De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De garanties voor HP producten en diensten staan vermeld
in de expliciete garantiebepalingen bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in dit document kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft, Windows en Windows NT zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Windows Server 2003 is een handelsmerk van Microsoft Corporation.
Doelgroep
Dit document is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor de installatie en het beheer
van servers en opslagsystemen en de oplossing van problemen hiermee. HP neemt aan dat u bent
gekwalificeerd in het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent getraind in het herkennen
van gevaren in producten met gevaarlijke energieniveaus.
Server registreren .................................................................................................................................... 25
Server inschakelen................................................................................................................................... 26
Server uitschakelen.................................................................................................................................. 26
Toegangspaneel verwijderen en terugplaatsen............................................................................................ 26
Combinatie van systeemlampjes en het lampje voor de interne systeemconditie............................................. 15
Lampjes van de write-cache met batterij-backup......................................................................................... 16
Locatie van ventilatormodule.................................................................................................................... 18
Lampjes en knoppen op het voorpaneel
Item Beschrijving Status
1 UID-knop/-lampje Blauw = Identificatie is ingeschakeld.
Blauw knipperend = Systeem wordt op afstand beheerd.
Uit = Identificatie is uitgeschakeld.
Onderdelen 6
Item Beschrijving Status
2
3
4
5
Lampje voor internesysteemconditie
Verbindings-/activiteitslampje netwerkadapter 1
Verbindings-/activiteitslampje netwerkadapter 2
Aan/standbyknop en
aan/uit-lampje
Groen = Systeemconditie is normaal.
Oranje = Systeem functioneert minder goed. Bepaal aan
de hand van de lampjes op de systeemkaart welk
onderdeel minder goed functioneert.
Rood = Kritieke systeemfout. Bepaal aan de hand van de
lampjes op de systeemkaart welk onderdeel in kritieke
conditie verkeert.
Uit = Systeemconditie is normaal (wanneer de
standbystand is geactiveerd).
Groen = Er bestaat een netwerkverbinding.
Groen knipperend = Er is een netwerkverbinding en
netwerkactiviteit.
Uit = Niet verbonden met netwerk.
Als de stroom is uitgeschakeld, controleert u de status met
behulp van lampjes bij de RJ-45-connector op het
achterpaneel (zie "
achterpaneel" op pagina 11).
Groen = Er bestaat een netwerkverbinding.
Groen knipperend = Er is een netwerkverbinding en
netwerkactiviteit.
Uit = Niet verbonden met netwerk.
Als de stroom is uitgeschakeld, controleert u de status met
behulp van lampjes bij de RJ-45-connector op het
achterpaneel (zie "
achterpaneel" op pagina 11).
Groen = Systeem staat aan.
Oranje = Systeem is afgesloten, maar voeding is nog
ingeschakeld.
Uit = Het netsnoer is niet aangesloten, er is een storing in
de voedingseenheid opgetreden, er zijn geen
voedingseenheden geïnstalleerd, er is geen voeding
beschikbaar of de DC/DC-converter is niet geïnstalleerd.
Lampjes en knoppen op het
Lampjes en knoppen op het
Onderdelen 7
SAS- en SATA-eenheidnummers
Lampjes van SAS- en SATA-vaste schijven
Item Beschrijving Status
1 Fout-/UID-lampje Oranje = Storing in schijfeenheid
Oranje knipperend = Activiteit voor foutproces
Blauw = Identificatie van eenheid is actief
Uit = Geen activiteit voor foutproces.
Groen knipperend = Schijfeenheid is zeer actief of
wordt geconfigureerd als onderdeel van een array
Uit = Schijfeenheid is niet actief.
Onderdelen 8
Combinatie van lampjes op SAS- en
SATA-vaste schijven
Online/activiteitslampje
(groen)
Aan, uit of knippert
Aan, uit of knippert Continu blauw
Aan
Aan Uit De schijfeenheid is online, maar is momenteel niet actief.
Regelmatig
knipperend (1 Hz)
Regelmatig
knipperend (1 Hz)
Onregelmatig
knipperend
Onregelmatig
knipperend
Uit Continu oranje
Uit
Uit Uit
Fout-/UID-lampje
(oranje/blauw)
Afwisselend oranje
en blauw
knipperend
Oranje, regelmatig
knipperend (1 Hz)
Oranje, regelmatig
knipperend (1 Hz)
Uit
Oranje, regelmatig
knipperend (1 Hz)
Uit De schijfeenheid is actief en werkt normaal.
