Deze handleiding is bedoeld voor IT-beheerders en technici en bevat vereisten voor de
installatie en het instellen, waarschuwingen, en instructies die van toepassing zijn op de
servers. In deze handleiding treft u procedures aan voor het installeren van hardwareopties om
de systeemprestaties te verbeteren, voor het installeren en configureren van geheugen, voor het
installeren van uitbreidingskaarten, voor het installeren van de server in het rack en voor het
bekabelen en configureren van de servers.
Page 2
2003 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Microsoft® en Windows NT® zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Hewlett-Packard Company aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten,
drukfouten of weglatingen in deze publicatie. Aan de informatie in deze publicatie kan geen
enkele garantie worden ontleend. De informatie kan zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd. De garanties voor HP producten worden gepubliceerd in de uitdrukkelijk
beperkte-garantieverklaringen bij dergelijke producten. Aan de informatie in dit document
kunnen geen rechten worden ontleend.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Januari 2003 (Tweede editie)
Artikelnummer 293166-332
Page 3
Inhoudsopgave
Over deze handleiding
Doelgroep .......................................................................................................................... ix
Belangrijke veiligheidsinformatie ..................................................................................... ix
Symbolen op de apparatuur............................................................................................... ix
Stabiliteit van het rack....................................................................................................... xi
Symbolen in de tekst ......................................................................................................... xi
Tekstconventies ................................................................................................................ xii
Verwante documenten...................................................................................................... xii
Technische ondersteuning ............................................................................................... xiii
HP Technische ondersteuning................................................................................... xiii
HP websites............................................................................................................... xiii
Geautoriseerde HP Business en Service Partner....................................................... xiii
Opmerkingen van de lezer............................................................................................... xiv
Hoofdstuk 1
Voorzieningen van de server
Servervoorzieningen HP ProLiant DL320 Generation 2................................................. 1-1
viii HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 9
Deze handleiding bevat stapsgewijze installatie-instructies en is bedoeld als referentie
voor de bediening, het oplossen van problemen en het aanbrengen van toekomstige
upgrades voor de HP ProLiant DL320 Generation 2 server.
Doelgroep
Over deze handleiding
Deze handleiding is bedoeld voor iedereen die een ProLiant DL320 Generation 2
server configureert. Er wordt aangenomen dat de lezer beschikt over een gemiddelde
kennis over en ervaring met servers.
Belangrijke veiligheidsinformatie
Lees voordat u met de installatie begint eerst het meegeleverde document met
belangrijke informatie over de veiligheid.
Symbolen op de apparatuur
De volgende symbolen kunt u aantreffen op gedeelten van de apparatuur die mogelijk
gevaar opleveren:
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding ix
Page 10
Over deze handleiding
WAARSCHUWING: Dit symbool in combinatie met een van de volgende
symbolen wijst op een mogelijk gevaar. Er bestaat kans op lichamelijk letsel
als de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen. Raadpleeg de
documentatie voor meer informatie.
Dit symbool duidt op gevaarlijke spanningsniveaus of kans op elektrische
schokken. Laat alle onderhoud aan een gekwalificeerde onderhoudstechnicus
over.
WAARSCHUWING: Open deze gedeelten niet, om het risico van letsel door
elektrische schokken te beperken. Laat alle onderhoud en upgrades aan een
gekwalificeerde onderhoudstechnicus over.
Dit symbool duidt op de kans op elektrische schokken. De ingesloten
gedeelten kunnen niet door de gebruiker worden onderhouden. Open deze
gedeelten dus nooit!
WAARSCHUWING: Open deze gedeelten niet, om het risico van letsel door
elektrische schokken te beperken.
Elke RJ-45-connector met dit symbool geeft een netwerkaansluiting aan.
WAARSCHUWING: Steek geen telefoon- of telecommunicatieconnectoren in
deze aansluiting, om het risico van letsel door elektrische schokken, brand of
schade aan apparatuur te beperken.
Dit symbool geeft een heet oppervlak of een heet onderdeel aan. Aanraking
van dit oppervlak kan letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING: Laat het oppervlak afkoelen voordat u het aanraakt, om het
risico van brandwonden te beperken.
Deze symbolen op voedingseenheden of systemen duiden op
meerdere voedingsbronnen.
WAARSCHUWING: Koppel alle netsnoeren van het systeem los
om de voeding geheel uit te schakelen. Zo beperkt u het risico van
letsel door elektrische schokken.
x HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 11
Dit symbool geeft aan dat het onderdeel te zwaar is om door één persoon
te worden getild.
Gewicht in kg
WAARSCHUWING: Houd u aan de lokale gezondheids- en
veiligheidsvoorschriften en richtlijnen voor het hanteren van materialen,
om het risico van lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur te
beperken.
Stabiliteit van het rack
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de
apparatuur door ervoor te zorgen dat:
• De stelvoetjes van het rack op de grond staan.
• Het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust.
• De stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een
enkel rack).
• De racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van meerdere racks).
• Er maar één onderdeel tegelijk uit het rack is geschoven. Een rack kan
instabiel worden als meer dan één onderdeel is uitgeschoven.
Over deze handleiding
Symbolen in de tekst
In de tekst van deze handleiding komen symbolen voor. De symbolen hebben de
volgende betekenis:
WAARSCHUWING: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit
leiden tot persoonlijk letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden tot
beschadiging van de apparatuur of verlies van gegevens.
BELANGRIJK: Na dit kopje vindt u aanvullende uitleg of specifieke instructies.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding xi
Page 12
Over deze handleiding
OPMERKING: Na dit kopje vindt u commentaar, aanvullende informatie of interessante
wetenswaardigheden.
Tekstconventies
In dit document worden de volgende conventies gebruikt:
• Cursieve tekst wordt gebruikt voor titels van gepubliceerde handleidingen en
voor variabelen. Variabelen zijn bijvoorbeeld gegevens die kunnen afwijken in
de uitvoer van het systeem, op opdrachtregels en in opdrachtparameters in de
tekst.
• Vetgedrukte tekst wordt gebruikt voor nadruk, voor interface-items op het
scherm, zoals namen van vensters, namen en selecties van menu's, namen van
knoppen en pictogrammen, en voor toetsen op het toetsenbord.
• Niet proportionele tekst wordt gebruikt voor opdrachtregels,
codevoorbeelden, schermweergaven, foutberichten en gebruikersinvoer.
• Schreefloze tekst wordt gebruikt voor URL's (uniform resource locators).
Verwante documenten
Voor aanvullende informatie over de onderwerpen in deze handleiding, raadpleegt u
de volgende documentatie:
• HP ProLiant DL320 Generation 2 Server Maintenance and Service Guide
• Bekabelingsmatrix voor ProLiant servers:
www.hp.com
• Poster Hardware installeren en configureren bij de HP ProLiant DL320
• HP ProLiant DL320 Generation 2 Server High-Density Deployment white paper
• Algemeen online referentiemateriaal en specificaties:
www.compaq.com/quickspecs
xii HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 13
Technische ondersteuning
Als u een probleem heeft met de server en in deze handleiding geen oplossing voor
het probleem kunt vinden, kunt u op de volgende manieren meer informatie en hulp
krijgen.
HP Technische ondersteuning
Voor directe technische ondersteuning kunt u contact opnemen met het HP Customer
Service Center, tel. 0900-1681616 (Euro 0,35/min). Aanvullende informatie vindt u
op de HP websites www.hp.nl en www.hp.com. Raadpleeg de Amerikaanse HP
website voor een lijst met telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning door
HP. Ga hiervoor naar:
www.hp.com
Raadpleeg, voordat u belt, de handleiding Servers – Problemen oplossen voor een
lijst met benodigde informatie.
HP websites
Over deze handleiding
De HP websites bevatten informatie over dit product. Ook kunt u hier de recentste
stuurprogramma's en flash-ROM-bestanden downloaden. U vindt HP op de volgende
adressen: www.hp.com en www.hp.nl.
Geautoriseerde HP Business en Service Partner
U kunt ook technische ondersteuning vragen bij een geautoriseerde HP Business of
Service Partner. Als u de naam van een geautoriseerde HP Business of Service
Partner bij u in de buurt wilt weten, gaat u als volgt te werk:
• Bel 0182-56 58 88 of raadpleeg de Nederlandse HP website voor locaties en
telefoonnummers.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding xiii
Page 14
Over deze handleiding
Opmerkingen van de lezer
HP verwelkomt uw opmerkingen met betrekking tot deze handleiding. Stuur uw
opmerkingen en suggesties per e-mail naar ServerDocumentation@hp.com.
xiv HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 15
1
Voorzieningen van de server
Servervoorzieningen HP ProLiant DL320 Generation 2
Voor een lijst met voorzieningen die standaard aanwezig zijn op de server,
raadpleegt u
www.compaq.com/quickspecs
Het model van de gekochte server wordt aangegeven door de generatieaanduiding
(G2) op de voorzijde van de server. U heeft deze generatieaanduiding nodig om het
model te kunnen identificeren als u service of ondersteuning nodig heeft voor de
server.
Garantie
De server wordt geleverd met diverse standaardgaranties. Raadpleeg de
meegeleverde kaart met belangrijke informatie over de garantie voor meer
informatie.
Serverconfiguratie en -beheer
Op de server treft u een uitgebreide set voorzieningen en optionele hulpmiddelen aan
voor effectief beheer en configuratie van de server. Raadpleeg hoofdstuk 5,
"Serverconfiguratie en hulpprogramma's", voor meer informatie over elk van deze
hulpprogramma's.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 1-1
Page 16
Voorzieningen van de server
Beveiliging
Tot de beveiligingsvoorzieningen voor deze server behoren:
•
Opstartwachtwoord
•
Beheerderswachtwoord
•
Netwerkserverstand
•
Diskettedriveschrijfbeveiliging (Schrijven naar diskette in- of uitschakelen)
•
QuickLock
•
Ondersteuning voor redundant ROM
De meeste beveiligingsvoorzieningen worden ingesteld via RBSU.
Raadpleeg hoofdstuk 5, "Serverconfiguratie en hulpprogramma's", of de "ROM Based Setup Utility User Guide", voor gedetailleerde informatie over RBSU.
Raadpleeg de informatie over de beveiligingsvoorzieningen van de server op de
meegeleverde cd met SmartStart.
1-2 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 17
Installatie van de server plannen
Als u meerdere servers in één rack wilt installeren en configureren, raadpleegt u
de white paper HP ProLiant DL320 Generation 2 Server High-Density Deployment
op de HP website
www.hp.com
Overzicht van de installatie van de server
Dit gedeelte bevat een overzicht van de benodigde procedures voor de installatie van
de ProLiant DL320 server:
BELANGRIJK: Raadpleeg de handleiding Belangrijke veiligheidsinformatie, die wordt
meegeleverd bij de server voordat u begint met de volgende procedures.
2
1. Selecteer een geschikte locatie voor de server.
2. Haal de server en het montagemateriaal uit de verpakking.
3. Installeer eventuele andere opties.
Raadpleeg hoofdstuk 3, "Hardwareopties installeren". Deze andere opties
kunnen extra geheugen, vaste schijven, uitbreidingskaarten en/of externe
opslageenheden zijn. Installeer hardwareopties voordat u het hulpprogramma
System Configuration (Systeemconfiguratie) uitvoert. Het hulpprogramma
System Configuration (Systeemconfiguratie) wordt uitgevoerd als onderdeel van
SmartStart tijdens de installatieprocedure.
BELANGRIJK: Wijzig de fabrieksinstellingen voor gereserveerde schakelaars niet. Bij
verkeerde instellingen kunnen de prestaties van het systeem sterk afnemen.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 2-1
Page 18
Installatie van de server plannen
4. Stel, indien nodig, interne schakelaars in. Raadpleeg appendix E, "Lampjes,
schakelaars en jumpers", voor meer informatie over relevante schakelaars.
5. Gebruik het racksjabloon om de juiste locatie voor de server te bepalen.
Raadpleeg het gedeelte "Positie bepalen met de sjabloon" in hoofdstuk 4, "Server
installeren".
6. Installeer de vaste rackrails. Zie "Vaste rackrails bevestigen" in hoofdstuk 4,
"Server installeren".
7. Installeer de vaste kabelgoot voor het beheer van kabels aan het achterpaneel van
de server.
Dit betreft kabels van het toetsenbord, de muis, de monitor, het netwerk en
netsnoeren. Raadpleeg het gedeelte "Vaste kabelgoot bevestigen" in hoofdstuk 4,
"Server installeren".
8. Plaats de server in het rack. Raadpleeg het gedeelte "Server in het rack plaatsen"
in hoofdstuk 4, "Server installeren".
9. Sluit het netsnoer en de randapparatuur aan. Raadpleeg het gedeelte
"Randapparatuur en netsnoer aansluiten" in hoofdstuk 4, "Server installeren".
10. Maak het netsnoer en de kabels van de randapparatuur vast aan de vaste
kabelgoot. Raadpleeg het gedeelte "Kabels bevestigen in de vaste kabelgoot" in
hoofdstuk 4, "Server installeren".
Optimale omgeving
Als u deze servers in een rack installeert, selecteert u een locatie die voldoet aan de
vereisten die in de volgende alinea's worden beschreven.
Ruimte en luchtcirculatie
Bij het bepalen van de locatie waarop u een rack van HP, Compaq, Telco of een
andere fabrikant gaat installeren, moet u erop letten dat u makkelijk bij de onderdelen
kunt en dat er voldoende luchtcirculatie is. Zorg daarom dat de locatie aan de
volgende vereisten voldoet:
• Laat ten minste een ruimte vrij van 63,5 cm aan de voorkant van het rack.
2-2HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 19
Installatie van de server plannen
• • Zorg voor minimaal 76,2 cm vrije ruimte aan de achterkant van het rack.
Laat ten minste een ruimte vrij van 122 cm van de achterkant van het rack tot de
achterkant van een volgend rack of een rij met racks.
