Garmin MARQ Aviator User manual [nl]

MARQ® AVIATOR
Gebruikershandleiding
© 2019 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, Approach®, Auto Lap®, Auto Pause®, Connext®, Edge®, inReach®, MARQ®, QuickFit®, TracBack®, VIRB®, Virtual Partner® en Xero® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Body Battery™, Connect IQ™, Garmin Connect™, Garmin Express™, Garmin Golf™, Garmin Move IQ™, Garmin Pay™, Garmin Pilot™, HRM-Pro™, HRM-Run™, HRM-Tri™, HRM-Swim™, tempe™, TruSwing™, TrueUp™, Varia™, Varia Vision™ en Vector™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple®, iPhone®, iTunes® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. The Cooper Institute®, en alle gerelateerde handelsmerken, zijn het eigendom van The Cooper Institute. Di2™ is een handelsmerk van Shimano, Inc. Shimano® is een geregistreerd handelsmerk van Shimano, Inc. iOS® is een geregistreerd handelsmerk van Cisco Systems, Inc. voor het gebruik waarvan Apple Inc. een licentie heeft verkregen. Op de Spotify® software zijn licenties van derden van toepassing, die u hier kunt vinden:
https://developer.spotify.com/legal/third-party-licenses. STRAVA en Strava™ zijn handelsmerken van Strava, Inc. Geavanceerde hartslaganalyse door Firstbeat. Training Stress Score™ (TSS),
Intensity Factor™ (IF) en Normalized Power™ (NP) zijn handelsmerken van Peaksware, LLC. WiFi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Zwift™ is een geregistreerd handelsmerk van Zwift Inc. Andere handelsmerken en merknamen zijn eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+® gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.

Inhoudsopgave

Inleiding........................................................................... 1
Overzicht.....................................................................................1
Alternatieve tijdzones toevoegen aan de watch face............. 1
Het bedieningsmenu weergeven........................................... 1
Widgets weergeven............................................................... 1
Het toestel opladen..................................................................... 1
De luchtvaartdatabase bijwerken............................................... 1
Uw smartphone koppelen met uw toestel................................... 2
Productupdates...........................................................................2
Garmin Express instellen....................................................... 2
Vliegen............................................................................. 2
De hoogtewaarschuwing instellen.............................................. 2
De barometerdruk handmatig instellen....................................... 2
NEXRAD weerradar weergeven................................................. 2
Vliegactiviteit............................................................................... 2
De waarde voor Auto Fly instellen......................................... 2
Een vlucht starten.................................................................. 3
Uw SpO2-waarden bekijken tijdens de vlucht....................... 3
Navigeren naar het dichtstbijzijnde vliegveld......................... 3
Dichtstbijzijnde vliegveld................................................... 3
Navigeren naar een via-punt voor luchtvaart op de
identificatie ervan................................................................... 3
Via-punt-informatie weergeven.............................................. 3
Horizontal Situation Indicator................................................. 4
Stoppen met navigeren.......................................................... 4
De automatische vluchttimer uitschakelen.............................4
Routes en vluchtplannen............................................................ 4
Een via-punt zoeken.............................................................. 4
Een vluchtplan maken op uw toestel..................................... 4
Verbinding maken met de Garmin Pilot app..................... 4
Een vluchtplan volgen............................................................ 4
Een vluchtplan op de kaart weergeven.................................. 4
Een vluchtplan omkeren en volgen........................................ 4
Een vluchtplan bewerken....................................................... 4
Een vluchtplan verwijderen.................................................... 5
Activiteiten en apps....................................................... 5
Een activiteit starten................................................................... 5
Tips voor het vastleggen van activiteiten............................... 5
De vermogensmodus wijzigen............................................... 5
Een activiteit stoppen..................................................................5
Een favoriete activiteit toevoegen of verwijderen....................... 5
Een aangepaste activiteit maken................................................ 5
Binnenactiviteiten........................................................................6
Virtueel hardlopen.................................................................. 6
De loopbandafstand kalibreren.............................................. 6
Een krachttraining vastleggen............................................... 6
Een ANT+® indoortrainer gebruiken................................. 6
Buitenactiviteiten.........................................................................7
Hardlopen op de baan........................................................... 7
Tips voor het registreren van een hardloopsessie............ 7
Uw afdalingen weergeven......................................................7
Een off-piste ski-activiteit vastleggen..................................... 7
Vermogensgegevens voor langlaufen................................... 7
De metronoom gebruiken...................................................... 7
Audiomeldingen afspelen tijdens een activiteit...................... 8
Jumpmaster........................................................................... 8
Multisport.................................................................................... 8
Een multisportactiviteit maken............................................... 8
Tips voor triatlontraining en het gebruik van
multisportactitiveiten.............................................................. 8
Zwemmen................................................................................... 8
Zwemtermen.......................................................................... 8
Slagtypen............................................................................... 8
Tips voor zwemactiviteiten
Rusten tijdens zwemmen in een zwembad........................... 9
Auto Rust............................................................................... 9
Training met het trainingslog..................................................9
Polshartslagmeting uitschakelen tijdens zwemmen.............. 9
Golfen......................................................................................... 9
Golfen.................................................................................... 9
Hole-informatie.......................................................................9
Grote cijfers....................................................................... 9
Afstand meten met Knop-targeting...................................... 10
Holes wijzigen...................................................................... 10
De green wijzigen................................................................ 10
De vlag verplaatsen............................................................. 10
Gemeten slagen weergeven................................................ 10
Layup- en dogleg-afstanden weergeven............................. 10
Aangepaste doelen opslaan........................................... 10
Score bijhouden................................................................... 10
Een score bijwerken........................................................ 10
De scoringsmethode instellen......................................... 10
Uw handicap instellen..................................................... 11
Statistieken bijhouden inschakelen................................. 11
TruSwing™.......................................................................... 11
De golfafstandteller gebruiken............................................. 11
PlaysLike-afstand bekijken.................................................. 11
De richting naar de pinlocatie bekijken................................ 11
Clubstatistieken weergeven................................................. 11
Klimsporten............................................................................... 11
Een indoor klimactiviteit vastleggen..................................... 11
Een boulderactiviteit registreren.......................................... 12
..................................................... 9
Connected functies...................................................... 12
Bluetooth meldingen inschakelen............................................. 12
Meldingen weergeven.......................................................... 12
Een inkomende oproep ontvangen...................................... 12
Een sms-bericht beantwoorden........................................... 13
Meldingen beheren.............................................................. 13
De Bluetooth smartphone-verbinding uitschakelen.................. 13
Smartphone-verbindingswaarschuwingen in- en
uitschakelen.............................................................................. 13
Een verloren mobiel toestel lokaliseren.................................... 13
Garmin Connect........................................................................13
De software bijwerken met de Garmin Connect app........... 13
De software bijwerken via Garmin Express......................... 14
Garmin Connect op uw computer gebruiken.................. 14
Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin
Connect................................................................................14
Garmin Golf™ app............................................................... 14
Connext.................................................................................... 14
Verbinding maken met de Garmin Pilot app........................ 14
Een Connext toestel koppelen............................................. 14
Veiligheids- en trackingfuncties................................. 14
Contacten voor noodgevallen toevoegen................................. 15
Contactpersonen toevoegen.................................................... 15
Ongevaldetectie in- en uitschakelen......................................... 15
Hulp vragen.............................................................................. 15
Een GroupTrack sessie starten................................................ 15
Tips voor GroupTrack sessies............................................. 15
GroupTrack instellingen....................................................... 15
WiFi connected functies............................................. 15
Verbinding maken met een WiFi netwerk................................ 16
Connect IQ functies..................................................... 16
Connect IQ functies downloaden.............................................. 16
Connect IQ functies downloaden via uw computer.................. 16
Garmin Pay................................................................... 16
Uw Garmin Pay portemonnee instellen.................................... 16
Inhoudsopgave i
Een aankoop betalen via uw horloge....................................... 16
Een kaart toevoegen aan uw Garmin Pay portemonnee.......... 16
Uw Garmin Pay kaarten beheren.........................................16
Uw Garmin Pay pincode wijzigen............................................. 17
Muziek........................................................................... 17
Verbinding maken met een externe provider............................ 17
Audiocontent van een externe provider downloaden........... 17
Audio-inhoud downloaden van Spotify®.............................. 17
De muziekprovider wijzigen................................................. 17
Loskoppelen van een externe provider................................ 17
Persoonlijke audiocontent downloaden.................................... 17
Luisteren naar muziek.............................................................. 18
Bediening voor afspelen van muziek........................................ 18
Een Bluetooth hoofdtelefoon aansluiten................................... 18
De audiomodus wijzigen........................................................... 18
Hartslagmeetfuncties................................................... 18
Hartslagmeter aan de pols........................................................18
Het toestel dragen................................................................18
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens......................... 18
De hartslagwidget gebruiken............................................... 18
Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen......... 18
Hartslaggegevens tijdens een activiteit verzenden......... 19
Abnormale-hartslagwaarschuwingen instellen.................... 19
De polshartslagmeter uitschakelen...................................... 19
Hardloopdynamiek.................................................................... 19
Trainen met hardloopdynamiek........................................... 19
Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens................... 19
Gegevens over grondcontacttijd-balans......................... 20
Verticale oscillatie en verticale ratio gegevens............... 20
Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens...... 20
Prestatiemetingen..................................................................... 20
Prestatiemeldingen uitschakelen......................................... 21
Prestatiemetingen automatisch detecteren......................... 21
Activiteiten en prestatiemetingen synchroniseren............... 21
Over VO2 max. indicaties.................................................... 21
Uw geschat VO2 max. voor hardlopen weergeven......... 21
Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven................... 21
Voorspelde racetijden weergeven....................................... 22
Training Effect...................................................................... 22
Hartslagvariaties en stressniveau........................................ 22
Hartslagvariaties en stressniveau weergeven................ 22
Prestatieconditie.................................................................. 22
Uw prestatieconditie weergeven..................................... 22
Lactaatdrempel.................................................................... 23
Een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel te
bepalen........................................................................... 23
Uw FTP-waarde schatten.................................................... 23
Een FTP-test uitvoeren................................................... 23
Trainingsstatus......................................................................... 23
Trainingsstatusniveaus........................................................ 24
Tips voor het verkrijgen van uw trainingsstatus.............. 24
Hartslag- en hoogteacclimatisatie........................................ 24
Trainingsbelasting................................................................ 24
Focus trainingsbelasting...................................................... 24
Hersteltijd............................................................................. 25
Uw hersteltijd weergeven................................................ 25
Herstelhartslag................................................................ 25
Body Battery™..........................................................................25
De Body Battery widget bekijken......................................... 25
Tips voor betere Body Battery gegevens............................. 25
Pulse Ox meter............................................................. 25
Pulse Ox metingen verkrijgen................................................... 26
Metingen van de Pulse Ox meter gedurende de hele dag
inschakelen............................................................................... 26
Automatische Pulse Ox metingen uitschakelen....................... 26
Slaap bijhouden van Pulse Ox meter inschakelen
Tips voor grillige pulse oxymeter-gegevens............................. 26
................... 26
Training......................................................................... 26
Uw gebruikersprofiel instellen................................................... 26
Fitnessdoelstellingen........................................................... 26
Hartslagzones...................................................................... 26
Uw hartslagzones instellen............................................. 26
Uw hartslagzones laten instellen door het toestel........... 27
Berekeningen van hartslagzones.................................... 27
Uw vermogenszones instellen............................................. 27
Activiteiten volgen..................................................................... 27
Automatisch doel................................................................. 27
De bewegingswaarschuwing gebruiken.............................. 28
Slaap bijhouden................................................................... 28
Uw slaap automatisch bijhouden.................................... 28
De modus Niet storen gebruiken.....................................28
Minuten intensieve training.................................................. 28
Minuten intensieve training opbouwen............................ 28
Garmin Move IQ™............................................................... 28
Instellingen voor activiteiten volgen..................................... 28
Activiteiten volgen uitschakelen...................................... 28
Workouts...................................................................................28
Een workout vanuit Garmin Connect volgen....................... 29
Een aangepaste workout maken op Garmin Connect......... 29
Een aangepaste workout naar uw toestel verzenden..... 29
Een workout beginnen......................................................... 29
Een dagelijkse voorgestelde workout volgen....................... 29
Aanwijzingen voor dagelijkse aanbevolen workouts in- en
uitschakelen.................................................................... 29
Een zwembadworkout volgen.............................................. 29
Een kritische zwemsnelheidstest vastleggen.................. 29
Het resultaat van uw kritische zwemsnelheid
bewerken.........................................................................30
De trainingsagenda.............................................................. 30
Garmin Connect trainingsplannen gebruiken.................. 30
Aangepaste trainingsplannen......................................... 30
Intervalworkouts........................................................................30
Een intervalworkout maken..................................................30
Een intervalworkout starten................................................. 30
Een intervalworkout stoppen............................................... 30
PacePro training....................................................................... 30
Een PacePro plan downloaden van Garmin Connect......... 31
Een PacePro plan starten.................................................... 31
Een PacePro plan stoppen............................................. 31
Een PacePro plan maken op uw smartwatch................. 31
Segmenten............................................................................... 31
Strava™ segmenten............................................................ 31
Segmentgegevens weergeven............................................ 31
Tegen een segment racen................................................... 31
Een segment instellen op automatisch aanpassen............. 31
Virtual Partner® gebruiken....................................................... 32
Een trainingsdoel instellen........................................................ 32
Een trainingsdoel annuleren................................................ 32
Racen tegen een eerder voltooide activiteit............................. 32
Persoonlijke records................................................................. 32
Uw persoonlijke records weergeven.................................... 32
Een persoonlijk record herstellen........................................ 32
Een persoonlijk record verwijderen...................................... 32
Alle persoonlijke records verwijderen.................................. 32
Uw trainingsstatus pauzeren.................................................... 33
Uw gepauzeerde trainingsstatus hervatten......................... 33
Klokken......................................................................... 33
Een alarm instellen................................................................... 33
Een alarm wijzigen............................................................... 33
De afteltimer instellen............................................................... 33
Een timer verwijderen.......................................................... 33
ii Inhoudsopgave
De stopwatch gebruiken........................................................... 33
Andere tijdzones toevoegen..................................................... 33
Een andere tijdzone wijzigen............................................... 34
Navigatie....................................................................... 34
Uw locatie bewaren.................................................................. 34
Uw opgeslagen locaties verwijderen................................... 34
Een waypoint projecteren......................................................... 34
Navigeren naar een bestemming............................................. 34
Naar een nuttig punt navigeren................................................ 34
Nuttige punten......................................................................34
Een koers maken en volgen op uw toestel............................... 34
Een rondrit maken.................................................................... 34
Navigeren met Peil en ga......................................................... 35
Tijdens een activiteit navigeren naar uw vertrekpunt............... 35
Routeaanwijzingen weergeven............................................ 35
Navigeren naar het vertrekpunt van een opgeslagen
activiteit..................................................................................... 35
Stoppen met navigeren............................................................ 35
Kaart......................................................................................... 35
De kaart weergeven............................................................. 35
Naar een locatie op de kaart navigeren of een locatie
opslaan................................................................................ 35
Navigeren met de functie Om me heen............................... 36
Het kaartthema wijzigen.......................................................36
Kompas.....................................................................................36
De kompaskoers instellen.................................................... 36
Hoogtemeter en barometer.......................................................36
Metingen op de hoogtemeter............................................... 36
Geschiedenis................................................................ 36
Werken met de geschiedenis................................................... 37
Multisportgeschiedenis........................................................ 37
Tijd in elke hartslagzone weergeven................................... 37
Gegevenstotalen weergeven.................................................... 37
De afstandteller gebruiker.........................................................37
Geschiedenis verwijderen.........................................................37
Uw toestel aanpassen.................................................. 37
Luchtvaartinstellingen............................................................... 37
Instellingen van activiteiten en apps......................................... 37
Gegevensschermen aanpassen.......................................... 39
Een kaart aan een activiteit toevoegen................................ 39
Waarschuwingen................................................................. 39
Een waarschuwing instellen............................................ 39
Instellingen van activiteitkaart.............................................. 40
Route-instellingen................................................................ 40
Auto Lap...............................................................................40
Ronden op afstand markeren......................................... 40
Auto Pause inschakelen...................................................... 40
Automatisch klimmen inschakelen....................................... 41
3D-snelheid en -afstand....................................................... 41
De Lap-knop in- en uitschakelen......................................... 41
Auto Scroll gebruiken........................................................... 41
De GPS-instelling wijzigen................................................... 41
GPS en andere satellietsystemen................................... 41
UltraTrac......................................................................... 41
Time-outinstellingen voor de spaarstand............................. 41
De volgorde van een activiteit wijzigen in de lijst met apps...... 42
Widgets..................................................................................... 42
De widgetlijst aanpassen..................................................... 42
Hoogtemeter........................................................................ 43
Temperatuur........................................................................ 43
METAR................................................................................ 43
inReach afstandsbediening................................................. 43
De inReach afstandsbediening gebruiken...................... 43
VIRB afstandsbediening...................................................... 43
Een VIRB actiecamera bedienen.................................... 43
Een VIRB actiecamera bedienen tijdens een activiteit
De stressniveauwidget gebruiken........................................ 44
De widget My Day aanpassen............................................. 44
Het bedieningsmenu aanpassen.............................................. 44
Wijzerplaatinstellingen.............................................................. 44
Standaard wijzerplaat.......................................................... 44
De watch face aanpassen................................................... 44
Sensorinstellingen.................................................................... 45
Kompasinstellingen.............................................................. 45
Het kompas handmatig kalibreren.................................. 45
De noordreferentie instellen............................................ 45
Hoogtemeterinstellingen...................................................... 45
De barometrische hoogtemeter kalibreren...................... 45
Barometerinstellingen.......................................................... 45
De barometer kalibreren................................................. 45
Hoogte-instellingen.............................................................. 45
Xero laserlocatie-instellingen............................................... 46
Kaartinstellingen....................................................................... 46
Kaartthema's........................................................................ 46
Instellingen waterkaart......................................................... 46
Kaartgegevens weergeven of verbergen............................. 46
Navigatie-instellingen................................................................46
Kaartfuncties aanpassen..................................................... 46
Een koersindicator instellen................................................. 46
Navigatiewaarschuwingen instellen..................................... 46
Instellingen voor energiebeheer............................................... 47
De batterijspaarstand aanpassen........................................ 47
Energiemodi aanpassen...................................................... 47
Een energiemodus herstellen.............................................. 47
Systeeminstellingen.................................................................. 47
Tijdinstellingen..................................................................... 48
Tijdwaarschuwingen instellen......................................... 48
De tijd synchroniseren.....................................................48
De schermverlichtingsinstellingen wijzigen.......................... 48
De sneltoetsen aanpassen.................................................. 48
De maateenheden wijzigen................................................. 48
Toestelgegevens weergeven.................................................... 48
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels
weergeven........................................................................... 48
... 43
Draadloze sensoren..................................................... 48
De draadloze sensoren koppelen............................................. 48
HRM-Pro................................................................................... 49
Modus Extra scherm................................................................. 49
Een optionele fietssnelheids- of fietscadanssensor
gebruiken.................................................................................. 49
Trainen met vermogensmeters................................................. 49
Elektronische schakelsystemen gebruiken............................... 49
Omgevingsbewustzijn............................................................... 49
Voetsensor................................................................................49
Kalibratie van de voetsensor verbeteren............................. 49
Uw voetsensor handmatig kalibreren.................................. 49
Snelheid en afstand van voetsensor instellen..................... 49
tempe........................................................................................ 50
Clubsensoren............................................................................50
Toestelinformatie......................................................... 50
Specificaties..............................................................................50
Batterijgegevens.................................................................. 50
Gegevensbeheer...................................................................... 50
Bestanden verwijderen........................................................ 50
Onderhoud van het toestel.......................................... 50
Toestelonderhoud..................................................................... 50
Het toestel schoonmaken.................................................... 50
Geïntegreerde QuickFit® accessoires vervangen.................... 50
Tips voor het aanpassen van de metalen armband................. 51
Problemen oplossen.................................................... 51
Inhoudsopgave iii
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt...................... 51
Is mijn smartphone compatibel met mijn toestel?..................... 51
Ik kan mijn telefoon niet koppelen met het toestel.................... 51
Kan ik mijn Bluetooth sensor gebruiken bij mijn horloge?........ 51
Ik kan mijn hoofdtelefoon niet koppelen met het toestel........... 52
Mijn muziek valt weg of mijn hoofdtelefoons blijven niet
verbonden................................................................................. 52
Uw toestel opnieuw opstarten.................................................. 52
Alle standaardinstellingen herstellen........................................ 52
Satellietsignalen ontvangen...................................................... 52
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren....................... 52
De temperatuurmeting is niet nauwkeurig................................ 52
De levensduur van de batterij verlengen.................................. 52
Activiteiten volgen..................................................................... 53
Mijn dagelijkse stappentelling wordt niet weergegeven....... 53
Mijn stappentelling lijkt niet nauwkeurig te zijn.................... 53
De stappentellingen op mijn toestel en mijn Garmin Connect
account komen niet overeen................................................ 53
Het aantal opgelopen trappen lijkt niet te kloppen............... 53
Meer informatie......................................................................... 53
Appendix....................................................................... 53
Gegevensvelden....................................................................... 53
Standaardwaarden VO2 Max................................................... 58
FTP-waarden............................................................................ 58
Wielmaat en omvang................................................................ 58
Symbooldefinities......................................................................59
Index.............................................................................. 60
iv Inhoudsopgave

