Garmin Fenix 5 User manual

FĒNIX® 5/5S
Gebruikershandleiding
© 2017 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, Auto Lap®, Auto Pause®, Edge®, fēnix®, TracBack®, VIRB® en Virtual Partner® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Connect IQ™, Garmin Connect™, Garmin Express™, Garmin Move IQ™, HRM-Run™, HRM-Swim™, HRM-Tri™, QuickFit™, tempe™, TruSwing™, Varia™, Varia Vision™ en Vector™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
American Heart Association® is een geregistreerd handelsmerk van American Heart Association, Inc. Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van Bluetooth® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. The Cooper Institute®, en alle gerelateerde handelsmerken, zijn het eigendom van The Cooper Institute. Di2™ is een handelsmerk van Shimano, Inc. Shimano® is een geregistreerd handelsmerk van Shimano, Inc. Geavanceerde hartslaganalyse door Firstbeat. Training Stress Score™ (TSS), Intensity Factor™ (IF) en Normalized Power™ (NP) zijn handelsmerken van Peaksware, LLC. WiFi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product bevat mogelijk een bibliotheek (Kiss FFT) waarvoor licentie is verkregen van Mark Borgerding onder de 3-Clause BSD License (http://opensource.org/licenses/BSD-3-Clause).
Dit product is ANT+® gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.