Oranje, regelmatig
knipperend (1 Hz)
Betekenis
De schijfeenheid is defect of er is voor deze schijfeenheid een
waarschuwing voor een mogelijke fout ontvangen; de
schijfeenheid is ook geselecteerd door een beheerapplicatie.
De schijfeenheid werkt normaal en is geselecteerd door een
beheerapplicatie.
Er is een foutmelding voor deze schijfeenheid ontvangen.
Vervang de schijfeenheid zo snel mogelijk.
Verwijder de schijfeenheid niet. Als u een schijfeenheid
verwijdert, wordt de huidige bewerking wellicht afgebroken en
kan er gegevensverlies optreden.
De schijfeenheid maakt deel uit van een array waarvoor een
capaciteitsuitbreiding of stripe-migratie wordt uitgevoerd, maar
er is een waarschuwing voor een mogelijke fout voor deze
schijfeenheid ontvangen. Vervang de schijfeenheid pas nadat
de uitbreiding of migratie is voltooid, om de kans op
gegevensverlies tot een minimum te beperken.
Verwijder de schijfeenheid niet. Als u een schijfeenheid
verwijdert, wordt de huidige bewerking wellicht afgebroken en
kan er gegevensverlies optreden.
De schijfeenheid wordt opnieuw opgebouwd of maakt deel uit
van een array waarvoor een capaciteitsuitbreiding of stripemigratie wordt uitgevoerd.
De schijfeenheid is actief, maar er is voor deze schijfeenheid
een waarschuwing voor een mogelijke fout ontvangen.
Vervang de schijfeenheid zo snel mogelijk.
Er is een kritieke fout met betrekking tot deze schijfeenheid
gedetecteerd en de schijfeenheid is offline gezet. Vervang
de schijfeenheid zo snel mogelijk.
Er is een foutmelding voor deze schijfeenheid ontvangen.
Vervang de schijfeenheid zo snel mogelijk.
De schijf is offline, een reserveschijf of niet geconfigureerd als
onderdeel van een array.
1 Activiteitslampje Groen Aan of knippert = Netwerkactiviteit
Uit = Geen netwerkactiviteit
2 Verbindingslampje Groen Aan = Verbonden met netwerk
Uit = Niet verbonden met netwerk
3 UID-lampje Blauw Aan = Ingeschakeld
Knippert = Server wordt op afstand beheerd
Uit = Uitgeschakeld
Onderdelen 11
Onderdelen van de systeemkaart
Item Beschrijving Item Beschrijving
1 PCI Express x8-connector 10 Connector van ventilator 3
2 PCI Express x1-connector 11 Connector van ventilator 4
3
4
5 Batterij 14 Hulpvoedingconnector
6
7 Interne USB-connector 16 DIMM-slot 2 (bank B)
8 Connector van ventilator 1 17 DIMM-slot 3 (bank A)
9 Connector van ventilator 2 18 DIMM-slot 4 (bank B)
Schakelaar voor
systeemonderhoud
(op pagina 13)
NMI-schakelaar (Zie "NMI-
functionaliteit
" op pagina 13)
Connector voor de kaart voor
de lampjes op het voorpaneel
12 Hoofdvoedingsconnector
13 Processorvoetje
15 DIMM-slot 1 (bank A)
Onderdelen 12
Schakelaar voor systeemonderhoud
Stand Standaardstand Functie
S1 Uit Uit = iLO 2-beveiliging is ingeschakeld
Aan = iLO 2-beveiliging is uitgeschakeld
S2 Uit Uit = Normale werking
Aan = Er worden geen configuratiewijzigingen aangebracht door RBSU *
S3 Uit Gereserveerd
S4 Uit Uit = Normale werking
Aan = RBSU-instelling negeren en opstarten vanaf diskette inschakelen *
S5 Uit Uit = Opstartwachtwoord is ingeschakeld
Aan = Opstartwachtwoord is uitgeschakeld *
S6 Uit Uit = Normale werking
Aan = Het CMOS en het NVRAM worden gewist door het BIOS *
S7 Uit Gereserveerd
S8 Uit Gereserveerd
* "Aan" schakelt de functie in.
Wanneer de schakelaar voor systeemonderhoud op positie S6 is ingesteld op ON (AAN), is het systeem
gereed om alle instellingen voor de systeemconfiguratie in zowel het CMOS als het NVRAM te wissen.
VOORZICHTIG: Als u het CMOS en/of NVRAM wist, verwijdert u configuratie-informatie.
Zorg ervoor dat u de server goed configureert. Als dat niet het geval is, kan er gegevensverlies
optreden.
NMI-functionaliteit
Door middel van een NMI crash dump kunnen beheerders crash dump-bestanden maken als een systeem
vastloopt en niet reageert op traditionele debugmechanismen.