Inleiding

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
Raadpleeg altijd een arts voordat u een trainingsprogramma begint of wijzigt.
Dit apparaat is niet bedoeld om primaire vluchtinformatie te verstrekken en dient alleen voor back-updoeleinden te worden gebruikt.

Overzicht

Druk hierop om de watch in te schakelen.
LIGHT
UP MENU
DOWN
START STOP
BACK LAP
Druk in om de schermverlichting in of uit te schakelen. Houd ingedrukt om het bedieningsmenu weer te geven.
Druk hier om door de widgets en menu's te bladeren. Houd ingedrukt om het menu weer te geven.
Druk hier om door de widgets en menu's te bladeren. Houd ingedrukt om de muziekbediening weer te geven.
Druk in om de activiteitenlijst weer te geven en een activiteit te starten of stoppen.
Druk in om een optie te kiezen in een menu. Houd ingedrukt om te navigeren naar een waypoint voor de
luchtvaart op de identificatie ervan.
Druk in om terug te keren naar het vorige scherm. Druk in om een ronde, rustpauze of overgang vast te leggen
tijdens een multisportactiviteit. Houd ingedrukt om te navigeren naar het dichtstbijzijnde
vliegveld.
OPMERKING: U kunt de opties toevoegen aan het bedieningsmenu, de volgorde ervan wijzigen en ze verwijderen (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 44).
Houd LIGHT ingedrukt in een scherm.
1
Druk op UP of DOWN om door de opties te bladeren.
2

Widgets weergeven

Uw toestel wordt geleverd met diverse, vooraf geïnstalleerde widgets en als u uw toestel koppelt met een smartphone zijn er nog meer widgets beschikbaar.
• Druk op UP of DOWN.
Het toestel bladert door de widgetlijst en geeft samenvattingsgegevens voor elke widget weer.
• Druk op START om de details van de widget weer te geven. TIP: U kunt op DOWN drukken om extra schermen voor een
widget weer te geven of u kunt op START drukken om extra opties en functies voor een widget weer te geven.
• Als u een activiteit vastlegt, drukt u op BACK om terug te keren naar de pagina's met activiteitgegevens.

Het toestel opladen

WAARSCHUWING
Dit toestel bevat een lithium-ionbatterij. Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
LET OP
Om roestvorming te voorkomen, dient u alle contactpunten en de directe omgeving ervan grondig te reinigen en af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer. Raadpleeg de instructies voor reiniging (Toestelonderhoud,
pagina 50).
Breng de contactpunten aan de achterzijde van het toestel op
1
één lijn met de oplaadcontacten en sluit de laadclip aan op het toestel.