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel van het rack en blazen de
warme lucht er via het achterpaneel van het rack uit. Daarom moeten er in de voor-
en achterpanelen van het rack voldoende ventilatiesleuven zijn om de lucht naar
binnen te laten in het rack en om de warme lucht het rack aan de achterzijde te laten
verlaten.
BELANGRIJK: Blokkeer de ventilatieopeningen niet.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen om rijen racks zodanig te plaatsen dat voorpanelen in
een rij zich tegenover de voorpanelen van de tegenoverliggende rijen bevinden, en de
achterpanelen van racks tegenover de achterzijden van racks in tegenoverliggende rijen.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of componenten, heeft dit effect
op de luchtcirculatie in het rack en tussen de servers. Als u alle tussenruimten opvult
met panelen, kan de lucht op de juiste manier circuleren.
Racks uit de Compaq 9000 en 10000 serie bevatten ventilatieopeningen in het
voorpaneel en achterpaneel die voor voldoende ventilatie voor de server zorgen.
Deze ventilatieopeningen beslaan 64% van het oppervlak van de panelen.
VOORZICHTIG: Als u een rack uit de Compaq 7000 serie gebruikt, is het
noodzakelijk dat het goed ventilerende rackinzetstuk (artikelnummers 327281-B21
(42U) en 157847-B21 (22U)) wordt geïnstalleerd, om te zorgen voor voldoende
luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de achterkant.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende aanvullende minimumvereisten
als u een rack van een andere fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede
luchtcirculatie en voorkomt u schade aan de apparatuur.
• Voor- en achterpaneel: Als het 42U serverrack afsluitende voor- en
achterpanelen bevat, moet er 5.350 cm² aan gaatjes gelijkmatig verdeeld van
boven naar beneden vrij zijn om te zorgen voor voldoende luchtcirculatie. Dit
komt overeen met de vereiste 64 procent open ruimte voor ventilatie.
• Zijpanelen: Er moet ten minste 7 cm ruimte zijn tussen de geïnstalleerde
componenten in het rack en de zijpanelen van het rack.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 2-3
Page 20
Installatie van de server plannen
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd op met panelen.
Hierdoor wordt een goede luchtcirculatie gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt
zonder opvulpanelen, kan apparatuur beschadigd raken door oververhitting.
Temperatuur
Voor een blijvende veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in een goed
geventileerde ruimte waar de temperatuur kan worden geregeld.
De door HP aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste
serverproducten is 35°C. Om die reden mag de temperatuur van de ruimte waarin het
rack zich bevindt, niet hoger dan
Voeding
WAARSCHUWING: De spanningsgroep die de voeding voor het rack levert,
mag niet worden overbelast, om het risico van persoonlijk letsel, brand en
schade aan de apparatuur te beperken. Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf voor informatie over de juiste bedrading en installatie.
35°C zijn.
De installatie van deze apparatuur moet overeenkomstig de plaatselijke regelgeving
ten aanzien van de installatie van elektrische apparatuur door bevoegde technici
worden uitgevoerd. Deze apparatuur is ontworpen voor installaties die vallen onder
de National Electric Code (NFPA-70, 1999) en de bepalingen ter bescherming van
elektronische computerapparatuur en gegevensverwerkende apparatuur (NFPA-75,
1992). Raadpleeg het productlabel of de gebruikershandleiding die bij de optie wordt
geleverd voor meer informatie over het stroomverbruik van de opties.
Als u meer dan een server installeert, kunnen extra stroomverdelingsapparaten zijn
vereist, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding worden voorzien.
Neem de volgende richtlijnen in acht:
• • De belasting moet evenredig worden verdeeld over de beschikbare spannings-
groepen.
Het totale stroomverbruik voor het systeem mag niet hoger zijn dan 80 procent
van de capaciteit van de spanningsgroepen.
2-4 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 21
Aarding
Voor een goede werking en veiligheid moet de server goed worden geaard. In de
Verenigde Staten moet u deze apparatuur installeren in overeenstemming met artikel
250 van de National Electric Code (NFPA 70, 1999) en de plaatselijke voorschriften.
In Canada moet de apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming met de
Canadian Electrical Code van de Canadian Standards Association (CSA C22.1). In
alle andere landen moet de installatie voldoen aan de plaatselijke of landelijke
voorschriften voor elektrische apparatuur, zoals de International Electrotechnical
Commission (IEC) 364, artikel 1 tot en met 7. Alle stroomverdelingselementen in de
installatie, zoals bedrading, aansluitingen, enzovoort, moeten goedgekeurd en geaard
zijn.
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde
voedingsbron, wordt u aangeraden om een stroomverdelingsapparaat (PDU, Power
Distribution Unit) te gebruiken dat is verbonden met de aardlekschakelaar van het
gebouw of dat is voorzien van een niet-afneembaar snoer dat is aangesloten op een
aardlekstekker. NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard IEC 60309,
zijn geschikt voor dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij
deze apparatuur.
Installatie van de server plannen
Informatiebronnen voor rackplanning
Informatie over het configuratiehulpprogramma Rack Builder Pro en rackproducten
kunt u vinden op de Compaq website:
www.compaq.com/rackbuilder/
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij racks
Voordat u een server gaat installeren, moet u de volgende waarschuwingen
aandachtig bestuderen:
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat het rack altijd goed stabiel staat voordat u
een onderdeel uit het rack schuift. Zo beperkt u het risico van persoonlijk
letsel en schade aan de apparatuur. Schuif slechts één onderdeel tegelijk uit
het rack. Een rack kan instabiel worden als meer dan één onderdeel is
uitgeschoven.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 2-5
Page 22
Installatie van de server plannen
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de
apparatuur door ervoor te zorgen dat:
• De stelvoetjes van het rack op de grond staan.
• Het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust;
• De stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een
enkel rack).
• De racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van meerdere racks).
WAARSCHUWING: Wanneer u de server in een Telco-rack plaatst, controleert
u of het frame van het rack goed is bevestigd aan de vloer en zoldering van de
ruimte waarin het rack wordt geïnstalleerd.
WAARSCHUWING: U wordt aangeraden het rack met ten minste twee mensen
uit te laden om het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur
te beperken. Een leeg 42U-rack weegt 115 kilo, is meer dan 2 m hoog en kan
instabiel worden als het op de zwenkwieltjes wordt verplaatst.
Ga nooit voor het rack staan als u het van het pallet rolt. Pak het rack altijd aan
de zijkanten vast.
VOORZICHTIG: Plaats altijd het zwaarste onderdeel onder in het rack. Vul het rack
van beneden naar boven.
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij
servers
Het is belangrijk dat u de volgende waarschuwingen aandachtig bestudeert voordat u
de server gaat installeren:
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen
voordat u deze aanraakt, om het risico van brandwonden te beperken.
2-6HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 23
Installatie van de server plannen
WAARSCHUWING: U beperkt als volgt het risico van een elektrische schok of
schade aan de apparatuur:
• Gebruik altijd een geaarde netsnoerstekker. De geaarde stekker is een
belangrijke veiligheidsvoorziening.
• Steek het netsnoer in een geaard stopcontact dat altijd makkelijk te
bereiken is.
• Koppel het netsnoer van de voedingseenheid los om de stroom naar de
apparatuur volledig uit te schakelen.
VOORZICHTIG: Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning en
tijdelijke stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply).
Dit apparaat beschermt de hardware tegen schade als gevolg van stroomstoten en
spanningspieken en houdt het systeem in werking tijdens een stroomstoring.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd zonder het
toegangspaneel. Het gebruik zonder toegangspaneel leidt tot een verminderde
luchtcirculatie en onvoldoende koeling zodat de server beschadigd kan raken door
oververhitting.
Inhoud van doos met server
Pak de serverdoos uit en controleer of u alle onderdelen en documentatie heeft die
nodig zijn voor de installatie van de server. Al het montagemateriaal dat nodig is om
de server in het rack te installeren, wordt bij het rack of de server geleverd.
Naast deze bij de server geleverde onderdelen heeft u mogelijk het volgende nodig:
•
diskettes met applicatiesoftware
•
opties die u wilt installeren
•
Kruiskopschroevendraaier
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 2-7
Page 24
3
Hardwareopties installeren
Dit hoofdstuk bevat informatie en procedures voor de installatie van hardwareopties
in ProLiant DL320 Generation 2 servers. Voor aanvullende instructies raadpleegt u
de installatiedocumentatie bij de uitbreidingssets, de poster Hardware installeren en
configureren die werd meegeleverd met de server en de labels aan de binnenkant van
het toegangspaneel van de server.
Om de installatie vlot te laten verlopen, leest u de installatie-instructies bij alle
hardwareopties en zoekt u vergelijkbare stappen in de diverse procedures voordat u
begint te installeren.
Nadat u alle hardwareopties heeft geïnstalleerd, gaat u verder met de
installatieprocedures voor de server in hoofdstuk 4, "Server installeren".
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-1
Page 25
Hardwareopties installeren
Toegang tot interne serveronderdelen
In dit gedeelte worden standaardprocedures gedefinieerd voor het verkrijgen van
toegang tot interne serveronderdelen. De procedures variëren, al naar gelang de
server zich in het rack bevindt en ingeschakeld is of zich buiten het rack bevindt.
Toegang verkrijgen tot interne onderdelen wanneer de server zich
buiten het rack bevindt
Wanneer de server niet in het rack is geplaatst, is het voor het verkrijgen van toegang
tot interne onderdelen noodzakelijk dat het toegangspaneel wordt verwijderd.
Toegangspaneel verwijderen
WAARSCHUWING: Laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat u ze
aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel te beperken.
VOORZICHTIG: Controleer of de server is uitgeschakeld en of het netsnoer is
losgekoppeld of de stekker uit het stopcontact is gehaald voordat u het
toegangspaneel verwijdert.
VOORZICHTIG: Elektronische onderdelen kunnen door ontlading van statische
elektriciteit worden beschadigd. Zorg voor een goede aarding voordat u met een
installatieprocedure begint.
U verwijdert het toegangspaneel als volgt:
1. Druk de veervergrendeling aan weerszijden van het toegangspaneel in en houd
deze ingedrukt.
2. Schuif het toegangspaneel ongeveer 1,25 cm in de richting van de achterkant van
de server en til het paneel op.
3-2HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 26
Hardwareopties installeren
Toegang verkrijgen tot interne onderdelen wanneer de server zich
in het rack bevindt
Wanneer de optionele rackbeheeroplossing is geïnstalleerd (schuifrails met
kogellagers en een kabelbeheersysteem), kunnen veel hardwareprocedures worden
uitgevoerd zonder de server te verwijderen uit het rack.
U krijgt als volgt toegang tot interne onderdelen:
1. Zet de server uit.
a. Sluit het besturingssysteem op de gebruikelijke manier af.
VOORZICHTIG: Wanneer u hardware installeert of onderhoudsprocedures
uitvoert waarbij toegang tot interne onderdelen is vereist, wordt aanbevolen om
een backup te maken van alle gegevens op de server om verlies van gegevens
te voorkomen.
b. Druk op de identificatieschakelaar op het voorpaneel van de server (1).
Op het voorpaneel en op de achterkant van de server gaat een blauw lampje
branden (2).
c. Druk op de aan/uit-schakelaar van de server (3) om de server uit te
schakelen. Het lampje (4) verandert van groen in oranje (standbystand).
Afbeelding 3-1: Identificatielampje aan de voorkant
activeren en de server uitzetten
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-3
Page 27
Hardwareopties installeren
2. Wanneer de server is uitgerust met een schuifrail, gaat u als volgt te werk:
a. Draai de schroeven los waarmee de server in het rack is bevestigd.
b. Schuif de server uit het rack totdat de vergrendelingen van de rails worden
gesloten.
c. Koppel het netsnoer los.
d. Verwijder het toegangspaneel. Raadpleeg het gedeelte "Toegangspaneel
verwijderen" eerder in dit hoofdstuk.
3. Wanneer de server is uitgerust met een vaste schuifrail, gaat u als volgt te werk:
a. Koppel het netsnoer en de kabels los van de achterkant van de server
(waaronder de kabels die op uitbreidingskaarten zijn aangesloten). Werk
hierbij van links naar rechts.
b. Draai de schroeven los waarmee de vaste kabelgoot is bevestigd aan de
server.
Afbeelding 3-2: Schroef waarmee de vaste kabelgoot
aan de server is bevestigd helemaal losdraaien
3-4HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 28
Hardwareopties installeren
c. Ga naar de voorkant van het rack en draai de schroeven los waarmee de
server in het rack is bevestigd (1).
d. Pak de schroeven van het voorpaneel vast en schuif de server uit het rack. De
kabels blijven vastzitten in de vaste kabelgoot. De vergrendeling van de rails
zorgt ervoor dat u de server niet helemaal uit het rack kunt schuiven.
e. Druk de vergrendeling van de rails in en houd deze ingedrukt (2).
f. Houd de vergrendeling van de rails ingedrukt en schuif de server naar buiten.
g. Trek de server helemaal uit het rack (3) en plaats deze op een vlakke
ondergrond.
Afbeelding 3-3: Server uit het rack verwijderen
4. Verwijder het toegangspaneel. Raadpleeg het gedeelte "Toegangspaneel
verwijderen" eerder in dit hoofdstuk.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-5
Page 29
Hardwareopties installeren
Onderdelen van de systeemkaart
In de volgende afbeelding en tabel ziet u de verschillende connectoren en onderdelen
van de systeemkaart voor het installeren van opties of voor onderhoud.