Inhoudsopgave

Inleiding........................................................................... 1
Overzicht van het toestel............................................................ 1
Het bedieningsmenu weergeven........................................... 1
Widgets weergeven............................................................... 1
Het toestel opladen..................................................................... 1
Uw smartphone koppelen met uw toestel................................... 1
Productupdates...........................................................................1
Garmin Express instellen....................................................... 2
Activiteiten...................................................................... 2
Een activiteit starten................................................................... 2
Tips voor het vastleggen van activiteiten............................... 2
Een activiteit stoppen..................................................................2
Een aangepaste activiteit maken................................................ 2
Binnenactiviteiten........................................................................2
Buitenactiviteiten.........................................................................2
Uw afdalingen weergeven......................................................2
De metronoom gebruiken...................................................... 3
Jumpmaster........................................................................... 3
Multisport.................................................................................... 3
Een multisportactiviteit maken............................................... 3
Tips voor triatlontraining en het gebruik van
multisportactitiveiten.............................................................. 3
Zwemmen................................................................................... 3
Zwemtermen.......................................................................... 3
Slagtypen............................................................................... 3
Tips voor zwemactiviteiten..................................................... 4
Rusten tijdens zwemmen in een zwembad........................... 4
Training met het trainingslog..................................................4
Golfen......................................................................................... 4
Golfen.................................................................................... 4
Hole-informatie.......................................................................4
De vlag verplaatsen............................................................... 4
Een shot meten...................................................................... 4
Layup- en dogleg-afstanden weergeven............................... 4
Score bijhouden..................................................................... 4
Een score bijwerken...............................................................4
TruSwing™............................................................................ 5
De golfafstandteller gebruiken............................................... 5
Statistieken bijhouden............................................................ 5
Hartslagmeetfuncties..................................................... 5
Hartslagmeter aan de pols..........................................................5
Het toestel en de hartslagmeter dragen................................ 5
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens........................... 5
De hartslagwidget gebruiken................................................. 5
Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen........... 5
De polshartslagmeter uitschakelen........................................ 5
De hartslagmeter aanbrengen.................................................... 6
Zwemmen in een zwembad................................................... 6
Hartslag tijdens het zwemmen............................................... 6
Gegevensopslag.................................................................... 6
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens........................... 6
Onderhoud van de hartslagmeter.......................................... 6
Hardloopdynamiek...................................................................... 6
Trainen met hardloopdynamiek............................................. 7
Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens..................... 7
Gegevens over grondcontacttijd-balans........................... 7
Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens............. 7
Prestatiemetingen....................................................................... 8
Prestatiemeldingen inschakelen............................................ 8
Automatisch prestatiemetingen detecteren........................... 8
Trainingsstatus.......................................................................8
Over VO2 max. indicaties...................................................... 8
Uw geschat VO2 max. voor hardlopen weergeven........... 9
Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven
Hersteltijd............................................................................... 9
Uw hersteltijd weergeven.................................................. 9
Trainingsbelasting.................................................................. 9
Voorspelde racetijden weergeven......................................... 9
Hartslagvariaties en stressniveau.......................................... 9
Hartslagvariaties en stressniveau weergeven.................. 9
Prestatieconditie.................................................................. 10
Uw prestatieconditie weergeven..................................... 10
Uw FTP-waarde schatten.................................................... 10
Een FTP-test uitvoeren................................................... 10
Lactaatdrempel.................................................................... 10
Een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel te
bepalen........................................................................... 10
Herstelhartslag..................................................................... 11
Training Effect...................................................................... 11
..................... 9
Training......................................................................... 11
Uw gebruikersprofiel instellen................................................... 11
Fitnessdoelstellingen........................................................... 11
Hartslagzones...................................................................... 11
Uw hartslagzones instellen............................................. 11
Uw hartslagzones laten instellen door het toestel........... 12
Berekeningen van hartslagzones.................................... 12
Over ervaren sporters.......................................................... 12
Uw vermogenszones instellen............................................. 12
Activiteiten volgen..................................................................... 12
Automatisch doel................................................................. 12
De bewegingswaarschuwing gebruiken.............................. 12
Slaap bijhouden................................................................... 13
Uw slaap automatisch bijhouden.................................... 13
De modus Niet storen gebruiken.....................................13
Minuten intensieve training.................................................. 13
Minuten intensieve training opbouwen............................ 13
Garmin Move IQ™ gebeurtenissen..................................... 13
Instellingen voor activiteiten volgen..................................... 13
Activiteiten volgen uitschakelen...................................... 13
Workouts...................................................................................13
Een workout via internet volgen........................................... 13
Een workout beginnen......................................................... 13
De trainingsagenda.............................................................. 13
Garmin Connect trainingsplannen gebruiken.................. 14
Intervalworkouts........................................................................14
Een intervalworkout maken..................................................14
Een intervalworkout starten................................................. 14
Een intervalworkout stoppen............................................... 14
Segmenten............................................................................... 14
Virtual Partner® gebruiken....................................................... 14
Een trainingsdoel instellen........................................................ 14
Een trainingsdoel annuleren................................................ 14
Racen tegen een eerder voltooide activiteit............................. 15
Persoonlijke records................................................................. 15
Uw persoonlijke records weergeven.................................... 15
Een persoonlijk record herstellen........................................ 15
Een persoonlijk record verwijderen...................................... 15
Alle persoonlijke records verwijderen.................................. 15
Klok................................................................................ 15
Een alarm instellen................................................................... 15
De afteltimer instellen............................................................... 15
De stopwatch gebruiken........................................................... 15
Zonsopkomst- en zonsondergangswaarschuwingen instellen
De tijd synchroniseren met GPS...............................................16
.....................................................................................15
Navigatie....................................................................... 16
Uw locatie bewaren.................................................................. 16
Uw opgeslagen locaties verwijderen................................... 16
Inhoudsopgave i
Alle opgeslagen locaties verwijderen................................... 16
Een via-punt projecteren.......................................................... 16
Navigeren naar een bestemming............................................. 16
Een koers maken en volgen op uw toestel............................... 16
Een Man-over-boord-locatie markeren en de navigatie ernaartoe
starten....................................................................................... 16
Navigeren met Peil en ga......................................................... 16
Navigeren naar uw vertrekpunt................................................ 16
Stoppen met navigeren............................................................ 16
Kaart......................................................................................... 16
Schuiven en zoomen op de kaart........................................ 17
Kompas.....................................................................................17
Hoogtemeter en barometer.......................................................17
Geschiedenis................................................................ 17
Werken met de geschiedenis................................................... 17
Multisportgeschiedenis........................................................ 17
Tijd in elke hartslagzone weergeven................................... 17
Gegevenstotalen weergeven.................................................... 17
De afstandteller gebruiker.........................................................17
Geschiedenis verwijderen.........................................................17
Connected functies...................................................... 18
Bluetooth meldingen inschakelen............................................. 18
Meldingen weergeven.......................................................... 18
Meldingen beheren.............................................................. 18
Bluetooth technologie uitschakelen..................................... 18
Bluetooth connectiewaarschuwingen in- en uitschakelen... 18
Een verloren mobiel toestel lokaliseren.................................... 18
Garmin Connect........................................................................18
De software bijwerken via Garmin Connect Mobile............. 19
De software bijwerken via Garmin Express......................... 19
Garmin Connect op uw computer gebruiken.................. 19
Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin Connect
.................................................................................. 19
Mobile
WiFi® connected functies........................................................ 19
Een draadloze verbinding WiFi verbinding instellen........... 19
Connect IQ functies..................................................... 19
Connect IQ functies downloaden.............................................. 19
Connect IQ functies downloaden via uw computer.................. 19
Uw toestel aanpassen.................................................. 19
Widgets..................................................................................... 19
De widgetlijst aanpassen..................................................... 20
VIRB afstandsbediening...................................................... 20
Een VIRB actiecamera bedienen.................................... 20
Een VIRB actiecamera bedienen tijdens een activiteit... 20
Instellingen van activiteiten en apps......................................... 20
Gegevensschermen aanpassen.......................................... 21
Een kaart aan een activiteit toevoegen................................ 21
Waarschuwingen................................................................. 21
Een waarschuwing instellen............................................ 22
Auto Lap...............................................................................22
Ronden op afstand markeren......................................... 22
Auto Pause® inschakelen.................................................... 22
Automatisch klimmen inschakelen....................................... 22
3D-snelheid en -afstand....................................................... 23
De Lap-knop in- en uitschakelen......................................... 23
Auto Scroll gebruiken........................................................... 23
UltraTrac.............................................................................. 23
Time-outinstellingen voor de spaarstand............................. 23
Een activiteit of app verwijderen............................................... 23
De volgorde van een activiteit wijzigen in de lijst met apps...... 23
Wijzerplaatinstellingen.............................................................. 23
De watch face aanpassen................................................... 23
Sensorinstellingen.................................................................... 24
Kompasinstellingen.............................................................. 24
Het kompas handmatig kalibreren.................................. 24
De noordreferentie instellen
Hoogtemeterinstellingen...................................................... 24
De barometrische hoogtemeter kalibreren...................... 24
Barometerinstellingen.......................................................... 24
Kaartinstellingen....................................................................... 24
Navigatie-instellingen................................................................24
Kaartfuncties aanpassen..................................................... 24
Koersinstellingen..................................................................24
Koerswijzer......................................................................25
Een koersindicator instellen................................................. 25
Navigatiewaarschuwingen instellen..................................... 25
Systeeminstellingen.................................................................. 25
Tijdinstellingen..................................................................... 25
Schermverlichtingsinstellingen.............................................25
Het bedieningsmenu aanpassen......................................... 25
De sneltoetsen aanpassen.................................................. 26
De maateenheden wijzigen................................................. 26
Toestelgegevens weergeven.................................................... 26
Informatie over wet- en regelgeving en naleving
weergeven........................................................................... 26
............................................ 24
ANT+ sensors............................................................... 26
ANT+ sensors koppelen........................................................... 26
Een optionele fietssnelheids- of fietscadanssensor
gebruiken.................................................................................. 26
Trainen met vermogensmeters................................................. 26
Elektronische schakelsystemen gebruiken............................... 26
Omgevingsbewustzijn............................................................... 26
Voetsensor................................................................................26
Kalibratie van de voetsensor verbeteren............................. 27
Uw voetsensor handmatig kalibreren.................................. 27
Snelheid en afstand van voetsensor instellen..................... 27
tempe........................................................................................ 27
Toestelinformatie......................................................... 27
fēnix 5/5S specificaties............................................................. 27
Batterijgegevens.................................................................. 27
HRM-Tri specificaties................................................................27
Gegevensbeheer...................................................................... 27
De USB-kabel loskoppelen.................................................. 27
Bestanden verwijderen........................................................ 28
Onderhoud van het toestel.......................................... 28
Toestelonderhoud..................................................................... 28
Het toestel schoonmaken.................................................... 28
De leren bandjes reinigen.................................................... 28
De QuickFit™ bandjes vervangen............................................ 28
Metalen band aanpassen......................................................... 28
De batterij van de hartslagmeter vervangen............................. 28
Problemen oplossen.................................................... 29
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt...................... 29
Is mijn smartphone compatibel met mijn toestel?..................... 29
Ik kan mijn telefoon niet koppelen met het toestel.................... 29
Het toestel herstellen................................................................ 29
Alle standaardinstellingen herstellen........................................ 29
Satellietsignalen ontvangen...................................................... 29
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren....................... 29
De temperatuurmeting is niet nauwkeurig................................ 29
De levensduur van de batterij verlengen.................................. 29
Activiteiten volgen..................................................................... 29
Mijn dagelijkse stappentelling wordt niet weergegeven....... 29
Mijn stappentelling lijkt niet nauwkeurig te zijn.................... 29
De stappentellingen op mijn toestel en mijn Garmin Connect
account komen niet overeen................................................ 30
Het aantal opgelopen trappen lijkt niet te kloppen............... 30
Mijn minuten intensieve training knipperen.......................... 30
Meer informatie......................................................................... 30
ii Inhoudsopgave
Appendix....................................................................... 30
Gegevensvelden....................................................................... 30
Standaardwaarden VO2 Max................................................... 34
FTP-waarden............................................................................ 34
Wielmaat en omvang................................................................ 34
3-Clause BSD-licentie...............................................................35
Symbooldefinities......................................................................35
Index.............................................................................. 36
Inhoudsopgave iii

Inleiding

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
Raadpleeg altijd een arts voordat u een trainingsprogramma begint of wijzigt.