Alternatieve tijdzones toevoegen aan de watch face

Tijdens de eerste installatie kunt u twee alternatieve tijdzones selecteren die op de watch face worden weergegeven.
Selecteer een optie:
1
• Selecteer Gbr ident. vliegv om naar een tijdzone te
zoeken door de alfanumerieke identificatie van een waypoint voor de luchtvaart in te voeren.
• Selecteer Kaart gebruiken om een tijdzone voor een
geografische locatie te kiezen.
Selecteer indien nodig Ja om de naam van de tijdzone te
2
wijzigen. De huidige tijd in de geselecteerde tijdzones verschijnt op de
watch face.

Het bedieningsmenu weergeven

In het bedieningsmenu staan opties om bijvoorbeeld de stealth­modus in te schakelen, de knoppen te vergrendelen of het toestel uit te schakelen. U kunt ook de Garmin Pay portemonnee openen.
Inleiding 1
Sluit de USB-kabel aan op een USB-oplaadpoort.
2
Laad het toestel volledig op.
3
Druk op om de oplader te verwijderen.
4

De luchtvaartdatabase bijwerken

Voordat u de luchtvaartdatabase kunt bijwerken, moet u een Garmin® account maken en uw toestel toevoegen. U kunt uw toestel-id weergeven op het scherm met toestelinformatie (Toestelgegevens weergeven, pagina 48).
De luchtvaartdatabase is steeds 28 dagen geldig en bevat vliegveldlocaties, navigatiehulpmiddelen en kruispuntgegevens voor de hele wereld.
Ga naar www.flyGarmin.com.
1
Meld u aan bij uw Garmin account.
2
Selecteer een optie:
3
• Sluit het toestel met de meegeleverde USB-kabel aan op een computer.
• Verbind het toestel met een WiFi® draadloos netwerk.
Volg de instructies op het scherm om de luchtvaartdatabase
4
bij te werken.
Wanneer uw toestel is verbonden met een WiFi draadloos netwerk, worden database-updates 's nachts automatisch gedownload.

Uw smartphone koppelen met uw toestel

Om gebruik te maken van de connected functies van het MARQ toestel moet het rechtsreeks via de Garmin Connect™ app worden gekoppeld, in plaats van via de Bluetooth® instellingen op uw smartphone.
U kunt de Garmin Connect app via de app store op uw
1
telefoon installeren en openen. Houd uw smartphone binnen 10 m (33 ft.) van uw toestel.
2
Druk op LIGHT om het toestel in te schakelen.
3
De eerste keer dat u het toestel inschakelt, is de koppelmodus ingeschakeld.
TIP: U kunt LIGHT ingedrukt houden en selecteren om handmatig naar de koppelmodus te gaan.
Selecteer een optie om uw toestel toe te voegen aan uw
4
Garmin Connect account:
• Als dit het eerste toestel is dat u koppelt met de Garmin Connect app, volgt u de instructies op het scherm.
• Als u reeds een toestel hebt gekoppeld met de Garmin Connect app, selecteert u in het menu of Garmin toestellen > Voeg toestel toe, en volgt u de instructies op het scherm.

De hoogtewaarschuwing instellen

U kunt een waarschuwing instellen waardoor het toestel gaat trillen wanneer u een opgegeven hoogte bereikt.
OPMERKING: De hoogtewaarschuwing is niet beschikbaar in horlogemodus.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Luchtvaart > Instell/wrsch. hoogtemeter >
2
Hoogtewaarschuwing > Status > Aan. Selecteer Hoogte.
3
Selecteer UP om een hoogte te selecteren.
4

De barometerdruk handmatig instellen

U kunt de huidige barometerdruk handmatig instellen. Hiermee kunt u de precisie van de drukhoogteaflezing verbeteren.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Luchtvaart > Instell/wrsch. hoogtemeter >
2
Barometer > Handmatig. Selecteer UP of DOWN om de huidige barometerdruk in te
3
stellen.

NEXRAD weerradar weergeven

Voordat u de NEXRAD weerradar kunt weergeven, moet u uw toestel koppelen met uw smartphone (Uw smartphone koppelen
met uw toestel, pagina 2).
U kunt het weerradarbeeld weergeven dat is gekoppeld aan uw huidige locatie.
OPMERKING: U kunt de optie NEXRAD tegels aanpassen in de Luchtvaart-instellingen om extra weerradarbeelden te downloaden op basis van een richting vanaf uw huidige locatie (Luchtvaartinstellingen, pagina 37).
Houd DOWN en START tegelijkertijd ingedrukt.
1
Het toestel downloadt een met magenta omrand vierkant met radargegevens voor uw huidige GPS-positie. De radargegevens blijven 5 minuten actief.

Productupdates

Installeer Garmin Express™ (www.garmin.com/express) op uw computer. Installeer de Garmin Connect app op uw smartphone.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de volgende diensten voor Garmin toestellen:
• Software-updates
• Kaartupdates
• Baanupdates
• Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
• Productregistratie

Garmin Express instellen

Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Vliegen

WAARSCHUWING
Gebruik dit toestel niet als uw primaire navigatiemiddel. Lees vóór gebruik de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
OPMERKING: Als u nabij de rand van het vierkant bent, ziet u mogelijk niet alle relevante radargegevens.
Houd zo nodig DOWN en START ingedrukt om nieuwe
2
gegevens te downloaden.

Vliegactiviteit

Een vliegactiviteit wordt automatisch gestart wanneer de klimsnelheid de waarde overschrijdt die u hebt ingesteld in de instellingen voor automatisch vliegen. De standaardwaarde voor automatisch vliegen is 500 fpm.
U kunt uw MARQ toestel zo instellen dat het automatisch verbinding maakt met een gekoppeld Connext® toestel wanneer een vliegactiviteit start. Hierdoor kan uw MARQ toestel vliegtuiginformatie weergeven.

De waarde voor Auto Fly instellen

Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps > Vliegen.
2
Selecteer de activiteitinstellingen.
3
Selecteer Autom. vliegact..
4
2 Vliegen
Selecteer de waarde voor Auto Fly.
5
Een vliegactiviteit wordt automatisch gestart wanneer de klimsnelheid een bepaalde waarde overschrijdt.

Een vlucht starten

Druk op START op de watch face.
1
Selecteer Vliegen.
2
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
3
gevonden. Druk op START om de vluchttimer te starten.
4
OPMERKING: Uw activiteitgegevens worden alleen
geregistreerd wanneer de vluchttimer is ingeschakeld. Start de activiteit.
5
Nadat u uw activiteit hebt voltooid, drukt u op STOP en
6
selecteert u Sla op.

Uw SpO2-waarden bekijken tijdens de vlucht

Dichtstbijzijnde vliegveld
Afstand tot het dichtstbijzijnde vliegveld
Identificatie van het dichtstbijzijnde vliegveld
Koers naar het dichtstbijzijnde vliegveld
Koers naar het op één na dichtstbijzijnde vliegveld
Identificatie van het op één na dichtstbijzijnde vliegveld
VOORZICHTIG
De SpO2-waarden zijn uitsluitend bedoeld als back­upinformatie. Ga altijd in de eerste plaats af op de door de vluchtinstrumenten verstrekte informatie.
Het MARQ toestel beschikt over een pulse oxymeter op de pols om de zuurstofsaturatie in uw bloed (SpO2) te meten. Tijdens een vlucht neemt het toestel automatisch vaker pulse oximeterwaarden op, zodat u uw SpO2-percentage kunt bewaken.
TIP: U kunt de nauwkeurigheid van uw SpO2-metingen verbeteren door de modus On All-Day Acclimation in te schakelen in de widget-instellingen van de pulse oximeter (Metingen van de Pulse Ox meter gedurende de hele dag
inschakelen, pagina 26).
Tijdens de vlucht scrolt u omhoog of omlaag om naar het scherm met SpO2-gegevens te gaan.
Uw meest recente meting verschijnt als een zuurstofsaturatiepercentage en -positie op de kleurenbalk.
OPMERKING: Als u te actief bent, kan het toestel uw zuurstofsaturatie niet bepalen en wordt er een bericht weergegeven in plaats van een percentage. U moet maximaal 30 seconden stilzitten terwijl het apparaat de zuurstofsaturatie van uw bloed meet.

Navigeren naar het dichtstbijzijnde vliegveld

Houd BACK ingedrukt.
1
Er wordt een lijst weergegeven met de dichtstbijzijnde vliegvelden.
Selecteer een luchthaven.
2
Selecteer Direct naar om met navigeren te beginnen.
3

Navigeren naar een via-punt voor luchtvaart op de identificatie ervan

U kunt direct naar een via-punt voor de luchtvaart navigeren door te zoeken naar een alfanumerieke identificatie.
Houd ingedrukt.
1
Voer de alfanumerieke identificatie geheel of gedeeltelijk in.
2
Selecteer .
3
Er wordt een lijst met alle overeenkomende via-punten weergegeven.
Selecteer het via-punt.
4
Selecteer Direct naar om met navigeren te beginnen.
5

Via-punt-informatie weergeven

U kunt locatie-informatie weergeven uit de lijst met de dichtstbijzijnde vliegvelden, uit de lijst met via-punten voor de luchtvaart of uit de lijst met via-punten in een vluchtplan.
Selecteer een optie om een lijst met via-punten weer te
1
geven:
• Houd BACK (Navigeren naar het dichtstbijzijnde vliegveld,
pagina 3).
• Houd STARTingedrukt om een lijst met via-punten voor
de luchtvaart weer te geven en voer de alfanumerieke identificatie geheel of gedeeltelijk in (Navigeren naar een
via-punt voor luchtvaart op de identificatie ervan, pagina 3).
• Als u naar een via-punt wilt zoeken, selecteert u START > Vliegen, houdt u MENU ingedrukt, selecteert u Navigatie > Vlucht plannen > Zoek waypoint en kiest u een optie (Een via-punt zoeken, pagina 4).
Selecteer een via-punt.
2
Selecteer een optie:
3
OPMERKING: De opties wisselen al naar gelang het
geselecteerde type via-punt.
• Om rechtstreeks naar de geselecteerde locatie te navigeren, selecteert u Direct naar.
• Als u het NEXRAD weerradarbeeld wilt downloaden dat aan de geselecteerde locatie is gekoppeld, selecteert u NEXRAD (NEXRAD weerradar weergeven, pagina 2).
• Selecteer Toon kaart om het via-punt op de kaart weer te geven.
• Selecteer Algemene informatie om algemene informatie weer te geven, zoals de afstand en koers vanaf uw huidige locatie.
• Selecteer Frequenties om radiofrequenties weer te geven.
Vliegen 3
• Selecteer Startbanen om startbaangegevens weer te
geven, zoals de lengte en het oppervlakmateriaal van de startbaan.
• Selecteer METARs/TAFs om METAR- en TAF-informatie
weer te geven.

Horizontal Situation Indicator

Configureerbaar navigatiegegevensveld.
Koersafwijkingsindicator (CDI). Geeft de locatie van gewenste koerslijn aan met betrekking tot uw locatie.
Naar-en-van-indicator. Geeft aan of u naar het via-punt toe navigeert, of er vandaan.
Afstandsschaal koersafwijking.
Koers naar het dichtstbijzijnde vliegveld.
Afstand koersafwijking. De stippen geven aan hoe ver u van uw koers afwijkt.

Stoppen met navigeren

Houd MENU ingedrukt en selecteer Navigatie stoppen.

De automatische vluchttimer uitschakelen

U kunt de automatische vluchttimer uitschakelen zodat uw toestel vluchtgegevens niet automatisch vastlegt wanneer uw grondsnelheid hoger is dan 30 kn.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps > Vliegen.
2
Selecteer de activiteitinstellingen.
3
Selecteer Vluchttimer > Handmatig.
4

Routes en vluchtplannen

Een route bestaat uit een serie via-punten of locaties die u naar uw bestemming leidt. Vluchtplannen zijn routes die directe routebepaling gebruiken die is geoptimaliseerd voor de luchtvaart. Vluchtplannen maakt u op uw toestel of door de Garmin Pilot™ app voor mobiele toestellen te gebruiken.