Crash dump-loganalyse is een essentieel onderdeel van het opsporen van betrouwbaarheidsproblemen,
zoals het vastlopen van besturingssystemen, stuurprogramma's en applicaties. Veel crashes bevriezen een
systeem, en de enige beschikbare actie voor beheerders is om de systeemvoeding uit en weer in te
schakelen. Bij een harde reset wordt alle informatie gewist die probleemanalyse zou kunnen
ondersteunen, maar de NMI-voorziening zorgt ervoor dat die informatie bewaard blijft door een
geheugendump uit te voeren voordat een harde reset wordt uitgevoerd.
Als de beheerder ervoor wil zorgen dat het besturingssysteem de NMI-handler start en een crash dumplog genereert, kan hij/zij een van de volgende dingen doen:
• de NMI jumper-pinnen uitschakelen;
• op de NMI-schakelaar drukken;
• gebruik maken van de iLO Virtual NMI-voorziening.
Voor extra informatie raadpleegt u de whitepaper op de HP website
2 Oververhitting Oranje = Temperatuur heeft waarschuwingsniveau of kritiek niveau bereikt.
Uit = Temperatuur is normaal.
3 Ventilator 1 Oranje = Een of meer ventilatoren in deze module werken niet.
Uit = Alle ventilatoren in deze module werken normaal.
4 Processor Oranje = Processor werkt niet.
Uit = Processor werkt normaal.
5 Ventilator 2 Oranje = Een of meer ventilatoren in deze module werken niet.
Uit = Alle ventilatoren in deze module werken normaal.
6 Ventilator 3 Oranje = Een of meer ventilatoren in deze module werken niet.
Uit = Alle ventilatoren in deze module werken normaal.
7 Ventilator 4 Oranje = Een of meer ventilatoren in deze module werken niet.
Uit = Alle ventilatoren in deze module werken normaal.
8 PVM Oranje = PVM werkt niet.
Uit = PVM werkt normaal.
9 DIMM 4 Oranje = DIMM werkt niet.
Uit = DIMM werkt normaal.
10 DIMM 3 Oranje = DIMM werkt niet.
Uit = DIMM werkt normaal.
11 DIMM 2 Oranje = DIMM werkt niet.
Uit = DIMM werkt normaal.
12 DIMM 1 Oranje = DIMM werkt niet.
Uit = DIMM werkt normaal.
13 Voedingssignaal Groen = Systeemkaartvoeding is normaal.
Uit = Systeemkaartvoeding is defect.
Onderdelen 14
Interne USB-connectoren
Raadpleeg "
Interne USB-functionaliteit" (op pagina56) voor meer informatie.
Combinatie van systeemlampjes en het lampje
voor de interne systeemconditie
Wanneer het lampje voor de conditie van het interne systeem op het voorpaneel oranje of rood is,
vindt er een conditiegebeurtenis plaats. Combinaties van brandende systeemlampjes en het lampje
voor de conditie van het interne systeem geven de systeemstatus aan.
De conditielampjes op het voorpaneel geven alleen de huidige hardwarestatus aan. In sommige situaties
kan HP SIM een andere serverstatus rapporteren dan de conditielampjes, omdat de software meer
systeemkenmerken controleert.
Systeemlampje en
kleur
Processorfout (oranje) Rood
PVM-fout (oranje) Rood PVM werkt niet.
DIMM-fout,
x (oranje)
slot
Kleur intern
conditielampje
Oranje Er dreigt een processorstoring op te treden.
Rood
Status
Er is mogelijk sprake van een of meer van de volgende
condities:
• Processor werkt niet.
• Failover van de processor naar offline
reserveprocessor.
• Processor is niet geïnstalleerd in het voetje.
• Processor wordt niet ondersteund.
• ROM detecteert een defecte processor tijdens POST.
• DIMM in slot x werkt niet.
• DIMM in slot x is van een niet-ondersteund type en
er is geen geldig geheugen in een andere bank
aanwezig.
Onderdelen 15
Systeemlampje en
kleur
DIMM-fout, alle slots
in één bank (oranje)
Oververhitting
(oranje)
Riservergrendeling
(oranje)
Ventilatormodule
(oranje)
Ventilatormodule
(rood)
Voedingssignaalinterlock (oranje)
Kleur intern
Status
conditielampje
Oranje
• DIMM in slot x heeft drempel enkel-bit corrigeerbare
fouten bereikt.
• Er dreigt een storing op te treden met de DIMM in
x.
slot
• DIMM in slot x is van een niet-ondersteund type, maar
in een andere bank is geldig geheugen aanwezig.