Afbeelding 3-4: Onderdelen van de systeemkaart
Tabel 3-1: Connectoren en onderdelen van de systeemkaart
Locatie Onderdeel Locatie Onderdeel
1
2
3
4
5
6 USB-connector 1 12 Systeembatterij
3-6 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Lampje en knop voor
serveridentificatie (UID, Unit
Identification)
Seriële connector (boven) en
videoconnector (onder)
Muisconnector (boven) en
toetsenbordconnector (onder)
RJ-45 fast Ethernet-connectoren
voor netwerkadapter 1 (onder)
en netwerkadapter 2 (boven)
Connector voor slotloze SCSImodule
7 USB-poort 2
8
9
10 ATA-controller (secundair)
11 Voedingsconnector
Connector voor 64-bits 33-MHz
PCI-riserkaarthouder
Systeemconfiguratieschakelaar
(SW1)
Zie volgende pagina
Page 30
Hardwareopties installeren
Tabel 3-1: Connectoren en onderdelen van de systeemkaart Vervolg
Locatie Onderdeel Locatie Onderdeel
13 Cd-rom-/diskettedrive-connector
of dvd-/diskettedrive-connector
14 ATA-controller (primair) 18 Connector voor Remote Insight
Servergeheugen kan worden uitgebreid door Double Data Rate Synchronous DRAM
(DDR SDRAM) te installeren. Het systeem biedt ruimte aan maximaal vier PC2100
ECC registered DDR SDRAM DIMM's (Dual Inline Memory Modules), die worden
geïnstalleerd in de vier voetjes op de systeemkaart. U kunt geheugen per module
toevoegen.
Raadpleeg afbeelding 3-4 en tabel 3-1 voor DIMM-slotlocatie en nummers van
voetjes. Deze informatie is ook beschikbaar op het label.
Het servergeheugen kan worden uitgebreid tot 4 GB. Bij de maximale
geheugenconfiguratie zijn alle vier de DIMM-voetjes gevuld met 1-GB PC2100 ECC
registered DDR SDRAM DIMM's.
Neem de volgende richtlijnen in acht wanneer u extra geheugen installeert:
•
DIMM's voor de server moeten voldoen aan de volgende specificaties: PC2100
registered DDR SDRAM, 2,5 Volt, 64-bit breed en ECC.
•
Alle DIMM's moeten dezelfde snelheid hebben. Gebruik geen combinatie van
DIMM-modules met verschillende snelheden, bijvoorbeeld 266 MHz en 200
MHz.
•
Installeer de DIMM's in aflopende volgorde, beginnend bij DIMM-voetje 4.
•
Gebruik alleen door HP aanbevolen DIMM's. DIMM's van andere leveranciers
kunnen een negatief effect op de integriteit van de gegevens hebben.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-7
Page 31
Hardwareopties installeren
• Gebruik alleen de 3,05 cm DIMM's.
Raadpleeg www.compaq.com/quickspecs voor DIMM uitbreidingssets.
VOORZICHTIG: Elektronische onderdelen kunnen door ontlading van statische
elektriciteit worden beschadigd. Zorg voor een goede aarding voordat u met een
installatieprocedure begint. Raadpleeg appendix B, "Elektrostatische ontlading", voor
meer informatie.
U installeert als volgt een DIMM op de systeemkaart:
1. Verschaf uzelf toegang tot interne serveronderdelen. Raadpleeg het gedeelte
"Toegang tot interne serveronderdelen" eerder in dit hoofdstuk.
2. Open de vergrendelingen van het DIMM-voetje.
3. Houd de uitsparing in de onderrand van de DIMM recht boven het nokje in het
DIMM-voetje.
BELANGRIJK: Wanneer DIMM's niet goed worden uitgelijnd, maken ze niet goed
contact.
4. Duw de DIMM stevig vast terwijl u de vergrendelingen naar binnen duwt, totdat
de vergrendelingen vastklikken.
5. Voer de procedures in het gedeelte "Toegang tot interne serveronderdelen" eerder
in dit hoofdstuk in omgekeerde volgorde uit.
Uitbreidingskaarten installeren
Voer de procedures die worden beschreven in de volgende gedeelten uit om een
uitbreidingskaart te installeren:
3-8 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 32
PCI-riserkaarthouder verwijderen
Verwijder de PCI-riserkaarthouder als volgt:
VOORZICHTIG: Koppel alle netsnoeren los voordat u uitbreidingskaarten installeert
of verwijdert. Zo voorkomt u schade aan het systeem en de uitbreidingskaarten. Als
de aan/uit-knop op het voorpaneel op OFF (UIT) staat, staat er nog spanning op het
PCI-uitbreidingsslot, waardoor de kaart beschadigd kan raken.
1. Verschaf uzelf toegang tot interne serveronderdelen. Raadpleeg het gedeelte
"Toegang tot interne serveronderdelen" eerder in dit hoofdstuk.
2. Koppel alle kabels los waarmee de bestaande uitbreidingskaarten zijn
aangesloten op de systeemkaart.
3. Draai de schroef van de PCI-riserkaarthouder los (1).
4. Verwijder de houder uit het chassis van de server (2).
de duidelijkheid is de uitbreidingskaart verwijderd)
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-9
Page 33
Hardwareopties installeren
Uitbreidingskaart installeren
U installeert een uitbreidingskaart als volgt:
1. Verwijder het afdekplaatje van het uitbreidingsslot door het vanaf de binnenkant
naar buiten te drukken.
Afbeelding 3-6: Afdekplaatje van het uitbreidingsslot
verwijderen
VOORZICHTIG: Gooi het afdekplaatje niet weg. Als de PCI uitbreidingskaart in
de toekomst wordt verwijderd, is het noodzakelijk om het afdekplaatje van het
uitbreidingsslot opnieuw te bevestigen, voor een juiste koeling.
3-10HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 34
Hardwareopties installeren
2. Plaats een uitbreidingskaart in het uitbreidingsslot. Lijn hiertoe de
uitbreidingskaart uit met de geleider en schuif de uitbreidingskaart in het slot
totdat de kaart goed vastzit.
Afbeelding 3-7: Uitbreidingskaart installeren in het
uitbreidingsslot
BELANGRIJK: Als de uitbreidingskaart wordt geleverd met een ISA-extender-beugel,
verwijdert u deze van de uitbreidingskaart voordat u de kaart in het uitbreidingsslot van
de PCI-riserkaarthouder plaatst.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-11
Page 35
Hardwareopties installeren
3. Plaats de PCI-riserkaarthouder als volgt terug:
a. Plaats de PCI-riserkaarthouder in het chassis.
b. Lijn de nokjes (1) aan de achterkant van de houder uit met de klemmen (2)
op de achterkant van het chassis.
Afbeelding 3-8: Nokjes van de PCI-riserkaarthouder
uitlijnen met het achterpaneel van het chassis
3-12HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 36
Hardwareopties installeren
c. Duw de houder boven het uitbreidingsslot stevig naar beneden totdat
de houder vastzit in het uitbreidingsslot (1).
VOORZICHTIG: De server start niet op als de PCI-riserkaarthouder niet goed
is geplaatst.
d. Draai de schroef van de PCI-riserkaarthouder aan (2).
Afbeelding 3-9: PCI-riserkaarthouder installeren
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-13
Page 37
Hardwareopties installeren
4. Sluit de kabels voor de uitbreidingskaart aan.
a. Als u de Remote Insight Lights-Out Edition II uitbreidingskaart wilt
aansluiten op de systeemkaart, sluit u de adapterkabel die werd meegeleverd
met de uitbreidingsset aan op de uitbreidingskaart en op de connector op de
systeemkaart. Om het aansluiten van de externe kabels en de installatie te
voltooien, raadpleegt u het gedeelte "Remote Insight Lights-Out Edition II
(Optioneel) aansluiten" in hoofdstuk 4, "Server installeren".
Afbeelding 3-10: De Remote Insight Lights-Out Edition II
aansluiten op de systeemkaart
3-14HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 38
Hardwareopties installeren
b. Als u een Smart Array Controller uitbreidingskaart wilt aansluiten,
verwijdert u het middenpaneel, sluit u de SCSI-kabel en de voedingskabel
van de vaste schijf aan op de SCSI-vaste schijven en plaatst u het
middenpaneel terug. Zorg ervoor dat de SCSI-kabel plat over de opening in
het middenpaneel ligt.
BELANGRIJK: Wanneer u de voedingskabel op de vaste schijven aansluit, moet u
ervoor zorgen dat de connectoren zo worden geplaatst dat de rode draden naar rechts
zijn gericht (vanaf de voorkant van de server gezien).
Afbeelding 3-11: Smart Array controller aangesloten op
SCSI-vaste schijven
c. Als u andere uitbreidingskaarten wilt aansluiten, raadpleegt u de instructies
die werden meegeleverd met de kaart.
5. Voer de procedures in het gedeelte "Toegang tot interne serveronderdelen" eerder
in dit hoofdstuk in omgekeerde volgorde uit.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-15
Page 39
Hardwareopties installeren
Cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom/diskettedrivehouder (optie) installeren
De cd-rom-/diskettedrive- en de dvd-rom-/diskettedriveprocedures zijn hetzelfde.
VOORZICHTIG: Schakel de server niet in zonder dat een opvuleenheid of hetzij een
cd-rom-/diskettedrivehouder, hetzij een dvd-rom-/diskettedrivehouder in de positie is
geïnstalleerd. Het systeem kan anders beschadigd raken door oververhitting.
VOORZICHTIG: Plaats de serversleutel altijd in de opbergplaats in het chassis
voordat u de server verplaatst. Als u dit niet doet, kan dit beschadiging van de
cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom-/diskettedrivehouder tot gevolg hebben.
U installeert de cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom-/diskettedrivehouder als
volgt:
1. Verwijder de serversleutel uit de binnenkant van de server of ga naar stap 2 als
de sleutel eerder werd verwijderd.
OPMERKING: De serversleutel beveiligt ofwel de cd-rom-/diskettedrivehouder of
dvd-rom-/diskettedrivehouder, ofwel de opvuleenheid tijdens het transport. De
sleutel wordt ook gebruikt om de houder of de opvuleenheid te verwijderen.
a. Verschaf uzelf toegang tot interne serveronderdelen. Raadpleeg het gedeelte
"Toegang tot interne serveronderdelen" eerder in dit hoofdstuk.
3-16HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 40
Hardwareopties installeren
b. Verwijder de serversleutel uit de opbergplaats.
Afbeelding 3-12: Serversleutel verwijderen
2. Steek het uiteinde van de serversleutel in de ejectopening van de cd-rom-
/diskettedrivehouder of dvd-rom-/diskettedrivehouder onmiddellijk onder de
aan/uit-schakelaar op het voorpaneel van de server.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-17
Page 41
Hardwareopties installeren
3. Duw de vergrendelsleutel (1) in de opening om de opvuleenheid uit te
werpen (2).
Afbeelding 3-13: Opvuleenheid uitwerpen
OPMERKING: Als u de ejectvoorziening van de cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom-
/diskettedrivehouder regelmatig zult gebruiken, kunt u de serversleutel in de ejectopening
laten zitten. Berg de serversleutel anders op.
3-18HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 42
Hardwareopties installeren
4. Installeer de cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom-/diskettedrivehouder in
de lege positie.
Afbeelding 3-14: Cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-
rom-/diskettedrivehouder installeren
5. Bewaar de serversleutel. De serversleutel kan worden bewaard in de opening aan
de voorkant van de server of worden teruggeplaatst in de opslagplaats in het
chassis.
De cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom-/diskettedrivehouder kan worden
verwijderd voor gebruik in een andere ProLiant DL320 Generation 2 server of om
te voorkomen dat ongewenste software wordt geïnstalleerd.
Vaste schijven installeren
Optionele opslageenheden kunnen worden aangesloten op de server met behulp van
de optionele SCSI-module of een array controller-uitbreidingskaart.
ATA-vaste schijven installeren
Dit servermodel is vooraf geconfigureerd voor twee 1-inch ATA-vaste schijven en
heeft twee ATA-kanalen.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-19
Page 43
Hardwareopties installeren
Neem de volgende richtlijnen in acht wanneer u de server uitbreidt met ATA-vaste
schijven:
•
Voeg niet meer dan twee ATA-eenheden per kanaal toe.
•
Vul vaste-schijfposities altijd in oplopende volgorde, beginnend vanaf het laagste
ATA-nummer.
•
Configureer ATA-vaste schijven door middel van de stand Cable-Select
(Kabelselectie).
•
Stel de jumpers op beide ATA-eenheden in op de stand Cable-Select
(Kabelselectie). Bij deze instelling kan voor elke vaste schijf automatisch een
uniek adres, zoals Device 0 of Device 1, worden ingesteld.
VOORZICHTIG: Wanneer u niet-ondersteunde vaste schijven installeert, kan dat
leiden tot schade aan het systeem doordat er te veel voeding wordt gebruikt en te
veel warmte wordt gegenereerd. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de
integriteit van het systeem en de gegevens in het systeem.
VOORZICHTIG: Wanneer in de server zowel ATA-eenheden als SCSI-eenheden
worden gebruikt, moet de ATA-eenheid de opstarteenheid zijn.
ATA-vaste schijven die in de server zijn geïnstalleerd, worden aangeduid met
Device 0 en 1 (van links naar rechts vanaf de voorkant van de server gezien).
Raadpleeg afbeelding 3-21.
3-20HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 44
Hardwareopties installeren
U installeert als volgt een ATA-vaste schijf:
1. Verschaf uzelf toegang tot interne serveronderdelen. Raadpleeg het gedeelte
"Toegang tot interne serveronderdelen" eerder in dit hoofdstuk.
2. Stel de jumpers op de ATA-vaste schijf in op de stand Cable-Select
(Kabelselectie). Raadpleeg de documentatie die werd meegeleverd met de
uitbreidingsset van de vaste schijf.
VOORZICHTIG: Wanneer hardware wordt geïnstalleerd of
onderhoudsprocedures worden uitgevoerd waarbij toegang is vereist tot interne
onderdelen, wordt aanbevolen om een backup te maken van alle gegevens op
de server om verlies van gegevens te voorkomen.
3. Verwijder de PCI-riserkaarthouder. Raadpleeg het gedeelte "PCI-
riserkaarthouder verwijderen" eerder in dit hoofdstuk.
4. Verwijder het middenpaneel. U verwijdert het middenpaneel als volgt:
a. Koppel de kabels van de ventilatoren op het middenpaneel los van de
ventilatorconnectoren op de systeemkaart.
