HP LaserJet M251 User's Guide [nl]

LASERJET PRO 200 COLOR
Gebruikershandleiding
M251n M251nw
HP LaserJet Pro 200 color M251 printerserie
Gebruikershandleiding
Copyright en licentie
© 2012 Copyright Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Verveelvoudiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming zijn verboden, behalve zoals toegestaan door het auteursrecht.
De informatie in dit document kan zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
De enige garantie voor producten en services van HP wordt uiteengezet in de garantieverklaring die bij dergelijke producten en services wordt geleverd. Niets in deze verklaring mag worden opgevat als een aanvullende garantie. HP is niet aansprakelijk voor technische of redactionele fouten of weglatingen in deze verklaring.
Edition 1, 4/2012
Onderdeelnummer: CF146-90917
Handelsmerken
®
, Acrobat® en PostScript® zijn
Adobe handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
Java™ is een handelsmerk van Sun Microsystems, Inc. in de Verenigde Staten.
Microsoft®, Windows®, Windows® XP en Windows Vista® zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Apple en het Apple-logo zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc., geregistreerd in de VS en andere landen/regio's. iPod is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. iPod is uitsluitend bedoeld voor legaal of door de rechthebbende geautoriseerd kopiëren. Steel geen muziek.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van
UNIX The Open Group.
Inhoudsopgave
1 Introductie ........................................................................................................................ 1
Productaanzichten .................................................................................................................... 2
Vooraanzicht van apparaat ........................................................................................ 2
Achteraanzicht van apparaat ..................................................................................... 3
Locatie van serienummer en modelnummer ................................................................... 3
Layout bedieningspaneel ............................................................................................ 4
Bedieningspaneel LCD ................................................................................ 4
Bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm ........................................... 5
Beginscherm aanraakscherm ...................................................................................... 7
Apparaatrapporten afdrukken ................................................................................................... 8
Apparaatrapporten afdrukken (LCD-bedieningspaneel) .................................................. 9
Apparaatrapporten afdrukken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm) ............. 9
Disclaimer voor printer delen ................................................................................................... 10
2 Papierlade ...................................................................................................................... 11
Ondersteunde papierformaten ................................................................................................. 12
Ondersteunde papiersoorten ................................................................................................... 14
De papierinvoerlade vullen ..................................................................................................... 15
3 Afdrukken ...................................................................................................................... 17
Ondersteunde printerstuurprogramma's (Windows) .................................................................... 18
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows) .................................................................... 19
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak ............................................................ 19
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt
gesloten ................................................................................................................. 19
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen .............................................. 20
De configuratie-instellingen van het product wijzigen ................................................... 20
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X) ................................................................... 21
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak ............................................................ 21
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt
gesloten ................................................................................................................. 21
NLWW iii
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen .............................................. 21
De configuratie-instellingen van het product wijzigen ................................................... 22
Afdruktaken voor Windows ..................................................................................................... 23
Een afdruksnelkoppeling gebruiken (Windows) ........................................................... 23
Een afdruksnelkoppeling maken (Windows) ............................................................... 24
Dubbelzijdig afdrukken (duplex) met Windows ........................................................... 26
Meerdere pagina's per vel afdrukken met Windows .................................................... 27
De afdrukrichting selecteren (Windows) ..................................................................... 29
De papiersoort selecteren (Windows) ........................................................................ 30
De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows) ............................... 32
De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat (Windows) ................... 33
Een brochure maken (Windows) ............................................................................... 34
Afdruktaken voor Mac OS X .................................................................................................... 36
Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X) .......................................................... 36
Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X) ............................................................... 36
Dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) .......................................................................... 36
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (Mac OS X) ....................................... 37
Afdrukrichting selecteren (Mac OS X) ........................................................................ 37
Papiersoort selecteren (Mac OS X) ............................................................................ 37
Een voorblad afdrukken (Mac OS X) ......................................................................... 38
Een document aanpassen aan paginagrootte (Mac OS X) ............................................ 38
Een brochure maken (Mac OS X) .............................................................................. 38
Geavanceerde afdruktaken (Windows) ..................................................................................... 39
Een afdruktaak annuleren (Windows) ........................................................................ 39
Het papierformaat selecteren (Windows) ................................................................... 39
Een aangepast papierformaat selecteren (Windows) ................................................... 39
Watermerken afdrukken (Windows) .......................................................................... 40
Geavanceerde afdruktaken (Mac OS X) ................................................................................... 41
Een afdruktaak annuleren (Mac OS X) ....................................................................... 41
Papierformaat selecteren (Mac OS X) ........................................................................ 41
Een aangepast papierformaat selecteren (Mac OS X) .................................................. 41
Watermerken afdrukken (Mac OS X) ......................................................................... 41
Afdrukken van archiefkwaliteit maken ....................................................................................... 43
Afdrukken van archiefkwaliteit maken (LCD-bedieningspaneel) ..................................... 43
Afdrukken van archiefkwaliteit maken (bedieningspaneel uitgevoerd als
aanraakscherm) ...................................................................................................... 43
Afdrukken in kleur .................................................................................................................. 44
De optie HP EasyColor gebruiken ............................................................................. 44
De kleuropties wijzigen (Windows) ........................................................................... 45
Het kleurthema van een afdruktaak wijzigen (Windows) .............................................. 46
De kleuropties wijzigen (Mac OS X) .......................................................................... 47
iv NLWW
Handmatige kleuropties ........................................................................................... 47
Kleuren overeen laten stemmen ................................................................................. 48
Gekleurde tekst zwart afdrukken (Windows) ............................................................... 49
HP ePrint gebruiken ................................................................................................................ 50
HP ePrint gebruiken (LCD-bedieningspaneel) ............................................................... 50
HP ePrint gebruiken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm) .......................... 51
AirPrint gebruiken .................................................................................................................. 52
Direct afdrukken via USB ........................................................................................................ 53
4 Het product beheren en onderhouden ............................................................................. 55
De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen ............................ 56
Toepassingen van HP Webservices gebruiken ........................................................................... 57
Toepassingen van HP Webservices gebruiken (LCD-bedieningspaneel) .......................... 57
Toepassingen van HP Webservices gebruiken (bedieningspaneel uitgevoerd als
aanraakscherm) ...................................................................................................... 57
IP-netwerkinstellingen configureren ........................................................................................... 58
Netwerkinstellingen weergeven of wijzigen ................................................................ 58
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren via het bedieningspaneel .................... 58
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren (LCD-bedieningspaneel) ........ 58
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren (bedieningspaneel
uitgevoerd als aanraakscherm) .................................................................. 59
De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen ..................................................... 59
Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking ...................................................... 60
Instellingen voor verbindingssnelheid en dubbelzijdig afdrukken (LCD-
bedieningspaneel) .................................................................................... 60
Instellingen voor verbindingssnelheid en dubbelzijdig afdrukken
(bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm) ....................................... 61
HP Device Toolbox (Windows) ................................................................................................ 62
HP Utility voor Mac OS X ........................................................................................................ 64
HP Utility openen .................................................................................................... 64
Functies van HP Utility .............................................................................................. 64
HP Web Jetadmin .................................................................................................................. 65
Beveiligingsfuncties van het apparaat ....................................................................................... 66
Het wachtwoord van het apparaat instellen of wijzigen ............................................... 66
Energiezuinige instellingen ...................................................................................................... 67
Afdrukken met EconoMode ...................................................................................... 67
De sluimervertraging instellen ................................................................................... 67
Sluimervertraging instellen (LCD-bedieningspaneel) ...................................... 67
Sluimervertraging instellen (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm) .. 68
Uitschakelvertraging instellen .................................................................................... 68
Uitschakelvertraging instellen (LCD-bedieningspaneel) ................................... 68
NLWW v
Uitschakelvertraging instellen (bedieningspaneel uitgevoerd als
aanraakscherm) ....................................................................................... 69
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt ............ 70
De instellingen voor Bij zeer laag niveau in- of uitschakelen (LCD-bedieningspaneel) ....... 70
De instellingen voor Bij zeer laag niveau in- of uitschakelen (bedieningspaneel
uitgevoerd als aanraakscherm) ................................................................................. 71
Toebehoren bewaren en recyclen ............................................................................................ 73
Recycling ............................................................................................................... 73
Tonercartridges bewaren ......................................................................................... 73
Instructies voor vervanging ...................................................................................................... 74
Tonercartridges vervangen ....................................................................................... 74
De firmware bijwerken ........................................................................................................... 78
Firmware handmatig bijwerken (LCD-bedieningspaneel) .............................................. 78
Firmware handmatig bijwerken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm) ......... 78
Apparaat instellen om firmware automatisch bij te werken (LCD-bedieningspaneel) ......... 79
Apparaat instellen om firmware automatisch bij te werken (bedieningspaneel
uitgevoerd als aanraakscherm) ................................................................................. 79
5 Problemen oplossen ....................................................................................................... 81
Controlelijst voor het oplossen van problemen ........................................................................... 82
Stap 1: Zorgen dat het apparaat goed is ingesteld ..................................................... 82
Stap 2: Controleer de bekabeling of de draadloze verbinding ..................................... 82
Stap 3: Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht wordt weergegeven .... 83
Stap 4: Het papier controleren ................................................................................. 83
Stap 5: De software controleren ................................................................................ 83
Stap 6: Test de afdrukfunctie .................................................................................... 83
Stap 7: De benodigdheden controleren ..................................................................... 83
Stap 8: Probeer een afdruktaak vanaf de computer te verzenden .................................. 84
De fabrieksinstellingen herstellen .............................................................................................. 85
Fabrieksinstellingen herstellen (LCD-bedieningspaneel) ................................................. 85
Fabrieksinstellingen herstellen (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm) ............ 85
Help-systeem op het bedieningspaneel ..................................................................................... 86
Berichten op het bedieningspaneel ........................................................................................... 87
Soorten berichten op het bedieningspaneel ................................................................ 87
Berichten op het bedieningspaneel ............................................................................ 87
10.X00Y Toebehorenfout .......................................................................... 87
49 Fout Schakel uit/in .............................................................................. 88
50.x Fuserfout Schakel uit/in ..................................................................... 88
51.XX Fout Schakel uit/in .......................................................................... 88
54.XX Fout Schakel uit/in .......................................................................... 88
55.X Fout Schakel uit/in ........................................................................... 89
vi NLWW
57 Ventil.-fout Schakel uit/in ..................................................................... 89
59.X Fout Schakel uit/in ........................................................................... 89
79 Fout Schakel uit/in .............................................................................. 90
Achterklep open ....................................................................................... 90
Afdruk mislukt, druk op OK. Als fout blijft, zet uit en aan. .............................. 90
Ander formaat in lade 1 Plaats <formaat> Druk op [OK] .............................. 90
Apparaatfout Druk op [OK] ....................................................................... 91
Benodigdh. laag ...................................................................................... 91
Bezig met reinigen ................................................................................... 91
Cartridge <kleur>installeren ...................................................................... 91
Cyaan cassette laag ................................................................................. 91
Cyaan op verkeerde plaats ....................................................................... 92
Cyaan zeer laag ...................................................................................... 92
Deur open ............................................................................................... 92
Drukfout Druk op [OK] .............................................................................. 92
Gebr. toebehoren in gebr. ........................................................................ 93
Gebruikt <kleur> in gebruik ....................................................................... 93
Gebruikte <kleur> cassette geplaatst [OK] voor doorgaan. ........................... 93
Geel op verkeerde plaats .......................................................................... 93
Geel printcass. laag ................................................................................. 94
Geel zeer laag ........................................................................................ 94
Haal transportbeveiligingen van cartridges .................................................. 94
Haal transportbeveiliging van <kleur> cartridge ........................................... 94
Handm. Dubbelz. Plaats lade 1 Druk op [OK] ............................................. 95
Incompatibel <kleur> ................................................................................ 95
Laad papier lade 1 gewoon <FORMAAT> Reinigingsmodus ......................... 95
Magenta cassette laag .............................................................................. 95
Magenta op verkeerde plaats .................................................................... 95
Magenta zeer laag .................................................................................. 96
Niet-ondersteund <kleur> [OK] voor doorgaan. ........................................... 96
Ongeld. stuurpr. Druk op [OK] .................................................................. 96
Onvold. geheugen Druk op [OK] ............................................................... 96
Origineel HP-onderdeel geplaatst ............................................................... 97
Papierstoring in lade 1 Verhelp storing en Druk op [OK] ............................... 97
Plaats lade 1 Druk op [OK] voor beschikbaar afdrukmateriaal ....................... 97
Plaats lade 1 <SOORT>, <FORMAAT> ...................................................... 97
Storing in <locatie> .................................................................................. 97
Verkeerde onderdelen .............................................................................. 98
Vervang <kleur> ...................................................................................... 98
Zwarte printcass. laag .............................................................................. 98
Zwart op verkeerde plaats ......................................................................... 98
NLWW vii
Zwart zeer laag ....................................................................................... 99
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast ........................................................................ 100
Het apparaat pakt geen papier op .......................................................................... 100
Het apparaat pakt meerdere vellen papier op .......................................................... 100
Papierstoringen voorkomen .................................................................................... 100
Storingen verhelpen ............................................................................................................. 101
Storingslocaties ..................................................................................................... 101
Vastgelopen papier verwijderen uit de papierinvoerlade ............................................ 101
Storingen in de uitvoerbak verhelpen ....................................................................... 103
Storingen verhelpen via de achterklep ..................................................................... 103
De afdrukkwaliteit verbeteren ................................................................................................ 105
De instelling voor de papiersoort controleren (Windows) ........................................... 105
De instelling voor de papiersoort controleren (Mac OS X) .......................................... 105
Status van de tonercartridge controleren .................................................................. 106
Statuspagina benodigdheden afdrukken (LCD-bedieningspaneel) ................. 106
Statuspagina benodigdheden afdrukken (bedieningspaneel uitgevoerd als
aanraakscherm) ..................................................................................... 106
Status van de benodigdheden controleren ................................................. 106
Een reinigingspagina afdrukken .............................................................................. 107
Reinigingspagina afdrukken (LCD-bedieningspaneel) .................................. 107
Reinigingspagina afdrukken (bedieningspaneel uitgevoerd als
aanraakscherm) ..................................................................................... 107
Aanvullende opties om problemen met de afdrukkwaliteit op te lossen ......................... 108
Afdrukkwaliteitspagina afdrukken (LCD-bedieningspaneel) .......................... 108
Afdrukkwaliteitspagina afdrukken (bedieningspaneel uitgevoerd als
aanraakscherm) ..................................................................................... 108
De afdrukkwaliteitspagina interpreteren .................................................... 108
Tonercartridge controleren op beschadigingen ......................................................... 109
Papier en afdrukomgeving controleren ..................................................................... 110
Papier gebruiken dat voldoet aan de specificaties van HP ........................... 110
Omgeving van het product controleren ..................................................... 111
Instellingen van een afdruktaak controleren .............................................................. 111
EconoMode-instelling controleren ............................................................. 111
De kleurinstellingen aanpassen in de printerdriver ...................................... 111
Het kleurthema van een afdruktaak wijzigen ............................... 111
De kleuropties wijzigen ............................................................ 112
De printerdriver gebruiken die het beste aan uw afdrukbehoeften voldoet .................... 113
Het apparaat drukt niet of langzaam af .................................................................................. 115
Het apparaat drukt niet af ...................................................................................... 115
Het apparaat drukt langzaam af ............................................................................. 116
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen .................................................................... 117
viii NLWW
Het menu USB-flashdrive wordt niet geopend wanneer u de USB-accessoire plaatst ....... 117
Het bestand wordt niet afgedrukt vanaf het USB-opslagaccessoire ............................... 117
Het bestand dat u wilt afdrukken, wordt niet in het menu USB-flashdrive weergegeven . . 118
Problemen met rechtstreekse verbindingen oplossen ................................................................. 119
Problemen met bekabelde netwerken oplossen ........................................................................ 120
Slechte fysieke verbinding ...................................................................................... 120
De computer maakt gebruik van een onjuist IP-adres voor dit apparaat ........................ 120
De computer kan niet met het apparaat communiceren .............................................. 121
Het apparaat maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en duplexinstellingen voor
het netwerk .......................................................................................................... 121
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor compatibiliteitsproblemen ............ 121
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld ......................................... 121
Het apparaat is uitgeschakeld of andere netwerkinstellingen zijn niet juist .................... 121
Problemen met draadloze netwerken oplossen ......................................................................... 122
Controlelijst draadloze verbinding ........................................................................... 122
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat na het voltooien van de draadloze
configuratie .......................................................................................................... 122
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat en op de computer is een firewall van
derden geïnstalleerd .............................................................................................. 123
De draadloze verbinding functioneert niet meer nadat de draadloze router of het
apparaat is verplaatst ............................................................................................ 123
Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het draadloos apparaat ......... 123
De verbinding van het draadloos apparaat wordt verbroken wanneer er verbinding
wordt gemaakt met een virtueel privénetwerk. .......................................................... 123
Het netwerk wordt niet weergegeven in de lijst met draadloze netwerken .................... 124
Het draadloos netwerk functioneert niet ................................................................... 124
Diagnose van draadloos netwerk uitvoeren .............................................................. 124
Storing op een draadloos netwerk verminderen ........................................................ 125
Problemen met de productsoftware in Windows oplossen ......................................................... 126
Er wordt geen stuurprogramma voor het product weergegeven in de map Printers ........ 126
Er werd een foutbericht getoond tijdens de installatie van software ............................. 126
Het product bevindt zich in de modus Klaar, maar er wordt niets afgedrukt .................. 126
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in Mac OS X ...................................................... 128
De printerdriver wordt niet in de lijst met printers en faxapparaten weergegeven .......... 128
De apparaatnaam wordt niet weergegeven in de lijst met printers en faxapparaten ...... 128
De printerdriver zorgt er niet automatisch voor dat het geselecteerde apparaat wordt
weergegeven in de lijst met printers en faxapparaten ................................................ 128
Er is geen afdruktaak verzonden naar het apparaat van uw keuze .............................. 129
Wanneer het apparaat met een USB-kabel is aangesloten, wordt het apparaat niet
weergegeven in de lijst met printers en faxapparaten nadat de driver is geselecteerd .... 129
Bij USB-verbindingen wordt er een algemene printerdriver gebruikt ............................. 129
Software verwijderen (Windows) ........................................................................................... 130
NLWW ix
Software verwijderen (Mac OS X) .......................................................................................... 131
6 Benodigdheden en accessoires ...................................................................................... 133
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen .............................................................. 134
Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van derden ...................................................... 134
Anti-namaakwebsite van HP .................................................................................................. 134
Index ............................................................................................................................... 137
x NLWW
1Introductie
Productaanzichten
Apparaatrapporten afdrukken
Disclaimer voor printer delen
NLWW 1