Rood
Oranje
Rood
Rood De PCI-riserkaarthouder is niet geïnstalleerd.
Oranje Een redundante ventilator werkt niet.
Rood
Rood
Er is geen geldig of bruikbaar geheugen geïnstalleerd in
het systeem.
Het stuurprogramma Health heeft gedetecteerd dat de
temperatuur het waarschuwingsniveau heeft bereikt.
De server heeft gedetecteerd dat de temperatuur een
kritiek niveau heeft bereikt.
Er wordt niet voldaan aan de minimumvereisten voor
ventilatoren in een of meer ventilatormodules. Een of meer
ventilatoren zijn defect of ontbreken.
De voedingssignaalkabel is niet aangesloten op de
systeemkaart.
Lampjes van de write-cache met batterij-backup
Item-ID Kleur Beschrijving
1 Groen
Aan/uit-lampje. Dit lampje brandt continu wanneer het systeem is
ingeschakeld en wanneer er 12 V systeemvoeding beschikbaar is.
Deze voedingseenheid wordt gebruikt om de acculading te
onderhouden en aanvullende voeding te bieden aan de cachemicrocontroller.
Onderdelen 16
Item-ID Kleur Beschrijving
2 Groen
3 Oranje
4 Groen
LED3verlichtingspatroon
—
—
—
— Continu brandend
— Uit
Eén keer knipperend per
seconde
Continu brandend —
Eén keer knipperend per
seconde
Hulpstroomlampje. Dit lampje brandt continu wanneer 3.3V
reservevoeding wordt gedetecteerd. De reservevoeding wordt
gebruikt om BBWC-gegevens vast te leggen en is beschikbaar
zolang de netsnoeren van het systeem zijn aangesloten op een
voedingseenheid.
Accuconditielampje. Voor het interpreteren van het
verlichtingspatroon van dit lampje, raadpleegt u de volgende tabel.
BBWC-statuslampje. Voor het interpreteren van het
verlichtingspatroon van dit lampje, raadpleegt u de volgende tabel.
LED4-
Betekenis
verlichtingspatroon
Elke twee seconden
één keer knipperen
Twee keer knipperen,
daarna pauze
Eén keer knipperend
per seconde
Eén keer knipperend
per seconde
—
Het systeem is uitgeschakeld, en de cache bevat gegevens die
nog niet zijn weggeschreven naar de schijfeenheden. Herstel de
systeemvoeding zo snel mogelijk, om gegevensverlies te
voorkomen.
De tijd voor het bewaren van gegevens wordt uitgebreid zolang
er 3,3 volt hulpstroom beschikbaar is, zoals aangegeven door
lampje 2. Bij afwezigheid van hulpstroom, worden de gegevens
uitsluitend bewaard door accuvoeding. Een volledig opgeladen
batterij kan gegevens normaliter ten minste twee dagen bewaren.
De levensduur van de batterij is ook afhankelijk van de grootte
van de cachemodule. Voor meer informatie raadpleegt u de
controller-QuickSpecs op de HP website (
De cache-microcontroller wacht op communicatie van de
hostcontroller.
De lading van de accu is onder het minimum ladingsniveau en
de accu wordt opgeladen. Voorzieningen die een accu vereisen
(zoals write-cache, capaciteitsuitbreiding, stripegroottemigratie
en RAID-migratie) zijn tijdelijk niet beschikbaar, totdat het laden
is voltooid. Het laden kan 15 minuten tot twee uur duren,
afhankelijk van de initiële capaciteit van de accu.
De accu is volledig opgeladen, en posted-write gegevens zijn
opgeslagen in de cache.
De accu is volledig opgeladen, en er bevinden zich geen postedwrite gegevens in de cache.
Een afwisselend groen en oranje knipperpatroon geeft aan dat
de cache-microcontroller werkzaam is vanuit zijn
opstartlaadprogramma en nieuwe flashcode ontvangt vanuit de
hostcontroller.
Er is sprake van kortsluiting tussen de polen van de accu of in de
accu. BBWC-voorzieningen worden uitgeschakeld totdat de accu
is vervangen. De levensverwachting van een accu is gewoonlijk
meer dan drie jaar.
Er is sprake van een onderbroken circuit tussen de polen van de
accu of in de accu. BBWC-voorzieningen worden uitgeschakeld
totdat de accu is vervangen. De levensverwachting van een accu
is gewoonlijk meer dan drie jaar.