Overzicht van het toestel

Selecteer om de schermverlichting in of uit te schakelen.
À
LIGHT
Houd ingedrukt om het bedieningsmenu weer te geven. Houd ingedrukt om het toestel in te schakelen.
Selecteer om de activiteitenlijst weer te geven en een activiteit
Á
te starten of stoppen. Selecteer om een optie te kiezen in een menu.
Selecteer om terug te keren naar het vorige scherm.
Â
BACK
Selecteer om een ronde, rustpauze of overgang vast te leggen tijdens een activiteit.
LAP
Selecteer om door de widgets en menu's te bladeren.
Ã
DOWN
Houd ingedrukt om vanaf een scherm de watch face weer te geven.
Selecteer om door de widgets en menu's te bladeren.
Ä
UP
Houd ingedrukt om het menu weer te geven.
MENU

Het bedieningsmenu weergeven

Het bedieningsmenu bevat snelkoppelingen om bijvoorbeeld de modus Niet storen in te schakelen, de knoppen te vergrendelen of het toestel uit te schakelen.
OPMERKING: U kunt snelkoppelingen toevoegen aan het bedieningsmenu, de volgorde ervan wijzigen en ze verwijderen (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 25).
Houd LIGHT ingedrukt in een scherm.
1
Selecteer UP of DOWN om door de opties te bladeren.
2

Widgets weergeven

Uw toestel wordt geleverd met diverse, vooraf geïnstalleerde widgets en als u uw toestel koppelt met een smartphone zijn er nog meer widgets beschikbaar.
• Selecteer UP of DOWN.
Het toestel bladert door de beschikbare widgets.
• Selecteer om meer opties en functies voor een widget weer te geven.
• Houd in een scherm DOWN ingedrukt om terug te gaan naar de watch face.
• Als u een activiteit vastlegt, selecteert u BACK om terug te keren naar de pagina's met activiteitgegevens.

Het toestel opladen

WAARSCHUWING
Dit toestel bevat een lithium-ionbatterij. Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
LET OP
Om roestvorming te voorkomen, dient u alle contactpunten en de directe omgeving ervan grondig te reinigen en af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer. Raadpleeg de instructies voor reiniging in de appendix.
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de oplaadpoort
1
op het toestel.
Steek het brede uiteinde van de USB-kabel in een USB-poort
2
op uw computer. Laad het toestel volledig op.
3

Uw smartphone koppelen met uw toestel

Om gebruik te maken van de connected functies van het fēnix toestel moet het direct via de Garmin Connect™ Mobile app worden gekoppeld, in plaats van via de Bluetooth® instellingen op uw smartphone.
U kunt de Garmin Connect Mobile app via de app store op
1
uw telefoon installeren en openen. Houd uw smartphone binnen 10 m (33 ft.) van uw toestel.
2
Houd LIGHT ingedrukt om het toestel in te schakelen.
3
De eerste keer dat u het toestel inschakelt, is de koppelmodus ingeschakeld.
TIP: U kunt LIGHT ingedrukt houden en selecteren om handmatig naar de koppelmodus te gaan.
Selecteer een optie om uw toestel toe te voegen aan uw
4
Garmin Connect account:
• Als dit het eerste toestel is dat u koppelt met de Garmin
Connect Mobile app, volgt u de instructies op het scherm.
• Als u reeds een toestel hebt gekoppeld met de Garmin
Connect Mobile app, selecteert u Garmin toestellen > Voeg toestel toe in het instellingenmenu en volgt u de instructies op het scherm.

Productupdates

Installeer Garmin Express™ (www.garmin.com/express) op uw computer. Installeer de Garmin Connect Mobile app op uw smartphone.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de volgende diensten voor Garmin® toestellen:
Inleiding 1
• Software-updates
• Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
• Productregistratie

Garmin Express instellen

Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Activiteiten

Uw toestel kan worden gebruikt voor binnen-, buiten-, sport- en fitnessactiviteiten. Wanneer u een activiteit start, worden de sensorgegevens weergegeven en vastgelegd op uw toestel. U kunt activiteiten opslaan en delen met de Garmin Connect community.
U kunt ook Connect IQ™ activiteiten-apps aan uw toestel toevoegen via uw Garmin Connect account (Connect IQ
functies, pagina 19).
Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over activiteiten-tracking en de nauwkeurigheid van fitnessgegevens.

Een activiteit starten

Als u een activiteit start, wordt GPS automatisch ingeschakeld (indien vereist). Als u de activiteit stopt, schakelt het toestel over op de horlogemodus.
Selecteer op de watch face .
1
Selecteer een activiteit.
2
Volg indien nodig de instructies op het scherm om meer
3
informatie in te voeren. Wacht indien nodig totdat het toestel een verbinding heeft
4
gemaakt met uw ANT+® sensors. Indien voor de activiteit GPS is vereist, gaat u naar buiten en
5
wacht u totdat het toestel satellieten heeft gevonden. Selecteer om de timer te starten.
6
OPMERKING: Het toestel begint pas met het vastleggen van
uw activiteitsgegevens nadat de timer is gestart.

Tips voor het vastleggen van activiteiten

• Laad het toestel op voordat u aan de activiteit begint (Het
toestel opladen, pagina 1).
• Selecteer LAP om ronden vast te leggen.
• Selecteer UP of DOWN om meer gegevenspagina's weer te geven.

Een activiteit stoppen

Selecteer .
1
Selecteer een optie:
2
• Als u de activiteit weer wilt hervatten, selecteert u Hervat.
• Als u de activiteit wilt opslaan en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Sla op.
• Als u de activiteit wilt onderbreken en later wilt hervatten,
selecteert u Hervat later.
• Als u een ronde wilt markeren, selecteert u Ronde.
• Selecteer Terug naar start > TracBack om langs de
afgelegde route naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
• Selecteer Terug naar start > Rechte lijn om naar het
startpunt van uw activiteit te navigeren. OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor
activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
• Als u de activiteit wilt verwijderen en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Gooi weg.
OPMERKING: Na het stoppen van de activiteit, wordt deze na 25 minuten automatisch op het toestel opgeslagen.

Een aangepaste activiteit maken

Selecteer op de watch face > Voeg toe.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Kopieer activiteit om uw aangepaste activiteit
te maken op basis van een van uw opgeslagen activiteiten.
• Selecteer Overige om een nieuwe aangepaste activiteit te
maken.
Selecteer indien nodig een activiteittype.
3
Selecteer een naam of voer een aangepaste naam in.
4
Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een volgnummer, bijvoorbeeld: Fiets(2).
Selecteer een optie:
5
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld een accentkleur selecteren of de gegevensschermen aanpassen.
• Selecteer OK om de aangepaste activiteit op te slaan en te gebruiken.
Selecteer Ja om de activiteit aan uw lijst met favorieten toe te
6
voegen.

Binnenactiviteiten

Het fēnix toestel kan worden gebruikt voor training binnenshuis, zoals hardlopen op een binnenbaan of fietsen op een hometrainer. Bij binnenactiviteiten wordt GPS uitgeschakeld.
Als hardlopen of wandelen met GPS is uitgeschakeld, worden snelheid, afstand en cadans berekend met behulp van de versnellingsmeter in het toestel. De versnellingsmeter voert automatisch een kalibratie uit. De nauwkeurigheid van de snelheid-, afstand- en cadansgegevens verbetert na een aantal hardloopsessies of wandelingen in de buitenlucht met behulp van GPS.
TIP: Als u de handrails van de loopband vasthoudt, gaat de nauwkeurigheid omlaag. U kunt gebruikmaken van een optionele voetsensor om uw tempo, afstand en cadans vast te leggen.
Als u met uitgeschakelde GPS fietst, zijn er geen snelheids- en afstandsgegevens beschikbaar, tenzij u over een optionele sensor beschikt die deze gegevens naar het toestel verzendt (zoals een snelheids- of cadanssensor).

