGH
LOW
T
U
C
W
O
L
AF RF
46
28
010
IF SHIFT SQL
46
28
010
@6
@7
@9 #0
#1 #2
UP
DOWN
TF-SET
SPLIT
M/V
A=B
SCAN M>VFO M.IN
A/B
CLEAR
N.R.
B.C.
CW TUNE
FILTER
MR
M.IN
RIT
XIT
RIT/XIT
+
CH
#3
MICROFOON
qq
q UP/DWN toetsen
qq
Gebruik deze toetsen om de VFO frequentie hoger of lager in te stellen, of om een hoger of lager geheugenkanaal of menu-nummer te kiezen. De instelling blijft voortdurend veranderen wanneer u de toets ingedrukt houdt.
ww
w PTT (Push-To-Talk) praatschakelaar
ww
De zendontvanger blijft in de zendstand zolang u deze schakelaar (die geen vaste klikstand heeft) ingedrukt houdt. Bij loslaten van de schakelaar keert de zendontvanger terug in de ontvangststand.
q
DWN UP
@9@9
@9 AF audio-sterkteregelaar
@9@9
Voor instellen van de audio-versterking of -gevoeligheid {zie blz. 13}.
#0#0
#0 RF radiofrequentie-sterkteregelaar
#0#0
Voor instellen van de radiofrequentie-versterking of gevoeligheid {zie blz. 13}.
#1#1
#1 IF SHIFT middenfrequentie-verschuivingsregelaar
#1#1
Gebruik deze regelaar om de ontvangst-doorlaatband naar boven of beneden te verschuiven wanneer er interferentie van aangrenzende frequenties aanwezig is {zie blz. 36}.
#2#2
#2 SQL squelch-regelaar
#2#2
De squelch-regelaar wordt gebruikt om de bandruis te onderdrukken (“squelching”) {zie blz. 14}.
#3#3
#3 MULTI/CH kanaal/frequentie-regelaar
#3#3
In de VFO mode draait u aan deze regelaar om de frequentie hoger of lager in te stellen {zie blz. 29}. Bij het gebruik van geheugenkanalen kiest u met de regelaar het gewenste geheugenkanaal {zie blz. 40}. Verder dient de regelaar voor de keuze van menu-nummers bij gebruik van het Instelmenu {zie blz. 16} en voor de keuze van instellingen van bepaalde functies die geactiveerd worden met de toetsen op het voorpaneel.
w
PTT
N-9
3 EERSTE VERKENNING
ACHTERPANEEL
q
ANT 2
COM
t
qq
q ANT 1 en ANT 2 antenne-aansluitingen
qq
Sluit de voedingslijnen van uw antennes aan op deze twee aansluitingen. Zie voor nadere bijzonderheden blz. 1 en 48.
ww
w AT antennetuner-aansluiting
ww
Hierop past de stekker van de kabel die wordt bijgeleverd bij de externe antennetuner. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de gebruiksaanwijzing van de antennetuner.
ee
e DC 13.8 V gelijkstroom-voedingsingang
ee
Sluit hierop een 13,8 V gelijkstroomvoeding aan {zie blz. 2}. Gebruik de bijgeleverde kabel met een DC voedingsbron.
ANT 1
KEY
PADDLE ACC 2
y
w
AT
u
e
DC 13.8V
GND
r
EXT.SP
REMOTE
8
o
i
ii
i EXT SP luidspreker-aansluiting
ii
Geschikt voor een 3,5 mm, 2-polige (mono) stekker voor het aansluiten van een externe luidspreker {zie blz. 3}. Overigens wordt bij aansluiten van een externe luidspreker automatisch de weergave via de ingebouwde luidspreker uitgeschakeld.
oo
o REMOTE aansluiting
oo
Hierop kunt u via een snoer met een 7-polige DIN penstekker een lineaire versterker aansluiten {zie blz. 61}.
Alleen Europese modeluitvoeringen:
beschermkapjes voordat u de
ACC 2
Verwijder de
en
COM
aansluitingen gebruikt.
rr
r GND aansluiting
rr
Verbind deze aansluiting via een stevig stuk draad of een koperen strook met het dichtstbijzijnde aardingspunt {zie blz. 2}.
tt
t COM computer-aansluiting
tt
Geschikt voor een 9-polige RS-232C contrastekker, voor het aansluiten van de seriële communicatiepoort van een computer {zie blz. 60}. Ook dient deze aansluiting voor gebruik van de Quick Data Transfer gegevensoverdracht­functie {zie blz. 60}.
yy
y PADDLE en KEY seinsleutel-aansluitingen
yy
De PADDLE aansluiting is geschikt voor een 6,0 mm 3-polige stekker voor het aansluiten van een “paddle” voor de interne elektronische Sleutel. De KEY aansluiting is geschikt voor een 3,5 mm 2-polige stekker voor het aansluiten van een externe sleutel voor de CW bediening. Lees eerst de beschrijving onder “AANSLUITINGEN VOOR EEN SEINSLEUTEL EN TOETSENBORD VOOR DE CW BEDIENING” {op blz. 3} alvorens u een aansluiting maakt op deze stekkerbussen.
uu
u ACC 2 accessoire-aansluiting
uu
Geschikt voor een 13-polige DIN penstekker, voor het aansluiten van verschillende accessoires {zie blz. 61 en 62}.
N-10
DISPLAY
qw
e
rt y
!9
!8@0
u
i
o
!0
!1
3 EERSTE VERKENNING
!2
!6 !7
!5
!4
!3
qq
q METER
qq
Bij ontvangst dient deze als een S-meter voor het meten en aangeven van de sterkte van het ontvangen signaal. Tijdens het zenden dient de meter als geijkte vermogenmeter plus ALC meter, SWR meter of compressiemeter voor de spraakprocessor. De piek-vasthoudfunctie van de meter zorgt ervoor dat elke hogere uitslag ca. 2,5 seconden wordt vastgehouden.
ww
w
ww
Deze aanduiding licht op als de zendontvanger in de zend­stand staat.
ee
e
ee
Deze aanduiding licht op als de squelch geopend is in de ontvangst-stand.
rr
r
rr
Deze aanduiding licht op als de ingebouwde antennetuner {zie blz. 52} of de externe antennetuner is ingeschakeld (de tuner wordt niet gepasseerd).
tt
t
tt
De “ANT 1” of “ANT 2” aanduiding licht op afhankelijk van de gekozen antenne: antenne 1 of antenne 2 {zie blz. 48}.
yy
y AT T
yy
Deze aanduiding licht op als de verzwakkingsregeling voor het ontvangen signaal is ingeschakeld {zie blz. 37}.
uu
u PRE-AMP
uu
Deze aanduiding licht op als de ontvangst-voorversterker is ingeschakeld {zie blz. 37}.
ii
i VOX
ii
Deze aanduiding licht op wanneer de Voice-Operated Transmit functie is ingeschakeld, voor zenden wanneer u spreekt {zie blz. 31}. In de CW mode licht deze aanduiding op bij inschakelen van de Break-in functie {zie blz. 34}.
oo
o PROC
oo
Deze aanduiding licht op wanneer de spraakprocessor is ingeschakeld {zie blz. 32}.
!0!0
!0 NB
!0!0
Deze aanduiding licht op wanneer de Noise Blanker stoorpuls-demping is ingeschakeld {zie blz. 36}.
!1!1
!1 SPLIT
!1!1
Deze aanduiding licht op als de zendfrequentie verschilt van de ontvangstfrequentie {zie blz. 23}.
!2!2
!2 F AST
!2!2
Deze aanduiding licht op als de ‘snelle’ tijdconstante is ingesteld voor de AGC automatische gevoeligheidsregeling {zie blz.30}.
!3!3
!3 RIT
!3!3
Deze aanduiding licht op wanneer de Receive Incremental Tuning functie is ingeschakeld {zie blz. 30}.
!4!4
!4 XIT
!4!4
Deze aanduiding licht op wanneer de Transmit Incremental Tuning functie is ingeschakeld {zie blz. 32}.
!5!5
!5 TX EQ.
!5!5
Deze aanduiding licht op als de TX Equalizer functie is ingeschakeld {zie blz. 33}.
!6!6
!6
!6!6
De “N.R. 1” of “N.R. 2” aanduiding licht op afhankelijk van de gekozen ruisonderdrukking: ruisonderdrukking 1 of ruisonderdrukking 2 {zie blz. 38}.
!7!7
!7
!7!7
Deze aanduiding licht op als de Beat Cancel zwevingsonderdrukking is ingeschakeld {zie blz. 38}.
!8!8
!8 MENU
!8!8
Deze aanduiding licht op wanneer de instelmenu-functie is ingeschakeld {zie blz. 16}.
!9!9
!9 M. CH
!9!9
Deze aanduiding licht op wanneer de geheugenkanaal­oproepfunctie of de geheugendoorloopfunctie is ingeschakeld {zie blz. 40}.
@0@0
@0
@0@0
Hier wordt informatie bestaande uit twee cijfers aangegeven, zoals het menu-nummer of het geheugenkanaalnummer.
N-11
3 EERSTE VERKENNING
@1
@3
@2
@4 @5
@6
@7
@1@1
@1
@1@1
Hier wordt de afstemfrequentie aangegeven. Tevens worden hier bij menu-instelling de menu-onderdelen aangegeven.
@2@2
@2
@2@2
De aanduiding “tA” of “As ” licht op wanneer VFO A wordt gekozen {zie blz. 13}. “A” licht ook op wanneer men gebruik maakt van menu A {zie blz. 16}.
@3@3
@3
@3@3
De aanduiding “tB” of “Bs” licht op wanneer VFO B wordt gekozen {zie blz. 13}. “B” licht ook op wanneer men gebruik maakt van menu B {zie blz. 16}.
@4@4
@4
@4@4
De aanduiding “tM” of “Ms” licht op wanneer een simplex geheugenkanaal wordt gekozen {zie blz. 40}. “tMs” verschijnt wanneer een duplex geheugenkanaal (gescheiden frequenties) wordt gekozen {zie blz. 40}.
@5@5
@5
@5@5
Hier worden de menu-onderdelen aangegeven bij gebruik van menu A of menu B. Tevens verschijnt hier de zendfrequentie bij gebruik van gescheiden frequenties en de RIT/XIT frequentie-verschuiving wanneer deze functies zijn ingeschakeld.
@6@6
@6 M.SCR
@6@6
Deze aanduiding licht op als de geheugendoorloopfunctie wordt gebruikt {zie blz. 41}.
@7@7
@7 LSB
@7@7
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de onderste zijband mode {zie blz. 14}.
@8@8
@8 USB
@8@8
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de bovenste zijband mode {zie blz. 14}.
@9@9
@9 CW
@9@9
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de CW mode {zie blz. 14}.
@8
@9 #0
#8
#4
#5
#6
#7
#1
#3
#2
#0#0
#0 R
#0#0
Deze aanduiding licht op als de zijband wordt omgekeerd in de CW mode {zie blz. 21}. De aanduiding licht tevens op wanneer de mark- en space-frequenties worden omgekeerd in de FSK mode {zie blz. 26}.
#1#1
#1 FSK
#1#1
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de FSK (frequentieverschuiving) mode {zie blz. 26} of als u een van de filters met digitale bediening kiest via menu-nummer 32 in de SSB mode {zie blz. 27}.
#2#2
#2 FM
#2#2
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de FM mode {zie blz. 14}.
#3#3
#3 AM
#3#3
Deze aanduiding licht op bij gebruik van de AM mode {zie blz. 14}.
#4#4
#4 F.LOCK
#4#4
Deze aanduiding licht op wanneer de frequentievergrendeling is ingeschakeld {zie blz. 48}.
#5#5
#5 FINE
#5#5
Deze aanduiding licht op wanneer de fijnafstemming is ingeschakeld {zie blz. 29}.
#6#6
#6 1 MHz
#6#6
Deze aanduiding licht op wanneer de 1-MHz-Intervalfunctie is ingeschakeld {zie blz. 29}.
#7#7
#7 T
#7#7
Deze aanduiding licht op wanneer de subtoonfunctie is ingeschakeld {zie blz. 24}.
#8#8
#8 CTCSS
#8#8
Deze aanduiding licht op wanneer de CTCSS is ingeschakeld {zie blz. 25}.
#9#9
#9 CTRL
#9#9
Deze aanduiding licht op wanneer de snelle gegevensoverdracht-functie {zie blz. 50} of de computer­besturing {zie blz. 51} wordt gebruikt.
#9
N-12
BASISBEDIENING
IN/UITSCHAKELEN VAN DE SPANNING
Schakel de gelijkstroomvoeding in en druk dan de [ ] (STROOM) schakelaar in en houd deze ingedrukt tot in het display de begroeting “HELLO” wordt aangegeven. Laat de [
] (STROOM) schakelaar los wanneer u “HELLO” ziet
verschijnen.
PF
ATT PRE-AMP
Na de eerste “HELLO” begroeting verschijnen de frequentiecijfers en de andere aanduidingen in het display.
Om de zendontvanger uit te schakelen drukt u weer op de [ ] (STROOM) schakelaar.
Nadat de zendontvanger eenmaal is ingeschakeld, kunt u het apparaat ook uitschakelen met behulp van de aan/uit­schakelaar van de gelijkstroomvoeding.
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
RADIO-FREQUENTIE (RF) VERSTERKING
Gewoonlijk kunt u de RF sterkteregelaar geheel naar rechts gedraaid laten staan. Als het gewenste signaal echter moeilijk te horen is vanwege extreme atmosferische storing of interferentie van andere zenders, kan het terugdraaien van de radio-frequentie versterking wel eens uitkomst brengen.
Hiervoor let u op de piek-aanduiding van de S-meter voor het gewenste signaal en dan draait u de RF sterkteregelaar naar links totdat de S-meter deze piek-aanduiding aangeeft. De signalen die zwakker doorkomen dan het niveau dat u hebt ingesteld zullen verzwakt worden. De ontvangst van de gewenste zender zal hierdoor minder problemen opleveren.
AF RF
46
2
010
Afhankelijk van het type en de gevoeligheid van uw antenne en de omstandigheden op de afstemband kan het wel eens aanbevolen zijn de RF sterkteregelaar niet geheel naar rechts te laten staan, maar iets teruggedraaid. In de FM mode moet de RF sterkteregelaar altijd volledig naar rechts gedraaid worden.
8
QUICK MEMO
AUDIO-FREQUENTIE (AF) VERSTERKING
Draai de AF sterkteregelaar naar rechts om het geluidsniveau hoger in te stellen en naar links om het geluidsniveau lager in te stellen.
AF RF
46
QUICK MEMO
2
010
Opmerking:
De stand van de AF sterkteregelaar is niet van invloed op de geluidssterkte van de pieptonen die klinken bij het indrukken van de toetsen, evenmin als op de meeluister-zijtoon bij het CW zenden. Ook het geluidsniveau bij het Packet-zenden is onafhankelijk van de stand van de AF sterkteregelaar.
8
KIEZEN VAN VFO A OF VFO B
VFO A en VFO B zijn modes waarvoor u iedere willekeurige frequentie in het frequentiebereik van de zendontvanger kunt kiezen. VFO A en VFO B functioneren onafhankelijk van elkaar, zodat u voor de beide VFO’s zowel verschillende als dezelfde frequenties kunt kiezen.
Druk op de [A/B] toets voor het omschakelen tussen VFO A en VFO B.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te geven
welke VFO gekozen is.
SPLIT
TF-SET
A/B
M/V
A=B
CLEAR
RIT
XIT
QUICK MEMO
KIEZEN VAN EEN BAND
UP
LSB USB
CW
FSK
FM AM
MENU 1MHz
DOWN
TF-SET
SPLIT
M/V
A=B
QUICK MEMO
1 Als de aanduiding “1MHz” in het display oplicht, drukt u
eerst op de [1MHz] toets om de 1 MHz intervalfunctie uit te schakelen.
De aanduiding “1MHz” verdwijnt.
2 Druk op de [UP] of [DOWN] toets.
Bij langer ingedrukt houden van één van deze toetsen zal de zendontvanger de beschikbare banden sneller doorlopen.
N-13
4 BASISBEDIENING
KIEZEN VAN DE MODE
Druk op de [LSB/USB], [CW/FSK] of [FM/AM] toets afhankelijk van de mode die u wilt gebruiken. De tweede functie van iedere toets kunt u inschakelen door tweemaal op die toets te drukken. Door bijvoorbeeld meermalen op de [LSB/USB] toets te drukken wordt omgeschakeld tussen de LSB en USB moden.
LSB USB
CW
FSK
FM AM
In de SSB mode zal de zendontvanger automatisch de LSB onderste zijband kiezen voor frequenties onder de 9,5 MHz en de USB bovenste zijband voor de 9,5 MHz en hogere frequenties, als u de centrale Afstemknop, de MULTI/CH regelaar of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon gebruikt voor het overschrijden van de 9,5 MHz. Hetzelfde geldt ook bij gebruik van de [UP] of [DOWN] toets op het voorpaneel in de 1 MHz intervalstand.
INSTELLEN VAN DE SQUELCH
De squelch dient voor het onderdrukken van het geluid dat uit de luidspreker komt wanneer er geen signaal wordt ontvangen. Bij een juiste instelling van de squelch hoort u alleen geluid wanneer er ook werkelijk een zender ontvangen wordt. Het punt waarbij de achtergrondruis op een frequentie net niet meer hoorbaar is (de squelch-drempel) hangt af van de frequentie.
Draai de SQL regelaar naar rechts totdat de achtergrondstoring net niet hoorbaar is wanneer er geen signaal doorkomt. Veel radio-operators geven er de voorkeur aan, de squelch regelaar geheel naar links te draaien en daar te laten staan, behalve bij het gebruik van volledige-draaggolf afstemming zoals voor FM of AM.
IF SHIFT SQL
46
QUICK MEMO
2
010
8
KIEZEN VAN EEN FREQUENTIE
Dit apparaat biedt twee methoden voor het kiezen van een frequentie.
A Handmatige afstemming
Draai aan de Afstemknop of druk op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon voor het nauwkeurig kiezen van de gewenste frequentie.
QUICK MEMO
B Directe frequentiekeuze (via het toetsenpaneel)
Druk op de [ENT] toets en voer dan de waarde van de gewenste frequentie rechtstreeks in met de nummertoetsen. Zie “DIRECTE FREQUENTIEKEUZE” {op blz.29} voor nadere bijzonderheden.
CH11CH22CH3
ANT4REC5FINE
NB7AGC/TONE8REV
CLR
F.LOCK
0
3
6
9
ENT
VOORPANEEL METER
De multifunctionele meter dient voor het meten van de parameters in de volgende tabel. De diverse meters worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de bedrijfstoestand van de zendontvanger. De piekwaarden voor de S-meter en de ALC, SWR, COMP en PWR functies worden even vastgehouden.
Schaal
S
Sterkte van het ontvangen
Aanduiding
signaal
PWR
ALC
Uitgangsvermogen bij zenden
Toestand automatische niveauregeling
SWR
Staande-golfverhouding antennesysteem
COMP
Spraakcompressie-niveau bij gebruik van de spraakprocessor {zie blz. 32}
Opmerking:
De COMP meter zal alleen werken wanneer de spraakprocessor is ingeschakeld bij de SSB, FM of AM mode. Als de COMP meter verschijnt, zal de SWR meter verdwijnen.
De piek-vasthoudfunctie van deze zendontvanger kan niet worden uitgeschakeld.
Ingeschakelde
functies
Ontvangst
Zenden
Zenden
Zenden
Zenden plus SSB/AM/FM mode
plus[PROC]
functie AAN
N-14
4 BASISBEDIENING
ZENDEN
De werkwijze voor het zenden verloopt als volgt:
Druk op de [SEND] toets.
Druk op de [PTT] schakelaar van de microfoon en houd deze ingedrukt.
Sluit een seinsleutel of “paddle” aan, kies de CW mode, druk op de [VOX] toets om de Break-in functie in te schakelen en druk op de seinsleutel of de “paddle”.
PF
ATT PRE-AMP
VOX PROC
SEND AT TUNE
Zie voor nadere bijzonderheden over het zenden de beschrijving onder “VERBINDINGEN MAKEN” beginnend op blz. 20.
Opmerking:
voor het zenden automatisch ingesteld overeenkomstig de gekozen mode.
KIEZEN VAN HET ZENDVERMOGEN
Het is verstandig en bovendien bij de wet voorgeschreven, om het laagste vermogen te kiezen dat nog een betrouwbare communicatie mogelijk maakt. Door het beperkt houden van het vermogen vermindert u het risico van interferentie met anderen op dezelfde frequentie. Deze zendontvanger biedt de mogelijkheid ook tijdens het zenden het uitgangsvermogen nog aan te passen.
1 Druk op de [PWR] toets.
In de CW, FSK of AM mode wordt het draaggolf-niveau
Het huidige zendvermogen wordt aangegeven.
MIC
3 Druk op de [PWR] toets om de procedure af te sluiten.
Opmerking:
Het zendvermogen voor de AM mode kan afzonderlijk
van de andere modes worden ingesteld.
MICROFOON-GEVOELIGHEID/ VERSTERKING
De microfoon-gevoeligheid kan nauwkeurig worden ingesteld in de SSB of de AM mode. Er kan een apart niveau worden ingesteld voor wanneer de spraakprocessor {zie blz. 32} ingeschakeld is en wanneer de spraakprocessor uitgeschakeld is.
1 Druk op de [MIC] toets.
De huidige microfoon-gevoeligheid wordt aangegeven. De standaardwaarde is 50.
MIC
PWR
KEY
DELAY
2 Druk op de [SEND] toets of houd de [PTT] schakelaar van
de microfoon ingedrukt.
De aanduiding “TX” verschijnt.
3 SSB: Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de
MUL TI/CH regelaar zodanig in dat de ALC meter uitslaat
overeenkomstig het niveau van uw stem. AM: Spreek in de microfoon en stel dan de MUL TI/CH
regelaar zodanig in dat de geijkte vermogenmeter een weinig overeenkomstig het niveau van uw stem uitslaat.
CH
QUICK MEMO
PWR
KEY
DELAY
2 Draai de MULTI/CH regelaar naar links om het
zendvermogen te verlagen en naar rechts om het zendvermogen te verhogen.
Het zendvermogen verandert zoals aangegeven.
CH
QUICK MEMO
SSB/CW/FSK/FM: Het zendvermogen kan worden ingesteld van 5 W t/m 100 W, in stappen van 5 W.
AM: Het zendvermogen kan worden ingesteld van 5 W t/m 25 W, in stappen van 5 W.
4 Druk op de [SEND] toets of laat de [PTT] schakelaar van
de microfoon los.
De aanduiding “TX” verdwijnt. 5 Druk nogmaals op de [MIC] toets. De microfoon-gevoeligheid voor de FM mode wordt ingesteld
door menu-nummer 17 op te roepen {zie blz. 17} en dan de “L” (laag) of “H” (hoog) instelling te kiezen.
Opmerking:
?
Bij gebruik van de los verkrijgbare MC-90 microfoon in de FM mode dient de “H” (hoog) instelling te worden gekozen. De microfoon-gevoeligheid is namelijk laag in de FM mode waardoor de modulatie misschien niet voldoende is.
?
Bij gebruik van een microfoon met een ingebouwde versterker dient u er goed op te letten dat het uitgangsniveau van de versterker niet te hoog is.
N-15
MENU-INSTELLINGEN
WAARVOOR DIENEN DE MENU’S?
Diverse functies van deze zendontvanger worden gekozen of bijgesteld via een eenvoudige programmering met behulp van Instelmenu’s, in plaats van met toetsen op het paneel van de zendontvanger. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd hebt gemaakt met de bediening via het Menusysteem, zult u de veelzijdigheid ervan leren waarderen. Het aantal mogelijkheden en de aanpassing ervan aan uw eisen is immers niet langer gebonden aan de beperkingen van het aantal toetsen en regelaars dat op het Voorpaneel van het toestel past.
MENU A/ MENU B
Deze zendontvanger beschikt over twee afzonderlijke menu’s, aangeduid als menu A en menu B. Deze beide instelmenu’s omvatten precies dezelfde functies; ze zijn echter geheel afzonderlijk in te stellen.
Stel dat u bijvoorbeeld uw zendontvanger het liefst gebruikt voor twee verschillende activiteiten, waarvoor de zendontvanger het best op een ander stel waarden kan worden ingesteld. Dan kunt u voor menu A een configuratie kiezen met bepaalde zendsignaal-karakteristieken, DSP instellingen, programmeerbare toetsen, frequentie­intervallen, enz. menu B stelt u voor de andere functie op geheel andere eigenschappen en waarden in. Vervolgens kunt u de zendontvanger overschakelen tussen menu A en menu B, om zo onmiddellijk de configuratie te kiezen die het best bij uw activiteit van dat moment past. Ook kunnen deze dubbele instellingen bijzonder goed van pas komen als u de zendontvanger met een ander deelt. Ieder heeft zijn of haar eigen voorkeuren; u zult beiden tot volle tevredenheid met het toestel kunnen werken met elk uw eigen menu, voor uw persoonlijke configuratie.
Opmerking:
in menu-nummer 35 geldt voor menu A en menu B.
De instelling voor de COM communicatie-parameter
TOEGANG TOT DE MENU’S
Volg de onderstaande procedure voor het controleren of veranderen van menu-instellingen.
1 Druk op de [MENU] toets.
De aanduiding “MENU” verschijnt.
2 Druk op de [A/B] toets voor het omschakelen tussen
menu A en menu B.
De aanduiding “A” of “B” licht op om aan te geven welk
menu gekozen is.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar om het gewenste menu-
nummer te kiezen.
•Telkens wanneer u een ander menu-nummer kiest,
verschijnt er een korte beschrijving van het gekozen menu-nummer in het display.
4 Druk op de [UP] of [DOWN] toets op het voorpaneel of de
[UP] of [DWN] toets op de microfoon om de geldende
instellingen voor het gekozen menu-onderdeel te wijzigen.
5 Druk op de [MENU] of op de [CLR] toets om het
instelmenu te verlaten.
N-16
MENU-CONFIGURATIE
5 MENU-INSTELLINGEN
Groep
Gebruiker-
voorzieningen
Encorder
Geheugen-
kanaal
Scannen
Antennetuner
DSP
TX
CW
DRU
Menu-
nummer
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
Functie
Helderheid van display d1: maximaal, d4: minimaal
Geluidssterkte van pieptonen 1: minimaal, 9: maximaal
Frequentiestap voor de [UP]/[DOWN] toetsen in de 1 MHz intervalstand
Frequentiestap voor de MULTI/CH regelaar voor de SSB, CW, FSK of AM mode
Frequentiestap voor de MULTI/CH regelaar voor de FM mode
Afronding van de VFO frequentiewaarden die veranderd zijn door gebruik van de MULTI/CH regelaar
Frequentiestap voor de MULTI/CH regelaar voor de AM mode in de AM band
Geheugen-VFO duplex gebruik (gescheiden frequenties)
Instelbare (ON) of vaste (OFF) geheugenkanaal­frequenties
Programma-scan hold
Scan hervattingsmethode
Bediening van de antennetuner tijdens de ontvangst van signalen
Tijdconstante voor ruisonderdrukking 2
TX filter-bandbreedte voor SSB of AM mode
TX equalizer OFF: neutraal, Hb: hoog-versterking, FP: formant­doorlaat, bb: laag-versterking, c: conventioneel
Compressieniveau van de spraakprocessor
VOX gevoeligheid/versterking 0: minimaal, 9: maximaal
Microfoon-gevoeligheid voor FM mode L: laag, H: hoog
Onhoorbare subtoonfrequentie voor FM mode
Type subtoon voor FM mode B: burst, C: continu
CW RX toonhoogte/ TX meeluistertoon-frequentie
TX meeluistertoon-geluidssterkte
Halfautomatische sleutel (“Bug”) functie
Herhaalde weergave
Tussentijd bij herhaalde weergave
Weergavevolume 1: minimaal, 9: maximaal
Keuzemogelijkheden
OFF/ d4/ d3/ d2/ d1
OFF, 1 t/m 9
100/ 500/ 1000 kHz
1/ 5/ 10 kHz
1/ 5/ 10/ 12,5/
20/ 25 kHz
ON/ OFF
9 kHz/ 10 kHz
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
Tijdsbepaald/
draaggolf-bepaald
ON/ OFF
7,5/ 20 ms
2,4/ 2,0 kHz
OFF/ Hb/ FP/ bb/ c
(U: nog niet beschikbaar)
0 t/m 25 dB, in stappen
van 5 dB
0 t/m 9
L/ H
Zie verwijzingsbladzijde
B/ C
400 t/m 1000 Hz,
stapjes van 50 Hz
OFF, 1 t/m 9
ON/ OFF
ON/ OFF
0 t/m 60 sec.
OFF, 1 t/m 9
Oorspronkelijke
stand
d2
4
1000 kHz
10 kHz
10 kHz
ON
Zie
verwijzings-
bladzijde
OFF
OFF
OFF
Tijds-
bepaald
OFF
20 ms
2,4 kHz
OFF
10 dB
4
L
88,5 Hz
Zie
verwijzings-
bladzijde
800 Hz
5
OFF
OFF
10 sec.
35 en 53
4
Zie
blz.
49
49
29
29
29
29
29
41
41
46
47
52
38
33
33
32
31
22
25
25
21
21
35
54
54
N-17
5 MENU-INSTELLINGEN
Groep
CW
Digitale
functies
Computer­verbinding
Gegevens-
overdracht
TX
Transverter
PF
RX
Menu-
nummer
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Functie
CW automatische gewichtsafstelling
CW omgekeerde automatische gewichtsafstelling
Sein-prioriteit boven weergave
FSK verschuiving
Sleuteltoets (ingedrukt) polariteit voor FSK mode
Toonfrequenties voor FSK mode 2125: 2125 Hz mark, 1275: 1275 Hz mark
Filter-bandbreedte voor digitale bediening (alleen SSB en FM mode)
Audiofrequentie-ingangsniveau voor digitale bediening (behalve CW en FSK mode) 0: minimaal, 2: maximaal
Audiofrequentie-uitgangsniveau voor digitale bediening 0: minimaal, 9: maximaal
Communicatie-parameters voor COM aansluiting
Instelling Overdrachtsnelheid (bps) Stop-bits
12-1 24-1 48-1 48-2
96-1 192-1 384-1 576-1
1200 2400 4800 4800
9600 19200 38400 57600
1 1 1 2 1 1 1 1
Inschakelen van de gegevensoverdracht-functie
Methode van ontvangst voor overgebrachte gegevens ON: Overdracht naar VFO OFF: Overdracht naar snelle-toegangsgeheugen
TX Inhibit (zendblokkering)
Stuurrelais van lineaire versterker
In/uitschakelen van de 50, 144 of 430 MHz transverterfunctie
Programmeren van de [PF] toets op het voorpaneel.
Programmeren van de [PF1] toets van de microfoon.
Programmeren van de [PF2] toets van de microfoon.
Programmeren van de [PF3] toets van de microfoon.
Programmeren van de [PF4] toets van de microfoon.
IF filter-bandbreedte
Keuzemogelijkheden
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
170/ 200/ 425/ 850 Hz
ON (space)/
OFF (mark)
2125/ 1275 Hz
OFF/ 1200 bps/
300 bps/ PSK
0/ 1/ 2
0 t/m 9
12-1/ 24-1/ 48-1/ 48-2/ 96-1/ 192-1/ 384-1/ 576-1
Opmerking: Voor een betrouwbare werking van de 38400 en 57600 bps overdrachtsnelheden moet de seriële poort van uw computer deze snelle communicatie-parameters ondersteunen.
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
ON/ OFF
OFF/ 50/ 144/ 430 MHz
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
Zie verwijzingsbladzijde
OFF/
1800/ 500/ 270 Hz
Oorspronkelijke
stand
ON
OFF
OFF
170 Hz
OFF
2125 Hz
OFF
2
4
96-1
OFF
OFF
OFF
OFF
OFF
51
(Stem 1)
64
([A/B])
62
([SPLIT])
65
([M/V])
50
(Monitor)
OFF
Zie
blz.
34
34
35
26
26
26
27
27
27
51
50
50
33
61
51
49
49
49
49
49
36
N-18
5 MENU-INSTELLINGEN
03 04 06
05 02
30 29 31
07 08
41 42 43 44 45
46
35
09 10
15
13 14 38
40
16
FREQUENTIESTAPPEN
MULTI/CH regelaar (SSB, CW, FSK, AM) MULTI/CH regelaar (FM) MULTI/CH regelaar (alleen voor AM en AM
uitzending)
MULTI/CH regelaar (afronding van frequenties) [UP]/[DOWN] toetsen
FSK
Polariteit (space/mark) Verschuiving Toon
GEHEUGENKANALEN
Geheugen-VFO duplex gebruik (gescheiden frequenties) Instelbare/vaste frequenties
PROGRAMMEERBARE TOETSEN
[PF] toets [PF1] toets van microfoon [PF2] toets van microfoon [PF3] toets van microfoon [PF4] toets van microfoon
ONTVANGST
IF filter-bandbreedte
ACHTERPANEEL
COM communicatie-parameters
SCANNEN
Scan-hold (programma-scan) Hervatten (tijdsbepaald/draaggolf-bepaald)
SPRAAKPROCESSOR
Compressieniveau
ZENDEN (TX)
Bandbreedte (SSB of AM) Equalizer Inhibit (zendblokkering)
TRANSVERTER
In/uitschakelen
VOX (STEMGESCHAKELDE ZENDFUNCTIE)
Gevoeligheid/versterking
Functie
Menu-
nummer
peorG
gnikretsreV
-uneM remmun
74
84TIRtemgnitaeb-oreZehcsitamotuAFFO/NOFFO12
94negizjiwletuelsniesnavgnilletsfasthciwegedlednergreV 1:0,4m/t1:5,21:0,353
rezilauqeXR
05
leenoitnevnoc:c
15negizjiw1gnikkurdrednosiurnavuaeviN 9m/t1,hcsitamotuAhcsitamotuA83
MENUFUNCTIES GERANGSCHIKT PER ONDERWERP
Gebruik deze tabel om de functie op te zoeken die u wilt controleren of veranderen. Raadpleeg “MENU­CONFIGURATIE” {op blz. 17} voor nadere bijzonderheden betreffende iedere functie.