Server registreren................................................................................................................................... 25
Optionele installatieservices
Als u kiest voor HP Care Pack Services, maken ervaren, door HP gecertificeerde technici uw servers
volledig operationeel met ondersteuningspakketten die specifiek op de HP ProLiant systemen zijn
afgestemd. In een HP Care Pack combineert u in één pakket ondersteuning voor zowel hardware als
software. U kunt kiezen uit een aantal serviceniveaus om te voorzien in uw behoeften.
Met de eenvoudig aan te schaffen en gebruiksvriendelijke HP Care Packs breidt u uw standaard
productgarantie en ondersteuning uit zodat u optimaal kunt profiteren van uw server. Onder de Care
Pack services vallen:
• Ondersteuning van de hardware
o Call-to-Repair binnen 6 uur
o 24x7 dezelfde dag binnen 4 uur
o Dezelfde werkdag binnen 4 uur
• Ondersteuning van de software
o Microsoft®
o Linux
o HP ProLiant Essentials (HP SIM en RDP)
o VMWare
• Geïntegreerde ondersteuning van hardware en software
o Critical Service
o Proactive 24
o Support Plus
o Support Plus 24
• Opstart- en implementatieservices voor hardware en software
Bij alle racks van de HP of Compaq 9000, 10000 en H9 series wordt een rackinformatiepakket meegeleverd.
Raadpleeg de documentatie bij dit pakket voor meer informatie over de beschikbare informatiebronnen.
Als u meerdere servers in één rack wilt installeren en configureren, raadpleegt u de white paper hierover
HP website (http://www.hp.com/products/servers/platforms).
op de
Optimale omgeving
Als u de server in een rack installeert, kiest u een locatie die voldoet aan de vereisten die in dit gedeelte
Ruimte en luchtcirculatie
worden beschreven.
Houd bij de keuze van de racklocatie rekening met de volgende vereisten, zodat er voldoende ventilatie
voor de server is en genoeg ruimte om deze te onderhouden.
• Er moet minimaal 63,5 cm ruimte aan de voorkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 76,2 cm ruimte aan de achterkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 121,9 cm ruimte zijn tussen de achterkant van het rack en de achterkant van een
ander rack of een andere rij racks.
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit via het achterpaneel.
Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende ventilatieopeningen zijn om de lucht naar
binnen te laten en in het achterpaneel voldoende ventilatieopeningen waardoor de warme lucht het rack
kan verlaten.
VOORZICHTIG: Blokkeer de ventilatieopeningen van het rack niet, om schade aan de
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen, heeft dit effect op de luchtcirculatie in het
rack en tussen de servers. Sluit alle tussenruimten af met opvulpanelen, zodat er voldoende luchtcirculatie is.
De racks uit de 9000 en 10000 Serie geven een goede serverkoeling door de gaatjes in de voor- en
achterpanelen die 64 procent open ruimte voor ventilatie leveren.
apparatuur door onvoldoende koeling te voorkomen.
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd met opvulpanelen. Hierdoor wordt
een goede luchtcirculatie gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt zonder opvulpanelen,
kan apparatuur beschadigd raken door oververhitting.
VOORZICHTIG: Bij een rack uit de 7000 Serie van Compaq moet u het goed ventilerende
rackinzetstuk (artikelnummers 327281-B21 (42U) of 157847-B21 (22U)) installeren, om te
zorgen voor voldoende luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de achterkant.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende extra minimumvereisten als u een rack van
een andere fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede luchtcirculatie en voorkomt u schade
aan de apparatuur.
• Voor- en achterpanelen: Als het 42U-rack afsluitende voor- en achterpanelen heeft, moet er
5350 cm² aan gaatjes (van boven naar beneden gelijkmatig verdeeld) vrij zijn om voor
voldoende luchtcirculatie te zorgen. Dit komt overeen met de vereiste 64 procent open
ruimte voor ventilatie.
• Zijpaneel: De ruimte tussen het geïnstalleerde rackonderdeel en de zijpanelen van het rack
moet minimaal 7 cm zijn.
Installatie en configuratie 20
Temperatuur
Voor een blijvend veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in een goed geventileerde ruimte
waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste servers is 35°C. Om die reden
mag de temperatuur van de ruimte waarin het rack zich bevindt, niet hoger dan 35°C zijn.
VOORZICHTIG: Volg de onderstaande instructies op om het risico van schade aan de
apparatuur bij het installeren van opties van andere fabrikanten tot een minimum te beperken:
• Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de server niet belemmert en
• Zorg ervoor dat de door de fabrikant aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA)
Voeding
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de installatie van elektrische
apparatuur en moet door bevoegde technici worden uitgevoerd. De apparatuur is ontworpen voor
installaties die in de Verenigde Staten vallen onder de National Electric Code (NFPA-70, 1999 Edition)
en de bepalingen ter bescherming van elektronische computerapparatuur en gegevensverwerkende
apparatuur (NFPA-75, 1992). Informatie over het stroomverbruik van opties vindt u op het productlabel
of in de gebruikershandleiding die bij de optie wordt geleverd.