Buitenactiviteiten

Het fēnix toestel wordt geleverd met een aantal vooraf geladen apps voor buitenactiviteiten, zoals hardlopen, hiken en zwemmen in open water. Bij buitenactiviteiten wordt GPS ingeschakeld. U kunt apps toevoegen met de standaardprofielen, zoals lopen en tactisch. U kunt ook aangepaste sportapps aan uw toestel toevoegen (Een
aangepaste activiteit maken, pagina 2).

Uw afdalingen weergeven

Uw toestel legt de gegevens over elke afdaling tijdens het skiën of snowboarden vast met de functie Automatische afdaling. Deze functie wordt standaard ingeschakeld voor afdalingen tijdens het skiën en snowboarden. De nieuwe afdalingen worden automatisch geregistreerd op basis van uw bewegingen. De timer wordt gepauzeerd wanneer u niet meer afdaalt en wanneer u in de skilift staat. De timer blijft in de pauzestand staan zolang u in de skilift bent. U kunt de afdaling vervolgen om de timer weer te starten. U kunt de gegevens over de afdaling bekijken op het pauzescherm of terwijl de timer loopt.
2 Activiteiten
Start een ski- of snowboardactiviteit.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Bekijk afdalingen.
3
Selecteer UP en DOWN om details over uw laatste afdaling,
4
over uw huidige afdaling of over al uw afdalingen te bekijken. Op de schermen worden de tijd, afgelegde afstand,
maximumsnelheid, gemiddelde snelheid en totale daling weergegeven.

De metronoom gebruiken

De metronoomfunctie laat met een regelmatig ritme tonen horen die u helpen uw prestaties te verbeteren door te trainen in een snellere, tragere of meer consistente cadans.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Instellingen > Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Metronoom > Status > Aan.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Slagen/minuut om een waarde in te voeren op
basis van de cadans die u wilt aanhouden.
• Selecteer Waarschuwingsfrequentie om de frequentie
van de tikken aan te passen.
• Selecteer Geluiden om de toon en trillingen van de
metronoom aan te passen.
Selecteer zo nodig Bekijk om de metronoomtonen te
7
beluisteren voordat u gaat hardlopen. Houd DOWN ingedrukt om terug te keren naar de klok.
8
Ga hardlopen (Een activiteit starten, pagina 2).
9
De metronoom wordt automatisch gestart. Selecteer UP of DOWN tijdens het hardlopen om het
10
metronoomscherm weer te geven. Houd zo nodig MENU ingedrukt om de
11
metronoominstellingen te wijzigen.

Jumpmaster

WAARSCHUWING
De functie jumpmaster dient alleen door ervaren skydivers te worden gebruikt. De functie jumpmaster dient niet te worden gebruikt als primaire hoogtemeter tijdens het skydiven. Als u niet de juiste spronginformatie invoert, kan dat leiden tot ernstige verwondingen of overlijden.
De functie jumpmaster volgt militaire richtlijnen voor het berekenen van het "high altitude release point" (HARP). Het toestel detecteert automatisch wanneer u gesprongen bent en begint de navigatie naar het "desired impact point" (DIP) met behulp van de barometer en het elektronische kompas.

Multisport

Triatleten, duatleten en alle andere beoefenaren van gecombineerde sporten zoals Triatlon of Zwemloop kunnen de modus voor multisportactiviteit gebruiken. Gedurende een multisportactiviteit kunt u schakelen tussen activiteiten en uw totale tijd en afstand bekijken. U kunt tijdens de multisportactiviteit bijvoorbeeld overschakelen van fietsen naar hardlopen, en de totale tijd en afstand voor fietsen en hardlopen bekijken.
U kunt een multisportactiviteit aanpassen of de standaard triatlon-activiteit gebruiken voor een standaard triatlon.

Een multisportactiviteit maken

Selecteer op de watch face > Voeg toe > Multisport.
1
Selecteer een type multisportactiviteit of voer een
2
aangepaste naam in. Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een volgnummer,
bijvoorbeeld: Triatlon(2). Selecteer twee of meer activiteitenprofielen.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld selecteren of overgangen moeten worden meegerekend.
• Selecteer OK om de multisportactiviteit op te slaan en te gebruiken.
Selecteer Ja om de activiteit aan uw lijst met favorieten toe te
5
voegen.
Tips voor triatlontraining en het gebruik van multi sportactitiveiten
• Selecteer om uw eerste activiteit te starten.
• Selecteer LAP om over te gaan naar de volgende activiteit.
Als u overgangen hebt ingeschakeld, dan wordt de overgangstijd afzonderlijk van de duur van de activiteit vastgelegd.
• Selecteer indien nodig LAP om de volgende activiteit te
starten.
• Selecteer UP of DOWN om meer gegevenspagina's weer te
geven.

Zwemmen

LET OP
Het toestel is uitsluitend bedoeld voor zwemmen aan de oppervlakte. Duiken met het toestel kan schade aan het toestel veroorzaken en leidt ertoe dat de garantie komt te vervallen.
OPMERKING: Het toestel kan geen hartslag vastleggen tijdens het zwemmen.
OPMERKING: Het toestel is compatibel met het HRM-Tri accessoire en het HRM-Swim™ accessoire (Hartslag tijdens het
zwemmen, pagina 6).

Zwemtermen

Baan: Eén keer de lengte van het zwembad. Interval: Een of meer opeenvolgende banen. Een nieuwe
interval begint na een rustperiode.
Slaglengte: Elke keer dat uw arm waaraan het toestel is
bevestigd een volledige cyclus voltooid, wordt er een slag geteld.
Swolf: Uw swolfscore is de som van de tijd voor één baanlengte
plus het aantal slagen voor die baan. Bijvoorbeeld 30 seconden plus 15 slagen levert een swolfscore van 45 op. Bij zwemmen in open water wordt de swolfscore berekend over 25 meter. Swolf is een meeteenheid voor zwemefficiency en, net als bij golf, een lage score is beter dan een hoge.

Slagtypen

Identificatie van het type slag is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Het type slag wordt aan het eind van een baan vastgesteld. Wanneer u intervalgeschiedenis bekijkt, worden slagtypen weergegeven. U kunt het slagtype ook als een aangepast gegevensveld selecteren (Gegevensschermen aanpassen, pagina 21).
Vrij Vrije slag
Terug Rugslag
Borst Borstslag
Vlinder Vlinderslag
Wissel Meerdere slagtypen in een interval
Training Wordt gebruikt bij het registreren van trainingen (Training met
het trainingslog, pagina 4)
Activiteiten 3

Tips voor zwemactiviteiten

• Volg de instructies op het scherm om de grootte van het zwembad te selecteren of een aangepaste grootte in te voeren voordat u een zwemactiviteit start.
• Selecteer LAP om een rustpauze vast te leggen tijdens het zwemmen in een zwembad.
Het toestel legt automatisch de zwemintervallen en de banen voor zwemmen in een zwembad vast.
• Selecteer LAP om interval vast te leggen tijdens het zwemmen in open water.