Een via-punt zoeken

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Zoek waypoint.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Zoek op id om op naam te zoeken naar een
via-punt.
• Selecteer Dichtstbijzijnde vliegvelden om te kiezen uit
een lijst met de dichtstbijzijnde vliegvelden.
• Selecteer Dichtstbijzijnde navigatiepunten om te kiezen
uit een lijst met de dichtstbijzijnde navigatiesymbolen.
• Selecteer Dichtstbijzijnde kruispunt om te kiezen uit een
lijst met de dichtstbijzijnde kruispunten.
Selecteer een locatie.
5
Selecteer zo nodig een optie om meer informatie over via-
6
punten weer te geven (Via-punt-informatie weergeven,
pagina 3).

Een vluchtplan maken op uw toestel

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Opgeslagen
3
plannen > Maak nieuw.
Voer de naam van het vluchtplan in.
4
Selecteer .
5
Selecteer Voeg locatie toe.
6
Selecteer een categorie.
7
Selecteer het eerste punt op de route.
8
Herhaal stap 6 tot en met 8 tot de route is voltooid.
9
Selecteer OK om de route op te slaan.
10
Verbinding maken met de Garmin Pilot app
Met de Garmin Pilot app maakt u vluchtplannen en verzendt u deze naar uw MARQ toestel. De Garmin Pilot app is beschikbaar voor sommige mobiele toestellen. Raadpleeg de app store voor uw mobiele toestel voor meer informatie over de beschikbaarheid en compatibiliteit van de app.
Uw MARQ toestel maakt verbinding met de Garmin Pilot app via Bluetooth technologie. Ga naar www.garmin.com/ble voor informatie over compatibiliteit.
Koppel uw smartphone met uw MARQ toestel (Uw
1
smartphone koppelen met uw toestel, pagina 2).
U kunt de Garmin Pilot app via de app store op uw telefoon
2
installeren en openen. Meld u aan bij de Garmin Pilot app met uw Garmin
3
accountaanmeldingsgegevens. Selecteer in de Garmin Pilot app, Connext > Alle toestellen,
4
en selecteer uw toestel.

Een vluchtplan volgen

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Opgeslagen
3
plannen.
Selecteer een vluchtplan.
4
Selecteer Stel als actief in om te beginnen met het volgen
5
van het vluchtplan.

Een vluchtplan op de kaart weergeven

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Opgeslagen
3
plannen.
Selecteer een vluchtplan.
4
Selecteer Kaart.
5

Een vluchtplan omkeren en volgen

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Opgeslagen
3
plannen.
Selecteer een vluchtplan.
4
Selecteer Kopie omkeren en opslaan om de route om te
5
keren en op te slaan als een kopie van het oorspronkelijke vluchtplan.
Selecteer de kopie van het vluchtplan.
6
Selecteer Stel als actief in om te beginnen met het volgen
7
van het vluchtplan.

Een vluchtplan bewerken

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Opgeslagen
3
plannen.
4 Vliegen
Selecteer een vluchtplan.
4
Selecteer Wijzig.
5
Selecteer een optie:
6
• Als u gedetailleerde informatie over een locatie wilt
weergeven, selecteert u de locatie en vervolgens Details.
• Als u de volgorde van een locatie in de route wilt wijzigen,
selecteert u de locatie en vervolgens Omhoog of Omlaag.
• Als u de naam van een locatie wilt bewerken, selecteert u
de locatie en vervolgens Naam.
• Als u een locatie uit de route wilt verwijderen, selecteert u
de locatie en vervolgens Verwijder.
• Als u een locatie aan de route wilt toevoegen, selecteert u
Voeg locatie toe.

Een vluchtplan verwijderen

Selecteer START > Vliegen.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Vlucht plannen > Opgeslagen
3
plannen.
Selecteer een vluchtplan.
4
Selecteer Verwijder > Ja.
5

Activiteiten en apps

Uw toestel kan worden gebruikt voor binnen-, buiten-, sport- en fitnessactiviteiten. Wanneer u een activiteit start, worden de sensorgegevens weergegeven en vastgelegd op uw toestel. U kunt activiteiten opslaan en delen met de Garmin Connect community.
U kunt ook Connect IQ™ activiteiten en apps aan uw toestel toevoegen via de Connect IQ app (Connect IQ functies,
pagina 16).
Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over activiteiten-tracking en de nauwkeurigheid van fitnessgegevens.

Een activiteit starten

Als u een activiteit start, wordt GPS automatisch ingeschakeld (indien vereist).
Druk op de watch face op START.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer een activiteit uit uw lijst met favorieten.
• Selecteer en selecteer een activiteit uit de lange activiteitenlijst.
Ga naar buiten naar een plek met vrij zicht op de lucht tijdens
3
activiteiten waarvoor u een GPS-signaal nodig hebt, en wacht tot het toestel klaar is.
Het toestel is klaar als het uw hartslag weergeeft, GPS­signalen ontvangt (indien nodig) en verbinding maakt met uw draadloze sensoren (indien nodig).
Druk op START om de activiteitentimer te starten.
4
Het toestel legt alleen activiteitgegevens vast als de activiteitentimer loopt.

Tips voor het vastleggen van activiteiten

• Laad het toestel op voordat u aan de activiteit begint (Het
toestel opladen, pagina 1).
• Druk op LAP om ronden vast te leggen, een nieuwe set of een nieuwe pose te starten of door te gaan naar de volgende workoutstap.
• Druk op UP of DOWN om meer gegevenspagina's weer te geven.

De vermogensmodus wijzigen

U kunt de vermogensmodus wijzigen om de levensduur van de batterij tijdens een activiteit te verlengen.
Houd tijdens de activiteit MENU ingedrukt.
1
Selecteer Energiemodus.
2
Selecteer een optie.
3
Het horloge laat zien hoeveel uur de batterij mee zal gaan met de geselecteerde vermogensmodus.

Een activiteit stoppen

Druk op STOP.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u de activiteit weer wilt hervatten, selecteert u Hervat.
• Als u de activiteit wilt opslaan en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Sla op > OK.
• Als u de activiteit wilt onderbreken en later wilt hervatten,
selecteert u Hervat later.
• Als u een ronde wilt markeren, selecteert u Ronde.
• Selecteer Terug naar start > TracBack om langs de
afgelegde route naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
• Selecteer Terug naar start > Route om via het meest
directe pad naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
• Als u het verschil tussen uw hartslag aan het einde van de activiteit en uw hartslag twee minuten later wilt meten, selecteert u Herstel-HS en wacht u terwijl de timer aftelt.
• Als u de activiteit wilt verwijderen en wilt terugkeren naar horlogemodus, selecteert u Gooi weg > Ja.
OPMERKING: Na het stoppen van de activiteit, wordt deze na 30 minuten automatisch op het toestel opgeslagen.

Een favoriete activiteit toevoegen of verwijderen

De lijst met uw favoriete activiteiten wordt weergegeven wanneer u op de wijzerplaat op START drukt. Hiermee kunt u snel naar de activiteiten gaan die u het meest gebruikt. U kunt op elk gewenst moment favoriete activiteiten toevoegen of verwijderen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Uw favoriete activiteiten worden bovenaan de lijst weergegeven.
Selecteer een optie:
3
• Als u een favoriete activiteit wilt toevoegen, selecteert u de activiteit en selecteert u Stel als favoriet in.
• Als u een favoriete activiteit wilt verwijderen, selecteert u de activiteit en selecteert u Verwijder uit favorieten.

Een aangepaste activiteit maken

Druk op de watch face op START.
1
Selecteer Voeg toe.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Kopieer activiteit om uw aangepaste activiteit te maken op basis van een van uw opgeslagen activiteiten.
• Selecteer Overige om een nieuwe aangepaste activiteit te maken.
Activiteiten en apps 5
Selecteer indien nodig een activiteittype.
4
Selecteer een naam of voer een aangepaste naam in.
5
Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een volgnummer, bijvoorbeeld: Fiets(2).
Selecteer een optie:
6
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld de gegevensschermen of automatische functies aanpassen.
• Selecteer OK om de aangepaste activiteit op te slaan en te gebruiken.
Selecteer Ja om de activiteit aan uw lijst met favorieten toe te
7
voegen.

Binnenactiviteiten

Het MARQ toestel kan worden gebruikt voor training binnenshuis, zoals hardlopen op een binnenbaan of fietsen op een home- of indoortrainer. Bij binnenactiviteiten wordt GPS uitgeschakeld. (Instellingen van activiteiten en apps,
pagina 37).
Als hardlopen of wandelen met GPS is uitgeschakeld, worden snelheid, afstand en cadans berekend met behulp van de versnellingsmeter in het toestel. De versnellingsmeter voert automatisch een kalibratie uit. De nauwkeurigheid van de snelheid-, afstand- en cadansgegevens verbetert na een aantal hardloopsessies of wandelingen in de buitenlucht met behulp van GPS.
TIP: Als u de handrails van de loopband vasthoudt, gaat de nauwkeurigheid omlaag. U kunt gebruikmaken van een optionele voetsensor om uw tempo, afstand en cadans vast te leggen.
Als u met uitgeschakelde GPS fietst, zijn er geen snelheids- en afstandsgegevens beschikbaar, tenzij u over een optionele sensor beschikt die deze gegevens naar het toestel verzendt, zoals een snelheids- of cadanssensor.

Virtueel hardlopen

U kunt uw MARQ toestel koppelen met een compatibele app van derden om tempo-, hartslag- of cadansgegevens te verzenden.
Selecteer START > Virt hardlopen.
1
Open de Zwift™ app of een andere virtuele trainingsapp op
2
uw tablet, laptop of smartphone. Volg de instructies op het scherm om een hardloopactiviteit
3
te starten en de toestellen te koppelen. Selecteer START om de timer te starten.
4
Nadat u klaar bent met hardlopen, selecteert u STOP om de
5
activiteitstimer te stoppen.

De loopbandafstand kalibreren

Als u nauwkeurigere afstanden voor het hardlopen op de loopband wilt vastleggen, kalibreert u de loopbandafstand nadat u minimaal 1,5 km (1 mijl) op de loopband hebt gelopen. Als u verschillende loopbanden gebruikt, kunt u de loopbandafstand handmatig kalibreren op elke loopband of na elke hardloopsessie.
Begin een loopbandactiviteit (Een activiteit starten, pagina 5).
1
Laat de loopband draaien totdat uw MARQ toestel ten minste
2
1,5 km (1 mijl) heeft opgenomen. Druk op STOP nadat u uw hardloopsessie hebt voltooid.
3
Selecteer een optie:
4
• Als u de loopbandafstand voor de eerste keer wilt kalibreren, selecteert u Sla op.
U wordt gevraagd de kalibratie van de loopband te voltooien.
• Als u de loopbandafstand na de eerste kalibratie
handmatig wilt kalibreren, selecteert u Kalibreren/ opslaan > Ja.
Bekijk de gelopen afstand op het scherm van de loopband en
5
voer de afstand in op uw toestel.

Een krachttraining vastleggen

U kunt tijdens een krachttraining sets vastleggen. Een set bestaat uit meerdere herhalingen van één enkele beweging.
Druk op de watch face op START.
1
Selecteer Kracht.
2
De eerste keer dat u een krachttrainingactiviteit vastlegt, selecteert u aan welke pols u uw smartwatch draagt.
Druk op START om de set-timer te starten.
3
Start uw eerste set.
4
Het toestel telt uw herhalingen. Het aantal herhalingen wordt weergegeven als u ten minste vier sets hebt voltooid.
TIP: Het toestel kan alleen herhalingen van een enkele beweging voor elke set tellen. Wanneer u andere bewegingen wilt doen, moet u eerst de set voltooien en vervolgens een nieuwe starten.
Druk op LAP om de set te voltooien.
5
Op de smartwatch wordt het totale aantal herhalingen voor de set weergegeven. Na enkele seconden wordt de rusttimer weergegeven.
Druk indien nodig op DOWN en bewerk het aantal
6
herhalingen. TIP: U kunt ook het voor de set gebruikte gewicht toevoegen. Wanneer u klaar bent met rusten, drukt u op LAP om uw
7
volgende set te starten. Herhaal dit voor elke krachttrainingsset tot uw activiteit is
8
voltooid. Druk na de laatste set op START om de set-timer te stoppen.
9
Selecteer Sla op.
10
Een ANT+® indoortrainer gebruiken
Voordat u een compatibele ANT+ indoortrainer kunt gebruiken, moet u uw fiets op de trainer installeren en deze koppelen met uw toestel (De draadloze sensoren koppelen, pagina 48).
U kunt uw toestel met een indoortrainer gebruiken om weerstand te simuleren terwijl u een koers, rit of workout volgt. GPS is automatisch uitgeschakeld, als u een indoortrainer gebruikt.
Druk op START op de watch face.
1
Selecteer Fiets binnen.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Smart Trainer opties.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Gratis rit om een rit te maken.
• Selecteer Volg koers om een opgeslagen koers te volgen
(Een koers maken en volgen op uw toestel, pagina 34).
• Selecteer Volg workout om een opgeslagen workout te
volgen (Workouts, pagina 28).
• Selecteer Stel vermogen in om het gewenste
doelvermogen in te stellen.
• Selecteer Stel hellings% in om de gesimuleerde waarde
in te stellen.
• Selecteer Stel weerstand in om het weerstandsniveau
van de trainer in te stellen.
Druk op START om de activiteitentimer te starten.
6
De trainer verhoogt of verlaagt de weerstand op basis van de hoogtegegevens van de koers of rit.
6 Activiteiten en apps

Buitenactiviteiten

Het MARQ toestel wordt geleverd met een aantal vooraf geladen apps voor buitenactiviteiten, zoals hardlopen en fietsen. Bij buitenactiviteiten wordt GPS ingeschakeld. U kunt nieuwe activiteiten toevoegen op basis van standaardactiviteiten, zoals wandelen of roeien. U kunt ook aangepaste activiteiten aan uw toestel toevoegen (Een aangepaste activiteit maken, pagina 5).