Productaanzichten

Vooraanzicht van apparaat

1Uitvoerbak
2 USB-poort voor direct afdrukken (alleen HP LaserJet Pro 200 color M251nw printer)
3Aan/uit-knop
4Invoerlade
5 Klep voor toegang bij storing
6 LCD-bedieningspaneel (HP LaserJet Pro 200 color M251n printer) of bedieningspaneel uitgevoerd als kleuren-
aanraakscherm (HP LaserJet Pro 200 color M251nw printer)
7 Vergrendeling voorklep
2 Hoofdstuk 1 Introductie NLWW

Achteraanzicht van apparaat

1 Achterklep
2 Voedingsaansluiting
3Snelle USB 2.0-poort
4Netwerkpoort

Locatie van serienummer en modelnummer

Het etiket met het serienummer en het productmodelnummer bevindt zich aan de achterzijde van het product.
NLWW
Productaanzichten
3

Layout bedieningspaneel

Bedieningspaneel LCD
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1 Display van het bedieningspaneel: Het display verschaft informatie over het apparaat. Gebruik de menu's op het display
om apparaatinstellingen vast te leggen.
2
Knop Pijl terug
De menu's van het bedieningspaneel verlaten.
Terugkeren naar een vorig menu in een lijst met submenu's.
Terugkeren naar een vorig menu-item in een lijst met submenu's (zonder wijzigingen in het menu-item op te slaan).
3
Knop Annuleren de menu's van het bedieningspaneel te sluiten.
4
Knop Pijl naar links
5Knop OK: druk op de knop OK voor de volgende handelingen:
De menu's van het bedieningspaneel openen.
Een op het display van het bedieningspaneel weergegeven submenu openen.
Een menu-item selecteren.
Bepaalde fouten wissen.
Een afdruktaak starten als er een prompt op het bedieningspaneel staat (bijvoorbeeld als het bericht [OK] voor
doorgaan. wordt weergegeven op het display van het bedieningspaneel).
: druk op deze knop voor de volgende handelingen:
: druk op deze knop om een afdruktaak te annuleren als het waarschuwingslampje knippert, of om
: druk op deze knop om door de menu's te bladeren of om een waarde op het display te verlagen.
6
Knop Pijl naar rechts verhogen.
7
Knop Webservices
: druk op deze knop om door de menu's te bladeren of om een waarde op het display te
: deze knop biedt snelle toegang tot de onlineservices van HP, zoals HP ePrint.
4 Hoofdstuk 1 Introductie NLWW
8 Klaar-lampje (groen): het Klaar-lampje brandt als het apparaat gereed is om af te drukken. Het lampje knippert wanneer
het apparaat afdrukgegevens ontvangt of zich in de sluimermodus bevindt.
9 Waarschuwing-lampje (oranje): het Waarschuwing-lampje knippert als tussenkomst van de gebruiker vereist is.
Bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1 Draadloos-lampje: geeft aan dat het draadloze netwerk is ingeschakeld. Het lampje knippert wanneer het apparaat een
verbinding tot stand brengt met het draadloze netwerk.
2 Weergave op het aanraakscherm
3 Waarschuwingslampje: geeft aan dat er een probleem is met het apparaat
4 Klaarlampje: geeft aan dat het apparaat gereed is
5 Knop Help en lampje: biedt toegang tot het Help-systeem van het bedieningspaneel
6 Pijl naar rechts en lampje: beweegt de cursor naar rechts of brengt u naar het volgende scherm
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm kan worden gebruikt.
7 Knop Annuleren en lampje: wist instellingen, annuleert de huidige taak of sluit het huidige scherm af.
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm kan worden gebruikt.
8 Knop Terug en lampje: terug naar het vorige scherm
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm kan worden gebruikt.
NLWW
Productaanzichten
5
9 Pijl naar links en lampje: beweegt de cursor naar links
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm kan worden gebruikt.
10 Knop Beginscherm en lampje: brengt u naar het beginscherm
6 Hoofdstuk 1 Introductie NLWW

Beginscherm aanraakscherm

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
Het beginscherm biedt toegang tot apparaatfuncties en geeft de huidige apparaatstatus weer.
OPMERKING: Afhankelijk van de apparaatconfiguratie kunnen de beschikbare functies op het
beginscherm variëren. Bij sommige talen heeft het scherm mogelijk ook een andere indeling.
1
2
3
4
5
6
7Knop Apps: biedt toegang tot het menu Apps om direct af te drukken vanuit webtoepassingen die u heeft
8 Apparaatstatus
9Knop USB: biedt toegang tot het menu USB-flashdrive
Knop Webservices
HP ePrint is een hulpmiddel voor het afdrukken van documenten. Hiermee kunt u documenten vanaf een willekeurig apparaat met een e-mailfunctie naar het e-mailadres van de printer sturen.
Knop Instellingen
Knop Draadloos
OPMERKING: Als u bent aangesloten op een draadloos netwerk, wordt dit pictogram vervangen door balkjes
die de signaalsterkte aangeven.
Netwerkknop
netwerkinstellingen kun u de pagina Netwerkoverzicht afdrukken.
Knop Informatie Config-rapport afdrukken.
Knop Benodigdheden kunt u de pagina Status benodigdheden afdrukken.
gedownload vanaf de HP ePrintCenter-website op
: biedt snelle toegang tot de onlineservices van HP, zoals HP ePrint
: biedt toegang tot de hoofdmenu's
: biedt toegang tot het menu Draadloos en informatie over de status van het draadloze netwerk
: biedt toegang tot instellingen voor en informatie over het netwerk. Op het scherm met
: biedt informatie over de apparaatstatus. Op het scherm met statusinformatie kunt u de pagina
: biedt informatie over de status van benodigdheden. Op het scherm voor benodigdheden
www.hpeprintcenter.com
NLWW
Productaanzichten
7

Apparaatrapporten afdrukken

In het geheugen van het apparaat zijn apparaatrapporten opgeslagen. Met behulp van deze pagina's kunt u problemen met het product onderzoeken en oplossen.
OPMERKING: als de taal op het apparaat tijdens de installatie niet goed is ingesteld, kunt u de taal
handmatig instellen zodat de informatiepagina's in een van de ondersteunde talen worden afgedrukt. Wijzig de taal met behulp van het menu Systeeminstellingen op het bedieningspaneel of met behulp van de geïntegreerde webserver.
Vanuit het menu Rapporten kunt u verschillende informatieve pagina's over het apparaat afdrukken.
Menu-item Omschrijving
Demopagina Een pagina afdrukken ter illustratie van de afdrukkwaliteit
Menustructuur Drukt een schema af van de menustructuur van het bedieningspaneel. De actieve
instellingen voor elk menu worden weergegeven.
Config-rapport Een lijst afdrukken met alle instellingen van het product. Bevat netwerkgegevens als
het product is verbonden met een netwerk.
Status benodigdheden Drukt de status af van iedere tonercartridge met de volgende informatie:
Geschatte resterende levensduur van de cartridge in procenten
Geschat aantal resterende pagina's
Onderdeelnummers van HP tonercartridges
Aantal afgedrukte pagina's
Netwerkoverzicht Hiermee drukt u een lijst af met alle netwerkinstellingen van het product.
Gebruikspagina Hiermee drukt u een pagina af met vermelding van PCL-pagina's, PCL 6-pagina's,
PS-pagina's, pagina's die waren vastgelopen of verkeerd ingevoerd in het apparaat en pagina's in monochroom (zwart-wit) of kleur. Daarnaast wordt ook het aantal pagina's gerapporteerd.
PCL-lettert.lst Hiermee drukt u een lijst af met alle geïnstalleerde PCL-lettertypen.
PS-lettert.lst Hiermee drukt u een lijst af met alle geïnstalleerde PS-lettertypen (PostScript).
PCL6-lettert.lst Hiermee drukt u een lijst af met alle geïnstalleerde PCL6-lettertypen.
Log kleurgebruik Hiermee drukt u een overzicht af op taakbasis met de gebruikersnaam, de naam
van de toepassing en informatie over kleurgebruik.
Servicepagina Hiermee drukt u het servicerapport af.
Diagnosepagina Hiermee drukt u de kalibratiepagina's en pagina's voor kleurdiagnose af.
Kwaliteitspagina afdr. Een pagina voor hulp bij problemen met de afdrukkwaliteit afdrukken
8 Hoofdstuk 1 Introductie NLWW

Apparaatrapporten afdrukken (LCD-bedieningspaneel)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open het menu Rapporten.
3. Selecteer het rapport dat u wilt afdrukken en druk vervolgens op de knop OK om het rapport af te
drukken.

