Garmin Alpha 200i User manual [nl]

Page 1
Alpha® 200i
Gebruikershandleiding
Page 2
© 2020 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, Alpha®, ANT®, ANT+®, City Navigator®, inReach® en Xero® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. BaseCamp™, Garmin Explore™, Garmin Express™, Garmin HuntView™, MapShare™, en tempe™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Aangedreven door Garmin® IERCC. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Apple® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. Iridium® is een geregistreerd handelsmerk van Iridium Satellite LLC. microSD® en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. WiFi® is een geregistreerd merk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Page 3

Inhoudsopgave

Aan de slag..................................................................... 1
Het Alpha systeem instellen....................................................... 1
Overzicht van toestellen............................................................. 1
Alpha handheld-toestel.......................................................... 1
Halsbandtoestel..................................................................... 1
Het batterijpak plaatsen.............................................................. 1
Het handheld-toestel opladen..................................................... 2
Het halsbandtoestel opladen...................................................... 2
Het toestel inschakelen...............................................................2
Het toestel uitschakelen......................................................... 2
Een taal selecteren..................................................................... 2
Het aanraakscherm gebruiken....................................................2
De pagina Status gebruiken....................................................... 2
Satellietsignalen ontvangen........................................................ 2
Iridium® satellietnetwerk............................................................ 3
Het toestel activeren...................................................... 3
Halsbandtoestel instellen.............................................. 3
Methoden om een halsbandtoestel toe te voegen aan een
handheld-toestel......................................................................... 3
Een hond toevoegen aan de Alpha handheld via draadloze
koppeling................................................................................3
Een hond draadloos delen..................................................... 3
Een hond toevoegen met behulp van de volg- en
trainingscodes........................................................................ 4
Informatie over VHF-radio......................................................4
Een groep beheren..................................................................... 4
Hondinformatie bewerken........................................................... 4
Statistieken en sporen van de hond herstellen...................... 4
De naam van de hond wijzigen.............................................. 4
De kleur van het spoor van de hond wijzigen........................ 4
Het type hond wijzigen........................................................... 4
Het id-nummer van de hond wijzigen.....................................4
Een hond verwijderen............................................................ 4
De halsband omdoen................................................................. 4
Communicatie met de halsband................................................. 5
Slaapstand inschakelen.............................................................. 5
Slaapstand uitschakelen........................................................ 5
Honden volgen................................................................5
Uw hond volgen op de kaart....................................................... 5
Hondstatuspictogrammen........................................................... 5
Hondenvolgkompas.................................................................... 5
Navigeren naar uw hond............................................................ 6
De lengte van het spoor van de hond wijzigen........................... 6
Positiewaarschuwingen.............................................................. 6
Locatiewaarschuwingen instellen.......................................... 6
Locatiewaarschuwingen instellen.......................................... 6
Verzenden van hondengegevens uitschakelen.......................... 6
Hondentraining............................................................... 6
Trainingsmethoden..................................................................... 6
De trainingsknoppen aanpassen................................................ 6
De knoppen gebruiken voor trainingsaanpassingen.................. 7
Standaardtrainingsinstellingen................................................... 7
inReach functies............................................................. 7
Berichten.....................................................................................7
Een vooraf ingesteld bericht verzenden................................ 7
Tekstberichten verzenden......................................................7
Een bericht beantwoorden..................................................... 7
Controleren of er berichten zijn.............................................. 7
Berichtdetails weergeven....................................................... 7
Naar een berichtlocatie navigeren......................................... 7
Locatiecoördinaten opnemen in een bericht.......................... 7
Berichten wissen.................................................................... 8
Berichtinstellingen
Tracking...................................................................................... 8
De functie Tracking starten.................................................... 8
De functie Tracking stoppen.................................................. 8
Uw MapShare™ webpagina delen........................................ 8
inReach Trackinginstellingen................................................. 8
SOS............................................................................................ 8
Een SOS-reddingsactie initiëren............................................ 8
Een aangepast SOS-bericht verzenden................................ 8
Een SOS-noodoproep annuleren.......................................... 8
Weer........................................................................................... 8
Een inReach weersvoorspelling aanvragen.......................... 9
.................................................................. 8
Het toestel testen........................................................... 9
Connected functies........................................................ 9
Een smartphone met uw toestel koppelen................................. 9
Verbinding maken met een draadloos netwerk.......................... 9
Garmin Explore........................................................................... 9
inReach gegevens synchroniseren............................ 10
Contactpersonen volgen............................................. 10
De zender in- en uitschakelen.................................................. 10
Manieren om een contactpersoon toe te voegen aan een
handheld-toestel....................................................................... 10
Een contactpersoon toevoegen via draadloze koppeling......... 10
Een contactpersoon toevoegen met een contact-id................. 10
Een noodoproep verzenden..................................................... 10
Een bericht verzenden naar uw contactpersonen.................... 10
Een contactpersoon volgen...................................................... 10
Uw contact-id opzoeken........................................................... 11
Uw contact-id wijzigen.............................................................. 11
Een contact-id bijwerken...........................................................11
Jagen met het Alpha systeem..................................... 11
De locatie van uw vrachtwagen markeren................................ 11
Een groep vogels markeren..................................................... 11
Actieve jachtgegevens.............................................................. 11
De halsbandlampjes inschakelen............................................. 11
De reddingsmodus inschakelen............................................... 11
Hond volgen pauzeren............................................................. 11
Via-punten, routes en sporen...................................... 11
Via-punten................................................................................ 11
Uw huidige locatie markeren................................................11
Een waypoint markeren met behulp van de kaart............... 12
Een waypoint bewerken....................................................... 12
Een waypoint verplaatsen naar uw huidige locatie.............. 12
Een waypoint op de kaart verplaatsen................................. 12
De nauwkeurigheid van een waypointlocatie verbeteren.... 12
Een waypoint projecteren.................................................... 12
Een waypoint verwijderen.................................................... 12
Routes...................................................................................... 12
Een route maken..................................................................12
De naam van een route wijzigen......................................... 12
Een opgeslagen route navigeren......................................... 12
Een route bewerken............................................................. 12
Een route omkeren.............................................................. 12
De actieve route weergeven................................................ 12
Een route verwijderen.......................................................... 12
Opnamen.................................................................................. 13
Spoorlogs vastleggen.......................................................... 13
Details van het spoor bekijken............................................. 13
De hoogtegrafiek van een spoor weergeven....................... 13
Navigeren naar het begin van een spoor............................. 13
De kleur van het spoor wijzigen........................................... 13
Het huidige spoor opslaan................................................... 13
Het huidige spoor wissen..................................................... 13
Een spoor verwijderen......................................................... 13
Inhoudsopgave i
Page 4
Navigatie....................................................................... 13
Kaart......................................................................................... 13
De afstand op de kaart meten.................................................. 13
Kompas.....................................................................................13
Het kompas kalibreren......................................................... 13
Navigeren met de peilingwijzer............................................ 13
Menu Waarheen?..................................................................... 13
Een waypoint op naam zoeken............................................ 13
Navigeren met Peil en ga......................................................... 13
Hoogtegrafiek........................................................................... 14
De barometrische hoogtemeter kalibreren.......................... 14
Navigeren naar een punt in de hoogtegrafiek...................... 14
Het type grafiek wijzigen...................................................... 14
De hoogtegrafiek herstellen................................................. 14
Tripcomputer.............................................................................14
De tripcomputergegevensvelden aanpassen...................... 14
De tripcomputer opnieuw instellen....................................... 14
Toepassingen............................................................... 14
Een nabijheidswaarschuwing instellen..................................... 14
De oppervlakte van een gebied berekenen.............................. 14
Een alarm instellen................................................................... 14
De competitietimer gebruiken................................................... 14
Satellietpagina.......................................................................... 14
De satellietweergave wijzigen.............................................. 14
GPS uitschakelen................................................................ 14
Een locatie simuleren...........................................................14
BirdsEye beelden downloaden................................................. 14
Uw toestel aanpassen.................................................. 15
Het hoofdmenu aanpassen...................................................... 15
De gegevensvelden aanpassen............................................... 15
Systeeminstellingen.................................................................. 15
Scherminstellingen................................................................... 15
Toegankelijkheidsinstellingen.............................................. 15
De toestelgeluiden instellen...................................................... 15
Hondwaarschuwingen instellen........................................... 15
Kaartinstellingen....................................................................... 15
Kaartinstellingen voor gevolgde toestellen.......................... 15
Geavanceerde kaartinstellingen.......................................... 16
Spoorinstellingen...................................................................... 16
Route-instellingen..................................................................... 16
Sensorinstellingen.................................................................... 16
De maateenheden wijzigen...................................................... 16
Instellingen voor positieformaat................................................ 16
Toestelinformatie......................................................... 16
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels
weergeven................................................................................ 16
Ondersteuning en updates....................................................... 16
Productupdates.................................................................... 16
De software van het halsbandtoestel bijwerken.................. 16
Toestelonderhoud..................................................................... 17
Het toestel schoonmaken.................................................... 17
Het aanraakscherm schoonmaken...................................... 17
Specificaties..............................................................................17
Alpha handheld-toestel - specificaties................................. 17
Halsbandtoestel - specificaties............................................ 17
Mini halsbandtoestel - specificaties..................................... 17
Batterijgegevens....................................................................... 17
Langdurige opslag............................................................... 17
De levensduur van de batterij verlengen............................. 17
Energie besparen tijdens het opladen van het toestel.............. 18
Gegevensbeheer...................................................................... 18
Een geheugenkaart installeren............................................ 18
Het handheld-toestel aansluiten op een computer.............. 18
De halsband op een computer aansluiten........................... 18
Hondensporen overbrengen naar BaseCamp™................. 18
Bestanden verwijderen
De USB-kabel loskoppelen.................................................. 19
Gegevens en instellingen herstellen.................................... 19
........................................................ 19
Appendix....................................................................... 19
Accessoires en vervangingsonderdelen................................... 19
Accessoires aanschaffen..................................................... 19
tempe................................................................................... 19
Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw
Garmin toestel......................................................................19
Halsbandtoestel instructies voor het vervangen van de
batterij.................................................................................. 19
De batterij van het mini halsbandtoestel vervangen............ 20
De halsband vervangen....................................................... 20
De VHF-antenne in het halsbandtoestel vervangen............ 20
De zekering in de voertuigvoedingskabel vervangen.......... 21
Opties voor gegevensvelden.................................................... 21
Index.............................................................................. 23
ii Inhoudsopgave
Page 5

Aan de slag

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.

Het Alpha systeem instellen

Voordat u gebruik kunt maken van het Alpha systeem, moet u de toestellen instellen.
Laad het handheld-toestel op (Het handheld-toestel opladen,
1
pagina 2).
Laat het halsbandtoestel op (Het halsbandtoestel opladen,
2
pagina 2).
Schakel de toestellen in (Het toestel inschakelen,
3
pagina 2).
Selecteer een taal (Een taal selecteren, pagina 2) .
4
Koppel indien nodig het halsbandtoestel met het handheld-
5
toestel (Methoden om een halsbandtoestel toe te voegen aan
een handheld-toestel, pagina 3).
Kalibreer indien nodig het kompas op het handheld-toestel
6
(Het kompas kalibreren, pagina 13).

Overzicht van toestellen

Alpha handheld-toestel

Alpha Knoppen op toestel
Aan-uitknop
Aanpasbare trainingsknoppen
Training omhoog
Training omlaag
Training invoeren
SOS-knop (onder beschermkapje)

Halsbandtoestel

OPMERKING: Uw halsbandtoestel ziet er mogelijk anders uit
dan het afgebeelde toestel.
LET OP
Gebruik nooit een radiozender met hoog vermogen (meer dan 5 Watt) in de buurt van het handheld-toestel. Dit kan tot onherstelbare schade aan het handheld-toestel leiden.
Satellietantenne
VHF-antenne
Bevestigingsclip
microSD® kaartuitsparing (onder de batterij)
D-ring van de batterijklep
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
VHF-antenne
GPS-antenne
Aan-uitknop
Statuslampje en knipperende bakenlampjes

Het batterijpak plaatsen

Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
1
klep te verwijderen. Zoek de metalen contactpunten aan het uiteinde van de
2
lithium-ionbatterij. Plaats de batterij in het compartiment door eerst de
3
contacten tegen elkaar te plaatsen.
Aan de slag 1
Page 6
Druk de batterij op zijn plaats.
4
Plaats de batterijklep terug en draai de D-ring met de klok
5
mee.

Het handheld-toestel opladen

LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het goedgekeurde temperatuurbereik (Alpha handheld-toestel -
specificaties, pagina 17).
U moet de batterij volledig opladen voordat u het toestel voor de eerste keer gaat gebruiken. Het opladen van een geheel lege batterij duurt circa 4 uur.
Trek het beschermkapje omhoog.
1
Sluit het smalle uiteinde van de voedingskabel aan op de
2
USB-poort op het toestel.
Sluit het andere uiteinde van de voedingskabel aan op een
3
geschikte stroomvoorziening. Het LCD-scherm van het handheld-toestel geeft het actuele
oplaadniveau van de batterij aan.

Het halsbandtoestel opladen

LET OP
Om corrosie te voorkomen, dient u de contactpunten op de halsband en het omliggende gebied grondig droog te maken voordat u oplaadclip aansluit.
OPMERKING: Uw halsbandtoestel ziet er mogelijk anders uit dan het afgebeelde toestel.
U moet de batterij volledig opladen voordat u het toestel voor de eerste keer gaat gebruiken. Het opladen van een lege batterij duurt circa vijf uur.
Klik de oplaadclip op het toestel .
1
Het statuslampje brandt rood wanneer de halsband wordt opgeladen.
Wanneer het statuslampje groen wordt, kunt u de oplaadclip
4
van de halsband verwijderen.

Het toestel inschakelen

• Selecteer aan-uitknop op het handheld-toestel.
• Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ingedrukt totdat het statuslampje knippert en de halsband piept.

Het toestel uitschakelen

• Houd de aan-uitknop op het handheld-toestel ingedrukt totdat het LCD-scherm wordt uitgeschakeld.
• Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ingedrukt totdat het statuslampje rood wordt.

Een taal selecteren

Wanneer u uw toestel voor de eerste keer inschakelt, kunt u de taal voor het toestel kiezen uit een lijst met beschikbare talen. U kunt de taalinstelling wijzigen via de Systeem instellingen.
Selecteer vanuit het hoofdmenu Stel in > Systeem > Taal
1
voor tekst.
Selecteer een taal.
2

Het aanraakscherm gebruiken

• Selecteer om een menu te openen.
• Selecteer om terug te keren naar het startscherm.
• Selecteer om terug te keren naar de vorige pagina.
• Als u meerdere menu's moet doorlopen om terug te keren naar het startscherm, kunt u ingedrukt houden om direct terug te keren naar het startscherm.
• Als de bladerknoppen zijn ingeschakeld, selecteert u en om te bladeren (Toegankelijkheidsinstellingen, pagina 15).