Hardlopen op de baan

Voordat u een hardloopsessie gaat doen, moet u ervoor zorgen dat u op een standaard 400 m-baan loopt.
U kunt de Hardlopen op de baan activiteit gebruiken om uw outdoor baangegevens te registreren, waaronder de afstand in meters en rondetijden.
Ga op de baan staan.
1
Druk op START op de watch face.
2
Selecteer Hardlopen op de baan.
3
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
4
Als u in baan 1 loopt, gaat u verder met stap 10.
5
Houd MENU ingedrukt.
6
Selecteer de activiteitinstellingen.
7
Selecteer Baannummer.
8
Selecteer een baannummer.
9
Selecteer twee keer BACK om terug te keren naar de
10
activiteitentimer. Druk op START om de activiteitentimer te starten.
11
Ga hardlopen op de baan.
12
Nadat u een paar ronden hebt voltooid, registreert uw toestel de baanafmetingen en kalibreert het uw baanafstand.
Nadat u klaar bent met hardlopen, drukt u op STOP om de
13
activiteitentimer te stoppen. Selecteer Sla op.
14
Tips voor het registreren van een hardloopsessie
• Wacht tot de GPS-statusindicator groen wordt voordat u een hardloopsessie start.
• Tijdens de eerste hardloopsessie op een onbekende baan moet u minimaal 4 ronden lopen om uw baanafstand te kalibreren.
U moet iets voorbij uw vertrekpunt lopen om de ronde te voltooien.
• Loop iedere ronde in dezelfde baan. OPMERKING: De standaard Auto Lap® afstand is 1600 m, of
4 rondes de baan rond.
• Als u in een andere baan loopt dan in baan 1, stelt u het baannummer in de activiteiteninstellingen in.

Uw afdalingen weergeven

Uw toestel legt de gegevens over elke afdaling tijdens het skiën of snowboarden vast met de automatische functie voor afdalingen. Deze functie wordt standaard ingeschakeld voor afdalingen tijdens het skiën en snowboarden. De nieuwe afdalingen worden automatisch geregistreerd op basis van uw bewegingen. De timer wordt gepauzeerd wanneer u niet meer afdaalt en wanneer u in de skilift staat. De timer blijft in de pauzestand staan zolang u in de skilift bent. U kunt de afdaling vervolgen om de timer weer te starten. U kunt de gegevens over de afdaling bekijken op het pauzescherm of terwijl de timer loopt.
Start een ski- of snowboardactiviteit.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Bekijk afdalingen.
3
Druk op UP en DOWN om details over uw laatste afdaling,
4
over uw huidige afdaling of over al uw afdalingen te bekijken.
Op de schermen worden de tijd, afgelegde afstand, maximumsnelheid, gemiddelde snelheid en totale daling weergegeven.

Een off-piste ski-activiteit vastleggen

Met de off-piste ski-activiteit kunt u handmatig schakelen tussen klimmen en afdalen, zodat u uw gegevens nauwkeurig kunt bijhouden.
Druk op START op de watch face.
1
Selecteer Off-piste skiën.
2
Selecteer een optie:
3
• Als u uw activiteit op een helling start, selecteert u
Klimmen.
• Selecteer Afdalen als u uw activiteit start met een
afdaling.
Druk op START om de activiteitentimer te starten.
4
Druk op LAP om te schakelen tussen de volgmodi voor
5
klimmen en dalen. Nadat uw activiteit is voltooid, drukt u op START om de timer
6
te stoppen. Selecteer Sla op.
7

Vermogensgegevens voor langlaufen

U kunt uw compatibele MARQ toestel gekoppeld met het HRM­Pro™ accessoire gebruiken om real-time feedback te geven over uw langlaufen.
OPMERKING: Het HRM-Pro accessoire moet met het MARQ toestel worden gekoppeld met behulp van ANT® technologie.
Vermogen is de kracht die u tijdens het skiën opwekt. Het uitgangsvermogen wordt gemeten in watt. Factoren die van invloed zijn op het vermogen zijn onder andere uw snelheid, hoogteveranderingen, wind en sneeuw. U kunt het uitgangsvermogen gebruiken om uw ski-prestaties te meten en te verbeteren.
OPMERKING: De waarden voor het skivermogen zijn over het algemeen lager dan de vermogenswaarden voor fietsen. Dit is normaal en wordt veroorzaakt doordat mensen minder efficiënt zijn tijdens het skiën dan tijdens het fietsen. Het is gebruikelijk dat de vermogenswaarden bij skiën 30 tot 40 procent lager liggen dan die bij fietsen bij dezelfde trainingsintensiteit.

De metronoom gebruiken

De metronoomfunctie laat met een regelmatig ritme tonen horen die u helpen uw prestaties te verbeteren door te trainen in een snellere, tragere of vaste cadans.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Druk op de watch face op START.
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Metronoom > Status > Aan.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Slagen/minuut om een waarde in te voeren op
basis van de cadans die u wilt aanhouden.
• Selecteer Waarschuw.freq. om de frequentie van de
tikken aan te passen.
• Selecteer Geluiden om de toon en trillingen van de
metronoom aan te passen.
Selecteer zo nodig Bekijk om de metronoomtonen te
7
beluisteren voordat u gaat hardlopen. Ga hardlopen (Een activiteit starten, pagina 5).
8
De metronoom wordt automatisch gestart.
Activiteiten en apps 7
Druk op UP of DOWN tijdens het hardlopen om het
9
metronoomscherm weer te geven. Houd zo nodig MENU ingedrukt om de
10
metronoominstellingen te wijzigen.

Audiomeldingen afspelen tijdens een activiteit

U kunt het MARQ toestel zodanig instellen dat er tijdens het hardlopen of een andere activiteit motiverende statusmeldingen worden afgespeeld. Indien beschikbaar, worden audiomeldingen op uw verbonden hoofdtelefoon afgespeeld met Bluetooth technologie. Anders worden audiomeldingen op uw smartphone gekoppeld met behulp van de Garmin Connect app. Tijdens een audiomelding dempt het toestel of de smartphone de primaire audio om de aankondiging af te spelen.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Audiomeldingen.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Rondewaarschuwing om een melding voor
elke ronde af te spelen. OPMERKING: De audiomelding Rondewaarschuwing is
standaard ingeschakeld.
• Als u meldingen wilt aanpassen aan uw tempo en
snelheid, selecteert u Tempo-/snelheidswaarsch..
• Als u meldingen wilt aanpassen aan uw hartslag,
selecteert u Hartslagwaarschuwing.
• Selecteer Vermogenswaarschuwing om meldingen aan
te passen aan energiegegevens.
• Als u meldingen wilt horen wanneer u de timer start of
stopt, waaronder de functie Auto Pause®, selecteert u Timergebeurtenissen.
• Als u activiteitenwaarschuwingen wilt horen als
audiomelding, selecteert u Activiteitswaarschuwingen.
• Selecteer Audiotonen als u een geluid wilt afspelen vlak
voor een audiowaarschuwing of prompt.
• Selecteer Dialect om de taal of het dialect van de
gesproken meldingen te wijzigen.

Jumpmaster

WAARSCHUWING
De functie jumpmaster dient alleen door ervaren skydivers te worden gebruikt. De functie jumpmaster dient niet te worden gebruikt als primaire hoogtemeter tijdens het skydiven. Als u niet de juiste spronginformatie invoert, kan dat leiden tot ernstige verwondingen of overlijden.
De functie jumpmaster volgt militaire richtlijnen voor het berekenen van het "high altitude release point" (HARP). Het toestel detecteert automatisch wanneer u gesprongen bent en begint de navigatie naar het "desired impact point" (DIP) met behulp van de barometer en het elektronische kompas.

Multisport

Triatleten, duatleten en alle andere beoefenaren van gecombineerde sporten zoals Triatlon of Zwemloop kunnen de modus voor multisportactiviteit gebruiken. Gedurende een multisportactiviteit kunt u schakelen tussen activiteiten en uw totale tijd bekijken. U kunt tijdens de multisportactiviteit bijvoorbeeld overschakelen van fietsen naar hardlopen, en de totale tijd voor fietsen en hardlopen bekijken.
U kunt een multisportactiviteit aanpassen of de standaard triatlon-activiteit gebruiken voor een standaard triatlon.

Een multisportactiviteit maken

Druk op de watch face op START.
1
Selecteer Voeg toe > Multisport.
2
Selecteer een type multisportactiviteit of voer een
3
aangepaste naam in. Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een nummer.
Bijvoorbeeld Triatlon(2). Selecteer twee of meer activiteiten.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld selecteren of overgangen moeten worden meegerekend.
• Selecteer OK om de multisportactiviteit op te slaan en te gebruiken.
Selecteer Ja om de activiteit aan uw lijst met favorieten toe te
6
voegen.
Tips voor triatlontraining en het gebruik van multi­sportactitiveiten
• Selecteer START om uw eerste activiteit te starten.
• Selecteer LAP om over te gaan naar de volgende activiteit.
Als u overgangen hebt ingeschakeld, dan wordt de overgangstijd afzonderlijk van de duur van de activiteit vastgelegd.
• Selecteer indien nodig LAP om de volgende activiteit te
starten.
• Selecteer UP of DOWN om meer gegevenspagina's weer te
geven.

Zwemmen

LET OP
Het toestel is uitsluitend bedoeld voor zwemmen aan de oppervlakte. Duiken met het toestel kan schade aan het toestel veroorzaken en leidt ertoe dat de garantie komt te vervallen.

Zwemtermen

Baan: Eén keer de lengte van het zwembad. Interval: Een of meer opeenvolgende banen. Een nieuwe
interval begint na een rustperiode.
Slaglengte: Er wordt een slag geteld elke keer dat uw arm
waaraan het toestel is bevestigd een volledige cyclus voltooit.
Swolf: Uw swolfscore is de som van de tijd voor één baanlengte
plus het aantal slagen voor die baan. Bijvoorbeeld 30 seconden plus 15 slagen levert een swolfscore van 45 op. Bij zwemmen in open water wordt de swolfscore berekend over 25 meter. Swolf is een meeteenheid voor zwemefficiency en, net als bij golf, een lage score is beter dan een hoge.
Kritieke zwemsnelheid (CSS): Uw CSS is de theoretische
snelheid die u zonder uitputting continu kunt aanhouden. U kunt uw CSS gebruiken om uw trainingstempo te bepalen en uw verbetering bij te houden.