Apparaatrapporten afdrukken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Raak de knop Rapporten aan.
3. Ga naar het rapport dat u wilt afdrukken.
aan.
NLWW
Apparaatrapporten afdrukken
9

Disclaimer voor printer delen

HP ondersteunt geen peer-to-peer netwerken, aangezien dit een functie is van Microsoft­besturingssystemen en niet van de printerdrivers van HP. Ga naar Microsoft op
www.microsoft.com.
10 Hoofdstuk 1 Introductie NLWW

2 Papierlade

Ondersteunde papierformaten
Ondersteunde papiersoorten
De papierinvoerlade vullen
NLWW 11

Ondersteunde papierformaten

Dit apparaat ondersteunt een aantal papierformaten en kan aan verschillende papiersoorten worden aangepast.
OPMERKING: Voor de beste afdrukresultaten selecteert u het juiste papierformaat en de juiste
papiersoort in de printerdriver voordat u gaat afdrukken.
Tabel 2-1 Ondersteunde papier- en afdrukmateriaalformaten
Formaat Afmetingen
Letter 216 x 279 mm
Executive 216 x 356 mm
Executive 184 x 267 mm
8,5 x 13 216 x 330 mm
4 x 6 102 x 152 mm
5 x 8 127 x 203 mm
A4 210 x 297 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
B5 (JIS) 182 x 257 mm
10 x 15 cm 100 x 150 mm
16k 184 x 260 mm
195 x 270 mm
197 x 273 mm
Aangepast Minimaal: 76 x 127 mm
Maximaal: 216 x 356 mm
Tabel 2-2 Ondersteunde enveloppen en briefkaarten
Formaat Afmetingen
Japanse briefkaart
Briefkaart (JIS)
Dubbele Japanse briefkaart gedraaid
100 x 148 mm
148 x 200 mm
Dubbele briefkaart (JIS)
Envelop #10 105 x 241 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
12 Hoofdstuk 2 Papierlade NLWW
Tabel 2-2 Ondersteunde enveloppen en briefkaarten (vervolg)
Formaat Afmetingen
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop B5 176 x 250 mm
Envelop Monarch 98 x 191 mm
NLWW
Ondersteunde papierformaten
13

Ondersteunde papiersoorten

Papiersoort
Papier, inclusief de
Afmetingen
Minimaal: 76 x 127 mm
1
volgende soorten:
Maximaal: 216 x 356
Gewoon
Briefhoofd
Kleur
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kringloop
mm
Dik papier Hetzelfde als voor papier
Omslagpapier Hetzelfde als voor papier
Glanzend papier
Hetzelfde als voor papier
Fotopapier
Gewicht
60 tot 90 g/m (16 tot 24 lb)
Max. 200 g/m
Max. 200 g/m
Max. 220 g/m
2
2
(53 lb)
2
(53 lb)
2
(59 lb)
Capaciteit
2
Max. 150 vellen
2
75 g/m
(20 lb bond)
Max. stapelhoogte: 15 mm
Max. stapelhoogte: 15 mm
Max. stapelhoogte: 15 mm
Afdrukstand papier
Te bedrukken zijde omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
Te bedrukken zijde omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
Te bedrukken zijde omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
Te bedrukken zijde omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
Transparanten A4 of Letter Dikte: 0,12 tot 0,13 mm Maximaal 50 vellen Te bedrukken zijde
omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
Etiketten
3
A4 of Letter Dikte: maximaal 0,23 mm Maximaal 50 vellen Te bedrukken zijde
omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
Enveloppen
COM 10
Max. 90 g/m
2
(24 lb)
Maximaal 10 enveloppen Te bedrukken zijde
omhoog, met de hoek
Monarch
Briefkaarten of indexkaarten
DL
C5
B5
100 x 148 mm Maximaal 50 vellen Te bedrukken zijde
voor de postzegel naar de achterkant van de lade
omhoog, bovenrand naar de achterkant van de lade
1
Het apparaat ondersteunt allerlei standaardformaten en aangepaste formaten. Zie de printerdriver voor ondersteunde formaten.
2
De capaciteit is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het papier, en van de omgevingsomstandigheden.
3
Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield)
14 Hoofdstuk 2 Papierlade NLWW

De papierinvoerlade vullen

1. Trek de lade uit het apparaat.
2. Schuif de papierlengte- en breedtegeleiders
naar de zijden van de lade toe.
3. Als u papier van Legal-formaat wilt plaatsen,
dient u de lade te verlengen door het verlenglipje ingedrukt te houden terwijl u de voorzijde van de lade naar buiten trekt.
OPMERKING: Als de lade is gevuld met
papier van Legal-formaat, steekt deze ongeveer 51 mm uit vanaf de voorzijde van het apparaat.
NLWW
De papierinvoerlade vullen
15
4. Plaats het papier in de lade en zorg ervoor dat
de vellen in alle vier de hoeken plat liggen. Schuif de papierlengte- en breedtegeleiders tegen de stapel papier.
OPMERKING: de capaciteit van de lade
bedraagt 150 vellen.
5. Duw het papier naar beneden om ervoor te
zorgen dat de stapel zich onder de lipjes (aan de zijkanten van de lade) bevindt die de maximale hoogte aangeven.
6. Schuif de lade terug in het apparaat.
16 Hoofdstuk 2 Papierlade NLWW

3 Afdrukken

Ondersteunde printerstuurprogramma's (Windows)
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows)
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X)
Afdruktaken voor Windows
Afdruktaken voor Mac OS X
Geavanceerde afdruktaken (Windows)
Geavanceerde afdruktaken (Mac OS X)
Afdrukken van archiefkwaliteit maken
Afdrukken in kleur
HP ePrint gebruiken
AirPrint gebruiken
Direct afdrukken via USB
NLWW 17

Ondersteunde printerstuurprogramma's (Windows)

Printerdrivers bieden toegang tot de functies van een product en geven de computer toestemming om met het product te communiceren (via een printertaal). Zie de installatie-instructies en de Leesmij­bestanden op de cd-rom van het product voor extra software en talen.
Beschrijving van de HP PCL 6-driver
Wordt geïnstalleerd via de wizard Printer toevoegen
Wordt meegeleverd als de standaarddriver
Aanbevolen voor afdrukken in alle ondersteunde Windows-omgevingen
Biedt over het geheel genomen de beste snelheid, afdrukkwaliteit en ondersteuning voor de
functies van het product voor de meeste gebruikers
Ontwikkeld voor samenwerking met de Windows Graphic Device Interface (GDI) voor de beste
snelheid in Windows-omgevingen
Mogelijk niet volledig compatibel met software van derden en aangepaste software op basis van
PCL 5
Omschrijving HP UPD PS-driver
Te downloaden van internet op
Aanbevolen voor afdrukken met Adobe met veel graphics
Biedt ondersteuning voor afdrukken via postscript-emulatie en voor postscript flash-lettertypen
Omschrijving HP UPD PCL 5-driver
Te downloaden van internet op
Compatibel met eerdere PCL-versies en oudere HP LaserJet-producten
De beste keuze voor afdrukken via aangepaste softwareprogramma's of softwareprogramma's
van derden
Ontworpen voor Windows-omgevingen in bedrijven om één driver te bieden die u voor meerdere
printermodellen kunt gebruiken
Aanbevolen wanneer u naar meerdere printermodellen kopieert vanaf een mobiele Windows-
computer
www.hp.com/support/ljcolorm251series
®
-softwareprogramma's of andere softwareprogramma's
www.hp.com/support/ljcolorm251series
18 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows)

Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak

Wijzigingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, hebben prioriteit afhankelijk van waar de wijzigingen zijn aangebracht:
OPMERKING: Namen van opdrachten en dialoogvensters kunnen variëren afhankelijk van het
programma dat u gebruikt.
Dialoogvenster Pagina-instelling. Het dialoogvenster wordt geopend wanneer u klikt op
Pagina-instelling of een vergelijkbare opdracht in het menu Bestand van het programma waarin u werkt. Als u hier wijzigingen aanbrengt, worden alle gewijzigde instellingen ergens anders teniet gedaan.
Dialoogvenster Afdrukken: klik op Afdrukken, Afdrukinstellingen of op een
soortgelijke opdracht in het menu Bestand van het programma waar u in werkt om dit dialoogvenster te openen. De instellingen die u wijzigt in het dialoogvenster Afdrukken hebben een lagere prioriteit en hebben meestal geen invloed op de wijzigingen die u hebt aangebracht in het dialoogvenster Pagina-instelling.
Dialoogvenster Printereigenschappen (printerdriver): klik op Eigenschappen in het
dialoogvenster Afdrukken om de printerdriver te openen. Instellingen die u wijzigt in het dialoogvenster Printereigenschappen hebben meestal geen invloed op instellingen elders in de afdruksoftware. U kunt de meeste afdrukinstellingen hier wijzigen.
Standaardinstellingen in de printerdriver. Met de standaardinstellingen in de printerdriver
worden de instellingen voor alle afdruktaken bepaald, tenzij de instellingen worden gewijzigd in een van de dialoogvensters Pagina-instelling, Afdrukken en Eigenschappen voor
printer, zoals hierboven beschreven.
Instellingen op het bedieningspaneel van de printer. De instellingen die op het
bedieningspaneel worden gewijzigd, hebben een lagere prioriteit dan instellingen die elders worden gewijzigd.

De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer de driver en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren.
NLWW
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows)
19

De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen

1. Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de standaardweergave van het menu Start): klik op Start en vervolgens op Printers en faxapparaten.
Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen vanuit de klassieke weergave van het menu Start): klik op Start, Instellingen en vervolgens op Printers.
Windows Vista: klik op Start, Configuratiescherm en vervolgens in de categorie Hardware en geluiden op Printer.
Windows 7: Klik op Start en klik op Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de driver en selecteer vervolgens
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.

De configuratie-instellingen van het product wijzigen

1. Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de standaardweergave van het menu Start): klik op Start en vervolgens op Printers en faxapparaten.
Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen vanuit de klassieke weergave van het menu Start): klik op Start, Instellingen en vervolgens op Printers.
Windows Vista: klik op Start, Configuratiescherm en vervolgens in de categorie Hardware en geluiden op Printer.
Windows 7: Klik op Start en klik op Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het driverpictogram en selecteer Eigenschappen of
Printereigenschappen.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
20 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X)

Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak

Wijzigingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, hebben prioriteit afhankelijk van waar de wijzigingen zijn aangebracht:
OPMERKING: Namen van opdrachten en dialoogvensters kunnen variëren afhankelijk van het
programma dat u gebruikt.
Dialoogvenster Pagina-instelling: klik op Pagina-instelling of op een vergelijkbare
opdracht op het menu Archief van het programma waarin u werkt om dit dialoogvenster te openen. Instellingen die u hier wijzigt, kunnen instellingen die u ergens anders hebt gewijzigd vervangen.
Dialoogvenster Afdrukken. Het dialoogvenster wordt geopend wanneer u klikt op
Afdrukken, Afdrukinstelling of een vergelijkbare opdracht in het menu Bestand van het programma waarin u werkt. Instellingen die in het dialoogvenster Afdrukken worden gewijzigd hebben een lagere prioriteit en doen wijzigingen in het dialoogvenster Pagina-instelling niet teniet.
Standaardinstellingen in de printerdriver. Met de standaardinstellingen in de printerdriver
worden de instellingen voor alle afdruktaken bepaald, tenzij de instellingen worden gewijzigd in een van de dialoogvensters Pagina-instelling, Afdrukken en Eigenschappen voor
printer, zoals hierboven beschreven.
Instellingen op het bedieningspaneel van de printer. De instellingen die op het
bedieningspaneel worden gewijzigd, hebben een lagere prioriteit dan instellingen die elders worden gewijzigd.