Rusten tijdens zwemmen in een zwembad

Op het standaardrustscherm worden twee rust-timers weergegeven. Ook worden het tijdstip en de afstand van het laatste voltooide interval weergegeven.
OPMERKING: Tijdens een rustperiode worden geen zwemgegevens vastgelegd.
Selecteer tijdens uw zwemactiviteit LAP om een rustperiode
1
te starten. De schermweergave verandert in witte tekst op een zwarte
achtergrond en het rustscherm wordt weergegeven. Selecteer tijdens een rustperiode UP of DOWN om andere
2
gegevensschermen weer te geven (optioneel). Selecteer LAP en ga verder met zwemmen.
3
Herhaal de procedure voor volgende rustintervallen.
4

Training met het trainingslog

De trainingslogfunctie is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Met deze functie kunt u handmatig kick set­oefeningen, zwemoefeningen met één arm of andere zwemoefeningen vastleggen die afwijken van de vier belangrijkste zwemslagen.
Selecteer tijdens uw zwemactiviteit UP of DOWN om het
1
oefeninglogscherm weer te geven. Selecteer LAP om de oefeningstimer te starten.
2
Selecteer LAP na afloop van uw oefeninginterval.
3
De oefeningstimer stopt, maar de activiteitentimer blijft de hele zwemsessie vastleggen.
Selecteer een afstand voor de voltooide oefening.
4
Afstandsinstellingen worden gebaseerd op de voor het activiteitenprofiel geselecteerde zwembadafmetingen.
Selecteer een optie:
5
• Selecteer LAP als u een andere oefeninginterval wilt
starten.
• Selecteer UP of DOWN om terug te keren naar de
zwemtrainingsschermen en een zweminterval te starten.

Golfen

Golfen

Voordat u een baan voor de eerste keer speelt, moet u deze downloaden van de Garmin Connect Mobile app (Garmin
Connect, pagina 18). Banen die van de Garmin Connect
Mobile app zijn gedownload, worden automatisch bijgewerkt. Voordat u gaat golfen, moet u ervoor zorgen dat het toestel is
opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
Selecteer op de watch face > Golfen.
1
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
2
gevonden. Selecteer een baan in de lijst met beschikbare golfbanen.
3
Selecteer Ja om de score bij te houden.
4
Selecteer UP of DOWN om door de holes te bladeren.
5
Het toestel schakelt automatisch over naar de volgende hole wanneer u daar naartoe gaat.
Selecteer > Einde van ronde > Ja nadat u uw activiteit
6
hebt voltooid.
Holeinformatie
Omdat pinlocaties veranderen, berekent het toestel de afstand tot het begin, midden en einde van de green, maar niet de pinlocatie zelf.
Nummer van huidige hole
À
Afstand tot het einde van de green
Á
Afstand tot het midden van de green
Â
Afstand tot het begin van de green
Ã
Par voor de hole
Ä
Volgende hole
Vorige hole

De vlag verplaatsen

U kunt de green in meer detail bekijken en de pinlocatie verplaatsen.
Selecteer in het hole-weergavescherm > Verplaats vlag.
1
Selecteer UP of DOWN om de pinlocatie te verplaatsen.
2
Selecteer .
3
De afstanden op het hole-weergavescherm worden bijgewerkt met de nieuwe pinlocatie. De pinlocatie wordt alleen opgeslagen voor de huidige ronde.

Een shot meten

Sla de bal en kijk waar deze landt.
1
Selecteer > Shot meten.
2
Loop of rijd rechtstreeks naar de bal.
3
De afstand wordt automatisch opnieuw ingesteld wanneer u naar de volgende hole gaat.
U kunt op elk moment Herstel ingedrukt houden om de
4
afstand opnieuw in te stellen.
Layup en doglegafstanden weergeven
U kunt een lijst met layup- en dogleg-afstanden weergeven voor par 4 en 5 holes.
Selecteer > Layups. Elke layup en de afstand tot elke layup verschijnen op het
scherm. OPMERKING: afstanden worden uit de lijst verwijderd
wanneer u deze passeert.

Score bijhouden

Selecteer in het hole-weergavescherm > Scorekaart.
1
De scorekaart wordt weergegeven wanneer u op de green staat.
Selecteer UP of DOWN om door de holes te bladeren.
2
Selecteer om een hole te selecteren.
3
Selecteer UP of DOWN om de score in te stellen.
4
Uw totale score wordt bijgewerkt.

Een score bijwerken

Selecteer in het hole-weergavescherm > Scorekaart.
1
4 Activiteiten
Selecteer UP of DOWN om door de holes te bladeren.
2
Selecteer om een hole te selecteren.
3
Selecteer UP of DOWN om de score voor die hole te
4
wijzigen. Uw totale score wordt bijgewerkt.
TruSwing
Met de TruSwing functie kunt u swinggegevens bekijken die zijn vastgelegd met uw TruSwing toestel. Ga naar www.garmin.com
/golf als u een TruSwing toestel wilt aanschaffen.

De golfafstandteller gebruiken

U kunt de afstandteller gebruiken om de afgelegde afstand, het aantal stappen en de tijd vast te leggen. De afstandteller start en stopt automatisch wanneer u een ronde start of stopt.
Selecteer > Kilometerteller.
1
Selecteer indien nodig Herstel om de afstandteller weer op
2
nul te zetten.

Statistieken bijhouden

De functie Statistieken schakelt het bijhouden van gedetailleerde statistieken tijdens het golfen in.
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer Opties > Statistieken om het bijhouden van
2
statistieken in te schakelen.

Hartslagmeetfuncties

Dit fēnix 5/5S toestel heeft een polshartslagmeter en is ook compatibel met ANT+ en Bluetooth borsthartslagmeters (apart verkrijgbaar). In de hartslagwidget kunt u hartslaggegevens weergeven. Als de gegevens van zowel de polshartslag als de borsthartslag beschikbaar zijn, gebruikt uw toestel de borsthartslaggegevens.

Hartslagmeter aan de pols

Het toestel en de hartslagmeter dragen

• Draag het fēnix 5/5S toestel om uw pols, boven uw polsgewricht.
OPMERKING: Het toestel dient stevig vast te zitten, maar niet te strak, en mag tijdens het hardlopen of trainen niet van zijn plaats raken.
OPMERKING: De hartslagsensor bevindt zich aan de achterkant van het toestel.
• Raadpleeg Tips voor onregelmatige hartslaggegevens,
pagina 5 voor meer informatie over de hartslag aan de
pols.
• Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over de nauwkeurigheid van polshartslagmetingen.

Tips voor onregelmatige hartslaggegevens

Als hartslaggegevens onregelmatig zijn of niet worden weergegeven, kunt u deze tips proberen.
• Zorg dat uw onderarm schoon en droog is voordat u het toestel omdoet.
• Zorg dat de huid onder het toestel niet is ingesmeerd met zonnebrandcrème, lotion of insectenwerende middelen.
• Zorg dat de hartslagsensor aan de achterkant van het toestel niet wordt bekrast.
• Draag het toestel om uw pols, boven uw polsgewricht. Het toestel dient stevig vast te zitten, maar niet te strak.
• Wacht tot het pictogram constant brandt voordat u aan uw activiteit begint.
• Voer gedurende 5 tot 10 minuten een warming-up uit en meet uw hartslag voordat u aan uw workout begint.
OPMERKING: Voer bij koud weer de warming-up binnen uit.
• Spoel het toestel na elke training af met schoon water.
• Gebruik een siliconenband tijdens trainingen.