Functie
VERSTERKER
Lineaire versterker relais
RX in/uitschakelen
Geluidssterkte van pieptonen
Automatische gewichtsafstelling Omgekeerde automatische gewichtsafstelling Sein-prioriteit boven weergave RX toonhoogte Halfautomatische sleutel (“Bug”) functie TX meeluistertoon-frequentie TX meeluistertoon-geluidssterkte
Inschakelen van gegevensoverdracht Overdrachtmethode
Audiofrequentie-ingangsniveau (MCP/TNC TX) Audiofrequentie-uitgangsniveau (MCP/TNC RX) Filter-bandbreedte
Helderheid van display
DRU-3A DIGITAAL OPNAMESYSTEEM (DRS)
Herhaalde weergave Tussentijd bij herhaalde weergave Weergavevolume
DIGITALE SIGNAALVERWERKING (DSP)
Tijdconstante voor ruisonderdrukking 2
Microfoon-gevoeligheid Subtoonfrequentie Type subtoon
ANTENNETUNER (AT)
PIEPTOON-FUNCTIES
CW
GEGEVENSOVERDRACHT
DIGITALE FUNCTIES
DISPLAY
FM
eitcnuF nedehkjilegomezueK
laangisnednozrevnavdiulegrotinomnavetkretssdiuleG
laamixam:9,laaminim:1
,gnikretsrev-gooh:bH,laartuen:FFO
,gnikretsrev-gaal:bb,taalrood-tnamrof:PF
Menu-
nummer
39
11
01
26 27 28 20 22 20 21
36 37
33 34 32
00
23 24 25
12
17 18 19
9m/t1,FFOFFO33
c/bb/PF/bH/FFO
)raabkihcsebteingon:U(
-eknorpsroO
dnatsekjil
FFO03
.zlbeiZ
N-19
VERBINDINGEN MAKEN
ZENDEN OP SSB
De SSB of enkele zijband vormt tegenwoordig de meest populaire mode op de HF amateurbanden. Dit is niet zo verwonderlijk, gezien de beperkte vereisten wat betreft bandbreedte en de uitstekende geschiktheid voor lange­afstands communicatie bij een minimaal zendvermogen, vergeleken met andere spraak-modes. Om deze redenen, plus het feit dat de hedendaagse amateur-zendontvangers een zeer genietbare geluidskwaliteit leveren, is de SSB de keuze van zeer velen op HF.
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse moden.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [LSB/USB] toets om te kiezen voor de
onderste of bovenste zijband.
De aanduiding “LSB” of “USB” licht op om aan te geven welke zijband gekozen is.
6 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los of druk
weer op de [SEND] toets wanneer u wilt terugschakelen naar ontvangst.
De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
7 Druk nogmaals op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling uit te schakelen.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere bijzonderheden betreffende een aantal functies die de bediening kunnen vergemakkelijken.
3 Druk op de [MIC] toets om de microfoon-sterkteregeling in
te schakelen.
De huidige microfoon-gevoeligheid wordt aangegeven.
4 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
Zie “VOX” {op blz. 31} voor nadere bijzonderheden over het automatisch overschakelen tussen zenden en ontvangen (TX/RX).
5 Terwijl u in de microfoon spreekt, stelt u de MULTI/CH
regelaar zodanig in dat de ALC meter uitslaat overeenkomstig het niveau van uw stem.
Spreek op normale toonhoogte en met normaal stemvolume in de microfoon. Als u te luid of te dicht in de microfoon spreekt, kan het geluid gaan vervormen, waardoor de luisteraar aan de ontvangstkant u minder goed zal kunnen volgen.
Indien gewenst, kunt u de spraakprocessor gebruiken. Zie “SPRAAKPROCESSOR” {op blz. 32} voor nadere bijzonderheden.
N-20
6 VERBINDINGEN MAKEN
ZENDEN OP CW
De gebruikers van CW mode weten dat deze vorm van communicatie ook onder de moeilijkste omstandigheden prima blijft werken. En alhoewel de nieuwe digitale functies de CW naar de kroon steken als betrouwbaar vervoermiddel bij zwaar weer, hebben die digitale functies nog niet zo’n jarenlange goede staat van dienst en evenaren ze ook het simpele bedieningsgemak van de CW mode nog niet.
Deze zendontvanger is uitgerust met een interne elektronische sleutel met talrijke functies. Zie “ELEKTRONISCHE SLEUTEL” {op blz. 34} voor nadere bijzonderheden betreffende het gebruik van deze functies.
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse modes.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
De aanduiding “CW” verschijnt.
Gebruik Zero-beating om uw zendfrequentie precies aan te passen aan de frequentie van het station dat u ontvangt. Zie “AUTOMATISCHE ZERO-BEATING”.
Indien gewenst, kunt u op de [REV] toets drukken om de ontvangst over te schakelen van de bovenste zijband (standaard instelling) naar de onderste zijband. De aanduiding “R” licht op.
3 Druk op de [SEND] toets.
De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
Instellen van het draaggolf-niveau voor het zenden is niet nodig.
Zie “CW BREAK-IN” {op blz. 34} voor nadere bijzonderheden over het automatisch overschakelen tussen zenden en ontvangen (TX/RX).
4 Begin met zenden.
Bij het zenden hoort u een zijtoon aan de hand waarvan u kunt meeluisteren naar hetgeen u uitzendt. Zie “TX MEELUISTER-ZIJTOON/ RX TOONHOOGTE-FREQUENTIE”.
5 Druk nogmaals op de [SEND] toets wanneer u wilt
terugkeren naar ontvangst.
De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
Opmerking:
werkt als er andere storende signalen op de frequentie aanwezig zijn.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere bijzonderheden betreffende een aantal functies die de bediening kunnen vergemakkelijken.
Het is mogelijk dat de automatische Zero-beating niet
AUTOMATISCHE ZERO-BEATING
Wanneer u op een CW zender moet afstemmen, gebruikt u automatische Zero-beating alvorens u begint te zenden. Bij gebruik van deze functie wordt uw zendfrequentie automatisch precies aangepast aan de frequentie van het station dat u ontvangt. Indien u dit niet doet, is de kans dat het andere station u hoort kleiner.
1 Druk op de [CW TUNE] toets om de automatische Zero-
beating in te schakelen.
De aanduiding “CW TUNE” verschijnt.
Uw zendfrequentie wordt automatisch veranderd zodat de toonhoogte van het ontvangen signaal precies gelijk is aan de TX meeluister-zijtoon/RX toonhoogte­frequentie die u in de menu-configuratie van uw zendontvanger heeft ingesteld. Zie “TX MEELUISTER­ZIJTOON/ RX TOONHOOGTE-FREQUENTIE” hieronder voor verdere informatie.
•Wanneer de aanpassing is voltooid, verdwijnt de “CW TUNE” aanduiding.
Als de aanpassing niet met succes kan worden uitgevoerd, wordt de vorige frequentie weer hersteld.
2 Om de automatische Zero-beating te onderbreken, drukt u
op de [CW TUNE] toets of de [CLR] toets.
Opmerking:
Indien RIT {zie blz. 30} gebruikt wordt, kunt u menu-nummer 48 oproepen en de functie op ON zetten. De automatische Zero­beating zal dan de RIT-verschuivingsfrequentie aanpassen aan de zender die u ontvangt. Als de functie op OFF staat, zal de automatische Zero-beating de zendfrequentie wijzigen.
De automatische Zero-beating kan niet worden ingeschakeld als u 1,0 kHz of 2,0 kHz hebt gekozen voor de DSP filter­bandbreedte.
Bij gebruik van automatische Zero-beating is de aanpassingsfout in de meeste gevallen binnen het ±50 Hz bereik.
Het is mogelijk dat de automatisch Zero-beating niet werkt als de seinsnelheid van de andere zender te langzaam is.
TX MEELUISTER-ZIJTOON/ RX TOONHOOGTE­FREQUENTIE
De zijtoon bij het zenden is de monitor- of meeluistertoon die uw zendontvanger laat horen terwijl u een CW uitzending verzorgt. Natuurlijk is het van belang dat u hoort wat u uitzendt. Bovendien kunt u hieraan controleren of uw seinsleutel-contacten goed sluiten en of de ingebouwde elektronische sleutel goed werkt. Ook kunt u zich in het seinen oefenen zonder een signaal uit te zenden.
De ontvangsttoonhoogte is de frequentie van de CW toon die u hoort na het afstemmen van uw zendontvanger op de maximaal te ontvangen signaalsterkte.
Bij deze zendontvanger zijn de frequentie van de meeluistertoon en de toonhoogte bij ontvangst gelijk en samen instelbaar. Kies de frequentie die u het meest comfortabel in de oren klinkt via menu-nummer 20.
Gebruik menu-nummer 21 om de geluidssterkte van de TX zijtoon te veranderen. De mogelijke instellingen zijn OFF en 1t/m 9. De oorspronkelijke instelling is 4.
Opmerking:
de geluidssterkte van de TX zijtoon.
De instelling van de
AF
regelaar heeft geen invloed op
N-21
6 VERBINDINGEN MAKEN
ZENDEN OP FM
De FM mode op HF frequenties vormt de oplossing van het vraagstuk, hoe bij lange-afstands communicatie via het gesproken woord de beste geluidskwaliteit te bereiken. Gekoppeld aan het volledig-dempende aspect van FM signalen, dat achtergrondruis op de frequentie onderdrukt, is FM de beste mode voor het onderhouden van regelmatige verbindingen met vrienden.
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse modes.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
De aanduiding “FM” verschijnt.
3 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
Zie “VOX” {op blz. 31} voor nadere bijzonderheden over het automatisch overschakelen tussen zenden en ontvangen (TX/RX).
4 Spreek op normale toonhoogte en met normaal
stemvolume in de microfoon.
Als u te luid of te dicht in de microfoon spreekt, kan het geluid gaan vervormen, waardoor de luisteraar aan de ontvangstkant u minder goed zal kunnen volgen.
De FM microfoon-gevoeligheid is instelbaar op “L” voor laag of op “H” voor hoog, via menu-nummer 17. De oorspronkelijke instelling is “L” voor laag. Deze stand zal gewoonlijk voldoende zijn; stel echter in op “H” als uit de ontvangen berichten van andere stations blijkt dat uw geluidssignaal erg zwak is. De MULTI/CH regelaar werkt niet in de FM mode.
KIEZEN VAN DE FM ZEND-AFWIJKING
Kies de breedband of smalband zend-afwijking instelling overeenkomstig de ontvangst-afwijking selectie van het andere station. Zorg dat de juiste instelling wordt gemaakt, om vervorming van het geluid of een niet goed verstaanbaar signaal aan de ontvangstzijde te voorkomen.
1 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
2 Druk op de [FILTER] toets.
De huidige filter-instelling wordt aangegeven.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar en kies breed
(“FM-WID”) of smal (“FM-NAR”).
4 Druk op de [FILTER] toets om de procedure af te sluiten.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere bijzonderheden betreffende een aantal functies die de bediening kunnen vergemakkelijken.
ZENDEN OP AM
Elk van de mode-functies op de HF amateurbanden heeft zo haar eigen voordelen. Hoewel de DX lange-afstandscontacten op de AM band minder in gebruik zijn, is de geluidskwaliteit bij de AM vaak zo goed dat velen daarom deze mode kiezen.
Op zoek naar anderen die de AM band gebruiken, kunt u het beste eerst de volgende frequenties uitproberen:
3885, 7290, 14286, 21390 en 29000 ~ 29200 kHz
Zie tevens “BASISBEDIENING” vanaf blz. 13 voor een algemene beschrijving van de ontvangst op de diverse modes.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [FM/AM] toets om de AM mode te kiezen.
De aanduiding “AM” verschijnt.
3 Druk op de [MIC] toets om de microfoon-sterkteregeling in
te schakelen.
De huidige microfoon-gevoeligheid wordt aangegeven.
4 Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of
druk op de [SEND] toets.
De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
Instellen van het draaggolf-niveau voor het zenden is niet nodig.
Zie “VOX” {op blz. 31} voor nadere bijzonderheden over het automatisch overschakelen tussen zenden en ontvangen (TX/RX).
5 Spreek in de microfoon en stel de MULTI/CH regelaar
zodanig in dat de geijkte vermogenmeter een weinig overeenkomstig het niveau van uw stem uitslaat.
Spreek op normale toonhoogte en met normaal stemvolume in de microfoon. Als u te luid of te dicht in de microfoon spreekt, kan het geluid gaan vervormen, waardoor de luisteraar aan de ontvangstkant u minder goed zal kunnen volgen.
Indien gewenst, kunt u de spraakprocessor gebruiken. Zie “SPRAAKPROCESSOR” {op blz. 32} voor nadere bijzonderheden.
6 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon los of druk
weer op de [SEND] toets wanneer u wilt terugschakelen naar ontvangst.
De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
7 Druk nogmaals op de [MIC] toets om de microfoon-
sterkteregeling uit te schakelen.
Zie “NUTTIGE VOORZIENINGEN” vanaf blz. 29 voor nadere bijzonderheden betreffende een aantal functies die de bediening kunnen vergemakkelijken.
N-22
SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
DUPLEX-BEDIENING (GESCHEIDEN FREQUENTIES)
Bij de communicatie met andere zenders kunt u gewoonlijk dezelfde frequentie gebruiken voor ontvangst en zenden. U kiest dan slechts één frequentie op VFO A of VFO B. Wanneer u echter duplex-bediening toepast, kiest u een frequentie voor ontvangst en een andere frequentie voor zenden. Dit vereist twee VFO’s. Hieronder wordt een geval beschreven waarbij duplex-bediening met gescheiden frequenties gewenst is.
Wanneer er een zeldzaam of interessant DX-station gehoord wordt, is de kans groot dat het station antwoord krijgt van talrijke tegenstations op hetzelfde tijdstip. Zo’n grote DX toeloop is natuurlijk opwindend, maar kan ook erg inefficiënt en frustrerend werken, aangezien het DX-station vaak verloren gaat in de storing en verwarring van de vele aanroepende stations. Wanneer de zaak uit de hand loopt, is het de verantwoordelijkheid van het DX-station om de orde te herstellen door aan te kondigen dat men “5 kHz hoger gaat luisteren” (gerekend vanaf de huidige zendfrequentie) of “tussen de 5 en 10 kHz lager gaat luisteren”.
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste frequentie.
De gekozen frequentie wordt de zendfrequentie.
3 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de gewenste frequentie.
De frequentie gekozen op deze VFO wordt de ontvangstfrequentie.
5 Druk op de [SPLIT] toets.
De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
Druk op de [A/B] toets voor het omwisselen van de ontvangst- en zendfrequentie.
6 Druk op de [SPLIT] toets om te stoppen met duplex-
bediening (gescheiden frequenties).
De aanduiding “SPLIT” verdwijnt.
Als u menu-nummer 07 op ON instelt, kunt u een geheugenkanaal oproepen om te gebruiken voor ontvangst of zenden. Zie de paragraaf “GEHEUGEN-VFO DUPLEX GEBRUIK” onder “GEHEUGENFUNCTIES” {op blz. 41} voor nadere bijzonderheden.
Opmerking:
banden instelt voor CW bediening, kies dan Semi Break-in.
Als u gescheiden frequenties van twee verschillende
TF-SET (ZENDFREQUENTIE INSTELLEN)
Met behulp van de TF-SET functie kunt u de zend- en ontvangstfrequentie tijdelijk omwisselen. Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, worden de oorspronkelijke zend- en ontvangstfrequenties weer meteen hersteld. Door de TF-SET functie te activeren kunt u luisteren op uw zendfrequentie en de frequentie veranderen terwijl u ernaar luistert. Dit maakt het mogelijk om te controleren of er geen interferentie op de nieuw gekozen zendfrequentie is.
1 Schakel de hiernaast beschreven duplex-bediening in.
2 Houd de [TF-SET] toets ingedrukt. Terwijl u de [TF-SET]
toets ingedrukt houdt, verandert u de frequentie met de Afstemknop of de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
Het toestel ontvangt de frequentie die u kiest. De frequentie die wordt aangegeven in het sub-display verandert echter niet.
3 Laat de [TF-SET] toets los.
Nu ontvangt u weer op uw oorspronkelijke ontvangstfrequentie.
Het succesvol contact maken met een DX-station in een toeloop, of “DX pile-up”, is vaak afhankelijk van uw timing bij het aanroepen, op een vrije frequentie. En de beste manier om er achter te komen of een bepaalde frequentie vrij is, is met de TF-SET functie. Druk op TF-SET toets om uw ontvangst- en zendfrequentie om te wisselen, en luister. Na de functie enkele malen gebruikt te hebben, zult u het ritme van het DX-station en de omringende filevorming al gauw doorzien.
Kies aan de hand van uw ondervinding dan een relatief ongebruikte zendfrequentie en tracht daarop te zenden op een moment dat het DX-station luistert, maar dat er maar weinig andere stations zenden. Hoe verder u zich bekwaamt in het gebruik van deze functie, des te meer kans zult u hebben op succesvolle DX contacten.
Opmerking:
Door op de gebruikt, voorkomt u dat de ontvangstfrequentie ongewild wordt veranderd door indrukken van een verkeerde toets.
Tijdens het zenden zal de TF-SET functie niet werken.
Als u een geheugenkanaal (uitgezonderd kanaal 90 t/m 99) hebt opgeroepen, dient u menu-nummer 08 op ON te zetten alvorens u de TF-SET functie kunt gebruiken om de frequentie van het geheugenkanaal te veranderen.
Een RIT frequentieverschuiving wordt niet toegevoegd; een XIT frequentieverschuiving zal echter wel aan de zendfrequentie worden toegevoegd.
De TF-SET functie is ook te gebruiken tijdens het werken met dezelfde TX/RX zend/ontvangstfrequentie (“non-split”).
[F.LOCK]
toets te drukken voor u de TF-SET functie
N-23
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
FM ZENDEN MET REPETEERZENDERS (REPEATERS)
De meeste amateurradio-repeteerzenders maken gebruik van een verschillende ontvangst- en zendfrequentie. De zendfrequentie kan hoger of lager zijn dan de ontvangstfrequentie. Ook vereisen sommige repeteerzenders dat de zendontvanger een subtoon uitzendt voordat de repeteerzender gebruikt kan worden.
Vergeleken met de gebruikelijke simplex communicatie, zult u via repeteerzenders vaak veel verder komen. Repeteerzenders staan meestal opgesteld op een berg, een heuvelrug of tenminste een hoge mast. Ze werken met een hoger ERP vermogen (Effective Radiated Power) dan het doorsnee amateurstation. Deze combinatie van hoogte en ERP vermogen zorgt voor een veel grotere draag- en reikwijdte van de communicatie.
De HF repeteerzenders werken alleen op de 29 MHz FM sub­band. Deze speciale dienstverlening verenigt de voordelen van FM afstemming, heldere ontvangst met nauwelijks ruis en interferentie, met het opwindende aspect van de HF DX (lange-afstands) communicatie. Zelfs op een rustige dag biedt de 10-meter FM betrouwbare lokale communicatie, met daarbij het potentieel om over te schakelen, wanneer u maar wilt, op DX contacten met andere landen en de halve wereld rond.
29,520 MHz 88,5 Hz
29,620 MHz
29,620 MHz
29,520 MHz 88,5 Hz
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste frequentie.
De gekozen frequentie wordt de zendfrequentie.
3 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
De aanduiding “FM” verschijnt.
4 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
Om de frequentie die u in stap 2 gekozen heeft te kopiëren naar de andere VFO, drukt u op de [A=B] toets alvorens op de [A/B] toets te drukken.
5 Kies de gewenste frequentie.
De frequentie gekozen op deze VFO wordt de ontvangstfrequentie.
6 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
7 Druk op de [SPLIT] toets.
De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
Druk op de [A/B] toets voor het omwisselen van de ontvangst- en zendfrequentie.
8 Kies de subtoon-frequentie via menu-nummer 18 en 19.
Zie “KIEZEN VAN DE SUBTOON-FREQUENTIE” en “CONTINUE OF BURST SUBTOON?” voor nadere bijzonderheden betreffende de subtoon.
9 Druk op de [AGC/TONE] toets om de subtoon-functie te
activeren.
De aanduiding “T” verschijnt.
ARRL 10-METER BAND TOEWIJZING
Frequentiegebied (kHz) Afstemfunctie/Activiteit
28000~28070
28070~28150
28120~28189
28190~28300
28300~29300
(29000~29200)
29300~29510
29510~29590
29600
29610~29700
1
Repeteer-frequentieparen (in/uitgangssignaal):
Satelliet-downlinks
Omzetter-ingangssignalen
FM simplex oproepen
Omzetter-uitgangssignalen
CW
RTTY
Packet-radio
Bakens
Telefoon
(AM)
29520/29620, 29540/29640, 29560/29660, 29580/29680
Druk tweemaal op de [AGC/TONE] toets om de subtoon-functie uit te schakelen.
10 Druk op de [SPLIT] toets om te stoppen met duplex-
bediening (gescheiden frequenties).
De aanduiding “SPLIT” verdwijnt.
Als u menu-nummer 07 op ON instelt, kunt u een geheugenkanaal oproepen om te gebruiken voor ontvangst of zenden. Zie de paragraaf “GEHEUGEN-VFO DUPLEX GEBRUIK” onder “GEHEUGENFUNCTIES” {op blz. 41} voor nadere bijzonderheden.
De gegevens die u gekozen heeft in stap 1 t/m 9, met uitzondering van de tijdsduur van de subtoon, kunt u in het geheugen vastleggen. Zie “DUPLEX KANALEN, VOOR GESCHEIDEN FREQUENTIES” {op blz. 40}.
Opmerking:
Bij het zenden via een repeteerzender kan het luid in de microfoon spreken een overmatige uitslag veroorzaken,
1
1
waardoor uw signaal via de repeteerzender door “talk-off” weg kan vallen.
Om de subtoon-frequentie te controleren die in een geheugenkanaal is vastgelegd, roept u het gewenste geheugenkanaal op en kiest dan menu-nummer 18.
N-24
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
KIEZEN VAN DE SUBTOON-FREQUENTIE
Sommige 10-meter FM repeteerzenders vereisen dat de zendontvanger een subtoon uitzendt, om te voorkomen dat andere repeteerzenders op dezelfde frequentie in elkanders vaarwater geraken. Deze subtoon-frequentie hangt af van de repeteerzender waar u toegang tot wilt krijgen. In Europa wordt over het algemeen een toon van 1750 Hz gebruikt voor de toegang tot repeteerzenders.
Kies de vereiste subtoon-frequentie via menu-nummer 18. De oorspronkelijke instelling is 88,5 Hz. De beschikbare frequenties staan in onderstaande tabel aangegeven.
Freq.
Nr. Nr.
(Hz)
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
67,0
71,9
74,4
77,0
79,7
82,5
85,4
88,5
91,5
94,8
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Freq.
(Hz)
97,4
100,0
103,5
107,2
110,9
114,8
118,8
123,0
127,3
131,8
Nr.
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Freq.
(Hz)
136,5
141,3
146,2
151,4
156,7
162,2
167,9
173,8
179,9
186,2
Nr.
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Freq.
(Hz)
192,8
203,5
210,7
218,1
225,7
233,6
241,8
250,3
1750
GEBRUIK VAN HET FM CTCSS SYSTEEM
CTCSS is de afkorting voor Continuous Tone Coded Squelch System. De CTCSS maakt gebruik van een door u gekozen, niet hoorbare toon die tijdens het zenden over het uitgezonden signaal wordt gemoduleerd.
Veronderstel dat de stations “A”, “B” en “C” zijn geprogrammeerd met een bepaalde subtoon-frequentie. Wanneer nu station “A” een oproep uitzendt, opent de squelch alleen op station “B” en “C”. Er kan zo dus op een eenvoudige wijze worden bepaald welke stations een bepaalde uitzending zullen ontvangen.
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste subtoon-frequentie via
menu-nummer 18.
3 Kies de frequentie.
4 Druk op de [FM/AM] toets om de FM mode te kiezen.
De aanduiding “FM” verschijnt.
5 Draai aan de SQL regelaar om de squelch in te stellen.
6 Druk meermalen op de [AGC/TONE] toets totdat de
aanduiding “CTCSS” verschijnt.
Opmerking:
tabel bij het kiezen van subtoon-frequenties via de computer {zie blz. 51}.
Gebruik nr. 01 t/m 39 aangegeven in de bovenstaande
CONTINUE OF BURST SUBTOON?
Naast de keuze van een frequentie voor de subtoon, dient u tevens de juiste duur van de subtoon te kiezen. De continue instelling geeft de subtoon voortdurend door, zolang de zendontvanger blijft zenden. De burst subtoon-instelling zendt slechts een 500 ms korte subtoon, telkens wanneer de zendontvanger begint met zenden.
Kies voor de continue of burst subtoon via menu-nummer 19. De oorspronkelijke instelling is continue subtoon (behalve voor sommige Europese uitvoeringen).
Druk nogmaals op de [AGC/TONE] toets om de CTCSS functie uit te schakelen.
7 Als u een oproep ontvangt:
De squelch in uw zendontvanger opent alleen wanneer de gekozen subtoon wordt ontvangen.
Als u zelf een oproep wilt maken:
Houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt of druk op de [SEND] toets.
De gekozen subtoon wordt samen met het signaal uitgezonden.
Opmerking:
Bij duplex-bediening (gescheiden frequenties) dient u de FM mode op beide VFO’s in te schakelen om de CTCSS te kunnen gebruiken.
Tijdens het kiezen van de 1750 Hz subtoon kan de CTCSS niet worden ingeschakeld.
Bij het zenden van een 1750 Hz subtoon wordt het ingangssignaal van de microfoon gedempt.
N-25
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
DIGITALE FUNCTIES
Sedert de Multimode Communication Processors (MCP) een zekere populariteit hebben verworven, houden veel radio­amateurs zich enthousiast bezig met de diverse digitale functies. Als radio-amateur beschinkt u nu over meer kracht en flexibiliteit dan ooit, met de functies van de MCP en de zendontvanger als uw communicatiebasis.
U kunt bijvoorbeeld deelnemen aan de informele sfeer van kameraadschap die op de RTTY te vinden is, met een uitstapje via de Packet-radio naar een RBBS (Radio Bulletin Board System) om een “shareware” programma waarover u gehoord hebt op te pikken, en dan doorgaan naar de AMTOR of PacTOR om een brief te posten in de regionale postbus. Daarna schakelt u vlot even door naar G-TOR™ of Clover voor een supersnelle uitwisseling van bestanden met een vriend.
RTTY (SEINEN MET FREQUENTIEVERSCHUIVING)
Bij radio-teletype gebruik worden frequentieverschuiving (FSK) en de 5-bit Baudot-code of de 7-bit ASCII-code toegepast om informatie te verzenden.
Zie “RTTY” {op blz. 61} onder “AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR” voor nadere bijzonderheden betreffende het aansluiten van de radio-teletype apparatuur.
1 Kies de FSK verschuiving via menu-nummer 29.
De FSK verschuiving is het frequentie-verschil tussen ‘mark’ en ‘space’.
De 170 Hz oorspronkelijke instelling wordt gebruikt op de amateur-banden.
2 Roep menu-nummer 30 op en kies voor overzenden van
“ON” (space) of “OFF” (mark) bij indrukken van de sleuteltoets.
De oorspronkelijke instelling is “OFF” (mark).
3 Roep menu-nummer 31 op en kies hoge toon (2125 Hz)
of lage toon (1275 Hz) voor mark.
•Tegenwoordig wordt gewoonlijk de hoge toon (oorspronkelijke instelling) gebruikt.
4 Kies de gewenste afstemfrequentie.
5 Druk op de [CW/FSK] toets om FSK te kiezen.
De aanduiding “FSK” verschijnt.
6 Druk op de [REV] toets om over te schakelen op de
bovenste zijband indien dit nodig is om compatibel te zijn met het station waarmee u contact wilt leggen.
De aanduiding “R” verschijnt naast “FSK”.
Gewoonlijk wordt de onderste zijband gebruikt voor FSK.
Druk nogmaals op de [REV] toets om terug te schakelen naar de onderste zijband.
7 Volg de aanwijzingen van uw MCP of RTTY apparatuur
voor de intoets-volgorde op uw RTTY toetsenbord om in te stellen op de zendfunctie.
De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
Om handmatig op zenden in te stellen, drukt u op de
[SEND] toets.
8 Start het verzenden van gegevens vanaf het toetsenbord.
Instellen van de zenddraaggolf of het audiofrequentie­ingangsniveau is niet nodig.
Gebruik menu-nummer 34 om het audiofrequentie­uitgangsniveau in te stellen. Hiervoor kunt u niet de AF sterkteregelaar gebruiken.
9 Na afloop van het zenden voert u op het toetsenbord de
toetsvolgorde in voor het terugkeren naar de ontvangst­stand.
De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
Als u in stap 7 op de [SEND] toets heeft gedrukt, druk dan nogmaals op de [SEND] toets.
RTTY FREQUENTIES
IARU gebied 1
(Europa/Afrika)
frequentie (in kHz)
1838~1842
3580~3620
7035~7045
10140~10150
14080~14099,5
18101~18109
21080~21120
24920~24929
28050~28150
V.S./Canada
frequentie (in kHz)
1800~1840
3605~3645 (DX: 3590)
7080~7100 (DX: 7040)
10140~10150
14070~14099,5
18100~18110
21070~21100
24920~24930
28070~28150
N-26
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
Mode
USB & LSB
USB & LSB
FM
300 bps
(AFSK)
1200 bps
(PSK)
1200 bps
(AFSK)
F1
F1
F2
Overdracht-snelheid
Type modulatie
AMTOR/ PACKET/ PACTOR/ G-TORTM/ CLOVER
Dankzij hun ingebouwd foutcorrectie-vermogen en grote overdrachtsnelheid werken deze protocols veel efficiënter dan eerdere vormen van digitale communicatie per machine. De G-TOR™ werd speciaal ontwikkeld voor het communiceren onder de moeilijkste omstandigheden met ruimtevaartuigen tijdens hun missies in het zonnestelsel.
Mode
AMTOR
Packet
PacTOR
G-TOR
AMateur Teleprinting Over Radio
Pakketvormige gegevensoverdracht per
AX.25 protocol
Packet Teleprinting Over Radio
TM
Golay-coded Teleprinting Over Radio
Klaverblad, naar de vorm van een accuraat
Clover
afgestemd signaal bij weergave op een monitorscherm.
Op de meeste HF banden wordt gebruik gemaakt van de audiofrequentie-verschuiving seinmethode (AFSK). Zoals de naam al zegt, werkt deze modulatiemethode met audiosignalen, zodat u dient af te stemmen op de LSB of USB zijband. Gewoonlijk wordt de LSB onderste zijband gebruikt, net als voor RTTY, met uitzondering echter van het AMTOR protocol, dat de USB zijband benut.
In een aantal landen staan de autoriteiten het F2 gebruik op bepaalde frequenties van de 10-meter band toe. Voor deze toepassing kiest u de FM afstemming.
Zie “MCP EN TNC” {op blz. 62} onder “AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR” voor nadere bijzonderheden betreffende het aansluiten van de apparatuur.
Opmerking:
◆Bij gebruik van de SSB of FM mode voor digitale functies dient u de spraakprocessor uit te schakelen. Tevens moet bij gebruik van de SSB mode een snelle AGC instelling worden gekozen.
Wanneer u een van de filters kiest (niet de OFF instelling) in menu-nummer 32, mag u niet de RX equalizer via menu-nummer 50 inschakelen. De oorspronkelijke instelling voor menu-nummer 50 is OFF.
◆Zet menu-nummer 32 op OFF voor een spraakfunctie, aangezien de beschikbare filters hier te smal voor zijn.
1 Kies de geschikte filter-bandbreedte via
menu-nummer 32.
De oorspronkelijke instelling is OFF.
2 Kies de gewenste frequentie.
3 Druk op de [LSB/USB] toets om te kiezen voor de
onderste of bovenste zijband.
•Voor gebruik van de F2 functie stelt u in op de FM
mode met een druk op de [FM/AM] toets.
Als u in stap 1 een van de filters heeft gekozen, (niet
de OFF instelling), verschijnt “FSK” bij de aanduiding “LSB”, “USB”, of “FM”.
4 Volg de aanwijzingen van uw TNC of MCP apparatuur en
schakel de calibratie of ijkingsfunctie in om een mark­conditie te genereren.
De aanduiding “RX” verdwijnt en “TX” licht op.
5 Gebruik menu-nummer 33 voor het instellen van het juiste
audiofrequentie-ingangsniveau.
Kies het laagste ingangsniveau waarbij de ALC meter
nog uitslaat.
Betekenis
6 Verlaat de calibratie of ijkingsfunctie.
De aanduiding “TX” verdwijnt en “RX” licht op.
7 Gebruik menu-nummer 34 om het audiofrequentie-
uitgangsniveau in te stellen.
Hiervoor kunt u niet de AF sterkteregelaar gebruiken.
8 Start het verzenden van opdrachten en gegevens.
De zendontvanger zal telkens even kort gaan zenden voor het doorsturen van uw opdrachten en gegevens, en ook wanneer het toestel de uitzending van een ander station ontvangt.