De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten

1. Klik in het menu Bestand op de knop Afdrukken.
2. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende menu's.

De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen

1. Klik in het menu Bestand op de knop Afdrukken.
2. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende menu's.
3. Klik in het menu Voorinstellingen op de optie Opslaan als... en typ een naam voor de
voorinstelling.
Deze instellingen worden in het menu Voorinstellingen opgeslagen. Als u de nieuwe instellingen wilt gebruiken, moet u de opgeslagen voorinstelling selecteren wanneer u een programma opent en wilt afdrukken.
NLWW
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X)
21

De configuratie-instellingen van het product wijzigen

1.
Klik in het menu Apple pictogram Afdrukken en faxen.
2. Selecteer het apparaat aan de linkerzijde van het scherm.
3. Klik op de knop Opties en benodigdheden.
4. Klik op het tabblad Driver.
5. Configureer de geïnstalleerde opties.
op het menu Systeemvoorkeuren en klik vervolgens op het
22 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Afdruktaken voor Windows

Een afdruksnelkoppeling gebruiken (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Snelkoppelingen.
4. Selecteer één van de snelkoppelingen en klik
vervolgens op de knop OK.
OPMERKING: Wanneer u een
snelkoppeling selecteert, worden de bijbehorende instellingen op de overige tabbladen in de printerdriver gewijzigd.
NLWW
Afdruktaken voor Windows
23

Een afdruksnelkoppeling maken (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Snelkoppelingen.
4. Selecteer een bestaande snelkoppeling als
basis.
OPMERKING: Selecteer altijd eerst een
snelkoppeling voordat u een van de instellingen aan de rechterkant van het scherm aanpast. Als u de instellingen wijzigt en vervolgens een snelkoppeling selecteert, of als u een andere snelkoppeling selecteert, gaan al uw wijzigingen verloren.
24 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
5. Selecteer de afdrukopties voor de nieuwe
snelkoppeling.
OPMERKING: U kunt de afdrukopties op
elk tabblad van de printerdriver selecteren. Nadat u opties hebt geselecteerd op een ander tabblad, dient u terug te keren naar het tabblad Snelkoppelingen voordat u verdergaat met de volgende stap.
6. Klik op de knop Opslaan als.
7. Geef een naam op voor de snelkoppeling en
klik vervolgens op de knop OK.
NLWW
Afdruktaken voor Windows
25

Dubbelzijdig afdrukken (duplex) met Windows

1. Klik in het menu Bestand van het
softwareprogramma op Afdrukken.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Afwerking.
26 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
4. Schakel het selectievakje Dubbelzijdig
afdrukken in. Klik op OK om de eerste
zijde van de taak af te drukken.
5. Haal de stapel afdrukken uit de uitvoerbak en
plaats het papier met de bedrukte zijde naar beneden in de invoerlade, zonder de afdrukrichting te wijzigen.
6. Druk op het bedieningspaneel op OK om de
tweede zijde van de taak af te drukken.

Meerdere pagina's per vel afdrukken met Windows

1. Klik in het menu Bestand van het
softwareprogramma op Afdrukken.
NLWW
Afdruktaken voor Windows
27
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Afwerking.
28 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
4. Selecteer het aantal pagina's per vel in het
vervolgkeuzemenu Pagina's per vel.
5. Selecteer de juiste opties voor
Paginaranden afdrukken, Paginavolgorde en Afdrukrichting.

De afdrukrichting selecteren (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop
Eigenschappen of Voorkeuren.
NLWW
Afdruktaken voor Windows
29
3. Klik op het tabblad Afwerking.
4. Selecteer in het gedeelte Afdrukrichting de
optie Staand of Liggend.
Als u de pagina omgekeerd wilt afdrukken, selecteert u de optie 180 graden draaien.

De papiersoort selecteren (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
30 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Klik in de vervolgkeuzelijst Papiersoort op
Meer....
NLWW
Afdruktaken voor Windows
31
5. Selecteer de categorie met papiersoorten uit
die het best overeenkomt met het papier dat u gebruikt.
6. Selecteer de papiersoort die u gebruikt en klik
vervolgens op de knop OK.

De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop
Eigenschappen of Voorkeuren.
32 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Schakel het selectievakje Pagina's op
ander papier afdrukken in en selecteer
de benodigde instellingen voor de voorpagina, andere pagina's en achterpagina.

De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
NLWW
Afdruktaken voor Windows
33
3. Klik op het tabblad Effecten.
4. Selecteer de optie Document afdrukken
op en selecteer vervolgens een formaat in de
vervolgkeuzelijst.

Een brochure maken (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop
Eigenschappen of Voorkeuren.
34 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
3. Klik op het tabblad Afwerking.
4. Schakel het selectievakje Dubbelzijdig
afdrukken in.
5. Selecteer een inbindoptie in de
vervolgkeuzelijst Brochurelay-out. De optie Pagina's per vel verandert automatisch in 2 pagina's per vel.
NLWW
Afdruktaken voor Windows
35

Afdruktaken voor Mac OS X

Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Selecteer in het menu Voorinstellingen de voorinstelling voor afdrukken.
OPMERKING: Selecteer de optie standaard om de standaardinstellingen van de printerdriver te
gebruiken.

Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X)

Gebruik voorinstellingen voor afdrukken om de huidige instellingen van de printerdriver op te slaan, zodat u deze later opnieuw kunt gebruiken.
1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Selecteer de afdrukinstellingen die u wilt opslaan zodat u deze opnieuw kunt gebruiken.
4. Klik in het menu Voorinstellingen op de optie Opslaan als... en typ een naam voor de
voorinstelling.
5. Klik op de knop OK.

Dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X)

1. Plaats voldoende papier in een van de laden om de taak te kunnen afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
3. Open het menu Afwerking en klik op het tabblad Handmatige duplex of open het menu
Handmatige duplex.
4. Klik op het vak Handmatige duplex en selecteer een bindoptie.
5. Klik op de knop Afdrukken. Volg de instructies in het pop-upvenster dat op het computerscherm
verschijnt voordat u de uitgevoerde stapel weer in lade 1 plaatst voor het afdrukken van de tweede zijde.
6. Ga naar het apparaat en verwijder alle lege vellen uit lade 1.
7. Plaats de afgedrukte stapel met de bedrukte zijde omhoog en de onderrand eerst in lade 1.
8. Druk desgevraagd op de juiste toets op het bedieningspaneel om door te gaan.
36 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Lay-out.
4. Selecteer in het menu Pagina's per vel het aantal pagina's dat u per vel wilt afdrukken (1, 2,
4, 6, 9 of 16).
5. Selecteer in het gebied Lay-outrichting de volgorde en positie van de pagina's op het vel.
6. Selecteer in het menu Randen het soort rand dat u rond elke pagina op het vel wilt afdrukken.

Afdrukrichting selecteren (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Klik in het menu Aantal en pagina's op de knop pagina-instelling.
4. Klik op het pictogram dat de afdrukrichting vertegenwoordigt die u wilt gebruiken, en klik
vervolgens op de knop OK.

Papiersoort selecteren (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Afwerking.
4. Selecteer een soort in de vervolgkeuzelijst Soort afdrukmateriaal.
NLWW
5. Klik op de knop Afdrukken.
Afdruktaken voor Mac OS X
37

Een voorblad afdrukken (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Voorblad en selecteer waar u het voorblad wilt afdrukken. Klik op de knop
Voor document of Na document.
4. Selecteer in het menu Type voorblad het bericht dat u op het voorblad wilt afdrukken.
OPMERKING: Selecteer de optie standaard in het menu Type voorblad als u een leeg
voorblad wilt afdrukken.

Een document aanpassen aan paginagrootte (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Papierverwerking.
4. Klik in het gebied Papierformaat bestemming op het vak Aanpassen aan papier en
selecteer het formaat in de vervolgkeuzelijst.

Een brochure maken (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Handmatige duplex.
4. Klik op het vakje Handmatige duplex.
5. Open het menu Brochure afdrukken.
6. Klik op het vak Uitvoer als brochure indelen en selecteer een bindoptie.
7. Selecteer het papierformaat.
38 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Geavanceerde afdruktaken (Windows)

Een afdruktaak annuleren (Windows)

1. Als er een taak wordt afgedrukt, kunt u deze onderbreken door op Annuleren te drukken op het
bedieningspaneel van het apparaat.
OPMERKING: Als u op Annuleren drukt, wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt,
gewist. Als er meer dan een proces wordt uitgevoerd wanneer u op Annuleren proces gewist dat op dat moment op het bedieningspaneel van het apparaat wordt weergegeven.
2. U kunt ook een afdruktaak annuleren vanuit een softwareprogramma of een afdrukwachtrij.
Softwareprogramma: doorgaans wordt er korte tijd een dialoogvenster op het scherm
weergegeven waarin u de afdruktaak kunt annuleren.
Afdrukwachtrij van Windows: als een afdruktaak in een afdrukwachtrij
(computergeheugen) of printerspooler staat, kunt u de taak daar wissen.
Windows XP, Server 2003 of Server 2008: Klik op Start en Instellingen en
kies Printers en faxapparaten. Dubbelklik op het pictogram van het product om het venster te openen, klik met de rechtermuisknop op de afdruktaak die u wilt annuleren en klik op Annuleren.
drukt, wordt het
Windows Vista: klik op Start, klik op Configuratiescherm en klik vervolgens
onder Hardware en geluiden op Printer. Dubbelklik op het pictogram van het product om het venster te openen, klik met de rechtermuisknop op de afdruktaak die u wilt annuleren en klik op Annuleren.
Windows 7: Klik op Start en klik op Apparaten en printers. Dubbelklik op het
pictogram van het apparaat om het venster te openen, klik met de rechtermuisknop op de afdruktaak die u wilt annuleren en klik op Annuleren.

Het papierformaat selecteren (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Selecteer een papierformaat in de vervolgkeuzelijst Papierformaat.

Een aangepast papierformaat selecteren (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren.
NLWW
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Klik op de knop Aangepast.
Geavanceerde afdruktaken (Windows)
39
5. Voer een naam voor het aangepaste formaat in en geef de afmetingen op.
De breedte is de korte zijde van het papier.
De lengte is de lange zijde van het papier.
OPMERKING: Plaats het papier altijd met de korte zijde naar voren in de laden.
6. Klik op de knop Opslaan en dan op de knop Sluiten.

Watermerken afdrukken (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Effecten.
4. Selecteer een watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerken.
Of klik op de knop Bewerken als u een nieuw watermerk wilt toevoegen aan de lijst. Selecteer de instellingen voor het watermerk en klik vervolgens op de knop OK.
5. Schakel het selectievakje Alleen eerste pagina in als u het watermerk alleen op de eerste
pagina wilt afdrukken. Doet u dit niet, dan wordt het watermerk op elke pagina afgedrukt.
40 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Geavanceerde afdruktaken (Mac OS X)

Een afdruktaak annuleren (Mac OS X)

1. Als er een taak wordt afgedrukt, kunt u deze onderbreken door op Annuleren te drukken op het
bedieningspaneel van het apparaat.
OPMERKING: Als u op Annuleren drukt, wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt,
gewist. Als er meer dan één afdruktaak in de wachtrij staat, kunt u op de knop Annuleren drukken om de afdruktaak te wissen die op dat moment op het bedieningspaneel van het apparaat wordt weergegeven.
2. U kunt ook een afdruktaak annuleren vanuit een softwareprogramma of een afdrukwachtrij.
Softwareprogramma: doorgaans wordt er korte tijd een dialoogvenster op het scherm
weergegeven waarin u de afdruktaak kunt annuleren.
Mac-afdrukwachtrij: open de afdrukwachtrij door te dubbelklikken op het pictogram van
het apparaat in het Dock. Selecteer de afdruktaak en klik vervolgens op Verwijder.

Papierformaat selecteren (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Klik in het menu Aantal en pagina's op de knop pagina-instelling.
4. Selecteer een formaat in de vervolgkeuzelijst Papierformaat en klik op de knop OK.

Een aangepast papierformaat selecteren (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Klik in het menu Aantal en pagina's op de knop pagina-instelling.
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papierformaat de optie Aangepaste formaten beheren.
5. Selecteer de afmetingen voor het papierformaat en klik vervolgens op de knop OK.

Watermerken afdrukken (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Watermerken.
NLWW
4. Selecteer in het menu Modus het soort watermerk dat u wilt gebruiken. Selecteer de optie
Watermerk als u een halftransparant bericht wilt afdrukken. Selecteer de optie Overlay als u
een bericht wilt afdrukken dat niet transparant is.
Geavanceerde afdruktaken (Mac OS X)
41
5. Selecteer in het menu Pagina's of u het watermerk wilt afdrukken op alle pagina's of alleen op
de eerste pagina.
6. Selecteer in het menu Tekst een van de standaardberichten of selecteer de optie Aangepast en
typ in het vak een nieuw bericht.
7. Selecteer opties voor de overige instellingen.
42 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Afdrukken van archiefkwaliteit maken

OPMERKING: als u deze functie gebruikt, verbruikt u meer toner.
Met archiefafdrukken wordt uitvoer geproduceerd die minder vatbaar is voor tonervegen en stofdeeltjes. Gebruik archiefafdrukken om documenten te maken die u wilt bewaren of archiveren

Afdrukken van archiefkwaliteit maken (LCD-bedieningspaneel)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
Service
Archief afdr.
3. Selecteer de optie Aan of Uit en druk vervolgens op de knop OK.

