De informatie in dit document kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd. Alle garanties voor HP-producten
en -services staan in de uitdrukkelijke
garantiebeschrijvingen bij de desbetreffende
producten. Geen enkel onderdeel van dit
document mag als extra garantie worden
gezien. HP aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor technische fouten,
drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft, Windows en Windows NT zijn
gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten. Windows Server 2003 is een
handelsmerk van Microsoft Corporation.
Artikelnummer 451883-332
Februari 2008 (tweede editie)
Aanname betreffende de lezer
Dit document is bedoeld voor de persoon die
verantwoordelijk is voor het installeren,
beheren en oplossen van problemen met
servers en opslagsystemen. HP neemt aan
dat u bent gekwalificeerd voor het onderhoud
van computerapparatuur en dat u bent
getraind in het herkennen van gevaren met
betrekking tot producten met gevaarlijke
energieniveaus.
Inhoudsopgave
1 Identificatie van de onderdelen
Onderdelen op het voorpaneel ............................................................................................................. 1
Onderdelen op het voorpaneel (standaardconfiguratie) ...................................................... 2
Onderdelen op het voorpaneel (optionele kooi voor vaste schijven) ................................... 2
Lampjes en knoppen op het voorpaneel .............................................................................................. 3
Lampjes en knoppen op het voorpaneel (standaardconfiguratie) ........................................ 3
Lampjes en knoppen op het voorpaneel (optionele kooi voor vaste schijven) .................... 5
Acroniemen en afkortingen ............................................................................................................................. 96
Index ................................................................................................................................................................... 98
NLWWvii
1Identificatie van de onderdelen
In dit gedeelte
Onderdelen op het voorpaneel op pagina 1
Lampjes en knoppen op het voorpaneel op pagina 3
SATA-apparaatnummers op pagina 6
Onderdelen op het achterpaneel op pagina 7
Definities van PCI-uitbreidingsslot op pagina 8
Achterpaneel, lampjes op pagina 8
Onderdelen van de systeemkaart op pagina 9
Systeemkaartlampjes op pagina 12
Combinaties van systeemlampjes en lampje voor interne systeemconditie op pagina 13
Interne USB-connector op pagina 14
Ventilatorlocaties op pagina 14
Onderdelen op het voorpaneel
Onderwerpen:
Onderdelen op het voorpaneel (standaardconfiguratie) op pagina 2
Onderdelen op het voorpaneel (optionele kooi voor vaste schijven) op pagina 2
NLWWOnderdelen op het voorpaneel1
Onderdelen op het voorpaneel (standaardconfiguratie)
ItemOmschrijving
1Vaste-schijfpositie 1
2Vaste-schijfpositie 2
3Treklipje met serienummer
412,7 mm optische-schijfpositie
5USB-connectoren (2)
6Aan/standby-knop en systeemvoedingslampje
Onderdelen op het voorpaneel (optionele kooi voor vaste schijven)
2Hoofdstuk 1 Identificatie van de onderdelenNLWW
ItemOmschrijving
1Vaste-schijfpositie 1
2Vaste-schijfpositie 2
39,5 mm optische-schijfpositie
4Vaste-schijfpositie 3
5Treklipje met serienummer
6USB-connectoren (2)
7Vaste-schijfpositie 4
8Aan/standby-knop en systeemvoedingslampje
Lampjes en knoppen op het voorpaneel
Onderwerpen:
Lampjes en knoppen op het voorpaneel (standaardconfiguratie) op pagina 3
Lampjes en knoppen op het voorpaneel (optionele kooi voor vaste schijven) op pagina 5
Lampjes en knoppen op het voorpaneel (standaardconfiguratie)
ItemOmschrijvingStatus
1Activiteitslampje 12,7 mm optische schijf Groen = Normale schijfactiviteit.
Oranje = Er is een schijffout opgetreden.
Uit = Geen schijfactiviteit.
2UID-knop/lampjeBlauw = Identificatie is actief.
NLWWLampjes en knoppen op het voorpaneel3
ItemOmschrijvingStatus
Knipperend blauw = Systeem wordt op
afstand beheerd.
Uit = Identificatie is niet actief.
3Lampje voor interne systeemconditieGroen = Normale systeemconditie.
Oranje = Systeemconditie is niet
optimaal. Raadpleeg
"Systeemvoedingslampjes" (
artlampjes op pagina 12) voor het
identificeren van het onderdeel dat niet
optimaal functioneert.