De pagina Status gebruiken

Op de statuspagina worden de tijd, de sterkte van het GPS­signaal en de levensduur van de batterij van het toestel weergegeven. Hiermee kunt u ook instellingen aanpassen en snelkoppelingen openen. U kunt de statuspagina vanaf elke andere pagina openen door op de aan-uitknop te drukken.
Schermhelderheid: Hiermee past u de helderheid van het
scherm aan.
Berichten: Hiermee kunt u inReach® berichten verzenden en
ontvangen berichten weergeven.
Vergr. schrm: Hiermee wordt het aanraakscherm vergrendeld
om te voorkomen dat u per ongeluk op het scherm tikt en functies activeert.
Vergr. knp: Vergrendelt de toestelknoppen om te voorkomen
dat de knoppen per ongeluk worden ingedrukt.
Mijn id: Geeft uw toestel-id weer en stelt u in staat uw
toestelinformatie naar een compatibel handheld-toestel te verzenden. U kunt de zender ook in- en uitschakelen.
Alarmen: Geeft ongelezen hondenwaarschuwingen weer.

Satellietsignalen ontvangen

Zowel de halsband als het handheld-toestel moeten satellietsignalen ontvangen voordat u de halsband omdoet bij uw hond. Het zoeken naar satellieten kan enkele minuten duren.
Ga naar buiten naar een open gebied.
1
Schakel beide toestellen in (Het toestel inschakelen,
Sluit het smalle uiteinde van de voedingskabel aan op de
2
mini-USB-poort van de laadclipkabel. Sluit de voedingskabel aan op een voedingsbron.
3
2 Aan de slag
2
pagina 2).
in de statusbalk geeft de GPS-signaalsterkte weer.
Als de halsband satellietsignalen ontvangt, knippert het statuslampje twee of drie keer in het groen.
Page 7
Iridium® satellietnetwerk
Uw toestel moet vrij zicht hebben op de lucht om berichten en spoorpunten te kunnen verzenden via het Iridium satellietnetwerk. Zonder vrij zicht op de lucht probeert uw toestel de gegevens te verzenden tot het satellietsignalen ontvangt.
TIP: Voor de beste verbinding met satellieten houdt u het toestel vast met de antenne naar de lucht gericht.

Het toestel activeren

WAARSCHUWING
Voordat u de inReach functies van uw Alpha 200i toestel kunt gebruiken, moet u het activeren (inReach functies, pagina 7).
Maak een account en kies een satellietabonnement op
1
explore.garmin.com.
Het toestel inschakelen.
2
Selecteer Activeer.
3
Volg de instructies op het scherm.
4
OPMERKING: U moet het IMEI-nummer en de
verificatiecode van het toestel invoeren om het online gedeelte van de activering te voltooien voordat u op pad gaat.
Ga naar buiten naar een open ruimte met vrij zicht op de
5
lucht en richt de antenne naar de lucht voor optimale prestaties.
Wacht tot het toestel verbinding heeft met het Iridium
6
satellietnetwerk. OPMERKING: Het activeren van uw toestel kan tot 20
minuten duren. Het toestel moet diverse berichten verzenden en ontvangen, wat langer duurt dan het verzenden van een enkel bericht bij normaal gebruik. U moet buiten blijven totdat de activering is voltooid.

Halsbandtoestel instellen

Methoden om een halsbandtoestel toe te voegen aan een handheld-toestel

Als u de halsband en het handheld-toestel apart hebt gekocht, moet u de halsband aan het handheld-toestel toevoegen. U kunt maximaal 100 halsbandtoestellen aan één handheldtoestel toevoegen door MURS/VHF te gebruiken, het nummer en de stuurcodes in te voeren of door draadloos te delen met behulp van ANT+® technologie. Er kunnen maximaal 20 toestellen tegelijk actief zijn.
Via MURS/VHF: Hiermee kunt u een halsband toevoegen nadat
u de halsband in de koppelmodus hebt gezet door op de aan­uitknop te drukken.
Deze methode is handig als u een nieuwe halsband aan het systeem toevoegt voordat u op jacht gaat (Een hond
toevoegen aan de Alpha handheld via draadloze koppeling, pagina 3).
De volg- en trainingscodes invoeren: Op deze manier kunt u
een halsband toevoegen die niet van u is en zich niet in de buurt bevindt. De eigenaar van de hond moet bepalen of u de hond alleen kunt volgen of volgen en trainen. Voor deze methode moet de eigenaar van de hond de codes opzoeken en doorgeven aan de persoon die de halsband toevoegt.
Deze methode is handig als u tijdens een jachtpartij een halsband wilt toevoegen terwijl u niet in de buurt van de hond bent. U kunt hiermee bijvoorbeeld de hond van een andere deelnemer aan de jachtpartij aan uw handheldtoestel toevoegen. (Een hond toevoegen met behulp van de volg- en
trainingscodes, pagina 4)
OPMERKING: Deze functie is afhankelijk van het type halsbandtoestel en de beschikbaarheid van de functie in uw gebied. Het is mogelijk dat u alleen volgcodes of zowel volg­als trainingscodes ziet.
Draadloos delen via ANT+ draadloze technologie: Op deze
manier kunt u een halsband toevoegen die niet van u is en zich niet in de buurt bevindt. De eigenaar van de hond moet bepalen of u de hond alleen kunt volgen of kunt volgen en trainen. Bij deze methode hoeft de eigenaar van de hond de codes niet op te zoeken en door te geven aan de persoon die de halsband toevoegt. Met deze methode wordt ook hondinformatie, zoals de naam van de hond, communicatie­instellingen en startpositie, toegevoegd vanaf het zendende handheld-toestel naar uw handheld-toestel. De beide handheld-toestellen moeten zich binnen een afstand van 3 m (10 ft.) van elkaar bevinden om draadloos gegevens te delen.
Deze methode is handig als u tijdens een jachtpartij een halsband wilt toevoegen, maar niet in de buurt van de hond bent. De honden zijn bijvoorbeeld al losgelaten en u bent in de buurt van de eigenaar die zijn hond draadloos kan delen (Een hond draadloos delen, pagina 3).

Een hond toevoegen aan de Alpha handheld via draadloze koppeling

Schakel het halsbandtoestel uit indien het is ingeschakeld
1
(Het toestel uitschakelen, pagina 2). Houd de aan-uitknop op het halsbandtoestel ingedrukt totdat
2
u twee series pieptonen hoort (ongeveer 2 seconden) en laat vervolgens de aan-uitknop los.
Het statuslampje knippert snel in groen. Het halsbandtoestel is nu gereed om te worden gekoppeld met een handheld­toestel.
Selecteer op het handheld-toestel Hondenlijst > Voeg hond
3
toe.
Selecteer een optie:
4
• Als u zich in de buurt van de halsband bevindt, selecteert
u Halsband koppelen en volgt u de instructies op het scherm.
• Als u een halsbandtoestel wilt koppelen door de informatie
van een ander handheldtoestel te ontvangen, selecteert u
Ontvangen van handheld. OPMERKING: Om het toestel met succes te kunnen
koppelen, moet het andere handheldtoestel de gegevens van het halsbandtoestel draadloos delen (Een hond
draadloos delen, pagina 3).
Nadat het halsbandtoestel is toegevoegd, voert u de naam
5
van de hond in en selecteert u .

Een hond draadloos delen

Voordat u gegevens draadloos kunt delen via ANT+, moet u uw Alpha handheldtoestel binnen een afstand van 10 ft (3 m.) van uw andere handheldtoestel brengen.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer de hond die u wilt delen.
2
Selecteer > Draadloos delen.
3
Selecteer een optie:
4
• Als u de andere persoon de locatie van uw hond via de
kaart en het kompas wilt laten volgen, selecteert u Alleen volgen.
• Als u wilt toestaan dat de andere persoon niet alleen uw
hond kan volgen, maar ook het gedrag van uw hond kan corrigeren, selecteert u Volgen en trainen.
Om het halsbandtoestel met succes te kunnen delen, moet het andere handheldtoestel de toestelinformatie ontvangen (Een hond toevoegen aan de Alpha handheld via draadloze
koppeling, pagina 3).
Het toestel activeren 3
Page 8

Een hond toevoegen met behulp van de volg- en trainingscodes

OPMERKING: Deze functie is afhankelijk van het type
halsbandtoestel en de beschikbaarheid van de functie in uw gebied.
Voordat u een hond kunt toevoegen met behulp van de volg- en trainingscodes, moet de eigenaar van de hond de volg- en trainingscodes opzoeken (Het id-nummer en de volg- en
trainingscodes van uw hond opzoeken, pagina 4) en aan u
doorgeven. U kunt volg- en bedieningscodes gebruiken om uw handheld-
toestel toestemming te geven om gegevens uit te wisselen met uw halsbandtoestel. Als u niet in de buurt van de hond bent die u wilt toevoegen of niet de koppelmodus kunt inschakelen op de halsband, kunt u de hond toevoegen met behulp van de volg- en bedieningscodes.
Selecteer Hondenlijst > Voeg hond toe.
1
Selecteer Voer volg- of bed.code in.
2
Voer de volg- of trainingscode voor de halsband in en
3
selecteer . Met de volgcode kunt u de hond volgen. Met de
bedieningscode kunt u de hond zowel volgen als trainen. Voer de naam van de hond in en selecteer .
4
Het id-nummer en de volg- en trainingscodes van uw hond opzoeken
U kunt de volgcode van uw hond delen, zodat iemand anders uw hond kan volgen. U kunt ook de bedieningscode van uw hond delen, zodat een ander uw hond kan volgen en trainen.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
De trackcode en de bedieningscode worden onder de naam van de hond weergegeven.

Informatie over VHF-radio

Dit product mag alleen worden gebruikt bij bepaalde radiofrequenties die per land verschillen. De gebruiker kan een andere antenne plaatsen op het handheld-toestel en het hondentoestel. Een andere antenne kan de radioprestaties verbeteren en het vermogen vergroten. Gebruik geen antenne van derden of een antenne die niet is goedgekeurd voor het toestel door Garmin®. Ga naar www.garmin.com/tracking-legal voor meer informatie over de prestaties en radiofrequentie van dit product, goedgekeurde accessoires en voedingslimieten per land.

Een groep beheren

Voordat u een groep kunt maken, moet u een of meer hondentoestellen aan uw handheld koppelen.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer .
2
Selecteer zo nodig Maak groep en voer de naam van een
3
groep in. Selecteer een groep in de lijst.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Groep activeren om de groep te activeren.
• Selecteer Groep deactiveren om de groep te
deactiveren.
• Selecteer Groep beheren > Voeg toestel toe om een
toestel aan de groep toe te voegen.
• Selecteer Wijzig naam en voer een nieuwe naam in om
de naam van de groep te wijzigen.
• Selecteer Verwijder groep om de groep te verwijderen.

Hondinformatie bewerken

Statistieken en sporen van de hond herstellen

Voor een nieuwe jacht wilt u de vorige statistieken en sporen van de hond wellicht wissen.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Herstel.
3

De naam van de hond wijzigen

Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer de naam van de hond.
3
Voer de naam in en selecteer .
4

De kleur van het spoor van de hond wijzigen

U kunt de kleur van het spoor van de hond wijzigen. Het is handig als de kleur van het spoor, zo mogelijk, overeenkomt met de kleur van de halsband.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer het gekleurde vierkantje naast de naam van de
3
hond. Selecteer een kleur.
4

Het type hond wijzigen

Voordat u het type hond kunt wijzigen, moet de halsband zijn ingeschakeld en zich binnen bereik van het handheld-toestel bevinden.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Wijzig type hond.
3
Selecteer een type hond.
4

Het id-nummer van de hond wijzigen

Voordat u het id-nummer van de hond kunt wijzigen, moet de halsband zijn ingeschakeld en zich binnen bereik van het handheld-toestel bevinden.
Als u last hebt van interferentie van andere halsbanden of handhelds in de buurt, moet u mogelijk het id-nummer van de hond wijzigen.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Wijzig id.
3
Selecteer een beschikbaar id-nummer.
4
Als deze hond met een ander handheld-toestel wordt gevolgd, kunt u voor een optimaal resultaat de hond uit het toestel verwijderen en de hond opnieuw toevoegen met de volg- en trainingscodes. (Een hond toevoegen met behulp van de volg-
en trainingscodes, pagina 4).

Een hond verwijderen

Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Verwijder.
3

De halsband omdoen

VOORZICHTIG
Spuit geen agressieve chemische stoffen op het toestel of de halsband, zoals anti-vlooien of anti-teken spray. Wacht tot de anti-vlooien of anti-teken spray waarmee u de hond hebt ingespoten volledig is opgedroogd, voordat u de hond de halsband omdoet. Ook kleine hoeveelheden agressieve
4 Halsbandtoestel instellen
Page 9
chemische stoffen kunnen de plastic onderdelen en beschermende laag van de halsband beschadigen.
Voordat u de hond de halsband omdoet, moet u het handheld­toestel en de halsband koppelen (Een hond toevoegen aan de
Alpha handheld via draadloze koppeling, pagina 3), en
satellietsignalen zoeken (Satellietsignalen ontvangen, pagina 2).
Plaats de halsband en zorg dat de communicatie-antenne en
1
de GPS-antenne omhoog wijzen, en de lampjes naar voren. Doe de halsband om het midden van de hals.
2
Trek de halsband strakker rond de hals van de hond.
3
OPMERKING: De band moet stevig vastzitten, zodat deze
niet kan verdraaien of verschuiven. De hond moet zijn voer en water normaal kunnen doorslikken. Observeer het gedrag van uw hond om te controleren of de band niet te strak zit.
U kunt de slaapmodus op het compatibele halsbandtoestel uitschakelen als u uw hond niet actief volgt.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Slaapmodus halsband aanp. > Actief.
3

Honden volgen

Met het handheldtoestel kunt u uw hond of meerdere honden volgen met behulp van een trackingkompas of kaart. De kaart toont uw locatie en de locatie en sporen van uw hond. De wijzer op het kompas wijst in de richting van de huidige locatie van de hond.

Uw hond volgen op de kaart

Voordat u een hond op de kaart kunt volgen, moet u deze toevoegen op het handheld-toestel (Een hond toevoegen aan de
Alpha handheld via draadloze koppeling, pagina 3).
U kunt de locatie van de hond op de kaart bekijken.
Selecteer in het startscherm .
1
Als de band te lang is, kunt u deze inkorten tot er nog
4
minimaal 7,62 cm (3 in.) band uitsteekt.