Afdrukken van archiefkwaliteit maken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak de knop Archief afdr. en vervolgens de knop Aan aan.
aan.
NLWW
Afdrukken van archiefkwaliteit maken
43

Afdrukken in kleur

De optie HP EasyColor gebruiken

Als u de HP PCL 6-printerdriver voor Windows gebruikt, verbetert de HP EasyColor-technologie automatisch documenten met gemengde inhoud die worden afgedrukt vanuit Microsoft Office­programma's. Met deze technologie worden documenten gescand en foto's in JPEG- of PNG-indeling automatisch aangepast. De HP EasyColor-technologie verdeelt het volledige beeld niet in verschillende stukken, maar verbetert dit in één keer. Daardoor worden kleuren consistenter, details scherper weergegeven en afdrukken sneller gemaakt.
Als u de HP Postscript-printerdriver voor Mac gebruikt, scant de HP EasyColor-technologie alle documenten en past automatisch alle fotoafbeeldingen aan met dezelfde verbeterde fotoresultaten.
In het volgende voorbeeld zijn de beelden aan de linkerzijde gemaakt zonder de optie HP EasyColor. De beelden aan de rechterzijde tonen de verbeteringen dankzij het gebruik van de optie HP EasyColor.
De optie HP EasyColor is standaard ingeschakeld in zowel de HP PCL 6-printerdriver als de HP Mac Postscript-printerdriver, zodat u kleuren niet handmatig hoeft aan te passen. Als u de optie wilt uitschakelen zodat u de kleurinstellingen handmatig kunt aanpassen, selecteert u het tabblad Kleur in de Windows-driver of het tabblad Kwaliteit/kleuropties in de Mac-driver en klikt u op het selectievakje HP EasyColor om het uit te schakelen.
44 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

De kleuropties wijzigen (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop
Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Kleur.
NLWW
Afdrukken in kleur
45
4. Klik op de instelling Automatisch of
Handmatig.
De instelling Automatisch: selecteer
deze instelling voor de meeste afdruktaken in kleur.
De instelling Handmatig: selecteer deze
instelling om de kleurinstellingen onafhankelijk van andere instellingen aan te passen.
OPMERKING: Het handmatig
aanpassen van kleurinstellingen kan van invloed zijn op de afdrukken. HP adviseert dat deze instellingen alleen worden gewijzigd door grafische deskundigen.
5. Klik op de optie Afdrukken in grijstinten
om een kleurendocument af te drukken in zwart en grijstinten. Gebruik deze optie om kleurendocumenten af te drukken voor kopiëren of faxen. U kunt deze optie ook gebruiken om concepten af te drukken of kleurtoner te besparen.
6. Klik op de knop OK.

Het kleurthema van een afdruktaak wijzigen (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop
Eigenschappen of Voorkeuren.
46 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
3. Klik op het tabblad Kleur.
4. Selecteer een kleurthema in de
vervolgkeuzelijst Kleurthema's.
Standaard (sRGB): Met dit thema stelt u
het apparaat in voor het afdrukken van RGB-gegevens in de onbewerkte apparaatmodus. Hiermee kunt u de kleuren in het softwareprogramma of het besturingssysteem beheren voor de juiste weergave.
Levendig: Met dit thema wordt de
kleurverzadiging in de middentinten verhoogd. Gebruik dit thema voor het afdrukken van zakelijke illustraties.
Foto: Met dit thema wordt RGB-kleur
geïnterpreteerd alsof dit wordt afgedrukt als een foto met behulp van een digitaal mini-lab. Hierdoor worden diepere, vollere kleuren anders weergegeven dan bij het thema Standaard (sRGB). Gebruik dit thema voor het afdrukken van foto's.
Foto (Adobe RGB 1998): Gebruik dit
thema voor het afdrukken van digitale foto's die de AdobeRGB-kleurruimte gebruiken in plaats van sRGB. Schakel kleurbeheer in het softwareprogramma uit wanneer u dit thema gebruikt.
Geen: Er wordt geen kleurthema gebruikt.

De kleuropties wijzigen (Mac OS X)

1. Klik in het menu Bestand op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Open het menu Kwaliteit/kleuropties.
4. Open het menu Geavanceerd.
5. Pas de afzonderlijke instellingen voor tekst, illustraties en foto's aan.

Handmatige kleuropties

Met de handmatige kleuraanpassingsopties kunt u zelf de opties Neutrale grijstinten, Halftonen en Scherpteregeling voor tekst, illustraties en foto’s aanpassen.
NLWW
Afdrukken in kleur
47
Tabel 3-1 handmatige kleuropties
Beschrijving instelling Opties instelling
Randenbeheer
Met de instelling Randenbeheer beheert u de rendering van randen. De scherpteregeling heeft twee componenten: adaptieve halftonen en overlapping. Met adaptieve halftonen worden randen scherper weergegeven. Bij overlapping worden de randen van aangrenzende objecten licht overlapt om het effect van verspringende kleurvlakken tegen te gaan.
Halftoon
Halftoonopties zijn van invloed op de helderheid
en resolutie van de kleuruitvoer.
Neutrale grijstinten
Met de instelling Neutrale grijstinten wordt bepaald welke methode wordt toegepast voor het samenstellen van grijze kleuren in tekst, afbeeldingen en foto's.
Uit dient voor het uitschakelen van zowel trapping als
aangepaste halftonen.
Licht stelt trapping in op het laagste niveau. Adaptieve halftonen
is ingeschakeld.
Bij Normaal wordt overlapping ingesteld op een gemiddeld
niveau. Adaptieve halftonen is ingeschakeld.
Maximaal is de hoogste instelling voor trapping. Adaptieve
halftonen is ingeschakeld.
De optie Gelijkmatig geeft betere resultaten voor grote, effen
oppervlakken en verbetert foto's door kleurnuances geleidelijk in elkaar te laten overgaan. Kies deze optie als het gelijkmatig vullen van gekleurde vlakken belangrijk is.
De optie Detail is nuttig voor tekst en afbeeldingen die scherpe
scheidingen tussen lijnen en kleuren vereisen, zoals afbeeldingen met een patroon of veel details. Selecteer deze optie als scherpe randen en details belangrijk zijn.
Alleen zwart genereert neutrale kleuren (grijstinten en zwart)
met alleen zwarte toner. Dit garandeert neutrale kleuren zonder kleurencontrast. Deze instelling is het best geschikt voor documenten en transparanten met grijsschalen.
4-Kleur levert neutrale kleuren (grijs en zwart) door combinatie
de vier tonerkleuren. Deze methode levert beter in elkaar overlopende kleuren en kleurovergangen naar niet-neutrale kleuren en biedt bovendien het donkerste zwart.

Kleuren overeen laten stemmen

De beste methode om de kleuren te laten overeenstemmen is uw documenten af te drukken in sRGB­kleuren.
Het laten overeenstemmen van de kleuren op de afdruk en de kleuren op het beeldscherm is ingewikkeld omdat printers en monitoren verschillende methoden gebruiken voor het produceren van kleuren. Monitoren geven kleuren weer door middel van lichtpixels via een RGB-kleurenproces (rood, groen, blauw); printers drukken kleuren af door middel van een CMYK-proces (cyaan, magenta, geel en zwart).
Diverse factoren kunnen het overeenstemmen van afgedrukte kleuren met de kleuren op de monitor beïnvloeden:
Afdrukmateriaal
Printerkleurstoffen (bijvoorbeeld inkten en toners)
Het afdrukproces (bijvoorbeeld inkjet-, drukpers- of lasertechnologie)
De verlichting in de ruimte
48 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
Persoonlijke verschillen in kleurwaarneming
Softwareprogramma's
Printerdrivers
Computerbesturingssystemen
Monitoren
Videokaarten en -drivers
Omgevingsfactoren (bijvoorbeeld vochtigheidsgraad)
Houd rekening met bovengenoemde factoren als de kleuren op uw scherm niet volmaakt overeenkomen met de afgedrukte kleuren.

Gekleurde tekst zwart afdrukken (Windows)

1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Schakel het selectievakje Alle tekst zwart afdrukken in. Klik op de knop OK.
NLWW
Afdrukken in kleur
49

HP ePrint gebruiken

Gebruik HP ePrint om documenten af te drukken door ze als e-mailbijlage vanaf een willekeurig apparaat met een e-mailfunctie naar het e-mailadres van het apparaat te sturen.
OPMERKING: het apparaat moet op een bekabeld of draadloos netwerk zijn aangesloten en over
een internetverbinding beschikken om HP ePrint te gebruiken.

HP ePrint gebruiken (LCD-bedieningspaneel)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Om HP ePrint te gebruiken, moet u eerst HP-webservices inschakelen.
a. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
b. Selecteer het menu HP Web Services en raak de knop OK aan.
c. Selecteer de optie Webservices inschakelen en druk op de knop OK aan.
Als de optie Webservices is ingeschakeld, drukt het apparaat een informatieblad af met de productcode en instructies om u aan te melden bij
2. Nadat u het apparaat heeft geregistreerd, kunt u op de website van HP ePrintCenter de
beveiligingsinstellingen definiëren en de standaardafdrukinstellingen configureren voor alle HP ePrint-taken die naar dit apparaat worden gestuurd.
www.eprintcenter.com.
a. Ga naar
b. Klik op Aanmelden en voer uw HP ePrintCenter-aanmeldgegevens in, of maak een nieuwe
account aan.
c. Kies uw apparaat in de lijst of klik op + Printer toevoegen om deze toe te voegen. Om
het apparaat toe te voegen, heeft u de printercode nodig. Dit is het gedeelte dat voorafgaat aan het @-symbool in het e-mailadres van het apparaat.
OPMERKING: Deze code is slechts 24 uur na het inschakelen van HP-webservices geldig.
Als deze verstrijkt, volg dan opnieuw de aanwijzingen voor het inschakelen van HP­webservices en vraag een nieuwe code aan.
d. Om te voorkomen dat uw apparaat onverwacht documenten afdrukt, kunt u klikken op
ePrint-instellingen en daarna op het tabblad Toegestane zenders. Klik op Alleen toegestane zenders en voeg de e-mailadressen toe die u wilt toestaan ePrint-taken te
verzenden.
e. Om standaardinstellingen te bepalen voor alle ePrint-taken die worden verzonden naar dit
product, klikt u op ePrint-instellingens en Printopties en selecteert u de instellingen die u wilt gebruiken.
3. Om een document af te drukken, voegt u het toe als bijlage aan een e-mailbericht en stuurt u het
naar het e-mailadres van het apparaat.
www.hpeprintcenter.com.
50 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

HP ePrint gebruiken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1. Om HP ePrint te gebruiken, moet u eerst HP-webservices inschakelen.
a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Webservices
b. Raak de knop Webservices inschakelen aan.
Als de optie Webservices is ingeschakeld, drukt het apparaat een informatieblad af met de productcode en instructies om u aan te melden bij
2. Nadat u het apparaat heeft geregistreerd, kunt u op de website van HP ePrintCenter de
beveiligingsinstellingen definiëren en de standaardafdrukinstellingen configureren voor alle HP ePrint-taken die naar dit apparaat worden gestuurd.
a. Ga naar
b. Klik op Aanmelden en voer uw HP ePrintCenter-aanmeldgegevens in, of maak een nieuw
account aan.
c. Kies uw apparaat in de lijst of klik op + Printer toevoegen om deze toe te voegen. Om
het apparaat toe te voegen, heeft u de printercode nodig. Dit is het gedeelte dat voorafgaat aan het @-symbool in het e-mailadres van het apparaat.
OPMERKING: deze code is slechts 24 uur geldig vanaf het moment dat u HP-webservices
inschakelt. Als deze periode verstrijkt, volg dan opnieuw de aanwijzingen voor het inschakelen van HP-webservices en vraag een nieuwe code aan.
d. Om te voorkomen dat uw apparaat onverwacht documenten afdrukt, kunt u klikken op
ePrint-instellingen en daarna op het tabblad Toegestane zenders. Klik op Alleen toegestane zenders en voeg de e-mailadressen toe die u wilt toestaan ePrint-taken te
verzenden.
www.hpeprintcenter.com.
www.eprintcenter.com.
aan.
NLWW
e. Om standaardinstellingen te bepalen voor alle ePrint-taken die worden verzonden naar dit
apparaat, klikt u op ePrint-instellingen en Printopties en selecteert u de instellingen die u wilt gebruiken.
3. Om een document af te drukken, voegt u het toe als bijlage aan een e-mailbericht en stuurt u het
naar het e-mailadres van het apparaat.
HP ePrint gebruiken
51

AirPrint gebruiken

Direct afdrukken met AirPrint van Apple wordt ondersteund op iOS 4.2 en later. Gebruik AirPrint om direct op het apparaat af te drukken vanaf een iPad (iOS 4.2), iPhone (3GS of later), of iPod touch (derde generatie of later) in de volgende toepassingen:
Mail
Foto's
Safari
Selecteer externe toepassingen.
Om AirPrint te gebruiken, moet het apparaat zijn verbonden met een netwerk. Ga voor meer informatie over het gebruik van AirPrint en welke HP-apparaten compatibel zijn met AirPrint naar
go/airprint.
OPMERKING: het kan nodig zijn de apparaatfirmware te upgraden om AirPrint te gebruiken. Ga
naar
www.hp.com/support/ljcolorm251series.
www.hp.com/
52 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Direct afdrukken via USB