Slagtypen

Identificatie van het type slag is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Het type slag wordt aan het eind van een baan weergegeven. Slagtypen worden weergegeven in uw zwemgeschiedenis en in uw Garmin Connect account. U kunt ook een slagtype selecteren als een aangepast gegevensveld (Gegevensschermen aanpassen, pagina 39).
Vrij Vrije slag
Rug Rugslag
School Borstslag
Vlinder Vlinderslag
Wissel Meerdere slagtypen in een interval
Training Voor het vastleggen van oefeningen (Training met het trai-
ningslog, pagina 9)
8 Activiteiten en apps

Tips voor zwemactiviteiten

• Volg de instructies op het scherm om de grootte van het zwembad te selecteren of een aangepaste grootte in te voeren voordat u een zwemactiviteit start.
Als u weer een zwemactiviteit in een zwembad start, gebruikt het toestel de grootte van dit zwembad. U kunt MENU ingedrukt houden, de activiteitsinstellingen selecteren en Grootte van bad selecteren om de grootte te wijzigen.
• Druk op LAP om een rustpauze vast te leggen tijdens het zwemmen in een zwembad.
Het toestel legt automatisch de zwemintervallen en de banen voor zwemmen in een zwembad vast.
• Druk op LAP om interval vast te leggen tijdens het zwemmen in open water.

Rusten tijdens zwemmen in een zwembad

Op het standaardrustscherm worden twee rust-timers weergegeven. Ook worden het tijdstip en de afstand van het laatste voltooide interval weergegeven.
OPMERKING: Tijdens een rustperiode worden geen zwemgegevens vastgelegd.
Selecteer tijdens uw zwemactiviteit LAP om een rustperiode
1
te starten. De schermweergave verandert in witte tekst op een zwarte
achtergrond en het rustscherm wordt weergegeven. Druk tijdens een rustperiode op UP of DOWN om andere
2
gegevensschermen weer te geven (optioneel). Druk op LAP en ga verder met zwemmen.
3
Herhaal de procedure voor volgende rustintervallen.
4

Auto Rust

De auto rust-functie is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Uw toestel detecteert automatisch wanneer u rust en het rustscherm wordt weergegeven. Als u langer dan 15 seconden rust, maakt het toestel automatisch een rustinterval. Wanneer u weer gaat zwemmen, start het toestel automatisch een nieuw zweminterval. U kunt de automatische rustfunctie inschakelen in de activiteitsopties (Instellingen van activiteiten
en apps, pagina 37).
TIP: Voor de beste resultaten met de automatische rustfunctie minimaliseert u uw armbewegingen tijdens het rusten.
Als u de automatische rustfunctie niet wilt gebruiken, kunt u LAP selecteren om handmatig het begin en einde van elk rustinterval aan te geven.

Training met het trainingslog

De trainingslogfunctie is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Met deze functie kunt u handmatig kick set­oefeningen, zwemoefeningen met één arm of andere zwemoefeningen vastleggen die afwijken van de vier belangrijkste zwemslagen.
Druk tijdens uw zwemactiviteit op UP of DOWN om het
1
oefeninglogscherm weer te geven. Druk op LAP om de oefeningstimer te starten.
2
Druk op LAP na afloop van uw oefeninginterval.
3
De oefeningstimer stopt, maar de activiteitentimer blijft de hele zwemsessie vastleggen.
Selecteer een afstand voor de voltooide oefening.
4
Afstandsinstellingen worden gebaseerd op de voor het activiteitenprofiel geselecteerde zwembadafmetingen.
Selecteer een optie:
5
• Druk op LAP als u een andere oefeninginterval wilt
starten.
• Druk op UP of DOWN om terug te keren naar de
zwemtrainingsschermen en een zweminterval te starten.

Polshartslagmeting uitschakelen tijdens zwemmen

Polshartslagmeting is standaard ingeschakeld voor zwemactiviteiten. Het toestel is compatibel met het HRM-Pro accessoire en het HRM-Swim™ accessoire. Als de gegevens van zowel de polshartslag als de borsthartslag beschikbaar zijn, gebruikt uw toestel de borsthartslaggegevens.
Houd MENU ingedrukt vanuit de hartslagwidget.
1
OPMERKING: U moet mogelijk de widget toevoegen aan uw
widgetlijst (De widgetlijst aanpassen, pagina 42). Selecteer Hartslagopties > Tijdens zwemmen > Uit.
2

Golfen

Golfen

Voordat u gaat golfen, moet u ervoor zorgen dat het toestel is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
Druk op de watch face op START.
1
Selecteer Golfen.
2
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
3
gevonden. Selecteer een baan in de lijst met beschikbare golfbanen.
4
Stel indien nodig de driverafstand in.
5
Selecteer Ja om de score bij te houden.
6
Selecteer een tee box.
7
Nadat u de ronde hebt voltooid, drukt u op START en
8
selecteert u Einde van ronde.

Hole-informatie

Het toestel geeft de hole weer die u nu speelt, en schakelt automatisch over naar de volgende hole wanneer u naar een nieuwe hole gaat.
OPMERKING: Omdat pinlocaties veranderen, berekent het toestel de afstand tot het begin, midden en einde van de green, maar niet de pinlocatie zelf.
Nummer van huidige hole
Afstand tot het einde van de green
Afstand tot het midden van de green
Afstand tot het begin van de green
Par voor de hole
Kaart van de green
Afstand van de driver tot de tee box
Grote cijfers
U kunt de grootte van de getallen in de hole-informatiewijzigen. Houd MENU ingedrukt, selecteer de activiteitinstellingen en
selecteer Grote cijfers.
Activiteiten en apps 9
De afstand tot de achterkant van de green
De afstand tot het midden van de green of de geselecteerde pinpo­sitie
De afstand tot de voorkant van de green
Het nummer van de huidige hole
De par voor de huidige hole

Afstand meten met Knop-targeting

Vanuit het hole-informatiescherm kunt u Knop-targeting gebruiken om de afstand naar een punt op de kaart te meten.
Druk op UP of DOWN om de afstand tot het doel te meten.
1
Selecteer indien nodig of om in of uit te zoomen.
2

Holes wijzigen

U kunt holes handmatig wijzigen in het hole-weergavescherm.
Druk tijdens het golfen op START.
1
Selecteer Hole wijzigen.
2
Selecteer een hole.
3

De green wijzigen

Als u een hole speelt met meerdere greens, kunt u de green wijzigen.
Druk tijdens het golfen op START.
1
Selecteer Wijzig green.
2
Selecteer een green.
3

De vlag verplaatsen

U kunt de green in meer detail bekijken en de pinlocatie verplaatsen.
Druk in het hole-weergavescherm op START.
1
Selecteer Verplaats vlag.
2
Druk op UP of DOWN om de pinlocatie te verplaatsen.
3
Druk op START.
4
De afstanden op het hole-weergavescherm worden bijgewerkt met de nieuwe pinlocatie. De pinlocatie wordt alleen opgeslagen voor de huidige ronde.

Gemeten slagen weergeven

Voordat het toestel automatisch slagen kan detecteren en meten, moet u het bijhouden van de score inschakelen.
Uw toestel beschikt over een functie voor het automatische detecteren en vastleggen van slagen. Telkens wanneer u tegen de bal slaat op de fairway, legt het toestel uw slagafstand vast, zodat u deze later kunt bekijken.
TIP: Automatische detectie werkt het beste wanneer u het toestel op uw belangrijke pols draagt en goed contact maakt met de bal. Putts worden niet gedetecteerd.
Druk tijdens het golfen op START.
1
Selecteer Shot meten.
2
Uw laatste slagafstand wordt weergegeven. OPMERKING: De afstand wordt automatisch hersteld
wanneer u de bal opnieuw raakt, putt op de green, of naar de volgende hole gaat.
Druk op DOWN.
3
Selecteer Vorige slagen om alle vastgelegde shot-afstanden
4
weer te geven.

Layup- en dogleg-afstanden weergeven

U kunt een lijst met layup- en dogleg-afstanden weergeven voor par 4- en 5-holes. Opgeslagen doelen worden ook in deze lijst weergegeven.
Druk in het hole-weergavescherm op START.
1
Selecteer Layups.
2
Elke layup en de afstand tot elke layup worden op het scherm weergegeven.
OPMERKING: Afstanden worden uit de lijst verwijderd wanneer u deze passeert.
Aangepaste doelen opslaan
Tijdens het spelen van een ronde kunt u maximaal vijf doelen voor elke hole opslaan. Een doel opslaan is handig om voorwerpen of obstakels te registreren die niet op de kaart worden weergegeven. U kunt de afstanden tot deze doelen bekijken op het layup- en dogleg-scherm (Layup- en dogleg-
afstanden weergeven, pagina 10).
Ga naar het doel dat u wilt opslaan.
1
OPMERKING: U kunt geen doel opslaan dat ver bij de
momenteel geselecteerde hole vandaan ligt. Druk in het hole-weergavescherm op START.
2
Selecteer Aangepaste doelen.
3
Selecteer een doeltype.
4

Score bijhouden

Druk in het hole-weergavescherm op START.
1
Selecteer Scorekaart.
2
De scorekaart wordt weergegeven wanneer u op de green staat.
Druk op UP of DOWN om door de holes te bladeren.
3
Druk op START om een locatie op te selecteren.
4
Druk op UP of DOWN om de score in te stellen.
5
Uw totale score wordt bijgewerkt.
Een score bijwerken
Druk in het hole-weergavescherm op START.
1
Selecteer Scorekaart.
2
Druk op UP of DOWN om door de holes te bladeren.
3
Druk op START om een locatie op te selecteren.
4
Druk op UP of DOWN om de score voor die hole te wijzigen.
5
Uw totale score wordt bijgewerkt.
De scoringsmethode instellen
U kunt de methode wijzigen die het toestel gebruikt om de score bij te houden.
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer Scoremethode.
3
Selecteer een scoringsmethode.
4
Stableford-scoring
Wanneer u de Stableford-scoringsmethode selecteert (De
scoringsmethode instellen, pagina 10), worden punten
toegekend op basis van het aantal slagen ten opzichte van par. Aan het einde van een ronde wint de hoogste score. Het toestel kent punten toe zoals gespecificeerd door de United States Golf Association.
De scorekaart voor een game met Stableford-score toont punten in plaats van slagen.
10 Activiteiten en apps
Punten Gespeelde slagen ten opzichte van par
0 2 of meer boven
1 1 boven
2 Par
3 1 onder
4 2 onder
5 3 onder
Uw handicap instellen
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer Handicapscore.
3
Selecteer een scoringsoptie voor handicaps:
4
• Selecteer Exact Handicap als u het aantal slagen wilt
invoeren dat wordt afgetrokken van uw totale score.
• Selecteer Index/Slope als u de handicapindex van de
speler en de slope rating van de baan wilt invoeren om uw baanhandicap te berekenen.
Stel uw handicap in.
5
Statistieken bijhouden inschakelen
De functie Statistieken houdt gedetailleerde statistieken tijdens het golfen bij.
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer Statistieken om het bijhouden van statistieken in
3
te schakelen.
Statistieken vastleggen
Voordat u gegevens kunt vastleggen, moet u het bijhouden van gegevens inschakelen (Statistieken bijhouden inschakelen,
pagina 11).
Selecteer een hole vanaf de scorekaart.
1
Voer het totale aantal gespeelde slagen, inclusief putts, in en
2
druk op START. Stel het aantal gespeelde putts in en druk op START.
3
OPMERKING: Het aantal gespeelde putts wordt alleen
gebruikt voor het bijhouden van statistieken en verhoogt uw score niet.
Selecteer indien nodig een optie:
4
OPMERKING: Als u zich op een hole met par 3 bevindt,
wordt er geen fairway-informatie weergegeven.
• Als uw bal de fairway raakt, selecteert u Op fairway.
• Als uw bal de fairway heeft gemist, selecteert u Gemist -
rechts of Gemist - links.
Voer indien nodig het aantal penaltyslagen in.
5
TruSwing
Het toestel is compatibel met de TruSwing sensor. U kunt de TruSwing app op uw watch gebruiken om de swingstatistieken weer te geven die zijn vastgelegd met uw TruSwing sensor. Raadpleeg de handleiding van de TruSwing sensor voor meer informatiewww.garmin.com/manuals/truswing.

De golfafstandteller gebruiken

U kunt de afstandteller gebruiken om de afgelegde afstand, het aantal stappen en de tijd vast te leggen. De afstandteller start en stopt automatisch wanneer u een ronde start of stopt.
Druk in het hole-weergavescherm op START.
1
Selecteer Kilometerteller.
2
Selecteer indien nodig Herstel om de afstandteller weer op
3
nul te zetten.