Afbeelding 3-15: Kabels van ventilatoren op
middenpaneel loskoppelen
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-21
Page 45
Hardwareopties installeren
b. Draai de schroef los (1).
c. Duw het nokje naast de ventilatoren op het middenpaneel in om het
middenpaneel los te maken van het chassis (2).
d. Til de vergrendelingskant van het middenpaneel uit het chassis (3).
Afbeelding 3-16: Middenpaneel ontgrendelen
3-22HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 46
Hardwareopties installeren
e. Haal het geleidenokje van het middenpaneel uit de uitsparing.
Afbeelding 3-17: Geleidenokje van middenpaneel uit
uitsparing halen
5. Zoek de lade waarin de ATA-vaste schijf moet worden geïnstalleerd.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-23
Page 47
Hardwareopties installeren
6. Verwijder de lade door de schroef los te draaien waarmee de laden van de vaste
schijf aan het chassis (1) zijn bevestigd en de lade naar de achterkant van de
server te schuiven en op te tillen (2).
Afbeelding 3-18: Vaste-schijflade verwijderen
BELANGRIJK: Bij levering van deze servers zijn de ATA-kabels al geïnstalleerd. De
modulekabels zijn door de opening in het middenpaneel geleid en zijn aangesloten op
de ATA-module. De apparaatconnectoren liggen in de vaste-schijfpositie.
3-24HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 48
Hardwareopties installeren
7. Lijn de nieuwe vaste schijf uit in de lade (1) en bevestig de schijf met vier
6-32 kruiskopschroeven (2).
Afbeelding 3-19: Vaste schijf bevestigen in een vaste-
schijflade
BELANGRIJK: Zorg er bij de installatie van de vaste schijven voor dat de data- en
voedingsconnectoren zich op de bodem van de lade bevinden en niet naar het rooster aan
de voorkant zijn gericht.
OPMERKING: De kruiskopschroeven die u hierbij nodig heeft, bevinden zich bij aflevering
langs de bovenrand van de PCI-riserkaarthouder.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-25
Page 49
Hardwareopties installeren
8. Installeer de vaste-schijflade in het chassis (1) en bevestig de lade door de
schroef (2) van de vaste-schijflade aan te draaien.
Afbeelding 3-20: Vaste-schijflade installeren in het
chassis
9. Herhaal stap 6 tot en met 8 om een tweede ATA-vaste schijf te installeren.
10. Sluit de ATA-kabels aan zoals hieronder aangegeven.
Afbeelding 3-21: Kabels aansluiten op de ATA-vaste
schijven
3-26 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 50
11. Sluit de voedingskabel van de vaste schijf aan op de ATA-vaste schijven.
BELANGRIJK: Wanneer u de voedingskabel op de vaste schijven aansluit, moet u
ervoor zorgen dat de connectoren zo worden geplaatst dat de rode draad naar rechts is
gericht (vanaf de voorkant van de server gezien).
12. Plaats het middenpaneel terug door stap 4 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat wanneer u het middenpaneel laat zakken en
vergrendelt, de kabels tussen het voorste schijvengedeelte en de achterste
systeem- en voedingsgedeelten niet bekneld raken.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat kabels door de opening in het middenpaneel worden
geleid.
13. Voer de procedures in het gedeelte "Toegang tot interne serveronderdelen" eerder
in dit hoofdstuk in omgekeerde volgorde uit.
SCSI-vaste schijven installeren
Gebruik uitsluitend ondersteunde vaste schijven in deze servers. Voor een overzicht
van ondersteunde schijven raadpleegt u de ProLiant DL320 Generation 2 server
Quickspecs op
Hardwareopties installeren
www.compaq.com/quickspecs
VOORZICHTIG: Wanneer u niet-ondersteunde vaste schijven installeert, kan dat
leiden tot schade aan het systeem doordat er te veel voeding wordt gebruikt en te
veel warmte wordt gegenereerd. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de
integriteit van het systeem en de gegevens in het systeem.
Het is noodzakelijk dat aan elke SCSI-vaste schijf een uniek ID wordt toegekend. Het
systeem begint de schijf met de laagst genummerde ID te doorzoeken op een partitie
waarvan kan worden opgestart. De jumpers op een vaste schijf die in de fabriek is
geïnstalleerd, zijn ingesteld op ID 0. In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat
de eenheden de nummers ID 0 en ID 1 hebben, waarbij ID 0 de gewenste
opstartpartitie bevat. Raadpleeg afbeelding 3-21 voor een voorbeeld.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-27
Page 51
Hardwareopties installeren
Wanneer SCSI-vaste schijven worden geïnstalleerd, is het noodzakelijk dat er ofwel
een slotloze SCSI-module, ofwel een uitbreidingskaart voor een SCSI Smart Arraycontroller is geïnstalleerd.
VOORZICHTIG: Wanneer in de server zowel ATA-eenheden als SCSI-eenheden
worden gebruikt, moet de ATA-eenheid de opstarteenheid zijn.
BELANGRIJK: Vul vaste-schijfposities altijd in oplopende volgorde, beginnend vanaf het
laagste SCSI-ID-nummer.
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie bij de vaste schijf om vast te stellen hoe u de
jumpers op de SCSI-vaste schijven instelt.
U installeert als volgt SCSI-vaste schijven:
1. Installeer de SCSI-modulekaart zoals beschreven in het volgende gedeelte van dit
2. Installeer vaste schijven aan de hand van stap 1 tot en met 9 in het gedeelte
"ATA-vaste schijven installeren" eerder in dit hoofdstuk.
3. Sluit de SCSI-kabel en de voedingskabel voor de vaste schijven aan op de SCSI-
vaste schijven. Raadpleeg het volgende gedeelte, "Uitbreidingsset slotloze SCSI-
module installeren".
BELANGRIJK: Wanneer u de voedingskabel op de vaste schijven aansluit, moet u
ervoor zorgen dat de connectoren zo worden geplaatst dat de rode draad naar rechts is
gericht (vanaf de voorkant van de server gezien).
4. Stel de jumpers voor de SCSI-eenheid in. Raadpleeg de instructies die werden
meegeleverd met de SCSI-vaste schijf.
5. Voer de stappen in "Toegang tot interne serveronderdelen" eerder in dit
hoofdstuk in omgekeerde volgorde uit.
3-28HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 52
Hardwareopties installeren
Uitbreidingsset slotloze SCSI-module installeren
Deze server ondersteunt de toevoeging aan de systeemkaart van een slotloze SCSI-
module met één kanaal. Zodra deze is geïnstalleerd, kunnen er SCSI-vaste schijven
worden toegevoegd aan de server.
U installeert de SCSI-module als volgt:
OPMERKING: Stap 1 tot en met 3 gelden alleen voor servers die al zijn geïnstalleerd in een
rack.
1. Verschaf uzelf toegang tot de interne serveronderdelen. Raadpleeg het gedeelte
"Toegang tot interne serveronderdelen" eerder in dit hoofdstuk.
2. Verwijder de PCI-riserkaarthouder. Raadpleeg het gedeelte "PCI-
riserkaarthouder verwijderen" eerder in dit hoofdstuk.
3. Verwijder het middenpaneel. Raadpleeg stap 4 in het gedeelte "ATA-vaste
schijven installeren" eerder in dit hoofdstuk.
4. Verwijder de ATA-kabel uit de systeemkaart en bewaar deze voor later gebruik.
Raadpleeg afbeelding 3-21.
5. Verwijder, indien noodzakelijk, de ATA-vaste schijven.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-29
Page 53
Hardwareopties installeren
6. Plaats de opstaande onderdelen van de SCSI-module.
Afbeelding 3-22: Staanders van SCSI-module plaatsen
7. Plaats de SCSI-module in de SCSI-moduleconnector op de systeemkaart.
Afbeelding 3-23: SCSI-module in de connector installeren
3-30HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 54
Hardwareopties installeren
8. Sluit de SCSI-kabel aan op de SCSI-module (1).
9. Installeer de vaste schijf (3). Raadpleeg het gedeelte "ATA-vaste schijven
installeren" eerder in dit hoofdstuk.
10. Sluit de SCSI-kabels (4) aan op de SCSI-vaste schijven (3).
11. Installeer het middenpaneel en de PCI-riserkaarthouder. Zorg ervoor dat de
kabels door de opening in het middenpaneel worden geleid (2).
Afbeelding 3-24: Kabelconfiguratie van de slotloze
SCSI-module
12. Plaats het toegangspaneel weer terug.
13. Configureer alle eenheden die zijn aangesloten op de SCSI-module voordat u
de server opstart. Raadpleeg de documentatie die werd meegeleverd met de
uitbreidingsset voor de slotloze SCSI-module.
Externe opslageenheden
Op deze server kunnen externe opslageenheden alleen worden aangesloten via een
optionele PCI-uitbreidingskaart. Raadpleeg de documentatie bij de optionele PCI-
uitbreidingskaart voor uitgebreide informatie.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 3-31
Page 55
Server installeren
Procedures voor de installatie van de server
De installatie van de rackserver in een Compaq rack omvat de procedures die in de
volgende gedeelten worden toegelicht:
Positie bepalen met de sjabloon
De sjabloon heeft een voor- en achterkant en is voorzien van pijlen die aangeven
waar de onderdelen moeten worden aangebracht, zowel voor de vaste rackrails als
voor de schroeven waarmee de voorplaat van de server aan de voorkant van het rack
wordt vastgezet.
VOORZICHTIG: Plaats altijd het zwaarste onderdeel onder in het rack en werk van
beneden naar boven.
BELANGRIJK: Bepaal waar u de server wilt plaatsen voordat u de vaste rackrails bevestigt.
Raadpleeg het Rack Builder-rapport dat is afgedrukt tijdens het plannen van de
rackconfiguratie.
4
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-1
Page 56
Server installeren
1. Bevestig de voorkant van de sjabloon op de voorkant van het rack door op de
twee lipjes te drukken. Begin hierbij onder aan het rack of direct boven een reeds
geïnstalleerd onderdeel. Zorg ervoor dat de op de sjabloon aangebrachte
markeringen voor de gaten samenvallen met de gaten in de verticale rails van het
rack.
Afbeelding 4-1: Positie bepalen met de sjabloon
Sjab
loon
2. Maak het sjabloon zo vast dat de zijkanten van het sjabloon evenwijdig lopen
met de zijkanten van het rack. U kunt aan de hand van de vinkjes op de verticale
rails controleren of de sjabloon goed is geplaatst. Op basis van de vinkjes kunt u
de ruimten (U's) tellen.
4-2HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 57
Server installeren
3. Markeer met een potlood de locaties op het rack waar de nokken van de vaste
rackrail moeten worden geplaatst (1).
4. Markeer de boven- en onderrand van de sjabloon (2) op het rack. Dat komt van
pas wanneer u het sjabloon moet plaatsen voor het volgende onderdeel.
Sjabloon
Afbeelding 4-2: Markeringen aanbrengen op rack voor
installatie van server
5. Ga naar de achterkant van het rack. Draai de sjabloon om, zodat u de achterkant
van de sjabloon kunt gebruiken.
6. Herhaal stap 1 tot en met 4 met de achterkant van de sjabloon op de achterkant
van het rack.
7. Verwijder de sjabloon nadat u de voor- en achterkant van het rack heeft
gemarkeerd. Bevestig de vaste rackrails aan het rack. Raadpleeg het gedeelte
"Vaste rackrails bevestigen" in dit hoofdstuk.
Vaste rackrails bevestigen
U bevestigt de vaste rackrails als volgt aan het rack:
1. Bepaal de positie met de sjabloon. Raadpleeg het gedeelte "Positie bepalen met
de sjabloon" eerder in dit hoofdstuk.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-3
Page 58
Server installeren
2. Zoek vanaf de achterkant van het rack de binnenste gaten aan de voorkant van
het rack die zullen worden gebruikt voor het bevestigen van de voorste nokken
van de vaste rackrail.
BELANGRIJK: Controleer of de binnenschuif van de vaste rackrail (railgeleider) naar de
binnenkant van het rack is gericht.
3. Lijn de twee nokken aan de voorkant van de vaste rackrail zorgvuldig uit met de
gemarkeerde gaten aan de voorkant van het rack.
Afbeelding 4-3: Vaste rackrail uitlijnen en plaatsen
4. Steek de voorste nokken van de vaste rackrail in het rack.
5. Schuif de vaste rackrail in naar de voorkant van het rack, totdat de achterste
nokken van de rail zijn uitgelijnd met de binnenste gaten aan de achterkant van
het rack.
6. Steek de achterste nokken in de gaten aan de achterkant van het rack en laat
de rail los. De rail moet nu op zijn plaats vastklikken.
7. Herhaal stap 2 tot en met 6 voor de tweede vaste rackrail.
Nadat beide vaste rackrails zijn aangebracht, kunt u de vaste kabelgoot gaan
bevestigen.
4-4 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 59
Vaste kabelgoot bevestigen
U bevestigt de vaste kabelgoot als volgt:
1. Ga naar de achterkant van het rack.
2. Plaats de nokken aan de rechterkant van de vaste kabelgoot in de uitsparingen in
de rackrail (1) en draai de schroeven aan waarmee de vaste kabelgoot wordt
bevestigd aan de rail (2).
Server installeren
Afbeelding 4-4: Vaste kabelgoot plaatsen en bevestigen
(achteraanzicht)
Kabelsteun op de server installeren
De kabelsteun maakt het mogelijk om gebruik te maken van de
rackbeheeroplossingen die voor deze server beschikbaar zijn.
U bevestigt de kabelsteun als volgt:
1. Verschaf uzelf toegang tot de interne serveronderdelen. Raadpleeg het gedeelte
"Toegang tot interne serveronderdelen" in hoofdstuk 3, "Hardwareopties
installeren".
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-5
Page 60
Server installeren
2. Steek het geleidenokje in de uitsparing boven de linkerhoek van de achterkant
van de server (1) en draai de schroeven aan om de kabelsteun te bevestigen aan
de achterkant van de server (2).