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
Met dit apparaat kunt u vanaf een USB-flashstation afdrukken. U kunt dus snel bestanden afdrukken zonder de bestanden via de computer te verzenden. De USB-poort aan de voorzijde van het apparaat is geschikt voor standaard USB-opslagaccessoires. U kunt de volgende bestandstypen afdrukken:
.PDF
JPEG
1. Plaats het USB-station in de USB-poort aan de
voorzijde van het apparaat.
2. Het menu USB-flashdrive wordt geopend.
Raak de pijlknoppen aan om door de opties te bladeren.
Docum. afdrukken
Foto's bekijken en afdr.
Scan naar USB-station
3. Om een document af te drukken, raakt u het
scherm Docum. afdrukken aan en vervolgens de naam van de map op het USB­station waarin het document is opgeslagen. Raak het overzichtsscherm aan zodra dit wordt geopend om de instellingen desgewenst aan te passen. Raak de knop Afdrukken aan om het document af te drukken.
NLWW
Direct afdrukken via USB
53
4. Om foto's af te drukken, raakt u het scherm
Foto's bekijken en afdr. aan en
vervolgens de voorbeeldweergave van elke foto die u wilt afdrukken. Raak de knop Klaar aan. Raak het overzichtsscherm aan zodra dit wordt geopend om de instellingen desgewenst aan te passen. Raak de knop Afdrukken aan om de foto's af te drukken.
5. Haal de afgedrukte taak op uit de uitvoerbak
en verwijder het USB-station.
54 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
4 Het product beheren en
onderhouden
De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen
Toepassingen van HP Webservices gebruiken
IP-netwerkinstellingen configureren
HP Device Toolbox (Windows)
HP Utility voor Mac OS X
HP Web Jetadmin
Beveiligingsfuncties van het apparaat
Energiezuinige instellingen
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt
Toebehoren bewaren en recyclen
Instructies voor vervanging
De firmware bijwerken
NLWW 55

De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen

Indien u het apparaat niet hoeft te gebruiken en u de manier waarop het is aangesloten wilt wijzigen, kunt u de HP Reconfiguration Utility gebruiken om de verbinding in te stellen. Zo kunt u bijvoorbeeld het apparaat opnieuw configureren om een ander draadloos adres te gebruiken, verbinding te maken met een bekabeld of een draadloos netwerk of over te schakelen van een netwerkverbinding naar een USB-verbinding. U kunt de configuratie wijzigen zonder de apparaat-cd-rom te plaatsen. Nadat u het type verbinding heeft geselecteerd dat u wilt instellen, gaat het programma rechtstreeks naar dat gedeelte van de installatieprocedure dat moet worden aangepast.
De HP Reconfiguration Utility bevindt zich in de HP-programmagroep op uw computer.
56 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW

Toepassingen van HP Webservices gebruiken

Er zijn verschillende innovatieve toepassingen beschikbaar voor dit apparaat, die u rechtstreeks van internet kunt downloaden. Voor meer informatie en om deze toepassingen te downloaden gaat u naar de HP ePrintCenter-website op
Als u deze functie wilt gebruiken, dient het apparaat te zijn aangesloten op een computer of netwerk met internetverbinding. HP-webservices dient te zijn ingeschakeld op het apparaat. U schakelt HP­webservices als volgt in:
Toepassingen van HP Webservices gebruiken (LCD­bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op de knop OK op het bedieningspaneel.
2. Selecteer het menu HP Web Services en raak de knop OK aan.
3. Selecteer het menu Webservices inschakelen en raak de knop OK aan.
Nadat u een toepassing vanaf de HP ePrintCenter-website heeft gedownload, is deze beschikbaar in het menu Apps in het bedieningspaneel van het apparaat.
www.hpeprintcenter.com.

Toepassingen van HP Webservices gebruiken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Webservices aan.
2. Raak de knop Webservices inschakelen aan.
Nadat u een toepassing vanaf de HP ePrintCenter-website heeft gedownload, is deze beschikbaar in het menu Apps in het bedieningspaneel van het apparaat.
NLWW
Toepassingen van HP Webservices gebruiken
57

IP-netwerkinstellingen configureren

Netwerkinstellingen weergeven of wijzigen

Gebruik de HP Device Toolbox om IP-configuratie-instellingen te bekijken of te wijzigen.
1. Druk een configuratiepagina af en zoek het IP-adres.
Als u IPv4 gebruikt, bevat het IP-adres alleen cijfers. Het adres heeft dan de volgende
indeling:
xxx.xxx.xxx.xxx
Als u IPv6 gebruikt, bestaat het IP-adres uit een hexadecimale combinatie van tekens en
cijfers. De indeling is als volgt:
xxxx::xxxx:xxxx:xxxx:xxxx
2. Open de HP Device Toolbox door op de knop Start te klikken. Klik achtereenvolgens op de
groep Programma's of Alle programma's, HP, de productgroep en ten slotte
HP Productinstellingen.
3. Klik op het tabblad Netwerk voor informatie over het netwerk. U kunt naar behoeven
instellingen wijzigen.

IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren via het bedieningspaneel

IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren (LCD-bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op de knop OK op het bedieningspaneel.
2. Gebruik de pijlknoppen om de optie Netwerkinstellingen te selecteren en druk vervolgens op
de knop OK.
3. Gebruik de pijlknoppen om de optie TCP/IP-configuratie te selecteren en druk vervolgens op
de knop OK.
4. Gebruik de pijlknoppen om de optie Handmatig te selecteren en druk vervolgens op de knop OK.
5. Voer het IP-adres in met de alfanumerieke knoppen en druk vervolgens op de knop OK.
6. Als het IP-adres incorrect is, selecteert u met de pijlknoppen de optie Nee en drukt u vervolgens
op de knop OK. Herhaal stap 5 met het juiste IP-adres en herhaal stap 5 vervolgens om het subnetmasker en de standaardgateway in te stellen.
58 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
Met de menu's van het bedieningspaneel kunt u handmatig een IPv4-adres, subnetmasker en standaardgateway instellen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Ga naar het menu Netwerkinstellingen en raak dit aan.
3. Raak het menu TCP/IP-config. aan en raak vervolgens de knop Handmatig aan.
4. Gebruik het numerieke toetsenbord om het IP-adres in te voeren en raak de knop OK aan. Raak
de knop Ja aan om te bevestigen.
5. Gebruik het numerieke toetsenbord om het subnetmasker in te voeren en raak de knop OK aan.
Raak de knop Ja aan om te bevestigen.
6. Gebruik het numerieke toetsenbord om de standaardgateway in te voeren en raak de knop OK
aan. Raak de knop Ja aan om te bevestigen.

De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen

Indien u de naam van het apparaat in een netwerk wilt wijzigen zodat het apparaat kan worden geïdentificeerd, gebruikt u de geïntegreerde webserver.
1. Open de geïntegreerde webserver door het IP-adres van het apparaat in te voeren in de
adresregel van uw webbrowser.
OPMERKING: u heeft ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
aan.
NLWW
2. Open het tabblad Systeem.
3. De standaardapparaatnaam staat op de pagina Apparaatgegevens in het veld
Apparaatstatus. U kunt deze naam wijzigen zodat u het apparaat kunt identificeren.
OPMERKING: het invullen van de andere velden op deze pagina is optioneel.
4. Klik op de knop Toepassen om de wijzigingen op te slaan.
IP-netwerkinstellingen configureren
59

Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking

OPMERKING: Deze informatie geldt alleen voor ethernetnetwerken, niet voor draadloze netwerken.
De linksnelheid en communicatiemodus van de afdrukserver moeten overeenkomen met die van de netwerkhub. Voor de meeste situaties laat u de printer in de automatische modus staan. Als u onjuiste instellingen opgeeft voor de koppelingssnelheid en duplex, kan het apparaat mogelijk niet meer communiceren met andere netwerkapparaten. Als u wijzigingen moet aanbrengen, doet u dat via het bedieningspaneel van het apparaat.
OPMERKING: De instelling moet overeenkomen met de instelling van het netwerkproduct dat wordt
aangesloten (een netwerkhub, switch, gateway, router of computer).
OPMERKING: Wanneer u aan deze instellingen wijzigingen aanbrengt, wordt het apparaat uit- en
vervolgens weer ingeschakeld. Breng alleen wijzigingen aan wanneer het apparaat inactief is.
Instellingen voor verbindingssnelheid en dubbelzijdig afdrukken (LCD­bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op de knop OK op het bedieningspaneel.
2. Gebruik de pijlknoppen om de optie Netwerkinstellingen te selecteren en druk vervolgens op
de knop OK.
3. Gebruik de pijlknoppen om de optie Verbindingssnelheid te selecteren en druk vervolgens op
de knop OK.
4. Selecteer met de pijlknoppen één van de volgende instellingen.
Instelling Omschrijving
Automatisch De afdrukserver zorgt zelf automatisch voor configuratie met de hoogste
verbindingssnelheid en communicatiemodus die op het netwerk zijn toegestaan.
10T Half 10 megabytes per seconde (Mbps), half-duplexwerking
10T Vol 10 Mbps, volledige duplexwerking.
100TX Half 100 Mbps, half-duplexwerking.
100TX Vol 100 Mbps, volledige duplexwerking.
5. Druk op de knop OK. Het apparaat wordt uit- en weer ingeschakeld.
60 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
Instellingen voor verbindingssnelheid en dubbelzijdig afdrukken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Ga naar het menu Netwerkinstellingen en raak dit aan.
3. Raak het menu Verbindingssnelheid aan.
4. Selecteer een van de volgende opties.
Instelling Omschrijving
Automatisch De afdrukserver zorgt zelf automatisch voor configuratie met de hoogste
verbindingssnelheid en communicatiemodus die op het netwerk zijn toegestaan.
10T Half 10 megabytes per seconde (Mbps), half-duplexwerking
10T Vol 10 Mbps, volledige duplexwerking.
100TX Half 100 Mbps, half-duplexwerking.
100TX Vol 100 Mbps, volledige duplexwerking.
5. Raak de knop OK aan. Het apparaat wordt uit- en weer ingeschakeld.
NLWW
IP-netwerkinstellingen configureren
61

HP Device Toolbox (Windows)

Gebruik de HP Device Toolbox voor Windows om apparaatinstellingen van uw computer weer te geven of te wijzigen. Met dit hulpmiddel opent u de geïntegreerde webserver van HP.
OPMERKING: Dit hulpprogramma is alleen beschikbaar als u tijdens de installatie van het apparaat
een volledige installatie hebt uitgevoerd.
1. Klik op de knop Start en vervolgens op Programma's.
2. Klik op de HP productgroep en vervolgens op het item HP Device Toolbox.
Tabblad of gebied Omschrijving
Status-tabblad
Hier vindt u informatie over het product, de status en de configuratie.
Apparaatstatus: hiermee geeft u de status van het apparaat weer en het
geschatte percentage resterende levensduur van benodigdheden van HP.
Status benodigdheden: Toont de geschatte resterende levensduur van
benodigdheden van HP in procenten. De werkelijke resterende levensduur van benodigdheden kan variëren. Zorg dat u vervangende benodigdheden hebt die u kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. De cartridge hoeft alleen te worden vervangen, als de afdrukkwaliteit niet langer acceptabel is.
Apparaatconfiguratie: Hier vindt u informatie die op de configuratiepagina van
het product wordt weergegeven.
Netwerkoverzicht: Hier vindt u informatie over de netwerkconfiguratiepagina
van het product.
Rapporten: Hiermee drukt u de door het apparaat gegenereerde
configuratiepagina en statuspagina voor benodigdheden af.
Logboek kleurgebruik: Hiermee geeft u een logboek weer met daarin de
gebruikersnaam, de naam van de toepassing en informatie over kleurgebruik van elke taak.
Logbestand: Geeft een lijst met alle gebeurtenissen en fouten van het product
weer.
Knop Ondersteuning: deze knop leidt u naar de pagina voor
apparaatondersteuning.
Knop Benodigdheden bestellen: deze knop leidt u naar een pagina waar u
benodigdheden kunt bestellen voor het apparaat.
62 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
Tabblad of gebied Omschrijving
Tabblad Systeem
Hiermee kunt u het product vanaf uw computer configureren.
Apparaatgegevens: Biedt basisinformatie over het apparaat en het bedrijf.
Papierinstell.: Hiermee kunt u de standaardinstellingen voor papierverwerking
wijzigen.
Afdrukkwaliteit: Hiermee kunt u de standaardinstellingen voor de afdrukkwaliteit
wijzigen, inclusief de kalibratie-instellingen.
Afdrukdichtheid: Hiermee kunt u voor elk onderdeel de waarden wijzigen met
betrekking tot contrasten, accenten, middentinten en schaduwen.
Papiersoorten: hiermee kunt u afdrukmodi configureren die overeenkomen met
de door het apparaat geaccepteerde papiersoorten.
Systeeminstellingen: Hiermee kunt u de standaardsysteeminstellingen wijzigen.
Service: Hiermee kunt u de reinigingsprocedure voor het product starten.
Productbeveilig.: hiermee kunt u het apparaatwachtwoord instellen of wijzigen.
Knop Ondersteuning: deze knop leidt u naar de pagina voor
apparaatondersteuning.
Knop Benodigdheden bestellen: deze knop leidt u naar een pagina waar u
benodigdheden kunt bestellen voor het apparaat.
OPMERKING: Het tabblad Systeem kan met een wachtwoord worden beveiligd. Als
dit apparaat op een netwerk is aangesloten, moet u eerst contact opnemen met de systeembeheerder voordat u de instellingen op dit tabblad wijzigt.
Tabblad Afdrukken
Hiermee kunt u standaardafdrukinstellingen wijzigen vanaf uw computer.
Tabblad Netwerk
Hiermee kunt u netwerkinstellingen wijzigen vanaf uw computer.
Tabblad HP Web Services Gebruik dit tabblad om verschillende webgebaseerde hulpprogramma's in te stellen en te
Afdrukken: Hier kunt u de standaardafdrukinstellingen van het product wijzigen,
zoals het aantal exemplaren en de afdrukstand. Deze opties zijn tevens beschikbaar op het bedieningspaneel.
PCL5c: Hier kunt u de PCL5c-instellingen weergeven en wijzigen.
PostScript: Hier kunt u de PS-instellingen bekijken en wijzigen
Op dit tabblad kunnen netwerkbeheerders de netwerkgerelateerde instellingen voor de printer beheren wanneer deze op een IP-netwerk is aangesloten. Dit tabblad verschijnt niet als het product rechtstreeks op een computer is aangesloten.
gebruiken.
NLWW
HP Device Toolbox (Windows)
63

HP Utility voor Mac OS X

Gebruik de HP Utility voor Mac OS X om apparaatinstellingen weer te geven of te wijzigen vanaf uw computer. Met dit hulpmiddel opent u de geïntegreerde webserver van HP.
U kunt gebruikmaken van de HP Utility als het apparaat beschikt over een USB-kabel of als het is aangesloten op een TCP/IP-netwerk.