PlaysLike-afstand bekijken

De 'Speelt als'-afstand houdt rekening met hoogteverschillen op de baan door de aangepaste afstand tot de green weer te geven.
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer PlaysLike.
3
Naast elke afstand wordt een pictogram weergegeven.
Speelafstand langer dan verwacht vanwege een wijziging in de hoogte.
Speelafstand zoals verwacht.
Speelafstand korter dan verwacht vanwege een wijziging in de hoogte.

De richting naar de pinlocatie bekijken

De functie PinPointer is een kompas dat de richting aangeeft wanneer u de green niet kunt zien. Met deze functie kunt u de richting van een shot plannen, zelfs als u tussen bomen of struiken of in een diepe zandbunker staat.
OPMERKING: Gebruik de functie PinPointer niet terwijl u in een golfkar zit. Interferentie van de golfkar kan de nauwkeurigheid van het kompas beïnvloeden.
Druk in het hole-weergavescherm op START.
1
Selecteer PinPointer.
2
De pijl wijst naar de pinlocatie.

Clubstatistieken weergeven

Voordat u uw clubstatistieken, zoals informatie over afstand en nauwkeurigheid, kunt bekijken, moet u het toestel koppelen met Approach® CT10 golfclubsensoren (Clubsensoren, pagina 50), of de Clubmelding (Instellingen van activiteiten en apps,
pagina 37).
Druk tijdens het golfen op START.
1
Selecteer Clubgegevens.
2
Selecteer een club.
3

Klimsporten

Een indoor klimactiviteit vastleggen

U kunt routes vastleggen tijdens een indoor klimactiviteit. Een route is een klimroute over een indoor klimwand.
Druk op de watch face op START.
1
Selecteer Indoor klim.
2
Selecteer Ja om routestatistieken vast te leggen.
3
Selecteer een graderingssysteem.
4
OPMERKING: Als u in de toekomst weer een indoor
klimactiviteit start, gebruikt het toestel dit graderingssysteem. U kunt MENU ingedrukt houden, de activiteitsinstellingen selecteren en Graderingssysteem selecteren om de grootte te wijzigen.
Selecteer de moeilijkheidsgraad voor de route.
5
Selecteer START.
6
Start uw eerste route.
7
OPMERKING: Wanneer de routetimer loopt, worden de
knoppen automatisch vergrendeld om te voorkomen dat er per ongeluk op een knop wordt gedrukt. U kunt een willekeurige knop ingedrukt houden om de watch te ontgrendelen.
Wanneer u de route hebt voltooid, daalt u af naar de grond.
8
De rusttimer start automatisch wanneer u op de grond staat. OPMERKING: Druk indien nodig op LAP om de route te
voltooien.
Activiteiten en apps 11
Selecteer een optie:
9
• Selecteer Voltooid om een geslaagde route op te slaan.
• Selecteer Pogingen om een niet-geslaagde route op te
slaan.
• Selecteer Gooi weg om de route te verwijderen. Voer het aantal vallen voor de route in.
10
Wanneer u klaar bent met rusten, begint u aan uw volgende
11
route. Herhaal deze procedure voor elke route totdat uw activiteit is
12
voltooid. Druk op STOP.
13
Selecteer Sla op.
14

Een boulderactiviteit registreren

U kunt routes vastleggen tijdens een boulderactiviteit. Een route is een klimroute over een rotsblok of kleine rotsformatie.
Druk op de watch face op START.
1
Selecteer Boulderen.
2
Selecteer een graderingssysteem.
3
OPMERKING: Als u in de toekomst weer een
boulderactiviteit start, gebruikt het toestel dit graderingssysteem. U kunt MENU ingedrukt houden, de activiteitsinstellingen selecteren en Graderingssysteem selecteren om de grootte te wijzigen.
Selecteer de moeilijkheidsgraad voor de route.
4
Druk op START om de routetimer te starten.
5
Start uw eerste route.
6
Druk op LAP om de route te voltooien.
7
Selecteer een optie:
8
• Selecteer Voltooid om een geslaagde route op te slaan.
• Selecteer Pogingen om een niet-geslaagde route op te
slaan.
• Selecteer Gooi weg om de route te verwijderen. De rusttimer wordt weergegeven. Wanneer u klaar bent met rusten, drukt u op LAP om uw
9
volgende route te starten. Herhaal deze procedure voor elke route totdat uw activiteit is
10
voltooid. Druk na de laatste route op STOP om de routetimer te
11
stoppen. Selecteer Sla op.
12

Connected functies

Connected functies zijn beschikbaar voor uw MARQ toestel als u het toestel verbindt met een compatibele smartphone via Bluetooth technologie. Voor sommige functies moet u de Garmin Connect app op de verbonden smartphone installeren. Ga naar www.garmin.com/apps voor meer informatie. Sommige functies zijn ook beschikbaar als u uw toestel verbindt met een draadloos netwerk.
Telefoonmeldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten
weer op uw MARQ toestel.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen zien.
GroupTrack: Hiermee kunt u uw connecties die LiveTrack
gebruiken, direct op het scherm en in real-time volgen.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar uw Garmin Connect account
verstuurd zodra u klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
Connect IQ: Hiermee kunt u de toestelfuncties uitbreiden met
nieuwe watch faces, widgets, apps en gegevensvelden.
Software-updates: Hiermee kunt u de toestelsoftware
bijwerken.
Weer: Hiermee kunt u actuele weersomstandigheden en
weersverwachtingen weergeven. U kunt ook een weerradar op de kaart bekijken.
Bluetooth sensoren: Hiermee kunt u Bluetooth compatibele
sensoren koppelen, bijvoorbeeld een hartslagmeter.
Vind mijn telefoon: Hiermee kunt u een kwijtgeraakte
smartphone terugvinden die is gekoppeld met uw MARQ toestel en momenteel binnen bereik is.
Zoek mijn toestel: Hiermee kunt u uw kwijtgeraakte MARQ
toestel terugvinden dat is gekoppeld met uw smartphone en momenteel binnen bereik is.

Bluetooth meldingen inschakelen

Voordat u meldingen kunt inschakelen, moet u het MARQ toestel koppelen met een compatibel mobiel toestel (Uw
smartphone koppelen met uw toestel, pagina 2).
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Telefoon > Smartphone meldingen > Status >
2
Aan. Selecteer Tijdens activiteit.
3
Selecteer een meldingsvoorkeur.
4
Selecteer een geluidsvoorkeur.
5
Selecteer Niet tijdens activiteit.
6
Selecteer een meldingsvoorkeur.
7
Selecteer een geluidsvoorkeur.
8
Selecteer Privacy.
9
Selecteer een privacyvoorkeur.
10
Selecteer Time-out.
11
Selecteer hoe lang de waarschuwing voor een nieuwe
12
melding op het scherm wordt weergegeven. Selecteer Handtekening om een handtekening toe te
13
voegen aan uw tekstberichten.

Meldingen weergeven

Druk op de watch face op UP of DOWN om de
1
meldingwidget weer te geven. Selecteer START.
2
Selecteer een melding.
3
Druk op START voor meer opties.
4
Druk op BACK om terug te keren naar het vorige scherm.
5

Een inkomende oproep ontvangen

Wanneer u een telefoonoproep ontvangt op uw verbonden smartphone, wordt op het MARQ toestel de naam of het telefoonnummer van de beller weergegeven.
• Als u de oproep wilt accepteren, selecteert u Accepteer. OPMERKING: Om met beller te praten gebruikt u uw
verbonden smartphone.
• Als u de oproep wilt weigeren, selecteert u Weiger.
• Als u de oproep wilt weigeren en onmiddellijk daarna wilt antwoorden via een tekstbericht, selecteert u Antwoord en selecteert u vervolgens een bericht uit de lijst.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als uw toestel is verbonden met een Android™ smartphone.
12 Connected functies

Een sms-bericht beantwoorden

OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor
smartphones met Android. Wanneer u op uw MARQ toestel een melding voor een sms-
bericht ontvangt, kunt u een snel antwoord verzenden door dit uit een lijst met berichten te selecteren. U kunt uw berichten aanpassen in de Garmin Connect app.
OPMERKING: Met deze functie verzendt u sms-berichten via uw telefoon. De reguliere limieten voor sms-berichten zijn van toepassing en afhankelijk van uw provider en abonnement worden er mogelijk kosten in rekening gebracht. Neem contact op met uw mobiele provider voor meer informatie over kosten of limieten voor sms-berichten.
Druk op de watch face op UP of DOWN om de
1
meldingwidget weer te geven. Druk op START en selecteer een melding voor een sms-
2
bericht. Selecteer START.
3
Selecteer Antwoord.
4
Selecteer een bericht in de lijst.
5
Uw telefoon verzendt het geselecteerde bericht als een sms­bericht.

Meldingen beheren

U kunt meldingen die op uw MARQ toestel worden weergegeven, beheren vanaf uw compatibele smartphone.
Selecteer een optie:
• Als u een iPhone® toestel gebruikt, kunt u via de iOS meldingsinstellingen de items selecteren die u op het toestel wilt weergeven.
• Als u een Android smartphone gebruikt, selecteert u in de Garmin Connect app, Instellingen > Meldingen.
®

De Bluetooth smartphone-verbinding uitschakelen

U kunt de Bluetooth verbinding met de smartphone uitschakelen via het bedieningsmenu.
OPMERKING: U kunt opties toevoegen aan het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 44).
Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
1
geven. Selecteer om de Bluetooth smartphone-verbinding op uw
2
MARQ toestel uit te schakelen. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor uw mobiele toestel
om Bluetooth technologie uit te schakelen op uw mobiele toestel.
Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
1
geven. Selecteer .
2
Het MARQ toestel begint nu met zoeken naar uw gekoppelde mobiele toestel. U hoort een waarschuwing op uw mobiele toestel en de signaalsterkte van Bluetooth wordt weergegeven op het MARQ toestelscherm. De Bluetooth signaalsterkte wordt hoger naarmate u dichter bij uw mobiele toestel komt.
Druk op BACK om te stoppen met zoeken.
3

Garmin Connect

Met uw Garmin Connect account kunt u uw prestaties volgen en contact houden met uw vrienden. Het biedt u de hulpmiddelen om te volgen, te analyseren, te delen en elkaar aan te moedigen. U kunt de prestaties van uw actieve levensstijl vastleggen, zoals hardloopsessies, wandelingen, fietstochten, zwemsessies, hikes, golfresultaten en meer.
U kunt uw gratis Garmin Connect account maken wanneer u uw toestel met uw telefoon koppelt met behulp van de Garmin Connect app. U kunt ook een account maken wanneer u de Garmin Express toepassing instelt (www.garmin.com/express).
Uw activiteiten opslaan: Nadat u een activiteit met tijdmeting
met uw toestel hebt voltooid en opgeslagen, kunt u die activiteit uploaden naar uw Garmin Connect account en zo lang bewaren als u wilt.
Uw gegevens analyseren: U kunt meer gedetailleerde
informatie over uw fitness- en buitensportactiviteiten weergeven, zoals tijd, afstand, hartslag, verbrande calorieën, cadans, een bovenaanzicht van de kaart en tempo- en snelheidsgrafieken. U kunt meer gedetailleerde informatie over uw golfprestaties weergeven, zoals scorekaarten, statistieken en baaninformatie. U kunt ook instelbare rapporten weergeven.
OPMERKING: U moet een optionele draadloze sensor met uw toestel koppelen om bepaalde gegevens te kunnen bekijken (De draadloze sensoren koppelen, pagina 48).
Smartphone-verbindingswaarschuwingen in­en uitschakelen
U kunt instellen dat het MARQ toestel u waarschuwt wanneer uw gekoppelde smartphone een verbinding maakt of deze verbreekt via Bluetooth technologie.
OPMERKING: Smartphone-verbindingswaarschuwingen zijn standaard uitgeschakeld.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Telefoon > Waarschuwingen.
2

Een verloren mobiel toestel lokaliseren

U kunt deze functie gebruiken om een verloren mobiel toestel te lokaliseren dat is gekoppeld met Bluetooth technologie en momenteel binnen bereik is.
OPMERKING: U kunt de opties toevoegen aan het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 44).
Connected functies 13
Uw voortgang volgen: U kunt uw dagelijkse aantal stappen
bijhouden, uzelf vergelijken met uw connecties en uw doelen behalen.
Uw activiteiten delen: U kunt contact houden met vrienden en
elkaars activiteiten volgen of koppelingen naar uw activiteiten plaatsen op uw favoriete sociale netwerksites.
Uw instellingen beheren: U kunt uw toestel- en
gebruikersinstellingen aanpassen via uw Garmin Connect account.