Afbeelding 4-5: Kabelsteun bevestigen
3. Voer de procedures in het gedeelte "Toegang tot interne serveronderdelen" in
hoofdstuk 3, "Hardwareopties installeren" in omgekeerde volgorde uit.
4-6 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 61
Server in het rack plaatsen
VOORZICHTIG: Installeer servers van onder naar boven in het rack. Zo voorkomt u
dat het rack instabiel wordt.
U plaatst de server als volgt in het rack:
1. Lijn de achterkant van de vaste serverrails (1), aan de zijkanten van de server, uit
met de voorkant van de vaste rackrails (2).
Server installeren
Afbeelding 4-6: Achterkant van vaste serverrail uitlijnen
met voorkant van vaste rackrails
WAARSCHUWING: Druk de railvergrendelingen in en schuif de server
langzaam in het rack, om persoonlijk letsel te voorkomen. Uw vingers kunnen
bekneld raken in de vergrendeling.
2. Plaats de server volledig in het rack. Zorg er hierbij voor dat de vaste serverrails
in de vaste rackrails schuiven.
VOORZICHTIG: Houd de server horizontaal wanneer u de vaste serverrails in de
rackrails schuift. Als u de server schuin houdt, kunnen de rails beschadigd raken.
3. Draai de schroeven op het voorpaneel aan om de server te bevestigen aan het
rack.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-7
Page 62
Server installeren
4. Draai de schroeven rechtsom aan. Draai aan de achterkant van het rack de
schroeven aan waarmee de vaste kabelgoot wordt bevestigd aan de server.
Afbeelding 4-7: Kabelgoot bevestigen aan server
Nadat u de server in het rack heeft geïnstalleerd, start u de procedure voor
"Randapparatuur en netsnoer aansluiten".
Randapparatuur en netsnoer aansluiten
WAARSCHUWING: Steek geen telefoon- of telecommunicatieconnectoren in
de connectoren voor de netwerkadapters om het risico van elektrische
schokken of brand te beperken.
VOORZICHTIG: Als de Remote Insight Lights-Out Edition II (RILOE II) is
geïnstalleerd in de server, zorgt u ervoor dat u de videokabel aansluit op de
videoconnector aan de achterkant van de RILOE II-kaart. De
standaardvideoconnector op het achterpaneel van de server wordt niet gebruikt als
de RILOE II is geïnstalleerd. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de Remote
Insight Lights-Out Edition II voor meer informatie.
Aan de hand van de volgende afbeelding en tabel kunt u de locatie bepalen van de
verschillende connectoren en de volgorde waarin u de connectoren aansluit. Sluit het
netsnoer als laatste aan.
4-8HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 63
Server installeren
Afbeelding 4-8: Connectoren op de achterkant van de server
Tabel 4-1: Connectoren op achterkant en aansluitvolgorde
Locatie Connector
1 Uitbreidingsslot (afgebeeld met geïnstalleerde optionele Remote
Insight Lights-Out Edition II (RILOE II)-kaart)
2 RJ-45 connector (RILOE II)
3 Toetsenbord/muis-connector (RILOE II)
4 Videoconnector (RILOE II)
5 Connector van netvoedingsadapter (RILOE II)
6 RJ-45 Fast Ethernet-connector voor netwerkadapter 2
7 RJ-45 Fast Ethernet-connector voor netwerkadapter 1
(ondersteunt PXE)
8 Muisconnector
9 Seriële poort
10 Videoconnector *
11 Toetsenbordconnector
Zie volgende pagina
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-9
Page 64
Server installeren
Tabel 4-1: Connectoren op achterkant en aansluitvolgorde Vervolg
Locatie Connector
12 USB-poort 1
13 USB-poort 2
14 Netvoedingsconnector
* Niet gebruikt als de Remote Insight Lights-Out Edition II is geïnstalleerd.
VOORZICHTIG: Sluit het netsnoer als laatste aan. Als u dit niet doet, kan er
elektrische schade aan de randapparatuur ontstaan.
Kabels aansluiten op de Remote Insight Lights-Out
Edition II (optioneel)
Voor meer informatie over de Remote Insight Lights-Out Edition II (RILOE II)
raadpleegt u de handleiding Remote Insight Lights-Out Edition II User Guide.
Deze handleiding wordt meegeleverd bij de uitbreidingsset. Of raadpleeg
www.compaq.com/manage/remote-lightsout.html
1. Zoek de externe connectoren op het achterpaneel van de server in de
uitbreidingspositie. Raadpleeg afbeelding 4-8 en tabel 4-1.
2. Haal de videokabel uit de videoconnector aan de achterkant van de server.
4-10HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 65
Server installeren
3. Sluit de videokabel aan op de externe videoconnector op de Remote Insight
Lights-Out Edition II.
Afbeelding 4-9: Videokabel aansluiten op externe
videoconnector op Remote Insight Lights-Out Edition II
OPMERKING: Door het compacte ontwerp van de server is het mogelijk dat bepaalde
videokabels niet volledig op de Remote Insight Lights-Out Edition II kunnen worden
aangesloten. Er kunnen echter wel videokabels worden aangesloten met een hoogte van
1,57 cm of minder.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-11
Page 66
Server installeren
4. Sluit de LAN-kabel aan op de externe RJ-45-connector op de Remote Insight
Lights-Out Edition II.
Afbeelding 4-10: Netwerkkabel aansluiten op de externe
RJ-45-connector op de Remote Insight Lights-Out Edition II
BELANGRIJK: U heeft alleen toegang tot de Remote Insight Lights-Out Edition II
via het netwerk als u de LAN-kabel aansluit op de RJ-45-connector op de RILOE II.
De standaard-RJ-45-connectoren op de achterkant van de server geven geen
netwerktoegang tot de RILOE II.
4-12 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 67
Kabels vastmaken in de vaste kabelgoot
Nadat de vaste kabelgoot en kabelsteun zijn bevestigd en het netsnoer en de kabels
van de randapparatuur zijn aangesloten, zet u de kabels vast.
U maakt de kabels als volgt vast in de vaste kabelgoot:
1. Draai de schroeven aan beide zijkanten van de kabelklem (1) los en open
de kabelklem (2).
Server installeren
Afbeelding 4-11: Kabelklem openen
(voor de duidelijkheid zijn de kabels ingekort)
2. Leid alle kabels en snoeren door de kabelklem. Begin met de kabels van
de randapparatuur aan de linkerkant.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-13
Page 68
Server installeren
3. Sluit de kabelklem (1) en draai de schroeven aan om de kabelklem op zijn plaats
te houden (2).
Afbeelding 4-12: Kabelklem sluiten over de kabels
4. Leid de kabels naar de zijkant van het rack. Raadpleeg afbeelding 4-13 voor een
voorbeeld.
Afbeelding 4-13: Meerdere servers in een rack met
weggewerkte kabels
4-14 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 69
Server aanzetten
U schakelt de server als volgt in:
1. Druk op de aan/uit-schakelaar.
2. Controleer of het opstartproces zonder problemen verloopt. Het aan/uit-lampje is
dan groen of oranje.
Als de server is opgestart, kunt u beginnen met het configureren. Raadpleeg
hoofdstuk 5, "Serverconfiguratie en hulpprogramma's".
Als de server niet goed opstart, of als u een foutmelding ziet, raadpleegt u appendix
D, "Problemen oplossen".
Installatieprocedure
VOORZICHTIG: Als u een besturingssysteem wilt installeren op de server,
raadpleegt u de installatie-instructies in het volgende gedeelte. Als u geen
besturingssysteem wilt installeren op de server volgt u de instructies in het gedeelte
"Reeds geconfigureerd besturingssysteem" verderop in dit hoofdstuk.
Server installeren
Apart aangeschaft besturingssysteem
Als het besturingssysteem apart werd aangeschaft, installeert u het besturingssysteem
aan de hand van de instructies op de cd met SmartStart en ondersteunende software.
Raadpleeg het Server Setup and Management-pakket voor het gebruik van SmartStart
software. De eerste keer dat de server wordt geconfigureerd, maakt de SmartStart
software automatisch een noodzakelijke partitie op de vaste schijf. Deze partitie kan
nergens anders voor worden gebruikt en is geen gewone systeempartitie.
De server stelt u voor de eerste keer als volgt in:
BELANGRIJK: Om het risico van schade aan de server te beperken, voltooit u het
installatieproces aan de hand van de procedures verderop in dit hoofdstuk. Wanneer u andere
hardwareopties installeert als onderdeel van de installatie van de server, zorgt u er dan voor
dat u alle procedures volgt zoals deze worden beschreven in hoofdstuk 3, "Hardwareopties
installeren".
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-15
Page 70
Server installeren
1. Schakel de server in. Raadpleeg het gedeelte "Server inschakelen" eerder in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK: Bepaalde systeemvoorzieningen kunnen worden geconfigureerd met de
cd met SmartStart en ondersteunende software (wordt aangeraden) of met het
setupprogramma (RBSU) in het ROM van de server.
Stap 2 geldt alleen als de server wordt geconfigureerd met de cd met SmartStart en
ondersteunende software.
BELANGRIJK: De optionele cd-rom-/diskettedrivehouder of dvd-rom/diskettedrivehouder moet zijn geïnstalleerd om gebruik te kunnen maken van SmartStart
software.
2. Plaats de cd met SmartStart en ondersteunende software in de
cd-rom-/diskettedrive of dvd-rom-/diskettedrive en start de server op. Volg de
instructies op het scherm om de initialisatie van de server te voltooien. Raadpleeg
het meegeleverde Server Setup en Management pakket of hoofdstuk 5,
"Serverconfiguratie en hulpprogramma's" voor informatie over initialisatieprocedures die worden uitgevoerd met de cd met SmartStart en ondersteunende
software.
3. Voer het ROM-Based Setup Utility (RBSU) uit door op F9 te drukken wanneer u
hierom wordt gevraagd. Gebruik het RBSU om het type besturingssysteem te
identificeren en om de datum en tijd in te stellen. Raadpleeg hoofdstuk 5,
"Serverconfiguratie en hulpprogramma's", voor informatie over hoe u andere
servervoorzieningen configureert met het RBSU.
4. Installeer het besturingssysteem.
5. Installeer Insight Manager om de server te beheren. Raadpleeg het meegeleverde
Server Setup and Management-pakket voor de initialisatieprocedures van de
Management-cd.
BELANGRIJK: Insight Manager moet zijn geïnstalleerd om te kunnen profiteren van de
Prefailure-garantie op processoren, vaste schijven en geheugenmodules.
6. Installeer de benodigde applicatiesoftware.
7. Registreer de server. Raadpleeg het gedeelte "Server registreren" verderop in dit
hoofdstuk.
4-16 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 71
Reeds geconfigureerd besturingssysteem
WAARSCHUWING: U beperkt als volgt het risico van elektrische schokken en
schade aan de apparatuur:
• Gebruik altijd een geaarde netsnoerstekker. De geaarde stekker is een
belangrijke veiligheidsvoorziening.
• Steek het netsnoer in een geaard stopcontact dat altijd makkelijk te
bereiken is.
• Schakel de voeding naar de server uit door het netsnoer uit het
stopcontact of uit de server te halen.
• Plaats geen voorwerpen op de netsnoeren of kabels. Leg kabels zo neer
dat niemand erop kan gaan staan of erover kan struikelen. Trek nooit aan
snoeren of kabels. Pak het netsnoer bij de stekker vast als u de stekker uit
het stopcontact haalt.
VOORZICHTIG: Gebruik alleen de cd met Compaq SmartStart en ondersteunende
software als herstelsoftware. Als u de server opstart vanaf de cd met SmartStart en
ondersteunende software, wordt het systeem opnieuw geconfigureerd en gaan alle
gegevens op de server verloren.
Server installeren
Als de server werd besteld met een reeds in de fabriek geïnstalleerd
besturingssysteem, zijn alle benodigdheden voor het voltooien van de installatie van
het besturingssysteem op de server aanwezig. Raadpleeg de stappen in de
handleiding HP Factory-Installed Operating System Software User Guide voor meer
informatie over het gebruik van het besturingssysteem.
U voltooit als volgt het installatieproces in het geval van een in de fabriek
geconfigureerd besturingssysteem:
1. Schakel de server in. Raadpleeg het gedeelte "Server inschakelen" eerder in dit
hoofdstuk.
2. Volg de instructies op het scherm om de initialisatieprocedure voor het in de
fabriek geïnstalleerde besturingssysteem te voltooien. Na de initialisatie wordt
automatisch de POST uitgevoerd.
3. Installeer de HP Management Agents op de server. Raadpleeg de HP
Management cd voor informatie over hoe u de HP Management Agents
installeert voor het besturingssysteem dat is geïnstalleerd op de server.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-17
Page 72
Server installeren
4. Nadat de server is geconfigureerd, maakt u een backup van de server.
5. Installeer applicatiesoftware.
6. Registreer de server. Raadpleeg het gedeelte "Server registreren" verderop in dit
hoofdstuk.
Server registreren
Raadpleeg als u de server wilt registreren het Server Setup and Management-pakket
dat wordt meegeleverd met de server of registreer de server online op:
www.hp.com
Indien u de server configureert met behulp van SmartStart software, maakt u gebruik
van de Server Profile Diskette om de server na de configuratie te registreren. Volg de
instructies op de HP website en plaats de Server Profile Diskette in de diskettedrive
wanneer u daarom wordt gevraagd.
Onderhoud
Raadpleeg de cd met documentatie bij de server voor informatie over onderhoud en
veiligheidsmaatregelen.
4-18 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 73
Optionele installatieservice
HP biedt een optionele installatieservice voor de installatie van rackproducten.
De service kan volledig worden aangepast aan de wensen van de klant, maar is ook
beschikbaar als CarePaq. De service omvat de volledige hardware-installatie, van het
uitpakken van de onderdelen tot het wegwerken van kabels en het uitvoeren van een
systeemtest.