HP Utility openen

Klik in het dock op HP Utility.
-of-
Klik bij Programma's op Hewlett Packard en vervolgens op HP Utility.

Functies van HP Utility

Gebruik de software HP Utility om de volgende taken uit te voeren:
Informatie verkrijgen over de status van benodigdheden.
Informatie verkrijgen over het apparaat, zoals de firmwareversie en het serienummer.
Druk een configuratiepagina af.
De papiersoort en het papierformaat voor de lade configureren.
Bestanden overbrengen van de computer naar het apparaat.
De firmware van het apparaat bijwerken.
De kleurgebruikpagina weergeven
64 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW

HP Web Jetadmin

HP Web Jetadmin is een bekroonde, toonaangevende tool voor het efficiënt beheren van een groot scala aan HP-apparaten binnen een netwerk, inclusief printers, multifunctionele apparaten en digitale verzendapparatuur. Met deze oplossing kunt u op afstand installeren, onderhouden, problemen oplossen en uw afdruk- en beeldvormingsomgeving beschermen - om zo uiteindelijk de productiviteit van uw bedrijf te vergroten door u te helpen tijd te besparen, de kosten te beheersen en uw investering te beschermen.
Er worden regelmatig HP Web Jetadmin updates uitgegeven om ondersteuning te bieden voor specifieke productfuncties. Ga naar
en documentatie voor meer informatie over updates.
OPMERKING: in HP Web Jetadmin kunnen plug-ins worden geïnstalleerd voor ondersteuning van
specifieke functies van bepaalde apparaten.
OPMERKING: voor de browser moet Java ingeschakeld zijn. Web Jetadmin wordt niet ondersteund
voor Mac OS X.
www.hp.com/go/webjetadmin en klik op de koppeling Zelfhulp
NLWW
HP Web Jetadmin
65

Beveiligingsfuncties van het apparaat

Het apparaat ondersteunt beveiligingsstandaarden en aanbevolen protocollen om het apparaat te beveiligen, belangrijke gegevens op uw netwerk te beschermen en het beheer en onderhoud van het apparaat te vereenvoudigen.
Ga naar beeldbewerkings- en afdrukoplossingen van HP. Op deze website vindt u koppelingen naar witboeken en documenten met veelgestelde vragen over beveiligingsfuncties.
www.hp.com/go/secureprinting voor gedetailleerde informatie over de beveiligde

Het wachtwoord van het apparaat instellen of wijzigen

Gebruik de geïntegreerde webserver om een wachtwoord in te stellen of om een bestaand wachtwoord voor een apparaat in een netwerk te wijzigen.
1. Open de geïntegreerde webserver door het IP-adres van het apparaat in te voeren in de
adresregel van uw webbrowser.
OPMERKING: u heeft ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
2. Klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op de koppeling Beveilig..
OPMERKING: als er eerder een wachtwoord is ingesteld, krijgt u het verzoek dit wachtwoord
in te voeren. Typ het wachtwoord en klik op de knop Toepassen.
3. Typ het nieuwe wachtwoord in het vak Nieuw wachtwoord en het vak Controleer het
wachtwoord.
4. Klik onder aan het venster op de knop Toepassen om het wachtwoord op te slaan.
66 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW

Energiezuinige instellingen

Afdrukken met EconoMode

Dit product beschikt over de optie EconoMode, waarmee u conceptversies van documenten kunt afdrukken. Door EconoMode te gebruiken, verbruikt u minder toner. De afdrukkwaliteit kan in EconoMode echter minder zijn.
HP raadt het doorlopende gebruik van EconoMode af. Als de EconoMode voortdurend wordt gebruikt, is het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de tonercartridge. Als de afdrukkwaliteit slechter wordt en niet meer acceptabel is, is het verstandig de tonercartridge te vervangen.
OPMERKING: Deze functie is beschikbaar op de PCL 6-printerdriver voor Windows. Als u deze
driver niet gebruikt, kunt u de functie ook inschakelen door de geïntegreerde webserver van HP te gebruiken.
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Schakel het selectievakje EconoModus in.

De sluimervertraging instellen

Sluimervertraging instellen (LCD-bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Vertraging sluimermodus
3. Selecteer de tijd voor de vertraging en druk vervolgens op de knop OK.
OPMERKING: De standaardwaarde is 15 minuten.
NLWW
Energiezuinige instellingen
67
Sluimervertraging instellen (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Vertraging sluimermodus
3. Selecteer de tijd voor de sluimervertraging.
OPMERKING: de standaardinstelling is 15 minuten.

Uitschakelvertraging instellen

Uitschakelvertraging instellen (LCD-bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
aan.
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Autom. uitschakelen
Automatisch uit na
3. Selecteer de tijd voor de uitschakelvertraging.
OPMERKING: de standaardinstelling is 30 minuten.
4. Het apparaat wordt automatisch weer geactiveerd vanuit de automatische uitschakeling wanneer
het taken ontvangt of wanneer u op een knop drukt op het bedieningspaneel. U kunt de gebeurtenissen aanpassen die ervoor zorgen dat het apparaat weer wordt geactiveerd. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Autom. uitschakelen
Activeringsgebeurtenissen
68 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
Als u een activeringsgebeurtenis wilt uitschakelen, selecteert u de gebeurtenis en vervolgens de optie Nee.
Uitschakelvertraging instellen (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Autom. uitschakelen
Automatisch uit na
3. Selecteer de tijd voor de uitschakelvertraging.
OPMERKING: de standaardinstelling is 30 minuten.
4. Het apparaat wordt automatisch weer geactiveerd vanuit de automatische uitschakeling wanneer
het taken ontvangt of wanneer u op een knop drukt op het bedieningspaneel. U kunt de gebeurtenissen aanpassen die ervoor zorgen dat het apparaat weer wordt geactiveerd. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Autom. uitschakelen
aan.
NLWW
Activeringsgebeurtenissen
Als u een activeringsgebeurtenis wilt uitschakelen, selecteert u de gebeurtenis en vervolgens de optie Nee.
Energiezuinige instellingen
69

Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt

Berichten over toebehoren worden weergegeven op het bedieningspaneel van het apparaat, als waarschuwingen op het bureaublad, in softwaretoepassingen en als netwerkwaarschuwingen.
Het bericht <onderdeel> laag (waarbij met <onderdeel> een kleurentonercartridge wordt bedoeld): Het apparaat geeft aan wanneer een onderdeel bijna moet worden vervangen. De werkelijke resterende levensduur van een cartridge kan variëren. Zorg dat u een vervangende tonercartridge heeft die u kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. Het onderdeel hoeft nog niet te worden vervangen.
Het bericht <onderdeel> is vrijwel leeg: Het apparaat geeft aan wanneer een onderdeel bijna moet worden vervangen. De werkelijke resterende levensduur van een cartridge kan variëren. Zorg dat u een vervangende tonercartridge heeft die u kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. Het onderdeel hoeft op dat moment nog niet te worden vervangen, tenzij de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. Als een HP-onderdeel vrijwel leeg is, is de Premium Protection Warranty van HP voor het desbetreffende onderdeel beëindigd.
Als u een tonercartridge gebruikt waarvan het einde van de levensduur is bereikt, kunnen zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen. Het onderdeel hoeft op dat moment nog niet te worden vervangen, tenzij de afdrukkwaliteit niet langer acceptabel is.
OPMERKING: Met de instelling Doorgaan kan er gewoon worden afgedrukt (zonder dat u iets
hoeft te doen) wanneer een onderdeel vrijwel leeg is. Dit kan leiden tot een onacceptabele afdrukkwaliteit.
De instellingen voor Bij zeer laag niveau in- of uitschakelen (LCD­bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
U kunt de standaardinstelling op elk gewenst moment in- of uitschakelen en u hoeft deze niet opnieuw in te schakelen wanneer u een nieuwe tonercartridge installeert.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Instellingen benodigdheden
70 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
Zwarte printcassette of Kleurenprintcass
Instelling voor zeer laag
3. Selecteer een van de volgende opties:
Selecteer de optie Doorgaan als u wilt dat het apparaat u waarschuwt wanneer een
tonercartridge vrijwel leeg is, maar wel doorgaat met afdrukken.
Selecteer de optie Stoppen/Vervangen als u wilt instellen dat het apparaat stopt met
afdrukken tot u de tonercartridge heeft vervangen.
Selecteer de optie Prompt (dit is de standaardoptie) als u wilt instellen dat het apparaat
stopt met afdrukken en u vraagt de tonercartridge te vervangen. U kunt het bericht ter kennisgeving aannemen en doorgaan met afdrukken. U kunt instellen of u na 100 pagina's, 200 pagina's, 300 pagina's, 400 pagina's of nooit wilt worden gewaarschuwd. De standaardinstelling voor de waarschuwing is na 100 pagina's. Deze optie is beschikbaar voor het gemak van de klant en vormt geen indicatie dat deze pagina's een acceptabele afdrukkwaliteit hebben.
Selecteer Kleurenprintcass in het menu Zwart afdrukken als u wilt instellen dat het
apparaat u waarschuwt wanneer een tonercartridge vrijwel leeg is, maar u door wilt gaan met afdrukken in zwart-wit.
Als een HP-onderdeel vrijwel leeg is, is de Premium Protection Warranty van HP voor het desbetreffende onderdeel beëindigd.
De instellingen voor Bij zeer laag niveau in- of uitschakelen (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
U kunt de standaardinstellingen op elk gewenst moment in- of uitschakelen en u hoeft deze niet opnieuw in te schakelen wanneer u een nieuwe tonercartridge installeert.
1.
Raak op het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Instellingen benodigdheden
Zwarte printcassette of Kleurenprintcass
Instelling voor zeer laag
3. Selecteer een van de volgende opties:
Selecteer de optie Doorgaan als u wilt dat het apparaat u waarschuwt wanneer een
tonercartridge vrijwel leeg is, maar wel doorgaat met afdrukken.
aan.
NLWW
Selecteer de optie Stoppen/Vervangen als u wilt instellen dat het apparaat stopt met
afdrukken tot u de tonercartridge heeft vervangen.
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt
71
Selecteer de optie Prompt (dit is de standaardoptie) als u wilt instellen dat het apparaat
stopt met afdrukken en u vraagt de tonercartridge te vervangen. U kunt het bericht ter kennisgeving aannemen en doorgaan met afdrukken. U kunt instellen of u na 100 pagina's, 200 pagina's, 300 pagina's, 400 pagina's of nooit wilt worden gewaarschuwd. De standaardinstelling voor de waarschuwing is na 100 pagina's. Deze optie is beschikbaar voor het gemak van de klant en vormt geen indicatie dat deze pagina's een acceptabele afdrukkwaliteit hebben.
Selecteer Kleurenprintcass in het menu Zwart afdrukken als u wilt instellen dat het
apparaat u waarschuwt wanneer een tonercartridge vrijwel leeg is, maar u door wilt gaan met afdrukken in zwart-wit.
Als een HP-onderdeel vrijwel leeg is, is de Premium Protection Warranty van HP voor het desbetreffende onderdeel beëindigd. Wanneer een onderdeel van HP vrijwel leeg is en toch de optie Doorgaan is gekozen, worden afdrukgebreken of cartridgeproblemen niet beschouwd als materiaal­of fabricagefouten in het onderdeel volgens de garantie op de tonercartridge van HP.
72 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW

Toebehoren bewaren en recyclen

Recycling

Om de gebruikte HP tonercartridge te recyclen, plaatst u deze in de doos waarin u de nieuwe cartridge heeft ontvangen. Stuur het gebruikte onderdeel met het bijgesloten retouretiket naar HP voor recycling. Voor informatie over hergebruik raadpleegt u de gids voor hergebruik die bij elk nieuw onderdeel van HP wordt geleverd.