Rood = Systeemconditie is kritiek.
Raadpleeg
"Systeemvoedingslampjes" (
artlampjes op pagina 12) voor het
identificeren van het onderdeel dat in
een kritieke toestand verkeert.
Knippert Groen = Netwerkverbinding en activiteit.
Uit = Geen netwerkverbinding.
Als de voeding is uitgeschakeld, is het
lampje op het voorpaneel niet actief. Kijk
naar de lampjes op de RJ-45-connector.
Raadpleeg "Lampjes op
achterpaneel" (Achterpaneel, lampjes
Knippert Groen = Netwerkverbinding en activiteit.
Uit = Geen netwerkverbinding.
Als de voeding is uitgeschakeld, is het
lampje op het voorpaneel niet actief. Kijk
naar de lampjes op de RJ-45-connector.
Raadpleeg "Lampjes op
achterpaneel" (
Sommige slots en connectoren van de systeemkaart zijn gereserveerd.
Uit = Geen activiteit.
Uit = Geen netwerkverbinding.
ItemOmschrijving
1DIMM-slot 1 (bank A)
2DIMM-slot 2 (bank B)
3DIMM-slot 3 (bank A)
4DIMM-slot 4 (bank B)
5Processorsocket
6Gereserveerd
7Connector systeemvoeding
8Connector processorvoeding
9Connector ventilator 1
10Connector ventilator 2
11Connector ventilator 3
12USB-kabelconnector aan voorkant
NLWWOnderdelen van de systeemkaart9
ItemOmschrijving
13SATA-connector 2 (vaste schijf)
14Connector lampje op voorpaneel
15NMI-jumper
16Gereserveerd
17Schakelaar voor systeemonderhoud
18Connector ventilator 4
19Systeembatterij
20SATA-connector 4 (vaste schijf)
21SATA-connector 6 (optische schijf)*
22Gereserveerd
23Gereserveerd
24SATA-connector 5 (optische schijf)*
25Optionele interne USB-connector
26Gereserveerd
27SATA-connector 3 (vaste schijf)
28SATA-connector 1 (vaste schijf)
29Parallelle connector voor optie
30Seriële connector voor optie
31Gereserveerd
32PCI Express-uitbreidingsslot 4
33PCI Express-uitbreidingsslot 5**
34Gereserveerd
35Gereserveerd
36Gereserveerd
37Optionele speciale iLO 2-moduleconnector
*De server ondersteunt een optische schijf die op SATA-connector 5 of SATA-connector 6 kan worden aangesloten.
**x8 maar draaien met x1 snelheden.
Schakelaar voor systeemonderhoud
PositieStandaardFunctie
S1UitUit = iLO 2-beveiliging is ingeschakeld
Aan = iLO 2-beveiliging is uitgeschakeld
S2UitUit = Functioneert normaal
Aan = RBSU voert geen enkele
configuratiewijziging uit*
10Hoofdstuk 1 Identificatie van de onderdelenNLWW
PositieStandaardFunctie
S3UitGereserveerd
S4UitGereserveerd
S5UitUit = Opstartwachtwoord is ingeschakeld
S6UitUit = Functioneert normaal
S7UitGereserveerd
S8UitGereserveerd
* "Aan" activeert de functie.
NMI-functionaliteit
Een NMI-crashdump stelt beheerders in staat crashdump-bestanden aan te maken wanneer een
systeem hangt en niet op traditionele debugmechanismen reageert.
Crashdump-logbestandanalyse is een essentieel onderdeel bij het diagnosticeren van
betrouwbaarheidsproblemen, zoals hangende besturingssystemen, stuurprogramma's en
toepassingen. Veel crashes bevriezen een systeem en de enige beschikbare actie voor beheerders is
het opnieuw inschakelen van de voeding van het systeem. Het resetten van het systeem wist elke
informatie die zou kunnen helpen bij probleemanalyse, maar de NMI-voorziening bewaart die informatie
door een geheugendump uit te voeren voordat een harde reset plaatsvindt.