Hieronder ziet u de snelheid van de gegevensoverdracht en het type modulatie dat wordt toegepast voor de HF Packet­communicatie.
Opmerking:
gebruikt worden op de 10-meter band. Neem contact op met de nationale vereniging voor radio-amateurs voor een overzicht van de afstembanden dat de toewijzing van de verschillende soorten modulatie aangeeft.
In een aantal landen kan F2 modulatie bij 1200 bps
PACKET-FREQUENTIES
IARU gebied 1
(Europa/Afrika)
frequentie (in kHz)
3590~3600
Digitale band
Digitale band
14089~14099, 14101~14112
Digitale band
21100~21120
Digitale band
28120~28150, 29200~29300
De AMTOR activiteit treft u aan op of bij de 14075 en 3637,5kHz. Dit zijn ook de beste frequenties om te zoeken naar PacTOR, G-TOR™, en Clover stations.
V.S./Canada
frequentie (in kHz)
1800~1830
3620~3635
7080~7100
10140~10150
14095~14099,5
18105~18110
21090~21100
28120~28189
N-27
7 SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES
SLOW SCAN TV/ FACSIMILE
De SSTV beleeft de laatste tijd een periode van groeiende populariteit, door het sterk toenemend aantal personal computers. Met behulp van deze techniek kunt u stilstaande zwart-wit of kleurenbeelden overzenden en ontvangen. Waar u tot dusverre uw best deed om een passende beschrijving van uw station te geven, kunt u nu uw shack vol trots aan den volke tonen. Om dit te doen, heeft u een scan-converter nodig om de videobeelden om te zetten in audiosignalen, die vervolgens naar de zendontvanger worden gestuurd. Of, om eenvoudiger te beginnen, gebruik enkel uw computer samen met in de handel verkrijgbare programmatuur om deze taak uit te voeren. Een TV-toestel en videocamera, komen tevens van pas.
SSTV FREQUENTIES
IARU gebied 1
(Europa/Afrika)
frequentie (in kHz)
3730~3740
7035~7045
14225~14235
21335~21345
28675~28685
De hoge resolutie die mogelijk is met facsimile (fax) stelt u in staat scherpere gedetailleerde beelden uit te wisselen dan de SSTV kan bieden. Vanwege de langere tijd die het verzenden van een fax vereist, is het aanbevolen deze zendmethode slechts te gebruiken wanneer de omstandigheden op de band gunstig zijn, met krachtig doorkomende signalen.
Volgende frequenties zijn populair voor de fax:
7245, 14245, 21345 (Internationaal Net), 28945 kHz
Voor de bediening van de SSTV of fax is het voornamelijk van belang dat u de functies van de computer-programmatuur of de speciale apparatuur voor deze toepassingen leert gebruiken. Raadpleeg hiervoor de handleiding die bij de programmatuur of de apparatuur wordt geleverd.
Opmerking:
een snelle AGC instelling kiezen en de spraakprocessor uitschakelen om de beste resultaten te verkrijgen.
Zowel voor de SSTV als voor de fax kunt u het best
V.S./Canada
frequentie (in kHz)
3845
7171
14230
21340
28680
SATELLIET-AFSTEMMING
Alhoewel deze minder gebruikt wordt dan de VHF/UHF satelliet-afstemming, zult u zonder bezwaar ook op de HF banden satelliet-afstemming kunnen gebruiken, afhankelijk van welke satellieten er op dat moment in omloop rond de aarde zijn. Wanneer de HF propagatie niet goed is, kunnen de satellieten een goede oplossing bieden voor een betrouwbare verbinding. Zelfs zo betrouwbaar, dat u wellicht de satelliet­verbinding gaat verkiezen boven de uiteindelijk nogal lukrake “gewone” communicatie via de ionosfeer.
Een voorbeeld van een “Mode K” satelliet met zowel zend- als ontvangstfrequenties (“uplink en downlink”) op de HF band is de Radio Sputnik 12 (RS-12). Gelanceerd in het begin van de jaren 90, bevindt deze satelliet zich nu in een lage omloopbaan rond de aarde, met korte gelegenheid tot communicatie terwijl hij vliegensvlug bij u overkomt. Deze satelliet accepteert SSB enkele-zijband en CW signalen op de 15-meter band en geeft ze weer op de 10-meter band.
Uw zendontvanger is ook geschikt voor communicatie met de “Mode A” satellieten, die werken met een VHF uplink en een HF downlink, mits u beschikt over een SSB/CW zendontvanger voor de VHF.
Bent u geïnteresseerd in de “Mode K” satelliet-afstemming, neem dan rechtstreeks of via de internet home-page contact op met de AMSAT (Radio Amateur Satellite Corporation). Deze wereldwijde groep satelliet-exploitanten steunt de bouw en het veelzijdig gebruik van satellieten. Via de AMSAT kunt u zich op de hoogte stellen van de meest recente ontwikkelingen omtrent de “Mode K” en “Mode A” satellieten die op het moment hun banen om de aarde trekken.
N-28
NUTTIGE VOORZIENINGEN
ONTVANGST
KIEZEN VAN DE GEWENSTE FREQUENTIE
Naast het gebruik van de Afstemknop of het indrukken van de [UP]/[DWN] toetsen op de microfoon zijn er diverse andere methoden voor het kiezen van de gewenste frequentie. Hieronder worden deze methoden, die u zowel moeite als tijd kunnen besparen, beschreven.
DIRECTE FREQUENTIEKEUZE
Rechtstreeks invoeren van de frequentie met de nummertoetsen is de snelste manier om over te schakelen naar een frequentie die ver verwijderd is van uw huidige frequentie.
1 Druk op de [ENT] toets.
De aanduiding “- - . - - - . - -” verschijnt.
2 Druk op de nummertoetsen [0] ~ [9] om de gewenste
frequentie in te voeren.
•Wanneer u tijdens het invoeren op de [ENT] toets
drukt, wordt er automatisch voor de nog niet ingevoerde cijfers een reeks nullen toegevoegd, waarmee de frequentie-invoer dan compleet is.
Om bijvoorbeeld 1,85 MHz in te voeren, moet u
eerst op [0] drukken voor de 10 MHz tientallen (eerste cijfer), aangezien het ook mogelijk is om 18,5 MHz in te voeren.
Als u op een verkeerde cijfertoets drukt, kunt u terugkeren naar de vorige frequentie met een druk op de [CLR] toets.
Opmerking:
Sommige cijfers kunnen niet worden ingevoerd op de plaats voor de 10 MHz tientallen (eerste cijfer). Wanneer u als eerste een cijfer invoert dat niet toegestaan is op die plaats, komt dit automatisch op de plaats voor de 1 MHz eenheden te staan.
Bij invoeren van het laatste cijfer voor de 10 Hz zal er automatisch voor het 1 Hz cijfer een 0 worden toegevoegd, zodat de frequentie-invoer compleet is. Het 1 Hz cijfer zal niet worden aangegeven.
Als u een frequentie invoert die buiten het afstembereik van de zendontvanger valt, klinkt er een waarschuwingstoon. De ingevoerde frequentie wordt niet geaccepteerd.
Bij het accepteren van een ingevoerde frequentie worden de RIT en de XIT automatisch uitgeschakeld, maar de RIT of XIT frequentie zal niet veranderen.
Na het oproepen van geheugenkanaal nummer 90 t/m 99 waarin de begin- en eindfrequenties zijn vastgelegd, kunt u de ontvangstfrequentie binnen het geprogrammeerde bereik wijzigen met de directe frequenfiekeuze.
2 Druk op de [UP] of [DOWN] toets.
Bij het ingedrukt houden van één van deze toetsen zal de zendontvanger de frequenties sneller doorlopen.
3 Druk nogmaals op de [1MHz] toets om de
oorspronkelijke functie te herstellen.
De aanduiding “1MHz” verdwijnt.
Indien u de voorkeur geeft aan 100 of 500 kHz intervallen in plaats van 1 MHz, kunt u dit via menu­nummer 02 instellen. De oorspronkelijke instelling is 1MHz.
SNEL DOORLOPEN VAN FREQUENTIES
Om de frequentie snel te verhogen of te verlagen, draait u aan de MULTI/CH regelaar. Bij gebruik van deze regelaar verandert de frequentie in stappen van 10 kHz.
Om de grootte van de frequentiestap te veranderen, gebruikt u menu-nummer 03 en 04. Voor FM kan gekozen worden uit 1 kHz, 5 kHz, 10 kHz, 12,5 kHz, 20 kHz of 25 kHz; voor de andere moden kan gekozen worden uit 1 kHz, 5 kHz en 10 kHz. De oorspronkelijke instelling voor beide menu-nummers is 10 kHz.
Als de frequentie met de MULTI/CH regelaar wordt veranderd, worden de frequenties zodanig afgerond dat deze een veelvoud zijn van de grootte van de frequentiestap. Om deze functie uit te schakelen, zet u menu-nummer 05 op OFF.
Op de AM band wordt de frequentiestap automatisch op 9 kHz ingesteld (10 kHz bij de modellen voor V.S./ Canada) voor de AM mode. De frequentiestap kan via menu-nummer 06 worden omgeschakeld tussen 9 kHz en 10 kHz.
FIJNAFSTEMMING
Bij gebruik van de centrale Afstemknop verspringt de frequentie gewoonlijk in stappen van 10 Hz voor de SSB, CW en FSK modes en in stappen van 100 Hz voor de FM en AM modes. Indien gewenst, kunt u deze frequentiestap omschakelen naar 1 Hz voor de SSB, CW en FSK modes en 10 Hz voor de FM en AM modes.
1 Druk op de [FINE] toets.
De aanduiding “FINE” verschijnt.
GEBRUIK VAN HET 1 MHz INTERVAL
Bij indrukken van de [UP]/[DOWN] toetsen op het voorpaneel veranderen de amateurbanden. U kunt de [UP]/[DOWN] toetsen tevens gebruiken om de frequentie in stappen van 1 MHz te veranderen.
1 Druk op de [1MHz] toets.
De aanduiding “1MHz” verschijnt.
2 Draai aan de Afstemknop om op de gewenste
frequentie af te stemmen.
3 Druk nogmaals op de [FINE] toets om de
fijnafstemmingsfunctie uit te schakelen.
De aanduiding “FINE” verdwijnt.
N-29
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
GELIJKSCHAKELEN VAN DE VFO FREQUENTIES
(A=B)
Druk op de [A=B] toets om de frequentie en de modulatietoestand van de actieve VFO over te brengen naar deactieve VFO.
1 Kies de frequentie en mode op VFO A of VFO B. 2 Druk op de [A=B] toets.
De frequentie en mode gekozen in stap 1 worden gekopieerd naar de inactieve VFO.
3 Druk op de [A/B] toets als u wilt controleren of de
frequentie inderdaad gekopieerd is.
RIT (RECEIVE INCREMENTAL TUNING)
RIT biedt u de mogelijkheid uw ontvangstfrequentie tot ±9,99 kHz te verstellen, in stappen van 10 Hz tegelijk, zonder dat dit invloed heeft op uw zendfrequentie. Wanneer de ([FINE]) fijnafstemming is ingeschakeld, zijn de stappen met 1 Hz nog preciezer. De RIT werkt bij alle modulatie-modes even goed en ook zowel voor de VFO afstemming als voor frequenties uit de geheugenkanalen.
1 Druk op de [RIT] toets.
De aanduiding “RIT” verschijnt, samen met de RIT verschuiving.
2 Druk op de [CLEAR] toets als u de RIT verschuiving op
nul wilt terugstellen.
3 Draai aan de RIT/XIT regelaar om uw ontvangstfrequentie
te wijzigen.
4 Om de RIT functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de [RIT] toets.
De ontvangstfrequentie keert terug naar de frequentie die gekozen was voordat u stap 1 uitvoerde.
Opmerking:
Bij gebruik van de geheugenoproepfunctie werkt de RIT alleen bij geheugens waarin gegevens zijn vastgelegd.
De frequentieverschuiving die u instelt met de zal ook gelden voor de XIT functie. Bij wijzigen of wissen van de RIT frequentiewaarde zal dus ook de XIT frequentieverschuiving veranderen.
RIT/XIT
regelaar
AGC (AUTOMATISCHE GEVOELIGHEID­TIJDINSTELLING)
Wanneer een andere mode als FM is ingeschakeld, kan de AGC functie gebruikt worden voor het instellen van de tijdconstante voor de automatische gevoeligheidsregeling.
Bij kiezen van een “trage” schakeltijdfactor zullen de gevoeligheidsregeling en de S-meter van de zendontvanger traag reageren op grote wisselingen van het ingangssignaal. Bij een snelle schakeltijdfactor reageren de gevoeligheid en de S-meter sneller. Keuze van een AGC tijdconstante voor een snelle reactie is vooral nuttig voor de volgende gevallen:
Snel afstemmen
Ontvangst van zwakke signalen
Ontvangst van snelle CW signalen
De oorspronkelijke instellingen zijn traag voor SSB, snel voor CW, snel voor FSK en traag voor AM.
1 We gaan ervan uit dat USB is gekozen.
2 Druk op de [AGC/TONE] toets.
De aanduiding “FAST” verschijnt wat betekent dat een snelle schakeltijdfactor is gekozen.
3 Druk nogmaals op de [AGC/TONE] toets om een trage
schakeltijdfactor in te stellen.
RX ONTVANGST-EQUALIZER
Gebruik de RX equalizer om de ontvangstfrequentie karakteristiek van het ontvangen signaal bij te regelen zodat het signaal zo duidelijk mogelijk gehoord wordt. Via menu­nummer 50 kunt u kiezen uit vijf verschillende ontvangst­profielen, met inbegrip van de standaard neutraal-instelling (geen bijregeling). Bij het kiezen van een van de volgende menu-onderdelen verschijnt “ ” naast het menu-nummer.
Hogetonen-versterking (Hb):
Voor het versterken van de hoge tonen; deze instelling kunt u gebruiken als uw stem erg laag is.
Formant-doorlaat (FP):
Voor het verbeteren van de helderheid door onderdrukking van de audiofrequenties die buiten het normale stem­frequentiebereik vallen.
Lagetonen-versterking (bb):
Voor het versterken van de lage tonen; deze instelling kunt u gebruiken als u een hoge stem heeft.
Conventionele versterking (c):
3 dB versterking van de audiofrequenties in het bereik boven 600 Hz.
Amplitude
Conventionele versterking
Formant-doorlaat
Hogetonen­versterking
UIT
Lagetonen­versterking
Audiofrequentie
0,7
Opmerking:
De keuzemogelijkheid “U” in menu-nummer 50 is nog niet beschikbaar. Deze keuzemogelijkheid is in het menu opgenomen voor eventueel toekomstig gebruik.
Gebruik de bovenstaande afbeelding als referentie. De feitelijke profielen kunnen enigszins afwijken als gevolg van factoren zoals de IF ontvangstfilters.
2,2
(kHz)
N-30
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
ZENDEN
VOX (STEMGESCHAKELD ZENDEN)
De VOX functie voor stemgeschakeld zenden zorgt dat u niet telkens voor het zenden een knop hoeft in te drukken. De zendontvanger schakelt hierbij automatisch over op zenden zodra het VOX circuit waarneemt dat u in de microfoon spreekt.
Bij het gebruik van de VOX stem-zendfunctie kunt u zich beter de gewoonte aankweken om tussen uw zinnen even te pauzeren, om de zendontvanger kort te laten terugschakelen naar ontvangst. Dan kunt u horen of er al een reactie van iemand doorkomt, en u kunt uw gedachten ordenen voor de volgende zin. De luisteraar zal ongetwijfeld waarderen dat u hem of haar de gelegenheid geeft u van repliek te dienen, en denkbeelden die u beter formuleert zullen ook beter overkomen.
De VOX kan afzonderlijk voor de CW en de andere modes, met uitzondering van FSK, worden in- en uitgeschakeld.
Druk op de [VOX] toets om de VOX stem-zendfunctie beurtelings in en uit te schakelen.
De aanduiding “VOX” licht op wanneer de functie is ingeschakeld.
WACHTTIJD VOOR HET TERUGSCHAKELEN
Als de zendontvanger te snel terugschakelt naar ontvangst nadat u gestopt bent met praten, is het mogelijk dat uw laatste woorden niet worden uitgezonden. Om dit te voorkomen, stelt u de wachttijd zodanig in dat uw woorden tot het einde toe worden uitgezonden, zonder dat de wachttijd echter storend lang is.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Schakel de VOX functie in.
3 Druk op de [DELAY] toets.
De huidige instelling verschijnt. De oorspronkelijke instelling is 50.
4 Spreek in de microfoon op uw normale
conversatietoon en stel de MULTI/CH regelaar zo in dat de zendontvanger overschakelt op ontvangst, kort nadat u stopt met praten.
Het instelbereik loopt van 5 t/m 100 (150 t/m 3000 ms), in stappen van 5, en er is een OFF stand.
5 Druk nogmaals op de [DELAY] toets.
MICROFOON-INGANGSNIVEAU
Voor een effectief gebruik van de VOX stem-zendfunctie dient u eerst de gevoeligheid van het VOX circuit op het juiste niveau in te stellen. Dit niveau is de geluidssterkte waarbij het VOX circuit de aan- of afwezigheid van stemgeluid waarneemt. Bij gebruik van de CW mode kan dit niveau niet worden ingesteld.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Schakel de VOX functie in.
3 Roep menu-nummer 16 op.
4 Spreek in de microfoon op uw normale
conversatietoon en bepaal door uitproberen de beste instelling (de oorspronkelijke instelling is 4), waarbij de zendontvanger vlot overschakelt op zenden, telkens wanneer u begint te praten.
Het instelbereik loopt van 0 t/m 9.
Bij de beste instelling mag de zendontvanger uw eerste woorden niet missen; het toestel mag evenwel niet reageren op toevallige achtergrondgeluiden.
Opmerking:
de VOX functie is uitgeschakeld en zelfs tijdens het zenden kan dit nog.
U kunt dit menu-onderdeel ook instellen wanneer
N-31
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
SPRAAKPROCESSOR
De spraakprocessor dient om de aanzienlijke fluctuaties in de dynamiek van het stemgeluid naar een gemiddelde waarde af te vlakken. Hierdoor kan bij het zenden op de SSB, FM of AM een groter gemiddeld uitgangsvermogen voor het zenden worden toegepast, hetgeen resulteert in een duidelijker signaal. De sterkte van de afvlakking (compressie) kunt u naar wens instellen. In de praktijk zult u merken dat het inschakelen van de spraakprocessor een beter verstaanbare verbinding geeft met verafgelegen stations.
Zendvermogen
Tijd
Spraakprocessor OFF
Zendvermogen
Tijd
Spraakprocessor ON
XIT (TRANSMIT INCREMENTAL TUNING)
Net als RIT dat doet voor ontvangst, biedt de XIT functie u bij het zenden de mogelijkheid uw frequentie tot ±9,99 kHz te verstellen, in stappen van 10 Hz tegelijk, zonder dat dit invloed heeft op uw ontvangstfrequentie. Wanneer de ([FINE]) fijnafstemming is ingeschakeld, zijn de stappen met 1 Hz nog preciezer.
1 Druk op de [XIT] toets.
De aanduiding “XIT” verschijnt, samen met de XIT verschuiving.
2 Druk op de [CLEAR] toets als u de XIT verschuiving op
nul wilt terugstellen.
3 Draai aan de RIT/XIT regelaar om uw zendfrequentie te
wijzigen.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Druk op de [PROC] toets om de spraakprocessor in te
schakelen.
De aanduiding “PROC” verschijnt. De SWR meter verdwijnt en de COMP meter verschijnt.
3 Roep menu-nummer 15 op en kies het gewenste
compressieniveau.
Het instelbereik loopt van 0 t/m 25 dB, in stappen van 5 dB. De aanbevolen en oorspronkelijke instelling is 10 dB.
Het gebruik van een hogere compressie zal geen verdere verbetering in de helderheid of hoorbare signaalsterkte opleveren. Extreem gecomprimeerde signalen zijn minder verstaanbaar, door het optreden van vervorming, en klinken minder prettig dan signalen met minder compressie.
4 Om de spraakprocessor uit te zetten, drukt u nogmaals op
de [PROC] toets.
De aanduiding “PROC” verdwijnt. De COMP meter verdwijnt en de SWR meter verschijnt.
4 Om de XIT functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de [XIT] toets.
De zendfrequentie keert terug naar de frequentie die gekozen was voordat u stap 1 uitvoerde.
Opmerking:
regelaar zal ook gelden voor de RIT functie. Bij wijzigen of wissen van de XIT frequentiewaarde zal dus ook de RIT frequentieverschuiving veranderen.
De frequentieverschuiving die u instelt met de
RIT/XIT
N-32
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
AANPASSEN VAN UW ZENDSIGNAAL
De kwaliteit van uw verzonden signaal is belangrijk, ongeacht met welke zendactiviteit u zich bezighoudt. Toch is deze factor gemakkelijk over het hoofd te zien, omdat u helaas uw eigen signaal na uitzending niet kunt horen. De hierna volgende paragrafen trachten u echter behulpzaam te zijn bij het zo goed mogelijk afregelen van uw zendsignaal.
AANPASSEN VAN DE ZENDBANDBREEDTE
(SSB/AM)
Gebruik menu-nummer 13 om de bandbreedte voor het zenden in te stellen op 2,4 kHz (normaal) of 2,0 kHz (smal). De oorspronkelijke instelling is 2,4 kHz.
Bandbreedte
2,4 kHz (normaal)
2,0 kHz (smal)
Ondergrens-
frequentie
300 Hz
500 Hz
EQUALIZER VOOR HET VERZONDEN
AUDIOSIGNAAL (SSB/FM/AM)
Gebruik menu-nummer 14 om de zendfrequentie karakteristiek van uw signaal bij te regelen. U kunt kiezen uit vijf verschillende profielen, met inbegrip van de standaard neutraal-instelling (geen bijregeling). Bij het kiezen van een van de volgende menu-onderdelen verschijnt de aanduiding “TX EQ.” op het display.
Hogetonen-versterking (Hb):
Voor het versterken van de hoge tonen; deze instelling kunt u gebruiken als uw stem erg laag is.
Formant-doorlaat (FP):
Voor het verbeteren van de helderheid door onderdrukking van de audiofrequenties die buiten het normale stem-frequentiebereik vallen.
Lagetonen-versterking (bb):
Voor het versterken van de lage tonen; deze instelling kunt u gebruiken als u een hoge stem heeft.
Conventionele versterking (c):
3 dB versterking van de audiofrequenties in het bereik boven 600 Hz.
Amplitude
Bovengrens-
frequentie
2,7 kHz
2,5 kHz
Conventionele versterking
Formant-doorlaat
Hogetonen­versterking
UIT
Lagetonen­versterking
MONITORFUNCTIE VOOR VERZONDEN SIGNAAL
Bij communicatie in de SSB, FM of AM mode kunt u meeluisteren naar de signalen die u uitzendt, om te controleren of de andere stations u duidelijk kunnen horen. Deze functie is bijvoorbeeld handig bij het kiezen van een geschikt profiel van de TX equalizer.
Roep menu-nummer 47 op en kies een getal tussen 1 en 9. Hoe groter het getal, hoe hoger het volume van het meeluistergeluid. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Opmerking:
Wanneer het volume van het meeluistergeluid erg hoog is of als de spraakprocessor ingeschakeld is, bestaat de mogelijkheid dat het geluid van de luidspreker door de microfoon wordt opgepikt, wat kan resulteren in een rondzingende toon (akoestische terugkoppeling). Indien dit gebeurt, dient u de hoofdtelefoon te gebruiken.
Via de luidspreker hoort u het geluid dat wordt opgepikt voordat modulatie heeft plaatsgevonden. De kwaliteit van dit geluid kan daarom een weinig verschillen van de kwaliteit van het geluid dat de andere stations horen.
Deze functie is niet beschikbaar in de CW of FSK mode.
De stand van de AF regelaar heeft geen invloed op het volume van het meeluistergeluid.
ZENDBLOKKERING
De “TX Inhibit” zendblokkering maakt het onmogelijk om de zendontvanger op zenden in te stellen. Met deze functie in de ON stand kunnen er geen signalen worden uitgezonden.
Zendblokkering OFF: Zenden is mogelijk.
Zendblokkering ON: Zenden is niet mogelijk.
Deze functie kunt u ON en OFF schakelen via menu­nummer38. De oorspronkelijke instelling is OFF.
VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE TIJDENS HET ZENDEN
Het bijregelen of aanpassen van uw frequentie tijdens het zenden is meestal niet aanbevolen, gezien de kans op interferentie met andere stations. Indien dit echter toch nodig is, kunt u de centrale Afstemknop gebruiken om de frequentie te veranderen terwijl u zendt. U kunt tijdens het zenden tevens de XIT verschuivingsfrequentie wijzigen.
Als u tijdens het zenden een frequentie kiest buiten het toegestane zendfrequentiebereik, wordt de zendontvanger automatisch overgeschakeld op ontvangst. Als u het zenden had gestart met een druk op de [SEND] toets, zal de uitzending niet hervat worden tot u een nieuwe frequentie kiest binnen het toegestane bereik, en tot u weer op de [SEND] toets drukt.
0,7
Opmerking:
De keuzemogelijkheid “U” in menu-nummer 14 is nog niet beschikbaar. Deze keuzemogelijkheid is in het menu opgenomen voor eventueel toekomstig gebruik.
Gebruik de bovenstaande afbeelding als referentie. De feitelijke profielen kunnen enigszins afwijken als gevolg van factoren zoals de IF zendfilters.
2,2
Audiofrequentie (kHz)
N-33
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
CW BREAK-IN
De Break-in functie voor de CW mode stelt u in staat te zenden zonder handmatig om te schakelen tussen zenden en ontvangst. Er zijn twee verschillende Break-in functies: Semi Break-in en Full Break-in.
Semi Break-in:
Met de contacten van de sleutel open wacht de zendontvanger automatisch tot de tijd is verstreken die u hebt ingesteld. Dan keert de zendontvanger terug naar de ontvangst-stand.
Full Break-in:
Zodra de contacten van de seinsleutel open gaan, keert de zendontvanger terug naar ontvangst.
GEBRUIK VAN SEMI BREAK-IN OF FULL BREAK-IN
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets.
De aanduiding “VOX” verschijnt.
3 Druk op de [DELAY] toets.
De huidige instelling (Full of een wachttijd) verschijnt. De oorspronkelijke instelling is Full (“FBk”).
ELEKTRONISCHE SLEUTEL
Deze zendontvanger is uitgerust met een ingebouwde elektronische sleutel die u kunt gebruiken door een “paddle” bedieningseenheid aan te sluiten op het achterpaneel van de zendontvanger. Zie “AANSLUITINGEN VOOR EEN SEINSLEUTEL EN TOETSENBORD VOOR DE CW BEDIENING” {op blz. 3} voor nadere bijzonderheden betreffende het aansluiten. De ingebouwde sleutel is geschikt voor jambische bediening.
VERANDEREN VAN DE SEINSNELHEID
De seinsnelheid van de elektronische sleutel kan naar wens worden ingesteld. Zorg dat u de juiste snelheid instelt zodat de CW berichten foutloos verstuurd worden en deze aan de andere zijde zonder problemen kunnen worden gekopieerd. Bij een te hoge snelheid bestaat de kans dat er fouten ontstaan. Het verdient aanbeveling een snelheid in te stellen die zo dicht mogelijk in de buurt is van de snelheid van het andere station.
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [KEY] toets.
De huidige snelheid wordt aangegeven. De oorspronkelijke instelling is 20.
4 Draai aan de MULTI/CH regelaar om Full Break-in te
kiezen of een wachttijd voor Semi Break-in in te stellen.
Het instelbereik voor de wachttijden loopt van 5 t/m 100 (50 t/m 1000 ms), in stappen van 5.
5 Start het zenden van uw bericht.
De zendontvanger schakelt automatisch over op zenden.
Als Full Break-in gekozen is: De zendontvanger keert meteen terug naar ontvangst zodra de contacten van de sleutel open gaan.
Als Semi Break-in gekozen is: De zendontvanger keert terug naar ontvangst nadat de wachttijd die u hebt ingesteld is verstreken.
6 Druk nogmaals op de [DELAY] toets.
Opmerking:
TL-922/922A versterker.
Full Break-in kan niet worden gebruikt met de
N-34
3 Terwijl u de paddle bedient en naar de zend-zijtoon
luistert, draait u aan de MULTI/CH regelaar om de juiste snelheid in te stellen.
Het instelbereik loopt van 0 t/m 100, in stappen van 2. Hoe groter het getal, hoe hoger de snelheid.
4 Druk nogmaals op de [KEY] toets om de instelling te
voltooien.
Opmerking:
de ingestelde snelheid alleen voor het zenden van punten.
Bij gebruik van de halfautomatische “Bug” functie geldt
AUTOMATISCHE GEWICHTSAFSTELLING
De elektronische sleutel kan automatisch de punt/streep ratio veranderen, d.w.z. de verhouding van de streep-lengte tot de punt-lengte. De afstelling verandert afhankelijk van de seinsnelheid zodat men uw seinberichten gemakkelijker kan kopiëren.
Gebruik menu-nummer 26 om de automatische gewichtsafstelling op ON of OFF te zetten. De oorspronkelijke stand is ON. Wanneer de functie op OFF staat, ligt de verhouding automatisch vast op 3:1.
OMGEKEERDE GEWICHTSAFSTELLING
Bij de automatische gewichtsafstelling neemt de verhouding toe wanneer uw seinsnelheid toeneemt. De elektronische sleutel kan de verhouding echter ook laten afnemen wanneer de seinsnelheid toeneemt.
Om deze functie in te schakelen, roept u menu­nummer 27 op en kiest dan de ON stand. De oorspronkelijke stand is OFF.
8 NUTTIGE VOORZIENINGEN
WIJZIGEN VAN DE VERGRENDELDE GEWICHTSAFSTELLING
Wanneer de automatische gewichtsafstelling op OFF wordt gezet, wordt de punt/streep ratio op 3:1 vergrendeld. Indien gewenst, kunt u de waarde van de vergrendelde gewichtsafstelling wijzigen. Roep hiervoor menu-nummer 49 op en kies de gewenste verhouding. Er zijn 16 instellingen, van 2,5:1 t/m 4,0:1, die in verkorte vorm op het display worden aangegeven. Wanneer bijvoorbeeld “2.7” wordt getoond, betekent dit 2,7:1.
Opmerking:
functie ingeschakeld is, geldt de instelling gemaakt in menu-nummer 49 niet.
Als de automatische gewichtsafstelling of de Bug-key
“BUG-KEY” FUNCTIE
De ingebouwde elektronische sleutel kan tevens gebruikt worden als een halfautomatische sleutel. Halfautomatische sleutels worden ook wel “Bugs” genoemd. Wanneer de Bug­key functie op ON staat, worden punten op de normale wijze door de elektronische sleutel gegenereerd. Strepen worden echter handmatig gegenereerd door de gebruiker wanneer deze de paddle sluit voor de tijdsduur vereist voor een streep.
Om deze functie in te schakelen, roept u menu-nummer 22 op en kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Opmerking:
berichtengeheugen (zie onder) niet gebruikt worden.
Als de Bug-key functie is ingeschakeld, kan het CW
CW BERICHTENGEHEUGEN
Deze zendontvanger heeft drie geheugenkanalen voor het vastleggen van CW berichten. In ieder geheugenkanaal kunnen ongeveer 50 tekens worden vastgelegd. Deze geheugenkanalen kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor het vastleggen van wedstrijd-uitwisselingen die u herhaaldelijk wilt uitzenden. U kunt de vastgelegde berichten weergeven om deze te controleren of om deze te verzenden.
De elektronische sleutel is voorzien van een functie voor het onderbreken van de weergave en het handmatig invoegen van uw eigen seinbericht. Om deze functie in te schakelen, roept u menu-nummer 28 op en kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
De elektronische sleutel kan ook het bericht dat u hebt vastgelegd herhaaldelijk weergeven. Om deze functie in te schakelen, roept u menu-nummer 23 op en kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Bij herhaalde weergave van berichten kunt u de pauze tussen de herhalingen van de berichten-serie veranderen. Roep menu­nummer 24 op en stel de gewenste tijd in (0 t/m 60 seconden).
Opmerking:
Deze functie kan niet worden gebruikt als de Bug-key functie is ingeschakeld.
Bij de bediening van de sleutel-paddle met menu-nummer 28 op OFF wordt de bericht-weergave geannuleerd. Wanneer de bericht­weergave niet stopt vanwege de timing van de sein-start, kunt u de weergave uitschakelen door op de
VASTLEGGEN VAN EEN CW BERICHT
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te kiezen.
De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets als de aanduiding “VOX” in het
display oplicht.
De aanduiding “VOX” verdwijnt.
3 Druk op de [REC] toets.
[CLR]
toets te drukken.
4 Druk op de [CH 1], [CH 2] of [CH 3] toets om het
gewenste geheugenkanaal te kiezen.
5 Begin met zenden met de sleutel-paddle.
Het bericht dat u zendt wordt in het geheugen
vastgelegd.
6 Druk op de [REC] of [CLR] toets om de procedure af
te sluiten.
Het opnemen stopt automatisch wanneer het
geheugen vol is.
Opmerking:
geheugenkanaaltoets is ingedrukt, zal er een pauze in het kanaal worden vastgelegd.
Als de paddle niet bediend wordt nadat een
CONTROLEREN VAN EEN CW BERICHT ZONDER
DIT TE VERZENDEN
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te
kiezen.
De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets als de aanduiding “VOX” in het
display oplicht.