WAARSCHUWING: De spanningsgroep die de voeding voor het rack levert, mag niet worden
overbelast, om het risico van persoonlijk letsel, brand en schade aan de apparatuur te
beperken. Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf voor informatie over bedradings- en
installatievereisten.
VOORZICHTIG: Bescherm de server door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply)
tegen schommelingen in de spanning en tijdelijke stroomstoringen. Dit apparaat beschermt de
hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en spanningspieken en zorgt dat het
systeem blijft werken tijdens een stroomstoring.
dat de interne racktemperatuur niet boven de maximaal toegestane waarde uitkomt.
niet wordt overschreden.
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra stroomverdelingsapparatuur te
gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding worden voorzien. Neem de
volgende richtlijnen in acht:
• Verdeel de serverbelasting gelijkmatig over de beschikbare spanningsgroepen.
• Zorg ervoor dat het verbruik van het gehele systeem niet hoger is dan 80 procent van de capaciteit
van de spanningsgroep.
• Gebruik geen stekkerdozen bij deze apparatuur.
• Sluit de server aan op een afzonderlijke spanningsgroep.
Installatie en configuratie 21
Aarding
De server moet goed worden geaard voor een veilige en correcte werking. In de Verenigde Staten moet
deze apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming met artikel 250 van de National Electric Code
(NFPA-70, 1999 Edition) en met de plaatselijke voorschriften. In Canada moet deze apparatuur worden
geïnstalleerd in overeenstemming met de Canadian Electrical Code van de Canadian Standards
Association (CSA C22.1). In alle overige landen moet de apparatuur worden geïnstalleerd in
overeenstemming met plaatselijke of landelijke voorschriften voor elektrische apparatuur, zoals de
International Electrotechnical Commission (IEC) Code 364, artikel 1 tot en met 7. Alle
stroomverdelingselementen in de installatie, zoals spanningsgroepen, bedrading, aansluitingen, moeten
goedgekeurd en geaard zijn.
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde voedingsbron, wordt u
aangeraden een PDU (Power Distribution Unit) te gebruiken die is verbonden met de aardlekschakelaar
van het gebouw of die is voorzien van een niet-afneembaar snoer dat is aangesloten op een
aardlekstekker. NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard IEC 60309 zijn geschikt voor
dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij de server.
Waarschuwingen met betrekking tot racks
WAARSCHUWING: Neem de volgende richtlijnen in acht om het risico van persoonlijk letsel
en schade aan de apparatuur te beperken:
• de stelvoetjes van het rack op de grond staan;
• het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust;
• de stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een enkel rack);
• de racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van meerdere racks);
• er maar één onderdeel tegelijk uit het rack is geschoven. Het rack kan instabiel worden als
meer dan één onderdeel is uitgeschoven.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur door
ervoor te zorgen dat bij het uitladen van een rack:
• het rack met minimaal twee mensen wordt uitgeladen. Dit is essentieel voor de veiligheid.
Een leeg 42U-rack kan wel 115 kilo wegen, meer dan 2 m hoog zijn en instabiel worden
als het op de zwenkwieltjes wordt verplaatst.
• u nooit voor het rack staat als u het van de pallet rolt. Zorg ervoor dat u het rack altijd aan
beide zijkanten vastpakt.
Inhoud van de doos van de server controleren
Haal de server uit de doos en kijk of u alle benodigde onderdelen en documentatie heeft voor
de installatie van de server.
De doos van de server bevat de volgende onderdelen:
• Server
• Netsnoer
• Gedrukte documentatie, documentatie-cd en software
Installatie en configuratie 22
Naast deze bij de server geleverde onderdelen heeft u mogelijk de volgende items nodig:
• Kruiskopschroevendraaier
• Hardwareopties
• Besturingssysteem of applicatiesoftware
• Toetsenbord
• Muis
• Externe USB-cd-rom-drive
• Externe USB-diskettedrive
• USB-sleutel
Opslageenheid in het rack installeren
U installeert de server als volgt in het rack:
1. Bevestig de voorkant van de rails aan het rack.
BELANGRIJK: Verwijder de pinnen niet uit de uiteinden van de rackrails, tenzij u de rails
aanpast voor gebruik in racks met ronde gaten. Deze lastdragende pinnen zijn ontworpen om
door de gaten te passen, zonder dat de pinnen worden verwijderd.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de schaarvormige vergrendelingen het rack volledig vastgrijpen
wanneer de pennen door de gaten steken die zijn gemarkeerd met het sjabloon.