De hartslagwidget gebruiken

De widget geeft uw huidige hartslag in slagen per minuut (bpm), uw hartslag in rust gedurende de dag en een grafiek van uw hartslag van de afgelopen 4 uur weer.
Selecteer op de watch face DOWN.
1
Selecteer om de gemiddelde waarden van uw hartslag in
2
rust in de afgelopen 7 dagen weer te geven.

Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen

U kunt uw hartslaggegevens verzenden vanaf uw fēnix 5/5S toestel en bekijken op gekoppelde Garmin toestellen. U kunt bijvoorbeeld uw hartslaggegevens verzenden naar een Edge toestel tijdens het fietsen of naar een VIRB® actiecamera tijdens een activiteit.
OPMERKING: Het verzenden van hartslaggegevens verkort de levensduur van batterij.
Houd MENU ingedrukt vanuit de hartslagwidget.
1
Selecteer Opties.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Deel hartslag om nu te beginnen met het
verzenden van hartslaggegevens.
• Selecteer Zend uit tijdens activiteit om de hartslag
gegevens te verzenden tijdens activiteiten met tijdmeting (Een activiteit starten, pagina 2).
Het fēnix 5/5S toestel begint uw hartslaggegevens te verzenden en wordt weergegeven.
OPMERKING: U kunt alleen de hartslagwidget bekijken terwijl u hartslaggegevens verzendt.
Koppel uw fēnix 5/5S toestel met uw Garmin ANT+
4
compatibele toestel. OPMERKING: De aanwijzingen voor het koppelen
verschillen voor ieder Garmin compatibel toestel. Raadpleeg uw gebruikershandleiding.
TIP: Selecteer een willekeurige knop en selecteer Ja om het verzenden van uw hartslaggegevens te stoppen.
®

De polshartslagmeter uitschakelen

De standaardwaarde voor de instelling Polshartslag is Automatisch. Het toestel gebruikt automatisch de polshartslagmeter, tenzij u een ANT+ hartslagmeter koppelt met het toestel.
Houd MENU ingedrukt vanuit de hartslagwidget.
1
Selecteer Opties > Status > Uit.
2
Hartslagmeetfuncties 5

De hartslagmeter aanbrengen

U dient de hartslagmeter direct op uw huid te dragen, net onder uw borstbeen. De hartslagmeter dient strak genoeg te zitten om tijdens de activiteit op zijn plek te blijven.
Gebruik zo nodig de verlengband om de hartslagmeter te
1
bevestigen. Bevochtig de elektroden À aan de achterzijde van de
2
hartslagmeter om een sterke verbinding tussen uw borst en de zender tot stand te brengen.
Zorg dat het Garmin logo op de hartslagmeter niet
3
ondersteboven zit.
De verbinding tussen de lus Á en haak  dient zich aan uw rechterzijde te bevinden.
Wikkel de hartslagmeter om uw borstkas en steek de haak
4
van de band in de lus. OPMERKING: Zorg ervoor dat het onderhoudslabel niet
omvouwt.
Nadat u de hartslagmeter omdoet, is deze actief en worden er gegevens verzonden.

Zwemmen in een zwembad

LET OP
Was de hartslagmeter na het zwemmen met de hand schoon om chloor en andere chemische stoffen te verwijderen. Langdurige blootstelling aan deze stoffen kan de hartslagmeter beschadigen.
Het HRM-Tri accessoire is speciaal ontworpen voor zwemmen in open water, maar kan zo nu en dan ook worden gebruikt voor zwemmen in een zwembad. Bij zwemmen in een zwembad dient de hartslagmeter te worden gedragen onder een zwempak of triatlontop. Anders kan de hartslagmeter van uw borst afglijden bij afzetten van de kant.

Hartslag tijdens het zwemmen

OPMERKING: Hartslag aan de pols is niet beschikbaar tijdens
het zwemmen. Met het HRM-Tri accessoire en het HRM-Swim accessoire
worden uw hartslaggegevens tijdens het zwemmen geregistreerd en opgeslagen. Als de hartslagmeter onder water is, worden de hartslaggegevens niet weergegeven op compatibele fēnix toestellen.
U moet een activiteit met tijdmeting starten op uw gekoppelde fēnix toestel om opgeslagen hartslaggegevens later te kunnen bekijken. Tijdens rustpauzes uit het water stuurt de hartslagmeter uw hartslaggegevens naar uw fēnix toestel.
Uw fēnix toestel downloadt opgeslagen hartslaggegevens automatisch wanneer u uw activiteit met tijdmeting opslaat. Tijdens het downloaden van gegevens moet uw hartslagmeter uit het water, actief en binnen bereik van het toestel (3 m) zijn. U kunt uw hartslaggegevens later bekijken in de geschiedenis van uw toestel en via uw Garmin Connect account.

Gegevensopslag

Op de hartslagmeter kunnen maximaal 20 uur aan gegevens voor één activiteit worden opgeslagen. Als het geheugen van de hartslagmeter vol is, worden de oudste gegevens overschreven.
Als u een activiteit met tijdmeting start op uw gekoppelde fēnix toestel, registreert de hartslagmeter uw hartslaggegevens ook als u uw toestel moet afdoen. Bijvoorbeeld tijdens fitnessactiviteiten of teamsporten waarbij geen horloges kunnen worden gedragen, worden uw hartslaggegevens dan toch geregistreerd. De hartslagmeter stuurt de opgeslagen hartslaggegevens automatisch naar uw fēnix toestel, wanneer u de activiteit opslaat. Tijdens het uploaden van gegevens moet uw hartslagmeter actief zijn en zich binnen bereik (3 m) van het toestel bevinden.

Tips voor onregelmatige hartslaggegevens

Als hartslaggegevens onregelmatig zijn of niet worden weergegeven, kunt u deze tips proberen.
• Bevochtig de elektroden en de contactoppervlakken (indien van toepassing).
• Trek de band strakker aan om uw borst.
• Voer gedurende 5 tot 10 minuten een warming-up uit.
• Volg de instructies voor onderhoud (Onderhoud van de
hartslagmeter, pagina 6).
• Draag een katoenen shirt of maak beide zijden van de band goed nat.
Synthetische materialen die langs de hartslagmeter wrijven of er tegen aan slaan, kunnen statische elektriciteit veroorzaken die de hartslagsignalen beïnvloedt.
• Blijf uit de buurt van bronnen die interferentie met de hartslagmeter kunnen veroorzaken.
Bronnen van interferentie zijn bijvoorbeeld sterke elektromagnetische velden, draadloze sensors van 2,4 GHz, hoogspanningsleidingen, elektrische motoren, ovens, magnetrons, draadloze telefoons van 2,4 GHz en draadloze LAN-toegangspunten.