De software bijwerken met de Garmin Connect app

Voordat u de software op uw toestel kunt bijwerken via de Garmin Connect app, moet u een Garmin Connect account hebben en het toestel koppelen met een compatibele smartphone (Uw smartphone koppelen met uw toestel,
pagina 2).
Synchroniseer uw toestel met de Garmin Connect app (Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin Connect,
pagina 14).
Wanneer er nieuwe software beschikbaar is, verstuurt de Garmin Connect app deze update automatisch naar uw toestel.

De software bijwerken via Garmin Express

Voordat u uw toestelsoftware kunt bijwerken, moet u eerst de Garmin Express toepassing downloaden en installeren en vervolgens uw toestel toevoegen (Garmin Connect op uw
computer gebruiken, pagina 14).
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Als er nieuwe software beschikbaar is, verstuurt de Garmin Express toepassing deze naar uw toestel.
Nadat de Garmin Express toepassing het verzenden van de
2
update heeft voltooid, ontkoppelt u het toestel van uw computer.
De update wordt op het toestel geïnstalleerd.
Garmin Connect op uw computer gebruiken
De Garmin Express toepassing maakt verbinding tussen uw toestel en uw Garmin Connect account met behulp van een computer. U kunt de Garmin Express toepassing gebruiken om uw activiteitgegevens te uploaden naar uw Garmin Connect account en gegevens zoals workouts en trainingsschema's van de Garmin Connect website naar uw toestel te verzenden. U kunt ook software-updates voor uw toestel installeren en uw Connect IQ apps beheren.
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Download en installeer de Garmin Express toepassing.
3
Open de Garmin Express toepassing en selecteer Voeg
4
toestel toe.
Volg de instructies op het scherm.
5

Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin Connect

OPMERKING: U kunt de opties toevoegen aan het
bedieningsmenu (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 44).
Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
1
geven. Selecteer .
2
Garmin Golf™ app
Met de Garmin Golf app kunt u scorekaarten vanaf uw compatibele Garmin toestel uploaden om gedetailleerde statistische gegevens en slaganalysen weer te geven. Golfers kunnen het op verschillende banen tegen elkaar opnemen met behulp van de Garmin Golf app. Meer dan 41.000 banen bevatten een klassement waaraan iedereen kan deelnemen. U kunt een toernooi maken en spelers uitnodigen om mee te doen.
De Garmin Golf app synchroniseert uw gegevens met uw Garmin Connect account. U kunt de Garmin Golf app ook uit de App Store naar uw smartphone downloaden.

Connext

Connext toestellen bieden verbindingsoplossing in de cockpit. U kunt draadloos databases en vluchtplannen uploaden van uw mobiele toestel naar uw Connext toestel, en uw toestel koppelen aan uw horloge om in één oogopslag vliegtuiginformatie te kunnen bekijken.
Garmin Pilot app: Met de Garmin Pilot app kunt u
vluchtplannen maken en deze naar uw horloge verzenden (Verbinding maken met de Garmin Pilot app, pagina 4).
Connext toestellen: U kunt uw horloge koppelen met
compatibele Connext toestellen, zoals het Flight Stream 510
toestel, om gegevens van uw luchtvaartapparatuur op uw horloge weer te geven. Bijvoorbeeld het weer, GPS­positiegegevens en back-up informatie over de hoogte (Een
Connext toestel koppelen, pagina 14).

Verbinding maken met de Garmin Pilot app

Met de Garmin Pilot app maakt u vluchtplannen en verzendt u deze naar uw MARQ toestel. De Garmin Pilot app is beschikbaar voor sommige mobiele toestellen. Raadpleeg de app store voor uw mobiele toestel voor meer informatie over de beschikbaarheid en compatibiliteit van de app.
Uw MARQ toestel maakt verbinding met de Garmin Pilot app via Bluetooth technologie. Ga naar www.garmin.com/ble voor informatie over compatibiliteit.
Koppel uw smartphone met uw MARQ toestel (Uw
1
smartphone koppelen met uw toestel, pagina 2).
U kunt de Garmin Pilot app via de app store op uw telefoon
2
installeren en openen. Meld u aan bij de Garmin Pilot app met uw Garmin
3
accountaanmeldingsgegevens. Selecteer in de Garmin Pilot app, Connext > Alle toestellen,
4
en selecteer uw toestel.

Een Connext toestel koppelen

De eerste keer dat u met uw MARQ horloge verbinding maakt met een compatibel Connext toestel, moet u deze koppelen met behulp van Bluetooth technologie.
Ga naar de koppelmodus op uw Connext toestel.
1
Houd uw horloge binnen 10 m (33 ft.) van uw toestel.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Luchtvaart > Connext > Koppelen > Status >
4
Aan.
Er verschijnt een melding op uw Connext toestel. Als het horloge is gekoppeld met uw toestel, wordt er een bericht weergegeven. Vliegtuiginformatie van het Connext apparaat wordt weergegeven in de reeks gegevensschermen of in zelf aangepaste gegevensvelden.
Selecteer Start (optioneel).
5
Uw Connext toestel maakt automatisch verbinding wanneer u een vliegactiviteit start op het horloge en het toestel actief en binnen bereik is.

Veiligheids- en trackingfuncties

VOORZICHTIG
Ongevaldetectie en hulp is een aanvullende functie en dient niet te worden beschouwd als primaire methode voor het verkrijgen van hulp bij ongelukken. De Garmin Connect app neemt geen contact op met hulpdiensten namens u.
Het MARQ toestel beschikt over veiligheids- en trackingfuncties die moeten worden ingesteld met de Garmin Connect app.
LET OP
Als u deze functies wilt gebruiken, moet u met de Garmin Connect app verbonden zijn via Bluetooth technologie. U kunt noodcontacten in uw Garmin Connect account invoeren.
Ga voor meer informatie over incidentdetectie en -ondersteuning naar garmin.com/safety.
Hulp: Hiermee kunt u een automatisch bericht met uw naam,
LiveTrack-koppeling en GPS-locatie naar uw contactpersonen voor noodgevallen verzenden.
Ongevaldetectie: Wanneer het MARQ toestel een incident
detecteert tijdens een outdoor loopactiviteit, hardloopactiviteit of fietsactiviteit, verzendt het toestel een automatisch bericht, LiveTrack-koppeling en GPS-locatie naar uw contactpersonen voor noodgevallen.
14 Veiligheids- en trackingfuncties
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen zien.
Live Event Sharing: Hiermee kunt u tijdens een evenement
berichten naar vrienden en familie sturen, met realtime updates.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als uw toestel is verbonden met een Android smartphone.
GroupTrack: Hiermee kunt u uw connecties die LiveTrack
gebruiken, direct op het scherm en in real-time volgen.

Contacten voor noodgevallen toevoegen

Telefoonnummers van contactpersonen voor noodgevallen worden gebruikt voor het detecteren van incidenten en voor assistentie.
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Veiligheid en tracking > Ongevaldetectie &
2
assistentie > Voeg contact voor noodgevallen toe.
Volg de instructies op het scherm.
3

Contactpersonen toevoegen

U kunt maximaal 50 contactpersonen toevoegen aan de Garmin Connect app. E-mailadressen van contactpersonen kunnen worden gebruikt bij de LiveTrack functie. Drie van deze contactpersonen kunnen worden gebruikt als contacten voor noodgevallen (Contacten voor noodgevallen toevoegen,
pagina 15).
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Contacten.
2
Volg de instructies op het scherm.
3
Nadat u contactpersonen hebt toegevoegd, moet u uw gegevens synchroniseren om de wijzigingen toe te passen op uw MARQ toestel (Gegevens handmatig synchroniseren met
Garmin Connect, pagina 14).

Ongevaldetectie in- en uitschakelen

Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Veiligh. & tracking > Ongevaldetectie.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Ongevallendetectie is alleen beschikbaar voor
de buitenactiviteiten wandelen, hardlopen en fietsen.
Als door uw MARQ toestel met GPS een ongeval wordt gedetecteerd, kan de Garmin Connect app automatisch een sms- en e-mailbericht met uw naam en GPS-locaties verzenden naar uw contacten voor noodgevallen. Er wordt een bericht weergegeven met de mededeling dat uw contacten na 30 seconden zullen worden gewaarschuwd. U kunt Annuleer selecteren voordat de afteltijd is verstreken als u het bericht wilt annuleren.

Hulp vragen

Voordat u hulp kunt aanvragen, moet u contactpersonen voor noodgevallen instellen (Contacten voor noodgevallen
toevoegen, pagina 15).
Houd de knop LIGHT ingedrukt.
1
Wanneer u drie trillingen voelt, laat u de knop los om de
2
hulpfunctie te activeren. Het aftelscherm wordt weergegeven. TIP: U kunt Annuleer selecteren voordat de afteltijd is
verstreken als u het bericht wilt annuleren.

Een GroupTrack sessie starten

Voordat u een GroupTrack sessie kunt starten, moet u beschikken over een Garmin Connect account, een compatibele smartphone en de Garmin Connect app.
Deze instructies gelden voor het starten van een GroupTrack sessie met MARQ een toestel. Als uw connecties andere compatibele toestellen hebben, kunt u deze op de kaart zien. Op de andere toestellen kunnen GroupTrack fietsers mogelijk niet worden weergegeven op de kaart.
Ga naar buiten en schakel het MARQ toestel in.
1
Koppel uw smartphone met het MARQ toestel (Uw
2
smartphone koppelen met uw toestel, pagina 2).
Houd op het MARQ toestel MENU ingedrukt en selecteer
3
Veiligh. & tracking > GroupTrack > Toon op kaart als u de
weergave van connecties op het kaartscherm wilt inschakelen.
In het instellingmenu van de Garmin Connect app selecteert
4
u Veiligheid en tracking > LiveTrack > GroupTrack. Als u meerdere compatibele toestellen hebt, selecteert u een
5
toestel voor de GroupTrack sessie. Selecteer Zichtbaar voor > Alle connecties.
6
Selecteer Start LiveTrack.
7
Start een activiteit op het MARQ toestel.
8
Blader naar de kaart om uw connecties weer te geven.
9
TIP: Op de kaart kunt u MENU ingedrukt houden en Nabije connecties selecteren om de afstand, de richting en het
tempo of de snelheid weer te geven van andere connecties in de GroupTrack sessie.

Tips voor GroupTrack sessies

Met de functie GroupTrack kunt u andere connecties in uw groep die LiveTrack gebruiken, direct op het scherm volgen. Alle leden van de groep moeten connecties van u zijn in uw Garmin Connect account.
• Start uw activiteit buiten met GPS.
• Koppel uw MARQ toestel met uw smartphone via Bluetooth technologie.
• Selecteer in het instellingenmenu van de Garmin Connect app Connecties om de lijst met connecties voor uw GroupTrack sessie bij te werken.
• Zorg dat al uw connecties zijn gekoppeld met hun smartphones en start een LiveTrack sessie in de Garmin Connect app.
• Zorg dat al uw connecties binnen bereik zijn (40 km of 25 mijl).
• Blader tijdens een GroupTrack sessie, naar de kaart om uw connecties te bekijken (Een kaart aan een activiteit
toevoegen, pagina 39).

GroupTrack instellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Veiligh. & tracking > GroupTrack.
Toon op kaart: Hiermee kunt u connecties weergegeven op het
kaartscherm tijdens een GroupTrack sessie.
Activiteittypen: Hiermee kunt u selecteren welke activiteittypen
op het kaartscherm worden weergegeven tijdens een GroupTrack sessie.

WiFi connected functies

Activiteiten uploaden naar uw Garmin Connect account: Uw
activiteit wordt automatisch naar uw Garmin Connect account verstuurd zodra u klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
WiFi connected functies 15
Loading...
+ 47 hidden pages