De hardware-installatieservice is beschikbaar in alle landen waar HP direct of
indirect is vertegenwoordigd. De servicewerkzaamheden worden verricht door een
geautoriseerde HP Business of Service Partner. Neem contact op met een
geautoriseerde HP Business of Service Partner voor het aanvragen van de optionele
installatieservice.
Server installeren
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 4-19
Page 74
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
In dit hoofdstuk worden de volgende hulpprogramma's en ondersteuningshulpmiddelen beschreven die worden geleverd bij de ProLiant DL320 Generation 2
server.
Hulpprogramma ROM-Based Setup Utility (RBSU)
Het ROM-Based Setup Utility (RBSU) voert een groot aantal configuratieactiviteiten
uit, waaronder:
•
Systeemapparatuur en geïnstalleerde opties configureren
5
•
Systeeminformatie bekijken
•
Besturingssysteem selecteren
•
Primaire opstartcontroller selecteren
Raadpleeg de handleiding HP ROM-Based Setup Utility User Guide in het ProLiant
Essentials Foundation pack voor meer informatie over het hulpprogramma RBSU.
Ondersteuning van redundant ROM
De gebruiker kan het ROM veilig upgraden, dankzij de ondersteuning van redundant
ROM. De server heeft een 2-MB ROM dat als twee afzonderlijke 1-MB ROM's
fungeert. Bij de standaardimplementatie wordt in het ene gedeelte van het ROM de
huidige versie van het ROM-programma opgeslagen, terwijl het andere gedeelte van
het ROM de backupversie bevat.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 5-1
Page 75
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Veiligheids- en beveiligingsvoordelen
Wanneer u het systeem-ROM flasht, wordt het backup-ROM overschreven en wordt
het huidige ROM als backup opgeslagen, waardoor u eenvoudig kunt overschakelen
op de bestaande ROM-versie als het nieuwe ROM om wat voor reden dan ook
beschadigd raakt. Hierdoor wordt de vorige ROM-versie beveiligd, ook als zich een
stroomstoring voordoet terwijl het ROM wordt geflasht.
Instellingen voor redundant ROM
Gebruik ROMPaq hulpprogramma's om een backup van het ROM-image te maken
voordat u een upgrade van de configuratie uitvoert of om de opgeslagen ROMgegevens terug te zetten.
U maakt als volgt een backup van het ROM-image:
1. Start het hulpprogramma RBSU door op F9 te drukken wanneer u hierom wordt
gevraagd tijdens het opstarten.
2. Selecteer Redundant ROM in het menu Advanced Options
(Geavanceerde opties) van RBSU.
3. Selecteer een van de ROM-banken als het systeem-ROM.
4. Druk op Enter.
5. Druk op Esc om het huidige menu te verlaten of druk op F10 om het RBSU
af te sluiten.
6. Start de server opnieuw op.
Wanneer de server opstart, wordt automatisch gecontroleerd of de huidige ROMbank is beschadigd. Wanneer een beschadiging van het ROM wordt geconstateerd,
wordt het systeem opgestart met het backup-ROM en wordt u via POST
gewaarschuwd dat de ROM-bank is beschadigd.
5-2 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 76
Als u wilt overschakelen naar een ander ROM-image terwijl RBSU niet toegankelijk
is, kunt u de instellingen wijzigen van de systeemconfiguratieschakelaar. De server
wordt eerst uitgeschakeld en schakelaars 1, 5 en 6 worden in de stand ON (aan)
gezet. Schakel de server in, wacht totdat er geen geluidssignalen meer klinken en
schakel de server uit. Zet de schakelaars 1, 5 en 6 in de stand OFF (uit) en schakel
vervolgens de server in. Raadpleeg appendix E, "Lampjes, schakelaars en jumpers",
voor meer informatie.
Calamiteitenherstel
Als beide versies van het ROM beschadigd zijn, doet u het volgende:
1. Maak een nieuwe ROMPaq diskette door de nieuwste versie van het
hulpprogramma ROMPaq te downloaden van www.hp.com.
BELANGRIJK: Als het ROM beschadigd is door een ROMPaq onderbreking, kan de inhoud
van de originele diskette bij de eerste ROMPaq poging zijn gewijzigd.
2. Zet de server uit.
3. Plaats de ROMPaq diskette in de diskettedrive.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
4. Zet de server aan.
De server produceert een lange en twee korte pieptonen om aan te geven dat de
modus voor calamiteitenherstel is ingeschakeld. Het toetsenbord, de muis en de
monitor zijn niet actief.
Op de diskette wordt nu gezocht naar de recentste ROM-image. Als de diskette
niet in de diskettedrive is geplaatst, blijft u geluidssignalen horen totdat u een
geldige ROMPaq diskette in de drive heeft geplaatst.
De ROMPaq diskette flasht vervolgens beide systeem-ROM-images.
Nadat dit proces is voltooid, hoort u een reeks geluidssignalen met een steeds
hogere toon. Als het geheugen niet kan worden geflasht, hoort u een reeks
geluidssignalen met een steeds lagere toon.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 5-3
Page 77
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
5. Na voltooiing van dit proces, gaat u als volgt te werk:
a. Zet de server uit.
b. Verwijder de ROMPaq diskette uit de drive.
c. Start de server op de gebruikelijke wijze op.
Als de ROMPaq upgradeprocedure niet is gelukt, schakelt u de server uit en herhaalt
u het hierboven beschreven proces.
ROMPaq
Met Flash ROM in HP servers kunt u een upgrade van de firmware (BIOS) met
systeemprogramma's of Option ROMPaq hulpprogramma's uitvoeren. Als u het
BIOS wilt bijwerken, plaatst u een ROMPaq diskette in de diskettedrive, schakelt u
het systeem uit en start u het systeem vervolgens opnieuw op.
Vervolgens wordt het systeem met het hulpprogramma ROMPaq gecontroleerd en
wordt een overzicht gegenereerd van de ROM-versies (indien er verschillende versies
beschikbaar zijn) waarmee het systeem kan worden bijgewerkt. Deze procedure geldt
zowel voor systeem-ROMPaqs als voor optie-ROMPaqs.
WAARSCHUWING: Schakel de stroom tijdens het uitvoeren van een firmwareupgrade niet uit. Een stroomstoring tijdens de upgrade kan de firmware beschadigen
waardoor het systeem niet meer kan opstarten.
SmartStart software
SmartStart software is een methode op cd voor het installeren van systeemsoftware
op een enkele server. Op deze manier zorgt u voor een goed geïntegreerde server met
maximale betrouwbaarheid en ondersteuning. De SmartStart cd bevat hulpmiddelen
voor het opsporen van problemen met de server, het configureren van de opslagarray,
en het bijwerken van het systeem-ROM.
5-4HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 78
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Met SmartStart software kan de gebruiker de volgende taken uitvoeren:
•
gangbare besturingssystemen installeren met behulp van product-cd's;
•
de recentste geoptimaliseerde stuurprogramma's installeren;
•
standaardscripts voor de serverconfiguratie maken en kopiëren met behulp van de
Scripting Toolkit en het hulpprogramma Configuration Replication;
•
serverhardware testen met behulp van de nieuwe Enterprise Diagnostics LX32
Utility;
•
het recentste systeem-ROM of optie-ROM bijwerken met behulp van de ROM
Update Utility;
•
stuurprogramma's benaderen door het maken van diskettes of het installeren
direct vanaf cd. Op systemen die een Internet-verbinding hebben, biedt de
SmartStart autorunvoorziening toegang tot de volledige lijst van ProLiant System
Software op de website.
Voor meer informatie over SmartStart software raadpleegt u
www.compaq.com/smartstart
U installeert de cd met SmartStart als volgt:
1. Druk op de toets F9 om RBSU uit te voeren en configureer het primaire
besturingssysteem.
2. Zoek de cd SmartStart in het ProLiant Essentials Foundation Pack.
3. Nadat u de server heeft opgestart, drukt u op de ejectknop van de cd-rom-drive.
4. Plaats de cd met SmartStart met het label naar boven in de cd-rom-drive.
Wanneer het activiteitslampje van de cd-rom-drive groen is, wordt de SmartStart
procedure gestart.
Raadpleeg de meegeleverde documentatie bij SmartStart voor instructies voor de
installatie van het besturingssysteem, het maken van diskettes met bijgewerkte
stuurprogramma's en het uitvoeren van upgradeprogramma's.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 5-5
Page 79
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Menu Autorun van SmartStart
Op systemen waarop een Microsoft Windows besturingssysteem draait, heeft u direct
vanuit de besturingssysteemomgeving toegang tot de recentste systeemsoftware, door
eenvoudig de SmartStart cd in een geconfigureerd systeem te plaatsen. Met behulp
van het menu Autorun kan de gebruiker:
• • de recentste Support Packs installeren;
softwarediskettes voor geselecteerde software maken.
SmartStart Scripting Toolkit
De SmartStart Scripting Toolkit is een set MS-DOS-hulpprogramma's waarmee de
gebruiker via een vaste methode servers onbeheerd op maat kan configureren en
activeren. Deze hulpprogramma's maken replicatie via scripts mogelijk van servers
en arrays zodat een groot aantal servers kan worden ingezet. De configuratie van een
bronserver wordt gedupliceerd naar doelsystemen, waarbij nauwelijks tussenkomst
van de gebruiker nodig is.
Het hulpprogramma Configuration Replication is een stand-alone MS-DOSprogramma waarmee de instellingen van een werkende, met het hulpprogramma
RBSU geconfigureerde server kunnen worden gekopieerd door de configuratie van
de server op te slaan in een scriptbestand. U kunt instellingen op subsetniveau in het
scriptbestand bewerken en wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de ASR-2-instellingen
wijzigen zonder de instellingen voor de volgorde van de opstartcontrollers te hoeven
wijzigen.
Als u de SmartStart Scripting Toolkit wilt downloaden, raadpleegt u
www.compaq.com/manage/toolkit.html
5-6 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 80
Insight Manager
Insight Manager is de applicatie waarmee u op een eenvoudige manier
netwerkapparaten kunt beheren. Insight Manager biedt een intelligente manier om de
server te bewaken en waarschuwingen te genereren. Daarnaast is het een visueel
hulpmiddel voor de besturing van de servers en bevat het de volgende functies:
•
Waarschuwingen en fouten van de server doorsturen.
•
Fouten en prestaties van de server bewaken.
•
Beveiliging en configuratie van de server regelen
•
Server op afstand besturen.
•
Rapid Recovery Services starten.
Er is documentatie beschikbaar voor Insight Manager. Plaats de Management-cd in
de cd-drive en accepteer de licentieovereenkomst. Kies in de selectiebalk aan de
linkerkant Insight Manager 7 en selecteer in het rechterkader de koppeling naar de
documentatie. Vervolgens ziet u een lijst met de documentatie voor
Insight Manager 7.
BELANGRIJK: Insight Manager moet zijn geïnstalleerd en worden gebruikt om te kunnen
profiteren van de Prefailure-garantie op processoren, vaste schijven en geheugenmodules.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 5-7
Page 81
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Survey
Het hulpprogramma Survey is een online agent voor informatievergaring voor de
besturingssystemen Microsoft Windows, Novell NetWare en Linux. Dit
hulpprogramma verzamelt essentiële hardware- en software-informatie uit diverse
bronnen. Als bij het verzamelen van de gegevens blijkt dat zich sinds de laatste keer
een belangrijke wijziging heeft voorgedaan, wordt de oude informatie gemarkeerd en
wordt het gegevensbestand overschreven met de laatste configuratie en wijzigingen.
Zo krijgt u een historisch overzicht van de wijzigingen in de hardware en software
van de server.
Survey wordt automatisch uitgevoerd als de server wordt opgestart, alsook op de
daarvoor ingestelde tijden. U kunt het tijdstip voor het verzamelen van de gegevens
wijzigen door de opdrachtregelparameters te veranderen.
Voor meer informatie over Survey, inclusief de installatie- en toepassingsprocedures,
raadpleegt u de Survey Utility Online Help User Guide, die u kunt bekijken op
www.compaq.com/support/files/server/us/
Zoek naar "Survey Utility" en volg vervolgens de desbetreffende koppeling.
Enterprise Diagnostics LX32
Met het hulpprogramma Enterprise Diagnostics LX32 kunt u informatie over de
hardware van de server weergeven en het systeem testen om te controleren of het
systeem goed werkt. Het hulpprogramma Enterprise Diagnostics LX32 Utility kan
worden geopend vanaf de SmartStart cd of gedownload van
www.compaq.com/support/files
5-8 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 82
Automatic Server Recovery
(Automatisch serverherstel)
Automatic Server Recovery (ASR) is een voorziening van deze servers die ervoor
zorgt dat het systeem opnieuw wordt opgestart bij een ernstige fout van het
besturingssysteem, zoals een blauw scherm, een ABEND (abnormaal einde), of een
andere kritieke fout. Een FailSafe-timer van het systeem, de ASR-timer, wordt
gestart wanneer het stuurprogramma System Management, ook wel het
stuurprogramma Health genoemd, wordt geladen. De timer wordt bij normaal
gebruik van het besturingssysteem periodiek op nul gezet, maar bij een fout in het
besturingssysteem loopt de timer af en wordt de server opnieuw gestart. ASR
verhoogt de beschikbaarheid van de server doordat de server, zodra deze niet meer
reageert, binnen een bepaalde tijdsduur opnieuw wordt opgestart. Via de console van
Insight Manager wordt u gewaarschuwd wanneer de server door ASR opnieuw wordt
opgestart. De gebruiker kan ASR uitschakelen via de console van Insight Manager.
BELANGRIJK: ASR werkt alleen als het stuurprogramma System Management
(Systeembeheer) is geïnstalleerd.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Power-On Self-Test
Power-On Self-Test (POST) is een serie diagnostische tests voor de controle van
firmware en assemblages om ervoor te zorgen dat het systeem goed functioneert. Dit
hulpprogramma wordt automatisch uitgevoerd wanneer de server wordt
ingeschakeld.