De aanduiding “VOX” verdwijnt.
3 Druk op de [CH 1], [CH 2] of [CH 3] toets om het
geheugenkanaal te kiezen waarin het bericht is vastgelegd.
Het bericht wordt weergegeven.
Om hierna een bericht weer te geven dat in een
ander kanaal is vastgelegd, drukt u tijdens de weergave van het eerste bericht op de andere kanaalnummertoets(en). Op deze wijze kunt u de berichten in de drie kanalen achter elkaar weergeven.
Druk op de [CLR] toets om de weergave te
onderbreken.
VERZENDEN VAN EEN CW BERICHT
U kunt de berichten verzenden met Semi Break-in/ Full Break-in of met handmatige TX/RX omschakeling.
1 Druk op de [CW/FSK] toets om de CW mode te
kiezen.
De aanduiding “CW” verschijnt.
2 Druk op de [VOX] toets om Semi Break-in/Full Break-
in te gebruiken. Druk op [SEND] voor handmatige TX/RX omschakeling.
3 Druk op de [CH 1], [CH 2] of [CH 3] toets om het
geheugenkanaal te kiezen waarin het bericht is vastgelegd.
Het bericht wordt verzonden.
Om hierna een bericht te verzenden dat in een
ander kanaal is vastgelegd, drukt u tijdens de verzending van het eerste bericht op de andere kanaalnummertoets(en). Op deze wijze kunt u de berichten in de drie kanalen achter elkaar verzenden.
Druk op de [CLR] toets om het verzenden te
onderbreken.
4 Als in stap 2 op de [SEND] is gedrukt, drukt u
nogmaals op de [SEND] toets om weer over te schakelen op ontvangst.
N-35
ONDERDRUKKEN VAN INTERFERENTIE
IF FILTER
IF filters zijn ontworpen om nauwkeurig het bereik van de middenfrequenties te kiezen die naar de volgende trap in het ontvangstcircuit worden gestuurd. Door een smalle bandbreedte in te stellen en/of de middenfrequentie van het filter te verschuiven kunt u interferentie van aangrenzende zenders op effectieve wijze onderdrukken.
Voor een meer effectieve interferentie-eliminatie gebruikt u de IF filters samen met de DSP filters beschreven op blz. 37 en
38.
VERANDEREN VAN DE IF FILTER-BANDBREEDTE
Wanneer er interferentie van aangrenzende zenders aanwezig is aan beide zijden van het gewenste signaal, kan een smalle filter-bandbreedte de beste oplossing zijn om de interferentie te elimineren. Veranderen van de filter­bandbreedte heeft geen invloed op de ingestelde ontvangstfrequentie.
Om een smal filter te gebruiken in de SSB, CW of FSK mode, installeert u de juiste los verkrijgbare filter {zie blz. 58} en kiest dan de vereiste instelling in menu-nummer 46.
In de CW of FSK mode wordt de breed/smal-filter selectie automatisch gemaakt overeenkomstig de bandbreedte van de DSP filter die u kiest. Zie “AANPASSEN VAN DE ONTVANGST-BANDBREEDTE” {op blz. 37} voor nadere bijzonderheden. De oorspronkelijke instelling in de SSB of AM mode is de ‘brede’ bandbreedte. In de FM mode kan de filter­bandbreedte niet worden veranderd.
Opmerking:
bandbreedte in te stellen via menu-nummer 46 van menu B.
Bij gebruik van menu B dient u de juiste filter-
“IF SHIFT” MIDDENFREQUENTIE-VERSCHUIVING
In de SSB, CW of FSK mode kunt u de middenfrequentie van de filter-doorlaatband verschuiven, zonder dat u hiermee de ingestelde ontvangstfrequentie verandert. Op deze wijze kunt u de interferentie op de aangrenzende zenders verder onderdrukken.
Draai de IF SHIFT regelaar naar links om interferentie te elimineren van frequenties die hoger liggen dan het gewenste signaal. Draai de IF SHIFT regelaar naar rechts om interferentie te elimineren van frequenties die lager liggen dan het gewenste signaal.
Gewenst signaal
Stoorsignaal
NOISE BLANKER STOORPULS­ONDERDRUKKING
De Noise Blanker ontstoringsfunctie werd ontwikkeld voor het onderdrukken van stoorpulsen zoals die van een auto­ontsteking. De Noise Blanker werkt niet in de FM mode.
Druk op de [NB] toets om de Noise Blanker stoorpuls­onderdrukking in of uit te schakelen.
De aanduiding “NB” verschijnt wanneer de Noise Blanker wordt ingeschakeld.
Stoorsignaal
1 Kies de SSB of AM mode.
2 Druk op de [FILTER] toets.
De huidige filter-instelling verschijnt.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar om breed (“FIL-WID”) of
smal (“FIL-NAR”) te kiezen.
4 Druk op de [FILTER] toets om de procedure af te sluiten.
Gewenst signaal
Stoorsignaal
N-36
9 ONDERDRUKKEN VAN INTERFERENTIE
ATT VERZWAKKINGSREGELING
De verzwakkingsregeling vermindert het niveau van de ontvangen signalen. Deze functie is handig voor het onderdrukken van interferentie van nabijgelegen frequenties.
Druk op de [ATT] toets om de verzwakkingsregeling in of uit te schakelen.
De aanduiding “ATT” verschijnt wanneer de functie wordt ingeschakeld.
De ON/OFF instelling voor de verzwakkingsregeling wordt automatisch voor de huidige band in het geheugen vastgelegd. Telkens wanneer u deze band kiest, zal de bijbehorende ON/OFF instelling worden gemaakt.
Het frequentiebereik van de banden is als volgt.
Frequentiebereik (MHz)
Frequentiebereik (MHz)
DSP BEDIENINGSFUNCTIES
De functies die hierna worden beschreven maken gebruik van de KENWOOD DSP digitale signaalverwerkings-technologie.
AANPASSEN VAN DE ONTVANGST-BANDBREEDTE
Om de interferentie-onderdrukking nog verder te verbeteren, is de zendontvanger uitgerust met audiofrequentie (AF) filters die gebruik maken van de DSP technologie. Wanneer u in de SSB, FM of AM mode bent, kunt u de filter-bandbreedte veranderen door de onderste en/of bovenste afsnij-frequentie te wijzigen. In de CW en FSK mode kunt u de filter­bandbreedte wijzigen door de gewenste bandbreedte rechtstreeks aan te geven. Het veranderen van de bandbreedte heeft geen invloed op de gekozen ontvangstfrequentie.
U kunt ook luisteren naar de signalen die door de bovenstaande DSP filters zijn afgesneden. Zie “PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN” {op blz. 49} om de DSP filtermonitorfunctie (nr. 53) aan een van de [PF] toetsen toe te wijzen. Houd dan de betreffende [PF] toets ingedrukt voor het meeluisteren naar de afgesneden signalen; de DSP filters zullen de oorspronkelijke bandbreedten herstellen. Laat de toets los om de monitorfunctie te annuleren. U kunt deze functie gebruiken om de aangrenzende frequenties te controleren.
0,03 ~ 2,50
2,50 ~ 4,10
4,10 ~ 7,50
7,50 ~ 10,50
10,50 ~ 14,50
14,50 ~ 18,50
18,50 ~ 21,50
21,50 ~ 25,50
25,50 ~ 30,00
VOORVERSTERKER
Uitschakelen van de voorversterker kan eveneens zorgen voor vermindering van interferentie van nabijgelegen frequenties.
Druk op de [PRE-AMP] toets om de voorversterker in of uit te schakelen.
De aanduiding “PRE-AMP” verschijnt wanneer de voorversterker wordt ingeschakeld.
De ON/OFF instelling voor de voorversterker wordt automatisch voor de huidige band in het geheugen vastgelegd. Telkens wanneer u deze band kiest, zal de bijbehorende ON/OFF instelling worden gemaakt.
Het frequentiebereik van de banden is hetzelfde als bij de verzwakkingsregeling. De oorspronkelijke instelling voor de voorversterker is OFF voor de banden vanaf 30 kHz t/m 7,5MHz, en ON voor de banden vanaf 7,5 MHz t/m 30,0 MHz.
Opmerking:
effect als activeren van de AIP functie op andere zendontvangers.
Uitschakelen van de voorversterker heeft hetzelfde
KENWOOD
SSB/ FM/ AM MODE
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Draai de DSP SLOPE (LOW) regelaar naar rechts om
de onderste afsnijfrequentie te verhogen, of naar links om de onderste afsnijfrequentie te verlagen.
USB doorlaatband
f
USB doorlaatband
f
Draai de DSP SLOPE (HIGH) regelaar naar rechts om de bovenste afsnijfrequentie te verhogen, of naar links om de bovenste afsnijfrequentie te verlagen.
USB doorlaatband
f
USB doorlaatband
f
Regelaar
DSP SLOPE
(LOW)
regelaar
DSP SLOPE
(HIGH)
regelaar
De oorspronkelijke instellingen voor de afsnij-frequenties worden bepaald door de huidige standen van de DSP SLOPE regelaars.
10, 50, 100, 150, 200, 250, 300, 350, 400, 450, 500, 550, 600, 650, 700, 750, 800, 850, 900, 950, 1000 Hz
1,0, 1,1, 1,2, 1,3, 1,4, 1,5, 1,6, 1,7, 1,8, 2,0, 2,2, 2,4, 2,6, 2,8, 3,0, 3,2, 3,4, 3,6, 4,0, 4,4, 5,0 kHz
Beschikbare frequenties
N-37
9 ONDERDRUKKEN VAN INTERFERENTIE
CW/ FSK MODE
1 Kies de CW of FSK mode.
2 Druk op de [FILTER] toets.
De huidige filter-instelling verschijnt.
3 Draai de MULTI/CH regelaar naar rechts om de
bandbreedte te vergroten en naar links om de bandbreedte te verkleinen.
Stoorsignaal Gewenst signaal Stoorsignaal
4 Druk op de [FILTER] toets om de procedure af te
sluiten.
edoM
WC
-etdeerbdnaberabkihcseB
)zH(negnilletsni
,003,002,051,001,08,05
k0,2,k0,1,006,005,004
ekjileknorpsroO
)zH(gnilletsni
006
KSFk5,1,k0,1,005,052k5,1
Afhankelijk van de bandbreedte die u gekozen hebt voor de DSP filter en het type optionele filter dat u hebt geïnstalleerd, zal automatisch de ‘brede’ IF filter of de ‘smalle’ IF filter worden gekozen.
elenoitpO
retlif
edoM
WC
1-NS88-KY
)zHk8,1(BSS
KSF
WC
1-C88-KY
)zH005(WC
KSF
1-NC88-KY
WC
)zH072(WC
zH002
etdeerbdnaB
retlifPSD
zHk0,2deerB
regalfozHk0,1lamS
zHk5,1deerB
,zH005,zH052
zHk0,1
zHk0,2,zHk0,1deerB
regalfozH006lamS
zHk5,1,zHk0,1deerB
zH005,zH052lamS
regohfozH003deerB
,zH001,zH05
etdeerbdnaB
retlifFI
lamS
lamS
BEAT CANCEL ZWEVINGSONDERDRUKKING
De Beat Cancel zwevingsonderdrukking maakt gebruik van een aanpassingsfilter en zorgt voor verzwakking van cyclische interferentie binnen de ontvangst-doorlaatband. De eigenschappen van de aanpassingsfilter veranderen afhankelijk van de aard van het signaal dat op een bepaald moment wordt ontvangen. De Beat Cancel functie kan gebruikt worden in de SSB, FM of AM mode.
Ontvangst-doorlaatband
Storende tonen
Gewenst signaal
Vóór bijregeling
N-38
Na bijregeling
Druk op de [B.C.] toets om de Beat Cancel functie in of uit te schakelen.
De aanduiding “BEAT CANCEL” verschijnt wanneer de functie wordt ingeschakeld.
Opmerking:
zendontvanger een klikgeluid. Dit duidt niet op een storing.
Bij ontvangst van onderbroken CW signalen, maakt de
Als de onderdrukking niet voldoende is, houdt u de [B.C.] toets langer dan 1 seconde ingedrukt om het verzwakkingseffect te versterken; u hoort een pieptoon, maar de aanduiding op het display blijft hetzelfde. Druk de [B.C.] toets nogmaals langer dan 1 seconde in om het oorspronkelijke verzwakkingsniveau weer in te stellen.
Opmerking:
De verhoogde Beat Cancel komt te vervallen wanneer de zendontvanger wordt uitgeschakeld.
De verhoogde Beat Cancel kan een ongunstige invloed hebben op de gewenste signalen, als gevolg van het sterkere verzwakkingseffect.
N.R. RUISONDERDRUKKING
Deze zendontvanger biedt twee types ruisonderdrukking (1 en
2) om ruis van onbepaalde oorsprong te onderdrukken en op
deze wijze de interferentie in het gewenste signaal te verminderen. Probeer beide types uit en kijk welk type het beste resultaat geeft onder de heersende omstandigheden. Gewoonlijk dient ruisonderdrukking 1 in de SSB mode te worden gekozen en ruisonderdrukking 2 in de CW mode.
Opmerking:
het mogelijk dat de signalen minder helder zijn of kunnen er pulsstoringen geïnduceerd worden.
Druk op de [N.R.] toets voor het omschakelen tussen ruisonderdrukking 1, ruisonderdrukking 2 en OFF.
De aanduiding “N.R. 1” of “N.R. 2” verschijnt wanneer
Opmerking:
voor twee mode-groepen: de ene groep bestaat uit SSB, FM en AM, en de andere groep bestaat uit CW en FSK. U hoeft daarom niet telkens de instelling te wijzigen wanneer u omschakelt van een mode in de ene groep naar een mode in de andere groep.
WIJZIGEN VAN HET NR1 NIVEAU
INSTELLEN VAN DE TIJDCONSTANTE VOOR
Bij gebruik van ruisonderdrukking 2 in de SSB mode is
ruisonderdrukking 1 of 2 wordt ingeschakeld.
Er kan een verschillende instelling worden gemaakt
Gebruik menu-nummer 51 om het niveau van ruisonderdrukking 1 te wijzigen. Schakel ruisonderdrukking 1 in en kies dan het niveau, 1 t/m 9, terwijl u signalen ontvangt. De oorspronkelijke instelling is “Automatisch”. In deze stand wordt een optimaal niveau ingesteld overeenkomstig de sterkte van de ontvangen signalen.
Opmerking:
Bij gelijktijdig gebruik van een hoog NR1 niveau en een hoge Beat Cancel instelling is het mogelijk dat de ruis sterk doorkomt. Dit duidt niet op een storing.
Wanneer u het NR1 niveau in het menu wijzigt, produceert het toestel korstondig een schakelgeluid. Dit duidt niet op een storing.
RUISONDERDRUKKING 2
Met deze functie kunt u de correlatietijd voor ruisonderdrukking 2 veranderen. Wanneer u in de SSB mode bent, kiest u de correlatietijd waarbij de helderste ontvangst wordt verkregen. In de CW mode stelt u in op de langste correlatietijd die nog betrouwbare ontvangst biedt. Hoe langer u de correlatietijd kiest, des te beter zal de signaal/ruisverhouding zijn. Roep menu-nummer 12 op en kies 7,5 ms of 20 ms. De oospronkelijke instelling is 20 ms.
GEHEUGENFUNCTIES
VOEDING VAN HET MICROPROCESSOR­GEHEUGEN
De in het geheugen van de zendontvanger vastgelegde gegevens blijven bewaard, ook wanneer u het toestel uitschakelt, doordat een lithiumbatterij het microprocessor­geheugen van stroom blijft voorzien. Zo blijven de instellingen voor alle menu’s en de geprogrammeerde geheugenkanalen permanent intact. De levensduur van de lithiumbatterij bedraagt ongeveer vijf jaar.
Als de zendontvanger bij inschakelen blijkt te zijn teruggezet in de basisstand, en de gegevens voor de VFO en geheugenkanalen zijn gewist, dan dient u de lithiumbatterij door een nieuwe te vervangen. Neem hiervoor contact op met een bevoegde KENWOOD onderhoudsdienst of met uw dealer.
CONVENTIONEEL GEHEUGEN
Het conventionele geheugen is geschikt voor het opslaan van gegevens die u in de toekomst regelmatig nodig zult hebben. Zo is dit geheugen bijvoorbeeld de aangewezen plaats voor opslag van de frequentie waarop u regelmatig de leden van uw club ontmoet.
Er zijn in totaal 100 conventionele geheugenkanalen. Deze kanalen zijn genummerd van 00 t/m 99. De kanalen 90 t/m 99 zijn gereserveerd voor het programmeren van het VFO afstembereik en het doorloopbereik voor het scannen. Hieronder staan de gegevens die u in de kanalen kunt vastleggen.
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN DE GEHEUGENKANALEN
Er zijn twee methoden om de zend/ontvangstfrequenties (TX/RX frequenties) en de bijbehorende gegevens in de geheugenkanalen 00 t/m 89 vast te leggen. Gebruik de gewenste methode afhankelijk van de relatie tussen de zend­en ontvangstfrequenties.
Simplex kanalen: RX frequentie = TX frequentie
Duplex kanalen: RX frequentie TX frequentie
De geheugenkanalen 90 t/m 99 kunnen ook gebruikt worden als simplex kanalen.
Opmerking:
vastgelegd waarbij de RIT of XIT verschuiving is opgeteld.
SIMPLEX KANALEN
Als de RIT of XIT is ingeschakeld, wordt de frequentie
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de gewenste frequentie, mode etc. die u wilt
vastleggen.
3 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
Parameter
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Begin/eindfrequenties
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
1
Als u het geheugenkanaal oproept en dan de instelling verandert, wordt de oude instelling vervangen door de nieuwe.
Kanaal
00 ~ 89
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
1
Kanaal
90 ~ 99
1
Ja
(simplex)
1
Ja
(simplex)
Ja
Ja
Ja
Ja
1
Ja
Om de geheugen-doorloopfunctie te verlaten en het opslaan van gegevens te annuleren, drukt u op de [CLR] toets.
4 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om een
geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt het kanaal ook kiezen door met de nummertoetsen een nummer bestaande uit 2cijfers, zoals 05, in te voeren.
5 Druk nogmaals op de [M.IN] toets om de gegevens in
het gekozen geheugenkanaal vast te leggen.
Eventuele aanwezige gegevens in het geheugenkanaal worden overschreven.
N-39
10 GEHEUGENFUNCTIES
DUPLEX KANALEN, VOOR GESCHEIDEN
FREQUENTIES
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de frequentie, mode enz. die u wilt vastleggen.
De frequentie en mode die u hier kiest worden gebruikt voor zenden.
3 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de ontvangstfrequentie en de mode.
5 Druk op de [SPLIT] toets.
De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
6 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT EEN GEHEUGENKANAAL, DOORLOPEN VAN HET GEHEUGEN
Gebruik de geheugen-oproepfunctie of de geheugen­doorloopfunctie als u de in het geheugen vastgelegde frequenties en bijbehorende gegevens wilt oproepen om deze te gebruiken of om deze enkel te controleren.
Geheugen-oproepfunctie:
Bij gebruik van deze functie ontvangt en zendt het toestel overeenkomstig de frequentie die u oproept. U kunt de frequentie en bijbehorende gegevens tijdelijk wijzigen zonder dat hierdoor de geheugen-inhoud wordt overschreven.
Geheugen-doorloopfunctie:
Bij gebruik van deze functie kunt u de geheugenkanalen doorlopen zonder uw huidige ontvangstfrequentie te wijzigen. De frequenties die u oproept worden niet gebruikt voor ontvangst of zenden.
GEHEUGEN-OPROEPFUNCTIE
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
Het laatst gekozen geheugenkanaal verschijnt.
Om de geheugen-doorloopfunctie te verlaten en het opslaan van gegevens te annuleren, drukt u op de [CLR] toets.
7 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om een
geheugenkanaal te kiezen.
•U kunt het kanaal ook kiezen door met de nummertoetsen een nummer bestaande uit 2cijfers, zoals 05, in te voeren.
8 Druk nogmaals op de [M.IN] toets om de gegevens in
het gekozen geheugenkanaal vast te leggen.
Eventuele aanwezige gegevens in het geheugenkanaal worden overschreven.
Opmerking:
TX en RX tijdens het uitvoeren van een geheugen-VFO duplex bediening, zal de subtoon-frequentie voor RX in het geheugenkanaal worden vastgelegd.
Als de subtoon-frequenties verschillend zijn voor
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het
geheugenkanaal te kiezen.
Bij ingedrukt houden van de [UP] of [DWN] toets
op de microfoon doorloopt de zendontvanger de geheugenkanalen tot u de toets loslaat.
De geheugenkanalen die geen gegevens bevatten worden automatisch overgeslagen.
•Tijdens het zenden zult u niet van geheugenkanaal kunnen wisselen.
3 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
te verlaten.
Opmerking:
gebruik van de TF-SET functie.
U kunt wel van geheugenkanaal wisselen bij
N-40
10 GEHEUGENFUNCTIES
GEHEUGEN-DOORLOOPFUNCTIE
1 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
Het laatst gekozen geheugenkanaal verschijnt.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om de
geheugenkanalen te doorlopen.
•U kunt ook van kanaal veranderen door met de nummertoetsen een nummer bestaande uit 2cijfers, zoals 05, in te voeren.
3 Druk op de [CLR] toets om de geheugen-
doorloopfunctie te verlaten.
De zendontvanger geeft nu weer het geheugenkanaal of de VFO frequentie aan waarop u had ingesteld vóór u de geheugen­doorloopfunctie inschakelde.
TIJDELIJK VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE
GEHEUGEN-VFO DUPLEX GEBRUIK
In het hoofdstuk “SPECIALE COMMUNICATIEFUNCTIES” {op blz. 23} heeft u de duplex-bediening (gescheiden frequenties) geleerd bij gebruik van twee VFO’s. U kunt de duplex-bediening echter ook uitvoeren door een duplex geheugenkanaal op te roepen. Wanneer u menu-nummer 07 op ON instelt, is het bovendien mogelijk om een geheugenkanaal samen met een VFO voor dit doel te gebruiken. Dit gebeurt als volgt:
RX: Geheugenkanaal
TX: VFO A of VFO B
RX: VFO A of VFO B
TX: Geheugenkanaal
Gebruik van een geheugenkanaal voor ontvangst:
1 Druk op de [A/B] toets om de VFO te kiezen die u
voor zenden wilt gebruiken.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de zendfrequentie.
3 Roep het geheugenkanaal op.
4 Druk op de [SPLIT] toets om te beginnen met de
duplex-bediening met gescheiden frequenties.
Nadat u de frequentie en bijbehorende gegevens uit een geheugenkanaal hebt opgeroepen, kunt u de frequentie en bijbehorende gegevens wijzigen, zonder dat hierbij de in het geheugenkanaal opgeslagen informatie wordt veranderd.
1 Roep menu-nummer 08 op en kies de ON instelling.
Deze stap kan worden overgeslagen indien alleen de bijbehorende gegevens worden gewijzigd.
2 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
3 Verander de frequentie en bijbehorende gegevens.
Gebruik alleen de Afstemknop om de frequentie te veranderen.
4 Indien u de nieuwe instellingen in de toekomst
nogmaals wilt gebruiken, kunt u deze in een ander geheugenkanaal vastleggen. Zie “KANAAL KANAAL GEGEVENSOVERDRACHT” {zie blz.42}.
Opmerking:
gebruik van de TF-SET functie.
U kunt de geheugen-gegevens ook veranderen bij
Als u in stap 1 VFO B gekozen hebt, druk dan
nogmaals op de [SPLIT] toets.
5 Druk op de [M/V] toets om de duplex-bediening uit te
schakelen.
Gebruik van een geheugenkanaal voor zenden:
1 Roep het geheugengeheugenkanaal op.
2 Druk op de [M/V] toets.
3 Druk op de [A/B] toets om de VFO te kiezen die u
voor ontvangst wilt gebruiken.
4 Kies de ontvangstfrequentie.
5 Druk op de [SPLIT] toets om te beginnen met de
duplex-bediening met gescheiden frequenties.
6 Druk nogmaals op de [SPLIT] toets om het
geheugenkanaal te gebruiken dat u hebt opgeroepen in stap 1.
7 Druk nogmaals op de [SPLIT] toets om de duplex-
bediening uit te schakelen.
N-41
10 GEHEUGENFUNCTIES
Kanaal 00 ~ 89
➡ ➡ ➡ ➡ ➡ ➡ ➡
Kanaal 00 ~ 89
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
Kanaal 90 ~ 99
➡ ➡ ➡ ➡ ➡ ➡
Kanaal 00 ~ 89
TX/RX frequentie
Beginfrequentie
Eindfrequentie
Mode voor TX/RX
Subtoon-frequentie
Tono ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
Kanaal 00 ~ 89
➡ ➡ ➡
Kanaal 90 ~ 99
RX frequentie
TX frequentie
Mode voor RX
Mode voor TX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
TX/RX frequentie
Mode voor TX/RX
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
Kanaal 90 ~ 99
➡ ➡ ➡ ➡ ➡ ➡ ➡
Kanaal 90 ~ 99
TX/RX frequentie
Mode voor TX/RX
Beginfrequentie
Eindfrequentie
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) OFF
TX/RX frequentie
Mode voor TX/RX
Beginfrequentie
Eindfrequentie
Subtoon-frequentie
Toon ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Geheugenkanaal overslaan
(Lockout) ON/OFF
GEHEUGENGEGEVENS-OVERDRACHT
GEHEUGEN a VFO GEGEVENSOVERDRACHT
Nadat u de frequentie en bijbehorende gegevens met de geheugen-oproepfunctie hebt opgeroepen, kunt u deze gegevens kopiëren naar de VFO. Deze functie is handig wanneer u bijvoorbeeld naar een frequentie wilt luisteren die dicht bij een frequentie is die in het geheugenkanaal is vastgelegd.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op de [M>VFO] toets.
Als een simplex kanaal is opgeroepen, worden de gegevens gekopieerd naar VFO A of VFO B, afhankelijk van de VFO die gebruikt werd voor het oproepen van het kanaal.
Als een duplex kanaal is opgeroepen, worden de RX gegevens gekopieerd naar de VFO A en de TX gegevens naar de VFO B.
Opmerking:
De Lockout-instelling (Geheugenkanaal overslaan) en de subtoon-frequentie worden niet gekopieerd.
Als u op de gegevens tijdelijk hebt gewijzigd, zullen de nieuwe gegevens naar de VFO worden gekopieerd.
[M>VFO]
toets drukt nadat u de opgeroepen
De onderstaande tabellen geven aan hoe gegevens uit het ene geheugenkanaal naar het andere geheugenkanaal worden overgebracht:
KANAAL a KANAAL GEGEVENSOVERDRACHT
U kunt ook de inhoud van een geheugenkanaal kopiëren naar een ander geheugenkanaal. Deze functie is handig wanneer u frequenties en bijbehorende gegevens wilt vastleggen die u tijdelijk gewijzigd hebt, maar ook de oorspronkelijke gegevens wilt behouden.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-
doorloopfunctie in te schakelen.
Druk op de [CLR] toets om de geheugen­doorloopfunctie te verlaten.
3 Kies het geheugenkanaal waarnaar u de gegevens
wilt kopiëren.
4 Druk nogmaals op de [M.IN] toets.
N-42
10 GEHEUGENFUNCTIES
VASTLEGGEN VAN FREQUENTIEBEREIKEN
In de geheugenkanalen 90 t/m 99 kunt u frequentiebereiken voor VFO afstemming en programma-scan vastleggen. De programma-scanfunctie wordt in het volgende hoofdstuk beschreven. Ga als volgt te werk om de begin- en eindfrequentie van het gewenste bereik in het geheugen vast te leggen zodat bij afstemmen of scannen enkel dit bereik wordt gebruikt.
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
De aanduiding “tA” of “tB” verschijnt om aan te
geven welke VFO gekozen is.
2 Kies de eindfrequentie en de mode.
3 Druk op de [A/B] toets om de andere VFO te kiezen.
4 Kies de beginfrequentie.
5 Druk op de [SPLIT] toets.
De aanduiding “SPLIT” verschijnt.
6 Druk op de [M.IN] toets om de geheugen-doorloopfunctie
in te schakelen.
CONTROLEREN VAN DE BEGIN/EINDFREQUENTIES
Gebruik de onderstaande procedure om de begin- en eindfrequenties te controleren die u hebt vastgelegd in de geheugenkanalen 90 t/m 99.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het
geheugenkanaal te kiezen.
3 Druk op de [DOWN] toets om de beginfrequentie te
controleren en druk op de [UP] toets om de eindfrequentie te controleren.
PROGRAMMEERBARE VFO
Met de programmeerbare VFO functie beperkt u het bereik van de Afstemknop tot die frequenties die binnen het geprogrammeerde afstembereik vallen, dus tussen de begin- en eindfrequenties vastgelegd in kanaal 90 t/m 99. Een van de toepassingen van deze functie is om te zorgen dat u bij het afstemmen binnen de bevoegdheden van uw machtiging blijft.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het
geheugenkanaal te kiezen.
U kunt nu alleen afstemmen vanaf de beginfrequentie tot de eindfrequentie.
Druk op de [CLR] toets om de geheugen-
doorloopfunctie te verlaten en het vastleggen van het frequentiebereik af te breken.
7 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om geheugenkanaal
90t/m99 te kiezen.
•U kunt het kanaal ook kiezen door met de nummertoetsen een nummer bestaande uit 2 cijfers, zoals 90, in te voeren.
8 Druk nogmaals op de [M.IN] toets om de gegevens in het
gekozen geheugenkanaal vast te leggen.
Eventuele aanwezige gegevens in het geheugenkanaal worden overschreven.
WISSEN VAN GEHEUGENKANALEN
Als er geheugenkanalen zijn die u niet van plan bent om in de toekomst weer op te roepen, kunt u de inhoud van deze kanalen beter wissen.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie in
te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om het geheugenkanaal te
kiezen waaruit u de gegevens wilt wissen.
3 Houd de [CLR] toets ongeveer twee seconden lang
ingedrukt.
Er klinkt een pieptoon om te bevestigen dat de gegevens uit het geheugenkanaal zijn gewist.
VOLLEDIG TERUGSTELLEN VAN ALLE
GEHEUGENKANALEN (RESET)
Het volledig terugstellen van alle geheugenkanalen is slechts aanbevolen als u alle geprogrammeerde gegevens in één keer wilt wissen. Bij volledig terugstellen worden alle instellingen (menu-instellingen, snelle­toegangsgeheugen etc.) die u gemaakt hebt, teruggesteld op de oorspronkelijke waarden.
Druk op [A=B]+[ terugstellen.
] (voor inschakelen) voor volledig
N-43
10 GEHEUGENFUNCTIES
24,911 14,235 18,111 7,082
3,545
21,200 24,911 14,235 18,111 7,082
10,103
Geheugen 1 Geheugen 2 Geheugen 3
Geheugen 4
Geheugen 5
Geheugen 1 Geheugen 2 Geheugen 3
Geheugen 4
Geheugen 5
Geheugen 1 Geheugen 2 Geheugen 3
Geheugen 4
Geheugen 5
21,200 24,911 14,235 18,111
➤➤
➤➤
➤➤
RX frequentie
Mode voor RX
RIT/XIT frequentieverschuiving
Zendvermogen
VOX wachttijd
Ontvangstfilter-bandbreedte
1
Spraakprocessor ON/OFF
Subtoon ON/OFF
1 MHz intervalfunctie ON/OFF
RIT ON/OFF
TX frequentie
Mode voor TX
Microfoon-gevoeligheid/versterking
Seinsnelheid
Break-In wachttijd
VOX ON/OFF
Noise Blanker ON/OFF
CTCSS ON/OFF
Fijnafstemming ON/OFF
XIT ON/OFF
OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT)
De geheugenkanalen waarin u niet geïnteresseerd bent, kunt u bij gebruik van de geheugen-scanfunctie overslaan. De geheugen-scanfunctie wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
1 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie
in te schakelen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar of druk op de [UP] of
[DWN] toets van de microfoon om een
geheugenkanaal te kiezen.
3 Druk op de [CLR] toets.
Laat de [CLR] toets weer meteen los. Als u de
toets langer dan twee seconden ingedrukt houdt, wordt de inhoud van het geheugenkanaal gewist.
Er verschijnt een stip naast het rechter cijfer van het geheugenkanaalnummer, om aan te geven dat dit kanaalnummer zal worden overgeslagen.
SNEL TOEGANKELIJK GEHEUGEN
Het snelle-toegangsgeheugen is bedoeld voor het snel en tijdelijk vastleggen van gegevens zonder dat u hiervoor een bepaald geheugenkanaal hoeft aan te geven. Gebruik het snelle-toegangsgeheugen om gegevens vast te leggen die u alleen nu nodig hebt. Stel dat u bijvoorbeeld de band doorloopt op zoek naar een DX station, dan kunt u de stations die u tegenkomt zo lang in dit geheugen opslaan om er later contact mee te leggen. U kunt op deze wijze snel tussen de verschillende geheugenkanalen omschakelen om deze te beluisteren.
Er zijn 5 kanalen in het snelle-toegangsgeheugen waarin u de volgende gegevens kunt vastleggen:
Bij meermaals indrukken van de [CLR] toets wordt het geheugenkanaal beurtelings uitgesloten en weer opgenomen in de lijst voor het scannen.
N-44
1
De instellingen van de DSP SLOPE regelaars worden niet vastgelegd.