Communicatie met de halsband

Zorg er voor het beste signaal voor dat er zich tussen uw handheld-toestel en de halsband geen obstakels bevinden. Voor de beste communicatieverbinding moet u op een hoog punt staan (zoals op een heuvel).
Best
Goed
Slecht

Slaapstand inschakelen

OPMERKING: Deze functie is niet op alle
halsbandtoestelmodellen beschikbaar. Voordat u de slaapmodus kunt inschakelen, moet u met het
compatibele halsbandtoestel traceren waar uw hond zich bevindt.
Indien gekoppeld met het handheld-toestel, kan het halsbandtoestel in de slaapmodus worden gezet om de batterij te sparen als u uw hond niet actief volgt.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Slaapmodus halsband aanp. > Slaap.
3

Slaapstand uitschakelen

OPMERKING: Deze functie is niet op alle
halsbandtoestelmodellen beschikbaar.
Selecteer zo nodig en om in en uit te zoomen op de
2
kaart.
TIP: Selecteer zo nodig om de hond te volgen via het hondenvolgkompas (Hondenvolgkompas, pagina 5).

Hondstatuspictogrammen

Zit
Rent
Wijst
Wacht bij boom
Onbekend
1

Hondenvolgkompas

Selecteer om het hondenvolgkompas te openen.
1
Het statuspictogram Onbekend geeft aan dat de halsband geen satellietsignaal heeft opgevangen en dat het handheld-toestel de locatie van de hond niet kan bepalen.
Honden volgen 5
Page 10
U kunt het hondenvolgkompas gebruiken om de richting en afstand tot uw hond, uw voertuig en alle gekoppelde toestellen te bekijken. Het hondenvolgkompas toont ook de status van de hond, zoals 'rent' of 'wijst spoor aan' (Hondstatuspictogrammen,
pagina 5). De kleur van de aanwijzer komt overeen met de kleur
van het spoor. Het hondenvolgkompas werkt het nauwkeurigst als de hond, het
voertuig of het gekoppelde toestel zich op een afstand van minimaal 9,1 m (30 ft) bevindt. Als de afstand tot de hond, het voertuig of het gekoppelde toestel minder dan 9,1 m (30 ft) bedraagt, wordt 'Nabij' weergegeven.
TIP: U kunt een alternatieve weergave van het kompas openen door > Pro-weergave te selecteren.

Navigeren naar uw hond

Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer de hond.
2
Selecteer > Ga.
3
Volg de gekleurde lijn naar de hond.
4
• Selecteer Stel meldmodus in om in te stellen of u bij
vertrek en/of aankomst door een geluidssignaal wordt gewaarschuwd.
• Selecteer Bekijk kaart om een geofence op de kaart te
weergeven. OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor het
type radiuswaarschuwing.
• Selecteer Verwijder om de waarschuwing te verwijderen.

Verzenden van hondengegevens uitschakelen

Het handheld-toestel verzendt standaard de hondengegevens naar compatibele toestellen. U kunt voorkomen dat andere compatibele toestellen uw gegevens kunnen zien door de gegevensverzending uit te schakelen. Raadpleeg de handleiding van het compatibele toestel voor meer informatie.
Selecteer Stel in > Systeem > Zend hondgegevens uit >
Uit.

De lengte van het spoor van de hond wijzigen

U kunt de weergaveduur van het hondenspoor op de kaart instellen. Door de duur (lengte) van het spoor te verkorten, kunt u de kaart overzichtelijker maken. Wijzigen van de kaart heeft geen invloed op de sporen die in het handheld-toestel worden opgeslagen.
Selecteer Stel in > Kaart > Gevolgde toestellen >
1
Hondensporen op kaart.
Kies een tijdsperiode.
2

Positiewaarschuwingen

Positiewaarschuwingen geven een melding wanneer uw honden een bepaalde locatie betreden of verlaten. U kunt een aangepaste geofence maken of een radius rondom uw huidige locatie gebruiken.
Een geofence is een onzichtbare begrenzing rondom een gebied en wordt ingesteld met punten op de kaart. De virtuele grenzen van een geofence zijn tot op circa 3 m (10 ft.) nauwkeurig. Geofences werken het best wanneer ze een gebied omvatten ter grootte van een gemiddelde achtertuin (circa ¼ acre).

Locatiewaarschuwingen instellen

Selecteer Positiemeldingen > Voeg melding toe.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u een geofence-waarschuwing wilt maken, selecteert
u Geofence, een punt voor de eerste hoek van de geofence, vervolgens Gebruik en dan de extra punten om de geofence-grens te definiëren.
U moet ten minste 3 punten selecteren om een geofence­waarschuwing te maken.
• Als u een radiuswaarschuwing wilt maken, selecteert u
Straal, vervolgens de maateenheid en voert u de radiusafstand in.

Locatiewaarschuwingen instellen

Selecteer Positiemeldingen.
1
Selecteer een waarschuwing.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Schakel uit om meldingen voor deze
waarschuwing uit te schakelen.
• Selecteer Stel meldtype in om in te stellen welk type
waarschuwing uw toestel geeft.

Hondentraining

LET OP
Doe onderzoek naar de trainingsmethoden die het beste passen bij u, uw hond en uw behoeften. Deze handleiding geeft een aantal vuistregels voor training, maar elke hond heeft andere trainingsbehoeften.
Wanneer het Alpha trainingssysteem goed wordt gebruikt, is het een zeer effectief trainingshulpmiddel om het volledige potentieel uit uw hond te halen. Het trainingssysteem is bedoeld als onderdeel van een algemeen trainingsprogramma.
Begin de training van uw hond aan een riem zonder het Alpha trainingssysteem. Uw hond moet de commando's 'volg', 'zit' en 'hier' gehoorzamen. Als de hond aan deze drie basiscommando's gehoorzaamt, kunt u beginnen te trainen met het halsbandtoestel en de riem. Wanneer de hond consequent gehoorzaamt aan commando's met de riem en de halsband, kunt u wellicht de riem afdoen en alleen trainen met het halsbandtoestel.

Trainingsmethoden

OPMERKING: Trainingsfuncties zijn niet in alle gebieden
beschikbaar voor halsbanden met volgtoestellen. Toon: Er wordt een hoorbare toon geactiveerd gedurende de
tijd dat u de trainingsknop ingedrukt houdt.

De trainingsknoppen aanpassen

U kunt een toepassing, toestelactie of hulpprogramma toewijzen aan een trainingsknop. Als er een compatibele halsband is gekoppeld, kunt u ook een hondentrainingsopdracht toevoegen aan een trainingsknop. U kunt meerdere pagina's met instellingen voor trainingsknoppen toevoegen. Dit is bijvoorbeeld handig bij het trainen van meerdere honden.
OPMERKING: Deze functie is niet op alle halsbandtoestelmodellen beschikbaar.
Selecteer Stel training in > Trainingsknoppen.
1
Selecteer Hier item toevoegen onder de lege knop die u wilt
2
aanpassen. Selecteer een opdrachtcategorie.
3
Selecteer een opdracht of, als u een trainingsopdracht
4
selecteert, de naam van de hond die u een opdracht wilt geven.
Als u een opdracht voor hondentraining selecteert, selecteert
5
u Toon (T) of Licht (L).
6 Hondentraining
Page 11
Als u meer dan drie knoppen wilt aanpassen, gebruikt u de
6
extra rijen om nog een pagina met opdrachten voor trainingsknoppen toe te voegen.
De knoppen gebruiken voor trainingsaan­passingen
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u uw trainingsknoppen aanpassen met hondentrainingsopdrachten (De trainingsknoppen aanpassen, pagina 6).
U kunt trainingsopdrachten openen en aanpassen met de knoppen van het toestel.
Druk in een willekeurig scherm op de trainingsknoppen up en
1
down tot de opdrachtpagina die u wilt aanpassen wordt weergegeven.
Druk op de trainingsknop enter om de opdrachtpagina te
2
selecteren. Gebruik de trainingsknoppen up en down om de
3
trainingsopdracht te markeren die u wilt wijzigen en druk op de trainingsknop enter.
Selecteer de opdrachtmodus en druk op de trainingskop
4
enter. Gebruik indien nodig de trainingsknoppen up en down om de
5
opdrachtinstelling aan te passen. Druk op de trainingsknop enter om terug te gaan naar het
6
vorige scherm.

Standaardtrainingsinstellingen

Selecteer in het hoofdmenu Stel training in > Standaardwaarden training.
Toevoegen na koppelen: Hiermee stelt u automatisch de
standaardtrainingsmodi voor elke knop in als er een nieuwe halsband wordt gekoppeld.
Linkerknop: Hiermee stelt u de standaardtrainingsmodus in
voor de linkertrainingsknop.
Middelste knop: Hiermee stelt u de standaardtrainingsmodus in
voor de middelste trainingsknop.
Rechterknop: Hiermee stelt u de standaardtrainingsmodus in
voor de rechtertrainingsknop.

inReach functies

WAARSCHUWING
De functies berichten, tracking en SOS hebben een actief satellietabonnement nodig om te werken. Test uw toestel altijd voordat u het buiten gebruikt.
Zorg ervoor dat u vrij zicht op de lucht hebt als u de functies berichten, tracking en SOS wilt gebruiken, aangezien deze functies toegang nodig hebben tot de satelliet om goed te werken.
Activeer uw toestel om er optimaal van te profiteren. Als u het toestel activeert, kunt u inReach functies gebruiken, zoals berichten, SOS en inReach weer.

Berichten

Uw Alpha 200i toestel verzendt en ontvangt sms-berichten via het Iridium satellietnetwerk. U kunt berichten verzenden naar een mobiel telefoonnummer, een e-mailadres of een ander toestel met inReach technologie. Elk bericht dat u verzendt bevat waar toegestaan uw locatiegegevens.

Een vooraf ingesteld bericht verzenden

Vooraf ingestelde berichten zijn berichten die u hebt opgesteld op explore.garmin.com. Vooraf ingestelde berichten bevatten vooraf opgestelde tekst en opgegeven ontvangers.
Selecteer inReach > Berichten > Verzend voorinstelling.
1
Kies een vooraf ingesteld bericht en selecteer Verzend
2
voorinstelling.

Tekstberichten verzenden

Selecteer inReach > Berichten > Nieuw bericht.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Verzend snel bericht om met een vooraf
geschreven bericht te beginnen. OPMERKING: U kunt snelle sms-berichten toevoegen en
bewerken op de Garmin Explore™ website.
• Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
Kies ontvangers in uw lijst met contactpersonen of voer de
3
contactgegevens van een ontvanger in. Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
4
schrijven van het bericht.

Een bericht beantwoorden

Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer Antwoord.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
• Selecteer Verzend snel bericht en selecteer een bericht
om met een vooraf geschreven bericht te beginnen.
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
5
bericht.

Controleren of er berichten zijn

Wanneer u een bericht verzendt, wacht uw toestel gedurende 10 minuten op een reactie. Het toestel controleert ook elk uur op nieuwe berichten. Wanneer u de volgfunctie inReach gebruikt, controleert uw toestel automatisch op berichten met uw trackinginterval.
OPMERKING: Uw toestel moet zich op het moment van luisteren binnen bereik van een satelliet bevinden om berichten te kunnen ontvangen.
U kunt controle op berichten forceren door handmatig te controleren of er berichten zijn of door een bericht of spoorpunt te verzenden. Tijdens een controle maakt uw toestel verbinding met satellieten en ontvangt het berichten die klaarstonden om naar uw toestel te worden verzonden.
Selecteer inReach > Inreach hulpprogr. > Mail controleren > Postvak controleren.

Berichtdetails weergeven

Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer een bericht.
3
Selecteer het tabblad Informatie.
4

Naar een berichtlocatie navigeren

Wanneer u een bericht ontvangt van een ander toestel met inReach technologie, kan het bericht locatiegegevens bevatten. Met deze berichten kunt u navigeren naar de locatie waar het bericht is verzonden.
Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek met locatiegegevens.
2
Klik op het tabblad Map.
3
Selecteer Ga.
4

Locatiecoördinaten opnemen in een bericht

Als u een bericht stuurt naar een ontvanger die mogelijk geen internettoegang heeft, kunt u uw locatiecoördinaten in het bericht opnemen. Dit kunt u doen als uw ontvanger bijvoorbeeld
inReach functies 7
Page 12
een ouder model mobiele telefoon heeft dat geen kaarten kan weergeven of zich buiten het dekkingsgebied van een mobiele telefoon bevindt en geen webpagina kan bekijken.
Selecteer inReach > Berichten > Nieuw bericht > Locatie
1
verzenden.
Voer een of meer ontvangers in.
2
Voer zo nodig een bericht in.
3
Selecteer Verzend bericht.
4

Berichten wissen

Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer > Verwijder thread.
3

Berichtinstellingen

Selecteer Stel in > Berichten. Bel tot gelezen: Hiermee stelt u in dat het toestel een beltoon
geeft totdat u een nieuw bericht hebt gelezen. Deze functie komt van pas in een rumoerige omgeving.
Meldingen: Waarschuwt u voor inkomende inReach berichten. Toon op kaart: Geeft inReach berichten op de kaart weer.

Tracking

U kunt de trackingfunctie gebruiken om spoorpunten vast te leggen en via het Iridium satellietnetwerk te verzenden volgens het opgegeven verzendinterval.

De functie Tracking starten

Selecteer inReach > Volgen > Start volgen.

De functie Tracking stoppen

Selecteer inReach > Volgen > Niet meer volgen.
Uw MapShare™ webpagina delen
U kunt MapShare inschakelen op explore.garmin.com. U kunt een koppeling naar uw MapShare webpagina delen met
andere mensen. Het systeem voegt aan het eind van uw bericht automatisch tekst toe, inclusief de koppelingsinformatie.
Selecteer inReach > Volgen > Verzend MapShare > Deel.
1
Kies ontvangers in uw lijst met contactpersonen of voer de
2
contactgegevens van een ontvanger in. Selecteer Verzend bericht.
3

inReach Trackinginstellingen

Selecteer Stel in > Volgen. Auto Koers: Hiermee stelt u in dat de trackingfunctie
automatisch wordt gestart wanneer u het toestel inschakelt.
Bewegingsinterval: Hiermee stelt u de frequentie in waarop het
toestel een spoorpunt vastlegt en via het satellietnetwerk verzendt, wanneer u zich verplaatst. Als u een professional abonnement hebt, kunt u het interval opgeven wanneer u stilstaat.
SOS
In noodgevallen kunt u met uw Alpha 200i contact opnemen met het Garmin International Emergency Response Coordination Center (IERCC) en om hulp vragen. Door op de SOS-knop te drukken wordt een bericht verzonden naar het Rescue Coordination Center dat vervolgens de juiste hulpverleners op de hoogte brengt van uw situatie. Terwijl u wacht op de hulpverleners, kunt u in contact blijven met het Rescue Coordination Center. U dient de SOS-functie alleen te gebruiken in een werkelijke noodsituatie.