Aan = Opstartwachtwoord is
uitgeschakeld*
Aan = BIOS wist CMOS en NVRAM*
Om het besturingssysteem te dwingen de NMI-handler aan te roepen en een crashdump-logbestand te
genereren, kan de beheerder één van de volgende dingen doen:
De NMi-jumperpennen kortsluiten
●
De NMI-schakelaar indrukken
●
De iLO Virtual NMI-voorziening gebruiken
●
Raadpleeg de whitepaper op de website van HP (
http://h20000.www2.hp.com/bc/docs/support/
SupportManual/c00797875/c00797875.pdf) voor extra informatie.
NLWWOnderdelen van de systeemkaart11
Systeemkaartlampjes
ItemOmschrijving lampjeStatus
1ProcessorfoutOranje = Er is een multi-bit fout
2PVM werkt nietOranje = PVM werkt niet.
3Ventilator 1 werkt nietOranje = Ventilator 1 werkt niet of
4Ventilator 2 werkt nietOranje = Ventilator 2 werkt niet of
5Ventilator 3 werkt nietOranje = Ventilator 3 werkt niet of
6PCI-ventilator werkt nietOranje = PCI-ventilator werkt niet of
7OververhittingOranje = Systeem heeft een
opgetreden.
Uit = Normaal
Uit = Normaal
ontbreekt.
Uit = Normaal
ontbreekt.
Uit = Normaal
ontbreekt.
Uit = Normaal
ontbreekt.
Uit = Normaal
waarschuwingstemperatuur of kritieke
temperatuur bereikt.
8DIMM 4 werkt nietOranje = DIMM werkt niet of ontbreekt.
Uit = Normaal
9DIMM 3 werkt nietOranje = DIMM werkt niet of ontbreekt.
Uit = Normaal
12Hoofdstuk 1 Identificatie van de onderdelenNLWW
ItemOmschrijving lampjeStatus
10DIMM 2 werkt nietOranje = DIMM werkt niet of ontbreekt.
Uit = Normaal
11DIMM 1 werkt nietOranje = DIMM werkt niet of ontbreekt.
Uit = Normaal
12Gereserveerd—
Combinaties van systeemlampjes en lampje voor interne
systeemconditie
Wanneer het lampje voor de interne systeemconditie rood of oranje brandt op het voorpaneel, dan is
er iets aan de hand met de conditie van de server. Combinaties van brandende systeemlampjes en
lampjes voor de interne systeemconditie duiden op problemen met de systeemstatus.
De systeemconditielampjes op het voorpaneel geven alleen de huidige hardwarestatus aan. In sommige
situaties kan HP SIM een andere serverstatus dan de systeemconditielampjes rapporteren omdat de
software meer systeemattributen controleert.
Systeemlampje en kleurKleur lampje interne systeemconditie Status
Processorstoring (oranje)RoodEr is mogelijk sprake van een of meer
van de volgende condities:
De processor werkt niet.
●
De processor is niet in de socket
●
geïnstalleerd.
De processor wordt niet
●
ondersteund.
ROM detecteert een uitgevallen
●
processor tijdens POST.
OranjeDe processor dreigt uit te vallen.
PVM werkt niet (oranje)RoodPVM werkt niet.
DIMM werkt niet, slot X (oranje)Rood
Oranje
DIMM werkt niet, alle slots in een bank
(oranje)
RoodEr is geen geldig of bruikbaar geheugen
DIMM in slot X werkt niet.
●
Het type DIMM in slot X wordt niet
●
ondersteund en er is geen geldig
geheugen in een andere bank
aanwezig.
De DIMM in slot X heeft de
●
drempelwaarde voor enkel-bit
corrigeerbare fouten bereikt.
De DIMM in slot X dreigt uit te
●
vallen.
Het type DIMM in slot X wordt niet
●
ondersteund, maar er is geldig
geheugen in een andere bank
aanwezig.
in het systeem geïnstalleerd.
NLWWCombinaties van systeemlampjes en lampje voor interne systeemconditie13
Systeemlampje en kleurKleur lampje interne systeemconditie Status
Oververhitting (oranje)OranjeHet Health-stuurprogramma heeft een
waarschuwingstemperatuur
gedetecteerd.
RoodHet Health-stuurprogramma heeft een
kritieke temperatuur in de hardware
gedetecteerd.
Ventilatormodule (rood)RoodIn een of meer ventilatormodules wordt
Signaalvergrendeling voedingseenheid
(oranje)
Interne USB-connector
niet voldaan aan de minimum
ventilatorvereisten. Een of meer
ventilatoren functioneren niet of
ontbreken.
RoodDe signaalkabel van de
voedingseenheid is niet op de
systeemkaart aangesloten.