VASTLEGGEN VAN GEGEVENS IN HET SNELLE­TOEGANGSGEHEUGEN
Bij het vastleggen van een nieuwe frequentie zullen alle voorgaande frequenties automatisch een plaats opschuiven, naar het volgende kanaal van het snelle-toegangsgeheugen. Wanneer reeds in alle kanalen een frequentie is vastgelegd, zal bij het opslaan van een nieuwe frequentie, de frequentie in snelgeheugen-kanaal 5 komen te vervallen.
U kunt alleen gegevens in het snelle-toegangsgeheugen vastleggen wanneer zowel voor zenden als ontvangst VFO frequenties worden gebruikt.
1 Kies de frequentie, mode etc.
2 Druk op de QUICK MEMO [M.IN] toets.
•Telkens wanneer u op de [M.IN] toets drukt, worden
de huidige VFO gegevens in het snelle­toegangsgeheugen vastgelegd.
Opmerking:
en de verschuiving eveneens in het geheugen vastgelegd.
Als de RIT of XIT op ON staat, worden de ON instelling
10 GEHEUGENFUNCTIES
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT HET SNELLE­TOEGANGSGEHEUGEN
U kunt alleen gegevens uit het snelle-toegangsgeheugen oproepen wanneer zowel voor zenden als ontvangst VFO frequenties worden gebruikt.
1 Druk op de QUICK MEMO [MR] toets.
Het nummer van het huidige snelgeheugen-kanaal verschijnt.
Als er nog geen gegevens zijn vastgelegd in het snelle-toegangsgeheugen, zal er bij deze stap geen geheugenkanaal verschijnen.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar om het gewenste
snelgeheugen-kanaal (1 t/m 5) te kiezen.
•Tijdens het zenden zult u niet van geheugenkanaal kunnen wisselen.
3 Om deze functie te verlaten, drukt u weer op de QUICK
MEMO [MR] toets.
Opmerking:
van de TF-SET functie.
U kunt wel van geheugenkanaal wisselen bij gebruik
SNELGEHEUGEN VFO GEGEVENSOVERDRACHT
Met deze functie kunt u de inhoud van het gekozen geheugenkanaal kopiëren naar de VFO.
1 Roep het snelgeheugen-kanaal op.
2 Druk op de [M>VFO] toets.
Opmerking:
opgeroepen gegevens tijdelijk hebt gewijzigd, zullen de nieuwe gegevens naar de VFO worden gekopieerd.
Als u op de
[M>VFO]
toets drukt nadat u de
TIJDELIJK VERANDEREN VAN DE FREQUENTIE
Nadat u een snelgeheugen-kanaal hebt opgeroepen, kunt u de gegevens tijdelijk veranderen zonder dat hierdoor de inhoud van het kanaal wordt overschreven. U kunt de frequentie ook veranderen wanneer voor menu-nummer 08 de OFF instelling is gekozen.
1 Druk op de QUICK MEMO [MR] toets.
2 Draai aan de MULTI/CH regelaar om het gewenste
snelgeheugen-kanaal (1 t/m 5) te kiezen.
3 Verander de frequentie en bijbehorende gegevens.
4 Om de gewijzigde gegevens in het snelle-
toegangsgeheugen vast te leggen, drukt u op de QUICK MEMO [M.IN] toets.
De gewijzigde gegevens worden dan in het huidige kanaal vastgelegd en de oude gegevens verschuiven naar het eerstvolgende hogere snelgeheugen-kanaal.
5 Om deze functie te verlaten, drukt u weer op de QUICK
MEMO [MR] toets.
Opmerking:
gebruik van de TF-SET functie.
U kunt de snelgeheugen-gegevens ook veranderen bij
N-45
SCAN DOORLOOPFUNCTIES
De Scan-functies zijn bijzonder handig voor het controleren van alleen uw favoriete frequenties, zonder hiervoor speciale instellingen te hoeven maken. Wanneer u zich eenmaal vertrouwd hebt gemaakt met de verschillende Scan-functies, zult u merken hoe deze flexibele functies uw omgang met de zendontvanger veel efficiënter zullen maken.
Deze zendontvanger biedt de volgende Scan doorloopfuncties:
Type scan-functie
Programma-scan
Geheugen-
scanfuncties
Alle-
kanalen
scan
Groeps-
scan
Controleren van de frequenties in het gekozen bereik.
Controleren van alle RX frequenties opgeslagen in de conventionele geheugenkanalen.
Controleren van alle RX frequenties opgeslagen in een geselecteerde groep van de
Toepassing
conventionele geheugenkanalen.
PROGRAMMA-SCAN
De programma-scanfunctie doorloopt het gehele afstembereik tussen de begin- en eindfrequenties die zijn vastgelegd in geheugenkanaal 90 t/m 99. Zie “VASTLEGGEN VAN FREQUENTIEBEREIKEN” {op blz. 43} voor nadere bijzonderheden betreffende het opslaan van de begin- en eindfrequentie.
U kunt maximaal 10 geheugenkanalen kiezen en automatisch achter elkaar de frequentiebereiken scannen die u voorheen in deze kanalen hebt vastgelegd. De programma-scan begint bij het kanaal met het laagste nummer en verloopt daarna zoals hieronder aangegeven.
14,150 (Beginfrequentie)
Ch 93
Ch 93
7,030 (Eindfrequentie)
Ch 95
21,200 (Beginfrequentie)
Ch 97
1 Druk op de [A/B] toets om VFO A of VFO B te kiezen.
2 Houd de [SCAN] toets ingedrukt en gebruik vervolgens de
nummertoetsen om het tweede cijfer in te voeren van ieder geheugenkanaal dat u wilt scannen, bijv. 3 voor kanaal 93, 357 voor kanaal 93/kanaal 95/kanaal 97, etc.
3 Laat de [SCAN] toets los om te beginnen met de
programma-scan.
14,300 (Eindfrequentie)
7,070 (Beginfrequentie)
21,350 (Eindfrequentie)
Als u de [SCAN] toets loslaat zonder dat er
kanaalnummers zijn ingevoerd, worden de kanalen ingesteld die u gekozen hebt toen de programma­scanfunctie de laatste keer gebruikt werd.
Om tijdens het scannen naar een gewenste frequentie
te springen, draait u aan de Afstemknop of de MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
•Wanneer een andere mode dan FM is ingesteld, zal
de scan-snelheid afnemen wanneer de RIT/XIT regelaar naar rechts wordt gedraaid en toenemen wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid. De aanduiding “P1” t/m “P9” in het display toont de ingestelde snelheid (P1: maximaal, P9: minimaal).
In de FM mode stopt het scannen automatisch bij de kanalen waar een signaal aanwezig is. De zendontvanger zal dan bij het betreffende geheugenkanaal blijven wachten, off voor korte tijd (tijdsbepaalde hervatting), off net zolang totdat het signaal wegvalt (draaggolf-bepaalde hervatting), afhankelijk van welke instelling u gekozen hebt bij menu-nummer 10. Zie “GEHEUGEN-SCAN” voor nadere bijzonderheden.
4 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Opmerking:
Als u in de FM mode de tot ver voorbij de squelch-drempel, is het mogelijk dat het scannen niet stopt bij een kanaal waarop een signaal aanwezig is. Draai de
Als u op de zijn vastgelegd, zullen automatisch de onderste en bovenste grensfrequentie van de zendontvanger in geheugenkanaal 90 worden opgeslagen en wordt de programma-scan op dit kanaal uitgevoerd.
Als de huidige ontvangstfrequentie binnen een van de frequentiebereiken van de gekozen kanaalnummers valt, begint het scannen bij de huidige frequentie. De mode die is vastgelegd in het kanaal met het betreffende bereik wordt ingesteld.
Als de huidige ontvangstfrequentie buiten alle frequentiebereiken van de gekozen kanaalnummers valt, begint het scannen bij de beginfrequentie van het laagste kanaalnummer.
Tijdens het scannen kunt u van mode veranderen, maar dit heeft wel tot gevolg dat de inhoud van het geheugenkanaal wordt overschreven door de gewijzigde mode.
Als het huidige Scan-bereik kleiner is dan één stap van de
MULTI/CH
wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid en naar de eindfrequentie wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid.
Bij inschakelen van de programma-scanfunctie worden de RIT en XIT functies uitgeschakeld.
In de FM mode controleert de programma-scanfunctie de afgeronde frequenties ongeacht de instelling van menu­nummer 05.
SQL
[SCAN]
regelaar zal de scan naar de beginfrequentie springen
SQL
regelaar naar rechts hebt gedraaid
regelaar in dit geval een weinig naar links.
toets drukt zonder dat er frequentiebereiken
SCAN-ONDERBREKING
Als deze functie is ingeschakeld, stopt de programma-scan ongeveer vijf seconden en wordt daarna weer hervat, wanneer u aan de Afstemknop of de MULTI/CH regelaar draait, of op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon drukt, om naar een gewenste frequentie te springen.
Om de functie in te schakelen, roept u menu-nummer 09 op en kiest dan de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
N-46
11 SCAN DOORLOOPFUNCTIES
GEHEUGEN-SCAN
De geheugen-scanfuncties doorlopen alle geheugenkanalen die frequenties bevatten (Alle-kanalen scan) of alleen een door u gekozen groep geheugenkanalen (Groepsscan).
Het scannen stopt automatisch bij de kanalen waar een signaal aanwezig is. De zendontvanger zal dan bij het betreffende geheugenkanaal blijven wachten, off voor korte tijd (Tijdsbepaalde hervatting), off net zolang totdat het signaal wegvalt (Draaggolf-bepaalde hervatting). Gebruik menu­nummer 10 om de gewenste instelling te kiezen. De oorspronkelijke instelling is tijdsbepaalde hervatting.
Tijdsbepaalde hervatting:
Nadat bij een actieve frequentie is gestopt en ongeveer drie seconden is gewacht, controleert de Scanfunctie het kanaal opnieuw. Als het kanaal nog steeds actief is, wacht de Scanfunctie weer drie seconden en vervolgt dan het scannen. Als het kanaal na de eerste drie seconden niet meer actief is, wordt het scannen onmiddellijk hervat.
Draaggolf-bepaalde hervatting:
De scanfunctie begint ongeveer twee seconden nadat het signaal wegvalt automatisch weer met scannen.
De geheugenkanalen waarin u niet geïnteresseerd bent, kunt u bij het scannen overslaan. Zie “OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN (LOCKOUT)” {zie blz. 44} voor de vereiste procedure.
ALLE-KANALEN SCANFUNCTIE
De alle-kanalen scanfunctie doorloopt alle geheugenkanalen waarin frequentiegegevens zijn vastgelegd.
1 Kies tijdsbepaalde hervatting of draaggolf-bepaalde
hervatting via menu-nummer 10.
2 Druk op de [M/V] toets om de geheugen-oproepfunctie in
te schakelen.
3 Draai aan de SQL regelaar om de squelch in te stellen op
de gewenste squelch-drempel.
4 Druk op de [SCAN] toets om te beginnen met het
scannen van alle kanalen.
Er wordt bij het huidige kanaal begonnen met scannen waarna de kanaalnummers in oplopende richting worden doorlopen (u kunt deze richting niet veranderen).
Om tijdens het scannen naar een gewenst kanaal te springen, draait u aan de afstemknop of de MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
5 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Opmerking:
Als u de
SQL
de squelch-drempel, is het mogelijk dat het scannen niet stopt bij een kanaal waarop een signaal aanwezig is. Draai de regelaar in dit geval een weinig naar links.
Bij het starten met scannen worden de RIT en XIT functies automatisch uitgeschakeld.
regelaar naar rechts hebt gedraaid tot ver voorbij
SQL
GROEPSSCAN
Voor de groepsscan zijn de 100 conventionele geheugenkanalen verdeeld in 10 groepen van 10 kanalen elk. Deze groepen bevatten de volgende geheugenkanalen:
Groep 0
Groep 1
Groep 2
Groep 9
Bij het groepsscannen doorloopt de zendontvanger alleen de geheugenkanalen die deel uitmaken van de gekozen groepen (maximaal kunnen 10 groepen worden gekozen). Het scannen begint bij de groep met het laagste nummer en wordt opnieuw vanaf het begin herhaald zodra alle gekozen groepen zijn doorlopen, bijv. groep 3 groep 5 groep 7 groep 3.
1 Kies tijdsbepaalde hervatting of draaggolf-bepaalde
hervatting via menu-nummer 10.
2 Druk op de [MR] toets om de geheugen-oproepfunctie in
te schakelen.
3 Draai aan de SQL regelaar om de squelch in te stellen op
de gewenste squelch-drempel.
4 Houd de [SCAN] toets ingedrukt en gebruik vervolgens de
nummertoetsen om de groepnummers in te voeren van de groepen die u wilt scannen, bijv. 3 voor groep 3, 35 voor groep 3 en 5, etc.
5 Laat de [SCAN] toets los om te beginnen met
groepsscannen.
De kanaalnummers worden in oplopende richting
Om tijdens het scannen naar een gewenst kanaal te
6 Druk op de [SCAN] of [CLR] toets om met scannen te
stoppen.
Na gebruik van groepsscan moet u alle groepnummers in stap 4 invoeren of volledig terugstellen {zie blz. 48} om de alle-kanalen scanfunctie (oorspronkelijke instelling) te kunnen gebruiken. Houd er rekening mee dat bij volledig terugstellen alle instellingen die uzelf gemaakt hebt op de oorspronkelijke waarden worden teruggesteld.
Opmerking:
Als u de de squelch-drempel, is het mogelijk dat het scannen niet stopt bij een kanaal waarop een signaal aanwezig is. Draai de regelaar in dit geval een weinig naar links.
Als het huidige kanaal in een van de gekozen groepen valt, begint het scannen bij het huidige kanaal.
Als het huidige kanaal niet in een van de gekozen groepen valt, begint het scannen vanaf het groepsnummer dat zo dicht mogelijk (in oplopende richting) is bij het groepsnummer van het huidige kanaal.
Bij het starten met scannen worden de RIT en XIT functies automatisch uitgeschakeld.
Ch 00, Ch 01, Ch 02, • • • • Ch 09
Ch 10, Ch 11, Ch 12, • • • • Ch 19
Ch 20, Ch 21, Ch 22, • • • • Ch 29
• • • • • • • •
• • • • • • • •
• • • • • • • •
Ch 90, Ch 91, Ch 92, • • • • Ch 99
doorlopen (u kunt deze richting niet veranderen).
springen, draait u aan de afstemknop of de MULTI/CH regelaar, of u drukt op de [UP]/[DWN] toetsen van de microfoon.
SQL
regelaar naar rechts hebt gedraaid tot ver voorbij
SQL
N-47
HANDIGE EXTRA FUNCTIES
TERUGSTELLEN VAN DE MICROPROCESSOR (RESET)
Wanneer uw zendontvanger niet naar behoren lijkt te werken, zult u vaak het probleem kunnen verhelpen door de microprocessor en het geheugen daarvan terug te stellen in de uitgangsstand.
OORSPRONKELIJKE INSTELLINGEN
De oorspronkelijke instellingen voor de frequentie en de mode voor elk van de VFO’s is als volgt:
VFO A: 14,000,000 MHz/ USB
VFO B: 14,000,000 MHz/ USB
In de conventionele geheugenkanalen en het snelle­toegangsgeheugen zijn geen gegevens vastgelegd.
DEELS TERUGSTELLEN
U kunt het toestel deels op de oorspronkelijke waarden terugstellen als een toets of regelaar niet precies werkt volgens de beschrijving in deze handleiding. Bij het deels terugstellen blijven de volgende gegevens ongewijzigd intact.
Geheugenkanaal-gegevens
Menu-instellingen
•Voorinstelgegevens voor de antennetuner
ANT 1/ANT 2 antenne-gegevens
Druk op [A/B]+[ deels terug te stellen.
De begroeting “HELLO” verschijnt in het display.
] om de zendontvanger in te schakelen en
De keuze van ANT 1 of ANT 2 wordt automatisch voor de ingeschakelde band in het geheugen vastgelegd. Telkens wanneer u daarna dezelfde band kiest, zal ook dezelfde antenne worden gekozen.
Het frequentiebereik van de afstembanden is als volgt.
Frequentiebereik (MHz)
0,03 ~ 2,50
2,50 ~ 4,10
4,10 ~ 7,50
7,50 ~ 10,50
10,50 ~ 14,50
Opmerking:
de ANT 1 aansluiting. Wanneer deze antennetuner naar behoren is aangesloten, zal de ingebouwde antennetuner automatisch worden uitgeschakeld wanneer u instelt op ANT 1.
Een externe antennetuner mag u alleen aansluiten op
Frequentiebereik (MHz)
14,50 ~ 18,50
18,50 ~ 21,50
21,50 ~ 25,50
25,50 ~ 30,00
F.LOCK TOETSBLOKKEERFUNCTIE
De F.LOCK toetsblokkeerfunctie zorgt dat bepaalde toetsen worden vergrendeld, om te voorkomen dat er per ongeluk een verkeerde functie wordt ingeschakeld of de instellingen ten onrechte veranderd worden.
Druk op de [F.LOCK] toets om de toetsblokkeerfunctie beurtelings in en uit te schakelen.
De aanduiding “F.LOCK” licht op wanneer de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld.
VOLLEDIG TERUGSTELLEN
Het volledig terugstellen van de zendontvanger op de oorspronkelijke instellingen is slechts aanbevolen als u alle geprogrammeerde gegevens in één keer wilt wissen. Bij gebruik van deze functie worden alle instellingen (menu­instellingen, voorinstelgegevens van de antennetuner, etc.) teruggesteld op de oorspronkelijke waarden.
Druk op [A=B]+[ van de zendontvanger.
De begroeting “HELLO” verschijnt in het display.
Opmerking:
niet teruggesteld.
] voor inschakelen en volledig terugstellen
De keuze van het IF filter in menu-nummer 46 wordt
OVERSCHAKELEN TUSSEN ANT 1 EN ANT 2
Als u zowel op de ANT 1 als de ANT 2 aansluiting op het achterpaneel een antenne hebt aangesloten, kunt u door-het kiezen van ANT 1 of ANT 2, bepalen welke antenne voor het zenden en ontvangen wordt gebruikt.
Druk op de [ANT] toets en kies ANT 1 of ANT 2.
De aanduiding “ANT 1” of “ANT 2” verschijnt om aan te geven welke antenne gekozen is.
De volgende toetsen en regelaars worden vergrendeld door het beveiligen van het toestel met de toetsblokkeerfunctie:
Afstemknop MULTI/CH regelaar
QUICK MEMO [MR] QUICK MEMO [M.IN]
[FINE] [REV] [CLR]
[ENT] [LSB/USB] [CW/FSK]
[FM/AM] [1MHz] [UP]/[DOWN]
[SPLIT] [A/B] [M/V]
[A=B] [SCAN] [M>VFO]
[M.IN]
Opmerking:
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kunt u de
MULTI/CH
gebruiken voor het maken van instellingen in de instelmenu’s.
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kunt u de
Afstemknop
zendfrequentie wanneer de TF-SET functie wordt gebruikt.
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kunt u de
MULTI/CH
dan frequentie- en geheugenkanaal-instellingen.
Nadat de toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld, kan de toets in sommige gevallen toch nog gebruikt worden.
regelaar en de
nog wel gebruiken voor het wijzigen van uw
regelaar nog wel gebruiken voor andere instellingen
[UP]/[DOWN]
toetsen nog wel
[CLR]
N-48
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
PIEPTOONFUNCTIE
De pieptoon dient om um aandacht te vestigen op een bepaalde toestand of handeling. Er zijn drie soorten pieptonen met verschillende functies:
•Ter bevestiging na het indrukken van een toets.
•Ter rapportering van een fout; voor het aangeven van sommige fouten worden morse-codes gebruikt.
•Ter bevestiging dat de selectie voltooid werd door nogmaals indrukken van de [MIC], [PWR], [KEY], [DELAY] of [FILTER] toets.
Bij het kiezen van een mode hoort u een morse-code, die een afkorting vormt van de gekozen mode.
Mode
LSB
USB
CW
CW –R
FSK
FSK –R
AM
FM
De geluidssterkte van de pieptoon is instelbaar via menu­nummer 01.
Morse-code die u hoort
· – · · (L)
· · – (U)
· · (C)
· · · · (CR)
· – · (R)
· – · · – · (RR)
· – (A)
· · – · (F)
Raadpleeg de onderstaande tabel voor het kiezen van de gewenste functie. Indien u OFF instelt, wordt er geen functie aan de toets toegewezen.
Functie­nummer
00 t/m 40
50
51
52
53
60
61
62
63
64
65
66
1 Druk op de [MENU] toets.
2 Druk op de [A/B] toets om menu A of menu B te
kiezen.
3 Draai aan de MULTI/CH regelaar om menu-nummer
41, 42, 43, 44 of 45 te kiezen.
Functie
Rechtstreekse keuze van menu-nummer 00 t/m 40. Zie “MENU­CONFIGURATIE”.
Monitor
Stem 1
Stem 2
DSP filtermonitor
QUICK
MEMO [MR]
QUICK
MEMO [M.IN]
[SPLIT]
[TF-SET]
[A/B]
[M/V]
[A=B]
Functie­nummer
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
80 t/m 83
99
Functie
[SCAN]
[M>VFO]
[M.IN]
[CW TUNE]
[CH 1]
[CH 2]
[CH 3]
[FINE]
[F.LOCK]
[CLR]
Kiezen van menu-nummer 48 t/m 51. Voorbeeld: 82 kiest menu­nummer 50.
OFF
DIMMEN VAN DE DISPLAY-VERLICHTING
Voor de helderheid van het display kunt u kiezen uit 5niveaus, via menu-nummer 00.
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
Aan de [PF] toets op het voorpaneel kunt u zelf een gewenste functie toewijzen. Bij gebruik van de los verkrijgbare MC-47 microfoon, kunt u tevens de functies van de [PF1], [PF2], [PF3] en [PF4] toetsen op de microfoon zelf kiezen. Gebruik menu-nummer 41 t/m 45 om een van de volgende functies aan de toetsen toe te wijzen:
Rechtstreekse keuze van menu-nummer 00 t/m 40, 48 t/m 51. U hoeft dan niet meer op de [MENU] toets te drukken en aan de MULTI/CH regelaar te draaien voor het betreffende menu-nummer.
Activeren van een functie waarvoor geen toets op het voorpaneel aanwezig is.
Activeren van een functie op de microfoon waarvoor tevens een toets op het voorpaneel aanwezig is.
4 Druk op de [UP] of [DOWN] toets op het voorpaneel of
de [UP] of [DWN] toets van de microfoon om het gewenste functienummer in te stellen.
Zie de bovenstaande tabel.
5 Druk op de [MENU] toets om het instelmenu te
verlaten.
De oorspronkelijke instellingen zijn als volgt:
[PF] toets op voorpaneel: Stem 1
[PF1] toets van microfoon: [A/B]
[PF2] toets van microfoon: [SPLIT]
[PF3] toets van microfoon: [M/V]
[PF4] toets van microfoon: Monitor
Opmerking:
Bij het volledig terugstellen van de zendontvanger worden de functies van de PF toetsen weer op de oorspronkelijke instellingen teruggesteld.
Functienummer 84, instelbaar in stap 4, is op het ogenblik nog niet beschikbaar. Wanneer u op de PF toets drukt waaraan functienummer 84 is toegewezen, zal de zendontvanger een reeks foutcodes op het display tonen.
N-49
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
SNELLE GEGEVENSOVERDRACHT
Deze zendontvanger biedt de mogelijkheid om snel en gemakkelijk de ontvangstfrequentie en de mode over te brengen naar een andere, daarvoor geschikte zendontvanger. geschikte zendontvangers zijn:
TS-570D TS-870S
TS-950SDX TS-850S
TS-690S TS-450S
Deze gegevensoverdrachtfunctie kan goed van pas komen voor wedstrijden. Een spotting-station dat op zoek is naar nieuwe wedstrijd-vermenigvuldigers kan snel een frequentie overbrengen naar het hoofdstation.
OPSTELLEN
? VEREISTE APPARATUUR
Naast een andere, compatibele transceiver is tevens de volgende apparatuur vereist:
Gegevensoverdracht naar een TS-570 of TS-870S:
Kabel met gekruiste draden
Deze kabel moet aan beide uiteinden een 9-polige RS-232C contrastekker hebben.
Gegevensoverdracht naar een andere transceiver dan een TS-570 of TS-870S:
KENWOOD IF-232C interface-eenheid
Kabel met gekruiste draden
Deze kabel moet aan een uiteinde een 9-polige RS-232C contrastekker hebben en aan het andere uiteinde een 25-polige RS-232C contrastekker.
Recht doorverbonden kabel
Deze kabel moet aan beide uiteinden een 6-polige DIN pen-stekker hebben.
? AANSLUITINGEN
Zie “AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR” {op blz. 60} voor de aansluitschema’
GEBRUIK VAN DE SNELLE GEGEVENSOVERDRACHT
Indien deze zendontvanger is aangesloten op een andere TS-570 of op een TS-870S, moeten beide transceivers ingesteld staan op dezelfde overdrachtsnelheid in baud voor de COM aansluitpoort. Voor de gegevensoverdracht naar of vanaf andere KENWOOD zendontvangers stelt u de TS-570 in op 4800 bps en 2 stop-bits. Gebruik menu-nummer 35 om deze parameters in te stellen.
Opmerking:
functies wat langzamer werken.
Tijdens de gegevensoverdracht kunnen de andere
's.
? OVERBRENGEN VAN GEGEVENS
De TS-570 is in dit geval de “Master” zendontvanger die gegevens overbrengt naar de “Slave” zendontvanger.
1 Schakel de overdrachtfunctie op beide
zendontvangers in.
Op de TS-570 roept u menu-nummer 36 op en kiest dan ON. Voor de aangesloten compatibele transceiver volgt u de aanwijzingen in de handleiding van dat apparaat.
2 Kies, met de “Master” zendontvanger in de VFO
mode, een frequentie en mode.
3 Druk bij de “Master” zendontvanger op de QUICK
MEMO [M.IN] toets.
Als een andere TS-570 als “Slave” zendontvanger wordt gebruikt, verschijnt de aanduiding “CTRL” op de “Slave” zendontvanger.
De aangegeven ontvangstgegevens worden vastgelegd in het snelgeheugen-kanaal 1 van de “Master” zendontvanger en vervolgens overgebracht naar de “Slave” zendontvanger.
Opmerking:
zal de RIT frequentie-verschuiving worden toegevoegd aan de over te brengen ontvangstfrequentie.
Als de RIT functie van de “Master” is ingeschakeld,
? ONTVANGST VAN GEGEVENS
De TS-570 is in dit geval de “Slave” zendontvanger die gegevens ontvangt van de “Master” zendontvanger. Wanneer de TS-570 als “Slave” zendontvanger functioneert, kan deze de gegevens ontvangen via snelgeheugen-kanaal 1 of de VFO.
1 Schakel de overdrachtfunctie op beide
zendontvangers in.
Op de TS-570 roept u menu-nummer 36 op en kiest dan ON. Voor de aangesloten compatibele transceiver volgt u de aanwijzingen in de handleiding van dat apparaat.
2 Roep op de “Slave” zendontvanger menu-nummer 37
op en kies OFF (snelgeheugen-kanaal 1) of ON (de VFO).
De oorspronkelijke instelling is snelgeheugen.
3 Voer op de “Master” zendontvanger de vereiste
bediening uit voor het overbrengen van gegevens.
•Volg de aanwijzingen in de handleiding van dat apparaat.
Opmerking:
?
Indien u de TS-570 uitsluitend voor ontvangst van gegevens gebruikt, schakel dan de TX Inhibit zendblokkering in via menu-nummer 38, om per ongeluk zenden te voorkomen.
?
Als de “Slave” zendontvanger gegevens ontvangt in een VFO geprogrammeerd met een simplex frequentie, zullen de ontvangen gegevens de gegevens in beide VFO’s vervangen. Bij de “Slave” zendontvanger worden zowel de RIT als de XIT op OFF geschakeld.
?
Als de “Slave” zendontvanger gegevens ontvangt in VFO’s geprogrammerd met gescheiden frequenties, zullen de ontvangen gegevens alleen de gegevens aan de TX zijde van de VFO vervangen. Bij de “Slave” zendontvanger wordt de XIT op OFF geschakeld maar de RIT zal niet veranderen.
N-50
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
COMPUTER-BESTURING
Wanneer u de zendontvanger op een computer aansluit, kunt u de computer gebruiken als een elektronische bedieningsconsole voor het op afstand bedienen van de zendontvanger, zonder dat u de toetsen op het voorpaneel hoeft aan te raken. Zo kunt u de zendontvanger bedienen vanuit een andere kamer of zelfs, waar de programmatuur dit mogelijk maakt en de wet het toestaat, vanuit een geheel andere plaats, via de telefoonlijn.
Opmerking:
Tijdens de bediening met de computer kunt u de bedieningsorganen op het voorpaneel nog gewoon blijven gebruiken. Alle instellingen die u op het voorpaneel maakt, zijn onmiddellijk geldig.
Na het loskoppelen of uitschakelen van de computer worden alle waarden en functies teruggesteld op de instellingen die u op het voorpaneel hebt gemaakt.
OPSTELLEN
VEREISTE APPARATUUR
Computer uitgerust met RS-232C seriële poort.
Recht doorverbonden kabel
Deze kabel moet aan een uiteinde een 9-polige RS-232C contrastekker hebben en aan het andere uiteinde een 9-polige of 25-polige RS-232C contrastekker die past op de RS-232C poort van uw computer.
Programmatuur voor de bediening van de zendontvanger
U moet uw eigen programma’s ontwerpen. Zie “AANHANGSEL” {op blz. 70} voor verdere informatie.
AANSLUITINGEN
Het aansluiten van de zendontvanger op de computer is gemakkelijk. Zie het schema in “AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR” {op blz. 60}.
Opmerking:
te sluiten, dient u zowel de zendontvanger als de computer uit te schakelen.
COMMUNICATIE-PARAMETERS
Alvorens de zendontvanger op de computer aan
Menu-instelling
12 – 1
24 – 1
48 – 1
48 – 2
96 – 1
192 – 1
384 – 1
576 – 1
Overdrachtsnelheid
(bps)
1200
2400
4800
4800
9600
19200
38400
57600
Stop-bits
1
1
1
2
1
1
1
1
GEBRUIK VAN EEN TRANSVERTER
Als u een transverter hebt die HF frequenties kan omzetten in VHF/UHF frequenties, en omgekeerd, kunt u deze HF transverter gebruiken als een VHF of UHF transceiver. Zie de handleiding van de transverter voor verdere informatie.
1 Sluit de transverter aan op de ANT 1 of ANT 2 aansluiting
van deze zendontvanger.
2 Kies de gewenste frequentie.
De transverter gebruikt deze frequentie als referentie voor de omzetting van frequenties.
De normale instelling is 1 kHz en de lagere cijfers op 0 (“0.00” op het display).
3 Roep menu-nummer 40 op en kies de 50 MHz, 144 MHz
of 430 MHz instelling, afhankelijk van de band die u gaat gebruiken. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Bij het veranderen van de oorspronkelijke instelling (OFF) wordt automatisch het zendvermogen op ongeveer 5 W ingesteld.
Bij 50 MHz geeft de zendontvanger de frequentie tot 10 Hz nauwkeurig aan en bij 144 MHz en 430 MHz tot 100 Hz nauwkeurig.
Opmerking:
Bij gebruik van een transverter zijn niet alle functies van de zendontvanger beschikbaar.
Bij gebruik van de los verkrijgbare VS-3 eenheid zullen de gekozen VHF of UHF frequenties niet worden aangekondigd.
Om de zendontvanger via uw computer te bedienen, zult u hiervoor eerst de vereiste communicatie-parameters moeten kiezen.
1 In het computerprogramma stelt u de
gegevensoverdracht in op 8 data-bits, zonder pariteit.
2 Bij de zendontvanger roept u menu-nummer 35 op en
stelt dan de juiste overdrachtsnelheid en het aantal stop­bits in.
De oorspronkelijke instellingen zijn 9600 bps en
1 stop-bit.
Opmerking:
57600 bps overdrachtsnelheden moet de RS-232C seriële poort van uw computer deze snelle communicatie-parameters ondersteunen.
Voor een betrouwbare werking van de 38400 en
N-51
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
AUTOMATISCHE ANTENNETUNER
Zoals beschreven in de paragraaf “AANSLUITEN VAN DE ANTENNE” {op blz. 1} is een juiste aanpassing tussen de coaxkabel en de antenne van groot belang. Om deze aanpassing optimaal uit te voeren, hebt u de keuze uit het gebruik van de ingebouwde tuner of een externe tuner. In deze paragraaf wordt het gebruik van de ingebouwde tuner beschreven. Voor het gebruik van een externe tuner wordt verwezen naar de daarbij behorende gebruiksaanwijzing.
1 Kies de gewenste frequentie.
2 Druk op de [ANT] toets om ANT 1 of ANT 2 te kiezen.
Als op de ANT 1 aansluiting een externe tuner is aangesloten, kan ANT 1 niet gekozen worden. Wordt toch ANT 1 gekozen, dan zal de ingebouwde tuner worden uitgeschakeld.
3 Druk op de [AT TUNE] toets en laat deze meteen weer los.
De aanduiding “AT” verschijnt om aan te geven dat de ingebouwde tuner is ingeschakeld (de tuner wordt niet gepasseerd).
Opmerking:
De antennetuner zal niet werken buiten de officieel voorgeschreven zend-beperkingen voor de amateurbanden.
Als u de
[AT TUNE]
ingedrukt houdt, wordt het zenden onderbroken en start het afstemmen.
Wanneer verschillende antenne-afstembanden gebruikt worden voor zenden en ontvangst met menu-nummer 11 op ON, zullen de ontvangen signalen niet via de ingebouwde tuner lopen.