Raadpleeg appendix D, "Problemen oplossen", voor de normale opstartvolgorde en
de diagnose van problemen die tijdens een POST (Power-On Self-Test) worden
aangetroffen.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 5-9
Page 83
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
System Firmware Update
Smart Components voor System Firmware Update stelt systeembeheerders van de
besturingssystemen Microsoft Windows NT 4.0 en Windows 2000 in staat systeemen arraycontroller-ROM's efficiënt bij te werken en te beheren.
Dit hulpprogramma heeft de volgende voorzieningen:
•
U kunt offline en online werken.
•
Het is geïntegreerd met andere HP hulpprogramma's voor softwareonderhoud,
installatie en besturingssystemen.
•
Het zorgt voor een automatische controle van afhankelijkheden van hardware,
firmware en besturingssystemen en zorgt ervoor dat alleen die ROM-upgrades
worden geïnstalleerd die op de doelserver nodig zijn.
Automatische configuratie
Wanneer de gebruiker de server voor de eerste keer opstart, vindt vanzelf een
automatische configuratie plaats. Tijdens het opstartproces wordt het gehele systeem
zonder tussenkomst van de gebruiker geconfigureerd met standaardwaarden. Het
systeem wordt automatisch geconfigureerd voor Microsoft Windows 2000. Als u de
standaardinstellingen voor de automatische configuratie wilt wijzigen, zoals de
instellingen voor de taal, het besturingssysteem en de primaire opstartcontroller,
voert u RBSU uit door op de toets F9 te drukken wanneer het desbetreffende bericht
wordt weergegeven. Nadat de voorkeursinstellingen van de gebruiker zijn
geselecteerd, sluit u RBSU en start u de server opnieuw op. Raadpleeg hoofdstuk 3
van de handleiding HP ROM-Based Setup Utility User Guide voor meer informatie
over deze procedure.
5-10HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 84
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Opstartopties
Wanneer de automatische configuratie is voltooid, of wanneer de server opnieuw is
opgestart nadat RBSU is afgesloten, wordt de Power-On Self-Test (POST)
uitgevoerd en wordt vervolgens het scherm met opstartopties weergegeven. Dit
scherm is gedurende enkele seconden zichtbaar voordat wordt geprobeerd om van
een opstart-cd of vanaf de vaste schijf op te starten. In deze tijd kan de gebruiker via
het schermmenu de volgende opties kiezen: een besturingssysteem installeren, in
RBSU wijzigingen in de serverconfiguratie aanbrengen of het menu System
Maintenance (Systeemonderhoud) openen. Raadpleeg de handleiding HP ROM-
Based Setup Utility User Guide of de cd, voor uitgebreide informatie over deze
opties.
Menu System Maintenance (Systeemonderhoud)
Via het menu System Maintenance (Systeemonderhoud) heeft u toegang tot
diagnoseprogramma's en RBSU. De menuvoorziening is geïntegreerd in het systeemROM en vervangt de oude systeempartitiefunctionaliteit die op sommige HP servers
wordt ondersteund.
U opent het menu System Maintenance (Systeemonderhoud) door op F10 te
drukken wanneer in het scherm met opstartopties het desbetreffende bericht wordt
weergegeven. Raadpleeg de handleiding HP ROM-Based Setup Utility User Guide
voor meer informatie over het gebruik van de voorzieningen van het menu System Maintenance (Systeemonderhoud).
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 5-11
Page 85
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Integrated Management Log
In het Integrated Management Log (IML) worden honderden systeemgebeurtenissen
vastgelegd en opgeslagen in een eenvoudig te bekijken vorm. Elke gebeurtenis wordt
opgeslagen met een tijdaanduiding die tot op de minuut nauwkeurig is.
U kunt een gebeurtenis in het Integrated Management Log op verschillende manieren
bekijken:
•
Via Insight Manager
•
Vanuit het hulpprogramma Survey
•
Via de IML-viewer van het besturingssysteem
— Voor Windows: Event Viewer of IML Viewer
— Voor Linux: IML Viewer Application
Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding Servers – Problemen oplossen op
de cd met documentatie of de Management cd in het ProLiant Essentials Foundation Pack.
5-12 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 86
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het hulpprogramma Integrated
ATA RAID Configuration dat standaard wordt geleverd bij ATA-modellen van de
HP ProLiant ML320 Generation 2 server.
Inleiding tot RAID
Overzicht
Redundant Array of Independent Drives (RAID) is een array van meerdere
onafhankelijke vaste schijven waartoe gelijktijdig toegang kan worden verkregen,
zodat de I/O-prestaties (Input/Output) worden verbeterd. De RAID-array wordt door
de hostcomputer als één opslageenheid of als meerdere logische eenheden
beschouwd. U kunt gegevensverlies door een schijffout voorkomen voor RAID 1 en
RAID 1+0 door ontbrekende gegevens te reconstrueren met behulp van de
overgebleven gegevensschijven.
6
RAID-configuratie en -beheer
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 6-1
Page 87
RAID-configuratie en -beheer
RAID-terminologie
BELANGRIJK: Alleen de RAID-niveaus 0 en 1 worden ondersteund door het hulpprogramma
Integrated ATA RAID Configuration.
RAID 0 (stripe)
RAID 0 is een RAID-niveau waarop gegevens worden opgesplitst in kleinere
blokken, waarbij naar elke schijf in de array één gegevensblok wordt geschreven. De
gegevens vormen een band of laag (striping) verdeeld over de verschillende
schijfeenheden. RAID 0 biedt geen gegevensredundantie maar geeft de beste
prestaties van alle niveaus.
RAID 1 (spiegelen)
RAID 1 is een RAID-niveau waarbij alle gegevens van een schijf naar een andere
schijf worden gekopieerd (spiegelen). RAID 1 biedt volledige gegevensredundantie.
Dit betekent echter wel een verdubbeling van de vereiste opslagcapaciteit. Voor
RAID zijn ten minste twee vaste schijven nodig.
RAID 1+0
RAID 1+0 wordt niet ondersteund op de ProLiant DL320 Generation 2 server, noch
door het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration. RAID 1+0 (ook
bekend als RAID 10) is een RAID-niveau waarop zowel striping als spiegelen
mogelijk is. Bij RAID 1+0 worden de gegevens van een schijf op een andere schijf
gespiegeld en worden deze gegevens vervolgens met striping naar een tweede set
schijven geschreven. Voor het ondersteunen van RAID 1+0 op de server zijn vier
vaste schijven nodig.
RAID 5
RAID 5 wordt niet ondersteund op de ProLiant DL320 Generation 2 server, noch
door het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration. Bij dit RAID-niveau
worden gegevens en pariteitsgegevens over verschillende schijven verspreid.
Hiervoor zijn ten minste drie vaste schijven nodig.
6-2 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 88
Reserve
De optie voor de reserveschijf wordt niet ondersteund op de ProLiant DL320
Generation 2 server, noch door het hulpprogramma Integrated ATA RAID
Configuration. Met deze optie van het hulpprogramma kunt u een extra, nietgebruikte schijf reserveren voor gebruik bij een schijffout. De reserveschijf wordt
niet gebruikt tijdens de normale werking van de server en biedt geen extra
opslagcapaciteit. Een vooraf geconfigureerde reserve vaste schijf wordt alleen in
gebruik genomen als er een RAID 1-fout optreedt.
BELANGRIJK: De optie voor de reserveschijf is alleen beschikbaar bij RAID 1 voor de
server. Als er geen reserveschijf beschikbaar is, moet de defecte schijf worden vervangen
door een nieuwe schijf zodat de gegevens op de defecte schijf kunnen worden hersteld. De
schijfcapaciteit van de vervangende schijf moet groter zijn dan of gelijk zijn aan de capaciteit
van de defecte schijf die wordt vervangen.
Integrated ATA RAID Configuration
Het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration is een standaardvoorziening van ATA-modellen van de server. In dit gedeelte worden de functies van
dit hulpprogramma gedetailleerd beschreven en wordt aangegeven hoe u toegang
kunt verkrijgen tot de opties van dit hulpprogramma en hoe u deze kunt wijzigen.
RAID-configuratie en -beheer
Functies van het RAID-configuratieprogramma
Het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration heeft onder meer de
volgende voorzieningen:
•
Geoptimaliseerde schijftoegang
•
RAID-ondersteuning voordat het besturingssysteem wordt geladen
•
Automatische detectie en configuratie (de standaardinstelling is RAID 0)
•
Ondersteuning voor PIO-modi 0-4, MDMA-modi 0-2 en Ultra-DMA modi 0-5
(0-5 voor ATA/100)
•
Ondersteuning voor de RAID-niveaus 0, 1 en 1+0
•
Meerdere schijven opnieuw opbouwen
•
Speciale behandeling van de reserveschijf en het opnieuw opbouwen van
schijven
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 6-3
Page 89
RAID-configuratie en -beheer
Gebruik van het RAID-configuratieprogramma
Nadat u alle vaste schijven heeft geïnstalleerd en aangesloten, drukt u tijdens het
opstarten op F8 om het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration te
starten en het instelscherm te bekijken.
BELANGRIJK: Als Setup (F8) van het RAID-configuratieprogramma niet wordt
uitgevoerd, worden de schijven door het optie-ROM automatisch geconfigureerd
als afzonderlijke RAID 0-arrays.
Het instelscherm bestaat uit drie menuvensters:
•
Array Information
•
Physical Drive Information
•
Help
Array Information
BELANGRIJK: Schijven kunnen niet worden toegevoegd aan of verwijderd uit een array die
al is geconfigureerd. Als u dit doet, gaan de bestaande gegevens op de geconfigureerde array
verloren.
In het venster Array Information (Arraygegevens) van het instelscherm worden alle
geconfigureerde drivearrays weergegeven. Met dit venster kunt u configuraties
maken of kunt u bestaande configuraties verwijderen of bewerken. Navigeer met de
toetsen pijl-omhoog en pijl-omlaag naar de eigenschap die u wilt bewerken en druk
op Enter. Aanvullende arrays kunnen worden gemaakt in dit venster. Raadpleeg
hoofdstuk 2 van de HP ProLiant DL320 Server Maintenance and Service Guide voor
meer informatie.
OPMERKING: Als u extra arrays wilt toevoegen, volgt u de aanwijzingen op het scherm nadat
u een arrayconfiguratie heeft geselecteerd. Raadpleeg “Help” voor meer informatie over
arrays.
6-4 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 90
Physical Drive Information
In het venster Physical Drive Information (Fysieke schijfgegevens) worden alle
fysieke schijfeenheden weergegeven die op de kanalen van de ARA/100-controller
zijn aangesloten, en de bijbehorende eigenschappen. Navigeer door dit venster met
pijl-omhoog of pijl-omlaag. U kunt in dit venster geen gegevens bewerken.
Help
BELANGRIJK: Wanneer het configuratieprogramma wordt uitgevoerd, wordt mogelijk RAID
0+1 weergegeven in plaats van RAID 1+0. RAID 0+1 en RAID 1+0 worden beiden gebruikt om
hetzelfde aan te duiden in dit hulpprogramma.
In het venster Help worden tips bij de beschikbare opties weergegeven en een lijst
met toetsen waarmee u bepaalde taken kunt uitvoeren, zoals:
•
Switch Windows (Tab) (Schakelen tussen vensters): Hiermee schakelt u tussen
het venster Array Information (Arraygegevens) en het venster Physical Drive Information (Fysieke schijfgegevens).
•
Auto Configure RAID 0 (F1) (Automatisch RAID 0 configureren): Hiermee
maakt en configureert u automatisch een striped array op basis van de
beschikbare geïnstalleerde fysieke schijfeenheden.
RAID-configuratie en -beheer
•
Auto Configure RAID 1 (F2) (Automatisch RAID 1 configureren): Hiermee
maakt en configureert u automatisch een gespiegeld array op basis van de
beschikbare geïnstalleerde fysieke schijfeenheden. Er moeten ten minste twee
vrije vaste schijven beschikbaar zijn in de array.
•
Auto Configure RAID 1+0 (F3) (Automatisch RAID 1+0 configureren):
Hiermee maakt en configureert u automatisch een RAID 1+0-array op basis van
de beschikbare geïnstalleerde fysieke schijfeenheden. Er moeten vier vaste
schijven aanwezig zijn in de array.
BELANGRIJK: Als de optie Auto Configure (Automatisch configureren) wordt uitgevoerd
voor RAID 0, RAID 1 en RAID 1+0-arrays, gaan alle eerder opgegeven instellingen verloren.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 6-5
Page 91
RAID-configuratie en -beheer
• Create Array (F4) (Array maken): Hiermee stelt u een drivearray samen.
Wanneer u deze optie selecteert, wordt een standaard arraysjabloon gemaakt. De
array-eigenschappen moeten worden bewerkt om de array te voltooien. Gebruik
de pijltoetsen om een eigenschapveld te selecteren en druk vervolgens op Enter
om de eigenschap te bewerken. Arrays hebben de volgende eigenschappen:
— Array Type (Arraytype): Hiermee selecteert u het gewenste RAID-niveau,
zoals RAID 0, RAID 1, RAID 1+0 of Spare. De standaardinstelling van de
optie Array Type is RAID 0.
— Drive(s) (Schijfeenheden): Hiermee selecteert u de schijfeenheden voor de
array. Deze optie heeft betrekking op het schijfnummer dat wordt
weergegeven in het vak Physical Drives Information (Fysieke
schijfgegevens), niet op het aantal schijven in de array. Ga met de pijltoetsen
naar de gewenste schijfeenheden en druk vervolgens op de spatiebalk om
deze te selecteren of de selectie op te heffen. Druk op Enter als u de selectie
heeft voltooid. Deze optie heeft geen standaardinstelling.
— Stripe Size (Stripegrootte): Hiermee wijzigt u de omvang van de stripes. Dit
veld is alleen van toepassing op RAID 0- en RAID 1+0-arrays. De standaard
stripegrootte is 64 KB.