Raadpleeg "Interne USB-functionaliteit" (Interne USB-functionaliteit op pagina 60) voor meer
informatie.
Ventilatorlocaties
De configuraties zijn standaard uitgerust met drie of vier ventilatoren.
14Hoofdstuk 1 Identificatie van de onderdelenNLWW
NLWWVentilatorlocaties15
2Bediening
In dit gedeelte
Server inschakelen op pagina 16
Server uitschakelen op pagina 16
Verwijder de server uit het rack op pagina 17
Primair toegangspaneel verwijderen op pagina 17
Secundair toegangspaneel verwijderen op pagina 17
PCI-riserkaartset verwijderen op pagina 17
PCI-riserkaartset installeren op pagina 18
Server inschakelen
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Server uitschakelen
WAARSCHUWING!Koppel de voedingskabel los om de voeding naar de server uit te schakelen. Zo
beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken en schade aan de apparatuur. Met de
aan/standby-knop op het voorpaneel wordt de voeding naar het systeem niet helemaal uitgeschakeld.
Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen blijven ingeschakeld totdat de
voedingskabel is losgekoppeld.
OPMERKING:Als u een hot-pluggable apparaat installeert, hoeft u de server niet uit te schakelen.
1.Maak een back-up van de gegevens op de server.
2.Sluit het besturingssysteem af volgens de instructies in de documentatie bij het besturingssysteem.
OPMERKING:Als het besturingssysteem de server automatisch in standbystand zet, sla dan de
volgende stap over.
3.Druk op de aan/standby-knop. Zo zet u de server in de standbystand. Wanneer de standbystand
wordt geactiveerd, wordt het aan/uit-lampje van het systeem oranje.
OPMERKING:Als u op de UID-knop drukt, gaan de blauwe UID-lampjes op de voor- en
achterpanelen branden. Met deze functie kunt u gemakkelijker een server in een rackomgeving
vinden als u zich tussen de voor- en achterkant van het rack verplaatst.
4.Koppel de voedingskabels los.
De voeding naar het systeem is nu uitgeschakeld.
16Hoofdstuk 2 BedieningNLWW
Verwijder de server uit het rack
WAARSCHUWING!De server is niet aan de bevestigingsrails op het rack bevestigd. Ondersteun de
server altijd met beide handen als u deze uit het rack verwijdert. Zo voorkomt u mogelijk schade aan
de server en persoonlijk letsel.
U verwijdert een de server als volgt uit een rack van HP, Compaq, een telefoonmaatschappij of een
andere fabrikant:
1.Schakel de server uit (
2.Koppel alle kabels en voedingskabels van randapparatuur los van het achterpaneel van de server.
3.Draai de duimschroeven los waarmee het voorpaneel van de server op de voorkant van het rack
is vastgemaakt.
4.Verwijder de server uit het rack. Raadpleeg de documentatie bij de bevestigingsoptie voor het rack
voor meer informatie.
5.Plaats de server op een stevige, gelijkmatige ondergrond.
Server uitschakelen op pagina 16).
Primair toegangspaneel verwijderen
WAARSCHUWING!Laat de schijfeenheden en interne systeemonderdelen afkoelen voordat u deze
aanraakt, om het risico van brandwonden te beperken.
VOORZICHTIG:Gebruik de server nooit lang achter elkaar als het toegangspaneel open staat of is
verwijderd. Dit gebruik van de server leidt tot een verkeerde luchtstroom en onvoldoende koeling,
waardoor de server beschadigd kan raken door oververhitting.
1.Schakel de server uit (Server uitschakelen op pagina 16).
2.Verwijder de server uit het rack (
3.Draai de geïntegreerde T-15 Torx-duimschroeven waarmee het toegangspaneel aan de server is
bevestigd los.
Verwijder de server uit het rack op pagina 17).
4.Schuif het toegangspaneel naar de achterkant van de server en til het toegangspaneel vervolgens
uit de server.
Secundair toegangspaneel verwijderen
1.Schakel de server uit (Server uitschakelen op pagina 16).
2.Verwijder de server uit het rack (
3.Verwijder het primaire toegangspaneel (
4.Verwijder het secundaire toegangspaneel met een T-10 Torx-schroevendraaier.
Verwijder de server uit het rack op pagina 17).
Primair toegangspaneel verwijderen op pagina 17).