Een SOS-reddingsactie initiëren

OPMERKING: Het toestel kan niet worden uitgeschakeld
wanneer de SOS-modus is ingeschakeld.
Til het beschermkapje van de SOS-knop omhoog.
1
Houd de SOS-knop ingedrukt.
2
Wacht tot SOS-aftelling begint.
3
Het toestel stuurt een standaardbericht naar de noodhulpdienst met details over uw locatie.
Beantwoord het bevestigingsbericht van de noodhulpdienst.
4
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven. Als u niet antwoordt, start de noodhulpdienst nog steeds een reddingsactie.
Gedurende de eerste 10 minuten van de operatie worden elke minuut bijgewerkte locatiegegevens naar de noodhulpdienst gestuurd. Om de batterij te sparen worden na de eerste 10 minuten minder frequent bijgewerkte locatiegegevens gestuurd, namelijk om de 10 minuten als de locatie verandert, en om de 30 minuten als de locatie niet verandert.

Een aangepast SOS-bericht verzenden

Nadat u op de SOS-knop hebt gedrukt om een SOS­reddingsactie te starten, kunt u met een aangepast bericht antwoorden via de SOS-pagina.
Selecteer inReach > SOS > Antwoord.
1
Selecteer Typ bericht om een aangepast SOS-bericht op te
2
stellen. Selecteer Verzend bericht.
3
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.

Een SOS-noodoproep annuleren

Als u geen hulp meer nodig hebt, kunt u een SOS-noodoproep die naar de noodhulpdienst is gestuurd annuleren.
Til het beschermkapje op en houd de SOS-knop ingedrukt.
1
Selecteer Annuleer SOS.
2
Wanneer u wordt gevraagd uw annuleringsverzoek te
3
bevestigen, selecteert u Annuleer SOS. Uw toestel verzendt het annuleringsverzoek. Nadat u een
bevestigingsbericht van de noodhulpdienst hebt ontvangen, keert het toestel terug in de normale gebruiksstand.

Weer

Uw toestel kan weerinformatie ontvangen. inReach weer: U kunt weersinformatie ontvangen via uw
inReach abonnement. Uw toestel kan een inReach bericht verzenden waarin u een basis-, premium- of scheepvaartweersvoorspelling aanvraagt. U kunt weersverwachtingen ontvangen voor uw huidige locatie, een waypoint, GPS-coördinaten of een locatie die u op de kaart kiest.
8 inReach functies
Page 13

Een inReach weersvoorspelling aanvragen

Voor de beste resultaten moet u ervoor zorgen dat uw toestel een duidelijk zicht op de lucht heeft wanneer u een inReach weersverwachting aanvraagt.
Uw toestel kan een bericht verzenden waarin u een basis-, premium- of scheepvaartweersvoorspelling aanvraagt met uw inReach abonnement. U kunt weersverwachtingen ontvangen voor uw huidige locatie, een waypoint, GPS-coördinaten of een locatie die u op de kaart kiest. Voor weersvoorspellingen worden datakosten of extra kosten in rekening gebracht voor uw inReach abonnement.
Selecteer inReach > inReach weer > Nieuwe
1
weersvoorspelling. Selecteer zo nodig Type weersvoorspelling en kies
2
vervolgens een Basis- of Premiumweersvoorspelling. Selecteer indien nodig Locatie, en selecteer een locatie.
3
Het toestel vraagt standaard om het weer voor uw huidige locatie.
Selecteer zo nodig Maritiem om een
4
scheepvaartweersvoorspelling te ontvangen. OPMERKING: Voor locaties uit de kust of in een groot
watergebied, kunt u het beste alleen een scheepvaartweersvoorspelling aanvragen. Weersverwachtingen voor de scheepvaart zijn niet beschikbaar voor landlocaties of meren in het binnenland.
Selecteer Haal weersvoorspelling op.
5
Het toestel verzendt een aanvraag voor de prognose. Het kan enkele minuten duren voordat de weersverwachting is ontvangen.
Nadat het toestel klaar is met het downloaden van de gegevens, kunt u de prognose op elk gewenst moment bekijken totdat alle informatie in de prognose is verlopen. U kunt de weersverwachting tevens op elk moment bijwerken.
Een inReach weersvoorspelling bijwerken
U kunt een inReach weersverwachting bijwerken die is verlopen of verouderde informatie bevat. Bij het bijwerken van een voorspelling worden dezelfde datakosten of extra kosten in rekening gebracht als bij het aanvragen van een voorspelling.
Selecteer inReach > inReach weer.
1
Selecteer locatie met een verouderde weersvoorspelling.
2
Selecteer Werk weersvoorspelling bij.
3
Het toestel vraagt een bijgewerkte voorspelling op. Als u de voorspelling Mijn locatie bijwerkt, vraagt het toestel een bijgewerkte prognose voor uw huidige locatie op. Het kan enkele minuten duren voordat de bijgewerkte weersverwachting is ontvangen.
Een inReach weersverwachting verwijderen
U kunt een verlopen voorspelling of een voorspelling voor een locatie die u niet meer nodig hebt verwijderen.
Selecteer inReach > inReach weer.
1
Selecteer een weerlocatie.
2
OPMERKING: U kunt de verwachting voor Mijn locatie niet
verwijderen. Selecteer > Verwijder.
3

Het toestel testen

VOORZICHTIG
U dient het toestel buiten te testen voordat u het op een reis gebruikt, om ervoor te zorgen dat uw satellietabonnement actief is.
Selecteer inReach > Inreach hulpprogr. > > Testen.
Wacht tot het toestel een testbericht heeft verzonden. Als u een bevestigingsbericht hebt ontvangen, is uw toestel gereed voor gebruik.

Connected functies

Connected functies zijn beschikbaar voor uw Alpha toestel als u het toestel verbindt met een draadloos netwerk of een compatibele smartphone via Bluetooth® technologie. Voor sommige functies moet u de Garmin Explore app op uw smartphone installeren. Ga naar garmin.com/apps voor meer informatie.
BirdsEye beelden: Hiermee kunt u BirdsEye Satellite Imagery
rechtstreeks naar uw toestel downloaden wanneer u bent verbonden met een WiFi® netwerk.
Garmin Explore: De Garmin Explore app synchroniseert en
deelt waypoints, tracks en routes met uw toestel. U kunt ook kaarten downloaden naar uw smartphone voor offline toegang.
Tracking: Hiermee kunt u trackpunten opnemen en verzenden
via het Iridium satellietnetwerk. U kunt contactpersonen uitnodigen door een inReach bericht te verzenden vanuit het veld. Met deze functie kunnen uw contactpersonen uw live­gegevens bekijken op een MapShare volgpagina met behulp van uw Garmin Explore account.
Software-updates: Hiermee kunt u updates van uw
toestelsoftware ontvangen wanneer u bent verbonden met een WiFi netwerk.

Een smartphone met uw toestel koppelen

Blijf met uw compatibele smartphone binnen 10 m (33 ft.) van
1
uw toestel. Selecteer in het hoofdmenu op uw toestel, Stel in >
2
Bluetooth.
Schakel op uw compatibele smartphone Bluetooth
3
technologie in en open de Garmin Explore app. Selecteer in de Garmin Explore app Toestellen > Koppel
4
toestel.
Volg de instructies op het scherm in de Garmin Explore app
5
om uw toestel te koppelen.

Verbinding maken met een draadloos netwerk

Selecteer Stel in > Wi-Fi.
1
Selecteer de schakelaar om indien nodig de WiFi
2
technologie in te schakelen. Selecteer Voeg netwerk toe.
3
Selecteer een draadloos netwerk in de lijst en voer zo nodig
4
het wachtwoord in.
Het toestel onthoudt de netwerkgegevens voor deze locatie en maakt voortaan automatisch verbinding als u terugkeert op de locatie.

Garmin Explore

Met de Garmin Explore website en mobiele app kunt u reizen plannen en gebruikmaken van cloudopslag voor uw waypoints, routes en tracks. Ze bieden geavanceerde planningsfuncties, zowel online als offline, en u kunt gegevens delen en synchroniseren met uw compatibele Garmin toestel. U kunt de mobiele app gebruiken om kaarten te downloaden en overal te navigeren, zonder gebruik te maken van uw mobiele service.
U kunt de Garmin Explore app downloaden vanaf de app store op uw smartphone, of u kunt naar explore.garmin.com gaan.
Het toestel testen 9
Page 14

inReach gegevens synchroniseren

U kunt gegevens van uw Garmin Explore account naar uw toestel synchroniseren met behulp van de Garmin Explore app. Nadat u uw gegevens, zoals contactpersonen, vooraf ingestelde berichten of snelle sms-berichten, hebt bewerkt, moet u deze naar uw toestel synchroniseren met behulp van de mobiele app.
Open de Garmin Explore app. Wijzigingen in gegevens, zoals verzamelingen, waypoints,
routes en sporen, worden automatisch bijgewerkt.
U kunt nu uw gegevens synchroniseren naar uw Alpha toestel.

Contactpersonen volgen

U kunt andere jagers volgen, zodat u steeds weet waar ze zijn. U kunt ook berichten sturen naar uw contactpersonen. Eén Alpha handheld-toestel kan tot 20 toestellen volgen, waaronder compatibele halsbandtoestellen en Alpha handheld-toestellen.

De zender in- en uitschakelen

Voordat u een contact kunt toevoegen of een noodoproep kunt starten, moet u controleren of de zender is ingeschakeld.
OPMERKING: Als u bij lage temperaturen uitzendt en de batterij bijna leeg is, kan het gebeuren dat het toestel wordt uitgeschakeld.
Druk op om de statuspagina te openen.
1
Selecteer Mijn id > Zenden.
2

Manieren om een contactpersoon toe te voegen aan een handheld-toestel

Via MURS/VHF: Hiermee kunt u een contactpersoon met een
handheld-toestel toevoegen nadat u uw handheld-toestel in de koppelmodus hebt geplaatst.
Deze methode is handig als u een nieuw toestel aan het systeem toevoegt voordat u op jacht gaat (Een
contactpersoon toevoegen via draadloze koppeling, pagina 10).
De toestel-id invoeren: Hiermee kunt u een contactpersoon
met een handheld-toestel toevoegen die zich niet in het gebied bevindt. Voor deze methode moet de contactpersoon de code van het handheld-toestel zoeken en doorgeven aan de persoon die de contactpersoon met het toestel toevoegt.
Deze methode is handig als u tijdens een jachtpartij een contactpersoon met een handheld-toestel wilt toevoegen terwijl u niet in de buurt van het toestel bent. U kunt hiermee bijvoorbeeld het toestel van een andere deelnemer aan de jachtpartij aan uw handheld-toestel toevoegen (Een
contactpersoon toevoegen met een contact-id, pagina 10).
Draadloos delen via ANT+ draadloze technologie: Hiermee
kunt u een handheld-toestel toevoegen dat u niet bezit als contactpersoon. Voor deze methode hoeft de contactpersoon zijn/haar toestelcode niet te vinden en door te geven aan de persoon die het toestel toevoegt. De beide handheld­toestellen moeten zich binnen een afstand van 3 m (10 ft.) van elkaar bevinden om draadloos gegevens te delen.
Deze methode is handig als u tijdens een jachtpartij een handheld-toestel wilt toevoegen zonder de toestel-id in te voeren (Een contactpersoon toevoegen via draadloze
koppeling, pagina 10).

Een contactpersoon toevoegen via draadloze koppeling

Voordat u een contactpersoon draadloos kunt toevoegen, moet u voor een optimaal resultaat in de buurt zijn van het handheld­toestel van de contactpersoon.
Selecteer Hondenlijst > .
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer op uw handheld-toestel Toev. > Handheld koppelen en volg de instructies op het scherm.
• Als u een contactpersoon wilt toevoegen door de gegevens van het handheld-toestel van de contactpersoon te ontvangen, selecteert u Toev. > Ontvangen van handheld.
Nadat de contactpersoon is toegevoegd, voert u de naam
3
van de hond in en selecteert u . De contactpersoon wordt toegevoegd aan uw handheld-toestel. U kunt deze procedure herhalen met het handheld-toestel van
een andere jager om uw contact-id aan dat toestel toe te voegen.

Een contactpersoon toevoegen met een contact-id

Voordat u een jager kunt toevoegen met diens contact-id, moet de jager zijn contact-id opzoeken (Uw contact-id opzoeken,
pagina 11) en naar u sturen.
Als u niet in de buurt bent van de jager die u wilt toevoegen, kunt u de jager toevoegen via zijn contact-id.
Selecteer op uw handheld-toestel Hondenlijst > > Toev. >
1
Voer id in.
Selecteer de contact-id voor de contactpersoon die u
2
toevoegt.
Voer de naam van de contactpersoon in en selecteer .
3
De contactpersoon wordt toegevoegd aan uw handheld-toestel. U kunt deze procedure herhalen met het handheld-toestel van
een andere jager om uw contact-id aan dat toestel toe te voegen.

Een noodoproep verzenden

Voordat u een noodoproep kunt verzenden, moet u de zender inschakelen (De zender in- en uitschakelen, pagina 10).
Voordat iemand uw noodoproep kan ontvangen, moet deze persoon u als een contact hebben toegevoegd (Een
contactpersoon toevoegen via draadloze koppeling, pagina 10).
U kunt een noodoproep gebruiken wanneer u direct hulp nodig hebt en u van uw groep bent verwijderd.
Selecteer Hondenlijst > > > Ja.
Wanneer uw contact uw noodoproep accepteert, wordt op
het toestel een bericht weergegeven dat het contact de
navigatie naar uw locatie heeft gestart. Na de ontvangst van de oproep kunnen contacten naar uw
locatie navigeren.
Een bericht verzenden naar uw contactper­sonen
Voordat u een bericht naar uw contactpersonen kunt verzenden, moet u de zender inschakelen (De zender in- en uitschakelen,
pagina 10).
U kunt geautomatiseerde berichten verzenden en ontvangen. Er zijn 18 berichten waar u uit kunt kiezen, zoals "Help" en "Ik kom".
Selecteer Hondenlijst > > Bericht.
1
Selecteer een bericht.
2
Het bericht wordt verzonden naar uw contactpersonen met uw naam vóór het bericht. Iedereen die uw handheld-toestel volgt ontvangt het bericht.

Een contactpersoon volgen

U kunt met behulp van de kaart de locaties van contactpersonen volgen.
10 inReach gegevens synchroniseren
Page 15
Selecteer .

Uw contact-id opzoeken

Druk op om de statuspagina te openen. De contact-id voor uw handheld staat vermeld onder de optie
Mijn id.