BELANGRIJK: RAID-configuraties ondersteunen geen stripegrootte die kleiner is dan 32 KB.
De stripegrootte van een array die reeds is geconfigeerd kan niet worden gewijzigd.
— Drive Size (Schijfgrootte): Hier wordt de omvang van de array weergegeven.
Deze waarde kan niet worden gewijzigd. Als het arraytype RAID 0 is, is de
waarde van dit veld gelijk aan het totaal van alle geselecteerde
schijfeenheden. Als het arraytype RAID 1 is, is de waarde van dit veld gelijk
aan de kleinste van de twee schijfeenheden die de array vormen.
— Build Array (Array opbouwen): Hiermee kunt u de array opnieuw
opbouwen met behulp van een reserveschijfeenheid. Als u de optie Build
Array start, wordt u gevraagd om de doelschijfeenheid te selecteren.
Vervolgens begint het opnieuw opbouwen. Deze optie is alleen van
toepassing op RAID 1- en RAID 1+0-arrays.
— Initialize Array (Array initialiseren): Hiermee kunt u de
configuratiegegevens wissen van de schijfeenheden die zijn aangesloten op
de geïntegreerde ATA RAID-controller.
6-6HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 92
RAID-configuratie en -beheer
•
Delete Array (F5) (Array verwijderen): Hiermee kan de gebruiker een huidige,
geconfigureerde array verwijderen.
•
Restore Old Configuration (F6) (Oude configuratie herstellen): Hiermee
herstelt u de configuratie zoals deze was voordat het hulpprogramma werd
gestart.
•
Edit Options (F7) (Opties bewerken): Hiermee bewerkt u de statusvakken van
de fysieke schijfeenheden. Deze vakken bevinden zich in de rechterbovenhoek
van het venster Physical Drive Information. De volgende opties zijn
beschikbaar:
— WC-OFF: Hiermee schakelt u de write-cache in of uit.
VOORZICHTIG: Als u de write-cache inschakelt, kunnen er bij een stroomstoring
gegevens verloren gaan of beschadigd raken.
— DMA-ON: Hiermee schakelt u DMA-overdrachten (direct memory access)
in of uit, waarbij gegevens direct worden uitgewisseld tussen het geheugen
en de vaste schijf zonder tussenkomst van de microprocessor.
Met F7 kan de gebruiker deze opties in- of uitschakelen. Druk op F7, verplaats de
cursor naar het gewenste vak en druk vervolgens op de spatiebalk om de optie te
selecteren. Als u een optie inschakelt, verandert de kleur van het bijbehorende
statusvak van rood in groen.
• Save and Exit (F10) (Opslaan en afsluiten): Hiermee slaat u de configuratie op
en sluit u het hulpprogramma af.
Als u het hulpprogramma wilt afsluiten zonder de configuratie of aangebrachte
wijzigingen op te slaan, drukt u op Esc. Geef in de weergegeven berichtvensters
waarin u om bevestiging wordt gevraagd de dienovereenkomstige reactie.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 6-7
Page 93
RAID-configuratie en -beheer
Hulpprogramma Integrated ATA RAID Management
Het hulpprogramma Integrated ATA RAID Management is een standaardvoorziening
van ATA-modellen van de server. In dit gedeelte worden de functies van dit
hulpprogramma gedetailleerd beschreven en wordt aangegeven hoe u toegang kunt
verkrijgen tot de opties van dit hulpprogramma en hoe u deze kunt wijzigen.
Voorzieningen van het beheerprogramma
Het hulpprogramma Integrated ATA RAID Management heeft onder meer de
volgende voorzieningen:
•
Visuele weergave van de arraystatus met het pictogram Applicaties op
de statusbalk (alleen bij Microsoft-besturingssystemen)
•
Opslaan van arraystatus in het logbestand (besturingssystemen van Linux,
Netware en Microsoft)
•
Opslaan van arraystatus in de console (Netware-besturingssysteem)
•
Automatisch opnieuw opbouwen van vooraf geconfigureerde online
reserveschijven bij een RAID 1-fout (besturingssystemen van Linux, Netware
en Microsoft)
Gebruik van het beheerprogramma
Zodra het hulpprogramma is geïnstalleerd en wordt uitgevoerd, is geen tussenkomst
van de gebruiker meer nodig om het hulpprogramma Integrated ATA RAID
Management te gebruiken. Het hulpprogramma wordt automatisch gestart bij het
opstarten.
Als het hulpprogramma om een of andere reden moet worden afgesloten,
bijvoorbeeld als u een nieuwere versie wilt installeren, volgt u de instructies in dit
gedeelte voor het besturingssysteem dat u gebruikt:
6-8 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 94
Microsoft-besturingssystemen
•
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Spy op de statusbalk. Dit is een
klein rond tekentje met een zonnebril en selecteer Quit Spy (Spy afsluiten). Het
hulpprogramma Integrated ATA RAID Management wordt afgesloten.
•
U start het hulpprogramma op een van de volgende manieren:
— Meld u af en weer aan bij Windows.
— Start de server opnieuw op.
— Start het hulpprogramma handmatig.
Novell-besturingssystemen
RAID-configuratie en -beheer
•
Unload Spy achter de console. Er wordt een bericht weergegeven dat de
Typ
module uit het geheugen is verwijderd.
•
U start het hulpprogramma weer door Load Spy te typen. Ook nu wordt een
bericht weergegeven dat de bewerking is voltooid.
Linux-besturingssystemen
•
Typ Spy-Stop achter een prompt.
•
U start het hulpprogramma met de opdracht Spy-Start.
Integrated ATA RAID Configuration - Fouten opsporen
•
Het is mogelijk dat namen niet hetzelfde zijn in de Power-On Self-Test (POST)
en het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration. Dit kan voorkomen
als een schijfeenheid defect is geraakt in een RAID 1- of RAID 1+0-configuratie.
Het POST-bericht maakt melding van de array als Degraded (verslechterd)
terwijl in het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration de term
Rebuilding (opnieuw opbouwen) wordt gebruikt. Als deze inconsistentie
optreedt, moet de array opnieuw worden opgebouwd.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 6-9
Page 95
RAID-configuratie en -beheer
•
Als schijfeenheden worden toegevoegd aan een configuratie, kan het pictogram
van het hulpprogramma Integrated ATA RAID Management op de statusbalk
geel of rood worden, afhankelijk van de conditie van de array. Dit pictogram is
alleen zichtbaar in Microsoft-besturingssystemen. De kleurverandering geeft een
van de volgende situaties aan:
— De array bevat fouten.
— Er zijn foutgegevens van een eerdere applicatie van de schijfeenheid en
deze worden onterecht weergegeven als nieuwe fouten. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram op de statusbalk en selecteer Erase Error Log (Foutenlogboek wissen) in het menu. Als er nieuwe fouten
zijn, worden deze opnieuw opgemerkt door de server.
Tips voor het aansluiten van schijfeenheden
•
Als er twee schijven beschikbaar zijn (in gebruik zijn), sluit u er een aan op elk
ATA/100 RAID-kanaal. De prestaties van de array zijn beter als beide kanalen
worden gebruikt.
•
Wanneer u nieuwe schijfeenheden toevoegt aan de array, zorgt u ervoor dat
eventuele bestaande configuratiegegevens zijn gewist van de nieuwe
schijfeenheid. U kunt dit als volgt doen:
— Start het hulpprogramma SmartStart Erase op de schijfeenheid. U voert
SmartStart uit terwijl alleen de nieuwe schijfeenheid is aangesloten.
— Maak een notitie van de positie van de schijfeenheid en bewerk eventuele
arrays (die de zojuist toegevoegde schijfeenheid bevatten), die worden
weergegeven in het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration.
•
Gebruik hetzelfde type schijfeenheid met vergelijkbare mogelijkheden
(wat betreft capaciteit en snelheid).
•
Gebruik geen afwijkende schijfeenheden op hetzelfde kanaal.
•
Gebruik altijd 80-aderige Ultra-ATA-kabels.
•
Sluit geen ATAPI-apparaten (zoals cd, ZIP of LS120) aan op de ATA-controller.
6-10 HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 96
Configuratie- en installatietips
1. Als de arrayconfiguratie moet worden gewijzigd, maakt u eerst een backup van
de gegevens. Wanneer u de configuratie van een array wijzigt, gaan de oude
gegevens in die array verloren.
OPMERKING: Als u geen RAID-niveau selecteert voor de zojuist toegevoegde
schijfeenheid, wordt de schijfeenheid geconfigureerd als afzonderlijke RAID 0-array.
2. Als er een onverwacht bericht wordt weergegeven, zoals Drives Missing
(Ontbrekende schijfeenheden) of Configuration Mismatch (Nietpassende configuratie), schakelt u de server uit en controleert u alle
aansluitingen, ATA-kabels en voedingskabels.
3. Als het bericht Configuration Mismatch wordt weergegeven nadat u
nieuwe schijfeenheden heeft toegevoegd, zijn de schijfeenheden waarschijnlijk al
eerder gebruikt en zijn de configuratiegegevens op de schijven niet gewist. Als
dit bericht wordt weergegeven, drukt u op F8 om het RAIDconfiguratiehulpprogramma te starten en maakt u de vereiste arrayconfiguratie.
RAID-configuratie en -beheer
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding 6-11
Page 97
Internationale kennisgevingen
Voorgeschreven identificatienummers
Ten behoeve van voorgeschreven certificatie en identificatie heeft de HP ProLiant
DL320 Generation 2 server een uniek productnummer. Het nummer voor dit product
is: Series ES1024. Het productnummer staat vermeld op het productlabel, samen met
de vereiste keurmerken en verdere informatie. Vermeld altijd dit nummer wanneer u
voor dit product informatie over keurmerken opvraagt. Het productnummer is niet
hetzelfde als de merknaam of het modelnummer van de ProLiant DL320 G2 server.
A
Federal Communications Commission Notice
Part 15 of the Federal Communications Commission (FCC) Rules and Regulations
has established Radio Frequency (RF) emission limits to provide an interference-free
radio frequency spectrum. Many electronic devices, including computers, generate
RF energy incidental to their intended function and are, therefore, covered by these
rules. These rules place computers and related peripheral devices into two classes, A
and B, depending upon their intended installation. Class A devices are those that may
reasonably be expected to be installed in a business or commercial environment.
Class B devices are those that may reasonably be expected to be installed in a
residential environment (i.e., personal computers). The FCC requires devices in both
classes to bear a label indicating the interference potential of the device as well as
additional operating instructions for the user.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding A-1
Page 98
Internationale kennisgevingen
The rating label on the device shows which class (A or B) the equipment falls into.
Class B devices have an FCC logo or FCC ID on the label. Class A devices do not
have a FCC logo or FCC ID on the label. Once the class of the device is determined,
refer to the following corresponding statement.
Class A Equipment
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class A
digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to
provide reasonable protection against harmful interference when the equipment is
operated in a commercial environment. This equipment generates, uses, and can
radiate radio frequency energy and, if not installed and used in accordance with the
instructions, may cause harmful interference to radio communications. Operation of
this equipment in a residential area is likely to cause harmful interference, in which
case the user will be required to correct the interference at personal expense.
Class B Equipment
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B
digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to
provide reasonable protection against harmful interference in a residential
installation. This equipment generates, uses, and can radiate radio frequency energy
and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful
interference to radio communications. However, there is no guarantee that
interference will not occur in a particular installation. If this equipment does cause
harmful interference to radio or television reception, which can be determined by
turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the
interference by one or more of the following measures:
•
Reorient or relocate the receiving antenna.
•
Increase the separation between the equipment and receiver.
•
Connect the equipment into an outlet on a circuit different from that to which the
receiver is connected.
•
Consult the dealer or an experienced radio or television technician for help.
A-2HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding
Page 99
Internationale kennisgevingen
Declaration of Conformity for Products Marked with the FCC
Logo – United States Only
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the
following two conditions: (1) this device may not cause harmful interference, and (2)
this device must accept any interference received, including interference that may
cause undesired operation.
For questions regarding this server, contact:
Hewlett-Packard Company
P. O. Box 692000, Mail Stop 530113
Houston, Texas 77269-2000
or call 1-800-652-6672. (For continuous quality improvement, calls may be recorded
or monitored.)
For questions regarding this FCC declaration, contact:
Hewlett-Packard Company
P. O. Box 692000, Mail Stop 510101
Houston, Texas 77269-2000
or call 281-514-3333.
To identify this product, refer to the part, series, or model number found on the
product.
Modifications
The FCC requires the user to be notified that any changes or modifications made to
this device that are not expressly approved by Hewlett-Packard Company may void
the user's authority to operate the equipment.
Cables
Connections to this device must be made with shielded cables with metallic RFI/EMI
connector hoods in order to maintain compliance with FCC Rules and Regulations.
HP ProLiant DL320 Generation 2 server - Setup- en installatiehandleiding A-3
Page 100
Internationale kennisgevingen
Canadian Notice (Avis Canadien)
Class A Equipment
This Class A digital apparatus meets all requirements of the Canadian InterferenceCausing Equipment Regulations.
Cet appareil numérique de la classe A respecte toutes les exigences du Règlement sur
le matériel brouilleur du Canada.
Class B Equipment
This Class B digital apparatus meets all requirements of the Canadian InterferenceCausing Equipment Regulations.
Cet appareil numérique de la classe B respecte toutes les exigences du Règlement sur
le matériel brouilleur du Canada.
Kennisgeving Europese Unie
Producten met het CE-keurmerk voldoen aan de EMC-richtlijn (89/336/EEC) en de
Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEC) van de Commissie van de Europese
Gemeenschap. Als het product telecommunicatiefuncties heeft, wordt ook voldaan
aan de Richtlijn betreffende Radio Telecommunication Terminal Equipment
(R&TTE) (1999/5/EC).
Hiermee wordt voldaan aan de volgende Europese normen (tussen haakjes staan de
overeenkomstige internationale normen):
•
EN 55022 (CISPR 22): Elektromagnetische interferentie