Bij gebruik van CW Full Break-in is de interne tuner voor zowel zenden als ontvangst ingeschakeld.
Na 60 seconden wordt automatisch met afstemmen gestopt. De aanduiding “AT” zal dan doven en pieptonen stoppen.
Het is mogelijk dat het afstemmen nog steeds doorgaat wanneer de SWR meter 1:1 aangeeft. Dit is normaal en duidt niet op een defect van het apparaat.
Alhoewel de SWR meter meer dan een segment toont, is het mogelijk dat de ingebouwde antennetuner niet opnieuw afstemt. Dit duidt niet op een defect maar wordt veroorzaakt door een onvermijdelijke SWR berekeningsalgoritmefout tussen 10 W (bij benadering) zendvermogen voor afstemming en 100 W zendvermogen.
Als de afstemming niet wordt voltooid alhoewel de SWR meter minder dan 3:1 aangeeft, stel dan het antennesysteem zo af dat een lagere SWR wordt verkregen en voer de afstemming vervolgens opnieuw uit.
Afhankelijk van de condities is het mogelijk dat de afstemming de SWR niet tot 1:1 verlaagt.
toets tijdens zenden langer dan 1 seconde
4 Houd de [AT TUNE] toets langer dan 1 seconde ingedrukt.
De CW mode wordt automatisch gekozen en het afstemmen begint.
De aanduiding “AT” knippert en de aanduidingen “TX” en “CW” lichten op.
Als u de afstemming om enige reden wilt uitschakelen, drukt u op de [AT TUNE] toets.
Als de staande-golf verhouding (SWR) van het antennesysteem erg hoog is, hoort u een alarmsignaal (morsecode “SWR”) en wordt de ingebouwde tuner gepasseerd. Alvorens u probeert om opnieuw af te stemmen, dient u het antennesysteem bij te stellen zodat een lagere staande-golf verhouding wordt verkregen.
5 Kijk naar het display om te controleren of de afstemming
juist is uitgevoerd.
Als de afstemming met succes is uitgevoerd, stopt de aanduiding “AT” met knipperen en verdwijnen de aanduidingen “TX” en “CW”.
Als de afstemming niet binnen 20 seconden is voltooid, zal er een waarschuwingstoon klinken. Druk op de [ATTUNE] toets om deze toon en de afstemming uit te schakelen.
Als u menu-nummer 11 oproept en de ON instelling kiest, zullen de ontvangen signalen ook via de ingebouwde tuner lopen. Hierdoor kan interferentie in de ontvangstfrequentie worden verminderd.
N-52
VOORINSTELLEN VAN BANDEN
Na elke succesvolle afstemsessie legt de voorinstelfunctie de gegevens voor de stand van de afstemcondensator in het geheugen vast. De stand van de afstemcondensator wordt voor elk van de antenne-afstembanden (zie onderstaande tabel) en voor elk van beide antenne-aansluitingen (ANT 1 en ANT 2) afzonderlijk vastgelegd.
Druk op de [AT TUNE] toets en laat deze meteen weer los.
De aanduiding “AT” verschijnt om aan te geven dat de ingebouwde tuner is ingeschakeld (de tuner wordt niet gepasseerd).
•Telkens wanneer u de antenne-afstemband doorloopt, zal de voorinstelfunctie automatisch de stand van de afstemcondensator bijstellen, zodat fijnregelen of herafstemmen niet nodig is. Als er nog geen gegevens bestaan voor een bepaalde combinatie van afstemband en antenne, dan worden de gegevens voor 50 vastgelegd.
Opmerking:
geactiveerd wordt om de optimale aanpassingsconditie te verkrijgen, alhoewel er voor de ingestelde antennetunerband reeds gegevens zijn vastgelegd. Dit duidt niet op een storing.
Het kan gebeuren dat de afstemming opnieuw
Frequentiebereik (MHz)
0,03 ~ 1,85
1,85 ~ 2,50
2,50 ~ 3,525
3,525 ~ 3,575
3,575 ~ 3,725
3,725 ~ 4,10
4,10 ~ 7,03
7,03 ~ 7,10
7,10 ~ 7,50
Frequentiebereik (MHz)
7,50 ~ 10,50
10,50 ~ 14,10
14,10 ~ 14,50
14,50 ~ 18,50
18,50 ~ 21,15
21,15 ~ 21,50
21,50 ~ 25,50
25,50 ~ 29,00
29,00 ~ 30,00
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
DRU-3A DIGITAAL OPNAMESYSTEEM (LOS VERKRIJGBAAR)
De DRU-3A digitale opname-eenheid stelt u in staat om op maximaal 3 kanalen ingesproken berichten vast te leggen. Nadat u de berichten via de microfoon van de zendontvanger hebt opgenomen, kunt u deze uitzenden.
De maximale opnametijd voor ieder kanaal is als volgt: Kanaal 1: Ongeveer 30 sec.
Kanaal 2: Ongeveer 15 sec. Kanaal 3: Ongeveer 15 sec.
De DRU-3A digitale opname-eenheid is handig voor de volgende doeleinden:
DX wedstrijden e.d., waar geruime tijd lang herhaalde oproepen nodig zijn;
Controleren van interferentie op andere apparatuur (bij het afspelen van uw opgenomen stem bent u als het ware op twee plaatsen tegelijk);
Controleren of bijregelen van uw zendsignaal of uw antenne(s), waarbij u niet achter uw microfoon kunt blijven zitten;
Een vriend helpen bij het instellen van zijn of haar ontvanger of antenne, door herhaaldelijk test-uitzendingen van uw kant door te geven.
Zie “INST ALLEREN VAN ACCESSOIRES” {op blz. 57} voor informatie betreffende het installeren van de DRU-3A eenheid.
OPNEMEN VAN BERICHTEN
Volg de onderstaande aanwijzingen voor het opnemen van een bericht.
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
Gebruik dezelfde mode voor zenden en ontvangst.
2 Als de VOX functie is ingeschakeld, druk dan op de [VOX]
toets om deze functie uit te schakelen.
3 Druk op de [REC] toets om de opnamepauzestand in te
schakelen.
De aanduiding “AP –” verschijnt.
5 Laat na afloop van uw bericht de in stap 4 ingedrukte toets
los.
Als de maximale opnametijd is bereikt, zal het opnemen automatisch stoppen.
De inhoud van het geheugenkanaal wordt overschreven door het nieuwe bericht.
6 Herhaal de aanwijzingen vanaf stap 3 om in een ander
geheugenkanaal een bericht op te nemen.
Opmerking:
Om een bericht te wissen, houdt u de bijbehorende kanaaltoets ingedrukt en drukt dan tegelijkertijd op de
Als de
[ ]
ingedrukt, wordt het opnemen onderbroken en het geheugenkanaal gewist.
(STROOM) schakelaar tijdens opnemen wordt
[CLR]
toets.
WEERGAVE VAN EEN BERICHT
U kunt de berichten in geheugenkanaal 1, 2 of 3 weergeven om deze te controleren of daadwerkelijk te verzenden. Bovendien is het mogelijk langere berichten samen te stellen door de inhoud van verscheidene bericht-geheugenkanalen achtereen te verzenden.
En dergelijke langere berichten kunt u herhaaldelijk uitzenden door inschakelen van de herhaalfunctie. Roep hiervoor menu­nummer 23 op en kies de ON instelling. De oorspronkelijke instelling is OFF.
Opmerking:
Als de
[
]
ingedrukt, wordt de weergave onderbroken.
?
De instellingen in menu-nummer 23 en 24 gelden tevens voor de weergave van CW berichten beschreven in “CW BERICHTENGEHEUGEN” {zie blz. 35}.
? CONTROLEREN VAN BERICHTEN
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
2 Als de VOX functie is ingeschakeld, druk dan op de
3 Druk op de [CH 1] , [CH 2] of [CH 3] toets om het
(STROOM) schakelaar tijdens weergave wordt
Gebruik dezelfde mode voor zenden en ontvangst.
[VOX] toets om deze functie uit te schakelen.
bericht van het betreffende geheugenkanaal weer te geven.
Bij weergave van bijvoorbeeld het bericht in
geheugenkanaal 1 verschijnt er “AP 1– –” in het display .
Druk op de [CLR] toets wanneer u bij nader inzien geen bericht wilt opnemen, om de opnamepauzestand weer uit te schakelen.
4 Houd de [CH-1], [CH-2] of [CH-3] toets ingedrukt en
spreek in de microfoon.
Er zijn drie geheugenkanalen voor het opnemen van berichten. Druk op de toets voor het geheugenkanaal dat u wilt gebruiken.
Druk op de [CLR] toets om de weergave af te breken.
4 Wilt u meerdere berichten achter elkaar weergeven,
drukt dan tijdens weergave van het eerste bericht op de [CH-1], [CH-2] of [CH-3] toets.
Op deze wijze kunt u de berichten van maximaal drie kanalen achter elkaar weergeven.
N-53
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
? VERZENDEN VAN BERICHTEN
1 Kies de SSB, FM of AM mode.
Gebruik dezelfde mode voor zenden en ontvangst.
2 Druk op de [VOX] toets om de VOX functie in of uit te
schakelen.
De hiernavolgende procedure verschilt afhankelijk van de in deze stap gemaakte instelling.
3 Als u de VOX functie in stap 2 hebt ingeschakeld, druk
dan op de [SEND] toets of houd de [PTT] schakelaar van de microfoon ingedrukt.
4 Druk op de [CH-1], [CH-2] of [CH-3] toets om het
bericht van het betreffende geheugenkanaal weer te geven.
Bij weergave van bijvoorbeeld het bericht in geheugenkanaal 1 verschijnt er “AP 1– –” in het display .
Druk op de [CLR] toets om de weergave af te breken.
5 Wilt u meerdere berichten achter elkaar weergeven,
drukt dan tijdens weergave van het eerste bericht op de [CH1] , [CH2] of [CH3] toets.
Op deze wijze kunt u de berichten van maximaal drie kanalen achter elkaar weergeven.
6 Als u in stap 3 op de [SEND] toets of op de [PTT]
schakelaar van de microfoon hebt gedrukt, drukt u nu nogmaals op de [SEND] toets of u laat de [PTT] schakelaar los.
? VERANDEREN VAN DE PAUZE TUSSEN DE
BERICHTEN
Bij herhaalde weergave van berichten kunt u de pauze tussen de herhalingen van de berichten-serie veranderen. Roep menu-nummer 24 op en stel de gewenste tijd in (0-tot 60 seconden).
? VERANDEREN VAN DE GELUIDSSTERKTE
De AF regelaar heeft geen invloed op de geluidssterkte van de weergave. Gebruik menu-nummer 25 om de geluidssterkte naar wens in te stellen.
N-54
12 HANDIGE EXTRA FUNCTIES
VS-3 STEMSYNTHESIZER (LOS VERKRIJGBAAR)
Door op uw zendontvanger de VS-3 stemsynthesizer aan te sluiten, zal de zendontvanger telkens wanneer u de mode verandert, zoals VFO A/B of geheugen-oproep, de nieuwe mode aankondigen. Bovendien kunt u de [PF] toets op het voorpaneel zodanig programmeren dat de zendontvanger bij indrukken van deze toets de aangegeven informatie uitspreekt. Indien u de los verkrijgbare MC-47 microfoon hebt, kunt u deze functie ook aan een van de [PF] toetsen op de microfoon toewijzen.
Zie “INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES” {op blz. 57} voor informatie betreffende het installeren van de VS-3 eenheid.
De onderstaande tabel toont de aankondiging van de zendontvanger wanneer een nieuwe mode wordt ingeschakeld.
Toets die wordt
ingedrukt
[A/B]
[M/V]
QUICK MEMO
[MR]
[MENU]
[ENT]
Nieuwe mode
VFO A
VFO B
Geheugen-
oproepfunctie
Snelle-toegangs-
geheugen
oproepfunctie
1
Menu
Invoer van
nummers
2
1
1
Hoorbare
aankondiging
VFO A frequentie
VFO B frequentie
Kanaalnummer en
frequentie
“Q”, kanaaknummer
en frequentie
“MENU”, menu-nummer
en menu-instelling
“enter”
Bediening:
1 Wijs stem 1 of stem 2 toe aan de [PF] toets op het
voorpaneel of gebruik een van de [PF] toetsen op de los verkrijgbare MC-47 microfoon. Zie “PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN” {op blz.49} voor nadere bijzonderheden.
2 Druk op de [PF] toets waaraan u de functie hebt
toegewezen.
De aankondigingen worden gemaakt overeenkomstig de stem 1 of stem 2 selectie.
Om de aankondiging te onderbreken, drukt u nogmaals op de [PF] toets.
1
Als u in deze mode het kanaal- of menu-nummer verandert, kondigt de zendontvanger het nieuwe nummer aan.
2
Als u in de nummer-Invoer mode of de geheugen-doorloop mode een nummer invoert met de nummertoetsen, kondigt de zendontvanger het ingevoerde nummer aan.
Bij gebruik van de [PF] toets kondigt de zendontvanger afhankelijk van de gekozen stem, stem 1 of stem 2, verschillende informatie aan.
Stem 1:
De VFO of geheugenkanaal-frequenties worden aangekondigd met als eerste het 10 MHz cijfer, enzovoort tot en met het 10 Hz cijfer. Als er geen gegevens in het geheugenkanaal zijn vastgelegd, zal er “open” worden aangekondigd. Om het MHz decimaalteken aan te kondigen, hoort u “point”; om het kHz decimaalteken aan te geven, is er een korte pauze (200 ms). Er is ook een 200 ms pauze tussen het kanaalnummer en de frequentie.
De menu-nummers en instellingen worden aangekondigd met een korte pauze (200 ms) tussen het menu-nummer en de instelling.
Opmerking:
toets of regelaar bediend wordt waardoor de informatie aangegeven op het display verandert, zal de aankondiging onmiddellijk stoppen.
Als tijdens het uitspreken van een mededeling een
Stem 2:
De piekwaarden voor de S-meter worden aangekondigd, bijv. “S5” of “20dB”.
N-55
LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES
PS-53
Gereguleerde gelijkstroomvoeding (22,5 A)
MC-80
Tafelmicrofoon
HS-6
Compacte hoofdtelefoon
MC-43S
Handmicrofoon
MC-85
Multifunctie tafelmicrofoon
SP-23
Externe luidspreker
MC-47
Multifunctie microfoon
MC-90
DSP-geschikte tafelmicrofoon
De microfoon-gevoeligheid is laag in FM mode.
SP-50B
Luidspreker voor mobiel gebruik
MC-60A
Luxe tafelmicrofoon
HS-5
Luxe hoofdtelefoon
MB-430
Montagebeugel voor mobiel gebruik
DRU-3A
Digitale opname-eenheid
IF-232C
Interface-aansluiteenheid
YK-88SN-1
SSB filter (1,8 kHz)
SO-2
Temperatuur­gecompenseerde kristal­oscillator (TCXO)
LF-30A
Laagdoorlaatfilter
PG-2Z
Gelijkstroomkabel
VS-3
Stemsynthesizer-eenheid
YK-88C-1
CW filter (500 Hz)
MA-5
5-band antenne voor mobiel gebruik
PC-1A
Telefoon-patch regelaar
Het gebruik van de PC-1A in combinatie met de zendontvanger voldoet niet aan de Europese EMC norm.
YK-88CN-1
CW filter (270 Hz)
N-56
CN17
DRU-3A
INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
Voor het installeren van de los verkrijgbare accessoires hebt u het volgende gereedschap nodig.
Grote kruiskop-schroevendraaier
Kleine kruiskop-schroevendraaier
Fijne soldeerbout, 25 W (alleen voor de SO-2 eenheid)
VERWIJDEREN VAN HET ONDERPANEEL
Om de DRU-3A, VS-3 of SO-2 eenheid te installeren, moet eerst het onderpaneel worden verwijderd:
1 Verwijder de 8 schroeven.
2 Til het onderpaneel van het apparaat af.
4 Steek de DRU-3A aansluitstekker (CN901) in de CN17
aansluiting.
De grote IC op de DRU-3A moet tegen het kussentje op de printplaat aanliggen.
5 Sluit de platte kabel op de CN15 aansluiting aan.
6 Breng het onderpaneel weer aan (8 schroeven).
DRU-3A DIGITALE OPNAME-EENHEID
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDING ALVORENS U DEZE EENHEID GAAT INSTALLEREN.
1 Verwijder het onderpaneel (8 schroeven).
2 Maak de platte kabel los van de CN15 aansluiting.
3 Verwijder de papieren afdekking van het kussentje op de
SCHAKEL DE STROOM UIT EN VERBREEK DE
CN15
printplaat van de zendontvanger.
Kussentje
N-57
CN8
CN9
14 INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
VS-3 STEMSYNTHESIZER-EENHEID
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDING ALVORENS U DEZE EENHEID GAAT INSTALLEREN.
1 Verwijder het onderpaneel (8 schroeven).
2 Pak de VS-3 eenheid met de componentzijde naar binnen
3 Breng het onderpaneel weer aan (8 schroeven).
Opmerking:
aankondigingen afstellen. Gebruik de VR8 alleen wanneer het geluid te hard of te zacht is.
SCHAKEL DE STROOM UIT EN VERBREEK DE
gekeerd vast en steek de aansluitstekker in de CN16 aansluiting van de zendontvanger.
Componentzijde
VS-3
CN16
Met de VR8 kunt u de geluidssterkte van de
3 Verwijder de 2 schroeven uit het OPTION FILTER
gedeelte van de printplaat in de zendontvanger.
4 Lijn de pennen van de CN8 en CN9 aansluitingen in de
zendontvanger uit met de twee contrastekkers van het filter.
Zorg dat de pennen juist zijn uitgelijnd.
Filter
VR8
YK-88C-1/ YK-88CN-1/ YK-88SN-1 FILTERS
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDING ALVORENS U DEZE EENHEID GAAT INSTALLEREN.
1 Verwijder de 2 schroeven uit het deksel van het
2 Verwijder het deksel.
SCHAKEL DE STROOM UIT EN VERBREEK DE
onderpaneel.
Deksel van onderpaneel
5 Duw het filter voorzichtig in deze positie omlaag totdat het
op zijn plaats vastklikt.
6 Breng de 2 schroeven weer aan die u in stap 3 hebt
verwijderd.
7 Breng het deksel weer aan (2 schroeven).
Opmerking:
nummer 46 de juiste instelling te worden gekozen, aangezien het filter anders niet functioneert.
Nadat het filter is aangebracht, dient in menu-
N-58
14 INSTALLEREN VAN ACCESSOIRES
SO-2
1
2
SO-2 TEMPERATUUR-GECOMPENSEERDE KRISTAL-OSCILLATOR (TCXO)
LET OP:
AANSLUITING VAN DE GELIJKSTROOMVOEDING ALVORENS U DEZE EENHEID GAAT INSTALLEREN.
1 Verwijder het onderpaneel (8 schroeven).
2 Verwijder het beschermdeksel van de printplaat
3 Verwijder de 13 schroeven waarmee de printplaat aan het
SCHAKEL DE STROOM UIT EN VERBREEK DE
(6schroeven).
chassis is bevestigd.
7 Knip de draden door van de R503 en R504 weerstanden.
Hier doorknippen
R504
R503
8 Steek de SO-2 eenheid op de juiste plaats in de printplaat.
9 Draai de printplaat om.
•Wees voorzichtig dat u de platte kabels die op de printplaat zijn aangesloten niet beschadigd en let op dat u de SO-2 eenheid niet laat vallen.
4 Verwijder de klem waarmee de hitte-opnemer tegen de
chassis wordt gehouden.
Klem
Hitte-opnemer
5 Maak de kabel los van de CN1 aansluiting.
CN1
6 Neem de kabel uit de kabelhouder.
10 Soldeer de vijf aansluitpennen van de SO-2 eenheid aan
de printplaat vast en knip de SO-2 pennen die uit de printplaat steken af.
11 Breng de printplaat weer op zijn plaats aan.
12 Draai de 13 schroeven in de printplaat.
13 Breng het beschermdeksel aan op de printplaat
(6schroeven).
14 Breng de klem aan.
Let op dat de klem in de juiste richting wordt gemonteerd. Zie de afbeelding in stap 4.
15 Sluit de kabel aan op de CN1 aansluiting.
16 Trek lichtjes aan de kabel en maak deze vast in de
kabelhouder.
17 Breng het onderpaneel weer aan (8 schroeven).
N-59
AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR
COMPUTER
De COM aansluiting stelt u in staat de zendontvanger rechtstreeks aan te sluiten op een computer of een processorloze terminal met behulp van een RS-232C kabel voorzien van een 9-polige contrastekker.
Voor deze verbinding is geen extra apparatuur vereist. Zie “AANHANGSEL” op blz. 70 voor nadere bijzonderheden over deze aansluiting.
TS-570
RS-232C seriële poort
COM aansluiting
Personal computer/ processorloze terminal
COMPATIBELE ZENDONTVANGER
Recht doorverbonden kabel
15
Bij gegevensoverdracht naar of vanaf een andere TS-570 of een TS-870S, kunt u de zendontvangers rechtstreeks via de COM aansluitingen met elkaar verbinden.
Bij gegevensoverdracht naar andere KENWOOD zendontvangers dient de los verkrijgbare IF-232C interface-eenheid te worden gebruikt. Sluit de IF-232C aan op de ACC 1 aansluiting van de compatibele zendontvanger. 6-polige DIN stekkers (E07-0654-XX) zijn los verkrijgbaar. Neemt u hiervoor contact op met uw dealer of KENWOOD onderhoudsdienst.
TS-570
TS-570
Kabel met gekruiste draden
Zie de gebruiksaanwijzing van de IF-232C.
DIN (6P)
Kabel met gekruiste draden
ACC 1
TS-570/870S
IF-232C
RS-232C (25P)
Recht doorverbonden kabel
Achterpaneel­aanzicht van de TS-450S/ 690S/ 850S/ 950SDX
COM aansluitkabel
TS-450S/690S/850S/950SDX
ANT
DIN (6P)
ACC 1
Pen
Benaming
nr.
1
GND
2
3
4
5
6
TXD
RXD
CTS
RTS
NC
N-60
15 AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR
Luidspreker-uitgang
Gemeenschappelijke aansluiting
Standby; bij aarden komt de zendontvanger in de TX mode te staan.
Bij verbinding met de gemeenschappelijke aansluiting komt de versterker in de TX mode te staan.
Bij verbinding met de gemeenschappelijke aansluiting komt de versterker in de RX mode te staan.
1
2
3
4
5
ALC ingangssignaal vanaf versterker
Ca. +12 V gelijkspanning wordt afgegeven in de TX mode (max. 10 mA).
6
7
Pen
nr.
Functie
RTTY APPARATUUR
Sluit de RTTY seinapparatuur aan op de ACC 2 aansluiting. Verbind de RTTY toetssignaal-uitgang van uw RTTY apparatuur met pen 2 van de ACC 2 aansluiting. Verbind de demodulatie-ingang van uw RTTY apparatuur met pen 3 van de ACC 2 aansluiting.
Opmerking:
groot mogelijke afstand open tussen de zendontvanger en de RTTY apparatuur, om het oppikken van stoorsignalen door de zendontvanger te voorkomen.
Gebruik niet hetzelfde voedingsapparaat voor de stroomvoorziening van de zendontvanger en de RTTY apparatuur. Houd een zo
Voeding voor MCP
TS-570
MCP
ACC 2
Personal computer/ processorloze terminal
LINEAIRE VERSTERKER
De REMOTE aansluiting stelt u in staat een externe eindversterker voor het zenden aan te sluiten. Bij gebruik van een dergelijke versterker dient het stuurrelais voor de lineaire versterker te worden ingeschakeld via menu-nummer 39.
Als u CW Full Break-in hebt gekozen, is de responstijd van het TX/RX relais 10 ms; bij CW Semi Break-in is de responstijd 25 ms.
Opmerking:
ingeschakeld wanneer de bedieningsaansluiting geaard wordt. Bij die versterkers verbindt u pen 2 van de aansluiting van de versterker en pen 4 van de
De TX/RX bedieningsmethode verschilt afhankelijk van de gebruikte externe versterker. Bij sommige versterkers wordt de TX mode
REMOTE
aansluiting met de bedieningsaansluiting van de versterker.
REMOTE
aansluiting met de GND
REMOTE aansluiting
TS-570
Stuurrelais
R T
Aarde (GND)
REMOTE aansluiting
(aanzicht vanaf achterpaneel)
ANTENNETUNER
Sluit de externe antennetuner aan op de ANT 1 aansluiting en de AT aansluiting. Als u de externe tuner op de ANT 2 aansluiting aansluit, zal deze niet werken.
Netsnoer
RF uitgangssnoer
2
4
5
1
3
67
TS-570
Lineaire versterker
Externe antennetuner
15
N-61
15 AANSLUITEN VAN RANDAPPARATUUR
MCP EN TNC
Gebruik de ACC 2 aansluiting om de zendontvanger te verbinden met de in/uitgangsaansluitingen van een Terminal Node Controller (TNC) voor packetradio, een Multimode Communications Processor (MCP) voor gebruik met Packet, PacTOR, AMTOR, G-TOR™ of FAX, of om deze te verbinden met een Clover interface. SSTV en telefoon-patch apparatuur kunnen ook op de ACC 2 aansluiting worden aangesloten.
Sluit de TNC of MCP aan op de ACC 2 aansluiting met behulp van een kabel met 13-polige DIN stekker.
Om de TNC of MCP op een computer of processorloze terminal aan te sluiten, hebt u een RS-232C kabel nodig.
Opmerking:
Gebruik niet hetzelfde voedingsapparaat voor de stroomvoorziening van de zendontvanger en de TNC of MCP. Houd een zo groot mogelijke afstand open tussen de zendontvanger en de personal computer, om het oppikken van stoorsignalen door de zendontvanger te voorkomen.
De uitgangsspanning van pen nr. 6 (SMET) is niet 0 V, ook als er geen signaal aanwezig is. Ook is de uitgangsspanning verschillend bij FM (ca. 2,8 ~ 3,8 V) en de andere modes (ca. 0,5 ~ 3,8 V). Wanneer deze pen wordt verbonden met randapparatuur zoals een personal computer moet de ingangsimpedantie van de betreffende apparatuur hoger zijn dan 1 MΩ. Als de impedantie lager is, zal de indicatie van de S-meter niet nauwkeurig zijn.
10
11
12
13
BenamingPen nr.
1
2
3
NC
RTK
ANO
Niet aangesloten
RTTY toets-ingangssignaal
Audiofrequentie-uitgangssignaal van ontvanger
Functie-omschrijving
• Aansluiting op de TNC of MCP data-ontvangst stekkerpen voor digitale bediening.
• Het audiofrequentie-uitgangsniveau is onafhankelijk van de instelling van de AF regelaar.
• Het audiofrequentie-uitgangsniveau kan worden ingesteld via menu-nummer 34.
4
5
GND
PSQ
• Uitgangsimpedantie: 4,7 k
Afscherming voor stekkerpen 3
Squelch regeling
• Aansluiting op de TNC of MCP squelch-regeling stekkerpen voor digitale bediening.
• Voorkomt dat de TNC kan zenden terwijl de squelch van de ontvanger open staat.
• Squelch open: lage impedantie
6
7
8
9
SMET
NC
GND
PKS
• Squelch dicht: hoge impedantie
S-meter uitgangssignaal
Niet aangesloten
Chassis-aarde
Zendontvanger spreekcircuit (Push-to-talk) besturing
• Aansluiting op de TNC of MCP zend/ontvangst schakel-pen voor digitale bediening.
• Het microfoon audio-ingangssignaal wordt gedempt wanneer u de zendontvanger overschakelt op zenden.
NC
PKD
Niet aangesloten
Microfoon audio-ingangssignaal
• Aansluiting op de TNC of MCP data-verzending stekkerpen voor digitale bediening.
GND
SS
Afscherming voor stekkerpen 11
Spreekcircuit (Push-to-talk, parallel met de MIC microfooningang) voor het aansluiten van een voetschakelaar of andere externe bedieningseenheid
15
Personal computer/ processorloze terminal
N-62
Voeding voor TNC/MCP
TNC/MCP
TS-570
Zwart
Rood
PS-53
13
9101112
56 78
12 34
ACC 2 aansluiting
(aanzicht vanaf achterpaneel)
ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE
Uw transceiver is alvorens verscheping uitvoerig in de fabriek getest. Indien gebruikt overeenkomstig de voorschriften, zal uw transceiver geheel volgens de beschrijvingen in deze handleiding functioneren. Alle regelbare trimmers, spoelen en weerstanden in de transceiver zijn reeds in de fabriek afgeregeld. Afregeling van deze onderdelen mag alleen worden uitgevoerd door een terzake deskundige vakman die beschikt over de benodigde test- en meetapparatuur. Let er op dat indien u zelf, zonder toestemming van de fabrikant, aan het het toestel knutselt, de garantie zal komen te vervallen.
Bij een goed en verantwoord gebruik zal de transceiver vele jaren uitstekend dienst doen zonder dat daarvoor enig onderhoud vereist is. In dit hoofdstuk worden enkele eenvoudige serviceproceduren beschreven waarvoor weinig of geen testapparatuur vereist is.
ONDERHOUD
Mocht reparatie toch noodzakelijk zijn, pak het toestel dan met het originele verpakkingsmateriaal in en breng het naar uw dealer of het dichstbijzijnde bevoegde service-centrum. Voeg tevens een volledige beschrijving bij van de problemen of vermoede defecten. Vermeld tevens uw adres en telefoonnummer, zodat de reparateur indien nodig contact met u op kan nemen voor nadere uitleg omtrent het probleem waar u mee kampt. Houd de accessoires van het toestel thuis, tenzij u denkt dat ze met de storing verband kunnen houden.
Indien reparatie nodig is, breng de transceiver dan naar de bevoegde KENWOOD dealer waar u het toestel heeft gekocht, of naar een bevoegd KENWOOD service-centrum. Na reparatie zult u bij de transceiver tevens een afschrift van het reparatieraport krijgen. Bied nooit alleen onderdelen of circuitplaten van de transceiver voor reparatie aan. Geef de hele transceiver aan de reparateur.
Bevestig een label of etiket met uw naam en telefoonnummer op alle voor reparatie aangeboden onderdelen. Mocht u correspondentie voeren over een bepaald probleem, geef dan altijd het model- en serienummer van de transceiver aan.
BIJ TECHNISCHE VRAGEN
Mocht u schriftelijk vragen willen stellen omtrent een technisch of bedieningsprobleem, dan verzoeken wij u zo bondig, volledig en ter zake mogelijk te zijn. Wij verzoeken u ons daarbij de volgende informatie te verschaffen:
1 Model- en serienummer van het betreffende toestel
2 Het probleem of de vraag waar u mee zit
3 Is er andere apparatuur in uw station die met het
probleem verband houdt
4 Meterwaarden
5 Overige informatie
LET OP:
KRANTENPROPPEN. HIERDOOR KAN HET TIJDENS TRANSPORT OF VERSCHEPING ERNSTIG BESCHADIGEN.
Opmerking:
VERPAK HET TOESTEL NIET IN EEN DOOS MET
Registreer de datum van aankoop, het serienummer en de dealer waarvan u het toestel heeft gekocht.
Houd zelf bij hoe vaak en wanneer u de transceiver voor onderhoud heeft weggebracht.
Indien u het toestel onder garantie voor reparatie aanbiedt, voeg dan een kopie bij van de aankoopbon of dergelijk document dat de datum van aankoop toont.
REINIGING
De toetsen, regelaars en de behuizing van de transceiver zullen na langdurig of intensief gebruik waarschijnlijk vuil worden. De regelaars kunnen van het toestel worden losgehaald en worden gereinigd in een oplossing van een neutraal schoonmaakmiddel en warm water. Reinig de behuizing van het toestel met een goed uitgewrongen doek gedoopt in eenzelfde oplossing. Gebruik hiervoor nooit aggressieve of chemische reinigingsmiddelen.
N-63
16 ONDERHOUD
INTERNE BIJSTELLINGEN
IJKEN VAN DE REFERENTIE-FREQUENTIE
Opmerking:
De zendontvanger is in de fabriek reeds naar behoren ingesteld. Voer de volgende bijstellingen UITSLUITEND uit als dat strikt noodzakelijk is.
Als u de los verkrijgbare SO-2 eenheid heeft geïnstalleerd, kunt u deze afstelling niet uitvoeren.
1 Maak de volgende instellingen op de zendontvanger:
Mode: CW
AF regelaar: middelste stand
Menu-nummer 20 (CW RX toonhoogte): 800 Hz
IF SHIFT regelaar: middelste stand
Ontvangst-bandbreedte {zie blz. 38}: 600 Hz
RIT functie: OFF
Break-in functie (VOX): OFF
2 Verwijder het onderpaneel (8 schroeven) van de
zendontvanger.
3 Verwijder het beschermdeksel op de printplaat
(6schroeven).
6 Verstel de TC500 trimmer nu zo dat het frequentieverschil
tussen de ontvangen 800 Hz toon en de 800 Hz zijtoon minimaal is.
TC500
7 Breng het beschermdeksel weer aan op de printplaat
(6 schroeven).
8 Breng het onderpaneel weer aan (8 schroeven).
VERVANGEN VAN DE INTERNE ZEKERING
1 Verwijder het bovenpaneel (8 schroeven) van de
zendontvanger.
4 Stem af op een standaardfrequentie-station zoals WWV of
WWVH op bijvoorbeeld 10,000 of 15,000 MHz.
•Verstel de Afstemknop zo dat het display de exacte
frequentie van het station aangeeft.
•U dient een zwevingstoon van ongeveer 800 Hz te horen.