PCI-riserkaartset verwijderen
VOORZICHTIG:Schakel de server uit en verwijder alle voedingskabels voordat u de PCI-riserkaart
verwijdert of installeert. Zo voorkomt u schade aan de server of de uitbreidingskaarten.
1.Schakel de server uit (Server uitschakelen op pagina 16).
2.Verwijder de server uit het rack (
NLWWVerwijder de server uit het rack17
Verwijder de server uit het rack op pagina 17).
3.Verwijder het primaire toegangspaneel (Primair toegangspaneel verwijderen op pagina 17).
4.Koppel alle interne of externe kabels los die op de uitbreidingskaarten zijn aangesloten.
5.Verwijder de PCI-riserkaartset.
PCI-riserkaartset installeren
VOORZICHTIG:Schakel de server uit en verwijder alle voedingskabels voordat u de PCI-riserkaart
verwijdert of installeert. Zo voorkomt u schade aan de server of de uitbreidingskaarten.
1.Installeer de PCI-riserkaartset.
2.Sluit alle interne kabels op de uitbreidingskaarten aan.
3.Installeer het primaire toegangspaneel.
4.Installeer de server in het rack.
18Hoofdstuk 2 BedieningNLWW
3Instellingen uitvoeren
In dit gedeelte
Optionele installatieservices op pagina 19
Rackinformatie voorbereiden op pagina 20
Optimale omgeving op pagina 20
Rackwaarschuwingen op pagina 22
Inhoud verpakking controleren op pagina 22
Optionele hardware installeren op pagina 23
Server in rack installeren op pagina 23
Server opstarten en configureren op pagina 24
Besturingssysteem installeren op pagina 24
Server registreren op pagina 25
Optionele installatieservices
Als u kiest voor HP Care Pack Services, maken ervaren, door HP gecertificeerde technici, uw servers
volledig operationeel met ondersteuningspakketten die specifiek op de HP ProLiant-systemen zijn
afgestemd. In een HP Care Pack combineert u in één pakket ondersteuning voor zowel hardware als
software. U kunt kiezen uit een aantal serviceniveaus om te voorzien in uw behoeften.
Met de eenvoudig aan te schaffen en gebruiksvriendelijke HP Care Packs breidt u uw standaard
productgarantie en ondersteuning uit zodat u optimaal kunt profiteren van de server. Onder de Care
Pack services vallen:
Ondersteuning van de hardware
●
Call-to-Repair binnen 6 uur
◦
24x7 dezelfde dag binnen 4 uur
◦
Dezelfde werkdag binnen 4 uur
◦
Ondersteuning van de software
●
Microsoft®
◦
Linux
◦
HP ProLiant Essentials (HP SIM en RDP)
◦
Opstart- en implementatieservices voor hardware en software
●
Meer informatie over de Care Packs vindt u op de website van HP (
http://www.hp.com/hps/carepack/
servers/cp_proliant.html).
NLWWOptionele installatieservices19
Rackinformatie voorbereiden
Bij alle racks van de HP of Compaq 9000, 10000 en H9 serie wordt een rackinformatiepakket
meegeleverd. Raadpleeg de documentatie bij dit pakket voor meer informatie over de beschikbare
informatiebronnen.
Als u meerdere servers in één rack wilt installeren en configureren, raadpleegt u de desbetreffende
white paper op de website van HP (
http://www.hp.com/products/servers/platforms).
Optimale omgeving
Als u de server in een rack installeert, kiest u een locatie die voldoet aan de vereisten die in dit gedeelte
worden beschreven.
Ruimte- en luchtstromingsvereisten
Houd bij de keuze van de racklocatie rekening met de volgende vereisten, zodat er voldoende ventilatie
voor de server is en genoeg ruimte om deze te onderhouden.
Laat minimaal een ruimte van 63,5 cm vrij aan de voorkant van het rack.
●
Er moet minimaal 76,2 cm ruimte aan de achterkant van het rack zijn.
●
Er moet minimaal 121,9 cm ruimte zijn tussen de achterkant van het rack en de achterkant van
●
een ander rack of een andere rij racks.
HP-servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit via de achterkant.
Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende ventilatieopeningen zijn om de lucht naar
binnen te laten en moeten er in het achterpaneel voldoende ventilatieopeningen zijn waardoor de warme
lucht het rack kan verlaten.