Uw contact-id wijzigen

Als u last hebt van interferentie van andere halsbanden of handhelds in de buurt, moet u mogelijk de contact-id van uw handheld-toestel wijzigen.
Druk op om de statuspagina te openen.
1
Selecteer Mijn id > ID.
2
Selecteer een contact-id die nog niet is toegewezen aan een
3
ander toestel in de buurt.
Elke keer dat een contactpersoon zijn contact-id wijzigt, moet u die contact-id in uw handheld-toestel bijwerken (Een contact-id
bijwerken, pagina 11).

Een contact-id bijwerken

Als een contactpersoon zijn contact-id heeft gewijzigd, kunt u de contact-id snel bijwerken in uw handheld-toestel.
Selecteer Hondenlijst > .
1
Selecteer de persoon.
2
Selecteer > ID bijwerken.
3
Selecteer de contact-id die overeenkomt met de nieuwe
4
contact-id van de contactpersoon.
Voer het aantal opgejaagde en meegenomen vogels in en
2
selecteer OK.
Bekijk de locatie-informatie en bewerk deze (optioneel).
3
Selecteer Sla op.
4

Actieve jachtgegevens

Selecteer Jacht in het hoofdmenu om de actieve jachtgegevens weer te geven. Op de pagina met actieve jachtgegevens worden de actieve jachttijd en de afstand weergegeven die door uw handheld-toestel en de gekoppelde halsbanden zijn afgelegd. Het toont ook de status van de hond, zoals 'wijst spoor aan', 'wacht bij boom' of 'blaf', indien beschikbaar. Wanneer u Stop jacht selecteert, worden de jachttijd en de afgelegde afstand niet meer vastgelegd.

De halsbandlampjes inschakelen

U kunt de LED-lampjes op de halsband 's avonds inschakelen om een hond gemakkelijker te traceren of bestuurders te waarschuwen dat er een hond langs de weg loopt. Het licht van de lampjes is zichtbaar tot op zo'n 100 yards.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer Wijzig halsbandlamp.
3
Selecteer Continu, Langzaam knipperen of Snel
4
knipperen.
TIP: Selecteer voor elke hond een andere LED-instelling om
het u gemakkelijker te maken de honden in het veld te
herkennen.

Jagen met het Alpha systeem

U kunt met het Alpha systeem verschillende taken uitvoeren die u goed van pas komen als u op jacht gaat.
• De locatie van uw vrachtwagen markeren (De locatie van uw
vrachtwagen markeren, pagina 11).
• Uw honden volgen (Uw hond volgen op de kaart, pagina 5).
• Uw medejagers volgen (Een contactpersoon volgen,
pagina 10).
• De locatie van een koppel markeren (Een groep vogels
markeren, pagina 11).
• Uw actieve jachtstatistieken bekijken (Actieve jachtgegevens,
pagina 11).
• Berichten sturen naar uw medejagers (Een bericht verzenden
naar uw contactpersonen, pagina 10).
• De verlichting op de halsband inschakelen (De
halsbandlampjes inschakelen, pagina 11).
• De halsband in de reddingsmodus zetten om de batterij te sparen (De reddingsmodus inschakelen, pagina 11).
• Volgen pauzeren terwijl u de honden verplaatst (Hond volgen
pauzeren, pagina 11).

De locatie van uw vrachtwagen markeren

U kunt de locatie van de vrachtwagen markeren, zodat u na de jachtpartij terug kunt navigeren naar uw vrachtwagen.
Selecteer Markeer waypoint > Vrachtwagen.
1
Selecteer Sla op.
2

Een groep vogels markeren

U kunt de locatie van een groep vogels markeren en het geschatte aantal vogels dat u hebt opgejaagd en/of meegenomen invoeren.
Selecteer Markeer waypoint > Groep vogels.
1

De reddingsmodus inschakelen

U kunt de reddingsmodus inschakelen om batterijen te sparen aan het einde van een lange jachtpartij of als uw hond buiten bereik van het toestel is.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer > Reddingsmodus.
3
Nadat u de reddingsmodus hebt ingeschakeld, blijft deze ingeschakeld totdat u de modus weer uitschakelt.
Als het batterijniveau van de halsband onder de 25% komt, worden de halsbandgegevens nog maar één keer per 2 minuten bijgewerkt.

Hond volgen pauzeren

U kunt het volgen van een enkele hond tijdens een jachtpartij pauzeren. Dit kan van pas komen als de hond even op adem komt.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Gebruik de schakelaar Actief om het volgen in en uit te
3
schakelen.

Via-punten, routes en sporen

Via-punten

Via-punten zijn locaties die u vastlegt en in het toestel opslaat. Met via-punten kunt u markeren waar u bent, waar u naartoe gaat of waar u bent geweest. U kunt details over de locatie toevoegen, zoals naam, hoogte en diepte.
U kunt een .gpx-bestand met via-punten toevoegen door het bestand over te brengen naar de GPX-map (Het handheld-
toestel aansluiten op een computer, pagina 18).

Uw huidige locatie markeren

Selecteer Markeer waypoint.
1
Jagen met het Alpha systeem 11
Page 16
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Nieuw.
• Selecteer een standaardlocatienaam, zoals Vrachtwagen
of Kamp.
Bewerk de locatiegegevens (optioneel).
3
Selecteer Sla op.
4

Een waypoint markeren met behulp van de kaart

Selecteer .
1
Selecteer een locatie op de kaart.
2
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
3
Selecteer > OK.
4

Een waypoint bewerken

Voordat u een waypoint kunt bewerken, moet u er eerst een maken.
Selecteer Waypoint-beheer in het hoofdmenu.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer een item om te bewerken, bijvoorbeeld de naam.
3
Voer de nieuwe informatie in.
4

Een waypoint verplaatsen naar uw huidige locatie

U kunt de locatie van een waypoint wijzigen. Als u bijvoorbeeld uw voertuig verplaatst, kunt u de locatie wijzigen in uw huidige locatie.
Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer > Verplaats naar hier.
3
De locatie van het waypoint wordt gewijzigd in uw huidige locatie.

Een waypoint op de kaart verplaatsen

Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer > Verplaats via-punt.
3
Selecteer de nieuwe locatie op de kaart.
4
Selecteer Verplaats.
5

De nauwkeurigheid van een waypointlocatie verbeteren

U kunt de locatie van een waypoint verfijnen voor een nauwkeurigere weergave. Bij het middelen voert het toestel verschillende metingen op dezelfde locatie uit en gebruikt de gemiddelde waarde voor een nauwkeurigere meting.
Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer > Gemiddelde locatie.
3
Ga naar de locatie van het waypoint.
4
Selecteer Start.
5
Volg de instructies op het scherm.
6
Als de statusbalk Betrouwbaarheid van meting op 100%
7
staat, selecteer dan Sla op.
Voor de beste resultaten kunt u 4 tot 8 metingen voor een waypoint verzamelen. Wacht minimaal 90 minuten tussen de metingen.

Een waypoint projecteren

U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te projecteren vanaf een gemarkeerde locatie naar een nieuwe locatie.
Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer > Projecteer waypoint.
3
Geef de peiling op en selecteer .
4
Selecteer een maateenheid.
5
Voer de afstand in en selecteer .
6
Selecteer Sla op.
7

Een waypoint verwijderen

Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer > Verwijder > Verwijder.
3

Routes

Een route bestaat uit een serie via-punten of locaties die u naar uw bestemming leidt.

Een route maken

Selecteer Routeplanner > Route maken > Selecteer eerste
1
punt.
Selecteer een categorie.
2
Selecteer het eerste punt op de route.
3
Selecteer Gebruik > Kies volgend punt.
4
Selecteer een punt.
5
Herhaal stap 3 tot en met 5 om alle punten toe te voegen in
6
de route.

De naam van een route wijzigen

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Wijzig naam.
3
Voer de nieuwe informatie in en selecteer .
4

Een opgeslagen route navigeren

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Bekijk kaart > Ga.
3

Een route bewerken

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Wijzig route.
3
Selecteer een punt.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Controleer om het punt op de kaart weer te
geven.
• Selecteer Omhoog of Omlaag als u de volgorde van de
punten in de route wilt wijzigen.
• Selecteer Voeg in als u een punt aan de route wilt
toevoegen. Het nieuwe punt wordt ingevoegd vóór het geselecteerde
punt.
• Selecteer Verwijder als u het punt uit de route wilt
verwijderen.

Een route omkeren

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Keer route om.
3

De actieve route weergeven

Selecteer Actieve route.
1
Selecteer een punt in de route om meer details weer te
2
geven.

Een route verwijderen

Selecteer Routeplanner.
1
12 Via-punten, routes en sporen
Page 17
Selecteer een route.
2
Selecteer Wis route.
3

Opnamen

Uw toestel registreert uw pad als een activiteit. Activiteiten bevatten informatie over de punten langs de geregistreerde route, inclusief de tijd, locatie en hoogtegegevens voor ieder punt.

Spoorlogs vastleggen

Standaard begint het toestel automatisch met het registreren van uw pad als spoor wanneer het wordt ingeschakeld en satellietsignalen ontvangt. U kunt de registratie handmatig pauzeren en starten.
Selecteer Sporenbeheer > Mijn track.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer het tabblad Huidig spoor om de huidige
spoorregistratie te bekijken.
• Selecteer het tabblad Informatie om gegevensvelden voor
het spoor te bekijken.
• Selecteer het tabblad Kaart om het huidige spoor op de
kaart weer te geven.
• Selecteer het tabblad Hoogtekaart om de hoogtekaart
voor het huidige spoor weer te geven.

Details van het spoor bekijken

Selecteer Sporenbeheer.
1
Selecteer een spoor.
2
Selecteer .
3
Het begin en het eind van het spoor worden met een vlag aangegeven.
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
4
Deze bevat informatie over het spoor.

De hoogtegrafiek van een spoor weergeven

Selecteer Sporenbeheer.
1
Selecteer een spoor.
2
Selecteer .
3

Navigeren naar het begin van een spoor

U kunt terug navigeren naar het begin van een spoor. Dit kan handig zijn als u de weg naar een kamp of het begin van een wandelroute wilt terugvinden.
Selecteer Sporenbeheer > Mijn track > .
1
Selecteer TracBack.
2

De kleur van het spoor wijzigen

Selecteer Sporenbeheer.
1
Selecteer een spoor.
2
Selecteer > Kleur.
3
Selecteer een kleur.
4

Het huidige spoor opslaan

Selecteer Sporenbeheer in het hoofdmenu.
1
Selecteer Mijn track > Sla op.
2

Het huidige spoor wissen

Selecteer Sporenbeheer > Mijn track > Gooi weg.

Een spoor verwijderen

Selecteer Sporenbeheer.
1
Selecteer een spoor.
2
Selecteer > Verwijder.
3

Navigatie

U kunt via routes en sporen navigeren naar een waypoint, geocache of een opgeslagen locatie op het toestel. Voor de navigatie kunt u gebruikmaken van de kaart of het kompas.

Kaart

geeft uw positie op de kaart aan. Terwijl u beweegt, verplaatst het pictogram zich en laat het een spoorlog achter. Waypointnamen en -symbolen worden weergegeven op de kaart. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route met een lijn op de kaart gemarkeerd.
Wanneer de kaartoriëntatie Koers boven is, lijken objecten rond uw huidige positie te draaien. Terwijl u zich verplaatst, draait de hele kaart in de richting waarin u zich beweegt. U kunt de objecten stabiliseren door de oriëntatie in te stellen op Noord boven (Kaartinstellingen, pagina 15).
Om de kaart te openen, selecteert u .

De afstand op de kaart meten

U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
Selecteer een locatie op de kaart.
1
Selecteer > Afstand meten > Gebruik.
2
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.
3

Kompas

Het handheld-toestel is voorzien van een kompas met kantelcompensatie en 3 assen. Voor de navigatie kunt u gebruikmaken van een peiling- of koerswijzer.

Het kompas kalibreren

LET OP
Kalibreer het elektronische kompas buiten. Zorg dat u zich niet in de buurt bevindt van objecten die invloed uitoefenen op magnetische velden, zoals voertuigen, gebouwen of elektriciteitskabels.
Kalibreer het kompas nadat u lange afstanden hebt afgelegd, als u de batterijen hebt vervangen of in geval van temperatuurschommelingen.
Selecteer Kompas > > Kalibreer kompas > Start.
1
Volg de instructies op het scherm.
2

Navigeren met de peilingwijzer

Tijdens het navigeren naar een bestemming wijst naar uw bestemming, ongeacht in welke richting u zich verplaatst.
Selecteer terwijl u naar een bestemming navigeert Kompas.
1
Blijf draaien tot naar de bovenkant van het kompas wijst en
2
volg die richting om naar uw bestemming te gaan.

Menu Waarheen?

U kunt het menu Waarheen? gebruiken om een bestemming te zoeken waar u naartoe wilt navigeren. Niet alle Waarheen?­categorieën zijn voor alle gebieden en op alle kaarten beschikbaar.

Een waypoint op naam zoeken

Selecteer Navigatie > Waarheen? > Waypoints > >
1
Spelzoeken.
Voer de naam in.
2
Selecteer .
3

Navigeren met Peil en ga

U kunt het toestel op een object in de verte richten, de richting vergrendelen en vervolgens naar het object navigeren.
Selecteer Navigatie > Kompas > > Peil en ga.
1
Navigatie 13
Page 18
Richt het toestel op een object.
2
Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.
3

Hoogtegrafiek

Standaard geeft de hoogtegrafiek de hoogte weer in relatie tot de verstreken tijd.
Als u de hoogtegrafiek wilt openen, selecteert u Sporenbeheer > Mijn track > .

De barometrische hoogtemeter kalibreren

U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als de juiste hoogte of barometerdruk u bekend is.
Ga naar de locatie waarvan de hoogte of de barometerdruk u
1
bekend is. Selecteer Sporenbeheer > Mijn track > > > Stel
2
hoogtemeter in > Kalibreer hoogtemeter.
Volg de instructies op het scherm.
3

Navigeren naar een punt in de hoogtegrafiek

Selecteer Sporenbeheer > Mijn track > .
1
Selecteer een punt in de hoogtegrafiek.
2
Selecteer > Bekijk kaart.
3
Selecteer Ga.
4

Het type grafiek wijzigen

U kunt de hoogtegrafiek zodanig instellen dat de luchtdruk en de hoogte worden weergegeven, afgemeten tegen de tijd of de afstand.
Selecteer Sporenbeheer > Mijn track > > > Stel
1
hoogtemeter in > Type plot.
Selecteer een optie.
2

De hoogtegrafiek herstellen

Selecteer Sporenbeheer > Mijn track > > > Herstel.

Tripcomputer

De tripcomputer geeft uw huidige snelheid, de gemiddelde snelheid, de hoogste snelheid, de tripteller en andere statistische gegevens weer. U kunt de indeling van de tripcomputer, het dashboard en de gegevensvelden aanpassen (De tripcomputergegevensvelden aanpassen, pagina 14).
Selecteer Tripcomputer om de tripcomputer te openen.