•Voor 800 Hz:
af = (faangegeven/20,000 × freferentie) + 800 Hz
f waarbij ∆freferentie gelijk is aan de verschuiving vanaf de 20 MHz referentie-frequentie
5 Sluit nu de CW sleutel en u zult een zend-zijtoon van
ongeveer 800 Hz horen.
Deze zijtoon zal in combinatie met het ontvangen signaal een dubbele zwevingstoon te horen geven.
•Verstel de AF regelaar nu zo dat u de dubbele zwevingstoon duidelijk kunt horen.
•Voor 800 Hz: fzijtoon = 800 Hz ±50 ppm (= 800 ±0,04 Hz) waarbij
freferentie gelijk is aan de verschuiving vanaf de 20 MHz referentie-frequentie
2 Verwijder de 12 schroeven waarmee het binnendeksel
aan het chassis is bevestigd.
3 Maak het binnendeksel open.
Pas op dat u de luidsprekerkabel niet beschadigd die aan de printplaat is bevestigd.
Zekering (4 A)
N-64
16 ONDERHOUD
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan krijgen. Dit soort problemen vinden vaak hun oorzaak in een onjuiste aansluiting, een per ongeluk verkeerd ingestelde regelaar of toets, of een bedieningsfout tengevolge van een onvolledige programmering. Raadpleeg daarom eerst het overzicht hierna en de aangegeven gedeelten in de handleiding, in plaats van al te gauw aan te nemen dat het toestel defect is en het voor reparatie weg te brengen.
Opmerking:
Vanwege de frequentie-verhoudingen van enkele circuits in deze zendontvanger kunnen er zweeftonen optreden bij de volgende frequenties: 10,000 MHz, 20,000 MHz en 30,000 MHz. Dit wijst niet op storing in de werking van het toestel.
Het gebruik van een draagbare zendontvanger vlak bij deze TS-570D kan storing in de weergave van de TS-570D veroorzaken.
Probleem
De zendontvanger kan niet worden ingeschakeld, ook al is er een 13,8 V gelijkstroomvoeding aangesloten en is de
] (STROOM) schakelaar
[
ingedrukt. Er verschijnt niets in het display en er is geen geluid hoorbaar.
Na het inschakelen van de zendontvanger werkt het toestel niet naar behoren. Zo verschijnen er bijvoorbeeld geen cijfers of alleen maar onjuiste aanduidingen in het display.
Na het inschakelen van de zendontvanger wordt er “14.000.00 MHz USB” aangegeven en alle gegevens zijn gewist, terwijl u geen poging hebt gedaan tot “Volledig terugstellen”.
De zendontvanger reageert niet naar behoren op het indrukken van een toets, een combinatie van toetsen, of het draaien aan een regelaar volgens de aanwijzingen in deze handleiding.
Het veranderen van de frequentie lukt niet.
De geluidskwaliteit bij SSB afstemming is beneden peil; de hoge en lage tonen komen nauwelijks door.
Mogelijke oorzaak
1 De gelijkstroomvoeding is uitgeschakeld. 2 Er is iets mis met de voedingskabel.
3 De aansluitingen van de voedingskabel
zijn niet in orde.
4 Er is een voedingszekering doorgeslagen.
1 De ingangsspanning ligt buiten het
toegestane bereik van 11,7 tot 15,8 V gelijkstroom (13,8 V gelijkstroom ±15%).
2 Er is een storing in de microprocessor
opgetreden.
De spanning van de lithiumbatterij voor de reservevoeding is te gering.
1 Wellicht hebt u bij de bediening toch iets
over ‘t hoofd gezien.
2 De “F.LOCK” toetsblokkeerfunctie is
ingeschakeld.
3 De microprocessor en het geheugen
daarvan moeten worden teruggesteld.
4 De toetsen op de zendontvanger werken niet
wanneer de Afstemknop wordt gebruikt.
De “F.LOCK” toetsblokkeerfunctie is ingeschakeld.
1 U hebt ingesteld op het filter voor digitale
bediening.
2 De DSP SLOPE (LOW) regelaar en/of de
DSP SLOPE (HIGH) regelaar staan niet
juist ingesteld.
3 De Ruisonderdrukking 1 of 2 is
ingeschakeld.
4 De Beat Cancel zwevingsonderdrukking is
ingeschakeld.
Oplossing
1 Schakel de gelijkstroomvoeding in. 2 Controleer de voedingskabel. Kijk of de
polariteit niet is verwisseld. Rood: positief (+); Zwart: negatief (–)
3 Zorg dat de voedingskabel stevig is
aangesloten.
4 Spoor de oorzaak van de doorgeslagen
zekering op. Pas nadat alle mogelijke problemen verholpen zijn, plaatst u een nieuwe zekering met het voorgeschreven amperage.
1 Zorg voor de juiste ingangsspanning of
gebruik een 12 t/m 16 V accu.
2 Zie de aanwijzingen onder
“TERUGSTELLEN VAN DE MICROPROCESSOR (RESET)”. Houd er rekening mee welke gegevens verloren kunnen gaan en verricht zo mogelijk het “Deels terugstellen”. Als dit het probleem niet verhelpt, zit er niets anders op dan “Volledig terugstellen”.
Ga naar uw dealer of een KENWOOD onderhoudsdienst om een nieuwe lithiumbatterij te laten installeren.
1 Zie de aanwijzingen onder “TOELICHTING
BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING”.
2 Druk op de [F.LOCK] toets om de
toetsblokkeerfunctie uit te schakelen.
3 Zie de aanwijzingen onder
“TERUGSTELLEN VAN DE MICROPROCESSOR (RESET)”. Houd er rekening mee welke gegevens verloren kunnen gaan en verricht zo mogelijk het “Deels terugstellen”. Als dit het probleem niet verhelpt, zit er niets anders op dan “Volledig terugstellen”.
4 Laat de Afstemknop los en druk dan op de
gewenste toets.
Druk op de [F.LOCK] toets om de toetsblokkeerfunctie uit te schakelen.
1 Zet menu-nummer 32 op OFF.
2 Draai de DSP SLOPE (LOW) regelaar naar
links en de DSP SLOPE (HIGH) regelaar naar rechts.
3 Druk op de [N.R.] toets om de functie uit te
schakelen.
4 Druk op de [B.C.] toets om de functie uit te
schakelen.
Zie
blz.
13
2
2
2
2
48
39
i
48
48
7
48
18
37
38
38
N-65
16 ONDERHOUD
Er worden geen signalen ontvangen of de ontvangst-gevoeligheid lijkt uiterst gering.
Er worden geen signalen ontvangen of de ontvangst-gevoeligheid lijkt gering, maar de S-meter geeft wel een goede ontvangst aan.
De ontvangen signalen zijn niet te volgen.
1 De SQL regelaar staat geheel naar rechts
gedraaid.
2 De ATT verzwakkingsfunctie is
ingeschakeld.
3 De zendontvanger staat ingesteld op
zenden, aangezien de [SEND] toets is ingedrukt.
4 U drukt de [PTT] schakelaar van de
microfoon in.
5 De ontvangst-bandbreedte is verkeerd
ingesteld.
6 Het toestel staat ingesteld op de verkeerde
antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
7 De ontvangst-voorversterker is
uitgeschakeld.
De RF regelaar staat te laag ingesteld.
Er is ingesteld op de verkeerde modulatiefunctie.
1 Draai de SQL regelaar naar links.
2 Druk op de [ATT] toets om de
verzwakkingsfunctie uit te schakelen.
3 Druk op de [SEND] toets om terug te keren
naar ontvangst.
4 Laat de [PTT] schakelaar van de microfoon
los.
5 Zie de paragrafen “IF FILTER” en
“AANPASSEN VAN DE ONTVANGST­BANDBREEDTE”. Stel de regelaars aan de hand hiervan juist in.
6 Druk op de [ANT] toets om in te stellen op
de andere antenne-aansluiting.
7 Druk op de [PRE-AMP] toets om de
ontvangst-voorversterker in te schakelen.
Draai de RF regelaar geheel naar rechts.
Druk op de [LSB/USB], [CW/FSK] of [FM/AM] toets om de juiste modulatiefunctie te kiezen.
14
37
15
15
36, 37
48
37
13
14
De geheugen-scanfunctie begint niet met scannen.
De geheugen-scanfunctie slaat een van de kanalen met gegevens over, terwijl het betreffende kanaal NIET met “Lockout” is buitengesloten.
De programma­scanfunctie begint niet met scannen.
De afstemming wordt niet met succes uitgevoerd.
De ingebouwde tuner wordt gepasseerd, meteen nadat met afstemmen begonnen is.
1 De SQL regelaar staat niet juist ingesteld.
2 Er zijn minder dan twee geheugenkanalen
beschikbaar (niet met “Lockout” overgeslagen).
3 Er zijn minder dan twee geheugenkanalen
geprogrammeerd.
Wellicht is er ingesteld op groepsscan en het gewenste kanaal hoort bij een andere groep.
De begin- en eindfrequenties staan gelijk ingesteld.
De impedantie van de coaxkabel en de antenne komt niet met elkaar overeen.
Afhankelijk van de condities is het mogelijk dat de afstemming niet met succes wordt uitgevoerd, alhoewel de SWR meter minder dan 3:1 aangeeft.
De staande-golf verhouding (SWR) van het antennesysteem is te hoog.
1 Stel de SQL regelaar zo in dat er net geen
achtergrondruis te horen is.
2 Maak meer geheugenkanalen beschikbaar
(hef de “Lockout” op).
3 Leg in meer geheugenkanalen gegevens
vast.
Schakel over naar de groep van het gewenste kanaal.
Leg verschillende begin- en eindfrequenties vast.
Stel het antennesysteem zo af dat een lagere SWR wordt verkregen.
Stel het antennesysteem zo af dat een lagere SWR wordt verkregen.
14
44
39
47
43
1
52
Het zenden begint niet bij indrukken van de [PTT] schakelaar van de microfoon of het zenden resulteert niet in enig contact.
N-66
1 De stekker van de microfoon steekt niet
ver genoeg in de MIC aansluiting op het voorpaneel.
2 De zendblokkering is ingeschakeld. 3 U hebt ingesteld op CW of FSK in plaats
van een spraak-zendmode.
4 U hebt ingesteld op het filter voor digitale
bediening.
5 Het toestel staat ingesteld op de verkeerde
antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
1 Schakel de zendontvanger uit, controleer of
er geen voorwerp of verontreinigingen in de MIC aansluiting op het voorpaneel zijn en steek dan de stekker van de microfoon stevig in. Draai de borgring van de stekker­aansluiting vast.
2 Zet menu-nummer 38 op OFF. 3 Druk op de [LSB/USB] of de [FM/AM] toets
om in te stellen op een spraak-zendmode.
4 Zet menu-nummer 32 op OFF.
5 Druk op de [ANT] toets om in te stellen op
de andere antenne-aansluiting.
3
18 14
18
48
16 ONDERHOUD
Bij een poging tot zenden verschijnt er “HELLO” in het display en wordt er teruggeschakeld naar ontvangst.
De zendontvanger heeft bij zenden te weinig vermogen.
De VOX stemgeschakelde zendfunctie werkt niet.
De lineaire versterker werkt niet.
De toegang of het gebruik van de 10-meter band repeteerzenders verloopt niet goed.
1 De antenne is niet juist aangesloten.
2 De antenne is niet juist aangepast aan de
zendontvanger.
3 De ingangsspanning ligt buiten het
toegestane bereik van 11,7 tot 15,8 V gelijkstroom (13,8 V gelijkstroom ±15%).
4 Er is een verkeerd type voedingskabel
aangesloten.
1 De microfoon-gevoeligheid staat te laag
ingesteld.
2 Een zwakke antenne-aansluiting maakt de
SWR staande-golf verhouding te hoog.
De VOX versterking staat te laag ingesteld.
1 Het stuurrelais van de lineaire versterker is
uitgeschakeld.
2 Er is iets mis met de REMOTE aansluiting
of bedrading.
1 De repeteerzenders vereisen een subtoon-
frequentie voor toegang.
2 U werkt niet in duplex, met gescheiden
frequenties.
1 Controleer de antenne-aansluiting.
Corrigeer deze zoals vereist.
2 Verminder de SWR staande-golf
verhouding van het antennesysteem.
3 Zorg voor de juiste ingangsspanning of
gebruik een 12 tot 16 V accu.
4 Sluit de bijgeleverde voedingskabel of een
los verkrijgbare gelijkstroomkabel aan.
1 Verhoog de microfoon-gevoeligheid als de
SSB of AM mode gebruikt wordt.
2 Controleer de antenne-aansluitingen. Zorg
dat de antennetuner een lagere staande­golf verhouding aangeeft.
Verhoog de instelling in menu-nummer16.
1 Stel menu-nummer 39 op ON.
2 Controleer de REMOTE aansluiting en
zorg dat de bedrading in orde is.
1 Zie onder “FM ZENDEN MET
REPETEERZENDERS” en stel in op de juiste frequentie en het type subtoon.
U dient uit te zenden op de
2
ingangsfrequentie van de repeteerzender en te ontvangen op de uitgangsfrequentie van de repeteerzender. Zie onder “FM ZENDEN MET REPETEERZENDERS”.
1
1
2
2
15
1
17
18
61
24
24
De digitale functies geven niet of nauwelijks verbinding of communicatie met andere stations.
De bediening van de zendontvanger via een computer lukt niet.
1 Wellicht is er iets mis met de aansluitingen
tussen de zendontvanger, de computer en de TNC of MCP, of de programma­instellingen voor de TNC of MCP zijn onjuist.
2 U gebruikt verschillende zend- en
ontvangst-requenties.
3 De niveau-instelling verschilt tussen de
zendontvanger en de TNC/MCP.
4 Uw zendsignaal of het ontvangen signaal
is te zwak.
5 De TX wachttijd-parameter voor zenden
met de TNC/MCP staat verkeerd ingesteld.
1 De RS-232C kabel waarmee u de
computer op de zendontvanger hebt aangesloten, is niet geschikt.
2 De communicatie-parameters van uw
programmatuur staan anders ingesteld dan de parameters in de zendontvanger.
3 Wellicht is er iets mis met de seriële poort
van uw computer.
1 Controleer alle aansluitingen, aan de hand
van deze handleiding, uw TNC/MCP handleiding en de handleiding van uw computer.
2 Controleer of de RIT en XIT functies zijn
uitgeschakeld. Let ook op dat u GEEN duplex instelling met gescheiden frequenties gebruikt.
3 Stel het TX en RX niveau in via de menu-
nummers 33 en 34 en met de niveauregelaars van uw TNC/MCP.
4 Heroriënteer of verplaats uw antenne of
stel de antennegevoeligheid/versterking hoger in.
5 Stel de TX wachttijd voor de
TNC/MCP in op meer dan 300 ms.
1 Controleer de kabel en tevens de
aansluitingen.
2 Stel de parameters van het communicatie-
programma en de zendontvanger op dezelfde waarden in. Zie onder “COMMUNICATIE-PARAMETERS”.
3 Verbreek de aansluiting tussen de
computer en de zendontvanger en test de seriële poort van uw computer met een utiliteitsprogramma.
62
23,30,
32
18
60
51
N-67
SPECIFICATIES
TS-570D
Modulatie soort
Aantal geheugen plaatsen
Antenne impedantie
ALGEMEEN
Voedingsspanning
Aadingsmethode
Stroom
Bruikbaar temperatuur gebied
Frequentie stabiliteit (–10°C ~ 50°C)
Frequentie-nauwkeurigheid (bij kamertemperatuur)
Afmetingen [B × H × D] (Uitstekende delen mee gerekend)
Gewicht
ZENDER
Band
Uitgangs-vermogen
Modulatie
Ongewenste uitstralingen
Draaggolf onderdrukking
Ongewenste zijband onderdrukking
(modulatie frequentie 1,0 kHz)
Maximale frequentie­afwijking (FM)
Frequentiebereik van de XIT-verschuiving
Microfoon impedantie
1
1,81 MHz: Europa, Frankrijk, Nederland; 1,83 MHz: België, Spanje
2
1,85 MHz: Frankrijk, Nederland, België, Spanje
3
3,8 MHz: Europa, Frankrijk, Nederland, België, Spanje
4
7,1 MHz: Europa, Frankrijk, Nederland, België, Spanje
5
België, Spanje: 10 W vast ingesteld op 160 m band
5
Sende (max.)
Empfang (kein Signal)
160 m Band
80 m Band
40 m Band
30 m Band
20 m Band
17 m Band
15 m Band
12 m Band
10 m Band
SSB, CW,
FSK, FM
AM
Breed
Smal
Max.
Min.
Max.
Min.
SSB
FM
AM
J3E (LSB, USB), A1A (CW), A3E (AM),
F3E (FM), F1D (FSK)
100
50
(met antennetuner 16,7 ~ 150 )
13,8 V gelijkstroom ± 15%
Negatief
20,5 A
2 A
–10°C ~ 50°C
Binnen ±10 PPM
Binnen ±10 PPM
270 × 96 × 271 mm
(281 × 107 × 314 mm)
Ongeveer 6,8 kg
1
1,8 ~ 2,0 MHz
3,5 ~ 4,0 MHz
7,0 ~ 7,3 MHz
10,1 ~ 10,15 MHz
14,0 ~ 14,35 MHz
18,068 ~ 18,168 MHz
21,0 ~ 21,45 MHz
24,89 ~ 24,99 MHz
28,0 ~ 29,7 MHz
Gebalanceerd
Reactantie
Laag niveau
–50 dB of minder
40 dB of meer
40 dB of meer
±5 kHz of minder
±2,5 kHz of minder
±9,99 kHz
2
3
4
100 W
5 W
25 W
5 W
600
N-68
Type circuit
Frequentiebereik
SPECIFICATIES
TS-570D
Dubbel superheterodyne
Alleen voor FM: Drievoudige superheterodyne
500 kHz ~ 30 MHz
Midden frequentie
ONTVANGER
500 kHz ~ 1,705 MHz
SSB, CW, FSK
(an 10 dB (S+N)/N)
Gevoelig heid
(an 10 dB (S+N)/N)
FM (an 12 dB SINAD)
SSB, CW, FSK
Selectiviteit
Spiegelonderdrukking (1,8 MHz ~ 30 MHz)
Onderdrukking van de eerste middenfrequentie (1,8 MHz ~ 30 MHz)
Frequentiebereik van de RIT-verschuiving
Squelch gevoeligheid
LF uitgang (8 , 10% vervorming)
Laag frequentie belastingsimpedantie
AM
FM
AM
SSB, CW,
FSK, AM
FM
1,705 MHz ~ 24,5 MHz
24,5 MHz ~ 30 MHz
500 kHz ~ 1,705 MHz
1,705 MHz ~ 24,5 MHz
24,5 MHz ~ 30 MHz
28 MHz ~ 30 MHz
500 kHz ~ 1,705 MHz
1,705 MHz ~ 30 MHz
28 MHz ~ 30 MHz
1ste: 73,05 MHz; 2de: 8,83 MHz;
3rde
: 455 kHz (alleen voor FM)
4 µV of minder
0,2 µVof minder
0,13 µV of minder
31,6 µV of minder
2 µV of minder
1,3 µV of minder
0,25 µV of minder
–6 dB: 2,2 kHz, –60 dB: 4,4 kHz
–6 dB: 4 kHz, –50 dB: 20 kHz
–6 dB: 12 kHz, –50 dB: 25 kHz
70 dB of meer
70 dB of meer
±9,99 kHz
of minder
20 µV
2 µV of minder
0,25 µV of minder
1,5 W of meer
8
Specifikaties wijzigbaar zonder voorafgaande kennisgeving of verplichting om technische veranderingen door te voeren.
N-69
AANHANGSEL
AANHANGSEL: PROTOCOL VAN DE COM AANSLUITING
BESCHRIJVING VAN DE APPARATUUR
Deze zendontvanger gebruikt een volledig-duplex, asynchroon serieel interface voor de communicatie via de 9-polige pen-bus RS-232C COM aansluiting. De bytes bestaan uit 1 start-bit, 8 data-bits en 1 stop-bit (de 4800 bps kan worden geconfigureerd voor 1 of 2 stop-bits). Er wordt geen pariteit toegepast. De pennen van de COM aansluiting en hun functies zijn als volgt:
COM
9876
12345
Aanzicht achterpaneel
COM pen naam
COM
(Ref.: Computer)
pen nr.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
RXD: De verzonden gegevens bestaan uit de seriële gegevensoverdracht van de zendontvanger naar de computer.
NC
RXD
TXD
NC
GND
NC
RTS
CTS
NC
Verzenden van gegevens
Ontvangst van gegevens
Gereed voor ontvangst
Functie
(Ref.: Zendontvanger)
Signaal-aarde
Gereed voor zenden
U/I
Uitgang
Ingang
Ingang
Uitgang
BEDIENING VOOR COMPUTER-BESTURING
Digitale computers verwerken hun gegevens in de vorm van “bits” en “bytes”. Een bit is het kleinste brokje informatie dat de computer kan verwerken. Een byte bestaat uit acht bits. Voor de meeste computer-gegevens is dit de handigste vorm. Deze gegevens kunnen worden verzonden in de vorm van seriële of parallelle data-reeksen. De parallelle methode is sneller maar meer gecompliceerd, terwijl de seriële methode trager werkt maar minder ingewikkelde apparatuur vereist. Daarom wordt de seriële vorm vaak toegepast als een minder kostbaar alternatief.
De seriële vorm van gegevensoverdracht gebruikt een systeem van tijdsdeling op een enkele lijn. Het gebruik van een enkele lijn heeft het bijkomend voordeel, dat er minder fouten optreden door lijnstoring.
Theoretisch zijn er slechts drie lijnen vereist voor de besturing van de zendontvanger via de computer:
•Verzenden van gegevens
Ontvangst van gegevens
Aarde
Practisch gezien moet er daarbij nog een methode voor de “verkeersregeling” van de gegevens worden gevoegd. De computer en de zendontvanger mogen niet allebei tegelijk gegevens gaan zenden. Voor het bepalen wanneer de lijn vrij is voor gegevensoverdracht dienen nu de RTS en CTS lijnen.
Zo zal bijvoorbeeld de zendontvanger op zenden worden ingesteld wanneer de opdracht “TX;” vanaf de computer binnenkomt. Deze reeks lettertekens “TX;” wordt een computerbesturingscommando genoemd. Het geeft de zendontvanger opdracht een bepaalde handeling te verrichten. Er zijn vele commando’s beschikbaar voor de bediening van de zendontvanger via de computer. Deze commando’s kunnen worden opgenomen in een programma dat wordt geschreven in een zogenaamde hogere taal (een taal die voor mensen meer begrijpelijk is). De programmeermethoden variëren van computer tot computer; voor een volledige uitleg kunt u daarom naast de handleiding van het besturingsprogramma wel eens de gebruiksaanwijzing van de computer nodig hebben.
TXD: De ontvangen gegevens bestaan uit de seriële gegevensoverdracht van de computer naar de zendontvanger.
GND: Signaal-aardaansluiting
RTS: Dit signaal wordt doorgegeven aan de zendontvanger.
Het dient om de verzending van gegevens van de zendontvanger naar de computer te blokkeren zolang de computer nog niet gereed is voor ontvangst van de gegevens. De verzending van gegevens wordt geblokkeerd wanneer het signaalniveau te laag is.
CTS: Dit signaal wordt doorgegeven vanaf de zendontvanger. Het dient om de verzending van gegevens van de computer naar de zendontvanger te blokkeren zolang de zendontvanger nog niet gereed is voor ontvangst van de gegevens. De verzending van gegevens wordt geblokkeerd wanneer het signaalniveau te laag is.
N-70
AANHANGSEL
Foutmelding Oorzaak van de fout
• De schrijfwijze van het commando was onjuist.
• Het commando is niet uitgevoerd vanwege de toestand van de zendontvanger (ook al was het commando op zich wel juist).
Er is een communicatiefout opgetreden tijdens de seriële gegevensoverdracht door een “overrun” of een leesfout.
De ontvangstgegevens zijn verzonden maar de verwerking was nog niet compleet.
?;
E;
O;
Opmerking: Af en toe kan deze foutmelding verschijnen wanneer er signaalpieken zijn die de werking van de microprocessor in de zendontvanger storen.
COMPUTERBESTURINGSCOMMANDO’S
Een computerbesturingscommando bestaat uit een lettercommando, diverse parameters en een sluitteken dat het einde van het commando aangeeft.
VOORBEELD: Commando om de VFO A in te stellen op 7MHz
FA 00007000000 ;
Sluitteken
Parameters
Lettercommando
Commando’s zijn in enkele soorten onder te verdelen, als volgt:
Computer­besturings­commando’s
Ingangs­commando’s (Ingevoerd naar de zendontvanger)
Uitgangs­commando’s (Uitgestuurd door de zendontvanger)
Instelcommando’s (Stellen een bepaalde toestand in)
Leescommando’s (Lezen een antwoord)
Antwoordcommando’s (Geven een toestand door)
PARAMETERS
De parameters dienen om informatie door te geven die benodigd is voor het uitvoeren van het lettercommando. Voor elk commando zijn de mogelijke parameters van tevoren vastgesteld. Ook het aantal cijfers waaruit de parameter kan bestaan ligt vast. Zie de “TABEL VOOR PARAMETERS” {op blz. 73} en de “COMMANDO­TABELLEN” {op blz. 75} voor de geschikte parameters.
Let bij het samenstellen van parameters op dat niet een van de volgende fouten wordt gemaakt.
(juiste parameter: “IS+1000”)
IS1000; Te weinig parameters gegeven
(De richting van de IF verschuiving is niet aangegeven)
IS+100; Niet genoeg cijfers
(Slechts drie cijfers voor de frequentie)
IS
+ 1000; Overbodige lettertekens tussen de
parameter-cijfers
IS+10000; Te veel cijfers
(Vijf cijfers voor de frequentie)
Opmerking:
op deze zendontvanger, kunt u de plaats van de cijfers opvullen met elk gewenst teken, behalve de ASCII besturingscodes (00 t/m 1Fh, hexadecimaal) en het sluitteken (;).
Als een bepaalde parameter niet van toepassing is
SLUITTEKEN
Om het eind van een commando aan te geven gebruikt u een puntkomma (;). De plaats, van voren af gerekend, waar dit speciale teken moet staan, is afhankelijk van het commando.
Zo geldt bijvoorbeeld voor het FA commando (voor de frequentie van VFO A):
Om de frequentie in te stellen op 7 MHz, geeft u vanaf de computer het volgende commando aan de zendontvanger door:
“FA00007000000;” (Instelcommando)
Om de frequentie van VFO A af te lezen, geeft u vanaf de computer het volgende commando aan de zendontvanger door:
“FA;” (Leescommando)
•Wanneer het bovenstaande leescommando is doorgegeven, antwoordt de zendontvanger het volgende aan de computer:
“FA00007000000;” (Antwoordcommando)
Opmerking:
De ASCII besturingscodes van 00 t/m 1Fh hexadecimaal worden genegeerd wanneer ze deel uitmaken van de ontvangstgegevens.
LETTERCOMMANDO’S
De verwerking van het programma kan vertraagd worden wanneer u snel aan de
De ontvangstgegevens worden niet verwerkt als de frequentie is ingevoerd met de nummertoetsen.
Een commando bestaat uit twee letters. U kunt kleine letters of hoofdletters gebruiken. Zie de “TABEL VOOR LETTERCOMMANDO’S” {op blz. 72} voor de commando’s die beschikbaar zijn voor deze zendontvanger.
Afstemknop
FOUTMELDINGEN
Naast het Antwoordcommando kan de zendontvanger zelf de volgende foutmeldingen doorgeven:
draait.
N-71
AANHANGSEL
TABEL VOOR LETTERCOMMANDO’S
AC
AG
AI
AN
BC
BY
CA
CN
CT
DN
EX
FA
FB
FR
FS
FT
FW
GT
ID
IF
IS
KS
KY
LK
LM
MC
MD
MG
MR
MW
NB
NR
PA
FunctieCommando
Antennetuner BUITEN/IN LIJN en afstemming STARTEN/STOPPEN
Instellen of aflezen van de AF (audiofrequentie) versterking.
Automatische informatie
Instellen op antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
Instellen of aflezen van de Beat Cancel zwevingsonderdrukking.
Lezen van actieve (Busy) signalen.
Instellen of aflezen van CW automatische Zero-Beating (OFF/ON).
Instellen of aflezen van het CTCSS subtoon­nummer (01 ~ 39).
Instellen of aflezen van de CTCSS (OFF/ON).
Microfoon lager-instelling (MIC DOWN)
Instellen of aflezen van het menu.
Instellen of aflezen van de VFO A frequentie.
Instellen of aflezen van de VFO B frequentie.
Instellen van ontvangst (VFO A/B, geheugenkanaal).
Fijnafstemfunctie (OFF/ON)
Instellen van zenden (VFO A/B, geheugenkanaal).
Instellen of aflezen van de filterbandbreedte.
Instellen of aflezen van de AGC tijdconstante.
Aflezen van het modelnummer van de zendontvanger.
Aflezen van de toestand van de zendontvanger.
Instellen of aflezen van de IF verschuiving.
Instellen of aflezen van de seinsnelheid bij gebruik van het KY commando of de ingebouwde elektronische sleutel.
Omzetten van ingevoerde lettertekens naar morse-code.
Instellen of aflezen van de toetsblokkering (F.Lock: OFF/ON).
Opname van DRU of CW berichten
Instellen of aflezen van geheugenkanalen.
Instellen of aflezen van modulatiemoden.
Instellen of aflezen van de microfoon­sterkteregeling.
Aflezen van het geheugen.
Vastleggen in het geheugen.
Instellen of aflezen van de Noise Blanker stoorpuls-demping (OFF/ON).
Instellen of aflezen van de N.R. ruisonderdrukking.
Instellen of aflezen van de voorversterker (OFF/ON).
PB
PC
PR
PS
PT
RA
RC
RD
RG
RM
RT
RU
RX
SC
SD
SH
SL
SM
SQ
SR
TN
TO
TX
UP
VD
VG
VR
VX
XT
FunctieCommando
Weergave van DRU of CW berichten
Instellen of aflezen van het vermogen voor het zenden.
Instellen of aflezen van de spraakprocessor (OFF/ON).
Instellen of aflezen van de stroomvoorziening (OFF/ON).
Instellen of aflezen van de CW RX ontvangst­toonhoogte.
Instellen of aflezen van de RF ATT verzwakking.
Nulstellen van de RIT frequentieverschuiving.
Verlagen van de RIT frequentieverschuiving.
Instellen of aflezen van RF versterking.
Keuze van een meterfunctie of aflezen van de meter-waarden.
Instellen of aflezen van de RIT (OFF/ON).
Verhogen van de RIT frequentieverschuiving.
Keuze van de mode voor ontvangst.
Instellen of aflezen van de scan-functies (OFF/ON).
Instellen of aflezen van de Semi break-in wachttijd.
Instellen of aflezen van de bovenste afsnijfrequentie.
Instellen of aflezen van de onderste afsnijfrequentie.
Aflezen van S-meter.
Instellen of aflezen van het squelch-niveau.
Terugstellen van de zendontvanger.
Instellen of aflezen van het subtoon-nummer (01 ~ 39).
Instellen of aflezen van de subtoon (OFF/ON).
Keuze van de mode voor het zenden.
Microfoon hoger-instelling (MIC UP)
Instellen of aflezen van de VOX wachttijd.
Instellen of aflezen van de VOX versterking.
Inschakelen van de stemsynthesizer voor het weergeven van een bericht.
Instellen van de VOX voor stemgeschakeld zenden (OFF/ON).
Instellen van de XIT functie (OFF/ON).