VOORZICHTIG:Blokkeer de ventilatieopeningen niet. Zo voorkomt u oververhitting en beschadiging
van de apparatuur.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen, heeft dit effect op de luchtcirculatie
in het rack en tussen de servers. Sluit alle tussenruimten af met opvuleenheden, zodat er voldoende
luchtcirculatie is.
VOORZICHTIG:Gebruik altijd opvuleenheden om lege verticale openingen in het rack te vullen.
Hierdoor wordt een correcte luchtstroming gewaarborgd. Als u een rack zonder opvuleenheden
gebruikt, is de koeling onvoldoende en kan er schade door oververhitting optreden.
De racks uit de 9000 en 10000-serie zorgen voor een goede serverkoeling door de gaatjes in de vooren achterpanelen, die 64 procent open ruimte voor ventilatie bieden.
VOORZICHTIG:Als u een Compaq-rack uit de 7000 Serie gebruikt, is het noodzakelijk om het goed
ventilerende rackinzetstuk (artikelnummers 327281-B21 (42U) of 157847-B21 (22U)) te installeren, om
te zorgen voor voldoende luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de achterkant.
VOORZICHTIG:Houd rekening met de volgende aanvullende vereisten als u een rack van een andere
fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede luchtcirculatie en voorkomt u schade aan de apparatuur.
Voor- en achterpanelen: als het 42U-rack afsluitende voor- en achterpanelen heeft, moet er 5350 cm²
aan gaatjes (van boven naar beneden gelijkmatig verdeeld) vrij zijn om voor voldoende luchtcirculatie
te zorgen. Dit komt overeen met de vereiste 64 procent open ruimte voor ventilatie.
Zijpanelen: er moet minimaal 7 cm ruimte zijn tussen het geïnstalleerde rackonderdeel en de zijpanelen
van het rack.
20Hoofdstuk 3 Instellingen uitvoerenNLWW
Temperatuurvereisten
Voor een blijvende veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in een goed geventileerde
ruimte waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste servers is 35 °C. Om die
reden mag de temperatuur van de ruimte waarin het rack zich bevindt, niet hoger dan 35 °C zijn.
VOORZICHTIG:U kunt het volgende doen om het risico van schade aan de apparatuur te verkleinen
bij het installeren van opties van andere fabrikanten:
Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de server niet belemmert en dat de
interne racktemperatuur niet boven de maximaal toegestane waarde uitkomt.
Zorg ervoor dat de TMRA van de fabrikant niet wordt overschreden.
Voedingsvereisten
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de installatie van elektrische
apparatuur en moet door bevoegde technici worden uitgevoerd. Deze apparatuur is ontworpen voor
gebruik in installaties die vallen onder NFPA 70, 1999 Edition (nationale elektriciteitscode) en
NFPA-75, 1992 (code voor bescherming van elektronische computer-/
gegevensverwerkingsapparatuur). Voor elektrische stroomwaarden voor opties raadpleegt u het
productclassificatielabel of de gebruikersdocumentatie die bij de desbetreffende optie is geleverd.
WAARSCHUWING!U kunt het risico van persoonlijk letsel, brand of schade aan de apparatuur
beperken door het voedingscircuit dat het rack van stroom voorziet niet te overbelasten. Raadpleeg de
bevoegde instanties voor bedradings- en installatievereisten in uw vestiging.
VOORZICHTIG:Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning en tijdelijke
stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply). Dit apparaat beschermt de
hardware tegen schade door stroom- en spanningspieken en zorgt ervoor dat het systeem blijft werken
tijdens een stroomstoring.
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra stroomverdelingsapparatuur te
gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding worden voorzien. Houdt u aan de
volgende richtlijnen:
De belasting moet evenredig worden verdeeld over de beschikbare spanningsgroepen.
●
Het verbruik van het gehele systeem mag niet hoger zijn dan 80 procent van de capaciteit van de
●
spanningsgroep.
Gebruik geen normale stekkerdozen bij deze apparatuur.
●
De server moet zijn aangesloten op een afzonderlijke spanningsgroep.