De tripcomputergegevensvelden aanpassen

Selecteer Navigatie > Tripcomputer.
1
Selecteer een gegevensveld dat u wilt aanpassen.
2
Selecteer een categorie of selecteer Alle categorieën.
3
Selecteer het nieuwe gegevensveld.
4
Zie voor beschrijvingen van gegevensvelden (Opties voor
gegevensvelden, pagina 21).

De tripcomputer opnieuw instellen

Als u nauwkeurige reisinformatie wilt hebben, dient u de tripcomputer opnieuw in te stellen voordat u een reis begint.
Selecteer Navigatie > Tripcomputer > > Herstel Trip.

Toepassingen

Aanvullende toestelfuncties zijn te vinden in de toepassingen. U kunt het hoofdmenu aanpassen om extra toepassingen weer te geven (Het hoofdmenu aanpassen, pagina 15).

Een nabijheidswaarschuwing instellen

Nabijheidswaarschuwingen waarschuwen u als u of uw honden zich binnen het opgegeven bereik van een bepaalde locatie
bevinden. Als u binnen de opgegeven straal komt, wordt een geluidssignaal gegeven.
Selecteer Gevarenzones.
1
Selecteer Alarm maken.
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer een locatie.
4
Selecteer Gebruik.
5
Voer een radius in.
6
Wanneer u een gebied met een nabijheidswaarschuwing binnengaat, klinkt er een signaal.

De oppervlakte van een gebied berekenen

Selecteer Oppervlakteberekening > Start.
1
Loop rond het gebied waarvan u de oppervlakte wilt
2
berekenen. Als u klaar bent, selecteert u Bereken.
3

Een alarm instellen

Selecteer Wekker.
1
Selecteer en om de tijd in te stellen.
2
Selecteer Zet alarm aan.
3
Het alarmsignaal klinkt op de opgegeven tijd. Als het toestel op dat moment uit staat, wordt het ingeschakeld en klinkt het alarm.

De competitietimer gebruiken

Selecteer Wedstrijdtimer.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer om de competitietimer te starten en te pauzeren.
• Selecteer om de competitietimer te resetten.
• Selecteer om de duur en waarschuwingen van de competitietimer in te stellen.
• Selecteer in de lijst om een aangepaste timer te maken die vanaf nul telt.

Satellietpagina

Op de satellietpagina wordt de volgende informatie weergegeven: uw huidige locatie, de GPS-nauwkeurigheid, de satellietlocaties en de signaalsterkte.

De satellietweergave wijzigen

In de satellietweergave bevindt het noorden zich standaard bovenaan. U kunt de satellietweergave zo wijzigen dat het huidige spoor in de richting van de bovenkant van het scherm wordt weergegeven.
Selecteer Satelliet > > Koers boven.

GPS uitschakelen

Selecteer Satelliet > > Satelliet instellen > Demonstratiemodus.

Een locatie simuleren

Selecteer Satelliet > > Demonstratiemodus.
1
Selecteer > Stel locatie in op kaart.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer Gebruik.
4

BirdsEye beelden downloaden

Voordat u BirdsEye beelden direct naar uw toestel kunt downloaden, moet u verbinding maken met een draadloos netwerk (Verbinding maken met een draadloos netwerk,
pagina 9).
Selecteer BirdsEye Direct > Afb. worden gedownl..
1
14 Toepassingen
Page 19
Selecteer een optie:
2
• Om BirdsEye beeldbestanden voor een specifieke locatie
of gebied te downloaden, selecteert u Locatie en vervolgens selecteert u een categorie.
OPMERKING: De locatie is standaard uw huidige locatie.
• Om de naam van de gedownloade beeldbestanden te
bewerken, selecteert u Naam.
• Als u een optie voor beeldkwaliteit wilt selecteren,
selecteert u Detail.
• Als u de grootte van het gebied om in de gedownloade beeldbestanden weer te geven wilt bepalen, selecteert u Straal en voert u een afstand in van de geselecteerde locatie.
De geschatte bestandsgrootte voor de geselecteerde beeldkwaliteit en radius wordt weergegeven. Controleer of uw toestel genoeg beschikbare opslagruimte voor het beeldbestand heeft.
Selecteer Download.
3

Uw toestel aanpassen

Het hoofdmenu aanpassen

Selecteer in het hoofdmenu Stel in > Hoofdmenu.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u een menu-item wilt verplaatsen, selecteert u een menu-item en vervolgens een nieuwe locatie.
• Als u een menu-item uit de lijst wilt verwijderen, selecteert u een menu-item en vervolgens Verwijder.
• Als u een nieuw menu-item aan de lijst wilt toevoegen of een item in de lijst wilt plaatsen nadat u het hebt verwijderd, selecteert u Hier item toevoegen.
• Als u de volgorde van alle items in het menu wilt herstellen, selecteert u > Standaardinstellingen.

De gegevensvelden aanpassen

U kunt de gegevensvelden en dashboards op de kaart, het kompas, de hoogtegrafiek en de tripcomputer aanpassen.
Open de pagina waarvan u de gegevensvelden wilt wijzigen.
1
Selecteer een gegevensveld dat u wilt aanpassen.
2
Selecteer het nieuwe gegevensveld.
3
Zie voor beschrijvingen van gegevensvelden Opties voor
gegevensvelden, pagina 21.

Systeeminstellingen

Selecteer Stel in > Systeem. Satelliet: Hiermee stelt u de opties van het satellietsysteem in
en schakelt u het gebruik van Wide Area Augmentation System/European Geostationary Navigation Overlay Service (WAAS/EGNOS)-gegevens in of uit.
Taal voor tekst: Hiermee kunt u de taal selecteren voor de tekst
die op het toestel wordt weergegeven. OPMERKING: Als u de teksttaal wijzigt, blijft de taal van de
kaartgegevens, zoals straatnamen en plaatsen, of door de gebruiker ingevoerde gegevens, ongewijzigd.
Massa-opslagmodus: Hiermee stelt u in of uw toestel
overschakelt naar de massaopslagmodus wanneer het is aangesloten op de computer.
Zend hondgegevens uit: Verzendt automatisch
hondengegevens naar compatibele toestellen.
Eenheden: Hiermee wijzigt u de maateenheden. Tijd: Hiermee stelt u de tijdzone en weergave in.

Scherminstellingen

Selecteer Stel in > Scherm. Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
Batterijbesparing: Hiermee bespaart u batterijstroom en
verlengt u de gebruiksduur van de batterij door het scherm uit te schakelen wanneer de schermverlichting uitgaat (De
modus Batterijbesparing op de handheld inschakelen, pagina 18).
Presentatie: Hiermee stelt u de getoonde accentkleuren in voor
dag en nacht.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
Toegankelijkheid: Hiermee voegt u toestelfuncties toe of wijzigt
u deze om uw toestel toegankelijker te maken (Toegankelijkheidsinstellingen, pagina 15).

Toegankelijkheidsinstellingen

Selecteer Stel in > Scherm > Toegankelijkheid. Aanraakgevoeligheid: Hiermee stelt u de gevoeligheid van het
aanraakscherm in.
Tekstgrootte herzien: Hiermee past u de grootte van de tekst
aan.
Bladerknoppen: Hiermee voegt u schuifpijlen toe aan het
scherm wanneer u door een menu, lijst of raster bladert.

De toestelgeluiden instellen

U kunt de geluiden voor berichten, knoppen, waarschuwingen en alarmen instellen.
Selecteer Stel in > Geluiden en waarsch..
1
Selecteer het gewenste geluid voor ieder item.
2

Hondwaarschuwingen instellen

U kunt instellen hoe het handheld-toestel u waarschuwt bij bepaalde acties van de hond.
Selecteer Stel in > Geluiden en waarsch. >
1
Hondwaarschuwingen.
Selecteer een actie.
2
Selecteer de methode die het toestel gebruikt om u op deze
3
actie te wijzen.

Kaartinstellingen

Selecteer Stel in > Kaart. Configureer kaarten: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Gevolgde toestellen: Opent de kaartinstellingsopties voor
gevolgde toestellen (Kaartinstellingen voor gevolgde
toestellen, pagina 15).
Toon trainingsbalk: Geeft de trainingsbalk op de kaart weer. Toon datavelden: Geeft configureerbare gegevensvelden op de
kaart weer.
Geavanceerd: Opent de geavanceerde kaartinstellingen
(Geavanceerde kaartinstellingen, pagina 16).

Kaartinstellingen voor gevolgde toestellen

Selecteer Stel in > Kaart > Gevolgde toestellen. Automatisch zoomen: Hiermee kan de kaart automatisch
uitzoomen, zodat de geselecteerde toestellen altijd op de kaart worden weergegeven.
Hondensporen op kaart: Bepaalt hoeveel van het spoorlog
voor een gevolgde halsband op de kaart wordt weergegeven.
Handheldsporen op kaart: Bepaalt hoeveel van het spoorlog
voor een gevolgd handheld-toestel op de kaart wordt weergegeven.
Uw toestel aanpassen 15
Page 20
Hondenweergave: Hiermee schakelt u de hondinformatie in en
uit die op de kaart wordt weergegeven.
Toon honden buiten het scherm: Hiermee schakelt u de
indicator voor honden buiten het scherm op de kaart in of uit.

Geavanceerde kaartinstellingen

Selecteer Stel in > Kaart > Geavanceerd. Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Noord boven geeft het noorden boven aan de pagina weer. Koers boven geeft uw huidige reisrichting boven aan de pagina weer. Automodus geeft een perspectief vanuit de auto met de rijrichting naar de bovenkant van het scherm weer.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Kaartwijzer: Geeft de richtingaanwijzer op de kaart weer. Toon inReach berichten: Geeft inReach berichten op de kaart
weer.
Tekstgrootte: Hiermee wordt de tekstgrootte voor kaartitems
ingesteld.

Spoorinstellingen

Selecteer Stel in > Sporen. Opnamemethode: Hiermee stelt u in hoe het toestel
spoorgegevens vastlegt. Met de instelling Slim kunnen langere spooropnamen worden vastgelegd. Met de instelling Iedere seconde zijn de opnamen van sporen meer gedetailleerd, maar worden langere sporen mogelijk niet geheel vastgelegd.
inReach Remote: Hiermee kunt u de inReach
afstandsbediening en toestelverificatie in- of uitschakelen. OPMERKING: U kunt een compatibel Garmin toestel
koppelen en gebruiken om op afstand berichten te verzenden vanaf uw Alpha toestel.

De maateenheden wijzigen

U kunt de maateenheden voor afstand en snelheid, hoogte en temperatuur aanpassen.
Selecteer Stel in > Systeem > Eenheden.
1
Selecteer een type maatsysteem.
2
Selecteer een maateenheid voor de instelling.
3

Instellingen voor positieformaat

OPMERKING: Wijzig de positieweergave of het
coördinatensysteem op basis van kaartdatum alleen als u een kaart gebruikt die een andere positieweergave voorschrijft.
Selecteer Stel in > Systeem > Eenheden > Positieweergave. Positieweergave: Hiermee selecteert u de positieweergave
waarmee een locatie wordt aangeduid.
Kaartdatum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van de
kaart in.
Kaartsferoïde: Hiermee geeft u het coördinaatsysteem weer dat
door het toestel wordt gebruikt. Het standaardcoördinaatsysteem is WGS 84.

Toestelinformatie

Route-instellingen

De beschikbare route-instellingen zijn afhankelijk van het feit of Directe route is in- of uitgeschakeld.
Selecteer Stel in > Routebepaling. Directe route: Hiermee schakelt u directe route in of uit. Directe
route berekent de meest directe route naar de bestemming.
Activiteit: Stelt een activiteit in tijdens de routebepaling. Het
toestel berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type activiteit.
Berekeningswijze: Hiermee stelt u de methode in waarmee uw
route wordt berekend.
Zet vast op weg: Zet het blauwe driehoekje, dat uw positie op
de kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg. Dit is vooral nuttig tijdens autorijden of navigeren op wegen.
Route herberekenen: Hiermee stelt u de voorkeuren voor
herberekening van de route in wanneer u van een actieve route weg navigeert.
Te vermijden instellen: Hiermee stelt u het type weg, terrein en
transportmethode in dat u wilt vermijden tijdens het navigeren.
Routeovergangen: Hiermee stelt u in hoe het toestel routes
bepaalt van het ene punt op de route naar het volgende. Deze instelling is alleen beschikbaar voor sommige activiteiten. Met de optie Afstand wordt u naar het volgende punt van de route geleid als u zich op een opgegeven afstand van uw huidige punt bevindt.

Sensorinstellingen

Selecteer Stel in > Sensors. Tempe-sensor: Hiermee kunt u een tempe™ sensor koppelen
en een gekoppelde tempe sensor in- en uitschakelen.
Xero: Hiermee kunt u uw gedeelde status in- of uitschakelen en
delen openbaar of privé maken. OPMERKING: U kunt uw locatie delen vanaf een compatibel
Xero® toestel.

Informatie over regelgeving en compliance op e-labels weergeven

Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd. Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale compliance-markeringen, maar ook toepasselijke product- en licentiegegevens.
Selecteer Stel in.
1
Selecteer Over.
2

Ondersteuning en updates

• U kunt de software en kaarten voor uw handheld-toestel en het mini halsbandtoestel bijwerken via Garmin Express™.
• U kunt software voor uw halsbandtoestel bijwerken via Garmin WebUpdater.

Productupdates

Installeer Garmin Express (www.garmin.com/express) op uw computer.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de volgende diensten voor Garmin toestellen:
• Software-updates
• Kaartupdates
• Productregistratie

De software van het halsbandtoestel bijwerken

Voordat u de software van het halsbandtoestel kunt bijwerken, moet u het halsbandtoestel aansluiten op een computer (De
halsband op een computer aansluiten, pagina 18).
OPMERKING: Alleen pc. Als u de software bijwerkt, gaan uw gegevens of instellingen niet verloren.
Ga naar www.garmin.com/products/webupdater.
1
Volg de instructies op het scherm.
2
16 Toestelinformatie
Page 21

Toestelonderhoud

LET OP
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan extreme temperaturen kan worden blootgesteld, omdat dit onherstelbare schade kan veroorzaken.
Gebruik nooit een hard of scherp object om het aanraakscherm te bedienen omdat het scherm daardoor beschadigd kan raken.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en insectenwerende middelen die plastic onderdelen en oppervlakken kunnen beschadigen.
Breng de beschermkap van de USB-poort goed aan om beschadiging van de poort te voorkomen.
Vermijd schokken en ruwe behandeling omdat hierdoor het product korter meegaat.

Het toestel schoonmaken

Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
1
een mild schoonmaakmiddel. Veeg de behuizing vervolgens droog.
2
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.