OPMERKING: Bepaal de linker (L) en rechter (R) rackrails aan de hand van markeringen die
zijn aangebracht in het metaal.
Installatie en configuratie 23
2. Bevestig de achterkant van de rails aan het rack.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de schaarvormige vergrendelingen het rack volledig vastgrijpen
wanneer de pennen door de gaten steken die zijn gemarkeerd met het sjabloon.
3. Verwijder de plastic afdekking van de voorkant van de server.
4. Schuif het chassis in het rack.
5. Bevestig het chassis aan het rack met de schroeven aan de voorkant van het chassis.
6. Zet de server vast voor transport met behulp van de transportbeugel.
BELANGRIJK: Het gebruik van de transportbeugel is alleen vereist als het rack wordt
getransporteerd terwijl de server in het rack is geïnstalleerd.
a. Draai de schroef op de transportbeugel los.
b. Schuif de transportbeugel naar voren, totdat de beugel het chassis vergrendelt.
c. Draai de schroef aan.
Als u de server in een Telco-rack wilt installeren, bestelt u de desbetreffende uitbreidingsset via de
RackSolutions website (http://www.racksolutions.com/hp). Volg de serverspecifieke instructies op de
website om de rackbeugels te installeren.
Installatie en configuratie 24
Hardwareopties installeren
Installeer eventuele hardwareopties voordat u de server initialiseert. Raadpleeg de documentatie bij de
optie voor installatie-instructies. Serverspecifieke informatie vindt u in het gedeelte "
installeren"
(op pagina 30).
Hardwareopties
Inschakelen en configureren
BELANGRIJK: De toets F8 is alleen beschikbaar als er een ondersteunde opslagcontroller is
Druk op de aan/standbyknop om de server in te schakelen.
Tijdens het opstarten van de server worden de ROM-Based Setup Utility (RBSU) en het hulpprogramma
Option ROM Configuration for Arrays (ORCA) automatisch geconfigureerd om de server voor te bereiden
op de installatie van het besturingssysteem.
geïnstalleerd in de server.
• Druk op F8 wanneer het desbetreffende bericht verschijnt tijdens de initialisatie van de
arraycontroller om de arraycontroller te configureren met behulp van ORCA. De arraycontroller
gebruikt standaard RAID 0 bij één geïnstalleerde schijfeenheid of RAID 1 bij meerdere
schijfeenheden.
• Druk op F9 wanneer het desbetreffende bericht verschijnt tijdens het opstartproces, om het RBSU te
starten en de serverinstellingen te wijzigen (zoals de instellingen voor de taal en het
besturingssysteem). Het systeem wordt standaard geconfigureerd met Engels als taal.
Raadpleeg de
de automatische configuratie.
HP ROM-Based Setup Utility User Guide op de documentatie-cd voor meer informatie over
Besturingssysteem installeren
Voor een goede werking van de server moet u een besturingssysteem gebruiken dat door de server wordt
ondersteund. De meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen vindt u op de
http://www.hp.com/go/supportos).
(
HP website
U kunt een besturingssysteem op drie manieren op de server installeren:
• Met SmartStart: Plaats de SmartStart cd in een externe USB-cd-rom-drive en start de server opnieuw
op.
• Handmatig: Plaats de cd met het besturingssysteem in een externe USB-cd-rom-drive en start de
server opnieuw op. Het zou kunnen zijn dat u hiervoor extra stuurprogramma’s nodig heeft. Deze
zijn verkrijgbaar via de
• Installatie via implementatie op afstand: het besturingssysteem kan op afstand worden
geïmplementeerd met behulp van het opstarten van PXE via een Ethernet-verbinding.
Volg de instructies op het scherm om de installatie te starten.
Informatie over deze installatiemethoden vindt u op de SmartStart installatieposter. Deze poster maakt
deel uit van het HP ProLiant Essentials Foundation Pack
Server registreren
Als u de server wilt registreren, gaat u naar de registratiesite van HP (http://register.hp.com).
HP website (http://www.hp.com/support).
, dat u bij de server heeft ontvangen.
Installatie en configuratie 25
Basishandelingen
In dit gedeelte
Server inschakelen ................................................................................................................................. 26
Server uitschakelen................................................................................................................................. 26
Toegangspaneel verwijderen en terugplaatsen .......................................................................................... 26
Werking van hot-pluggable ventilator ....................................................................................................... 29
Server inschakelen
Druk op de aan/standbyknop om de server in te schakelen.