●
Vereisten voor elektrische aarding
De server moet goed geaard zijn om een optimale werking en veiligheid te garanderen. In de Verenigde
Staten moet u de apparatuur installeren conform NFPA 70, 1999 Edition (nationale elektriciteitscode),
Artikel 250, alsmede alle lokale en regionale bouwvoorschriften. In Canada moet u de apparatuur
installeren conform CSA C22.1, Canadian Electrical Code (Canadese elektriciteitscode) van de
Canadian Standards Association. In alle overige landen moet u de apparatuur installeren conform alle
regionale of nationale voorschriften voor elektrische bedrading, zoals IEC-code 364, delen 1 t/m 7
(International Electrotechnical Commission). Bovendien moet u ervoor zorgen dat alle apparaten voor
stroomdistributie die worden gebruikt in de installatie, zoals aftakkingsleidingen en stopcontacten
goedgekeurd of gecertificeerd en geaard zijn.
NLWWOptimale omgeving21
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde voedingsbron, wordt
u aangeraden een stroomverdelingsapparaat (PDU, Power Distribution Unit) te gebruiken dat is
verbonden met de aardlekschakelaar van het gebouw of dat is voorzien van een niet-afneembare
voedingskabel die is aangesloten op een aardlekstekker. Geschikt voor dit doel zijn
vergrendelingsstekkers met NEMA-keur en stekkers die voldoen aan richtlijn IEC 60309. U wordt
aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij deze apparatuur.
Rackwaarschuwingen
WAARSCHUWING!U kunt het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur verkleinen
door te controleren of de rackopstelling aan de volgende eisen voldoet:
De stelvoetjes moeten allemaal op de grond staan.
Het volle gewicht van het rack moet op de stelvoetjes rusten.
De stabilisatiesteunen moeten aan het rack zijn bevestigd (bij opstellingen bestaande uit één rack).
De racks moeten aan elkaar zijn gekoppeld (bij opstellingen bestaande uit meerdere racks).
Er mag slechts één onderdeel tegelijk zijn uitgeschoven. Een rack kan instabiel worden als er meer dan
één onderdeel tegelijk wordt uitgeschoven.
WAARSCHUWING!U kunt het volgende doen om het risico van persoonlijk letsel en schade aan de
apparatuur te verkleinen bij het uitladen van een rack:
Er zijn minimaal twee mensen nodig om het rack veilig van de pallet te halen bij het uitladen. Een leeg
42U-rack kan tot 115 kg wegen en meer dan 2,1 m hoog zijn, en kan instabiel worden als het via de
zwenkwieltjes wordt verplaatst.
Ga nooit voor het rack staan als dit van de helling van de pallet wordt gereden. Hanteer het rack altijd
vanaf beide kanten.
Inhoud verpakking controleren
Haal de server, documentatie en overige producten uit de verpakking en zoek de onderdelen en
documentatie die nodig zijn voor het installeren van de server. Alle rackbevestigingshardware die nodig
is voor de installatie van de server in het rack is meegeleverd met het rack of de server.
De doos waarin de server wordt vervoerd bevat het volgende:
Server
●
Gedrukte installatiedocumentatie, documentatie-cd en softwareproducten
●
Voedingskabel
●
Pakket met rackbevestigingshardware en documentatie
●
Naast de geleverde items hebt u misschien nog nodig:
Toepassingssoftware op cd's of diskettes
●
Te installeren opties
●
T-10/T-15 Torx-schroevendraaier
●
22Hoofdstuk 3 Instellingen uitvoerenNLWW
Optionele hardware installeren
Installeer de hardwareopties voordat u de server initialiseert. Raadpleeg de documentatie bij de
optionele hardware voor informatie over de installatie van de hardware. Serverspecifieke informatie
vindt u in "Hardwareopties installeren" (
Hardwareopties installeren op pagina 26).
Server in rack installeren
Raadpleeg de instructies die bij het hardwarepakket voor montage in het rack worden geleverd om de
server in een rack met vierkante of ronde gaten of gaten met schroefdraad te installeren.
Als u de server in een rack van een telefoonmaatschappij installeert, bestel dan het juiste optiepakket
op de website RackSolutions.com (
de server op de website om de rackbeugels te installeren.
Gebruik de volgende informatie om kabels en voedingskabels van randapparatuur op de server aan te
sluiten.
WAARSCHUWING!Steek geen telefoon- of telecommunicatieconnectoren in RJ-45-connectoren,
om het risico op letsel door elektrische schokken of brand of het risico op schade aan apparatuur te
beperken.
PCI-uitbreidingsslots 1-3 en 6-7 van dit servermodel zijn gereserveerd.
http://www.racksolutions.com/hp). Volg de specifieke instructies van