Het aanraakscherm schoonmaken

Gebruik een zachte, schone, pluisvrije doek.
1
Bevochtig de doek zo nodig licht met water.
2
Als u een vochtige doek gebruikt, schakel het toestel dan uit
3
en koppel het los van de voeding. Veeg het scherm voorzichtig met de doek schoon.
4

Specificaties

Alpha handheld-toestel - specificaties

Batterijtype Oplaadbare, vervangbare lithium-
Levensduur van batterij Maximaal 20 uur.
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20° tot 60°C (van -4° tot 140°F)
Laadtemperatuurbereik Van 0° tot 45°C (van 32° tot 113°F)
Temperatuurbereik voor lang­durige opslag
VHF draadloos bereik Tot 14,5 km (9 mi)
ANT+ draadloos bereik bij laag energieverbruik
Draadloze frequenties/ proto­collen
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7

Halsbandtoestel - specificaties

Batterijtype Intern oplaadbare lithium-ionbatterij
Levensduur van batterij Tussen 20 en 40 uur
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20° tot 60°C (van -4° tot 140°F)
Laadtemperatuurbereik Van 0° tot 40°C (van 32° tot 104°F)
ANT® draadloos bereik Tot 10 m (32,8 ft)
VHF-radiobereik Tot 14,48 km (9 mi)
Draadloze frequenties/ protocollen
Waterbestendigheid 1 ATM
1
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar
www.garmin.com/waterrating.
2
Het toestel is bestand tegen druk tot een diepte van maximaal 10 meter. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
ionbatterij
Van 0° tot 25°C (van 32° tot 77°F)
Circa 3 m (10 ft.)
152-169 MHz @ 32,5 dBm nominaal, 2,4 GHz @ 14,8 dBm nominaal, 1,6 GHz @ 31,7 dBm nominaal
1
1,6 GHz @ 31,7 dBm nominaal, 152-155 MHz @ 31,6 dBm nominaal, 2,4 GHz @ 23,1 dBm nominaal
2

Mini halsbandtoestel - specificaties

Batterijtype Oplaadbare, vervangbare lithium-ionbat-
Levensduur van batterij Maximaal 16 tot 30 uur, bij normaal
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20° tot 60°C (van -4° tot 140°F)
Laadtemperatuurbereik Van 5° tot 40°C (van 41° tot 104°F)
ANT draadloos bereik Tot 5 m (16,4 ft)
VHF-radiobereik Tot 6,44 km (4 mi)
Draadloze frequenties/ draadloze protocollen
Waterbestendigheid 1 ATM
terij
gebruik
1,6 GHz @ 31,7 dBm nominaal, 152-155 MHz @ 31,6 dBm nominaal, 2,4 GHz @ 23,1 dBm nominaal
2

Batterijgegevens

WAARSCHUWING
Dit product bevat een lithium-ionbatterij. Ter voorkoming van persoonlijk letsel en schade aan het product als gevolg van blootstelling van de batterij aan extreme hitte dient u het toestel buiten het bereik van direct zonlicht te bewaren.
Gebruik nooit een scherp voorwerp om de batterijen te verwijderen.
VOORZICHTIG
Neem contact op met uw gemeente voor informatie over het hergebruik van de batterijen.

Langdurige opslag

LET OP
De normale afname van de oplaadcapaciteit van lithium­ionbatterijen in de loop van de tijd kan worden versneld door blootstelling aan hogere temperaturen. Als een volledig opgeladen toestel wordt bewaard op een plek met een temperatuur die buiten het temperatuurbereik voor langdurige opslag valt, kan dit de oplaadcapaciteit aanzienlijk verlagen.
Verwijder de batterijen als u van plan bent het toestel enige maanden niet te gebruiken. Opgeslagen gegevens gaan niet verloren wanneer u de batterijen verwijdert.
Als u van plan bent het toestel enige maanden niet te gebruiken, moet de batterij opgeladen zijn tot ongeveer 50%. Het toestel moet worden bewaard op een koele, droge plek met ongeveer de normale huistemperatuur. Laad de halsband na de opslagperiode volledig op, voordat u het toestel gebruikt.

De levensduur van de batterij verlengen

U kunt de levensduur van de batterijen in het handheld-toestel en het halsbandtoestel op verschillende manieren verlengen.
• Verminder de helderheid van de schermverlichting (De
helderheid van de schermverlichting aanpassen, pagina 18).
• Verkort de time-out voor de schermverlichting (De
verlichtingsduur instellen, pagina 18).
• Schakel de zender uit (De zender in- en uitschakelen,
pagina 10).
• Gebruik de modus Batterijbesparing (De modus
Batterijbesparing op de handheld inschakelen, pagina 18).
• Zet het halsbandtoestel in reddingsmodus om de batterij te sparen (De reddingsmodus inschakelen, pagina 11).
• Verleng het interval voor de bijwerkfrequentie van de halsband om de batterij te sparen (De bijwerkfrequentie van
het halsbandtoestel wijzigen, pagina 18).
2
Het toestel is bestand tegen druk tot een diepte van maximaal 10 meter. Ga voor
meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
Toestelinformatie 17
Page 22
De helderheid van de schermverlichting aanpassen
Langdurig gebruik van de schermverlichting kan de gebruiksduur van de batterijen aanzienlijk beperken. U kunt de helderheid van de schermverlichting aanpassen om de levensduur van de batterijen te verlengen.
OPMERKING: De helderheid van de schermverlichting is beperkt als de batterij bijna leeg is.
Selecteer .
1
Gebruik de schuifbalk om de helderheid van de
2
schermverlichting aan te passen.
Het toestel kan warm aanvoelen als de schermverlichting is ingesteld op hoog.
De verlichtingsduur instellen
U kunt de time-out van het scherm aanpassen om de levensduur van de batterijen te verlengen.
Selecteer Stel in > Scherm > Time-out van scherm.
1
Selecteer een optie.
2
De bijwerkfrequentie van het halsbandtoestel wijzigen
Voordat u de bijwerkfrequentie van de halsband kunt wijzigen, moet de halsband zijn ingeschakeld en zich binnen bereik van het handheld-toestel bevinden.
U kunt een langer interval selecteren voor de bijwerkfrequentie om energie te besparen.
Selecteer Hondenlijst.
1
Selecteer een hond.
2
Selecteer Updatefrequentie.
3
Selecteer een optie.
4
De modus Batterijbesparing op de handheld inschakelen
U kunt de modus Batterijbesparing gebruiken om de levensduur van de batterij te verlengen.
Selecteer Stel in > Scherm > Batterijbesparing > Aan.
In de modus Batterijbesparing wordt het scherm uitgeschakeld zodra de time-out van de schermverlichting is verstreken.
Schuif de kaarthouder naar links en til deze omhoog.
3
Plaats de geheugenkaart met de gouden contactpunten naar
4
beneden. Sluit de kaarthouder.
5
Schuif de kaarthouder naar rechts om deze te vergrendelen.
6
Plaats de batterij en de klep terug.
7

Het handheld-toestel aansluiten op een computer

LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer.
Trek het beschermkapje omhoog.
1

Energie besparen tijdens het opladen van het toestel

U kunt het toestelscherm en alle andere functies uitschakelen tijdens het opladen.
Sluit uw toestel aan op een exerne voedingsbron.
1
De resterende batterijlading wordt weergegeven. Houd de aan-uitknop 4 tot 5 seconden ingedrukt.
2
Het scherm wordt uitschakeld en het toestel schakelt over naar een energiezuinige modus waarin de batterij wordt opgeladen.
Laad het toestel volledig op.
3

Gegevensbeheer

In de geheugenuitsparing van het toestel kan een extra geheugenkaart worden geplaatst.
OPMERKING: Het toestel is compatibel met Windows® 7 of hoger en Mac® OS 10.4 of hoger.

Een geheugenkaart installeren

WAARSCHUWING
Gebruik nooit een scherp voorwerp om batterijen te verwijderen die door de gebruiker kunnen worden vervangen.
U kunt een microSD geheugenkaart in het handheldtoestel installeren voor extra opslagruimte of vooraf geladen kaarten.
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
1
klep te verwijderen. Verwijder de batterij.
2
Sluit het smalle uiteinde van de USB-kabel aan op de mini-
2
USB-connector op het toestel. Steek het andere uiteinde van de USB-kabel in een
3
beschikbare USB-poort op de computer. Het toestel en de geheugenkaart (optioneel) worden
weergegeven als verwisselbare stations onder Deze computer op Windows computers en als gekoppelde volumes op Mac computers.

De halsband op een computer aansluiten

LET OP
Om corrosie te voorkomen, dient u de contactpunten op de halsband en het omliggende gebied grondig droog te maken voordat u de oplaadclip aansluit.
Klik de oplaadclip op de halsband.
1
Sluit het smalle uiteinde van de USB-kabel aan op de mini-
2
USB-poort op de laadclipkabel. Steek het andere uiteinde van de USB-kabel in een USB-
3
poort op de computer.
Hondensporen overbrengen naar BaseCamp
U kunt de hondsporen overbrengen naar BaseCamp.
Sluit het halsbandtoestel aan op de computer (De halsband
1
op een computer aansluiten, pagina 18).
Het halsbandtoestel schakelt automatisch in. Selecteer op het halsbandtoestel.
2
Open BaseCamp.
3
18 Toestelinformatie
Page 23
BaseCamp herkent het toestel. Selecteer Toestel > Ontvangen van toestel.
4
Selecteer het halsbandtoestel in de lijst en kies OK.
5
BaseCamp maakt een map voor overgedragen gegevens in
Mijn verzameling.

Bestanden verwijderen

LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
Open het Garmin station of volume.
1
Open zo nodig een map of volume.
2
Selecteer een bestand.
3
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
4
OPMERKING: Als u een Apple® computer gebruikt, moet u
de map Trash leegmaken om de bestanden volledig te verwijderen.

De USB-kabel loskoppelen

Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te koppelen.
Voer een van onderstaande handelingen uit:
1
• Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en selecteer uw toestel.
• Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
Koppel de kabel los van uw computer.
2

Gegevens en instellingen herstellen

Het toestel biedt opties voor het verwijderen van uw gebruikersgegevens en het herstellen van alle fabrieksinstellingen.
Selecteer Stel in > Herstel.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u alle instellingen wilt herstellen naar de standaardwaarden en alle door de gebruiker ingevoerde gegevens wilt opslaan, selecteert u Herstel alle instellingen.
• Als u alle gebruikersgegevens wilt wissen en alle fabrieksinstellingen wilt herstellen, selecteert u Wis alles.
bron van nauwkeurige temperatuurgegevens vormt. U moet de tempe met uw toestel koppelen om temperatuurgegevens van de tempe te kunnen weergeven.
Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw Garmin toestel
• Controleer of het ANT+ accessoire compatibel is met uw Garmin toestel.
• Voordat u het ANT+ accessoire met uw Garmin-toestel koppelt, dient u een afstand van 10 m (33 ft.) ten opzichte van andere ANT+ accessoires in acht te nemen.
• Plaats het Garmin toestel binnen 3 m (10 ft.) van het ANT+ accessoire.
• Nadat u de koppeling tot stand hebt gebracht, herkent het Garmin toestel daarna automatisch het ANT+ accessoire wanneer u het toestel activeert. Het koppelingsproces vindt automatisch plaats wanneer u het Garmin toestel inschakelt en zorgt ervoor dat de accessoires binnen enkele seconden zijn geactiveerd en klaar zijn voor gebruik.
• Na het koppelen ontvangt het Garmin toestel alleen gegevens van uw eigen accessoires. U kunt dan ook gewoon in de buurt van andere accessoires komen.

Halsbandtoestel instructies voor het vervangen van de batterij

Halsbandtoestel - onderdelen
Achterplaat
Aan-uitknop
Batterijconnector
Batterijdeksel
Batterij
Voedingsconnector

Appendix

Accessoires en vervangingsonderdelen

Accessoires aanschaffen

Ga naar garmin.com/accessories.
Optionele kaarten
U kunt extra kaarten op het toestel gebruiiken, zoals BirdsEye satelletbeelden, City Navigator®, en Garmin HuntView™ Plus gedetailleerde kaarten. Gedetailleerde kaarten bevatten mogelijk meer nuttige punten, zoals restaurants of watersportdiensten. Ga voor meer informatie naar
buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin dealer.

tempe

De tempe is een draadloze ANT+ temperatuursensor. U kunt de sensor aan een stevige band of lus bevestigen op een plek waar deze is blootgesteld aan omgevingslucht en zo een consistente
Appendix 19
De oude batterij verwijderen
Maak het toestel helemaal schoon, droog en stofvrij voordat u de batterij vervangt. U hebt ook een kleine kruiskopschroevendraaier nodig.
Verwijder de zes schroeven uit de randen van de achterplaat.
1
OPMERKING: Laat de twee schroeven aan de binnenkant
op hun plaats zitten. Trek de achterplaat los.
2
Maak de batterijconnector en de voedingsconnector los.
3
Verwijder de schroeven van het batterijdeksel.
4
Verwijder het batterijdeksel en de batterij.
5
Onthoud de stand van de batterij. U moet de nieuwe batterij in dezelfde stand plaatsen.
Neem na het verwijderen van de oude batterij contact op met uw gemeente voor informatie over de recycling van batterijen.
Page 24
De nieuwe batterij plaatsen
Verwijder eerste de oude batterij, voordat u een nieuwe batterij plaatst (De oude batterij verwijderen, pagina 19). U hebt ook een kleine kruiskopschroevendraaier nodig. Mogelijk hebt u een kleine platte schroevendraaier nodig.
Plaats de nieuwe batterij in dezelfde stand als de oude
1
batterij. Plaats de batterij met connector aan de kant van de aan-
uitknop en de uitstulping waar de draden zijn verbonden met de batterij, naar de kant met de contactpunten van de laadclip.
Plaats het batterijdeksel terug.
2
Plaats de schroeven terug om het batterijdeksel vast te
3
zetten. Sluit de batterijconnector en de voedingsconnector aan.
4
Gebruik zo nodig een platte schroevendraaier om de connectors vast te maken.
Selecteer de aan-uitknop om de aansluitingen te testen.
5
Als de batterij goed is aangesloten, wordt een geluidssignaal gegeven en knippert het statuslampje groen.
Schakel het toestel uit.
6
Controleer of de pakking in het onderste deksel goed op zijn
7
plaats zit. Plaats de achterplaat terug.
8
Bevestig de achterplaat weer met de vier schroeven.
9
Nadat de nieuwe batterij is geplaats, laadt u de halsband volledig op.