N-72
TABEL VOOR PARAMETERS
-roF taam
.rn
maaN
latnaA
srefjic
nedehkjilegoM
53REMMUN-UNEM3 .150~000navremmuN 63EZUEK-UNEM4 .47.zlbpolebateiZ
83
-DNABRETLIF
ETDEERB
4
.9999~0000navedraaW
93
CGA
ETNATSNOCDJIT
3
lenS:200
gaarT:400
04
-GNIVIUHCSREVFI
GNITHCIRS
1
-eitneuqerF:”+“ )”“koo(gnigohrev
gnigalrev-eitneuqerF:”–“
14
-SGNIVIUHCSREVFI
EITNEUQERF
4
navzHniedraaW
.0011~0000
24
DIEHLENS
EHCSINORTKELE
LETUELS
3
navtuunimrepnedroownI
060m/t)laaminim(010
.)laamixam(
34LETUELSTHCIREB42.thcirebWCtehtaveB
44REFFUB-LETUELS1
:0 :1
raabkihcsebreffuB
raabkihcsebteinreffuB
54
ROOVLAANAK
THCIREBEMANPO
1
:0
:1 :2 :3
-letsnitiD.emanponeeG
edtlekahcsodnammoc
.tiuemanpo 1laanaK 2laanaK 3laanaK
64UAEVIN3
)laaminim(000navedraaW
.)laamixam(552m/t
74
GNILLETSNI NEGOMREV
3
001m/t)laaminim(500naV
sejpatsni,ttaw)laamixam(
.W5nav
94
NI-KAERBIMES
DJITTHCAW
4
nav.cesmnidjiT
navsejpatsni,0001~0000
.cesm05
05
MEETSYS
NELLETSGURET
1
:1
:2
nelletsguretsleeD
( ][+]B/A[][+]B/A[
][+]B/A[
][+]B/A[][+]B/A[ )
nelletsguretgidelloV
( ][+]B=A[][+]B=A[
][+]B=A[
][+]B=A[][+]B=A[ )
15DJITTHCAWXOV4
nav.cesmnidjiT
.0003~0000
25
XRWC
ETGOOHNOOT
2
navedraaW
m/t)laaminimzH004(00 .)laamixamzH0001(21
35
-TAALROODPSD
GNILEGERDNAB
2
.02~00navedraaW
eitneuqerfjinsfaetsnevoB
zHk0,1:02zHk0,5:00
eitneuqerfjinsfaetsrednO
zH0001:02zH01:00
45GNIKRETSREVXOV3
)laaminim(100navedraaW
.)laamixam(900m/t
55REZISEHTNYS-METS1:11metS2metS:2
65
-REDNOSIUR
GNIKKURD
1:0:1
:2
FFOgnikkurdrednosiuR 1gnikkurdrednosiuR 2gnikkurdrednosiuR
75LECNACTAEB1
:0 :1 :2
FFOlecnaCtaeB
NOlecnaCtaeB
lecnaCtaeBedgoohreV
NO
-roF taam
maaN
.rn
1DNATSLEKAHCS1:0FFONO:1
2EDOM1
3
4EITNEUQERF11
5
7LAANAKNEGUEHEG2.99~00navremmuN
9
01
11
41REMMUNNOOTBUS2
61REMMUNLEDOM3
22EDRAAW-RETEM4
42RAALEKAHCS-RETEM1
72
03RENUTENNETNA1
13GNIKRETSREV3
23REMMUNIA1
33REMMUN-ENNETNA1
EZUEK
TIX/TIR
NAALSREVO
-EITNEUQERF
-EITNEUQERF GNIVIUHCSREV
ROOVXELPUD
/NEDNEZXR/XT
TSGNAVTNO
EVAGREEWROOV
latnaA
srefjic
:0
BSL
:1
BSU
:2
WC
:3
MF
:4
1:0:1
:2
5
1
LAANAKNEGUEHEG
LAANAKNEGUEHEG
1
1
LAANAK-NETHCIREB
1
.naa
:0 :1
:0 :1
.710
:0 :1
RWS :2 :3
CLA
:0
:1 :2 :3
:0
:1
:0
:1
:2
:3 :1
:2
AANHANGSEL
nedehkjilegoM
nezokegteiN
MA:5
KSF:6
R-WC:7
:8
AOFV BOFV
negueheG
.zHnigidelloV
00003241000:.vjiB
roov0235+:.vjiB
zHk23,5+
tsgnavtnO:0
)eitneuqerfnigeB(
)99~09laanaK
naalsrevoteiN
tsgnavtnO
nedneZ
epyttehtfeeG
.feitalernjiz
nezokegteiN
PMOC
evagreewneeG
1laanaK 2laanaK 3laanaK
renutennetnA
netolsegnetiub
dlekahcseg
.rood
1TNA 2TNA
.)laamixam(552m/t
ehcsitamotuA(IA
FFO)eitamrofni
neegitamleger
retemaraprooV
ednerohebjib
.nevegegrood
.2sla1lewoZ
nezokegteiN
R-KSF:9
zHM032,41roov
”–“fo”+“sineketetsreeteH
srefjicreivegirevoedne
zHnieitneuqerfedneveg
)eitneuqerfdniE(nedneZ:1
:eitneuqerfdnie/nigeB(
)tuokcoL(naalsrevO
navremmun-nootbuS
-nootbusedeiZ.93~10 .52.zlbpolebateitneuqerf
teH.naaregnavtnodnez
siD075-STednavremmun
8000~0000:odnammocMR 5100~0000:odnammocMS
nedraawedruutsegtiueD
odnammoc-letsnitiD
.tiuevagreewedtlekahcs
njilnirenutennetnA
)laaminim(000navedraaW
001~000:odnammocGM
tfeegodnammocFI
odnammocdroowtna
tehtdrownegnigizjiw
odnammocdroowtna
N-73
AANHANGSEL
MENUKEUZE-TABEL VOOR HET “EX” COMMANDO
-uneM remmun
00yalpsidnavdiehredleHFFO4d3d2d1d 10nenotpeipnavetkretssdiuleGFFO 123456789 20 ]NWOD[/]PU[ 0010050001 30 HC/ITLUM )MA/KSF/WC/BSS(raaleger1501 40 HC/ITLUM )MF(raaleger15015,210252
50
60
70
80seitneuqerfetsav/erabletsnIFFONO 90dlohnacs-ammargorPFFONO 01edohtemsgnittavrehnacSOTOC 11edomXRnirenutennetnAFFONO 212gnikkurdrednosiuRroovetnatsnocdjiT5,702
31)MA/BSS(retlifXT4,20,2 41rezilauqeXTFFOBHPFBBC 51rossecorpkaarpS0501510252 61gnikretsrevXOV0123456789
71)MF(gnikretsrevCIMgaaLgooH 81eitneuqerf-nootbuS 9300~1000:93~10.rneitneuqerf-nootbuS 91nootbusepyTBC
02
12etkretssdiuleg-nootretsiuleemXTFFO 123456789 22letuelsehcsitamotuaflaHFFONO 32evagreewedlaahreHFFONO 42evagreewedlaahrehjibdjitnessuT 0600~0000:ces06~0 52evagreewnavetkretssdiuleGFFO 123456789 62gnilletsfasthciwegehcsitamotuAFFONO
72
82evagreewnevobtietiroirp-nieSFFONO 92gniviuhcsrevKSF071002524058 03tietiralopKSFFFONO 13eitneuqerfnootKSF57215212 23gnineidebelatigidroovretliFFFO0021003KSP
33
43
53 MOC sretemarap-eitacinummoc1-211-421-842-841-691-2911-4831-675
63
73edohtemthcardrevosnevegeGFFONO 83gnirekkolbdneztibihnIXTFFONO 93sialerrekretsreveriaeniLFFONO 04retrevsnarTFFO05441034
14 ]FP[
24 ]1FP[ nooforcimnavsteot 34 ]2FP[ nooforcimnavsteot 44 ]3FP[ nooforcimnavsteot 54 ]4FP[ nooforcimnavsteot 64retlifFIFFO0081005072
74
84TIRtemgnitaeb-oreZehcsitamotuAFFONO
94
05rezilauqeXRFFOBHPFBBC
15negizjiw1gnikkurdrednosiurnavuaeviN
HC/ITLUM raaleger
HC/ITLUM raaleger
/etgoohnootXRWC
gnilletsfasthciweg
)XTCNT/PCM(
)XRCNT/PCM(
nelekahcstiu/ni
laangisnednozrev
negizjiwletuelsnies
leedredno-uneM
)seitneuqerfnavgnidnorfa(
)gnidneztiuMAroovneella(
kiurbegxelpudOFV-negueheG
)seitneuqerfnediehcseg(
eitneuqerf-nootretsiuleemXT
ehcsitamotuaedreekegmO
uaevinsgnagni-eitneuqerfoiduA
uaevinsgnagtiu-eitneuqerfoiduA
eitcnuf-thcardrevosnevegeG
navdiulegrotinomnavetkretssdiuleG
navgnilletsfasthciwegedlednergreV
0000 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 9000 0100 1100 2100
FFONO
019
FFONO
0040540050550060560070570080580090590001
FFONO
012
0123456789
FFONO
0400~0000:04~00remmun-uneM 3800~0800:15~84remmun-uneM
3500~0500:35~05remmun-eitcnuF
9900:FFO
FFO 123456789
-otuA
123456789
hcsitam
6700~0600:67~06:remmun-eitcnuF
retemaraP
5100~0000:1:0,4~1:5,2
N-74
LEGENDA VOOR COMMANDO-TABELLEN
AANHANGSEL
q
e
r
t
y
w
ANTENNETUNER-REGELING (Antenna tuner Control)
AC
Antennetuner BUITEN/IN LIJN en antenne-afstemming STARTEN/STOPPEN
Functie
12
34567891011121314
AC P2P3
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
AC
1 234567891011121314
ACP1P2 P3
Uitgang
Antwoord
;
;
;
u
Parameter
Opmerking:
P1 dient alleen voor antwoord. Het afstemmen begint niet als P2 in de BUITEN stand is (Als P2 = “0”, dan zal het afstemmen niet beginnen bij keuze van “1” voor P3). P1: ONTVANGST BUITEN/IN P2: ZENDEN BUITEN/IN
i
P1
P2
P3
o
Formaat
Parameter-functie
TUNER BUITEN/IN
30
(alleen Antwoord)
30
TUNER BUITEN/IN
1
ANT-AFST. BUITEN/IN
!0
q Commando
w Naam
e Functie van het commando
r Hierachter wordt de schrijfwijze van het commando aangegeven. Als er een schuine streep staat door de eerste twee vakjes
van de lettertekenruimte, dan is er bij dit commando geen instelcommando.
t Hierna volgt de schrijfwijze van het commando voor het aflezen van de huidige toestand van de zendontvanger. Als er een
schuine streep staat door de eerste twee vakjes, dan is er bij dit commando geen leescommando.
y Hierna volgt de schrijfwijze van het commando dat ten antwoord wordt gegevens door de zendontvanger. Als er een schuine
streep staat door de eerste twee vakjes, dan is er bij dit commando geen antwoordcommando.
u Het maximaal aantal lettertekens voor het commando wordt aangegeven.
i Hieronder staat het nummer van elke parameter.
o Hieronder staat het formaatnummer uit de overzichtstabel parameters. Zie voor de vorm en het instelbereik van de parameter
deze overzichtstabel van de parameters {zie blz. 73}.
!0 Hieronder staat de functie van de parameter.
COMMANDO-TABELLEN
Opmerking:
betreffende parameters kan ieder willekeurig teken behalve de ASCII stuurcodes (00 t/m 1Fh) en het afsluitteken (;) worden ingevoerd.
AC
Antennetuner BUITEN/IN LIJN en antenne-afstemming STARTEN/STOPPEN
Functie
Ingang
Uitgang
AG
Instellen of aflezen van de AF (audiofrequentie) versterking.
Functie
Ingang
Uitgang
De parameters die een “NIET GEBRUIKT” parameterfunctie hebben, worden niet door de TS-570D ondersteund. Voor de
ANTENNETUNER-REGELING (Antenna tuner Control)
Parameter
12
34567891011121314
AC P2P3
InstellenAflezen
1 234567891011121314
AC
1 234567891011121314
ACP1P2 P3
Antwoord
AUDIOFREQUENTIE-VERSTERKING (AF Gain)
12
G
InstellenAflezen
1 234567891011121314
AG ;
1 234567891011121314
AG
Antwoord
;
;
;
34567891011121314
;
P1A
;
P1
Opmerking:
P1 dient alleen voor antwoord. Het afstemmen begint niet als P2 in de BUITEN stand is (Als P2 = “0”, dan zal het afstemmen niet beginnen bij keuze van “1” voor P3). P1: ONTVANGST BUITEN/IN P2: ZENDEN BUITEN/IN
Parameter
Formaat
P1
P2
P3
Formaat
P1 31
Parameter-functie
30
TUNER BUITEN/IN (alleen Antwoord)
30
TUNER BUITEN/IN
1
ANT-AFST. BUITEN/IN
Parameter-functie
AUDIOFREQUENTIE­VERSTERKING
AUTOMATISCHE INFORMATIE
AI
Automatische informatie (OFF/ON)
Functie
34567891011121314
12
;
P1
AI
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
AI ;
1 234567891011121314
P1 ;
AI
Uitgang
Antwoord
ANTENNE-NUMMER
AN
Instellen op antenne-aansluiting (ANT 1/ANT 2).
Functie
12
34567891011121314
AN
P1
;
1 234567891011121314
AN ;
1 234567891011121314
ANP1 ;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Formaat
Parameter
P1 32 AI NUMMER
Opmerking: Ten dienste van andere commando's bepaalt deze parameter of er al dan niet automatisch een antwoordcommando terug komt na het ver anderen van de andere parameters.
Voorbeeld: Voor het IF commando zal er eenantwoordcommando worden doorgegevenals u de frequentiestap of de RIT/XIT frequentieverschuiving wijzigt.
Bij inschakelen van de zendontvanger wordt “0” ingesteld.
Parameter
Formaat
P1 33 ANTENNE-
Parameter-functie
Parameter-functie
NUMMER
N-75
AANHANGSEL
ZWEVINGSONDERDRUKKING (Beat Cancel)
BC
Instellen of aflezen van de Beat Cancel zwevingsonder drukking.
Functie
12
34567891011121314
B
CP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
ACTIVITEIT (Busy)
BY
;
1 234567891011121314
BC ;
1 234567891011121314
BCP1;
Lezen van actieve (Busy) signalen.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
BY ;
1 234567891011121314
Y
P1
B
Uitgang
Antwoord
CW AUTOMATISCHE ZERO-BEATING (CW Auto Zero-Beat)
CA
;
Instellen (OFF/ON) van de CW automatische Zero­beating of aflezen van de status.
Functie
1 234567891011121314
CA
P1
;
1 234567891011121314
CA ;
1 234567891011121314
P1
CA
;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 57 BEAT CANCEL
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 1 BUSY OFF/ON
Parameter
Formaat
Parameter-functie
1
P1
CW AUTOMATISCHE ZERO-BEATING OFF/ON
MICROFOON DOWN/UP
UP
DN
Microfoon lager/hoger-instelling (DOWN/UP)
Functie
34567891011121314
12
DN/UP
;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
MENUFUNCTIES (Extension Menu)
EX
Instellen of aflezen van het menu.
Functie
34567891011121314
12
P1EX ;P2
1 234567891011121314
EX ;
1 234567891011121314
EX P1
FREQUENTIE VFO A/ VFO B
FB
;
P2
Ingang
Uitgang
FA
InstellenAflezen
Antwoord
Instellen of aflezen van de VFO A/ VFO B frequentie.
Functie
34567891011121314
12
FP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
;
F A/B
1 234567891011121314
Uitgang
F A/B
Antwoord
P1
Formaat
Parameter
Formaat
Parameter
P1 35 MENU-NUMMER
P2 36 MENU-KEUZE
Formaat
Parameter
P1 4 FREQUENTIE
;A/B
;
Parameter-functie
Parameter-functie
Parameter-functie
CTCSS SUBTOON-NUMMER
CN
Instellen of aflezen van het CTCSS subtoon-nummer (01~39).
Functie
1 234567891011121314
P1
N
C
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
CN ;
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
CTCSS FUNCTIE
CT
;
P1CN;
Instellen of aflezen van de CTCSS OFF/ON status.
Functie
1 234567891011121314
C
T
P1
;
1 234567891011121314
CT;
1 234567891011121314
P1
CT
;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
.Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
CTCSS SUBTOON-
14
P1
Opmerking:
Als nr. 39 (1750 Hz) wordt gekozen, wordt de CTCSS uitgeschakeld.
Parameter
P1
Formaat
1
NUMMER
Parameter-functie
CTCSS OFF/ON
FR
FUNKTIE RX, FUNKTIE TX
FT
Instellen van ontvangst/zend-frequentiekeuze (VFO A/B, geheugenkanaal).
Functie
12
34567891011121314
R/T
FP1;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
F R/T ;
1 234567891011121314
R/T
P1 ;
F
Uitgang
Antwoord
FIJNAFSTEMMING (Fine Step)
FS
Fijnafstemfunctie (OFF/ON)
Functie
12
34567891011121314
FSP1;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
FS;
1 234567891011121314
FSP1;
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 3 FUNKTIE
Opmerking:
Bij gebruik van het FR commando komt de zendontvanger altijd in de simplex-bedieningsstand te staan.
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1
1 FIJNAFSTEMMING
OFF/ON
N-76
FILTERBANDBREEDTE
FW
Instellen of aflezen van de filterbandbreedte.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
FW;
1 234567891011121314
FW P1 ;
Uitgang
Antwoord
P1FW ;
Parameter
Formaat
P1 38
Opmerking:
CW 0000~0079: 50 Hz 0080~0099: 80 Hz 0100~0149: 100 Hz 0150~0199: 150 Hz 0200~0299: 200 Hz 0300~0399: 300 Hz 0400~0499: 400 Hz 0500~0599: 500 Hz 0600~0999: 600 Hz 1000~1999: 1000 Hz 2000~ : 2000 Hz
Parameter-functie
FILTERBANDBREEDTE
SSB/AM/FM 0000: Smal 0001~: Breed FSK 0000~0499: 250 Hz 0500~0999: 500 Hz 1000~1499: 1000 Hz 1500~ : 1500 Hz
SLEUTELSNELHEID (Keyer Speed)
KS
Instellen of aflezen van de sleutelsnelheid bij gebruik van het KY commando.
Functie
12
34567891011121314
P1KS ;
1 234567891011121314
KS ;
1 234567891011121314
KS P1 ;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
AANHANGSEL
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 42
SLEUTELSNELHEID
AGC TIJDCONSTANTE (Auto Gain Control Time Constant)
GT
Instellen of aflezen van de AGC tijdconstante.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
IDENTIFICATIE
ID
P1GT ;
1 234567891011121314
GT ;
1 234567891011121314
GT P1 ;
Aflezen van het modelnummer van de zendontvanger.
Functie
34567891011121314
12
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
ID;
1 234567891011121314
DP1
Uitgang
IF
Antwoord
I
INFORMATIE
;
Aflezen van de toestand van de zendontvanger.
Functie
12
34567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
IF;
1 234567891011121314
IF P1
15 16 17 18 19 20 21
Uitgang
Antwoord
293031 32 33 343536 3738394041 42
P8 P9 P10
P11
IF VERSCHUIVING
IS
P12
P3
P13
P14
22 23 242526
27 28
P5
P7P4
;
Instellen of aflezen van de IF verschuiving.
Functie
34567891011121314
12
ISP1 P2 ;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
IS;
1 234567891011121314
ISP1 P2 ;
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 39
Opmerking:
In de FM mode stelt de zendontvanger weer “ ” in.
Parameter
P1 16 MODELNUMMER
Parameter
P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8
P9 P10 P11 P12 P13 P14 P15
Parameter
P1 40
Opmerking:
Als P2 positief is of gelijk aan nul, dan kan P1 zowel “+” als “ ” zijn.
AGC TIJDCONSTANTE
Formaat
Parameter-functie
Formaat
Parameter-functie
FREQUENTIE
4
NIET GEBRUIKT
RIT/XIT FREQUENTIE
5
RIT OFF/ON
1
XIT OFF/ON
1
NIET GEBRUIKT
GEHEUGENKANAAL
7
TX/RX ZENDEN/ONTVANGST
11
MODE
2
FUNKTIE
3
SCAN OFF/ON
1
DUPLEX OFF/ON
1
SUBTOON OFF/ON
1
SUBTOON-NUMMER
14
NIET GEBRUIKT
Formaat
Parameter-functie
RICHTING IF VERSCHUIVING
FREQUENTIE IF
41P2
VERSCHUIVING
CW SLEUTELINVOER (KEY)
KY
Omzetten van ingevoerde lettertekens naar morse-code.
Functie
1 234567891011121314
KY
15 16 17 18 19 20 21
Instellen
Ingang
1 234567891011121314
;;
KY
Aflezen
1 234567891011121314
;
KYP2
15 16 17 18 19 20 21
Uitgang
Antwoord
293031 32 33 343536 3738394041 42
TOETSBLOKKERING (Frequency Lock)
LK
Instellen (OFF/ON) van de toetsblokkering of aflezen van de status.
Functie
34567891011121314
12
LKP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
BERICHT OPNEMEN (Load Message)
LM
;
1 234567891011121314
LK ;
1 234567891011121314
LKP1;
P1
22 23 242526
22 23 242526
Opname van DRU of CW berichten
Functie
12
34567891011121314
LMP1
;
1 234567891011121314
LM ;
1 234567891011121314
LMP1;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Formaat
Parameter
P1P243
Opmerking: Bij het instelcommando is er een “ ” (ASCII code 20h) vereist op de plaats van de derde byte. Voer ook “ ” in voor elke byte zonder letter, om het commando uit te vullen
27 28
tot zijn vast lengte van 28 bytes. De “ ” bytes zullen geen letterteken
;
doorgeven. De mogelijke lettertekens omvatten: letters, cijfers, leestekens " ' (( )) ( ) +, – . / : = ? Maximaal kan per keer een zin van 24 lettertekens worden omgezet. De volgende zin mag pas worden ingevoerd nadat de huidige omzetting is voltooid.
27 28
Parameter
Parameter
44
Formaat
P1 1 BLOKKERING
Formaat
P1 45
Parameter-functie
SLEUTEL-BERICHT SLEUTEL-BUFFER
Parameter-functie
OFF/ON
Parameter-functie
BERICHT OPNEMEN
N-77
AANHANGSEL
GEHEUGENKANAAL (Memory Channel)
MC
Instellen of aflezen van geheugenkanalen.
Functie
12
34567891011121314
MC
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MC ;
1 234567891011121314
MC ;
Uitgang
Antwoord
MODE
MD
Instellen of aflezen van de modulatiemoden.
Functie
12
MDP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MD ;
1 234567891011121314
MDP1;
Uitgang
Antwoord
MICROFOON-VERSTERKING
MG
Instellen of aflezen van de microfoon-versterking
Functie
12
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MG ;
1 234567891011121314
MG P1 ;
Uitgang
Antwoord
GEHEUGEN LEZEN (Memory Read)
MR
Aflezen van het geheugen.
FunctieUitgang
12
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
MR
1 234567891011121314
MR
15 16 17 18 19 20 21
Antwoord
;P2P2
34567891011121314
;
34567891011121314
P1MG ;
34567891011121314
P1
P1
;
P3
P3
P6 P7
22 23 242526
P8
P5
GEHEUGEN SCHRIJVEN (Memory Write)
MW
Parameter-functie
Formaat
Parameter
P1P2–7NIET GEBRUIKT
GEHEUGENKANAAL
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 2 MODE
Vastleggen in het geheugen.
FunctieUitgang
12
34567891011121314
MWP1
15 16 17 18 19 20 21
Ingang
InstellenAflezen
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Antwoord
STOORPULS-DEMPING (Noise Blanker)
NB
P3
22 23 242526
P5
P8
P7P6
P4
27 28
;
Instellen OFF/ON of aflezen van de Noise Blanker stoorpuls-demping.
Functie
12
34567891011121314
;
NBP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
NB ;
1 234567891011121314
NBP1;
Uitgang
Antwoord
Formaat
Parameter
P1 31 MICROFOON-
Parameter-functie
VERSTERKING
RUISONDERDRUKKING (Noise Reduction)
NR
Instellen OFF/ON of aflezen van de N.R. ruisonder­drukking.
Functie
12
34567891011121314
NRP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
Formaat
Parameter Parameter-functie
9
P1 P2 P3 P4 P5 P6
P7 P8 P9
Opmerking: Bij een ongebruikt geheugenkanaal
P4
;
geeft het antwoord commando een “0” door voor alle parameters, behalve voor het
27 28
geheugenkanaalnummer. P1 moet “0” zijn om de beginfrequentie van kanaal 90~99 te lezen, en “1” om de eindfrequentie te lezen.
DUPLEX
NIET GEBRUIKT
7
GEHEUGENKANAAL
4
FREQUENTIE
2
MODE
10
GEHEUGEN LOCK-OUT SUBTOON OFF/ON
1
14
SUBTOON-NUMMER
NIET GEBRUIKT
VOORVERSTERKER
PA
Instellen (OFF/ON) van de voorversterker of aflezen van de status.
Functie
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
;
1 234567891011121314
NR ;
1 234567891011121314
NRP1;
1 234567891011121314
PA
P1
;
1 234567891011121314
PA ;
1 234567891011121314
P1
PA
;
Formaat
Parameter
P1 P2 P3 P4 P5 P6
P7 P8 P9
Opmerking: Alle parameter moeten worden ingevoerd. Het geheugenkanaal wordt een ongebruikt kanaal als alle frequentiecijfers “0” zijn. Andere parameter worden genegeerd. P1 moet “0” zijn om de beginfrequentie vast te leggen, en “1” om de eindfrequentie vast te leggen.
Parameter
P1 1 STOORPULS-
Parameter
P1 56 RUISONDER-
Parameter
P1
Parameter-functie
9
DUPLEX
NIET GEBRUIKT
7
GEHEUGENKANAAL
4
FREQUENTIE
2
AFSTEMFUNCTIE
10
GEHEUGEN LOCK-OUT
1
SUBTOON OFF/ON
14
SUBTOON-NUMMER
NIET GEBRUIKT
Formaat
Parameter-functie
DEMPING OFF/ON
Formaat
Parameter-functie
DRUKKING
Formaat
Parameter-functie
VOORVERSTERKER
1
OFF/ON
N-78
BERICHT WEERGEVEN (Playback)
PB
Weergave van DRU of CW berichten
Functie
1 234567891011121314
PBP1
;
1 234567891011121314
PB;
1 234567891011121314
PBP1;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
P1 27 BERICHT
Parameter-functie
WEERGEVEN
AANHANGSEL
ZENDVERMOGEN (Power Control)
PC
Instellen of aflezen van het vermogen voor het zenden.
Functie
1 234567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
SPRAAKPROCESSOR (Speech Processor)
PR
P1PC ;
1 234567891011121314
PC ;
1 234567891011121314
PC P1 ;
Instellen OFF/ON of aflezen van de spraakprocessor.
Functie
1 234567891011121314
PRP1
;
1 234567891011121314
PR ;
1 234567891011121314
PRP1;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 47 ZENDVERMOGEN
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 1 SPRAAK-
PROCESSOR OFF/ON
RIT NULSTELLEN (RIT Clear)
RC
Nulstellen van de RIT frequentieverschuiving.
Functie
1 234567891011121314
R;
C
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
RD
RIT LAGER/HOGER (RIT Down/Up)
RU
Verlagen/verhogen van de RIT frequentieverschuiving.
Functie
1 234567891011121314
;
R
D/U
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
Opmerking:
Dit commando zet ook de XIT verschuiving (gelijk aan RIT) op nul. Het commando werkt onafhankelijk van de RIT/XIT regelaar.
Parameter
Formaat
Parameter-functie
Opmerking:
Deze commando’s stellen ook de XIT verschuiving (gelijk aan RIT) lager resp. hoger in. De commando’s werken onafhankelijk van de RIT/XIT regelaar.
AAN/UIT-SCHAKELAAR (Power Switch)
PS
Instellen OFF/ON of aflezen van de stroomvoorziening.
Functie
1 234567891011121314
PSP1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
CW RX TOONHOOGTE
PT
;
1 234567891011121314
PS ;
1 234567891011121314
PSP1;
Instellen of aflezen van de CW RX toonhoogte.
Functie
1 234567891011121314
PT
P1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
PT ;
1 234567891011121314
PT
Uitgang
Antwoord
;
P1
;
Parameter
P1
Parameter
P1
Formaat
1
Formaat
52
Parameter-functie
STROOM­VOORZIENING OFF/ON
Parameter-functie
CW RX TOONHOOGTE
RADIOFREQUENTIE-VERSTERKING (RF Gain)
RG
Instellen of aflezen van de RF (radiofrequentie) versterking.
Functie
1 234567891011121314
G
R
P1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
R
G
1 234567891011121314
GP1
R
Uitgang
Antwoord
METER OMSCHAKELEN/AFLEZEN (Read Meter)
RM
;
;
;
Keuze van een meterfunctie of aflezen van de meter-waarden.
Functie
1 234567891011121314
;
RM
P1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
;
RM
1 234567891011121314
P1
P2
Uitgang
R
Antwoord
M
;
Parameter
P1 31
Parameter
P1
P2
Formaat
Formaat
24
22
Parameter-functie
RADIOFREQUENTIE­VERSTERKING
Parameter-functie
METER OMSCHAKELEN
METER AFLEZEN
RF VERZWAKKING (RF attenuator)
RA
Instellen of aflezen van de RF verzwakking.
Functie
1 234567891011121314
P1RA ;
1 234567891011121314
RA ;
1 234567891011121314
RA P1 ;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 RF VERZWAKKING
00: OFF 01: ON
RIT
RT
Instellen OFF/ON of aflezen van de RIT verschuiving.
Functie
1 234567891011121314
;
RTP1
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
;
RT
1 234567891011121314
;
RTP1
Uitgang
Antwoord
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1 1 RIT OFF/ON
N-79
AANHANGSEL
AFSTEMFUNCTIE ONTVANGST/ZENDEN (RX/TX)
TX
RX
Keuze van de afstemfunctie voor ontvangst/zenden.
Functie
1 234567891011121314
RX/TX
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
SC
Instellen OFF/ON of aflezen van de scanfuncties.
Functie
;
1 234567891011121314
1 234567891011121314
;
RX/TX
SCANFUNCTIES (Scan)
Parameter
Parameter
P1
Formaat
Formaat
1
Parameter-functie
Parameter-functie
SCANFUNCTIES OFF/ON
S-METER
SM
Aflezen van de S-meter.
Functie
1 234567891011121314
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
;
S
M
1 234567891011121314
SM
Uitgang
Antwoord
SQUELCH NIVEAU (Squelch Level)
SQ
P1
;
Instellen of aflezen van het squelch-niveau.
Functie
Parameter
Formaat
Parameter-functie
Formaat
S-METER WAARDE
Parameter-functie
SQUELCH NIVEAU
P1 22
Opmerking:
Tijdens zenden: aflezen van het uitgangsvermogen
Parameter
P1 46
1 234567891011121314
S
C
P1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
WACHTTIJD SEMI-ONDERBREKING (Semi Break-in Delay Time)
SD
Instellen of aflezen van de Semi Break-in wachttijd.
Functie
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
DSP DOORLAATBANDREGELING, BOVENSTE AFSNIJFREQUENTIE
SH
(DSP Slope High Cut-off)
Instellen of aflezen van de bovenste afsnijfrequentie.
Functie
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
;
1 234567891011121314
SC;
1 234567891011121314
SCP1;
1 234567891011121314
;
D
H
SH ;
P1
;
;
P1
P1
;
P1
;
S
1 234567891011121314
SD
1 234567891011121314
SD
1 234567891011121314
S
1 234567891011121314
1 234567891011121314
SH
Parameter
P1 49
Parameter
P1
Formaat
Formaat
Parameter-functie
SEMI BREAK-IN WACHTTIJD
Parameter-functie
53
DSP DOORLAATBAN­DREGELING, BOVENSTE AFSNIJFREQUENTIE
1 234567891011121314
P1SQ
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
SQ;
1 234567891011121314
SQ
Uitgang
Antwoord
TERUGSTELLEN (System Reset)
SR
;
P1
;
Terugstellen van de zendontvanger.
Functie
1 234567891011121314
SRP1;
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Uitgang
Antwoord
SUBTOON-NUMMER
TN
Instellen of aflezen van het subtoon-nummer (01~39).
Functie
1 234567891011121314
T
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
TN ;
1 234567891011121314
TN
Uitgang
Antwoord
;
P1
N
P1
;
Parameter
Formaat
Parameter-functie
P1
50 SYSTEEM
TERUGSTELLEN
Parameter
Formaat
Parameter-functie
SUBTOON-
14
P1
Opmerking:
Als nr. 39 (1750 Hz) wordt gekozen, wordt de CTCSS uitgeschakeld.
NUMMER
DSP DOORLAATBANDREGELING, ONDERSTE AFSNIJFREQUENTIE
SL
(DSP Slope Low Cut-off)
Instellen of aflezen van de onderste afsnijfrequentie.
Functie
1 234567891011121314
P1
SL
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
SL ;
1 234567891011121314
SL
Uitgang
Antwoord
;
P1
;
Parameter
P1
N-80
Formaat
Parameter-functie
53
DSP DOORLAATBAN­DREGELING, ONDERSTE AFSNIJFREQUENTIE
SUBTOON
TO
Instellen (OFF/ON) van de subtoon of aflezen van de status.
Functie
1 234567891011121314
T
O
P1
;
1 234567891011121314
TO ;
1 234567891011121314
P1
TO
;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
P1
Formaat
1
Parameter-functie
SUBTOON OFF/ON
VOX WACHTTIJD (VOX Delay Time)
VD
Instellen of aflezen van de VOX wachttijd.
Functie
1 234567891011121314
P1
VD
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
VD ;
1 234567891011121314
VD
Uitgang
Antwoord
VOX VERSTERKING (VOX Gain)
VG
;
P1
;
Parameter
P1 51
Formaat
AANHANGSEL
Parameter-functie
VOX WACHTTIJD
Instellen of aflezen van de VOX versterking.
Functie
1 234567891011121314
P1
VG
InstellenAflezen
Ingang
1 234567891011121314
VG;
1 234567891011121314
V
Uitgang
VR
Functie
Ingang
Uitgang
VX
G
Antwoord
STEMSYNTHESIZER
Inschakelen van de stemsynthesizer voor het weergeven van een bericht.
1 234567891011121314
InstellenAflezen
1 234567891011121314
1 234567891011121314
Antwoord
VOX STEMGESCHAKELD ZENDEN (VOX Function)
;
P1
;
;VRP1
Parameter
P1
Parameter
P1
Formaat
54
Formaat
55
Parameter-functie
VOX VERSTERKING
Parameter-functie
STEMSYNTHESIZER
Instellen OFF/ON van de VOX functie voor stem geschakeld zenden.
Functie
1 234567891011121314
VX
P1
InstellenAflezen
Ingang
Uitgang
Antwoord
XIT VERSCHUIVING (XIT)
XT
;
1 234567891011121314
VX ;
1 234567891011121314
P1
VX
;
Instellen OFF/ON van de XIT verschuivingsfunctie.
Functie
1 234567891011121314
XT
P1
;
1 234567891011121314
XT ;
1 234567891011121314
P1
XT
;
Ingang
Uitgang
InstellenAflezen
Antwoord
Parameter
P1
Parameter
P1
Formaat
1
Formaat
1
Parameter-functie
VOX OFF/ON
Parameter-functie
XIT OFF/ON
N-81
Loading...