Onderhoud van de hartslagmeter

LET OP
Opbouw van zweet en zout op de band kan het vermogen van de hartslagmeter om nauwkeurige gegevens te rapporteren negatief beïnvloeden.
• Spoel de hartslagmeter na elk gebruik af.
• Was de hartslagmeter steeds na zeven keer gebruik of één keer zwemmen met de hand, met een klein beetje zacht wasmiddel, zoals een vaatwasmiddel.
OPMERKING: Als u te veel wasmiddel gebruikt, kan de hartslagmeter beschadigd raken.
• Stop de hartslagmeter niet in een wasmachine of droger.
• Laat de hartslagmeter hangend of plat drogen.

Hardloopdynamiek

U kunt uw compatibele fēnix toestel gekoppeld met het HRM-Tri accessoire of ander accessoire voor hardloopdynamica gebruiken voor real-time feedback over uw hardloopvorm. Als het HRM-Tri accessoire bij uw fēnix toestel is meegeleverd, zijn de toestellen al gekoppeld.
Het accessoire voor hardloopdynamica beschikt over een versnellingsmeter die bewegingen van het bovenlichaam meet voor het berekenen van zes hardloopgegevens.
Cadans: Cadans is het aantal stappen per minuut. Het totale
aantal stappen wordt weergegeven (links en rechts samen).
Verticale oscillatie: Verticale oscillatie is de op-en-
neerbeweging tijdens het hardlopen. De verticale beweging van uw bovenlichaam wordt in centimeters weergegeven.
6 Hartslagmeetfuncties
Grondcontacttijd: Grondcontacttijd is de hoeveelheid tijd voor
iedere stap tijdens het hardlopen waarbij er contact is met de grond. De tijd wordt gemeten in milliseconden.
OPMERKING: Grondcontacttijd en balans zijn niet beschikbaar wanneer u wandelt.
Grondcontacttijdbalans: Grondcontacttijd-balans geeft de
links/rechts-balans van uw grondcontacttijd weer tijdens het hardlopen. Deze balans wordt weergegeven als percentage. Bijvoorbeeld 53,2 met een pijl naar links of naar rechts.
Staplengte: Staplengte is de afstand tussen de plekken waar u
uw ene voet en uw andere voet neerzet. Deze lengte wordt gemeten in meters.
Verticale ratio: Verticale ratio is de verhouding tussen verticale
oscillatie en staplengte. Deze balans wordt weergegeven als percentage. Een lagere ratio duidt meestal op een betere hardloopconditie.

Trainen met hardloopdynamiek

Voordat u hardloopdynamiek kunt bekijken, moet u een accessoire met hardloopdynamiek, bijvoorbeeld het HRM-Tri accessoire, omdoen en koppelen met uw toestel (ANT+ sensors
koppelen, pagina 26). Als bij uw fēnix 5/5S het accessoire is
meegeleverd, zijn de toestellen al gekoppeld en is de fēnix 5/5S
ingesteld om schermen met hardloopdynamiekgegevens weer te geven.
Selecteer een optie:
1
• Als uw accessoire met hardloopdynamiek en het fēnix
5/5S toestel al zijn gekoppeld, kunt u verdergaan naar stap 7.
• Als uw accessoire met hardloopdynamiek en het fēnix
5/5S toestel nog niet zijn gekoppeld, voert u alle stappen in deze procedure uit.
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Activiteiten en apps.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer de activiteitinstellingen.
5
Selecteer Gegevensschermen > Voeg nieuw toe.
6
Selecteer een scherm met hardloopdynamiekgegevens.
7
OPMERKING: De hardloopdynamiekschermen zijn niet
beschikbaar voor alle activiteiten. Ga hardlopen (Een activiteit starten, pagina 2).
8
Selecteer UP of DOWN om uw gegevens te bekijken op een
9
hardloopdynamiekscherm.

Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens

De hardloopdynamiekschermen tonen een kleurenbalk voor de primaire meetwaarde. U kunt de cadans, verticale oscillatie, grondcontacttijd, grondcontacttijd-balans of verticale ratio weergeven als de primaire meetwaarde. De kleurenbalk zet uw hardloopdynamiekgegevens af tegen de gegevens van andere hardlopers. De kleurenzones zijn gebaseerd op percentielen.
Garmin heeft veel hardlopers op verschillende niveaus onderzocht. De gegevenswaarden in de rode of oranje zones kenmerken de onervaren of langzamere hardlopers. De gegevenswaarden in de groene, blauwe of paarse zones kenmerken de meer ervaren of snellere hardlopers. Ervaren hardlopers hebben over het algemeen een kortere grondcontacttijd, lagere verticale oscillatie, een lagere verticale ratio en een hogere cadans dan minder ervaren hardlopers. Grotere hardlopers hebben echter meestal een iets lagere cadans, langere passen en een iets hogere verticale oscillatie. Verticale ratio wordt berekend door uw verticale oscillatie te delen door uw staplengte. Deze verhoudt zich niet tot uw lengte.
OPMERKING: De kleurenbalk voor de grondcontacttijd-balans is anders (Gegevens over grondcontacttijd-balans, pagina 7). Ga naar www.garmin.com voor meer informatie over hardloopdynamiek. Voor aanvullende inzichten en interpretaties van
hardloopdynamiekgegevens kunt u toonaangevende hardlooppublicaties en -websites raadplegen.
Kleurzone Percentiel in zone Cadansbereik Bereik verticale oscillatie Verticale ratio Bereik grondcontacttijd
Paars >95 >183 spm <6,4 cm <6,1% <218 ms
Blauw 70–95 174-183 spm 6,4-8,1 cm 6,1-7,4% 218-248 ms
Groen 30–69 164-173 spm 8,2-9,7 cm 7,5-8,6% 249-277 ms
Oranje 5–29 153-163 spm 9,8-11,5 cm 8,7-10,1% 278-308 ms
Rood <5 <153 spm >11,5 cm >10,1% >308 ms
Gegevens over grondcontacttijd-balans
De grondcontacttijd-balans meet uw hardloopsymmetrie en wordt vermeld als een percentage van uw totale grondcontacttijd. 51,3% met een naar links wijzende pijl geeft bijvoorbeeld aan dat de linkervoet van hardloper langer contact heeft met de grond. Als beide aantallen op uw gegevensscherm worden weergegeven, bijvoorbeeld 48–52, verwijst 48% naar uw linkervoet en 52% naar uw rechtervoet.
Kleurzone Rood Oranje Groen Oranje Rood
Symmetrie Slecht Redelijk Goed Redelijk Slecht
Percentage van andere hardlopers 5% 25% 40% 25% 5%
Grondcontacttijdbalans >52,2% L 50,8-52,2% L 50,7% L–50,7% R 50,8-52,2% R >52,2% R
Tijdens het ontwikkelen en testen van de hardloopdynamiek vond het Garmin team bij bepaalde hardlopers een verband tussen blessures en een hogere onbalans. Voor de meeste hardlopers wijkt de grondcontacttijd-balans verder af van 50–50 wanneer ze heuvel op of heuvel af lopen. De meeste hardlooptrainers zijn het erover eens dat symmetrie bij het hardlopen gewenst is. De beste hardlopers hebben vaak een snelle en evenwichtige stap.
U kunt de kleurenbalk of het gegevensveld bekijken tijdens het hardlopen of na afloop het overzicht in uw Garmin Connect account bekijken. Net als de andere hardloopdynamiekgegevens is de grondcontacttijd-balans een kwantitatieve meetwaarde die u meer informatie verschaft over uw hardloopconditie.

Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens

Als de hardloopdynamiekgegevens niet worden weergegeven, kunt u deze tips proberen.
• Zorg ervoor dat u een accessoire voor hardloopdynamiek, zoals het HRM-Tri accessoire, hebt.
Hartslagmeetfuncties 7
Accessoires met hardloopdynamiek herkent u aan voorop de module.
• Koppel het accessoire voor hardloopdynamiek nogmaals met uw fēnix toestel volgens de instructies.
• Als de hardloopdynamiekgegevens in nullen worden weergegeven, controleer dan of het accessoire op de juiste manier wordt gedragen.
OPMERKING: De grondcontacttijd en balans worden alleen weergegeven tijdens het hardlopen. Deze worden niet berekend als u wandelt.

Prestatiemetingen

Voor deze prestatiemetingen zijn enkele activiteiten met polshartslagmeting of een compatibele hartslagmeter met borstband vereist. De metingen zijn schattingen die u kunnen helpen om uw trainingsactiviteiten en hardloopprestaties te volgen en te analyseren. Deze waarden worden geleverd en ondersteund door Firstbeat.
OPMERKING: De schattingen lijken In eerste instantie mogelijk onnauwkeurig. U moet een paar activiteiten voltooien zodat het toestel uw prestaties leert begrijpen.
Trainingsstatus: Trainingsstatus geeft het effect van uw
training op uw fitness en prestaties aan. Uw trainingsstatus is gebaseerd op wijzigingen in uw trainingsbelasting en VO2 max. gedurende langere tijd.
VO2 max.: VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in
milliliter) dat u kunt verbruiken per minuut, per kilo lichaamsgewicht tijdens maximale inspanning.
Hersteltijd: Hersteltijd geeft aan hoeveel tijd u nodig hebt om
volledig te herstellen en te kunnen beginnen aan uw volgende hardlooptraining.
Trainingsbelasting: Trainingsbelasting is het totaal van uw
extra zuurstofverbruik na een inspanning (Excess Post­exercise Oxygen Consumption (EPOC)) in de afgelopen 7 dagen. EPOC is een schatting van de hoeveelheid energie die uw lichaam nog heeft om te herstellen na een inspanning.
Voorspelde racetijden: Uw toestel gebruikt uw geschat VO2
max. en informatie uit publicaties om uw racetijden te voorspellen op basis van uw huidige conditie. Deze voorspelling gaat er ook van uit dat u de juiste training voor de race hebt voltooid.
HSV stresstest: De HSV stresstest (hartslagvariaties) vereist
een Garmin hartslagmeter met borstband. Het toestel registreert uw hartslagvariaties terwijl u 3 minuten stilstaat. Het geeft uw algehele stressniveau aan. De schaal loopt van 1 tot 100 en een lagere score geeft een lager stressniveau aan.
Prestatieconditie: Uw prestatieconditie is een real-time
conditiemeting die wordt vastgelegd na 6 tot 20 minuten van activiteit. De meting kan worden toegevoegd als een gegevensveld, zodat u uw prestatieconditie tijdens de rest van uw activiteit kunt bekijken. Bij het meten van uw prestatieconditie wordt uw real-time conditie vergeleken met uw gemiddelde fitnessniveau.
FTP (Functional Threshold Power): Het toestel gebruikt uw
gebruikersprofiel uit de basisinstellingen om uw FTP te schatten. Voor een nauwkeuriger schatting kunt u een FTP­test uitvoeren.
Lactaatdrempel: Lactaatdrempel vereist een hartslagmeter
rond de borst. Uw lactaatdrempel is het punt waarop uw spieren snel vermoeid beginnen te raken. Uw toestel meet
uw lactaatdrempelniveau op basis van hartslaggegevens en tempo.

Prestatiemeldingen inschakelen

Prestatiemeldingen zijn berichten die worden weergegeven na voltooiing van uw activiteit. U kunt meldingen voor prestatiemetingen, zoals uw prestatieconditie en hersteltijd, inschakelen. Bepaalde prestatiemeldingen worden weergegeven wanneer u een nieuwe prestatiemeting hebt bereikt, zoals een nieuwe VO2 max. drempel.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Instellingen > Fysiologische meetwaarden >
2
Prestatiemeldingen.
Selecteer een optie.
3

Automatisch prestatiemetingen detecteren

U kunt instellen dat uw maximumhartslag, lactaatdrempel en Functional Threshold Power (FTP) automatisch worden gedetecteerd tijdens een activiteit.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Instellingen > Fysiologische meetwaarden >
2
Automatische detectie.
Selecteer een optie.
3

Trainingsstatus

Trainingsstatus geeft het effect van uw training op uw fitnessniveau en prestaties aan. Uw trainingsstatus is gebaseerd op wijzigingen in uw trainingsbelasting en VO2 max. gedurende langere tijd. Met behulp van uw trainingsstatus kunt u toekomstige trainingen plannen en uw fitnessniveau blijven verbeteren.
Geen status: Het toestel heeft een of twee weken aan
trainingshistorie nodig, inclusief activiteiten met VO2 max. resultaten van hardlopen of fietsen, om uw trainingsstatus te bepalen.
Onttrainen: Er is sprake van onttraining wanneer u gedurende
een week of langer veel minder traint dan gebruikelijk en dit invloed heeft op uw fitnessniveau. U kunt proberen uw trainingsbelasting te verhogen om de situatie te verbeteren.
Herstel: Door de lichtere trainingsbelasting kan uw lichaam zich
herstellen, wat essentieel is tijdens lange perioden waarin u hard traint. U kunt de trainingsbelasting weer verhogen wanneer u voelt dat u er klaar voor bent.
Aanhouden: Uw huidige trainingsniveau is voldoende om uw
fitnessniveau te handhaven. Als u verbetering wilt zien, moet u proberen meer variatie aan te brengen in uw workouts of uw trainingsvolume te verhogen.
Productief: Met de huidige trainingsbelasting gaan uw
fitnessniveau en prestaties de goede kant op. Het is belangrijk om in uw training herstelperioden in te bouwen om uw fitnessniveau te handhaven.
Piek: Pieken betekent dat uw wedstrijdconditie optimaal is. Door
de onlangs verlaagde trainingsbelasting kan uw lichaam zich herstellen en eerdere trainingen volledig verwerken. U moet vooruit plannen, want u kunt deze piekstatus maar kort handhaven.
Te intensief: Uw trainingsbelasting is zeer hoog en werkt
averechts. Uw lichaam heeft rust nodig. Gun uzelf de tijd om te herstellen door lichtere trainingen toe te voegen aan uw schema.
Niet productief: Uw trainingsbelasting is in orde, maar uw
fitnessniveau daalt. Mogelijk lukt het uw lichaam niet om te herstellen. Daarom is het aan te raden uw algemene gezondheid (stress, voeding en rust) in de gaten te houden.
Over VO2 max. indicaties
VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in milliliter) dat u kunt verbruiken per minuut, per kilo lichaamsgewicht tijdens
8 Hartslagmeetfuncties
Loading...
+ 30 hidden pages