De batterij van het mini halsbandtoestel vervangen

Maak het toestel helemaal schoon, droog en stofvrij voordat u de batterij vervangt. U hebt ook een kleine kruiskopschroevendraaier nodig en de veiligheidsschroevendraaier die bij de vervangende batterij is geleverd.
Verwijder de schroeven uit het L-vormige deksel op de VHF-
1
antenne. Trek het L-vormige deksel los.
2
Verwijder de schroeven uit de randen van de achterplaat.
3
Trek de achterplaat los.
4
Pak de draden dicht bij de batterijconnector vast en trek de
5
connector loodrecht op de printplaat eruit om de batterijconnector los te koppelen van het toestel.
Pak de kabeltjes dicht bij de voedingsconnector vast en trek
6
de connector in parallel met de printplaat eruit om de voedingsconnector los te koppelen van het toestel.
Verwijder de schroeven uit de batterijplaat.
7
Verwijder de batterijplaat.
8
Verwijder de batterij.
9
De batterij zit stevig vast. Mogelijk moet u de batterij met een niet-scherp, niet-metalen voorwerp eruit wrikken.
Plaats de nieuwe batterij in de voorste behuizing met het
10
label van de batterij naar boven en de voorrand van de batterij onder de rand met de contactpunten van het toestel.
Plaats de batterijplaat en de twee schroeven terug en draai
11
ze vast.
Controleer of de pakking niet is beschadigd en of deze goed
12
in de uitsparing zit. Sluit de batterijconnector en de voedingsconnector aan op
13
het toestel. Als de connector goed is geïnstalleerd, klikt deze vast in de
poort. Plaats de achterplaat terug en bevestig de plaat door de
14
schroeven terug te plaatsen en vast te draaien. Plaats het L-vormige deksel terug en bevestig het deksel
15
door de schroeven terug te plaatsen en vast te draaien. Controleer of de pakking niet uit het toestel steekt.
16

De halsband vervangen

Maak het toestel helemaal schoon, droog en stofvrij voordat u de halsband vervangt (Het toestel schoonmaken, pagina 17).
Trek de halsband los van de GPS-antenne, antennegeleider
1
en het hondentoestel. Het kan zijn dat u wat moet trekken en duwen om de
halsband te verwijderen. U kunt de schroeven op de behuizing van de GPS-antenne losdraaien, maar verwijder ze niet.
Duw de nieuwe halsband door het hondentoestel,
2
antennegeleider en GPS-antenne. Draai zo nodig de schroeven op de GPS-antennebehuizing
3
weer vast.

De VHF-antenne in het halsbandtoestel vervangen

LET OP
Buig de band die het toestel verbindt met de GPS-antenne niet te ver door.
Zorg na verwijdering van het L-vormige deksel dat de waterbestendige kit tegenover de VHF-antenne intact blijft, anders is het halsbandtoestel mogelijk niet meer waterdicht.
Maak het toestel helemaal schoon, droog en stofvrij voordat u de VHF-antenne vervangt (Het toestel schoonmaken,
pagina 17). U hebt ook een kleine kruiskopschroevendraaier
nodig.
Verwijder de 4 schroeven uit het L-vormige deksel op de
1
VHF-antenne. OPMERKING: Kijk waar het korte schroefje zit. Trek het L-vormige deksel los.
2
20 Appendix
Page 25
Verwijder de schroef waarmee de VHF-antenne is
3
bevestigd aan de achterplaat. Verwijder de oude antenne door deze uit de antennegeleider
4
te trekken. Wikkel de antennegeleider rond de halsband en duw de
5
nieuwe VHF-antenne door de geleider. Op die manier wijst de antenne omhoog. Plaats de schroef terug waarmee de VHF-antenne is
6
bevestigd aan de achterplaat. Plaats het L-vormige deksel op de VHF-antenne terug.
7
Plaats de 4 schroeven terug in het L-vormige deksel. Zorg
8
dat u het korte schroefje terugplaatst in het juiste gaatje.

De zekering in de voertuigvoedingskabel vervangen

LET OP
Bij het vervangen van zekeringen moet u ervoor zorgen dat u geen onderdeeltjes verliest en dat u deze op de juiste plek terugplaatst. De voertuigvoedingskabel werkt alleen als deze op juiste wijze is samengesteld.
Als het toestel in het voertuig is aangesloten maar niet kan worden opgeladen, moet u mogelijk de zekering aan het uiteinde van de voertuigadapter vervangen.
Draai de dop linksom om deze los te maken.
1
TIP: U dient wellicht een munt te gebruiken om de dop te
verwijderen. Verwijder de dop, het zilverkleurige pinnetje en de
2
zekering . Plaats een nieuwe snelle zekering met hetzelfde voltage,
3
zoals 1 A of 2 A. Plaats het zilverkleurige pinnetje in de dop.
4
Plaats de dop terug en draai de dop rechtsom om deze weer
5
te bevestigen op de voertuigvoedingskabel .

Opties voor gegevensvelden

Aanwijzer: Een pijl wijst in de richting van het volgende via-punt
of de volgende bocht. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand tot bestemming: De resterende afstand tot de
eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand tot volg.: De resterende afstand tot het volgende via-
punt op uw route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Alarmtimer: De huidige tijd van de afteltimer.
Barometer: De actuele, gekalibreerde druk. Batterijniveau: De resterende batterijvoeding. Behouden snelheid: De snelheid waarmee u een bestemming
langs uw route nadert. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Bocht: De richting van de volgende afslag op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Calorieën: De hoeveelheid calorieën die u hebt verbrand. Daling - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
daling sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Daling laatste ronde: De verticale afstand van de daling van de
laatste voltooide ronde.
Daling - Maximum: De maximale daalsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Daling ronde: De verticale afstand van de daling voor de
huidige ronde.
Daling - Totaal: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Datum: Huidige dag, maand en jaar. ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
via-punt op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd van het via-punt). Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
ETA op bestemming: Het geschatte tijdstip waarop u de
eindbestemming zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd van de bestemming). Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Geen: Dit is een leeg gegevensveld. Gemiddelde rondetijd: De gemiddelde rondetijd voor de
huidige activiteit.
Glijhoek: De hoek van de horizontale afgelegde afstand in
verhouding tot de wijziging in verticale afstand.
Glijhoek tot bestemming: De glijhoek die nodig is om van uw
huidige positie af te dalen naar de hoogte van uw bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
GPS-hoogte: De hoogte van uw huidige locatie op basis van
GPS.
GPS-koers: De richting waar u naartoe gaat op basis van GPS. GPS-nauwkeurigheid: De foutmarge voor uw exacte locatie.
Uw GPS-locatie is bijvoorbeeld nauwkeurig tot op +/- 3,65 m (12 voet).
GPS-signaalsterkte: De sterkte van het signaal van de GPS-
satelliet.
Gradiënt: De berekening van de stijging over de afstand. Als u
bijvoorbeeld 3 m (10 voet) stijgt voor elke 60 m (200 voet) die u aflegt, dan is de helling ofwel het stijgingspercentage 5%.
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
Hoogte boven grond: De hoogte van uw huidige locatie boven
grondniveau (als kaarten voldoende hoogte-informatie bevatten).
Hoogte - Maximum: Het hoogst bereikte punt sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Hoogte - Minimum: Het laagst bereikte punt sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Huidige ronde: De stopwatchtijd voor de huidige ronde. Kilometerteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd voor alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de tripgegevens worden hersteld.
Koers: De richting van uw beginlocatie naar een bestemming.
De koers kan worden weergegeven als een geplande of
Appendix 21
Page 26
ingestelde route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Koers: De richting waarin u zich verplaatst. Kompaskoers: De richting waar u naartoe gaat op basis van
het kompas.
Laatste rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste rondetijd: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Locatie bestem.: De positie van uw eindbestemming. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Max.temperatuur 24 uur: De maximumtemperatuur gemeten in
de afgelopen 24 uur.
Maximumsnelheid: De gerapporteerde maximumsnelheid voor
de weg. Niet beschikbaar op alle kaarten en in alle gebieden. Let altijd op de borden langs de weg voor de juiste maximumsnelheid.
Min.temperatuur 24 uur: De minimumtemperatuur gemeten in
de afgelopen 24 uur.
Naar koers: De richting die u moet volgen om terug te keren
naar de route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Omgevingsluchtdruk: De niet-gekalibreerde
omgevingsluchtdruk.
Peiling: De richting van uw huidige locatie naar een
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Positie (ingesteld): De huidige positie met de geselecteerde
instelling voor de positieweergave.
Positie (lengte/breedte): De huidige positie in lengte- en
breedtegraad ongeacht de geselecteerde instelling voor de positieweergave.
Rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
ronde.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de huidige
ronde.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst. Snelheid - Gem. snelheid: De gemiddelde snelheid waarmee u
zich verplaatst sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Snelheid - Maximum: De hoogste snelheid sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Snelheid - Totaal gemiddeld: De gemiddelde snelheid tijdens
het verplaatsen en stoppen sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
stijging sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging laatste ronde: De verticale afstand van de stijging van
de laatste voltooide ronde.
Stijging - Maximum: De maximale stijgsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging ronde: De verticale afstand van de stijging van de
huidige ronde.
Stijging - Totaal: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Stopwatchtimer: De stopwatchtijd voor de huidige activiteit. Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor.
Tijd: De huidige tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie
en tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd tot bestemming: De tijd die u naar verwachting nodig hebt
om de bestemming te bereiken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd tot volgende: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om
het volgende via-punt op de route te bereiken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Totale ronde: De stopwatchtijd voor alle voltooide ronden. Tripteller: Een lopende meting van de afstand die is afgelegd
sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd: Een lopende meting van de tijd die is besteed terwijl u
in beweging was en terwijl u gestopt was sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Bewogen: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Gestopt: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken zonder te bewegen sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Van koers: De afstand naar links of rechts die u van uw
oorspronkelijke koers bent afgeweken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verstreken tijd track: De totale verstreken tijd. Als u
bijvoorbeeld de timer start en 10 minuten hardloopt, vervolgens de timer 5 minuten stopt en daarna de timer weer start en 20 minuten hardloopt, bedraagt de verstreken tijd 35 minuten.
Vert. afst. tot bestem.: De afstand die u stijgt tussen uw
huidige positie en de eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Vert. afst. tot volg.: De afstand die u stijgt tussen uw huidige
positie en het volgende via-punt op de route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Vert. snelh. tot bestem.: De stijg- of daalsnelheid naar een
vooraf bepaalde hoogte. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd. Waypoint bij bestemming: Het laatste punt op de route naar
de bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Waypoint bij volgende: Het volgende punt op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Wending: Het hoekverschil (in graden) tussen de richting van
uw bestemming en uw huidige koers. L betekent naar links afbuigen. R betekent naar rechts afbuigen. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
22 Appendix
Page 27

Index

A
aan-uitknop 1, 2 aanraakscherm schoonmaken 17 accessoires 19 activiteiten 13 afstanden meten 13 alarmen
gevarenzone 14 klok 14
tonen 15 ANT+ sensoren, koppelen 19 applicaties 9
B
baken 11 BaseCamp 18 basisinstellingen 2, 3 batterij 17, 19
installeren 1
levensduur 15
maximaliseren 5, 11, 17, 18
opladen 2, 18
opslag 17
vervangen 19, 20 berichten 7, 8, 10
navigeren 7
verwijderen 8 Bluetooth technologie 9
C
computer
aansluiten 18
verbinden 18 contact 10
id 11
op kaart weergeven 10
toevoegen 10
G
Garmin Express
software bijwerken 16
toestel registreren 16 gebruikersgegevens, verwijderen 19 gegevens
delen 6
gegevens delen 6
opslaan 9
overbrengen 9 gegevens opslaan 9 gegevensvelden 14, 15 geheugenkaart 1, 18 geofences 6 geschiedenis, naar de computer verzenden 9 GPS 14
instellingen 15 groep vogels, markeren 11
H
halsband 5
band vervangen 20
lampje 11
omdoen 4
opladen 2
vervangen van de batterij 19, 20
VHF-antenne 1, 20 het toestel resetten 19 het toestel testen 9 hond 2, 4, 10, 14
bijwerkfrequentie 18
halsband 11
id 4
informatie 4
navigeren naar 6
sporen 4, 6, 18
statistieken 4, 11
toevoegen 3, 4
tracking 5, 6, 11
training 6, 7
training, basis 6 type 4 volg- en trainingscodes 4
waarschuwingen 6, 15 hoofdmenu, aanpassen 15 hoogte 13, 14
grafiek 14 hoogtemeter, kalibreren 14
I
inReach 16 inReach remote 16 instellingen 7, 8, 15, 16
toestel 16
J
jager 10
K
kaarten 12, 13
afstanden meten 13
bijwerken 16
BirdsEye-afbeeldingen 14
instellingen 15, 16
navigatie 13
optioneel 19
oriëntatie 13, 15
zoomen 5, 15, 16 kalibreren, hoogtemeter 14 knoppen 1
training 6, 7 kompas 5, 13
kalibreren 13
navigeren 13 koppelen
ANT+ sensoren 19
smartphone 9
M
maateenheden 16 microSD kaart. Zie geheugenkaart MicroSD kaart. Zie geheugenkaart
N
nabijheidswaarschuwingen 14 navigatie 6, 13
hoogtemeter 14
O
opladen 18
halsband 2
handheld 2 oppervlakteberekening 14 overbrengen, sporen 18
P
Peil en ga 13 peilingwijzer 13 pictogrammen 5 positieformaat 16 problemen oplossen 19 productregistratie 16
R
radiocommunicatie 5 radiocommunicatie met vrije baan 5 radiofrequenties 4 reddingsmodus 11 reisinformatie
herstellen 14
weergeven 14 reisplanner. Zie routes routes 12
bewerken 12
instellingen 16
maken 12
navigeren 12
verwijderen 12
S
satellietsignalen 3, 14
ontvangen 2
scherminstellingen 15 schermknoppen 2 schermverlichting 18 slaapmodus 5 smartphone 9
applicaties 9 koppelen 9
software
bijwerken 16 updates 16
SOS 7, 8
annuleren 8
verzenden 8 specificaties 17 sporen 6, 13
instellingen 16
navigeren 13
vastleggen 13
T
tempe 16, 19 Tempe 16 temperatuur 19 toestel, onderhoud 17 toestel registreren 16 toestel schoonmaken 17 tonen 15 TracBack 13 tracking 7, 8 training, toon 6
U
updates, software 16 USB
connector 1
loskoppelen 19
V
vervangingsonderdelen 19, 20 verwijderen, alle gebruikersgegevens 19 VHF-antenne 1, 20 via-punten 11
opslaan 11 voedingskabels, zekering vervangen 21
W
waarschuwingen 10
hond 15
locatie 6 waypoints 13
bewerken 12
opslaan 11, 12
projecteren 12
verwijderen 12 weer 8, 9
inReach 9 WiFi 9
verbinden 9
Z
zekering, vervangen 21 zoomen, kaarten 5
Index 23
Page 28
support.garmin.com
GUID-CC4A1B19-DB82-48BD-8D75-7947204EE1A0 v3Februari 2021
Loading...