Server uitschakelen
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding van de server volledig uit te
schakelen. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade aan de
apparatuur. Met de aan/standbyknop op het voorpaneel schakelt u de voeding van het
systeem niet volledig uit. Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen
blijven ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
BELANGRIJK: Als u een hot-pluggable apparaat installeert, hoeft u de server niet uit te
schakelen.
1. Sluit het besturingssysteem af, zoals aangegeven in de documentatie bij het besturingssysteem.
2. Druk op de aan/standbyknop. Zo zet u de server in de standbystand. Als de standbystand is
geactiveerd, wordt het systeemvoedingslampje oranje.
3. Koppel de netsnoeren los.
De voeding van de server is nu volledig uitgeschakeld.
Toegangspaneel verwijderen en terugplaatsen
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen voordat u deze
1. Draai de schroef naar de ontgrendelde positie.
2. Til de vergrendeling op.
aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd met het toegangspaneel
geopend of verwijderd. Het gebruik van de server op deze manier leidt tot een verkeerde
luchtcirculatie en onvoldoende koeling zodat de server beschadigd kan raken door
oververhitting.
Basishandelingen 26
Verschuif het toegangspaneel en verwijder het van de server.
3.
Als u het toegangspaneel wilt terugplaatsen, voert u de vorige stappen in omgekeerde volgorde uit.
Bovenste lade verwijderen
1. Schakel de server uit (zie pagina 26).
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen en terugplaatsen" op pagina 26).
VOORZICHTIG: Koppel niet de kabel los die de batterij verbindt met de cachemodule. Als u
3. Verwijder de batterij/accu.
de kabel loskoppelt, gaan eventuele niet-opgeslagen gegevens in de cachemodule verloren.
Basishandelingen 27
4. Draai de schroeven los, en til de bovenste lade uit de server.
PCI-riserkaarthouder verwijderen
VOORZICHTIG: Schakel de server uit en koppel alle netsnoeren los voordat u de PCI-
riserkaarthouder verwijdert of installeert. Zo voorkomt u schade aan de server of de
1. Schakel de server uit (zie pagina 26).
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen en terugplaatsen" op pagina 26).
3. Verwijder de bovenste lade (zie "Bovenste lade verwijderen" op pagina 27).
4. Koppel alle interne en externe kabels los die op eventuele uitbreidingskaarten zijn aangesloten.
5. Draai de schroeven los, en til de PCI-riserkaarthouder uit de server.
uitbreidingskaarten.
Basishandelingen 28
Werking van hot-pluggable ventilator
De server ondersteunt variabele ventilatorsnelheden. De ventilatoren draaien met minimale snelheid totdat
er een verandering in de temperatuur optreedt. Op dat moment wordt de snelheid opgevoerd om de
server te koelen.
De server wordt afgesloten in de volgende gevallen:
• Tijdens POST:
o De server wordt vijf minuten in de standbystand geplaatst als het BIOS detecteert dat de
temperatuur het waarschuwingsniveau heeft bereikt. Als het waarschuwingsniveau na vijf
minuten niet is verdwenen, sluit het BIOS de server op normale wijze af en wordt de
standbystand geactiveerd.
o Het BIOS sluit het systeem op normale wijze af als twee of meer ventilatoren defect zijn.
o De server wordt onmiddellijk afgesloten als wordt gedetecteerd dat de temperatuur een kritiek
• In het besturingssysteem:
niveau heeft bereikt.
BELANGRIJK: Als de server onmiddellijk wordt afgesloten, gebeurt dat hardwarematig.
Deze hardwareactie heeft voorrang op firmware- of softwareacties.
o Het stuurprogramma Health sluit het systeem op normale wijze af als wordt gedetecteerd dat de
temperatuur het waarschuwingsniveau heeft bereikt. Als de server detecteert dat de temperatuur
een kritiek niveau heeft bereikt voordat de server op normale wijze wordt afgesloten, wordt de
server onmiddellijk afgesloten. Bovendien sluit het stuurprogramma Health het systeem op
normale wijze af als er meer dan een ventilator defect of verwijderd is.
o Wanneer Thermal Shutdown (Afsluiten bij thermische storing) is uitgeschakeld in RBSU, wordt de
server onmiddellijk afgesloten als de server detecteert dat de temperatuur een kritiek niveau heeft
bereikt.
BELANGRIJK: Als de server onmiddellijk wordt afgesloten, gebeurt dat hardwarematig.
Deze hardwareactie heeft voorrang op firmware- of softwareacties.
Basishandelingen 29
Loading...
+ 65 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.