Tonercartridges bewaren

Verwijder de tonercartridge pas uit de verpakking wanneer u klaar bent om deze te gaan gebruiken.
VOORZICHTIG: stel de tonercartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht. Zo voorkomt
u beschadiging van de cartridge.
NLWW
Toebehoren bewaren en recyclen
73

Instructies voor vervanging

Tonercartridges vervangen

1. Open de voorklep.
2. Trek de lade met de tonercartridges naar
buiten.
74 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
3. Pak de hendel van de tonercartridge en trek
de cartridge vervolgens recht naar boven om deze te verwijderen.
4. Haal de nieuwe tonercartridge uit de
verpakking.
5. Schud de tonercartridge licht heen en weer,
zodat de toner gelijkmatig in de cartridge wordt verdeeld.
NLWW
Instructies voor vervanging
75
6. Verwijder de plastic bescherming van de
onderkant van de nieuwe tonercartridge.
7. Raak de afbeeldingsdrum onder aan de
tonercartridge niet aan. Vingerafdrukken op de afbeeldingsdrum kunnen problemen geven met de afdrukkwaliteit.
8. Plaats de nieuwe tonercartridge in het product.
76 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
9. Trek aan de strook aan de linkerzijde van de
tonercartridge om de verpakkingstape volledig te verwijderen. Gooi de verpakkingstape weg.
10. Sluit de lade met de tonercartridges.
11. Sluit de voorklep.
12. Plaats de oude tonercartridge en het plastic
beschermkapje in de verpakking van de nieuwe tonercartridge. Volg de recyclinginstructies uit de verpakking op.
NLWW
Instructies voor vervanging
77

De firmware bijwerken

HP biedt periodieke upgrades voor de firmware van het apparaat. U kunt deze firmware-updates handmatig uploaden, maar u kunt het apparaat ook zo instellen dat firmware-updates automatisch worden geladen.

Firmware handmatig bijwerken (LCD-bedieningspaneel)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
Service
LaserJet Update
Nu controleren op updates
3. Selecteer de optie Ja en druk vervolgens op de knop OK. Het apparaat zoekt nu naar firmware-
updates. Als het apparaat een upgrade vindt, wordt meteen begonnen met het updateproces.

Firmware handmatig bijwerken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak op het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Open de volgende menu's:
Service
LaserJet Update
Nu controleren op updates
3. Raak de knop Ja aan. Het apparaat zoekt nu naar firmware-updates. Als het apparaat een
upgrade vindt, wordt meteen begonnen met het updateproces.
aan.
78 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW
Apparaat instellen om firmware automatisch bij te werken (LCD­bedieningspaneel)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
Service
LaserJet Update
Updates beheren
Automatisch controleren
3. Selecteer de optie Aan en druk op de knop OK.
Apparaat instellen om firmware automatisch bij te werken (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)
OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak op het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Open de volgende menu's:
Service
LaserJet Update
Updates beheren
Automatisch controleren
3. Raak de optie Aan aan.
aan.
NLWW
De firmware bijwerken
79
80 Hoofdstuk 4 Het product beheren en onderhouden NLWW

5 Problemen oplossen

Controlelijst voor het oplossen van problemen
De fabrieksinstellingen herstellen
Help-systeem op het bedieningspaneel
Berichten op het bedieningspaneel
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast
Storingen verhelpen
De afdrukkwaliteit verbeteren
Het apparaat drukt niet of langzaam af
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen
Problemen met rechtstreekse verbindingen oplossen
Problemen met bekabelde netwerken oplossen
Problemen met draadloze netwerken oplossen
Problemen met de productsoftware in Windows oplossen
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in Mac OS X
Software verwijderen (Windows)
Software verwijderen (Mac OS X)
NLWW 81

Controlelijst voor het oplossen van problemen

Voer de volgende stappen uit wanneer u een probleem met het apparaat probeert op te lossen.

Stap 1: Zorgen dat het apparaat goed is ingesteld

Stap 2: Controleer de bekabeling of de draadloze verbinding

Stap 3: Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht wordt weergegeven
Stap 4: Het papier controleren
Stap 5: De software controleren
Stap 6: Test de afdrukfunctie
Stap 7: De benodigdheden controleren
Stap 8: Probeer een afdruktaak vanaf de computer te verzenden
Stap 1: Zorgen dat het apparaat goed is ingesteld
1. Druk op de aan-uitknop om de modus Auto-uit uit te schakelen of om het apparaat in te schakelen.
2. Controleer alle kabels en netsnoeren.
3. Controleer of de netspanning geschikt is voor de stroomconfiguratie van het product (zie het etiket
achter op het product voor de voltagevereisten). Als u een stekkerblok heeft waarvan het voltage niet binnen de specificaties valt, sluit u het product rechtstreeks aan op een stopcontact. Als het apparaat al op een stopcontact is aangesloten, probeert u een ander stopcontact.
4. Neem contact op met de HP klantenondersteuning als de MFP nog geen stroom krijgt.
Stap 2: Controleer de bekabeling of de draadloze verbinding
1. In het geval van een rechtstreekse USB-verbinding of een verbinding via een bekabeld netwerk
controleert u de kabelverbinding tussen het apparaat en de computer. Zorg ervoor dat de kabel goed is aangesloten.
2. Controleer of de kabel beschadigd is door zo mogelijk een andere kabel te gebruiken.
3. Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, controleert u het volgende:
Controleer het lampje naast de netwerkverbinding op het apparaat. Als het netwerk actief is,
brandt het lampje groen.
Zorg ervoor dat u een netwerkkabel gebruikt voor de netwerkaansluiting in plaats van een
telefoonsnoer.
82 Hoofdstuk 5 Problemen oplossen NLWW
Zorg ervoor dat de netwerkrouter, -hub of -switch is ingeschakeld en dat het netwerk juist
functioneert.
Als uw computer of het apparaat is verbonden met een draadloos netwerk, kan een zwak
signaal of een storing van het signaal uw afdruktaken vertragen.
4. Als u een firewall op de computer gebruikt, blokkeert dit systeem mogelijk de communicatie met
het apparaat. Probeer de firewall tijdelijk uit te schakelen om te kijken of deze het probleem veroorzaakt.

Stap 3: Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht wordt weergegeven

Als alles goed is, wordt op het bedieningspaneel aangegeven dat het apparaat gereed is. Probeer, als er een foutbericht wordt weergegeven, de fout op te lossen.

Stap 4: Het papier controleren

1. Controleer of het gebruikte afdrukmateriaal aan de specificaties voldoet.
2. Controleer of het papier juist is geplaatst in de invoerlade.

Stap 5: De software controleren

1. Zorg dat de productsoftware goed is geïnstalleerd.
2. Controleer of de printerdriver voor dit apparaat is geïnstalleerd. Controleer het programma om te
kijken of de printerdriver voor dit apparaat wordt gebruikt.

Stap 6: Test de afdrukfunctie

1. Druk een configuratiepagina af vanaf het bedieningspaneel van het product.
2. Als de pagina niet wordt afgedrukt, moet u controleren of de invoerlade papier bevat.
3. Als het papier vastloopt in het apparaat, dient u de storing te verhelpen.

Stap 7: De benodigdheden controleren

Druk een pagina met de status van de benodigdheden af en controleer de resterende levensduur van de tonercartridges.
NLWW
Controlelijst voor het oplossen van problemen
83

Stap 8: Probeer een afdruktaak vanaf de computer te verzenden

1. Probeer de afdruktaak uit te voeren vanaf een andere computer waarop de apparaatsoftware is
geïnstalleerd.
2. Controleer de verbinding van de USB- of netwerkkabel. Leid het product om naar de juiste poort
of installeer de software opnieuw, waarbij u de nieuwe aansluitmethode selecteert.
3. Als de afdrukkwaliteit onacceptabel is, controleer dan of de afdrukinstellingen correct zijn voor het
afdrukmateriaal dat u gebruikt.
84 Hoofdstuk 5 Problemen oplossen NLWW

De fabrieksinstellingen herstellen

Als u de fabrieksinstellingen terugzet, worden alle apparaat- en netwerkinstellingen weer op de fabriekswaarden ingesteld. De paginateller, het ladeformaat en de taal worden niet opnieuw ingesteld. Volg onderstaande stappen om de fabrieksinstellingen van het apparaat te herstellen.
VOORZICHTIG: Wanneer u de fabrieksinstellingen terugzet, worden alle instellingen gewijzigd in
de standaardwaarden. Ook worden in het geheugen opgeslagen pagina's verwijderd. Na het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt het apparaat opnieuw opgestart.

Fabrieksinstellingen herstellen (LCD-bedieningspaneel)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color M251n
printer.
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop OK om de menu's te openen.
2. Open de volgende menu's:
Service
Standaardwaarden
Het product wordt automatisch opnieuw opgestart.

Fabrieksinstellingen herstellen (bedieningspaneel uitgevoerd als aanraakscherm)

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
2. Ga naar het menu Service en raak dit aan.
3. Ga naar de knop Standaardwaarden aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop OK aan.
Het product wordt automatisch opnieuw opgestart.
aan.
NLWW
De fabrieksinstellingen herstellen
85

Help-systeem op het bedieningspaneel

OPMERKING: dit gedeelte is alleen van toepassing op het model HP LaserJet Pro 200 color
M251nw printer.
Het apparaat heeft een ingebouwd Help-systeem dat uitleg geeft over het gebruik van elk scherm. U opent het Help-systeem door de knop Help
Voor sommige schermen opent Help een algemeen menu waarin kan worden gezocht naar specifieke onderwerpen. U kunt door de menustructuur bladeren door het aanraken van de menuknoppen.
In sommige Help-schermen worden animaties weergegeven die u helpen bij het doorlopen van procedures, bijvoorbeeld het verhelpen van papierstoringen.
Voor schermen met instellingen voor afzonderlijke taken opent Help een onderwerp dat de opties voor dat scherm uitlegt.
in de rechterbovenhoek van het scherm aan te raken.
Als er een fout of waarschuwing op het apparaat wordt gegeven, raakt u de knop Help bericht weer te geven waarin het probleem wordt beschreven. In dat bericht staan ook instructies voor het oplossen van het probleem.
aan om een
86 Hoofdstuk 5 Problemen oplossen NLWW

Berichten op het bedieningspaneel

Soorten berichten op het bedieningspaneel

De berichten op het bedieningspaneel geven de huidige status van het apparaat weer en signaleren situaties waarin actie ondernomen moet worden.
Er worden tijdelijk signaal- en waarschuwingsberichten weergegeven. Mogelijk moet u deze bevestigen door op de knop OK te drukken om verder te kunnen gaan, of moet u op de knop Annuleren niet volledig uitgevoerd of is de afdrukkwaliteit niet goed. Als het signaal- of waarschuwingsbericht betrekking heeft op het afdrukken en de functie voor automatisch doorgaan is ingeschakeld, wordt geprobeerd om de afdruktaak te hervatten wanneer de waarschuwing 10 seconden op het scherm is weergegeven zonder dat u deze hebt bevestigd.
Kritieke foutberichten kunnen een defect aangeven. Schakel het product uit en weer in. Dit zou het probleem moeten verhelpen. Als een kritieke fout aanhoudt, moet het product mogelijk worden nagekeken.

Berichten op het bedieningspaneel

10.X00Y Toebehorenfout
drukken om de taak te annuleren. Bij bepaalde waarschuwingen wordt de taak mogelijk
Omschrijving
De geheugenchip van een van de tonercartridges kan niet worden gelezen of ontbreekt.
10.0000 = geheugenchipfout zwarte cartridge
10.0001 = geheugenchipfout cyaan cartridge
10.0002 = geheugenchipfout magenta cartridge
10.0003 = geheugenchipfout gele cartridge
10.1000 = geheugenchip zwarte cartridge ontbreekt
10.1001 = geheugenchip cyaan cartridge ontbreekt
10.1002 = geheugenchip magenta cartridge ontbreekt
10.1003 = geheugenchip gele cartridge ontbreekt
Aanbevolen actie
Installeer de tonercartridge opnieuw.
Schakel het product uit en weer in.
Als het probleem niet is opgelost, vervangt u de tonercartridge.
NLWW
Berichten op het bedieningspaneel
87
49 Fout Schakel uit/in
Omschrijving
Er is een interne fout opgetreden.
Aanbevolen actie
Schakel het product uit, wacht minimaal 30 seconden, schakel het product weer in en wacht tot het product wordt geïnitialiseerd.
Verwijder de spanningsbeveiliger als u er een gebruikt. Sluit het product rechtstreeks aan op het stopcontact. Schakel het product in.
Als deze fout zich blijft voordoen, neem dan contact op met de ondersteuning van HP.
50.x Fuserfout Schakel uit/in
Omschrijving
Er is een fout bij de fuser opgetreden.
Aanbevolen actie
Schakel het product uit, wacht minimaal 30 seconden, schakel het product weer in en wacht tot het product wordt geïnitialiseerd.
Schakel het product uit, wacht ten minste 25 minuten en schakel het product weer in.
Verwijder de spanningsbeveiliger als u er een gebruikt. Sluit het product rechtstreeks aan op het stopcontact. Schakel het product in.
Als deze fout zich blijft voordoen, neem dan contact op met de ondersteuning van HP.
51.XX Fout Schakel uit/in
Omschrijving
Er is een interne hardwarefout opgetreden in het product.
Aanbevolen actie
Schakel het product uit, wacht minimaal 30 seconden, schakel het product weer in en wacht tot het product wordt geïnitialiseerd.
Verwijder de spanningsbeveiliger als u er een gebruikt. Sluit het product rechtstreeks aan op het stopcontact. Schakel het product in.
Als deze fout zich blijft voordoen, neem dan contact op met de ondersteuning van HP.
54.XX Fout Schakel uit/in
Omschrijving
Er is een fout opgetreden bij een van de interne sensoren in het product.
88 Hoofdstuk 5 Problemen oplossen NLWW
Loading...